De Leeuw in de achteruitkijkspiegel. Het weekblad De Volksunie-Wij van 1955-1978 over het verleden en de historiografie van de Vlaams-nationale partijpolitiek. (Bart Seldeslachts)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk IV: L'union fait la force (farce)?

 

'Eenheid maakt macht' is de wapenspreuk van het Belgische koninghuis. De Vlaams-nationalisten veranderden het in 'L' union fait la farce'. In het vorige hoofdstuk bleek reeds dat de eenheid ver zoek was in de Frontpartij, maar toch stelde De Volksunie-Wij deze partij voor als een politiek eenheidsblok. De Vlaams-nationalisten beoogden met de stichting van het VNV tot een concentratie te komen van de politieke Vlaams-nationalistische partijen.

In dit hoofdstuk gaan we het beeld van het VNV en het Verdinaso onderzoeken in De Volksunie-Wij. We onderzoeken eerst het VNV tot voor de Tweede Wereldoorlog, daarna de oorlogsperiode en tot slot de repressie. In de jaren 1950 beschouwde De Volksunie VNV als één geheel van zowel voor de oorlog als in de Tweede Wereldoorlog. In de jaren 1960 en 1970 werd er bijna niet naar het VNV van voor de oorlog verwezen en zeer dikwijls sprak men alleen van het VNV in de Tweede Wereldoorlog in het kader van de repressie. Om toch een volledig beeld te krijgen over het VNV in De Volksunie-Wij van 1955 tot 1978, behandelen we ook in dit hoofdstuk de repressie.

 

1. Het ontstaan van VNV en Verdinaso en de evolutie tot aan de Tweede Wereldoorlog

 

De Volksunie wou het beeld van de Frontpartij als eenheidspartij bewaren, en wijtte de verdeeldheid van de Vlaams-nationalisten op het einde van de jaren 1920 bij een groep die van de 'echte democratische nationalisten' afscheurde: het Verdinaso.

Het Verdinaso stond voor het Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen en werd eind 1931 door Joris van Severen opgericht.[523] Hij wilde een einde stellen aan de onmacht van de versplinterde Vlaams-nationalistische groepen en wenste een staats- en maatschappijhervorming in rechts-revolutionaire zin door te drukken met een Dietse nationaalstaat als einddoel. Het Verdinaso heeft een kortstondige bloei gekend in het midden van de jaren 1930, maar is ten onder gegaan aan de innerlijke onmacht van zijn utopische doelstellingen, de vroegtijdige dood van zijn leider Van Severen en de chaotische toestanden van het eerste oorlogsjaar.[524]

De Volksunie had in de jaren 1950 weinig aandacht voor de ideologie van het Verdinaso. Het Verdinaso kwam aan bod als men sprak over de verdeeldheid bij de Vlaams-nationalisten, vòòr de stichting van het VNV. "De verdeeldheid trad in een scherp daglicht wanneer Joris Van Severen zich in 1930 afscheurde en het Verdinaso oprichtte. Van Severen streefde reeds van 1929 naar een Groot Nederlands Rijk onder de vorm van een federatieve band".[525] "Doctrinair was er de discussie tussen een federaal België, Groot Nederland of het Dietse Rijk van Van Severen".[526] Om het VNV vrij te spreken van fascisme werd er meermaals vermeld dat de echte fascisten in Vlaanderen de aanhangers van het Verdinaso waren. "Vanaf 1931 worden de aanhangers van Van Severen de fascisten genoemd en de andere Vlaams-nationalisten de democraten. Toch wordt de nood aan eenheid en sterk gezag bij velen merkbaar".[527]

De datering die De Volksunie gaf is niet juist. Het kwam pas in 1931 tot een breuk en niet in 1930. Van Severen liep al langer rond met een afkeer van het parlementair regime en zijn niet-herverkiezing in 1929 zou dit nog bespoedigen. Mentaal was hij reeds midden 1930 klaar om een fascistische groepering op te richten. In 1930 trad hij af als hoofdman van het KVNV, en gebruikte zijn fascistische politieke opvattingen en het Groot Nederlandse opbod om zich verder te verwijderen van het KVNV gouwbestuur. Van bij zijn stichting was het Verdinaso dan ook een zuivere fascistische groepering.[528] De stap was te groot om in het Vlaams-nationalisme een werkelijk schisma te veroorzaken, maar deze kleine groep fungeerde wel als de katalysator in het ideologisch debat dat het Vlaams-nationalisme op een ander spoor zou brengen.[529]

 

Naast de artikels over de stichting van het Verdinaso in de jaren 1950 werd er in de jaren 1960 en 1970 meer aandacht besteed aan de persoon van Van Severen zelf. Zijn autoritair karakter werd veroordeeld: "zijn politiek was niet de goede."[530] Dit werd nochtans in hetzelfde artikel al genuanceerd: "het autoritaire belette dat er naast hem andere waardevolle personen konden staan of blijven staan."[531] De autoritaire staatsvorm werd dus niet om zichzelf veroordeeld. Naast deze negatieve aspecten vond De Volksunie Van Severen een persoon die een vernieuwer was en leefde in de geest van Willem van Oranje omdat hij een grote voorstander was van een Groot Nederland.[532] In 1971 typeerde Van Overstraeten Van Severen als een grote figuur uit de Vlaamse Beweging met "een apostolische ijver van een roekeloos en mateloos idealisme. Enerzijds was hij de leider, blind gevolgd door mannen die voor hem door het vuur zouden gaan, anderzijds de kleine, keurige, wereldvreemde en bij een eerste ontmoeting ietwat nietiger dan zijn reputatie aandoende notariszoon."[533] Naar aanleiding van een artikel over Wies Moens evolueerde het beeld over Van Severen verder.[534] In dit artikel werd de nieuwe marsrichting van Van Severen kort besproken, waarin hij werd voorgesteld als een leider die een cultus rondom hem creëerde, met weinig eigen ideeën na het wegvallen van Moens.[535] Deze nieuwe zienswijze kwam er onder invloed van de studie van Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, waarnaar nadrukkelijk werd verwezen.[536] Wij liet uitschijnen dat heel deze uitspraak van Willemsen kwam, maar deze stelde alleen dat pas dan de leiderscultus zijn intrede deed, de rest van de uitspraak bleef voor rekening van de Wij.[537] Het valt wel op dat Wij pas in de jaren 1970 naar deze wetenschappelijke studie verwijst, terwijl deze reeds verscheen in 1958.

 De historicus en in het begin medestrijder van Van Severen Hendrik Elias zag het geheim van zijn aantrekkingskracht niet in zijn fysieke verschijning. "Hij was ook geen redenaar, maar sprak met korte zinnen zonder zwier, schijnbaar over de hoofden heen, alsof hij een samenvatting van een les dicteerde aan zijn volgelingen. Toch maakte zijn welsprekendheid een diepe indruk op de toehoorders. Men voelde in deze man een 'aristocraat', 'één van de besten', een leider. Zijn aanhangers wilden zijn zoals Van Severen was of zoals Van Severen wilde dat zij zouden worden. Zij werden aangegrepen door de innerlijke wilskracht van deze man die, in de dagelijkse strijd met zijn eigen twijfel en verscheurdheid, de indruk gaf van absolute waarheid en zekerheid, telkens als hij zijn opvattingen uiteenzette of zijn volgelingen toesprak".[538] De Bruyne typeerde Van Severen als een innerlijk onrustig en verscheurd persoon die altijd ontevreden is over zichzelf.[539]

 

Volgens De Volksunie in de jaren 1950 kwam de stichting van het Vlaamsch Nationaal Verbond niets te vroeg. De Volksunie citeerde uit een niet nader genoemd Vlaams-nationalistisch tijdschrift: "Wanneer is Vlaanderen verstandig genoeg om zijn losse rangen aaneen te sluiten? Wanneer worden Vlaamse rangen gezuiverd van onkruid en aaneengesloten met de stalen kabel van de tucht?"[540] De Volksunie had het in de jaren 1950 als het over de stichting van het VNV sprak, altijd over de verdeeldheid binnen de Vlaams-nationalisten voor de stichting. De verschillende pogingen, zoals het AVNV, en het VNVP, om deze verdeeldheid te overstijgen kregen geen enkele aandacht in De Volksunie. Het VNV wilde de verschillende Vlaams-nationalistische partijen onder één gezag brengen. Hierdoor was De Volksunie genoodzaakt te erkennen dat de Frontpartij geen sterke eenheidspartij was. Toch werd de naam van de Frontpartij niet expliciet genoemd. "Men had al vruchteloos gestreefd om de verschillende groepen federatief te verbinden en een sterk federatief gezag tot stand te brengen."[541] In 1961 werd er gewezen op de logische opeenvolging. "De Frontpartij, later onder de benaming VNV, versterkte zich almaar door, zodat ze in 1940 zeventien kamerleden telde."[542] De enige impliciete uitzondering hierop vinden we in 1974, waar de geschiedenis tussen 1914 en 1939 gezien wordt als een evolutieproces vol verwarring. "We kunnen ons, na het lezen van het magistrale werk van Elias[543], niet ontdoen van een onbehaaglijke indruk over de grote verwarring en de zeer moeizame gang naar eenheid die inherent geweest zijn aan deze periode. Van Frontbeweging naar VNV is wel een lange, kronkelende, moeilijke weg of kruisweg geweest".[544]

 

 De Volksunie zag in de jaren 1950 de stichting van het VNV als een proces dat tot sterke eenheid leidde. "De oude partijorganisaties werden opgeheven en een nieuwe partij opgericht: het VNV. Staf De Clercq[545] was de grootste gemene deler tussen de verschillende schakeringen en groepen die de bonte stoet vormden van Vlaams-nationalistische partijen. Hij slaagde erin om op enkele jaren de verschillende tendensen tot een sterke eenheid te bundelen".[546] Dit beeld van een eensgezind VNV werd in de jaren 1950 maar één maal doorbroken door te erkennen dat er inhoudelijk grote verschillen waren: "Binnen het Vlaams-nationalisme gaan Byzantijnse discussies hun gang over de inhoud der begrippen: natie, volk, staat, en andere".[547] In de jaren 1960 en 1970 werd aan de hand van besprekingen over de Daensistische partij en haar opvolgers dieper ingegaan op de verdeeldheid binnen het Vlaams-nationalisme: "Plancquaert probeerde in 1934 opnieuw met een Vlaams-nationale democratische partij, maar de blokvorming rond het VNV was echter te zeer voltrokken."[548] "Toen het VNV van 1936 af de fronters opvolgde, was Van Opdenbosch echter helemaal geïsoleerd. Beide vergrijsde Daensistische leiders behaalden slechts 897 stemmen. Het was het einde van het Daensisme als nationale partij."[549]

