De Leeuw in de achteruitkijkspiegel. Het weekblad De Volksunie-Wij van 1955-1978 over het verleden en de historiografie van de Vlaams-nationale partijpolitiek. (Bart Seldeslachts)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk V: Historiografie

 

 In dit hoofdstuk gaan we na of De Volksunie-Wij op de hoogte was van de nieuwe ontwikkelingen in de historiografie van de Vlaamse Beweging. We onderzochten hiervoor boekbesprekingen over de Vlaamse Beweging die verschenen in De Volksunie-Wij. We vergeleken deze met wetenschappelijke boekbesprekingen om een objectief oordeel te kunnen vellen. We onderzochten ook de invloed van de nieuwe historiografie op De Volksunie-Wij: inhoeverre paste men vroeger ingenomen stellingen aan of niet?

 Reeds in de vorige hoofdstukken zagen we dat De Volksunie-Wij verschillende keren citeerde uit de historische overzichtwerken van Basse en Lamberty die juist voor de Tweede Wereldoorlog waren gepubliceerd. Deze bleven lange tijd de enige synthesewerken over het interbellum. Vanaf het verschijnen van de geschiedenis van de Vlaamse gedachte en 25 jaar Vlaamse Beweging van Elias citeerde De Volksunie-Wij hieruit. Van andere auteurs die over de Vlaamse Beweging schreven vinden we enkel citaten terug als hun boek besproken werd in De Volksunie-Wij. Twee uitzonderingen hierop zijn Verdoodt[872] en Vinks[873] waarvan heel het boek in afleveringen terug te vinden is in De Volksunie-Wij.

 

 

1. De lange 19de eeuw (1780-1914)[874]

 

Na de Tweede Wereldoorlog had Elias alle tijd voor een ernstige studie.[875] Elias was in de actieve politiek gestapt nadat het duidelijk was geworden dat hij door zijn Vlaams-nationalistische opstelling geen universitaire loopbaan als historicus zou kunnen doorlopen. Elias was de drijvende kracht achter de Vlaamsch Nationale Volkspartij en één van de voormannen van het VNV. Na de dood van De Clercq in 1942 werd Elias leider van het VNV, zonder dat de collaboratiepolitiek fundamenteel werd herzien. Hierdoor werd hij na de Tweede Wereldoorlog veroordeeld en verbleef hij 15 jaar in de gevangenis. In 1963-1965 publiceerde Elias zijn geschiedenis van de Vlaamse gedachte.[876]

Walter Luyten besprak het werk van Elias in een viertal artikels[877]. Dat Luyten zeer tevreden was over het werk van Elias stak hij niet onder stoelen of banken. "Het is een werkelijk diepgaand genuanceerde uiteenzetting, die aan de hand van de feiten, rekening houdt met alle interpretaties en mogelijkheden, behoudt de draad van een glasheldere synthese, verwoord in een mooie taal. Naarmate men vordert in het werk stijgt de bewondering voor dit ontzaglijke werk dat, in zulke grootse opvatting, normaal het resultaat van een ploeg geleerden zou moeten zijn."[878] "Grootste opbouw van het gegeven, het diep en streng wetenschappelijk doordringen in de behandelende stof en de verwerking in een heldere, bijna literaire synthese, tot een moment in de Vlaamse geschiedschrijving."[879]

Luyten maakte van deze boekbesprekingen gebruik om zich tegen de repressie, partijdige IJzerbedevaarten en partijdige historici uit te spreken. "Wanneer (…) zal dit volk al de potentiële krachten die het bezit, kunnen aanwenden op hun meest geëigende terreinen? Zodat historici niet langer aan politiek moeten doen, de kankerspecialisten geen voorzitter van de IJzerbedevaarten moeten worden, en de kunstschilders niet in Zwitserse ballingschap moeten terechtkomen?"[880] Verder betreurde Luyten het feit dat de verfranste burgerij na de Franse overheersing in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden niet was vervolgd. "Het was dan ook een onvergeeflijke flater van Willem I dat hij de macht van de verfranste burgerij, toen ze in 1814 geestelijk down was, niet brak door namelijk hen een epuratie te bezorgen naar het model van de uit Londen terugkerende Belgische regering in 1944."[881] Dit is voor De Volksunie-Wij en Luyten in het bijzonder, toch wel enigszins een harde opstelling tegenover deze bevolkingsgroep, aangezien Luyten zich tijdens zijn politieke carrière vooral bezig hield met de mensenrechten in zowel eigen land, als in het buitenland.[882] De Volksunie-Wij reageerde altijd tegen de gevoerde repressie na de Tweede Wereldoorlog.[883] Toch zag De Volksunie-Wij in dit artikel de epuratie 'naar het model van de uit Londen terugkerende regering in 1944', als een aanvaardbaar en goed middel dat men kon gebruiken. De Volksunie-Wij vond de epuratie dus blijkbaar wel verantwoord als ze het kon gebruiken tegen de 'verfranste burgerij'.

 Van der Elst schatte Elias zeer hoog in, hij was er immers van overtuigd dat Elias nog lang na zijn dood "zou genoemd, geroemd en geciteerd worden."[884] "Wel zeer weinig zal aan de speurende blik van de historicus ontsnapt zijn."[885] "Elias heeft zijn werk geschreven met strenge wetenschappelijke objectiviteit."[886] Vooral de 'samenvatting' en het 'algemeen besluit' waren volgens Van der Elst aan te bevelen omdat "de auteur op een zeer subtiele en genuanceerde wijze de gedachtestroming in de besproken periode samenvat en interpreteert ten einde tot een dieper en juister inzicht te komen. Zijn leven is een leven geweest in dienst van de Vlaamse Gedachte, in dienst van een grote idee. Ik kan getuigen dat hij deze gedachte steeds trouw gebleven is, ook in de moeilijkste en gevaarlijkste omstandigheden zowel tijdens als na de oorlog. De objectieve geschiedschrijver zal dit eens moeten erkennen."[887]

Van der Elst greep deze boekbespreking aan om de geringe belangstelling van historici voor de Vlaamse Beweging in de verf te zetten. "De Vlaamse Beweging is een boeiend historisch verschijnsel, hierdoor is het gemis aan belangstelling door onze universitaire kringen des te onbegrijpelijker. Blijkbaar ontbreekt in België de geestelijke vrijheid om iets anders te schrijven dan 'officiële geschiedschrijving'. Daarom moeten we Elias des te erkentelijker zijn omdat hij de moed en de volharding opbracht deze leemte te vullen en voor de Vlaamse Beweging dit moment op te richten."[888]

Op geen enkel ogenblik werd er inhoudelijke commentaar gegeven op de studie van Elias. Luyten en Van der Elst gaven enkel een samenvatting van de resultaten van het onderzoek van Elias. Wils en Willemsen wezen toch op een andere interpretatie van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Wils vond het eerste deel van Elias een zeer waardevolle studie "zodat dit werk voor lange tijd als norm zal gelden".[889] In zijn commentaar op de andere delen werd Elias door Wils omschreven als een scherpzinnig vakman en een historicus met een grote eruditie en volgehouden objectiviteit. Willemsen zag in de publicatie van Elias "een poging tot revanchering, maar dan een revanchering op een hoger plan dan dat van de gebruikelijke memoiresschrijverij van uitgerangeerde politici, nl. door een groot historisch standaardwerk te schrijven. Hij is daar tenvolle in geslaagd. Het uit dit werk blijkende vermogen tot objectivering van een historisch fenomeen, waarmee hij zo nauw verbonden is, is bij een auteur met een dergelijke achtergrond ronduit bewonderenswaardig."[890] Wils betreurde de beperking van de studie tot de Vlaamse gedachte, en had liever een uitbreiding naar het concrete politieke optreden gezien. Willemsen vond de samenvattingen in het werk van Elias zeer waardevol.

Wils was het niet eens met de bewering van Elias dat het aandeel van het Belgisch bewustzijn in de eerste Vlaamse Beweging kleiner was dan het Nederlandse. Elias kende een groter aandeel toe aan het Orangistische erfdeel in de Vlaamse beweging dan aan het erfdeel van de katholiek Vlaamse traditionalisten. Willemsen wees ook op deze tegenstelling: "Elias verwerpt de these van Wils, als zou de beweging voor 1830 liberaal en Nederlands zijn geweest tegenover godsdienstig en Belgisch-Vlaams na 1830."[891]

De stelling van Elias in deel III en IV dat het Vlaams-nationalisme moest ontstaan, vond Willemsen "een onhoudbare interpretatie, voorkomend uit een, hoezeer ook genuanceerd voorgedragen, apriorisme van de schrijver".[892] Volgens Willemsen dachten de Vlaamsgezinden niet aan politieke autonomie, doorgaans de eis van nationale minderheden, omdat de Vlaamse bevolking de meerderheid in de staat vormde. Wils beklemtoonde dat het Vlaams-nationalisme niet moest ontstaan, "maar het kwam logischerwijze voor toen er in het bestaande stelsel geen ontplooiingsmogelijkheden gevonden werden".[893] Wils benadrukte dat er in het kader van de Vlaamse machteloosheid, naast de prioriteit van het partijbelang boven het Vlaamse belang, ook nog verschillende andere belangen bestonden.[894]

 

Voor de publicatie van de geschiedenis van de Vlaamse gedachte was er reeds een eerste golf van verwetenschappelijking begonnen in de historiografie van de Vlaamse Beweging voor de Eerste Wereldoorlog. Zo verschenen er verschillende bronnenedities, biografische studies en een groot aantal monografieën over deelaspecten van de negentiende eeuwse Vlaamse Beweging. Lode Wils was een historicus die reeds in deze periode publiceerde en zijn werk leidde er toe dat het in de jaren 1970 en 1980 tot een tweede golf van verwetenschappelijking kwam.[895] Er onstond een interpretatiedebat en door sommigen werd er zelf opgeroepen tot een anti-Wilsschool.[896]

Lode Wils was doctor in de rechten en geschiedenis en vanaf 1965 docent. Hiervoor was hij studiemeester geweest in het Koninklijk Atheneum van Hasselt en Deurne. Hier beleefde hij de schoolstrijd aan den lijve en maakte een moeilijke tijd door. Verscheidene jaren werd hij tegengewerkt wegens zijn katholieke overtuiging en omdat hij in rechtse bladen publiceerde. Zo miste hij keer op keer een benoeming, alhoewel hij veel hoger gekwalificeerd was. "Dat heeft mij getekend… en mijn politieke overtuiging bepaald. De eerste keer in het stemhokje stemde ik voor de Volksunie. Vier jaar zonder een benoeming waar ik recht op had, deden mij voor de CVP kiezen. Dat is niet meer veranderd. Het was een moeilijke periode. Ik was pas getrouwd. Mijn vrouw was net bevallen."[897]