Dit beeld over De Clercq moet evenwel genuanceerd worden. Willemsen erkende dat De Clercq de "grootst gemene deler was van de verschillende stromingen".[550] Er waren echter ook andere factoren die meespeelden. Doordat hij niet herkozen was, viel de beroepspolitieker De Clercq zonder inkomen. Het is om deze redenen dat Borginon De Clercq aanstelde tot voorzitter van de te vormen concentratie.[551] De voorzitter werd betaald door een bijdrage van de parlementsleden en door het Vlaams Nationaal Vakverbond. De Clercq stond bekend als een "handige verzoener die de oude tegenstellingen kon gladstrijken. Door zijn ideologische kleurloosheid kon hij met alle strekkingen aan tafel gaan zitten. De invloed, die hij in de Vlaams-nationalische partijen had was eerder persoonlijk dan charismatisch".[552] De sterke eenheid die De Volksunie in het VNV zag is zeker overdreven. Vooraleerst gingen niet alle partijen op in het VNV. Zowel de Limburgse en de Turnhoutse KVV, de Aalsterse organisaties, alsook het Antwerpse Front weigerde aanvankelijk toe te treden. In de beginjaren kon De Clercq rekenen op zijn eigen organisatie, op de VNVP van Elias, en op de West-Vlaamse KVNV. Het is pas voor de parlementsverkiezingen van 1936 dat de verschillende groeperingen samen met een gelegenheidsformatie onder de naam van Vlaamsch Nationaal Blok op kwamen. De verkiezingsoverwinning bezegelde de integratie van de verschillende groepen in het VNV.[553] Bij de partij van Van Opdenbosch en Plancquaert ontbraken de traditionalistische daensistische sociale klemtonen om succesvol te zijn;"voor alles was hun partij anti-VNV."[554] Verschillende figuren, waaronder Vos, weigerden zich te integreren in het VNV. Buiten de oud-daensistische leiders vinden we hierover geen letter terug in De Volksunie-Wij. De uitspraak van De Volksunie dat er na een paar jaren de verschillende tendensen tot een eenheid kwamen is zeker niet juist. Volgens De Wever waren er drie groepen: de fascistisch gezinden, die de grootste stempel drukten op het VNV, de gematigden, die de stellingen van de eerste groep afzwakken om de partij aanvaardbaar te houden voor een derde groep van democratisch gezinden, die de stellingen van de eerste groep afwezen.[555] De pogingen om een partijprogramma uit te schrijven, lukten niet omdat de ideologische verschillen te groot waren.[556]

 

 De Volksunie wou in de jaren 1950 niet gezegd hebben dat het VNV fascistisch was. De Volksunie beschuldigde al de andere partijen van fascisme. Het zijn ook deze partijen die tegen de "Vlaamse volkswil" optraden. Om deze beweringen kracht bij te zetten gebruikte De Volksunie een citaat van Volk en Staat uit 1937: "Zagen we niet het gekronkel der partijen, de Vlaamse volkswil gesmoord in plaats van hem te doen opklinken naar boven. Het volk roept Vlaams en de wetgevers horen het niet. Wij staan nu, o politiekers, die u Vlaams noemt, aan het logische besluit van jaren zwakheid, halfheid, valse overwinningen en lafheid die voorzichtigheid werd genoemd. Nooit heeft één enkel onder u zijn ministerportefeuille in de weegschaal geworpen als een hoofdbelang van Vlaanderen op het spel stond. Niet bij de Vlaams-nationalisten zitten de fascisten maar bij de machthebbers, de franskiljons. Het is een poging van de oude oligarchie, die aan haar macht vastklampt, om de volksmassa uit het bestuur te sluiten".[557] In 1969 erkende Vinks een soort fascistisch karakter: "Het nationalisme sloeg een andere weg in: het bouwde een eigen wijsgerig, politiek en sociaal stelsel uit, waarbij het solidarisme en het autoritaire beginsel tot basis genomen werd. Plancquaert kon zich met dit 'fascisme' niet verzoenen; niet met dat van Van Severen, voor wie hij wel respect had, en niet met dat van het VNV- hoewel daar nog een niet te miskennen democratische geestesgesteldheid heerste.[558]

 Een gelijkaardige apologie zagen we ook al opduiken als het over de Frontpartij ging. Nieuw is dat De Volksunie de nadruk legde op de invloed van het tijdsklimaat en de internationale toestand. "De reactie tegen het federale statuut van Herman Vos in de Vlaams-nationalistische kamergroep werd ingegeven door de bedreiging van buiten uit door de internationale crisis met als gevolg dat er een roep naar een sterk gezag ontstond".[559] "In België gingen vele kiezers over naar het Rexisme. De katholieke pers had sympathieën voor Franco en de linksen kozen partij tegen Franco. In de socialistische partij zette Rik de Man[560] een zwenking in naar het nationaal-socialisme. Er ging in alle landen een onmiskenbare invloed uit van de autoritaire gedachte. Haar innerlijke staatsordening en haar grote verwezenlijkingen wekten ontzag. Haar andere aspecten: de beperking van de vrijheid van het individu, de niet ontkennende drang naar militaire expansie, de eerste conflicten met de godsdienst en de rassentheorieën staan nog in de schaduw. Het VNV, zoals de andere partijen, ondervond de weerslag van het tijdsgebeuren, zonder enige werkelijke diepgaande wijzigingen te ondervinden. Wanneer in 1936 duidelijk de schaduwzijden blijken, zal de invloed van de nieuwe staatsopvatting snel dalen, zodat er in 1939 niet veel meer van te merken is. Toch bestempelen de andere partijen het VNV als fascistisch. Hoe ongegrond deze bewering was, zal de Vlaamse opinie bewijzen door het VNV nog steviger in het zadel te helpen."[561] De Volksunie beschouwde zichzelf duidelijk als opvolger van het VNV. "Het Vlaams-nationalisme van heden sluit volledig aan bij de stelling die in 1933 in het officieel programma van het VNV gehuldigd werd: het VNV verwerpt de dictatuur en de totalitaire staat."[562]

De historicus Willemsen gaf duidelijk aan dat het verzet op het Federaal Statuut van Vos ingegeven was door een radicaal anti-Belgicisme en de internationale toestand dus wellicht geen of slechts een kleine rol heeft gespeeld. Het was vooral het radicale weekblad Vlaanderen dat als eerste heftig reageerde op het Federaal Statuut. Vlaanderen vreesde dat het een laatste redplank was van België. Hierop trokken verschillende Vlaams-nationalistische parlementairen hun steun voor het voorstel in.[563] De Wever stelde dat het overwicht van de Nieuwe Orde aanhangers in het VNV niet kon verklaard worden door buitenlandse invloed.[564]

 Het recente onderzoek van De Wever onderzocht de beginselverklaring van het VNV en concludeerde dat verschillende elementen aanwezig zijn om te zeggen dat het VNV fascistisch was. "Het nationalisme van de radicalen was niet langer gericht op de hervorming van de staat, maar op de hervorming van de maatschappij. Het Vlaams-nationalisme zou zo een hefboom worden voor het fascisme."[565] Willemsen gaf aan dat ondanks de kritiek op het fascisme, die in het VNV heerste, toch de invloed van de democratische vleugel afnam.[566] De invloed van het fascisme daalde niet na 1936, in tegendeel, het democratisch Vlaams-nationalisme bestond in 1939 nagenoeg niet meer.[567]

 Inhoudelijk probeerde De Volksunie in de jaren 1950 argumenten te vinden om te bewijzen dat het VNV niet fascistisch was. De Volksunie citeerde uit het officiële VNV weekblad Strijd: "wij zijn geen aanhangers van de staat, zoals de fascisten, wij houden het bij het volk".[568] Dat er een veranderende staatsopvatting ontstond in het VNV geeft De Volksunie schoorvoetend toe. "In het Vlaams-nationalisme was zich een evolutie aan het voordoen die in 1939 niet volledig tot haar eindpunt was gekomen. Alle strekkingen waren nog niet tot een synthese gekomen. Men zag zich reeds een nieuwe wending aftekenen die tot de hernieuwing en herwaardering van de democratische gedachte in Vlaanderen moest leiden. De democratie moest tot zijn zuivere grondslag worden hersteld: het nastreven van het gehele volksbelang. De fout zat er in dat in de democratie het plichtsbesef teveel op de achtergrond was geraakt. Het VNV was dan ook voorstander om de staatsburgers een civieke staatsopvoeding te geven. De burgers moeten zich vrij kunnen bewegen, maar ook hun plichten nakomen. Het fascisme herstelde de staatsorde door gewoonweg de vrijheden uit te schakelen".[569] "Zoals in alle idealistische stromingen, moest het wel gebeuren dat in verschillende inzichten en temperamenten, af en toe al te extreme standpunten werden ingenomen, dat het soms tot botsing tussen gedachten moest komen, ja, dat sommige wel eens zijn afgeweken naar een ongezond en gevaarlijk nationalisme."[570] "Ook de jongere elementen van het Vlaams-nationalisme volgden de nieuwe experimenten met aandacht en schreven objectief hun besluiten neer in onder andere Jong Dietschland, maar ze verklaarden zich tegen de dictatuur. De jongeren en de ouderen bleven in de democratische lijn denken".[571] Er werd door middel van verschillende citaten uit Jong Dietschland gepoogd om dit tijdschrift voor te stellen als democratisch.[572]

 De Volksunie omschreef de veranderende staatsopvatting als een zwenking naar rechts, maar niet als fascistisch. "Het VNV had een gematigd revolutionair karakter, vooral wat betreft de herinrichting van de sociaal-economische structuur der volksgemeenschap. Dit programma staat bekend als de zwenking naar rechts van het Vlaams-nationalisme".[573] "De zwenking naar rechts is door tegenstanders lasterlijk als een zwenking naar het fascisme bestempeld. De Vlaams-nationalisten kantten zich tegen een overdreven kapitalisme, tegen het communisme, tegen de gebrekkige punten van de democratie, niet tegen een democratische staatsordening. Toegegeven dat het de kritiek soms aan maat ontbrak. Nieuwe uiterlijkheden komen van die invloed getuigen. Er komt een leider, het gebruik van slagzinnen. Veel meer dan uiterlijkheden waren het niet. De Vlaams-nationalistische kiezersmassa werd er niet door beïnvloed en ze bleven in dezelfde trant denken. Zelfs bij actieve partijleden hebben ze een weinig diepgaande invloed gehad. De geest van de Vlaams Nationale partij in die dagen spreekt niet van een eng fanatisme, van massapropaganda, van machtswellust".[574]

In de wetenschappelijke literatuur was het VNV niet alleen een revolutionaire partij omdat ze het einde beoogde van België maar ook omdat ze de democratie wou uitschakelen. De voorbereiding van de revolutie moest tot op het moment dat ze kans op slagen had, beperkt blijven tot het klaarstomen van de geesten.[575] De Volksunie probeerde dit te verdoezelen, door het dubbelzinnige taalgebruik van het VNV over te nemen. Het was niet duidelijk wat het VNV juist onder 'volk' verstond. Het VNV heeft nooit uiteengezet hoe 'volkscontrole' of 'volksmedezeggingsschap' moest georganiseerd worden.[576] Door te stellen dat er nog geen synthese over al de ideeën bestond, maakte De Volksunie zich er snel van af. Het is duidelijk dat er geen eensgezindheid bestond over de maatschappelijke organisatie van de maatschappij, buiten de verwerping van de parlementaire democratie.

Er was wel degelijk een massapropaganda met een massaspektakel op de verschillende landdagen van het VNV.[577] De Wever herkende hier een typisch element voor een fascistische partij en stelde dat de landdagen een veel groter effect hadden op de aanwezigen dan een uitgeschreven programma. De Wever hechtte veel belang aan de stijlverandering die vanaf de landdag van 1935 zijn intrede deed. "Alle ingrediënten van een geregisseerde fascistische massabijeenkomst, zoals die in Duitsland en Italië reeds jaren voorkwamen waren aanwezig: vlag, groet en leider stonden centraal".[578] Willemsen relativeerde de landdag van 1935 omdat de volgende landdagen minder "geforceerd werden in de nieuwe stijl". Willemsen erkende wel dat de Nieuwe Orde stijl aanwezig bleef de volgende jaren.[579] Elias besteedde zeer weinig aandacht aan de nieuwe stijl van deze landdag: "De Delta-vlag werd er plechtig gehesen door Dr. Borms en de Houzee-groet werd er officieel ingevoerd.[580]

Het Vlaams-nationalisme werd in de periode voor de Tweede Wereldoorlog doordrongen van het autoritaire gedachtegoed. Willemsen wees op het feit dat "het beeld van de dagelijkse werkelijkheid werd vertekend door de strijd en agitatie van elke dag: de Vlaams-nationale problematiek stelde al het overige in de schaduw. Het autoritair beginsel was in deze tijd medebepalend, niet doorslaggevend. Het beslissende belang zou pas blijken na 1940".[581] Wils kwam tot de conclusie dat de meeste militanten over het fascisme heen stapten: hun solidariteit als nationalisten primeerde.[582] Borginon vond in 1935 dat het VNV een totalitair en dictatoriaal regime nastreefde. "Hij kon zich geen ergere ramp voorstellen, dan dat het programma van het VNV zou uitgevoerd worden".[583] Hij nam twee maal ontslag als partijlid, maar kwam telkens terug op zijn beslissing.

Jong Dietschland werd door De Volksunie voorgesteld als een tijdschrift, dat het democratische gedachtengoed hoog in zijn vaandel voerde. De redactie van Jong Dietschland sprak zich hierover niet uit. Er werden verschillende artikels aan anti-democratische theorieën gewijd.[584] Vooral vanaf 1932 gaat een anti-democratische strekking de boventoon voeren.

 

Volgens De Volksunie in de jaren 1950 weerspiegelde de geest van de Vlaams-nationale partij, het VNV, "de openbare verhoudingen, een oprecht streven naar het Vlaams volksbelang, een drang naar een groot menselijk Vlaams ideaal, een sterk anti-militaristische geest; dus de geest van Tijl Uilenspiegel.[585] Het anti-militarisme bleef gehandhaafd en sloot aan bij de ideeën van de volkerenbond of de Verenigde Naties. Het is één van de grote positieve verwezenlijkingen van het Vlaams-nationalisme. Het betekent niet dat een volk niet weerbaar moet zijn. Ze streefden in dit zelfde kader naar neutraliteit. Het was immers nog niet zeker dat de kleinere Westerse landen zouden betrokken worden bij de volgende oorlog".[586] "Bij de oprichting van het VNV wordt het standpunt van nationaal zelfverweer onderschreven. Wanneer de oorlog voor de deur staat, verklaart het Vlaams-nationalisme de bereidheid om desnoods met wapens de vrijheid van Vlaanderen tegen Duitsland te verdedigen. Tot 1936 blijft het Vlaams nationalisme ijveren voor een internationale overeenkomst tussen de staten die de vrede zou kunnen handhaven. Op grondslag van verzoening en wederzijds vertrouwen moet ook met de imperialistische staten gepoogd worden om tot een vergelijk te komen. Wanneer van 1937 blijkt dat de oorlog onvermijdelijk is, kiest het Vlaams-nationalisme voor het minste kwaad en dus voor de neutraliteitspolitiek.[587] De Volksunie gaf toe dat er "een minder streng anti-militarisme" was bij de stichting van het VNV dan bij de Vlaams-nationalisten ervoor.[588] Om te bewijzen dat het VNV niet pro een Duitse inval was citeerden ze uit een niet genoemde bron: "Sommige tendensen in het Vlaams-nationalisme zien in Engeland de traditionele behoeder van de Dietse staat tegenover zijn buren. We zullen ons verzetten tegen gelijk welke poging, die Duitsland in de toekomst zou kunnen doen om in onze Dietse Nederlanden binnen te dringen. Vele Vlaams-nationalisten hebben teveel vertrouwen gehad in de goede bedoelingen van Duitsland door hun eeuwenoude vrees voor Frankrijk. In zijn ligging tussen de Europese grootmachten was België nu automatisch op een bondgenootschap met Nederland aangewezen. Naarmate het oorlogsgevaar groeide kwam het tussen beide landen tot een steeds nauwere samenwerking, wat na de oorlog tot de Benelux zou leiden. In 1939 kon het Vlaams-nationalisme voor de eerste maal zeggen dat voor het eerst in de geschiedenis de houding van de Belgische regering voor honderd ten honderd de verlangens en de wil van de Vlaamse volksgemeenschap dekt."[589]

Het VNV was niet zoals De Volksunie liet uitschijnen anti-militaristisch maar juist militaristisch. Bij de stichting van het VNV was er reeds een poging van Reimond Tollenaere[590] om een militie samen te stellen onder de naam 'kernbeweging'. De Wever stelde dat Tollenaere achter het idee van een gewapende staatsgreep stond.[591] De kernbeweging moest hiervoor een "militaire opgeleide revolutionaire groep worden".[592] Tollenaere haalde het echter niet van de democratische vleugel in het VNV. Door het tijdelijk verdwijnen van Reimond Tollenaere in 1934 verdween ook de kernbeweging voor goed.[593] Het idee van een militie werd door de fascistische vleugel geenszins opgegeven, en zal later worden doorgevoerd onder andere in het Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond en de Jeugdcentrale.[594] "Van principieel pacifisme was er bij de VNV-leiding geen sprake. Ze wilde het pacifisme kanaliseren tegen de Belgische staat. Om propagandistische redenen lieten ze de dubbelzinnigheid naar buiten toe bestaan, omdat ze besefte dat haar achterban verdeeld was".[595]

Door de poging om De Schelde onder VNV-leiding te krijgen, kwam De Clercq in contact met het Duitse Propagandaministerium en misschien ook met de Abwehr. Deze geheime contacten leverden niet direct iets op. Wel bereidden ze de weg om in geval van een crisissituatie het revolutionaire potentieel van het VNV actief te laten worden. Onder invloed hiervan werden de grondslagen van de 'Militaire Organisatie' reeds in 1934 gelegd.[596] Dit bewijst dat sommige mensen van de leiding van het VNV reeds van bij de stichting het tegenovergestelde van een anti-militaristische partij beoogden. Dit zette het hele officiële programma, dat streefde naar neutraliteit en verzet tegen een inval van Duitsland, op de helling. Het VNV stond voor het tegenovergestelde van wat men beweerde om propagandistische redenen. Officieel stond men waakzaam tegenover Frankrijk, gereserveerd tegenover Duitsland omdat deze twee landen een gevaar voor Dietsland konden opleveren. Tegenover Engeland stond men een politiek van brede en sympathieke verstandhouding voor omdat Engeland op zichzelf nooit een gevaar zal zijn voor de lage landen.[597] De Volksunie gaf alleen de officiële politiek van het VNV weer, en deed haar best om de lezer hiervan te overtuigen. Het is opvallend dat De Volksunie alleen in de jaren 1950 over het anti-militarisme sprak. Later werd hierover gezwegen.

 

In de jaren 1950 zag De Volksunie als doel van het VNV "het nastreven van de Groot-Nederlandse gedachte".[598] "De Groot-Nederlandse gedachte ging er van uit dat de bovengenoemde bevolkingen (Vlamingen en Nederlanders) een geestelijke en door het bloed feitelijke eenheid vormen die slechts staatkundig is gescheiden. In het oprichtingsmanifest van het VNV staat: we behoren tot de ene Nederlandse natie, niet door eigen wil maar door de machtsbeschikking van vreemde heersers zijn wij gescheiden. Het VNV wil alle Vlamingen opleiden tot volwaardige Dietsers. Maar vooraleerst moet Vlaanderen door zelfbestuur tot volledige bewustwording komen".[599] De Volksunie probeerde in de jaren 1950 het Groot-Nederlandse en Dietse streven te verzoenen met federalisme in België. "De Groot-Nederlandse gedachte is het credo van de Vlaams-nationalisten geworden. Ze streven naar de vestiging van een Diets rijk. Toch dit sluit federalisme niet uit, ze vullen mekaar aan".[600] "Sommige strekkingen binnen het Vlaams-nationalisme willen een gewijzigde houding tegenover België aannemen: ze verklaren zich bereid samen met de Belgische staat een oplossing te willen nastreven op voorwaarde dat het officiële België het federalistische beginsel zou erkennen".[601]

Het nastreven van de Groot-Nederlandse gedachte stuitte op verzet van de gematigde democratische vleugel. De historiografie maakte duidelijk dat Borginon[602] het Groot-Nederlandse standpunt van het West-Vlaamse voorstel van de stichtingsproclamatie reeds afzwakte voor het werd bekendgemaakt.[603] Er was zeker in de beginjaren geen eensgezindheid over de toekomst van Vlaanderen. Zo vond Romsée[604] dat het doel het verwerven van politieke zelfstandigheid moest zijn. Dit moest liefst gebeuren door een experimenteel federalisme met Wallonië, propaganda voeren voor een federalisme met Holland was psychologisch onaanvaardbaar. De nadruk mocht alleen vallen op de culturele eenheid.[605] De rol van leider De Clercq is essentieel om te begrijpen dat de gematigde federalisten opzij werden geschoven, ondanks hun ideologisch en organisatorisch overwicht. De Clercq heeft op geen enkel moment laten raken aan de Dietse en totalitaire doelstellingen van het VNV. Op kritieke momenten dreigde hij met ontslag waardoor de gematigden telkens terugkrabbelden omdat ze er blijkbaar van overtuigd waren dat het VNV zonder De Clercq zou uiteenspatten. De Clercq zelf was voordurend op zijn hoede voor de Dietse radicalen in en aan de rand van het VNV die hij in staat achtte het VNV te ontwrichten, terwijl hij ervan uitging dat de gematigden steeds weer bijdraaiden.[606] Over deze verschillende strekkingen en moeilijkheden werd met geen woord gerept in De Volksunie-Wij. Het is ook tekenend dat er na de jaren 1950 totaal niet meer werd gesproken over de stichting van het VNV. De Volksunie koos voor de omvorming van België door federalisme. In de jaren 1950 werd aan het federalisme geen invulling gegeven. Pas op het moment dat het federalisme politiek realiseerbaar werd, gaf de Volksunie hieraan een invulling. Voor Groot-Nederlandse beschouwingen was er geen ruimte in het Volksunieprogramma.