 Voordat Wils zich duidelijk uitsprak tegen de Volksunie en voor de CVP, verontschuldigde De Volksunie zich voor de geleverde kritiek op het werk van Wils. De Volksunie stelde zich vriendschappelijk op tegenover Wils. De Volksunie had een andere mening, maar ging zelf op zoek naar redenen om te verklaren waarom Wils zich vergiste -of waarom hij zich niet duidelijk genoeg had kunnen uitdrukken. "In één klein artikel heeft Wils waarschijnlijk niet de gelegenheid gehad om klaar en volledig zijn zienswijze uiteen te zetten."[898] Omdat Wils zich uit sprak tegen het anti-belgicisme schreef De Volksunie: "Hij heeft goede bedoelingen, maar zit op een verkeerd spoor."[899] De Volksunie hoopte dat Wils hen de commentaar niet kwalijk zou nemen. Ieder artikel begon met lofbetuigingen aan het adres van Wils. Wils was "een verdienstelijke jonge historicus die reeds een paar interessante bijdragen heeft gepubliceerd over de Vlaamse Beweging".[900] De Volksunie benadrukte de bevoegdheid van Wils nog eens extra door uitdrukkelijk te stellen "dat hij zijn zaken goed kent."[901]

Nadat Wils zich openlijk voor de CVP uitsprak, verscherpte de toon in De Volksunie. Via een lezersbrief werd Wils zwaar op de korrel genomen.[902] Er zijn verschillende redenen om aan te nemen dat De Volksunie achter de inhoud van deze lezersbrief stond. In 1958 verscheen De Volksunie maar 24 maal per jaar met 8 bladzijden. Voor de Volksunie was het weekblad in deze periode bijna de enige manier om naar buiten te treden. Als de redactie niet achter de inhoud stond, zou ze de lezersbrief waarschijnlijk niet gepubliceerd hebben wegens plaatsgebrek. De aanvallen op Wils waren dikwijls ook zeer persoonlijk. Dit ging van 'CVP historicus' met een onvolledig en misleidend betoog, nogal goedkoop tot de schreeuwende titel van 'Wils: geschiedenisvervalser'.[903] Deze lezersbrief was er gekomen als een reactie op een artikel van Wils in De Standaard van 8 en 9 januari 1958. Hierin besprak Wils zijn stelling dat de katholieke partij aan de basis lag van de Vlaamse Beweging. Wils koppelde daar gevolgtrekkingen aan voor de toekomst en in het kader van de schoolstrijd kwam hij tot het besluit dat het wenselijk was voor de CVP te stemmen en schadelijk om voor de Volksunie te stemmen. "In elk geval zullen de aanstaande verkiezingen (kamer 1958) wat winst geven aan de Volksunie, tot grote voldoening van de anti-Vlaamsgezinden die dan vier nieuwe werkjaren zien aanbreken."[904] Onze briefschrijver was hier niet mee eens. Hij haalde verschillende argumenten aan die moesten bewijzen dat de vrijzinnigen, ook voor de Eerste Wereldoorlog verschillende bijdragen hebben geleverd aan de groei van de Vlaamse Beweging. Zijn argumentatie kwam uit het boek van Peeters, waar uitdrukkelijk naar werd verwezen.[905] Het is dan ook niet verwonderlijk dat het hele artikel een pleidooi was om niet voor de CVP te stemmen. Dit was logisch want de CVP bleef vijand nummer één voor de Volksunie. Het feit dat zowel de CVP als de Volksunie in dezelfde kiesvijver moesten vissen, kon de Vlaams-nationalistische furie slechts aanwakkeren.[906]

Aan het einde van de lezersbrief plaatste de redactie nog een nota. Deze ging echter niet over de stellingen van de schrijver W.D. uit Antwerpen tegenover Wils, maar wel over een inhoudelijke verbetering aan de voorbeelden van onze schrijver; de opgesomde personen, zoals Willems, Snellaert, De Raet, in het artikel van W.D. waren wel vrijzinnigen, maar niet altijd partijpolitieke linksen. Hierdoor wou De Volksunie de bekende Vlaamse figuren recupereren en vermijden dat de lezers zouden denken dat, in kader van de schoolstrijd, de Volksunie een linkse partij was. Deze nota eindigde met de aanvulling: "Wij en wij alleen zijn de regelrechte voortzetters van hun (=De Raet en anderen die reeds voor 1914 een Vlaamse partij boven de doopvont (bij wijze van spreken) te Brussel hield.) traditie."[907]

 

De Volksunie besteedde veel aandacht aan de koppeling van het verleden aan het heden en de toekomst. Wils werd de les gelezen: "geschiedenis moet dienen om te begrijpen hoe het in het verleden was en werd en hoe het heden daaruit is gegroeid. Het heden kan men maar vergelijken met het verleden indien de gegevens van het vraagstuk hetzelfde blijven."[908] Deze opmerkingen van De Volksunie waren zeer hypocriet; het was immers juist De Volksunie die deze methodes toepaste om haar eigen gelijk te bewijzen. De Volksunie had de indruk dat Wils om een of andere redenen zijn publicaties moest "opdrijven".[909] De Volksunie vond dat dit niet ten goede kwam aan de kwaliteit ervan, en geloofde dat Wils "nood aan bezinking" had, "misschien wordt zijn volgende werk over de Antwerpse Meeting dan wel een definitieve werk. Zijn studies zijn dit vooralsnog niet…"[910] In de jaren 1970 typeerde Van der Elst, naar aanleiding van een artikel in De Standaard van 7 september 1970 waarin Wils hertoginnendal als een grote vooruitgang zag en Van der Elst als een Vlaamse nederlaag, Wils als een historicus die bekend stond "om zijn zeer persoonlijke en betwiste interpretaties van de geschiedenis."[911]

 

 De stelling van Wils dat de Vlaamse Beweging voor de Eerste Wereldoorlog vooral een katholieke beweging was kreeg in De Volksunie veel tegenkanting. De Volksunie beschuldigde Wils ervan "kleurenblind" te zijn en "niet in dienst van de geschiedenis te staan, maar wel van een bepaalde opvatting", deze opvatting definieerde De Volksunie als een "conservatieve traditionalistische gedachte".[912] De Volksunie vond dat Wils met de Vlaamse beweging tot 1914[913] "verder heeft willen springen dan zijn stok lang is. Zijn feitenkennis was blijkbaar niet groot én grondig genoeg om zich tot een nieuwe synthese te wagen: het essay [dus niet wetenschappelijk?] is onvoldoende historisch gestoffeerd, in het bijzonder wat betreft de periode na 1880."[914] De politieke oriëntering van de Vlaamse beweging 1840-1857[915] gaf volgens De Volksunie geen antwoord op de vraag waarom de eerste flaminganten in de loop van de jaren 1850 aan partijpolitiek gingen doen. De Volksunie vond het aandeel van de liberalen in de Vlaamse beweging voor 1900 veel groter dan Wils liet uitschijnen. De flaminganten werden, volgens De Volksunie, niet katholiek door het toedoen van de katholieke partij, maar wel door het toedoen van het katholiek zijn van Vlaanderen. In de houding van de politieke partijen tegenover de Vlaamse Beweging in de negentiende eeuw[916] onderzocht Wils via de dagbladpers de politieke oriëntering van de Vlaamse Beweging. Zijn besluit was dat de Vlaamse Beweging gedragen werd door de katholieke partij. Van der Elst vond dat Wils dingen wou bewijzen die onmogelijk te bewijzen waren door zijn onderzoek. "Het is niet omdat katholieke pers positief stond tegenover de eisen van de Vlaamse Beweging dat de katholieke partij hier ook achter stond of het persorgaan moest een partijorgaan zijn."[917] Inhoudelijk ging Van Der Elst de Nederduitse Bond als onafhankelijke partij beklemtonen. "De Meetingpartij was onafhankelijk, nadat een aantal liberalen weg gingen en de partij opging in de Katholieke partij bleef de Nederduitse bond zijn eigen kandidaten op de katholieke lijst aanduiden."[918] Van der Elst vond dat Wils zijn thesis niet kon bewijzen: "tot staving van de thesis van Wils is m.i. uit deze studie niets te weerhouden. De thesis van Wils is onhoudbaar."[919]

 De kritiek van De Volksunie-Wij op de wetenschapper Wils kan niet zomaar weggewuifd worden, aangezien hij ook uit andere hoeken hierop werd aangepakt. Zo wees bevoorbeeld Willemsen op een andere interpretatie van de Vlaamse Beweging door M. De Vroede. Deze wees op het belang van de liberale flaminganten: "uit het feit dat er in de voorgaande jaren ontegenzeggelijk grotere connecties waren van Vlaamsgezinden met katholieke instanties dan met liberale, mag, aldus De Vroede, niet afgeleid worden, dat de Vlaamse Beweging een katholieke beweging was of dat de katholieken de betekenis van die beweging hadden erkend."[920] "De intellectuele bijdrage van de liberale Vlaamsgezinden en hun activiteit in het uitdragen van de Vlaamse gedachte bepaalden in zeer hoge mate de inhoud van de Vlaamse Beweging, tot aan de Eerste Wereldoorlog toe. Wils ziet dit te zeer over het hoofd."[921] Willemsen vond de thesis van Wils zeer plausibel toch vroeg hij zich af hoe Vlaamsgezind de Katholieke partij zelf was of werd. En indien de Katholieke partij werkelijk zoveel aantrekkingskracht uitoefende hoe het liberale flamingantisme na 1860 verklaard moest worden? Willemsen stelde zich ook de vraag in hoeverre een personderzoek relevant was voor het bepalen van een politieke oriëntering van een beweging als de Vlaamse en vooral voor het vaststellen van politieke krachtsverhoudingen? Willemsen zag persstudies veeleer als een belangrijk hulpmiddel.[922]

 

 Reeds in 1955 reageerde De Volksunie op een artikel van Wils in De Standaard van 11 juli 1955 dat handelde over de figuur van Willems.[923] De Volksunie vond het artikel van Wils "genuanceerd, er wordt gegeven en genomen, maar de strekking is er"[924], hiermee bedoelde De Volksunie dat Wils, ten onrechte probeerde om van Willems een voorbeeldige Belg te maken. Wils deed dit door te ontkennen dat er voor Willems een Vlaams Waalse tegenstelling zou zijn. De Volksunie probeerde dit te ontkrachten door te citeren uit de briefwisseling van Willems. In de eerste Vlaamsgezinden zag Van der Elst geen Belgisch-nationalisten die alleen maar de annexatie van België bij Frankrijk wilden vermijden.[925] Willemsen daarentegen zag in de opkomst van de Vlaamse Beweging niet een reactie tegen maar wel een ondersteuning van België en vond dat de Vlaamse Beweging ontstaan was uit het enthousiasme van de omwenteling van 1830.[926]

 

 Toch evalueerde De Volksunie-Wij niet al het werk Wils in de periode na zijn outing als CVP'er negatief. Zo vond De Volksunie het werk over kanunnik David[927] "een flinke studie en een goede bijdrage tot de geschiedenis van de eerste jaren van de Vlaamse Beweging".[928] En het werk van Wils over het Daensisme werd vooral belangrijk geacht "om de studie van het ontstaan en de voorgeschiedenis, waar de dubbele basis van sociaal katholicisme en cultuurflamingantisme duidelijk naar voren treden".[929] Wij vond het een "welgekomen aanvulling op de boeken van Delafortrie, Van Isacker en Elias".[930]