De Leuvense historicus Wils stelde dat het doel van de Groot-Nederlandse beweging het vernietigen van België was.[607] Hierdoor was het onmogelijk om deze beweging te verzoenen met de federalistische beweging, die alleen België wou hervormen. De Groot-Nederlanders stelden hun hoop op een extreem-rechts revanchistisch Duitsland, dat een volgende oorlog zou winnen. In de tweede helft van de jaren 1920 werd de verbinding tussen Grootnederlandisme en Duitsgezindheid met fascisme onvermijdelijk.[608] Na de machtsovername door Hitler in Duitsland, kreeg de Groot Nederlandse beweging krachtiger tegenwind van de democraten die op het Duits gevaar wezen.[609] De Wever wees op de eensgezindheid in de historiografie over de rol van het Grootnederlandisme: "Wils en Elias zijn het er over eens dat het Grootnederlandisme een grote rol speelt in de verrechtsing van het Vlaams-nationalisme. Ze verschilden alleen fundamenteel van mening over de motor van die verrechtsing: voor Elias was dat de politieke ambitie van één man (Van Severen), voor Wils was dat het anti-belgicisme zelf".[610]

 Het taalgebruik, "door het bloed de feitelijk eenheid", als men het over Groot Nederland heeft is nog een typisch voorbeeld van rasdenken dat eigen was aan het interbellum. Ook de taak de mensen te moeten opleiden tot iets hogers, namelijk Dietsers, die dan volledig bewust zouden zijn, was een ideaal waar De Volksunie zich pas vanaf de jaren 1960 helemaal los kon van maken.

 

Het Dietse streven werd alleen in de jaren 1950 goed gepraat door te stellen dat het Dietse rijk nu gerealiseerd werd onder de vorm van de Benelux. "Dat dit een realistische visie was bewijst het tot stand komen van de Benelux".[611] "De Benelux heeft reeds een ver gevorderde economische eenheid gegeven aan de Nederlanden. Dit is de vorm waarin de samenhorigheid van de Lage landen nu kan uitgewerkt worden."[612] "Aan het Vlaams-nationalisme komt het thans toe ten volle de gegeven kansen te benutten en de Dietse geest binnen de Nederlanden uit te dragen. De Benelux is naast economische gronden ook gebouwd op historische, politieke en culturele gronden."[613]

De Benelux ontstond door een democratische beslissing van drie regeringen, en betreft alleen maar een vrijwillige samenwerking op een beperkt aantal domeinen. Dit was iets helemaal anders dan wat de Groot-Nederlanders, onder invloed van het fascisme, op het oog hadden.

 

De Volksunie legde in de jaren 1950 en 1960 de nadruk op de macht van het VNV. "Alleen de politieke zweepslag van de Vlaams-nationale partij, in de periode tussen de twee wereldoorlogen de stuwende kracht in kamer en senaat, is bij machte het Vlaamse standpunt in het kader der traditionele partijen opnieuw recht te laten varen."[614] "Slechts één maal werden de taalwetten op een draftempo gestemd door drie grote partijen en dat was tussen 1930 en 1940, maar toen waren er die hinderlijke herrieschoppers van Vlaams-nationalisten die van de Belgische traditie niets begrepen en het spel niet wilden meespelen".[615] De Volksunie kon zich "niet van de indruk ontdoen dat de tijden rijp waren voor een oplossing. Een bedreiging was het internationale oorlogsgevaar."[616] "De splitsing van het ministerie van onderwijs in 1940 was de eerste stap naar een federaal stelsel, het is er niet gekomen door de internationale toestand."[617] De opzegging van het Frans-Belgisch militair samenwerkingsakkoord werd als een grote overwinning gezien. "De eerste jaren richt het VNV zich voornamelijk tegen het Belgisch-Frans militair samenwerkingsakkoord. Als de koning in 1936 dit akkoord opzegt wordt het als een overwinning beschouwd en een teken van het doorbreken naar de macht in de staat".[618] Aan de verkiezingsoverwinning van 1936 werd veel belang gehecht. "Na de verkiezing van 1936 wordt de partij voor de eerste maal bij de koning uitgenodigd om haar visie te geven over de politieke toestand naar aanleiding van de nieuwe regeringsvorming. Het VNV komt tot zijn grootste macht; zij beginnen kommandoposten te bezetten in de besturen. Staf de Clercq vond het VNV geen partij doch een volk in wording".[619] In 1968 herinnerde Wij, bij de raadplegingen om een nieuwe regering te vormen, de koning eraan dat zijn vader wel de Vlaams-nationalisten consulteerde in 1936 terwijl deze een kleinere fractie waren dan de Volksunie in 1968.[620]

 Recent onderzoek bracht aan het licht dat het VNV zelf niet veel bijdroeg aan de taalwetten. Het VNV wilde juist dat er geen oplossing zou komen voor de communautaire problemen. "Het VNV formuleerde geen enkele concreet haalbare maatregel".[621] Hierdoor zouden ze nog meer stemmen winnen en meer macht verwerven om hun doel, de vernietiging van België, te bereiken. Te stellen dat het gevaar kwam van de dreigende internationale toestand, is zeker niet de visie van het VNV. Deze zag net zijn heil in een tussenkomst van een derde macht. De strijd tegen het Frans-Belgisch samenwerkingsakkoord was vooral ingegeven door een anti-Franse reactie. "Het akkoord werd beschouwd als een ultiem bewijs van het Franse imperialisme en de schuldige medeplichtigheid van de Belgische machthebbers. In deze visie werd Vlaanderen beschouwd als een buffer bij een nieuw Europees conflict.[622] Het VNV had voor de oorlog een geringe machtspositie. Na de verkiezing van 1936 kwam de doorbraak, maar bij volgende verkiezingen stagneerde de partij. Toen de koning het VNV consulteerde na de verkiezingen van 1936 was het al duidelijk dat het VNV geen rol zou spelen in de regeringsonderhandelingen. De koning bevestigde wel symbolisch de plaats die de partij had ingenomen.[623] Na de verkiezingen van 1939 was de partij geïsoleerder dan ooit. De Clercq beweerde dat het VNV oprukte naar de macht, via legale weg was dit niet bepaald voor morgen.[624] Het VNV zou pas tot zijn 'grootste macht' komen tijdens de bezetting. Het VNV zag zichzelf niet als een partij maar als een verbond. "Haar doelstellingen overstijgen de politiek. De activiteiten van het VNV worden omschreven als propaganda met het oog op de bewustwording van de natie."[625]

 

Het nationaal solidarisme waar het VNV voor stond werd in De Volksunie in de jaren 1950 omschreven als een algemeen ideeëngoed waar sommige andere partijen ook achter stonden. "Het nationaal solidarisme dat het VNV nastreefde was vooral terug te vinden in de organisatie van de economie, die hard te lijden had van de economische crisis. Ze wilde samen met het KVV, zoals in het beginselakkoord staat, corporaties oprichten."[626] "Als oplossing van de maatschappelijke vraagstukken formuleerde het VNV de nationaal-solidaristische gedachte. De maatschappij wordt als één grote belangengemeenschap beschouwd, in dewelke alle klassen en alle enkelingen noodgedwongen solidair moeten zijn met elkaar. In de praktijk dacht men aan corporaties, die werken via de christelijke solidariteit. Het fascisme wilde dit bereiken onder dwang langs revolutionaire weg. Het programma van het VNV, met arbeid als grootste waarde in de opbouw van de nationale welvaart, was de voorloper van de realisatie van de welvaartstaat".[627]

 In zijn studie over het VNV merkte De Wever op dat het begrip corporatisme zeer uitlopende ladingen dekte, gaande van een sociaal overlegmodel tot een dictatoriaal staatscorporatisme.[628] Ondanks de vaagheid over de juiste invulling was het duidelijk dat het VNV de georganiseerde arbeidersbeweging wou uitschakelen.[629] Dit was een van de struikelblokken van de Vlaamse Concentratie VNV-KVV.

 

De samenwerking tussen het VNV en de KVV kwam meermaals aan bod in De Volksunie. In december 1936 werd een beginselakkoord ondertekend. Dit kwam tot stand in het kader van pogingen om tot een Vlaamse Concentratie van alle katholieke Vlamingen te komen. Het beginselakkoord stelde het volksbelang boven de staatsinrichting en pleitte voor een publiekrechtelijk statuut voor de Vlaamse volksgemeenschap, waardoor er bij de meesten aan federalisme werd gedacht; het aanvaarde sommige corporatistische beginselen, met uitsluiting van staatscorporatisme, en bleef gehecht aan het parlementaire regime en de democratische vrijheden; tenslotte werd de wens geuit, om op basis van genoemde beginselen, tot een gemeenschappelijke formatie te komen.[630]

Inhoudelijk werd het beginselakkoord in De Volksunie slechts in de jaren 1950 besproken. "In december 1936 wordt het akkoord op basis van Vlaams-nationale en kristen-solidaristische grondslag tussen het VNV en het KVV ondertekend. Borginon, Elias en Romsée tekenen voor het VNV, Eyskens, De Bruyne en Verbist voor de KVV." "Het hoofddoel was een ruime Vlaamse concentratie tot stand te brengen. Voor sommigen was het de bedoeling tot een soort samensmelting van beide partijen te komen. De eenheidspartij heeft wel in de lucht gehangen, maar enkele maanden later was de concentratie VNV-KVV reeds opgedoekt. Het waren vooral de politiekers van de oude stempel en het ACW die dwars zaten. De verschillen waren ook groot: het VNV wilde concentreren op nationale grondslag, het KVV op politiek-katholieke partijgrondslag".[631] De Volksunie reageerde op uitspraken van CVP-er De Bruyne dat het beginselakkoord alleen maar cultuurautonomie zou beoogd hebben door het beginselakkoord letterlijk te citeren.[632] In 1966 besprak Wij uitvoerig de lezersbrief van Borginon in De Standaard, waarin hij een artikel, over de mislukking van de concentratie door het VNV, als lichtzinnig en zonder behoorlijke informatie afschilderde.[633]

 De visie van De Volksunie op het beginselakkoord is niet helemaal correct. Zo beweerde De Volksunie dat Romsée mee tekende, dit klopt niet helemaal. Borginon tekende mee in naam van Romsée, want deze was niet aanwezig.[634] Segers[635] was wel aanwezig maar ondertekende het beginselakkoord bewust niet.[636] Het ACW kon niet achter het corporatisme staan en vreesde de concurrentie van de Vlaams-nationale syndicaten. Het ACW startte na de bekendmaking van het akkoord met een propagandistisch offensief tegen het fascisme en communisme.[637] Het waren niet alleen 'politiekers van de oude stempel en het ACW' die tegen het beginselakkoord fulmineerden. Naast de politieke tegenstrevers en de oude garde katholieke parlementariërs, zoals Van Cauwelaert, uitte ook het ACV ernstige bezwaren. Ook de Kerk koos positie tegen het beginselakkoord.[638] Binnen het VNV waren het vooral de autoritairgezinden die tegen het akkoord reageerden. De Clercq stond zeer wantrouwig tegenover de onderhandelingen en verklaarde later dat het een "haastige beslissing was geweest van Elias en Romsée, waar hij zelf niet verantwoordelijk voor was, in een periode dat het VNV in een zware crisis verkeerde".[639] De Clercq onderstreepte vooral de zelfstandigheid van het VNV. Borginion, die zijn leider niet kon afvallen, legde hierna de nadruk op een duurzame samenwerking om de gestelde doelen te realiseren. Het KVV bleef het beginselakkoord interpreteren in die zin dat er was afgesproken dat men tot een fusie moest komen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen kwam er in verschillende gemeenten een samenwerking van VNV en KVV, al dan niet aangevuld met Rex. Op nationaal niveau bloeide de samenwerking langzaam dood.[640] Borginon stelt dat de mislukking de fout was van het directorium van het KVV, dat al zijn geledingen niet onder controle kon houden. Later gaf hij toe dat ook de invloed van de extremisten op De Clercq een belangrijke oorzaak was.[641] De verhandeling van Furniere toonde aan dat er noch over het corporatisme, noch over het politieke regime, noch over de staatsindeling eengezindheid bestond.[642]

 

De Volksunie besteedde in het kader van de concentratiebeweging veel aandacht aan het KVV, en uitte zo kritiek op de CVP. Van een koppeling aan een mogelijke samenwerking VU-CVP vinden we niets terug. "In 1936 kwamen de spanningen binnen de staatspartijen tot een toppunt. De katholieke partij die op haar grondvesten schokte, kon het gevaar slechts afwenden door een splitsing in een Vlaamse en Waalse vleugel".[643] "Het VNV bracht de katholieke partij op de knieën, ze verplichtte haar tot een federalistisch standpunt".[644] "De rol van de zweep van de Vlaams-nationalisten liet zich volop gelden".[645] "Voor de oorlog waren er twee politieke partijen die naar de gunst van de Vlaamsgezinde kiezers drongen, een progressieve Vlaams nationale partij, het toenmalige VNV, en een achterna hinkende katholieke partij, de KVV".[646] Het doel van deze verwijzingen bestond er voor De Volksunie in om te bewijzen dat een kleine Vlaams-nationale partij, wat de Volksunie in de jaren 1950 zeker was, wel degelijk iets kon verwezenlijken. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 werd een overwinning van de Volksunie voor de komende parlementsverkiezingen voorspeld, die een zelfde effect zou hebben op de CVP als op de Katholieke partij van 1936 toen die in paniek haar partij ging herdopen.[647]

Vanaf de jaren 1960 werd het beginselakkoord meer aangegrepen om kritiek te geven op het CVP-beleid. Vooral Eyskens moest het, als ondertekenaar van het akkoord en als latere Eerste Minister ontgelden. "Wie heeft de Vlaamse belangen het best gediend: Eyskens als onderhandelaar van het manifest KVV-VNV in 1936 of Eyskens als Eerste Minister"?[648] Voor de parlementsverkiezingen van 1961 speelde De Volksunie de eenheidsstructuur van de CVP van Eyskens uit tegen de federalistische ingesteldheid van Eyskens voor de Tweede Wereldoorlog toen hij het akkoord ondertekende.[649] Mattheyssens vergeleek het verzet tegen het federalisme met het verzet tegen de eerste trein. "Reeds in 1936 was er door het beginselakkoord een Vlaamse meerderheid voor federalisme: de anti-federalisten horen in een museum thuis".[650] In 1963 gebruikte het latere Volksunieparlementslid Babylon het beginselakkoord om op te roepen tot verdraagzaamheid en dialoog, teneinde tot een oplossing te komen in verband met de discussie over de Vlaamse frontvorming in de Volksunie.[651] Luyten stelde dat alleen een sterke Volksunie de CVP terug, zoals in 1936, federalistisch kon maken.[652] In 1974 vond De Bruyne dat het beginselakkoord in de jaren 1950 voor "velen een verre voor goed verzwonden droom was".[653]

 

De uitgebreide aandacht in De Volksunie voor de concentratie VNV-KVV staat in schril contrast met het samenwerkingsakkoord met Rex. Dit akkoord kwam er in oktober 1936 omdat de VNV-leiding het niet uitgesloten achtte dat Degrelle[654] de macht via een omwenteling zou overnemen. Om de verwachte ontwikkelingen te anticiperen was De Clercq bereid een geheim akkoord af te sluiten. Degrelle maakte dit akkoord reeds twee dagen later openbaar. Het had echter niet het verwachte resultaat van een machtsvergroting van Rex, maar betekende eerder het begin van het einde van Rex.[655]

De Volksunie vermeldde dit akkoord slechts even in één paragraaf. "Met Rex bleven de verhoudingen weinig hartelijk. In 1936 werd wel het akkoord VNV-Rex afgesloten. Dit hield in dat Rex de federale staatsinrichting van België aanvaardde en beloofde de partij in Vlaanderen niet verder uit te bouwen. Hierdoor wist het VNV de franskiljonse elementen die voornamelijk Rex steunden, schaakmat te zetten. Buiten dit akkoord bleven de relaties koel. De demagogische inslag van Rex kon maar afstotend werken op het VNV omdat de diepere grondslag van het Vlaams-nationalisme lag in de traditie van honderd jaar Vlaamse Beweging".[656]

 Het gevolg van dit akkoord was dat een groot deel van de publieke opinie nu werkelijk oog kreeg voor de anti-democratische tendenties in het Vlaams-nationalisme.[657] Ook de onderhandelingen in het kader van de Vlaamse Concentratie werden door dit akkoord bemoeilijkt doordat het wantrouwen van de christen-democraten heftig oplaaide.[658] Deze beschouwingen kwamen in De Volksunie niet aan bod; De Volksunie wou eerder de verschillen in het daglicht stellen door te beweren dat het Vlaams-nationalisme diepere gronden had. Een verklaring hiervoor is dat het akkoord met Rex niet meer kon gebruikt worden in haar eigentijds discours.

 

De relatie tussen het VNV en de Kerk kwam weinig aan bod in De Volksunie, zeker als we vergelijken met de Frontpartij. De Volksunie zag het VNV als "een verbond met een christelijk karakter dat de poort echter openhield voor andersdenkenden".[659] "Het VNV wordt opgericht op een a-confessionnele grondslag en staat open voor iedereen, maar erkent hoofdzakelijk het christelijk karakter van Vlaanderen. De beginselen waarop onze strijd steunt, zijn geen specifiek confessionele, doch gezond natuurrechtelijke rechtvaardigheidsbegrippen. Aan het volk zijn eigen wezen en zijn eigen staat, rechtvaardige plaats aan alle delen van het volk. Deze beginselen leiden wij af van het natuurrecht. Een staatskatholieke partij, die in Vlaanderen zoveel tegenstrijdige belangen moet verenigen, kan onmogelijk goede weerstand bieden en verliest stilaan veld tegenover het links totalitarisme. Waar de katholieke partij niet bij machte was deze vooruitgang te stuiten, zou het Vlaams-nationalisme tussen 1930 en 1940 er in gelukken in talrijke streken van Vlaanderen het links streven de weg af te snijden. Na 1944 was de weg weer geopend".[660] De Volksunie legt de oorzaak van de verkiezingsnederlaag van de Vlaams-nationalisten in 1932 bij de verkiezingspropaganda van de Katholieke partij, die de verkiezingen voerde in het kader van "de schone ziel van het kind en de christelijke eenheid. Na de verkiezingen werd een liberaal in hun regering minister van onderwijs. Het zou niet de laatste keer zijn dat de katholieken met de ziel van het kind speelden, actueler kan het niet".[661]

Het christelijk karakter was bij de stichting van het VNV een duidelijke eis van het KVNV en stuitte op ernstige bezwaren van het Antwerpse Front. Dit is een voorbeeld van de ideologische verschillen in het VNV, waar De Volksunie niets over vermeldde. Het valt op dat bij de stichting van de Volksunie een gelijkaardige formulering over de godsdienst werd ingenomen. Deze opstelling van een hoofdzakelijk christelijke partij evolueerde, onder invloed van de schoolstrijd in de periode dat deze artikels geschreven werden, naar een grotere openheid. De nadruk lag hier nog op de frontvorming tegen links, en dit was niet onbelangrijk in de periode van volle schoolstrijd. De Volksunie legde de onmacht van rechts bij de CVP omdat ze hun Vlaams-nationalistische bondgenoten van voor de oorlog door de repressie politiek uitgeschakeld hadden. Dat juist de verkiezingen van 1932 besproken worden kaderde natuurlijk in de schoolstrijd van 1958. De Volksunie wou aantonen dat de CVP de schoolstrijd niet kon en wou oplossen, en alleen maar om electorale redenen uitspeelde bij verkiezingen. De begrippen 'natuurrecht' en '-wezen' zijn zeer dubbelzinnig: er kan de door God gegeven essentie mee bedoeld worden, maar er blijft veel ruimte om het woord een biologische interpretatie te geven, waardoor men in een racistische interpretatie terechtkomt.[662]

 

 In de jaren 1950 benadrukte De Volksunie de continuïteit in de Vlaams-nationalisme. "In dit licht gezien blijft de Vlaams Nationale gedachte van gisteren deze van morgen."[663] "Het Vlaams-nationalisme van vandaag is de geestelijke erfgenaam van het vooroorlogse Vlaams-nationalisme. Niet omdat het strak wil vasthouden aan oude tradities, maar omdat het nationale belang van Vlaanderen slechts één kan zijn, omdat het streven naar het heil van de Vlaamse volksgemeenschap in deze nieuwe tijden en in deze nieuwe voorwaarden slechts in éénzelfde gerichtheid kan liggen als vroeger."[664] "Waar de Frontpartij pas na tien jaar zwoegen sterk doorbrak en het VNV eerst rond 1936 in de diepe lagen van de Vlaamse volksmassa doordrong, daar is het zaad waar het werd uitgestrooid, niet verloren gegaan. Het heeft gekiemd en een sterk Vlaams-nationaal gevoel leeft thans in Vlaanderen."[665]

 

 

2. Het VNV in de greep van de Tweede Wereldoorlog.

 

 De Volksunie wou in de jaren 1950 het beeld ophangen dat de Vlaams-nationalisten van plan waren België te verdedigen tegen de Duitsers bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Volgens De Volksunie wou het VNV hiervoor loyaal met de andere partijen meewerken. "Recht voor zelfbeschikking voor alle volkeren, in naam van hetzelfde beginsel zal men Duitsland veroordelen dat het recht van andere volkeren, Tsjechen en Slovaken, met de voeten treed. Voor het verwezenlijken van zelfbestuur willen de nationalisten samenwerken met andere partijformaties".[666] "Wanneer op 1 september de Tweede Wereldoorlog uitbreekt schaart het VNV zich onmiddellijk naast de andere partijen en staat een eendrachtige politiek voor. Bij de Belgische capitulatie verklaart het VNV dat het geen tweede activisme wilt."[667]

 Volgens de historicus De Wever is er een groot verschil tussen de officiële politiek van het VNV en wat er feitelijk gebeurde. Het verdedigen van België tegen een buitenlandse inval en het verdedigen van een strikte neutraliteitspolitiek was de officiële VNV-politiek. Op 14 mei 1940 besliste de volledige VNV-top, met uitzondering van Tollenaere en Leuridan die afwezig waren, unaniem dat ze niet deelnamen aan een tweede activisme.[668] Na de oorlog bevestigde de partijtop van het VNV deze officiële stellingname. De Wever vond het 'zonneklaar' dat dit beeld onvolledig was. Verschillende VNV'ers zagen een Duitse bezetting als een unieke kans om af te rekenen met de Belgische staat en met een regime dat ze niet de gelegenheid had gegeven door te dringen naar de macht.[669] Alles wijst er op dat De Clercq zijn geheime politiek verder zette".[670] De politieke collaboratie van het VNV sloot nauw aan bij de deze geheime politiek van De Clercq van voor mei 1940. De Militaire Organisatie was een geheime organisatie van De Clercq, die het hem mogelijk maakte om met zijn gemobiliseerde volgelingen contact te houden. Het doel van de Militaire Organisatie was in het leger een VNV-bevelstructuur mogelijk te maken.[671] De Clercq hield de frontbeweging van de Eerste Wereldoorlog als model voor de Militaire Organisatie. De leden hiervan moesten bereid zijn om alle bevelen van De Clercq onmiddellijk uit te voeren, ook als dit hoogverraad betekende. De Clercq wou op deze mannier klaar staan om bij een crisissituatie het revolutionaire programma van het VNV ten uitvoer te brengen. Tot de laatste dagen voor de Duitse inval voerde De Clercq gesprekken met een Abwehr-agent.[672] Reeds enkele dagen na de Duitse inval kwam de leiding van het VNV in contact met de Abwehr. Er werd met deze dienst samengewerkt "om de veiligheid van het Duitse leger, door het inrichten van verweer tegen sabotage te verzekeren".[673] Elias blijft over deze contacten met de bezetter zeer vaag. In praktijk heeft de Militaire Organisatie nauwelijks een rol kunnen spelen.[674] Van deze geheime contacten en bedoelingen vinden we niets terug in De Volksunie.