 Willemsen en Balthazar benadrukten beiden dat de studie van Wils een leemte in de geschiedenis opvulde. "Wils besteedde ook aandacht aan de verwaarloosde Vlaams-democratische krantjes als bronmateriaal."[931] "De andere boeken hadden als hoofdpersoon Adolf of Pieter Daens en hun directe politieke optreden als onderwerp, Wils geeft, wat in de andere werken niet of slechts summier aanwezig was, de historische achtergrond van het Daensisme, waarvan de wortels teruggaan tot diep in de 19de eeuw, en hij plaatst het bovendien in een veel breder kader."[932]

 

 Er werden nog verscheidene andere auteurs behandeld. Zo werd de volledige historiografie van het Daensisme uitvoerig besproken. De werken van Elias, Van Isacker, Wils en Verdoodt[933] werden als wetenschappelijk ervaren, de boeken van Delafortrie en Boon[934] veeleer als gaande van een goede beschrijving tot "niet veel meer dan een verzameling feiten, feitjes en anekdoten" en een requisitoir voor de tegenstanders.[935] Het Daensisme in het arrondissement Aalst[936] van Verdoodt werd bijna integraal gepubliceerd in Wij. Bij de bespreking van Twintig eeuwen Vlaanderen vond Van der Elst dat Willemsen het Belgische staatsnationalisme dat reeds aanwezig was in de vorige eeuw onderschatte.[937] Volgens van der Elst bestond er een sterk Belgisch-nationalisme bij het ontstaan van België en ook in de daarop volgende jaren. Willemsen twijfelde hieraan omdat er niet veel publicaties bestaan die hier over handelen. Volgens Van der Elst reageerde het Belgisch-nationalisme na 1830 niet tegen de Vlaamse Beweging omdat het "Belgisch-nationalisme zo sterk was dat het de onbeduidende Vlaamse Beweging volledig over het hoofd kon zien en niet hoefde te bekampen".[938] Van der Elst vond dat Willemsen veel te verontschuldigend was voor de Belgische politiek. Toch is Van der Elst opgetogen over het werk omdat "Basse en Fredericq ontoereikend en verouderd waren en Elias alleen de Vlaamse gedachte behandelde".[939] Noch Wils noch Rombouts reageerden in hun wetenschappelijke boekbesprekingen tegen een onderschatting van de aanwezigheid van een Belgisch-nationalisme in hun wetenschappelijke besprekingen over het werk van Willemsen.[940]

 

 

2. De Eerste Wereldoorlog en het interbellum [941]

 

Het eerste synthesewerk na de Tweede Wereldoorlog over het interbellum was het tweede deel van de geschiedenis van de Vlaamsche en Groot-Nederlandse Beweging van Picard.[942] Leo Picard studeerde geschiedenis en sloot zich aan het einde van zijn studies in 1914 aan bij de Jong-Vlamingen. Geleidelijk aan raakte Picard meer overtuigd van een compromisvrede met Duitsland. In 1915 trad Picard uit het activisme en week hij uit naar Nederland. Hij keerde terug naar België na de Tweede Wereldoorlog om voor De Standaard te gaan schrijven. Ondertussen was Picard van progressief vrijzinnige geëvolueerd naar het socialisme.[943]

Het eerste deel van Picard werd goed bevonden door De Volksunie. Het tweede deel, verschenen in 1959, is volgens De Volksunie vrijwel waardeloos en niet te vergelijken met het eerste deel.[944] "Het boek vervalt in oeverloos gepraat, gezwam."[945] De Volksunie vond dit veeleer "journalistiek van geen hoog gehalte; het heeft niets meer te maken met geschiedschrijving".[946] De Volksunie reageerde tegen Picard omdat hij het verleden gebruikte om besluiten over het heden te trekken: de flaminganten moeten zich aansluiten bij de socialisten. De Volksunie vond dat Picard de Vlaamse Beweging te los van haar nationalistische ideologie bestudeerde. Toch is de eindbeoordeling van dit werk in De Volksunie niet onverdeeld negatief. "De betekenis en de verdienste van het activisme zijn juist gesitueerd. De hoofdstukken over de collaboratie daarentegen getuigen van vooringenomenheid."[947] Deze studie zou volgens De Volksunie beter de titel dragen "het einde van Picard."[948]

De heruitgave van de tweedelige geschiedenis van Picards evolutie van de Vlaamse Beweging van 1795 tot 1950 uit 1964 werd door Vinks besproken.[949] Vinks benadrukte dat het vooroorlogs nationalisme niet te herleiden was tot een verschijnsel dat teweeggebracht was door een crisis in het parlementarisme. Picards visie, dat alle Oostfrontstrijders onder de lading katholiek conservatief vallen, deelde Vinks al evenmin. Vinks gaf wel toe dat er vroeger in het Vlaams-nationalisme fouten waren begaan. "Het zal het realisme van de partij niet schaden wanneer wij uit de geschiedenis leren waar onze zwakheden en onze fouten in het verleden lagen."[950] Daarom vindt de auteur dat het boek van Picard "nuttig kan zijn bij de verdere constructie van ons flamingantisch verleden. Het boek is tot nadenken stemmend of tot tegenspraak uitlokkend."[951] Het veranderen van de titel, door het weglaten van Groot-Nederlands, werd negatief beoordeeld.[952] Picard werd gezien als iemand met veel"fantasie".[953] In 1973 werd het boek omschreven als "een stuk goede journalistiek waarin de stellingen niet door documenten werden onderbouwd".[954]

De wetenschappelijke boekbesprekingen van Willemsen en Bornewasser oordeelden dat het tweede deel van Picards boek nog veel meer een essayistisch karakter had dan het eerste deel.[955]

 De bespreking van de heruitgave van de evolutie van de Vlaamse Beweging werd besproken tegen de achtergrond van de discussie over Vlaamse frontvorming.[956] Vinks reageerde sterker dan in de vorige boekbespreking tegen de verenging van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging tot een sociaal-economisch probleem. "Zij die de essentiële waarheden beklemtonen, in de macht der idee geloven en haar zien als verbindingsteken met verleden en toekomst, zijn even nodig in een beweging als diegene die de contacten met de sociale, economische, culturele en politieke werkelijkheid leggen. Het is een kwestie van aanleg en temperament; beiden zijn echter nodig in een beweging die het hele volk wil aanspreken."[957] Vinks oordeelde dat een Vlaams travaillisme met het ontkennen van de nationalistische idee leidde tot "voor ons onaanvaardbare gevolgtrekkingen en simplificaties."[958] Vinks benadrukte als reactie op de stelling van Picard, over het einde van het nationalisme als nationale beweging, dat kleine groepjes een belangrijke rol kunnen spelen. Vinks gaf het voorbeeld van de Vlaamse Concentratie die hij vergeleek met de Volksunie. "De historische betekenis van de opkomst der Vlaamse Concentratie kan vergeleken worden met de verkiezingsoverwinning van 1961 der Volksunie: het eerste feit betekent de doorbraak van een muur van angst en wanhoop, het scheppen van een uitgangsbasis voor de start; zonder het tweede feit zijn veel van de jongste gebeurtenissen niet verklaarbaar."[959] Hierdoor trok Vinks de lijn van de Vlaamse Concentratie door tot aan de Volksunie.

 

 In dezelfde periode dat Picards tweede deel over de Vlaamse Beweging verscheen publiceerde Willemsen zijn studie over het Vlaams-nationalisme in het interbellum. Arie Willemsen promoveerde in 1958 bij Pieter Geyl[960] met een proefschrift over het Vlaams-nationalisme.[961] Zijn proefschrift was de eerste wetenschappelijke benadering van een onderwerp dat in de Belgische academische kringen nog taboe was. Na zijn studie volgde Willemsen de Vlaamse Beweging en was hij betrokken bij verschillende initiatieven die de culturele toenadering tussen Noord en Zuid ten doel hadden.[962]

 De Volksunie besprak uitvoerig het Vlaams Nationalisme 1914-1940.[963] De Volksunie vond het een zeer waardevolle en verdienstelijke studie die echt pionierswerk verrichtte omdat het de eerste studie was over het Vlaams-nationalisme in het interbellum. De Volksunie betreurde echter dat de studie van een Nederlander moest komen omdat "de Vlaamse professoren zo weinig moed of interesse hadden voor deze wezenlijke problemen".[964] De Volksunie vond het terecht dat de auteur tot een positieve houding kwam over het Vlaams-nationalisme.[965]

Bij de bespreking van de tweede editie van het werk van Willemsen verwees Wij naar het besluit waarin Willemsen stelde dat de politieke pressie in het interbellum resultaten had opgeleverd.[966] Bij de bespreking van Twintig eeuwen Vlaanderen[967] reageerde Van der Elst tegen het besluit van Willemsen dat het activisme schadelijke gevolgen had voor het Vlaams Nationalisme doordat het de Vlaamsgezinden verdeelde. Van der Elst benadrukte de verdeeldheid in de 19de eeuw en de scheiding tussen minimalisten en maximalisten waarin de frontbeweging ook een rol heeft gespeeld, die geen slechte zaak was. "Het Vlaams-nationalisme moest zijn eigen weg gaan."[968]

De Volksunie vond dat Willemsen onvoldoende gebruik had gemaakt verschillende soorten bronnen, en zich teveel had toegelegd op de correspondentie tussen Geyl en Borginon, waardoor de visie van deze twee figuren nogal doorwoog. Deze kritiek kwam ook uit wetenschappelijke hoek. Picard benadrukte dat hoewel de tweede uitgave van Willemsen aangevuld werd met nieuw historisch materiaal, ze toch voornamelijk gebaseerd was op de correspondentie en archieven van Geyl en Borginon.[969] Schepens wees op de verschillen tussen de drie uitgaven van Willemsen. "Het wekt bewondering dat Willemsen de moed heeft opgebracht om de zo complexe geschiedenis van Vlaanderen tijdens het interbellum voor de derde keer en fundamenteel te herdenken en te herschrijven."[970] Volgens De Vroede lag het verschil tussen de verschillende uitgaven in het feit dat Willemsen het Vlaams-nationalisme in het interbellum niet langer als een afgesloten maar als een tussenfase beschouwde.[971]

Voor De Volksunie was deze boekbespreking een aanleiding om de figuur van Borginon te bespreken. Door te stellen dat politiek een "moeilijk bedrijf is om leiding aan te geven", milderde De Volksunie de kritiek die ze had op Borginon.[972] In de boeken van Willemsen kwam volgens De Volksunie vooral postfactum uitleg van Borginon, die op "een schoolmanierachtige wijze probeert te bewijzen dat hij het altijd goed gezien heeft" naar voren.[973] Voor De Volksunie had Borginon een "zeer grote verdienste, maar kon toch nooit, met zijn eeuwige kritiek op alles en nog wat en zijn negativisme, als drijvende kracht worden beschouwd van het georganiseerd Vlaams Nationalisme."[974]

De scherpe kritiek op de figuur van Borginon kwam er waarschijnlijk omdat hij na de Tweede Wereldoorlog tegen een onafhankelijke Vlaams Nationalistische partij was. Borginon dacht dat het beter was druk uit te oefenen via een brede beweging, met name de Vlaamse Volksbeweging die hij toen steunde, op de grote partijen. In 1949 steunde hij, tegen de Vlaamse Concentratie de verruiming van de CVP.[975]

 Tien jaar na Willemsen publiceerde Elias vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging.[976] Wij benadrukte dat de "recente bekroning door een eminente geleerdenjury niet nodig was om de medespeler vrij te pleiten: Elias' waardemerk is de objectiviteit".[977] De hele bespreking in Wij ging over het activisme. Wij benadrukte de stelling van Elias dat er in het activisme een vergelijk werd gevonden tussen gelovigen en niet gelovigen. Het activisme werd gezien als een test waaruit bleek dat de Vlaams-nationalisten konden besturen. In een tweede bespreking werd er vooral aandacht besteed aan het feit dat het Vlaams-nationalisme altijd al bestaan had: "wat zich later manifesteerde was reeds embrionair aanwezig in het begin".[978] Indirect belichte Wij de verdeeldheid in het VNV: "Staf de Clercq weet de radicalen en de gematigden zoniet te verzoenen, dan toch te verenigen".[979] Van der Elst weerlegde de kritiek, zonder weer te geven van wie deze kwam, die geuit werd op Elias omdat hij te veel de nadruk had gelegd op de rol van de Vlaams-nationalisten in de Vlaamse Beweging en de rol van de andere partijen had verwaarloosd.[980] Uit de studie van Willemsen, die de andere partijen wel in zijn overzicht had betrokken, besloot Van der Elst dat deze partijen volledig vreemd waren aan de Vlaamse Beweging. "De zwakheid van de Vlaamse Beweging in de periode 1914-1940, vooral in de periode 1919-1929, hield verband met de zwakheid van het Vlaams-nationalisme als georganiseerde politieke macht. Innerlijke twisten, verwarring, gebrek aan een stevige organisatie, waren zoveel oorzaken van deze zwakheid. Pas na de oprichting van het VNV is hierin verandering gekomen en werd weldra de invloed van de Vlaams-nationale partij goed merkbaar: herinneren we aan de splitsing van de unitaire katholieke partij, de oprichting van het KVV en de ondertekening van het, federalistisch, beginselakkoord KVV-VNV, ontwikkeling naar cultuurautonomie en naar de splitsing van het departement van nationale opvoeding. De oorlog heeft die evolutie doorkruist."[981] Hier stelde Van der Elst het VNV voor als de eenheidsbeweging die tot macht en resultaten leidde.

 Het werk van Elias "was het hoogtepunt van Vlaams-nationalistische geschiedschrijving over deze periode, zowel door de rijkdom aan gegevens die het bevatte, als door de strekking: het activisme werd er beschreven en verontschuldigd als een natuurlijke doorbraak (een reactie op de anti-Vlaamse hetze vanuit Franstalige kringen) van het politiek nationalisme in de Vlaamse Beweging".[982] De conclusies van Elias kregen in het kader van zijn eigen verleden en dat van zijn partijgenoten het karakter van een individuele en collectieve zelfverdediging. De Vroede vond dat Elias een positiever oordeel over het activisme had dan Willemsen. Elias minimaliseerde de betekenis van de totalitair gezinde richting in het VNV.[983]

 

 Na de publicatie van vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging veranderde het klimaat. De publicatie van de gedenkschriften over de Vlaamse Beweging en de Belgische politiek van De Schrijver lag hier mee aan de grondslag.[984] De Schrijver was in 1962 docent geschiedenis geworden en hij reageerde tegen de overschatting van de rol van het Vlaams-nationalisme en "had vooral interesse en waardering voor de passivisten, die hij liever 'actief passieven noemde, uit de Eerste Wereldoorlog en de minimalisten uit het interbellum".[985] .De aandacht verschoof hiermee naar het passivisme, het Belgisch-loyale flamingantisme en de oorsprong van het minimalisme in de Eerste Wereldoorlog. Er ontstond een nieuw beeld van de Vlaamse Beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat beeld hield een definitieve breuk in met de Vlaams-nationalistische voorstelling van Elias. Het nieuwe beeld over de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog en het interbellum werd gesynthetiseerd in Flamenpolitik en activisme van Wils.[986]

 Van der Elst vond het eerste deel van Van Cauwelaerts 'gedenkschriften' een vrij oppervlakkig historisch overzicht en veelal ontgoochelend. Van der Elst verwees verschillende malen naar vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging van Elias om te bewijzen dat de figuur van Van Cauwelaert eenzijdig werd voorgesteld. De uitspraak dat "het activisme een vreemd gewas dat zorgvuldig voorbereid en kunstmatig door de Duitse veroveringspolitiek op de Vlaamse Beweging was ingeënt", werd door van der Elst omschreven als een uitspraak "tegen de meest elementaire historische waarheid in".[987] Van Cauwelaert werd door van der Elst gezien als een pion van de Belgische regering. "Zijn tactiek van zwijgt en vecht heeft geen enkel resultaat opgeleverd noch tijdens noch na de oorlog."[988] "Na zoveel jaren is het hem (Van Cauwelaert) nog onmogelijk met sereniteit te schrijven over het verleden en kan hij zijn verbittering tegenover diegenen die hem niet blindelings volgden, doch hun eigen weg gingen volgens hun overtuiging, niet wegcijferen. Hij blijft onverdraagzaam en eenzijdig, met wrok bezield."[989]

De historicus Vroede was na de lectuur van het boek teleurgesteld omdat het werk onvolledig was. In tegenstelling met Van Der Elst vond De Vroede het een onpersoonlijk verhaal, aangevuld met veeleer occasionele getuigenissen.[990] Wils vond dat Van Cauwelaert zijn eigen standpunt vereenzelfdigde met de zaak die hij wilde dienen: wie en wat tegen zijn visie inging, was anti-Vlaams. "In zijn mémoires, die hij in zijn levensavond schreef, was dit nog niet veranderd."[991] Claeys-Van Haegendoren wees op het genuanceerde beeld dat Van Cauwelaert had over de Belgische regering tijdens de Eerste Wereldoorlog; hij was er zeker niet louter een pion van.[992] Lode Wils wees op de grote rol van de actieve passivisten, die een ramp voorkomen hebben, en hierdoor een Vlaamse bloei gewaarborgd hebben. "Zij hebben het Vlaamse bewustzijn hooggehouden".[993] Wils concludeerde wel dat er "een uiteenzetting van de Belgische en Vlaamse problematiek in 1914-1918, die zou toelaten om het standpunt van Van Cauwelaert in zijn kader te plaatsen, het daardoor te verduidelijken en desnoods te relativeren", ontbrak.[994]

 De Volksunie betreurde in 1958 dat Wils niets schreef over de rol van de Vlaams-nationalisten en de vooruitgang in het interbellum.[995] Wanneer Wils dit wel deed in Flamenpolitik en activisme was Van der Elst het oneens met Wils, "die zijn vooringenomen these over het ontstaan van het activisme wilt bewijzen".[996] Van der Elst was opgetogen dat niet alle historici zich lieten leidden door de eenzijdige voorstelling van Wils.[997] Wils vond het activisme een schepping van de Duitsers. Van der Elst vond daarintegen dat het activisme ontstond door de toestanden in België, uit de groeiende verbittering van een aantal radicaal Vlaamsgezinden ten overstaan van de politieke onmacht van de Vlaamse Beweging van voor de Eerste Wereldoorlog. Van der Elst vond dat Wils probeerde de activisten in diskrediet te brengen door onder meer te verwijzen naar een Duitse afstamming. Van der Elst oordeelde dat het activisme niet verantwoordelijk was voor het ontstaan van een anti-Belgische mentaliteit in de Vlaamse Beweging. "Er zijn reeds in de 19de eeuw uitingen van een anti-Belgische mentaliteit in de Vlaamse Beweging vast te stellen. Het waren vooral de verbitterde frontsoldaten die na de oorlog hun haat tegen België uitschreeuwden."[998]

De historicus Buning vond dat Wils in Flamenpolitik en activisme te snel oordeelde vanuit zijn sympathie en antipathie: Wils uitte zich herhaaldelijk ongenuanceerd. Buning ging niet akkoord met Wils dat de activisten aan de leiband van de Duitsers liepen. "Het activisme was geen Duits mombakkes, doch een plant van Vlaamse bodem, een fase in de Vlaamse Beweging. Een fase, die de vloeiende overgang laat zien van een emancipatiestrijd van het culturele naar het politieke stadium. Als zulkdanig heeft het activisme een rol vervuld als katalysator, als schoktherapie."[999]

Overgens had De Volksunie al in 1956 gereageerd op een artikel van Wils in Kultuurleven.[1000] Wils vond hierin dat de Vlaamse Beweging sedert de Eerste Wereldoorlog in een malaise was terechtgekomen; hij vergeleek de afwijzing van de liberale staat door de ultramontanen in de negentiende eeuw met de Vlaamse extremisten die de Belgische staat afwezen. De vergelijking moest duidelijk maken dat in beide gevallen de extremisten de zaak eerder achteruit dan vooruit hielpen. De Volksunie vond dat deze vergelijking niet opging. Het conflict tussen ultramontanen en liberaal katholieken was, volgens De Volksunie te herleiden tot een probleem van scheiding tussen Kerk en staat, het andere conflict tot een probleem in de verhouding tussen volk en staat. Het tweede was niet te scheiden omdat het volk de substantie zelf uitmaakt van de staat. De Volksunie vond het onzin te zeggen dat er een malaise heerste in de Vlaamse Beweging tussen de twee wereldoorlogen: "het was de enige periode waarin de latente malaise overwonnen werd waaraan de Vlaamse Beweging steeds geleden had. Er is de laatste jaren een al te optimistisch beeld opgehangen van de Vlaamse Beweging in de periode die de oorlog 14-18 onmiddellijk vooraf ging, en dit onder invloed van zekere herinneringen aan de strijd voor de Vlaamse hogeschoolgeschiedenis. Het was juist de diepe ontgoocheling dat de eis van bestuurlijke scheiding deed ontstaan, en van hen activisten heeft gemaakt. Men lost niets op met een positieve houding tegenover de Belgische staat en het anti-belgicisme der zogenaamde extremisten te veroordelen."[1001] De Volksunie stelde dat de achteruitgang van de Vlaamse Beweging het gevolg was "van een positieve houding, van het belgicisme; als men stopt met vechten dan wordt men machteloos. De waarheid is dat de Vlaamse Beweging als taalbeweging, als Belgische beweging geen toekomst meer heeft, geen gevechtswaarde; zonder een Vlaams nationaal bewustzijn, zonder een nationale beweging, zonder een nationaal idee, met geen idealisme, strijdvaardigheid en inzet van de gans persoonlijkheid. Het gaat niet om Vlaams gelijk te stellen aan Belgisch tenzij men het Vlaams herleidt tot regionalisme, folklore en aldus de Vlaamse Beweging als nationale beweging verloochent."[1002]

De Volksunie gaf als definitie voor anti-belgicisme "het verwerpen van de Belgische ideologie, de ideologie van de eenheidsstaat, het staatsnationalisme dat nog steeds bestaat in: de repressie, het sterk afwijzen van het federalisme, waardoor een volk dan ten dode is opgeschreven."[1003] De Volksunie stelde dat het fout was van Wils om in het anti-belgicisme alleen maar het vernietigen van de Belgische staat te zien. "Deze kinderziekte is al lang overwonnen. Zo ook slaat de heer Wils de bal mis wanneer hij de zaken voorstelt alsof de Vlaams-nationalisten of althans een fractie zou rondlopen met het plan van vandaag op morgen een Groot-Nederlandse staat te stichten. Ook de aanhangers van een Groot Nederland zijn realist genoeg om de ogen niet te sluiten voor hinderpalen allerhande. Nu staan we voor het federalisme en dit is in se niet anti Belgisch."[1004] De Volksunie bleef bij hun visie op het activisme, verdedigde het anti-belgicisme en de Groot-Nederlands politiek van de Vlaams-nationalisten tijdens het interbellum, maar stelde dat de Vlaams-nationalisten nu een realistische politiek van het federalisme volgden.