 

 De Volksunie hechtte veel belang aan de door de Belgische overheid gearresteerde en weggevoerde 'staatsgevaarlijke personen' bij de inval van de Duitsers. Deze arrestaties waren voorbereid door een Coördinatiecomité dat sedert einde maart 1940 vergaderde onder het voorzittersschap van de Minister van Justitie.[675] Op 10 mei 1940 had men nog niet alle informatie verwerkt zodat de hele operatie op wankele fundamenten berustte.[676] De gearresteerden werden dikwijls slecht behandeld en met de 'spooktreinen' naar strafkampen in Frankrijk afgevoerd. Bekend was de slachtpartij van Abbeville: er werden door Franse militairen 21 mensen doodgeschoten, waaronder de Verdinaso-leider Van Severen.[677]

 De Volksunie vond in de jaren 1950 dat de opgepakte Vlaams-nationalisten geviseerd werden alleen maar omdat ze Vlaams-nationalist waren. "Wanneer op 10 mei Duitsland aanvalt, worden enkele duizenden staatsgevaarlijke personen aangehouden. Er waren hier verschillende Vlaams-nationalisten bij die slechts alleen staatsgevaarlijk waren in de ogen van de Vlamingenhaters".[678] In 1975 werd de nadruk meer gelegd op het feit dat niet alle weggevoerden Vlaams-nationalisten waren. Hiermee wou Vinks de nadruk leggen op het feit dat niet alleen van Vlaams-nationalisten vermoed werd dat ze gingen collaboreren.[679] De Volksunie zag in de arrestaties één van de grootste oorzaken die het VNV er toe deden besluiten in de collaboratie te stappen. "Ook de psychologische fout van de deportaties van mei 1940 en de moorden te Abbeville waren olie op het vuur".[680] Vinks en Van der Elst noemden het een belangrijke stimulans die de bereidheid tot collaboratie zeker heeft aangewakkerd.[681]

 Objectief gezien vanuit het standpunt van de Belgische staatsveiligheid waren de arrestaties van de top van de Militaire Organisatie zeker gerechtvaardigd.[682] Verschillende Vlaams-nationalisten waren staatsgevaarlijk voor de Belgische staat. De arrestaties waren voor vele Vlaams-nationalisten een bevestiging van wat hen al jaren was ingeprent: België was de vijand. Hierdoor werd het gemakkelijker om de gêne, die bestond om Duitse hulp tegen de vijand te aanvaarden opzij te schuiven. Toch is het twijfelachtig of de arrestaties een bepalende rol hebben gespeeld in de beslissing van het VNV om in de collaboratie te stappen. De meeste bekende weggevoerden, zoals Tollenaere, waren voor de oorlog al vast besloten om partij te kiezen voor Duitsland. De arrestaties en de wegvoeringen waren wel een krachtig propagandistisch element in de handen van de VNV-leiding en kan vergeleken worden met de ontslagen van flaminganten tijdens de eerste wereldoorlog.[683]

 

De reacties op de arrestaties moeten ook bekeken worden in het licht van de 'wondere zomer van 1940'. "Het was de periode waarin het grootste deel van het Belgische establishment en van de bevolking er van overtuigd was dat Duitsland de oorlog ging winnen en voor langere tijd heer en meester zou zijn over Europa. De militaire superioriteit en het gedisciplineerd optreden van de Duitsers had indruk gemaakt. Tegen het einde van de zomer deed er zich een duidelijke verkilling voor in de verhouding met de bevolking".[684]

 De Volksunie beschreef in de jaren 1950 de 'wondere zomer van 1940', de latere verkilling kwam niet ter sprake. "De publieke opinie was overtuigd dat Duitsland de oorlog zou winnen, het prestige van Duitsland was groot door de overweldigende overwinning in het Westen. De nieuwe orde gedachte vond nu ingang in ruime kringen. Het VNV was overtuigd dat het een aanwezigheidspolitiek moet voeren, maar was onzeker welke vorm die moest aannemen. De gebeurtenissen volgden elkaar zeer snel op. De koning had gevraagd het land terug op te bouwen. Wilde men vermijden dat Duitsland zich rechtstreeks of onrechtstreeks zou innestelen in het land, moest men een positieve houding aannemen. Er viel op zijn minst genomen rekening gehouden worden met een jarenlange Duitse bezetting en overheersing. Het Vlaams belang moest verdedigd worden tegenover Duistland en tegenover de franskiljons die zeker niet onactief waren. Er onstonden verschillende visies naar gelang het belang van het Vlaams-nationalisme werd gezien tot de oorlogsgebeurtenissen. Over het geheel bleef het VNV vasthouden aan zijn wachtwoord 'geen tweede activisme'. Een radicale vleugel achtte dit door de omstandigheden achterhaald. De gematigde vleugel wenste alleen een passieve aanwezigheidspolitiek. De groep die tussen beiden stond wenste een actieve aanwezigheidspolitiek. Staf De Clercq besliste dan op 10 november 1940 toch tot een actieve aanwezigheidspolitiek. Redenen: vele traditionele Belgische kringen gingen over tot een aanwezigheidspolitiek ter behoud van Belgische belangen tegenover Duitsland. Verschillende Vlaams-nationalisten werden ongeduldig dat die realisten het weer gingen halen."[685] De Volksunie benadrukte de contacten tussen Elias en Romsée met andere politici van het establishment, zoals Lippens.[686] In 1968 bleef Wij achter de stelling staan dat "de Vlaamsgezinden het langst van al geaarzeld hebben om in de collaboratie te stappen."[687]

 Het recente onderzoek van De Wever toonde aan dat De Clercq al op 3 juni 1940 een memorandum aan de bezetter overhandigde waarin hij zijn partij met raad en daad ter beschikking van de bezetter stelde. De Clercq stoorde zich niet aan de officiële richtlijn van 'geen tweede activisme'.[688] De verhandeling van Verhaert beklemtoonde de belangrijke rol van de invloed van De Clercq op vele Vlaams-nationalisten om in de collaboratie te stappen.[689] De Volksunie geeft een aantal redenen waarom het VNV in de collaboratie stapte. Deze redenen zullen zeker meegespeeld hebben maar waren niet doorslaggevend. De gematigde vleugel stelde vast dat aan de basis de collaboratie reeds begonnen was voor dit aan de top officieel beslist was. Niet het collaboreren stond ter discussie wel de manier waarop. De VNV-leiding stapte via twee wegen in de collaboratie. De radicale vleugel onder de leiding van De Clercq vroeg de bezetter de oprichting van Groot Nederland en de macht in de handen van het VNV te geven. De gematigde vleugel van de VNV-leiding legde contacten met het Belgische establishment, met de bedoeling door te stoten tot in de traditionele machtscentra van het land. Er bestond hiervoor in de 'sfeer van de wonderzomer' de bereidheid tot onderhandelen. De persoonlijke politiek van De Clercq zette echter de gematigde vleugel van de VNV-leiding buiten spel.[690] De Clercq werd geconfronteerd met een Duits veto tegen Dietsland, met een basis die de Dietse Volksstaat in het verschiet zag, met Dietse concurrenten, met belangrijke medestanders die aangelokt werden door machtsposities in een nieuwe Belgische staat en met een Groot-Duitse beweging die vrij spel kreeg. Om deze gordiaanse knoop door te hakken koos hij voor de vlucht vooruit.[691] Op 10 november 1940 loodste De Clercq zijn partij in de onvoorwaardelijke collaboratie door openbaar te verklaren dat het VNV de zijde van Duitsland koos en daar altijd al gestaan had. Deze rede was direct gericht tegen de gematigde vleugel van het VNV. De kritiek van deze gematigde vleugel bleef binnenskamers en voor de buitenwereld onderschreven ze de politiek van de leider.[692] Deze bereidheid tot onderhandelen met het VNV en collaboratie van het Belgische establishment werd door De Volksunie regelmatig bekritiseerd. De Volksunie gebruikte dit argument om de eigen collaboratie goed te keuren. De Volksunie verzweeg hierbij wel dat de gematigde VNV-vleugel met deze mensen wilde samenwerken.

 

 De Volksunie benadrukte dat niet alle VNV-ers in de collaboratie stapten. "De rol van de passieven kon zich niet uiten omdat de overheid iedere tegenkanting verbood. De invloed van de leidinggevende passieve Vlaams-nationalisten ging teniet op het einde van 1940 toen het activisme werd ingezet. Ze dachten dat een activistische politiek op termijn slecht zou zijn. Ze achtten het Vlaams-nationalisme sterk genoeg om te overleven. Er werd zelfs aan gedacht om het Vlaams-nationalisme ook te gaan vertegenwoordigen aan de andere kant. Bij de inval in Rusland trokken een aantal Vlaams-nationalisten zich terug uit het activisme. De Vlaams-nationale intelligentsia stond in grote mate terughoudend of afzijdig".[693] "De oppositie in het VNV kwam meer en meer naar buiten en verschillende personen verlaten het activisme."[694] De Volksunie deed haar best om aan te tonen dat er binnen het VNV een duidelijke strekking bestond die het niet eens was met de nieuwe orde van Duitsland: "zolang de bezetting duurt kan er voor een nieuwe samenleving niet doelmatig geijverd worden omdat er niet genoeg bewegingsvrijheid is. De passieven en activisten ontmoeten elkaar in de vrees voor de toekomst voor Vlaanderen bij Duitsland dat geen waarborgen geeft."[695] Door het kleurwoord 'passieven' te gebruiken gaf De Volksunie aan dat ze niet achter deze politiek staan. In de jaren 1960 en 1970 benadrukte De Volksunie-Wij dat er veel VNV-ers in de collaboratie stonden maar met hun hart erbuiten en dat het veel moed vergde om uit de collaboratie te stappen.[696]

Volgens De Volksunie in de jaren 1950 werd het VNV door de opbodpolitiek verplicht om in de collaboratie te stappen. Het VNV, en dus niet de 'passieven', werd voorgesteld als de behoeders van het Vlaams-nationalisme. "Ondertussen steeg de invloed van groepen die de nieuwe orde openlijk aanhingen en zich op eind 1940 bundelden in de Algemene SS Vlaanderen. Deze beschouwden het traditionalistische Vlaams-nationalisme als voorbijgestreefd. Het risico dat het afzijdig staande VNV spreek- en persverbod zou krijgen van de Duitsers steeg. In dat geval zouden verschillende Vlaams-nationalistische krachten zeker aangezogen worden door de nationaal-socialistische groepen. Die zouden dan op een weg geleid worden die, op zijn minst genomen, zeer bedenkelijk was voor de traditionele Vlaamse waarden en voor de zelfstandigheid van Vlaanderen. Zo dwong de bezetter het VNV tot activisme. Door lang te aarzelen, tot op het moment dat het zich vanuit haar standpunt verplicht voelde, kreeg het geen feitelijke waarborgen. De Duitsers speelde de opbodpolitiek volledig uit. Het VNV moest nu officieel de nationaal-socialistische ordening aannemen. Zeker hebben veel activisten in nationaal-socialisme en Nieuwe Orde geloofd, maar in hun ogen betekende het heel wat anders dan wat de Duitsers er van maakten. Andere activisten geloofden helemaal niet in de nieuwe ideologie maar gingen mee omwille van Vlaamse overwegingen. Door hun tegenstrevers werden de Vlaams-nationalisten dan ook dikwijls verweten dat zij slechts voorwaardelijke en onbetrouwbare nationaal-socialisten waren."[697]

De opbodpolitiek zorgde voor verschillende toegevingen van het VNV. In de jaren 1950 zette De Volksunie deze toegevingen in de verf om aan te tonen dat de evolutie in de collaboratie niet altijd bedoeld was door de leider. "Begin 1941 verbood de bezetter het VNV om nog propaganda te maken voor Groot-Nederland of de annexatie van Frans-Vlaanderen."[698] "Het VNV streefde vanaf 1941 naar een Dietse staat die op Duitsland zou steunen, later werd Dietsland ingeschreven in het Groot-Germaanse Rijk."[699] Anderzijds zette De Volksunie hier onmiddellijk de verwezenlijkingen van het VNV tegenover: de macht van het VNV groeide sterk. "Het VNV onderstreepte wel de vaste wil van het behoud van de Nederlandse taal en cultuur en de belijdenis van het Nederlandse wezen der Vlamingen en verzet zich tegen iedere denationalisering- of annexatiepolitiek."[700] "Ondertussen steeg de invloed van het VNV: steeds meer bestuursfuncties kwamen in haar handen. In de helft van 1942 telde ze 100000 leden."[701] Door de Duitse inval in Rusland verscherpte de houding van Duitsland: 'wie niet voor ons is, is tegen ons' en tegenover het anti-militarisme werd nu een soldatenkarakter van de beweging onderstreept. De Volksunie citeerde Verschaeve die de IJzerbedevaarten meer en meer een militaire parade en slagveld vond dan een bedevaart. "Op de volgende bedevaart was Verschaeve niet meer te zien."[702] In 1965 veranderde het beeld van Verschaeve en werd hij door Vinks als de promotor aanzien van de Oostfrontstrijders. "Laat de ezels, wezels en kwezels van België verrader schreeuwen tot de strijders van dit uur: geen eretitel is zo vererend als die naam die de laffe ontrouwen in ieder uur der geschiedenis naar de trouwsten der trouwen hebben gegooid…"[703]

 Elias zag voor het uitbreken maar weinig nationaal-socialistische elementen in het VNV.[704] Uit het onderzoek van De Wever kwam aan licht dat het VNV maar al te graag het nationaal-socialisme wou overnemen als het de enige nationaal-socialistische partij in Vlaanderen mocht zijn. Het VNV ontpopte zich tijdens de bezetting geluidloos tot een nationaal-socialistische beweging.[705] De bekentenis tot het nationaal-socialisme tijdens de bezetting was veel meer een logische ontwikkeling dan een tactische noodwendigheid. De Wever erkende wel dat veel VNV-ers die met deze koers werden meegezogen dit zo niet ervaren hebben.[706] De opbodpolitiek was zeker geen doorslaggevende oorzaak voor de collaboratie, ze zorgde wel voor een steeds verder gaande engagement in de collaboratie.

In de historiografie is het duidelijk dat in het VNV kritiek los kwam op de houding van de leiding over de staatskundige toekomst van Vlaanderen. Door de toegevingen van de VNV-leiding kwam de nadruk steeds meer te liggen op integratie van Vlaanderen binnen het Germaanse Rijk, terwijl ze anderzijds zweeg over de nationalistische doelstelling van het VNV, namelijk de stichting van de Groot Nederlandse staat. Voor de buitenwereld werd het VNV over één kam geschoren met haar politieke vijand binnen de collaboratie.[707]

Het wetenschappelijk onderzoek van Lannoo toonde aan dat het anti-militarisme in de Frontpartij, onder invloed van de nieuwe orde ideeën al aan het evolueren was. Vanaf 1925 werd er in verschillende Vlaams-nationalistische bladen opgeroepen tot het vormen van milities.[708] Ook bij de stichting van het VNV was er al een sterke militaristische tendens. Het benadrukken van het militaire karakter van het VNV is er zeker niet gekomen alleen maar door de opbodpolitiek. Beck concludeerde dat Verschaeve inderdaad opvallend afwezig bleef op de IJzerbedevaarten, waarschijnlijk omdat Van Severen gedreigd had een anoniem artikel van Verschaeve tegen de IJzerbedevaart bekend te maken indien Verschaeve aanwezig zou zijn. Verschaeve was wel aanwezig op de bedevaarten tijdens de oorlog.[709] Verschaeve stond niet afkerig van het militaire karakter van de Vlaamse Beweging. Hij juichte dit juist toe: "eindelijk Vlaamse soldaten".[710]

Het VNV kon door de steun van de bezetter effectief een machtsgreep uitvoeren. Op alle echelons werden VNV-ers aangesteld en benoemd. De VNV-machtsgreep had het meeste succes in de locale besturen. Ook topposten als secretaris-generaal van Economische Zaken en voor Binnenlandse Zaken kwamen in de handen van VNV-ers.[711] In het begin van 1942 had het VNV ongeveer 40000 leden en niet de door De Volksunie beweerde 100000 leden. Toch betekende dit meer dan een verdubbeling van het aantal leden van voor de Tweede Wereldoorlog. Op het einde van 1942 begon de afkalving.[712] Begin 1944 telde het VNV nog maar 11000 leden.[713]

 

De Volksunie haalde in 1962, ter gelegenheid van het bekend worden van het bestaan van gevangen Oostfronters te Rusland, kort de problematiek van de Oostfronters aan. Deze personen zouden zich door hun jeugdige leeftijd hebben laten meeslepen om vrijwillig de wapens op te nemen tegen Rusland. Door onder meer de tussenkomst van Deconick en Lecompte kwamen 'de vier van Potma' vrij. Dit kwam om propagandistische redenen samen met de vrijlating van de soldaten in Kongo uitgebreid aan bod in De Volksunie.[714]

 Wij erkende dat de Oostfronters aan de verkeerde kant stonden, "maar volstaat dat om deze mensen in het openbaar te mogen en te kunnen brandmerken als uitschot, als het schuim van de samenleving, als afschuwelijke beulsknechten? Volstaat het niet dat na 25 jaar de spons zou geveegd worden over de "fout" die zijn oorsprong vond in offerzin en idealisme? Zij meenden dat het hun plicht was. Opdat de slachtoffers van rassenhaat, opdat idealisten niet meer zouden gaan schieten op andere idealisten, opdat ooit een echte vrede zou kunnen groeien, opdat de slachtoffers van alle fronten niet vergeten zouden worden: amnestie."[715]

 Er werd gewezen op verzachtende omstandigheden van het tijdsklimaat. "De Oostfronters kwamen mede voort door het anticommunistische klimaat, iets wat de economische collaborateurs niet kunnen zeggen.[716] "De oorzaak van een niet geringe deelname in het Leger van Europese vrijwilligers voor het Oostfront was ingegeven door het anticommunisme, een groeiende Europese eenheidsgedachte evenals het argument van de Vlaamse aanwezigheid." Vinks benadrukte dat dit niet alleen het geval was in Vlaanderen maar in heel bezet Europa.[717]

 

De Volksunie ontkende in de jaren 1950 het onvoorwaardelijke karakter van de collaboratie. De Volksunie benadrukte dat men er verschillende malen over gedacht heeft de collaboratiepolitiek te verlaten. "Op het einde overwoog Staf de Clercq het activisme stop te zetten. 'Het VNV voert geen knechtenpolitiek'. Hier waren echter verschillende krachten tegen. Het Duitse Militaire bestuur vreesde een machtsvacuüm dat de SS Vlaanderen zou invullen. Het Duitse Militaire bestuur was van gematigde strekking en dacht aan invloed te verliezen. Ook het Belgische administratieve apparaat vreesde het oprollen van het Belgische bestuur door de SS Vlaanderen, zodat de annexatie bij Duitsland dichter bij kwam".[718] "Elias had als leider een zware erfenis aanvaard. Hij had steeds tot de gematigde vleugel behoord en wenste zelf een andere richting in de gaan. Er groeide een steeds grotere oppositie in het VNV die eiste dat het Groot-Nederlandse ideaal zou verdedigd worden tegen Duitsland. De Duitsers reageerden met een opbodpolitiek via de DeVlag. Het VNV overwoog de partij te ontbinden. Toch heeft Elias dat niet gedaan omdat hij vreesde dat daardoor diegenen die de activistische politiek gevolgd hadden in de richting van de DeVlag zouden gaan. De dreiging van het bolsjewisme leek het VNV reëel na een Duitse nederlaag. Na de oorlog bleek deze vrees zeer terecht. De collaboratie was ook al te lang, de anderen die in 1940 hun diensten hadden aangeboden en de communisten tot 1941, hadden tijd genoeg gehad om vergeten te worden. Het VNV nam contact op met de Belgische regering, maar dit leverde geen resultaten op omdat men de dood van de zondaars wenste. Men wou na de oorlog voor eens en voor altijd komaf maken met het Vlaams-nationalisme, met zowel de activisten als de passieven. Het VNV dacht aan een compromisvrede tussen de Angelsaksers en Duitsland om de communisten de pas af te snijden, maar de haat tegen Duitsland zat er te diep in. Himmler reageerde door de volle steun te geven aan de DeVlag in 1944. Elias en het VNV bleven de zelfstandigheid van Vlaanderen verdedigen en dit zou leiden tot de aanhouding van Elias in Duitsland in 1945. Wie aan de eigenheid van ons volk twijfelt of niet aanvaardt is niet op zijn plaats in het VNV."[719]

In 1968 benadrukte Wij dat de "Vlaamsgezinden nooit de lakeien van de bezetter zijn geweest. Vaak hebben leidende figuren zich moeten schikken in het onvermijdelijke, maar dikwijls kwam het ook tot konflikten, nooit lazen zij als lakeien de bezetters de wensen uit de ogen."[720]