 

Van der Elst reageerde tegen de "officiële geschiedschrijving" in dienst van het "staatsraison".[1005] Van der Elst zocht tevergeefs in de Vlaamse opstanding van Lamberty "naar enige tekortkomingen, enige fout vanwege de minimalistische voormannen, zij en zij alleen hebben het steeds juist gezien, hebben steeds gelijk gehad, hebben alle verdiensten. Geen kritiek op Belgische regeringen of op de traditionele partijen- met enige uitzondering voor de liberale partij waarvan de anti-Vlaamse houding moeilijk kon verzwegen of goedgepraat worden. De kritiek wordt eenzijdig voorbehouden voor de Vlaams-nationalisten. Als de Vlaams-nationalisten tegen de taalwetten stemmen is dat natuurlijk negativisme maar als de socialisten ditzelfde doen dan is dit geen negativisme. De niet naleving van de taalwetten is belangrijk om de collaboratie in het Vlaamse land te begrijpen. Hij negeert de fundamentele tegenstelling tussen 'minimalisten' en 'maximalisten', tussen 'realisten' en 'extremisten' in zijn terminologie. Deze laatste worden daardoor een hoop warhoofden, lawaaimakers zonder politiek inzicht. Het gaat niet op te verzwijgen dat de 'minimalisten', de taalflaminganten, steeds hardnekkig de unitaire Belgische staatsstructuur verdedigd hebben, de zgn. 'Belgische eenheid', dat zij alleen een 'taalkwestie' zagen in het nationaliteitenconflikt, op te lossen door enkele taalwetten. Daartegenover stonden de Vlaams-nationalisten met hun visie, met hun overtuiging, met hun ideologie: zij eisen meer dan de taalwetten zij eisen de hervorming van de staat, de erkenning van het Vlaamse volksbestaan niet alleen verbaal, maar door aangepaste politieke strukturen. Daarom werden zij bestreden voor 'extremisten' gescholden, verketterd en veroordeeld. Zij waren beslist geen 'opportunisten', maar de echte realisten die het probleem juist gezien hadden: geen taalkwestie, maar een nationaliteitenconflikt. Dit moest dan toch geschreven worden naar aanleiding van dit boek waarin het Vlaams-nationalisme niet tot zijn recht komt."[1006] In een volgende artikel kwam Van der Elst hier nog op terug. "Ongetwijfeld was zijn oom, Lodewijk de Raet, die reeds voor de Eerste Wereldoorlog de promotor was van een Vlaamse Volkspartij en zich aldus opstelde tegen de Belgische politieke partijen, reeds een Vlaams-nationalist. De stroming die de Vlaams-nationalisten in de Vlaamse Beweging vertegenwoordigen is niet ontstaan met of uit het activisme: zij was aanwezig van bij het ontstaan van de Vlaamse Beweging."[1007]

De studie van Boudens beoordeelde Van der Elst positief: "Boudens is geen beginneling maar een geschoold en ervaren historicus die zijn onderwerp grondig heeft bestudeerd en een zo genuanceerd en objectief mogelijk beeld poogt te schetsen. De lectuur van dit boek is in vele opzichten releverend en aan te bevelen."[1008] Van der Elst ging ook in deze boekbespreking inhoudelijk dieper in op de rol van Van Cauwelaert in het boek en besloot dat deze overdreven was. In de wetenschappelijke boekbespreking van Luc Schepens kwam alleen de opmerking dat het besluit van Boudens niet ver genoeg ging en "een aantal handelingen van de kardinaal al te zeer in de mantel van de christelijke naasteliefde hult".[1009] Tot de jaren 1970 had het onderzoek naar het interbellum vooral het karakter van geïsoleerde studies. Na 1970 werd het onderzoek van het interbellum verwetenschappelijkt en systematischer aangepakt.[1010]

 

 Boeken van auteurs uit 'het eigen nationalistische kamp', zoals die van De Bruyne, Demoen werden zonder meer aanbevolen.[1011] Andere kregen een meer inhoudelijke bespreking zoals bevoorbeeld de biografie van Dosfel en de studie van Delafortrie over Van Severen.[1012] In 1963 schreef De Volksunie naar aanleiding van het boek Delafortrie: "De allerlaatste evolutie van Van Severen kwam nog nauwelijks tot uiting in het Verdinaso; alleen de naaste medewerkers van de leider konden haar volgen. De overgang van het autoritaire, het militante, naar het sociale en -het woord moet in dit verband verrassend klinken-gezond democratische werd brutaal onderbroken door de oorlog en de dood van Van Severen."[1013] Vier jaar later beoordeelde Van der Elst het Verdinaso als ondemocratische stroming in de geschiedenis. "Er is in de jaren 1930 vooral onder invloed van Van Severen een uiterst rechtse, anti-parlementaire en anti-democratische stroming aan bod gekomen in het Vlaams-nationalisme. Het moet duidelijk zijn dat het Vlaams-nationalisme als ideologie niet noodzakelijk samengaat hetzij met linkse, hetzij met rechtse stromingen: het is een zelfstandige ideologie."[1014]

Het Verdinaso werd hier als bliksemafleider gebruikt door Van der Elst om de aandacht van het rechtse VNV af te leiden: het Verdinaso was het 'foute' Vlaams-nationalisme. Toch werd het Verdinaso niet losgelaten: de figuur van Van Severen werd geïncorporeerd als martelaar van het Vlaams-nationalisme.

 

 

3. De Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep [1015]

 

De Volksunie-Wij betreurde dat er geen grondige studies werden gepubliceerd over het Vlaams-nationalisme tijdens de Tweede Wereldoorlog en over de repressie. "Moge de beknopenheid over de collaboratie, repressie en verzet, jonge Vlaamse historici er toe aanzetten de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging te vervolledigen."[1016] "We kunnen ons niet ontdoen van een zekere ontgoocheling omdat het epos van het Vlaams vrijwilligerslegioen nog steeds ongeschreven blijft."[1017] "Wanneer schrijft Vlaanderen het verhelderend document dat we nodig hebben om met een stukje zelfvertrouwen de geobsedeerde epurators en neo-epurators en anti-nationalisten van antwoord te dienen?[1018] "We hebben tot op heden nog geen objectief historisch werk over de oorlogsjaren, over bezetting, collaboratie en verzet."[1019] Toch zag Van der Elst in de jaren 1970 dat er meer wetenschappelijk werk werd geproduceerd over de Vlaamse Beweging. "Het is lange tijd treurig gesteld geweest met het bestuderen van de Vlaamse Beweging. Aan onze universiteiten is het onderwerp steeds taboe geweest. Belangstelling voor de Vlaamse beweging is sedert enkele jaren enorm toegenomen."[1020]

 De studie van de Tweede Wereldoorlog in België en meer specifiek van de Vlaamse Beweging tijdens de oorlogsjaren kwam traag op gang. Tot 1970 werden er vooral memoires en dagboeken gepubliceerd. Deze werden aangevuld met collaborerende Vlaams-nationalisme geëngageerde journalistieke bijdragen over de repressie, vooral van nemrod, pseudoniem van Renaat de Muyt en Arthur de Bruyne. Deze tendens werd nog versterkt door een aantal gebeurtenissen, zoals de spooktreinen, de moorden te Abbeville, die na de oorlog tot geruchtmakende affaires uitgroeiden. Al deze publicaties toonden hoezeer de kritiek op de repressie het beeld van de Vlaamse Beweging in de Tweede Wereldoorlog tijdens de jaren 1945-1980 beheerste. Vele daarvan steunen op gedachte dat Belgische staat de bestraffing van de collaboratie in 1945 had gebruikt (misbruikt) om de Vlaamse Beweging definitief de mond te snoeren. Vanaf 1970 kwamen er verschillende studies over de Tweede Wereldoorlog. Het is echter pas in de jaren 1980 en 1990 dat de verwetenschappelijking van de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog en de repressie doorgang vond.[1021]

 Wij vond in 1966 feest van de haat "geen geschiedschrijving maar een plaatsen in zijn actuele context. Het oordeel van Nemrod over de collaboratie is uiterst verstandig en genuanceerd. Het is tot nu toe het volledigste werk over repressie en amnestie. Het onrecht dat tallozen en tot de besten van ons volk toen werd aangedaan is te groot, heeft vooral te lang geduurd, dat we nog enige hoop zouden kunnen hebben op begrip dat tot amnestie zou leiden. Daarom is de tijd van het smeken om amnestie voorbij! Dit is geen smeekschrift! Nu is het ons alleen nog om waarheid en recht te doen. Recht dat we bereiken zullen, tegelijk met de vrijheid voor ons volk. De rechtspraak van negerkoningen was een bandenloos feest van losgeslagen haat."[1022]

Het boek van repressie tot Egmont, 35 jaar Vlaamse strijd was een bundeling van de gepubliceerde artikelenreeks '30 jaar Vlaamse strijd' in Wij van Vinks die hij op vraag van hoofdredacteur Martens geschreven.[1023] De biografie van Borms door Vinks werd als zeer nuttig verwelkomd: "het is geen wetenschappelijk, historisch werk maar een politieke biografie.[1024] Toch is het betrouwbaar en kritisch tegenover de bronnen. De grote verdienste van dit boek is dat het de stilaan in de Vlaamse geschiedenis binnensluipende legende corrigeert van een Borms als een zachtzinnigaard van een heiligenprentje. Vinks tekent ons Borms zoals hij werkelijk geweest is: een man van de actie en de daad, die de realiteit van de dagelijkse politieke strijd zeer goed kende."[1025]

Wij vond dat het werk van De Bruyne, de Vlamingen aan het Oostfront, "niet zozeer bestemd was voor de 'buitenwereld' maar vooral voor onszelf, voor onze zonen en dochters die, nu ze volwassen zijn, moeten weten wie hun vader en of moeder was. Langzamerhand begint zich in ons land de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog te ontdoen van de wit-zwart mentaliteit, ook al blijken de Franstalige broeders in het parlement, samen met hun Vlaamse kruipdieren, nog in de bloedroes der repressie te leven."[1026]

Van der Elst reageerde tegen de bewering van Lamberty in de Vlaamse opstanding dat Joris van Severen zou zijn gedood door een Franse soldaat tijdens een ontsnappingpoging: "kan men aannemen dat de auteur niets zou afweten van het bloedbad te Abbeville waar 21 mensen vermoord werden? De deportaties van mei 1940 vindt hij blijkbaar normaal. Zo beweert hij ook dat het Verdinaso ontbonden werd. Waar heeft hij dat gehaald? Weet hij dan niets van de samensmelting van het Verdinaso en REX-Vlaanderen met het VNV in mei 1941?"[1027] Een paar weken later schreef Frans Van Der Elst een tweede artikel waarin hij een getuigen vermeldde die beweerde dat de beweringen over van Severen onjuist waren.[1028] Vier jaar later bij de boekbespreking van het dossier Abbeville[1029] van Vlaemynck verwees Van der Elst expliciet naar zijn boekbesprekingen van Lamberty om zijn gelijk wetenschappelijk te onderbouwen.[1030]

Bij de bespreking van de EVB reageerde Van der Elst vooral tegen de tekortkomingen in de geschiedschrijving over de collaboratie: Verdinaso, spooktreinen, repressie en rexisme.[1031] Van der Elst zag de oorzaak in het feit dat "wanneer voor dergelijk groot opgezet werk een beroep gedaan wordt op een ganse schaar medewerkers men er zich ook kan aan verwachten dat niet alle bijdragen op hetzelfde peil staan en even waardevol zijn. Niet alle bijdragen schenken voldoening, sommige medewerkers hebben het zich wat al te gemakkelijk gemaakt. Toch is dit alles maar detailkritiek tenslotte en tast zeker niet aan de waarde van de encyclopedie. Het is een onmisbaar werkinstrument."[1032] De historicus Van Velthoven betreurde dat de redactie van de EVB in haar voorwoord niet duidelijk heeft gemaakt in welke mate de auteurs van de artikels betrokken persoon waren bij hun onderwerp.[1033]

Van der Elst noemde de studie van Gérard-Libois en Gotovitch, het jaar 1940, van een "onbetwistbaar wetenschappelijk peil met een objectieve weergave van feiten en gebeurtenissen, zonder vooringenomenheid".[1034] Toch sprak Van der Elst de geschiedenis van de MO tegen: "ik heb als advocaat na de oorlog processen meegemaakt waarin de zogezegde leiders van de MO vervolgd werden: het bleek dat zij zich voorbeeldig gedragen hadden en hun oversten wisten niets af van de zogezegde sabotagedaden waarvan gewag gemaakt werd. Bij mijn weten werd niemand na de oorlog veroordeeld uit hoofde van MO activiteit."[1035] Verder behandelde Van der Elst de rol van het Belgisch etablissement in de collaboratie, de deportaties van mei 1940, en het VNV dat geen gewillig werktuig in de handen van de Duitsers was geweest. Van der Elst haalde uit naar de CVP politicus Leemans. "Leemans heeft al zijn invloed aangewend om tot het einde het voortzetten van de collaboratiepolitiek te bepleiten in de hogere VNV leiding. Er is na de bevrijding een vervalsing gebeurd die moet en zal rechtgezet worden wanneer men streeft naar een waarheidsgetrouw relaas van wat zich afgespeeld heeft."[1036] Van der Elst benadrukte dat de geschiedenis achteraf geschreven werd en men moest oppassen om nu te oordelen. "Er moet geen rekening gehouden worden met onbekende factoren, men kent de afloop, beschikt ook over informatie van de Duitse overheid die de actoren toen niet hadden."[1037] De historicus De Schrijver vond het positief dat het boek van Gotovitch niet in de zwart-witstelling geschreven was, anderzijds betreurde De Schrijver dat de auteurs zo voorzichtig te werk gingen. Zo werden de namen van de verantwoordelijken van de deportaties niet genoemd.[1038]

In de bespreking van de dagbladpers tijdens de bezetting van De Bens werd op dezelfde onderwerpen ingegaan.[1039] Ook de financiering van Volk en staat, die volgens Van der Elst te verwaarlozen was waardoor men er geen besluiten uit kon trekken, en de verschillende strekkingen in het VNV, waarvan de democratische benadrukt werd, kwamen ter sprake. "Er bestond een Groot-Nederlandse en een federalistisch Belgische strekking. De federalisten waren ook voor een Groot-Nederland maar stelde deze eis niet concreet op het politieke vlak. Het Groot-Nederlands standpunt werd de eerste jaren van het VNV beklemtoond door de opbodpolitiek met het Verdinaso, maar na de nieuwe marsrichting van Van Severen viel deze opbodpolitiek grotendeels weg. Het federalisme kwam weer op de voorgrond. Het akkoord tussen KVV-VNV lag in deze lijn."[1040] Van der Elst vond de studie van De Bens wel objectief, maar niet voldoende kritisch. Hemels daarintegen vond helemaal niet dat Bens te onkritisch was geweest.[1041] De wever benadrukte dat de opbodpolitiek verder ging ook na de nieuwe marsrichting van Van Severen: De Clercq koos de vlucht vooruit.[1042]

 

 

4. Besluit

 

De geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging maakte een hele evolutie door na de Tweede Wereldoorlog. Terwijl de aandacht van de onderzoekers van voor 1970 haast uitsluitend op de 19de eeuwse Vlaamse Beweging was gericht, had het leeuwendeel van de publicaties na 1970 de 20ste eeuwse Vlaamse Beweging als onderwerp. Maar ook daarin voltrok zich een verschuiving: in de jaren 1970 trokken vooral de Eerste Wereldoorlog en het interbellum de aandacht, in de jaren 1980 en 1990 het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Het beeld van het interbellum evolueerde daarbij van een periode van nasleep (van het activisme) tot een periode van aankondiging (van de collaboratie).[1043]

 Deze evolutie is niet aanwezig in De Volksunie-Wij. De Volksunie-Wij citeerde uit de vooroorlogse overzichtswerken en later uit de werken van Elias om hun visie op de geschiedenis van de Vlaamse Beweging te ondersteunen. Het doel van de boekbesprekingen is voornamelijk van apologetische aard: de historische werken moesten de huidige eisen van de Vlaams-nationalisten ondersteunen. De Volksunie-Wij had geen inhoudelijke opmerkingen over de studies van Elias en geeft in haar boekbesprekingen over Elias enkel een samenvatting. De studies van Elias en Willemsen werden positief beoordeeld, die van Wils en De Schrijver negatief: De Volksunie-Wij stond in het interpretatiedebat over de geschiedenis van de Vlaamse Beweging aan de zijde van de Vlaams-nationalistische geschiedschrijving.

 Er was wel een zekere verwetenschappelijking merkbaar in Wij, zo werd de studie van Wils over het Daensisme wel positief beoordeeld en het boek van Verdoodt, het Daensisme in het arrondissement Aalst, integraal gepubliceerd in Wij. Alle belangrijke historiografische werken werden onmiddellijk besproken in De Volksunie-Wij, meestal door Frans Van der Elst die de berichtgeving over de historiografie zowat monopoliseerd. Het gebrek aan wetenschappelijke interesse voor de geschiedenis van het interbellum in de jaren 1950 en voor de Tweede Wereldoorlog tot midden van de jaren 1970 werd aangeklaagd in De Volksunie-Wij.

 De boekbesprekingen over het werk van Picard werden besproken in het kader van de Vlaamse frontvorming, de publicaties van Wils aan het einde van de jaren 1950 in het kader van de schoolstrijd. De studies van Wils werden, voordat hij zich openlijk tot de CVP bekende, kritisch besproken en eindigden met verontschuldigen tegenover Wils voor de opmerkingen. Nadat Wils zich voor de CVP uitsprak, beschreef De Volksunie-Wij Wils in de jaren 1958 als een geschiedenisvervalser, in de jaren 1960 en 1970 als een partijdige CVP historicus.

 

 De Volksunie-Wij bleef in boekbesprekingen bij hun vroeger ingenomen standpunten. Zo benadrukten ze dat in de eerste Vlaamse Beweging het aandeel van 'de Groot-Nederlandse visie' groter was dan het aandeel 'de Belgische visie', en dat de eerste Vlaamsgezinden reeds Vlaams-nationalisten waren. De Volksunie-Wij reageerde tegen de overschatting van het katholieke aandeel in de Vlaamse Beweging van voor 1914 en wees in dit verband op de onafhankelijke status van de Nederduitse Bond.

 Het activisme werd positief beoordeeld: het werd beschouwd als een test van beleidsverantwoordelijkheid voor de Vlaams-nationalisten. Het activisme werd niet als een creatie van de Duitsers beschouwd maar wel als een gevolg van de gefrustreerdheid van de radicalen door de politieke onmacht van de Vlaamse Beweging van voor 1914. De scheiding tussen minimalisten en maximalisten werd als een positief feit beschouwd omdat het Vlaams-nationalisme zijn eigen weg moest gaan. De Volksunie-Wij vond dat Wils en De Schrijver een al te positief beeld ophingen van de minimalisten en de verwezenlijkingen voor de Eerste Wereldoorlog. De Volksunie-Wij benadrukte de verwezenlijkingen na de Eerste Wereldoorlog en stelde het VNV voor als een sterke eenheidbeweging die net voor de Tweede Wereldoorlog op weg was om macht te veroveren. Hierbij werd vooral de democratische vleugel van het VNV belicht. De Volksunie-Wij besteedde veel aandacht aan de dood van Van Severen, de deportaties van mei 1940, de geschiedenis van het Verdinaso en het VNV in de Tweede Wereldoorlog en het al dan niet bestaan van de MO.

 De Volksunie-Wij reageerde hard tegen de repressie. Het boek van Vinks Van Repressie tot Egmont. 35 jaar Vlaamse strijd was het resultaat van een artikelenreeks in Wij. De Vlaamse Concentratie werd beschouwd als baanbreker van de Volksunie. Van der Elst oordeelde dat het anti-belgicisme in het interbellum positief was geweest, maar dat de Volksunie niet anti-belgisch ('kinderziekte van het Vlaams-nationalisme') maar wel federalistisch was.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[872] Verdoodt, Frans-Jos, Het Daensisme in het arrondissement Aalst, Dendermonde, 1975, 123 P.

[873] Vinks, Jos, Van Repressie tot Egmont.  35 jaar Vlaamse strijd, Antwerpen, 1980, 227 P.

[874] Zie ook hoofdstuk II.

[875] Tollebeek, "Historiografie", N.E.V.B., 120.

[876] Elias, Hendrik, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte 4dln., Antwerpen, 1963-1965.

[877] Luyten, Gedachten worden krachten in De Volksunie van april 1963 nummer 17, Luyten, Uitgeholde hoeksteen in De Volksunie van mei 1963 nummer 19, Luyten, 1830: de triomf van de anti Nederlandse geest in De Volksunie van juni 1963 nummer 22 en Luyten, Na 1830: tastend begin in De Volksunie van december 1964 nummer 49.

[878] Luyten, Gedachten worden krachten in De Volksunie van april 1963 nummer 17.

[879] Luyten, Na 1830: tastend begin in De Volksunie van december 1964 nummer 49.

[880] Luyten, Uitgeholde hoeksteen in De Volksunie van juni 1963 nummer 22.

[881] Luyten, Uitgeholde hoeksteen in De Volksunie van mei 1963 nummer 19.

[882] De Zaeger, "Luyten, Walter", N.E.V.B., 1970-1971.

[883] Zie hoofdstuk IV.

[884] dio Genes[Van Overstraeten], Jozef drie in Wij van augustus 1969 nummer 34, Wij in Limburg in Wij van augustus 1969 nummer 35 en Elias bekroond in Wij van mei 1970 nummer 22.

[885] Van der Elst, Bij Elias' geschiedenis der Vlaamse gedachte in Wij van maart 1966 nummer 12.

[886] Van der Elst, De heer Hendrik Jozef Elias in Wij van februari 1973 nummer 6.

[887] Van der Elst, Bij Elias' geschiedenis der Vlaamse gedachte in Wij van maart 1966 nummer 12.

[888] Ibidem.

[889] Wils, Bespreking van Geschiedenis van de Vlaamse gedachte I, 1058.

[890] Willemsen, "De geschiedenis van de Vlaamse Beweging tot 1914", 309.

[891] Ibidem.

[892] Ibidem, 330.

[893] Wils, Bespreking van Geschiedenis van de Vlaamse gedachte II en III, 664.

[894] Wils, Bespreking van Geschiedenis van de Vlaamse gedachte IV, 196.

[895] Tollebeek, "Historiografie", N.E.V.B., 121-126.

[896] Ibidem, 122.

[897] Wils, Vlaanderen, België, Groot-Nederland.  Mythe en geschiedenis, 17-18.

[898] De Vlaamse Beweging en de geschiedkundigen in De Volksunie van augustus 1955 nummer 8.

[899] [Van der Elst], Kritiek op het Vlaams Nationalisme in De Volksunie van februari 1956 nummer 3.

[900] De Vlaamse Beweging en de geschiedkundigen in De Volksunie van augustus 1955 nummer 8.

[901] Ibidem.

[902] W.D, Lode Wils als geschiedenisvervalser in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[903] Ibidem.

[904] Wils, De Vlaamse Beweging en de politieke partijen in De Standaard van 9 januari 1958.

[905] Peeters, Rob., Het Vlaamsch liberalisme.  Adelbrieven en feiten, Antwerpen, 1933, 116 P.

[906] Vranken, Geert,  De Volksunie: een Vlaams Nationale Partij.  Onderzoek naar beleid en ideologie.  Een inhoudsanalyse van het persorgaan van de Volksunie, 254.

[907] W.D, Lode Wils als geschiedenisvervalser in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[908] De Vlaamse Beweging tot 1914 in De Volksunie van juni 1960 nummer 11.

[909] Ibidem.

[910] Ibidem.

[911] Van der Elst, Wils en Hertoginnendal in Wij van september 1970 nummer 38.

[912] De Vlaamse Beweging tot 1914 in De Volksunie van juni 1960 nummer 11.

[913] Wils, Lode, De ontwikkeling van de gedachteninhoud der Vlaamse Beweging tot 1914, Antwerpen, 1955, 124P.

[914] De Vlaamse Beweging tot 1914 in De Volksunie van juni 1960 nummer 11.

[915] Wils, Lode, De politieke oriëntering van Vlaamse Beweging 1840-1857, Antwerpen, 1959, 92P.

[916] Wils, Lode, De houding van de politieke partijen tegenover de Vlaamse Beweging in de negentiende eeuw, Heule, 1972, 228 P.

[917] Van der Elst, De houding van de politieke partijen tegenover de Vlaamse Beweging in de XIXe eeuw in Wij van januari 1973 nummer 1.

[918] Ibidem.

[919] Ibidem.

[920] Willemsen, "De geschiedenis van de Vlaamse Beweging tot 1914", 323.

[921] Ibidem, 327.

[922] Willemsen, Bespreking van De houding van de politieke partijen tegenover de Vlaamse Beweging in de 19de eeuw 304-306.

[923] De Vlaamse Beweging en de geschiedkundigen in De Volksunie van augustus 1955 nummer 8.

[924] Ibidem.

[925] Van der Elst, De houding van de politieke partijen tegenover de Vlaamse Beweging in de XIXe eeuw in Wij van januari 1973 nummer 1.

[926] Willemsen, Bespreking van De ontwikkeling van de gedachteninhoud der Vlaamse Beweging tot 1914, 138.

[927] Jan Baptist David (1801-1866) was hoogleraar in de Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de KU Leuven en ijverde voor de ontwikkeling van een uniforme schrijftaal.  Hij was ook één van de eersten die de beginnende Vlaamse Beweging steun verleende vanuit de Kerk.  Wils, "David, Jan-Baptist", N.E.V.B., 862-863.

[928] De Vlaamse Beweging tot 1914 in De Volksunie van juni 1960 nummer 11.  Het bedoelde werk is: Wils, Lode, Kanunik Jan David en de Vlaamse Beweging en zijn tijd, Leuven, 1957, 346 P.

[929] Wils: Het Daensisme in Wij van maart 1969 nummer 10.  Het bedoelde werk is: Wils, Lode, Het Daensisme, Leuven 1969, 238P.

[930] Wils: Het Daensisme in Wij van maart 1969 nummer 10.  De bedoelde werken zijn: Delafortrie, Luc, Pieter Daens, Hasselt, 1963, 165P, Delafortrie, Luc, Priester Daens, Hasselt, 1961, 168P, Delafortrie, Luc, Priester en Pieter Daens, mannen van de doorbraak, Hasselt, 1973, 348P, Elias, Hendrik, Priester Daens en de Christene Volkspartij 1893-1907, Aalst, 1940, 133 P en Van Isacker, K., Het Daensisme, Antwerpen 1965, 235P.

[931] Balthazar, Bespreking van Het Daensisme in Vlaanderen, 279.

[932] Willemsen, Bespreking van Het Daensisme in Vlaanderen, 118.

[933] Verdoodt, Frans-Jos, Het Daensisme in het arrondissement Aalst, Dendermonde, 1975, 123 P.

[934] Boon, Louis Paul, Priester Daens, Amsterdam, 1974, 661 P.

[935] Le Compte, Over het Daensisme in De Volksunie van januari 1960 nummer 2, Verdoodt, Boon 60 in Wij van maart 1972 nummer 11, Jvb, Hecktor Plancquaert in Wij van januari 1977 nummer 2 en Jvb, [Jan Verdonck] Daensisme in Aalst, in Wij van september 1974 nummer 36.

[936] Verdoodt, Frans-Jos, Het Daensisme in het arrondissement Aalst, Dendermonde, 1975, 123 P.

[937] Van der Elst, Een geschiedenis van de Vlaamse Beweging in Wij van juli 1975 nummer 28.  Het bedoelde werk is: Willemsen, Arie, "De Vlaamse Beweging I: van 1830 tot 1914" in: Twintig eeuwen Vlaanderen IV, Hasselt, 1974, 398 P.

[938] Van der Elst, Een geschiedenis van de Vlaamse Beweging in Wij van juli 1975 nummer 28.

[939] Ibidem.

[940] Wils, Bespreking van De Vlaamse Beweging van 1830 tot 1914, 1255-1256 en Rombauts, Bespreking van De Vlaamse Beweging van 1830 tot 1914, 130-131.

[941] Zie ook hoofdstuk III en IV.

[942] Picard, Leo, Geschiedenis van de Vlaamsche en Groot Nederlandse Beweging, Antwerpen, 1937-1959.

[943] Buning en Van Hees, "Picard, Leo", N.E.V.B., 2472-2474.

[944] Van der Elst, Bij Elias' geschiedenis der Vlaamse gedachte in Wij van maart 1966 nummer 12.

[945] F. V, Beschouwingen bij een geschiedenis der Vlaamse Beweging: een teleurstelling! in De Volksunie van Januari 1960 nummer 1.

[946] Ibidem.

[947] Ibidem.

[948] Ibidem.

[949] J.D. [Vinks], Leo Picard in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.  Het bedoelde werk is: Picard, Leo, Evolutie in de Vlaamse Beweging van 1795 tot 1950, 3 Dln., Antwerpen, 1963.

[950] J.D. [Vinks], Leo Picard in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.

[951] Ibidem.

[952] Dio Genes [Van Overstraeten], Leo Picard in Wij van november 1968 nummer 45.

[953] Boekbespreking in De Volksunie van april 1962 nummer 14.  Het bedoelde werk is: Picard, Leo, Van Vlaamse Beweging naar sociale revolutie: verspreide geschriften, Antwerpen, 1961.

[954] D. J. [Vinks], Knack weet het best in Wij van maart 1973 nummer 10.

[955] Willemsen, "De geschiedenis van de Vlaamse Beweging tot 1914", 309 en Bornewasser, Bespreking van Geschiedenis van de Vlaamse en Groot-Nederlandse Beweging II, 138.

[956] J.D. [Vinks], Leo Picard in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.

[957] J.D. [Vinks], Leo Picard in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.

[958] Ibidem.

[959] Ibidem.

[960] Pieter C.A. Geyl (1887-1966) werd in 1911 doctor in de Nederlandse Taal en Letterkunde. Hij was een Groot Nederlander en beschouwde de Vlaamse cultuur als een onderdeel van de Nederlandse cultuur.  Vooral tijdens het interbellum onderhield hij goede contacten met de Vlaamse Beweging.  Von der Dunk, "Geyl, Pieter C.A.", N.E.V.B., 1302-1303.

[961] Willemsen, Arie, Het Vlaams-nationalisme.  De geschiedenis van de jaren 1914-1940, Utrecht, 1958, 501 P.

[962] Dedeurwaerder, "Willemsen, Arie W.", N.E.V.B., 3753.  Zie ook: Vos, Louis, "Die onbekende Vlaamse kwestie.  Het aandeel van buitenlandse historici in de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging", Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, C (1985) 700-721.

[963] Een geschiedenis van het Vlaams Nationalisme in De Volksunie van november 1958 nummer 21.

[964] Een geschiedenis van het Vlaams Nationalisme in De Volksunie van november 1958 nummer 21.

[965] Ibidem.

[966] Historikus, Vlaams-nationalisme 1914-1940 in Wij van februari 1969 nummer 8.  Het bedoelde werk is: Willemsen, Arie, Het Vlaams-nationalisme.  De geschiedenis van de jaren 1914-1940, Utrecht, 1969, 501 P.

[967] Willemsen, Arie, "De Vlaamse Beweging II: van 1914 tot 1940" in: Twintig eeuwen Vlaanderen V, Hasselt, 1975, 424 P.

[968] Van der Elst, Een geschiedenis van de Vlaamse Beweging in Wij van maart 1976 nummer 10.

[969] Picard, Bespreking van Het Vlaams-nationalisme, 161.

[970] Schepens, Bespreking van De Vlaamse Beweging van 1914 tot 1940, 717.

[971] De Vroede, "De betekenis van het Vlaams-nationalisme", 338-339.

[972] Een geschiedenis van het Vlaams Nationalisme in De Volksunie van november 1958 nummer 21.

[973] Ibidem.

[974] Ibidem.

[975] Durnez en De Wever, "Borginon, Hendrik", N.E.V.B., 558.

[976] Elias, Hendrik, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939, 4 Dln. Antwerpen-Utrecht, 1969.

[977] W.L., 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939: het activisme in Wij van augustus 1969 nummer 35.

[978] 25 jaar Vlaamse Beweging in Wij van januari 1970 nummer 3.

[979] W.L., 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939: het activisme in Wij van augustus 1969 nummer 35.

[980] Van der Elst, Een geschiedenis van de Vlaamse Beweging in Wij van maart 1976 nummer 10.

[981] Ibidem.

[982] Tollebeek, "Historiografie", N.E.V.B., 127.

[983] De Vroede, "De betekenis van het Vlaams-nationalisme", 338-339.

[984] De Schrijver, Reginald, Uit het archief van Frans Van Cauwelaert I: gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek 1895-1918, Antwerpen, 1971, 362 P.

[985] Tollebeek, De lectuur van het verleden: opstellen over de geschiedenis van de geschiedschrijving aangeboden aan Reginald De Schrijver, 27, 33-34.

[986] Tollebeek, "Historiografie" N.E.V.B., 127-128.

[987] Van der Elst, De gedenkschriften van Frans Van Cauwelaert in Wij van februari 1971 nummer 9.

[988] Ibidem.

[989] Ibidem.

[990] De vroede, Bespreking van Uit de archief van Frans van Cauwelaert, 261.

[991] Wils, Bespreking van Uit de archief van Frans van Cauwelaert, 126.

[992] Claeys-Van Haegendoren, Bespreking van Uit de archief van Frans van Cauwelaert, 150-151.

[993] Wils, Bespreking van Uit de archief van Frans van Cauwelaert, 126.

[994] Wils, Bespreking van Uit de archief van Frans van Cauwelaert, 126.

[995] W.D, Lode Wils als geschiedenisvervalser in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[996] Van der Elst, Flamenpolitik en activisme in Wij van april 1974 nummer 15.

[997] Van der Elst, Een geschiedenis van de Vlaamse Beweging in Wij van maart 1976 nummer 10.

[998] Van der Elst, Flamenpolitik en activisme in Wij van april 1974 nummer 15.

[999] Buning, Bespreking van Flamenpolitik en activisme, 971.

[1000] [Van der Elst], Kritiek op het Vlaams Nationalisme in De Volksunie van februari 1956 nummer 3.  Het bedoelde artikel van Wils is: Wils, Lode, "Over een oorzaak van de huidige malaise in de Vlaamse Beweging" Kultuurleven, X (1955) 3-12.

[1001] [Van der Elst], Kritiek op het Vlaams Nationalisme in De Volksunie van februari 1956 nummer 3.

[1002] [Van der Elst], Kritiek op het Vlaams Nationalisme in De Volksunie van februari 1956 nummer 3.

[1003] Ibidem.

[1004] Ibidem.

[1005] Van der Elst, Het conflict tussen nationalisten en minimalisten in Wij van januari 1966 nummer 3 en Van der Elst, De Vlaamse opstanding volgens de "officiële" geschiedschrijving van Max Lamberty in Wij van september 1973 nummer 38.

[1006] Van der Elst, De Vlaamse opstanding volgens de "officiële" geschiedschrijving van Max Lamberty in Wij van september 1973 nummer 38.  Het bedoelde werk is: Lamberty, Max, De Vlaamse opstanding I: tot 1914, Leuven, 1971, 97 P.

[1007] Van der Elst, Repliek op Max Lamberty, nogmaals de Vlaamse opstanding in Wij van december 1973 nummer 50.

[1008] Van der Elst, Kardinaal Mercier en de Vlaamse Beweging in Wij van januari 1975 nummer 1.

[1009] Schepens, Bespreking van Kardinaal Mercier en de Vlaamse Beweging 934-937.

[1010] Tollebeek, "Historiografie", N.E.V.B., 131-132.

[1011] Historikus, Vlaams-nationalisme 1914-1940 in Wij van februari 1969 nummer 8, Luyten, Uitgeholde hoeksteen in De Volksunie van mei 1963 nummer 19, Van Overstraeten, Jeroom Leuridan in De Volksunie van februari 1964 nummer 5, De kwade jaren in Wij van juni 1972 nummer 23, Dewachter, Rich., De kwade jaren in Wij van november 1972 nummer 45 en J.D., Arthur de Bruyne: de kwade jaren in Wij van december 1973 nummer 49.  De bedoelde werken zijn: De Bruyne, Arthur, De kwade jaren II: geweld tegen Leopold III; Romsee; kolonel Van Coppenolle; maarschalk Petain, Brecht, 1971, 317 P, De Bruyne, Arthur, De kwade jaren III: Theo Brouns; Jef Van Extergem; het geval Delwaide; Mgr. Tiso, president van Slovakije, Brecht, 1972, 311 P, De Bruyne, Arthur, De kwade jaren IV: Rommelpot; Degrelle; Walter Boucherij Hendrik Elias; Schuind; professor Geyl, Brecht, 1973, 318 P,De Bruyne, Arthur, De kwade jaren V: Robert Brasillach, fascist; professor Daels; drie dagen bij Degrelle; Dr. Edgard Muylle; de mens Borms; Elias als leider van het VNV, Brecht-Antwerpen, 1976, 268 P, Demoen, H.J., Jeroom Leuridan: recht en trouw, Zulte, 1963, Boudens, Robrecht, Kardinaal Mercier en de Vlaamse Beweging, Leuven, 1975, 304 P.

[1012] De bedoelde werken zijn: Delafortrie, Luc, Joris Van Severen en de Nederlanden, Zulte, 1963, 270 P en De Bruyne, Arthur, Lodewijk Dosfel 1881-1925: kultuurflamingant, aktivist, nationalist, Wilrijk, 1967.

[1013] Joris Van Severen in De Volksunie van juni 1963 nummer 24.

[1014] Van der Elst, Een levensbeschrijving van Lodewijk Dosfel in Wij van mei 1967 nummer 19.

[1015] Zie ook hoofdstuk IV.

[1016] Vlaams vademecum in De Volksunie van december 1962 nummer 49.

[1017] Degrelle over het Oostfront in Wij van juli 1969 nummer 28.

[1018] Verdoodt, Onze jaren 40-70 in Wij van maart 1972 nummer 12.

[1019] Historikus, Vlaams-nationalisme 1914-1940 in Wij van februari 1969 nummer 8 en De kwade jaren in Wij van juni 1972 nummer 23.

[1020] Van der Elst, Een encyclopedie van de Vlaamse Beweging in Wij van november 1973 nummer 47.

[1021] Tollebeek, "Historiografie", N.E.V.B., 137-140.

[1022] Nemerod: het feest van de haat in Wij van juni 1966 nummer 26.  Het bedoelde boek is: Nemrod (De Muyt), Het feest van de haat: collaboratie, verzet repressie, amnestie, Diksmuide, 1967, 118 P.

[1023] Vinks, Jos, Van Repressie tot Egmont.  35 jaar Vlaamse strijd, Antwerpen, 1980, 227 P.  Het hoofdstuk over Egmont verscheen niet in Wij en werd pas geschreven toen het boek werd samengesteld.  Schriftelijke mededelingen Jos Vinks van 3 mei 2000.

[1024] Vinks, Jos, Borms, Utrecht, 1975, 311 P.

[1025] Cobbaut, Politieke biografie: het Bormsboek van Jos Vinks in Wij van november 1974 nummer 46.

[1026] De Vlamingen aan het Oostfront in Wij van oktober 1973 nummer 44.  Het bedoelde boek is: De Bruyne, Arthur, De kwade jaren I: Oostfronters; Vindevogel; Robert Poulet en Leopold III; Jose Streel; Spaak, Brecht, 1971, 320 P.

[1027] Van der Elst, De Vlaamse opstanding volgens de "officiële" geschiedschrijving van Max Lamberty in Wij van september 1973 nummer 38.  Het bedoelde werk is: Lamberty, Max, De Vlaamse opstanding II: 1919 tot heden, Leuven, 1973, 96 P.

[1028] Van der Elst, Repliek op Max Lamberty, nogmaals de Vlaamse opstanding in Wij van december 1973 nummer 50.

[1029] Vlaemynck, Charlos, H. Dossier Abbeville.  Arrestaties en deportaties in mei 1940, Leuven, 1977, 424 P.

[1030] Van der Elst, Het dossier Abbeville in Wij van september 1977 nummer 36.  Het bedoelde werk is: Vlaemynck, Charlos, H. Dossier Abbeville.  Arrestaties en deportaties in mei 1940, Leuven, 1977, 424 P.

[1031] In de bespreking van de E.V.B. besteedde Van der Elst vooral aandacht aan de artikels over het interbellum en de Tweede Wereldoorlog.

[1032] Van der Elst, Een encyclopedie van de Vlaamse Beweging in Wij van december 1975 nummer 51.

[1033] Van Velthoven, Bespreking van Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, 259.

[1034] Van der Elst, Het jaar 1940 in Wij van mei 1972 nummer 21.  Het bedoelde werk is: Gérard-Libois, J., en Gotovitch, J., L'an 40: La Belgique occupée, Brussel, 1971, 517 P.

[1035] Van der Elst, Het jaar 1940 in Wij van mei 1972 nummer 21.

[1036] Van der Elst, Het jaar 1940 in Wij van juni 1972 nummer 22.

[1037] Van der Elst, Het jaar 1940 in Wij van mei 1972 nummer 21.

[1038] De Schrijver, Bespreking van België in 1940, 278-279.

[1039] Van der Elst, De dagbladpers tijdens de bezetting in Wij van maart 1974 nummer 12.  Het bedoelde werk is: De Bens, Els, De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944, Antwerpen, 1973, 564 P.

[1040] Van der Elst, De dagbladpers tijdens de bezetting in Wij van maart 1974 nummer 12.

[1041] Hemels, Bespreking van De Belgische pers tijdens de bezetting, 433.

[1042] De Wever, "Goot-Nederland als utopie en voorwendsel" in Nationalisme in België, 154.

[1043] Tollebeek, "Historiografie", N.E.V.B., 118.