 Het is historisch niet juist dat het VNV in 1942 er aan gedacht heeft om de collaboratie te verlaten. Zoiets stond toen ook niet ter discussie in het VNV. Elias trok de lijn van De Clercq door, maar hij corrigeerde wel de koers. De totale inzet in de Duitse oorlogsvoering was prioritair.[721] Elias knoopte zoals zijn voorganger ook gesprekken aan met de politieke tegenstrevers van het VNV. Dit draaide op niets uit en pas in de augustus 1943 verbrak het VNV alle banden met de SS. Hierdoor werd ook de rekrutering voor de Waffen-SS stopgezet. Het was een uitdaging tegenover de bezetter. De verwachte reactie bleef uit en er kwam geen antwoord op de vraag naar de toekomst van Vlaanderen en de positie van het VNV.[722] Tijdens het laatste bezettingsjaar wist Elias, na zijn gesprek met Himmler, dat er voor zijn partij geen heil meer te halen was in de collaboratiepolitiek. Op het voorstel van het VNV te ontbinden ging Himmler niet in. Het VNV was toen met handen en voeten aan de bezetter gebonden. De collaboratiepolitiek werd voortgezet tot het bittere einde. Elias is er niet in geslaagd een strategie te ontwikkelen om zijn partij uit het slop te halen. Het VNV ging verdeeld, belaagd en stuurloos ten onder.[723] De Bruyne noemde de 'derde weg' niet zomaar een hersenschimmige hypothese.[724] De Wever is het hier niet mee eens. Elias voerde nog een wanhoopspolitiek door te geloven in een vrede door vergelijk. Het VNV zou dan het machtsvacuüm opvullen samen met Belgische soldaten die trouw bleven aan de koning. Van concrete afspraken tussen het VNV en koningsgezinde groepen was er echter geen sprake.[725]

 

Vinks vond het activisme in de twee wereldoorlogen niet schadelijk, maar juist een stimulans voor de Vlaamse Beweging. "Het bracht een groot aantal Vlaams-nationalisten in contact met de praktische politiek en administratie, waardoor ze zich konden betonen als bekwame politici en onbaatzuchtige administrateurs."[726] De Vlaams-nationalisten hebben bewezen dat ze kunnen besturen.[727] "Door het activisme werd het volksbelang effectief gediend en de Vlaams-nationale beweging kon doordringen in traditioneel niet-Vlaamse milieus en hiermee de basis leggen voor latere uitbreiding. Wijzen wij er tenslotte nog op, dat de zwaarste leeddragenden van de collaboratie de collaborateurs zelf geweest zijn; dat zij dit vaak reeds vooraf wisten, maar uit idealisme en uit liefde voor hun volk dit hebben willen aanvaarden, getrouw aan het woord van de Zwijger: mijn heerszucht is het volksheil, mijn verraad trouw aan mijn volk."[728]

Deze uitspraken van Vinks uit de artikelenreeks '30 jaar Vlaamse strijd' die hij op vraag van hoofdredacteur Martens geschreven had voor Wij en die later gebundeld werden in het boek Van repressie tot Egmont.[729] Vinks was vroeger actief geweest in de vormingsdienst van het VNV. Na de oorlog kreeg, beschuldigd van collaboratie, kreeg hij een gevangenisstraf en werd hij als onderwijzer geëpureerd. Hij was tot aan het Egmontpact redacteur van Wij. Hij beweerde dat er nooit reacties kwamen op zijn artikels in Wij buiten één reactie over de rol van de VVB.[730] Zijn visie stond in schril contrast met die van de historicus Lode Wils. Hij vond dat de collaboratie in de Tweede Wereldoorlog uiterst schadelijk is geweest voor de Vlaamse Beweging.[731] Reynebeau zag de leidinggevende collaborateurs als machtswellustelingen, die "duizenden mensen, die ze meewarig en hautain als 'kleine garnalen' beschouwden, in het verderf gestort hebben.[732]

 

De schuldvraag over waarom er tot de collaboratie door het VNV werd overgegaan lag volgens De Volksunie in de jaren 1950 en 1960 bij de andere partijen. Deze hadden er voor gezorgd dat de Vlaamse problemen voor de Tweede Wereldoorlog niet opgelost waren. "De sleutelfout lag in de Vlaamse mistoestanden in België. Hoe anders zou de geschiedenis gelopen zijn als er al zelfbestuur was afgedwongen in België voor 1940."[733] In 1967 werd er een artikel geschreven ter herdenking van De Clercq. Van Overstraeten erkende dat De Clercq zware fouten had begaan, maar schoof de verantwoordelijkheid hiervoor grotendeels af op de bezetter en op België. "Wie zou het aandurven, het proces van deze fouten te maken en tegelijkertijd weigeren het proces te maken van de ten hemel schreiende schuld van een België voor, tijdens en na de twee Wereldoorlogen?"[734]

De Volksunie zag in 1957 de Tweede Wereldoorlog "als een onweer dat boven het Vlaams-nationalisme was losgebarsten. De oorlog was vreemd aan de doelstellingen en reden van het bestaan van het Vlaams-nationalisme. Het probeerde nog te ontsnappen aan de wervelstroom, maar werd al snel meegezogen in de draaikolk van gebeurtenissen, verhoudingen en toestanden. Het werd ertussen heen en weer geslingerd, overspoeld en tenslotte stuk gereten en fijn gemaald. Slechts door zijn onverwoestbare grondslag kon het herrijzen. Wil men het terug tot zijn volle kracht brengen, dan moet men het opnieuw kunnen losmaken uit de neerslag van de Tweede Wereldoorlog. Niemand twijfelt eraan dat er fouten werden begaan,maar des te meer aan de gevolgen ervan. Het VNV kwam in een vooruitgeschoven stelling die leidde tot weinig mogelijkheden achteruit."[735]

 

 

3. De repressie

 

Op zoek naar een antwoord op de vraag naar de redenen achter de onrust die de collaboratie en haar bestraffing een halve eeuw lang hadden veroorzaakt, starte de Leuvense socioloog Luc Huyse in de jaren 1980 met een groep medewerkers een grootscheeps onderzoek dat op de basis van nieuw verzameld statistisch materiaal de Belgische neuroze diende te verklaren. Huyse en zijn medewerkers gingen daarbij niet aan de slag met de onder embargo staande en onoverzichtelijke gerechtelijke dossiers, maar met de in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde uittreksels van de repressie- en epuratiebeslissingen.[736]

Er is al heel wat gepubliceerd over de repressie en de epuratie. "De literatuur over de repressie is getekend door ambiguïteit: zij is omvangrijk maar informatief van beperkte waarde. In vele van deze geschriften zijn werkelijkheid en verbeelding immers moeilijk te scheiden. Dat is goed te begrijpen. De auteurs ervan waren meestal nauw bij het gebeuren betrokken, als participanten of als hevig bewogen toeschouwers."[737] Huyse gaf hierbij als voorbeelden onder andere de Wij medewerkers De Muyt en Vinks. Het bedoelde boek van Vinks verscheen eerst in artikelvorm in Wij.[738] Het zijn deze artikels die we in dit onderzoek mee als bron hebben gebruikt.

Huyse en Hoflack wezen op de veelzijdigheid van de repressie en maken een onderscheid tussen zes niveaus van repressie. Deze niveaus waren in de praktijk nauw met elkaar verbonden. Vooraleerst is er een volks- of straatrepressie aan het werk geweest in mei 1945. Een tweede luik is de zuivering van de particuliere organisaties. De kern van de repressie lag in de handen van de overheid en wel op vier niveaus. Een eerste niveau was de administratieve epuratie, ten tweede kon een bewijs van burgertrouw geweigerd worden, wat voor de betrokkenen een sociale handicap betekende. Ten derde was er de berechting door de krijgsraden voor hoofdzakelijk gevallen van wapendracht verklikking, economische collaboratie en meer ernstige gevallen van politieke collaboratie. Tenslotte was er de burgerlijke epuratie door de krijgsauditeur.[739] De Volksunie-Wij maakte dit onderscheid in de repressie niet. Nooit werd er een juiste inhoudelijke verduidelijking gegeven van hoe de repressie eigenlijk verliep.

 

Net als de Tweede Wereldoorlog werd de repressie in de jaren 1950 als een storm aangezien, die men "over zich moest laten razen".[740] De Volksunie zag in het kader van de repressie al een achteruitgang van het Vlaams-nationalisme vanaf 1940. "In de Vlaamse Beweging had sinds 1940 een voordurende afbrokkeling plaats gevonden doordat gradueel alle niet conformistische strekkingen er uit verdwenen waren of zich hadden teruggetrokken, zodat op het einde 1943 de Vlaams-nationale organisatie zich beperkte tot een deel van de vroegere Vlaams-nationale mening."[741] Deze stelling staat in schril contrast met vorige stellingen dat het Vlaams-nationalisme juist in de Tweede Wereldoorlog tot zijn grootste macht zou komen.

 

 De repressie werd door De Volksunie tot in de jaren 1970 gezien als het toppunt van de opgestapelde haat tegen het Vlaams-nationalisme en een aanval tegen het Vlaams-nationalisme en de Vlaamse Beweging zelf. Dit anti-Vlaams thema kwam in bijna ieder artikel over de repressie terug. "De repressie was de haat van hen die liefst ieder spoor van de Nederlandse cultuur en beschaving in Vlaanderen zagen verdwijnen. Het Vlaams-nationalisme moest verpletterd worden met wortel en tak."[742] "De Vlaamse Beweging werd gestuit, de repressie wilde de hegemonie van de geestelijke erfgenamen van 1830, de Belgische unitaristen, herstellen door terreur. Het is de unitaire staat die nu amnestie blijft weigeren."[743]

De Volksunie liet uitschijnen dat ze niet tegen de repressie op zich waren, maar wel tegen de manier waarop ze doorgevoerd werd. "In beginsel was de repressie niet specifiek anti-Vlaams. Waar echter bijna overal de rechters tot de Vlaamsvijandige stroming behoorden en de beschuldigden tot de radicale Vlaamse vleugel, moest ze wel vanaf den beginne ontaarden in een anti-Vlaams offensief."[744] Vinks zag de repressie "metterdaad en mettertijd anti-Vlaams worden".[745] De oorzaak werd bij vijandige partijdige rechters gelegd. "De mogelijkheid om langs de repressie het Vlaams-nationalisme en de Vlaamse Beweging de doodsteek toe te brengen, is trouwens vanaf de eerste dagen de tegenstrevers niet uit het hoofd geweest. Het moet daarbij gezegd dat zij, in hun traditioneel denken, dikwijls geen verschil zagen tussen Vlaamsgezindheid, collaboratie en verraad: het was voor hen alles zo ongeveer hetzelfde, met dit verschil dat het voor 1940 niet kon gestraft worden, nu wel."[746]

De Volksunie benadrukt dat de repressie iets vreemd was voor het Vlaamse volk. "Het Vlaamse volk heeft de repressie nooit aanvaard. Het strookt niet met het rechtsvaardigheidsbesef van het door een eeuwenoude christelijke traditie gestempelde Vlaamse volk. Haat en wraakgevoelen zijn dit volk vreemd en het is geen bloeddorstig volk. De repressie heeft haar met weerzin vervuld."[747] De repressie werd volgens De Volksunie door vreemden opgelegd. "Eens te meer onderging Vlaanderen de gevolgen van de unitaire staatsstructuur en van de volksvreemdheid der gevestigde machten".[748] "Het beestachtige karakter past niet bij de aard van het Vlaamse volk. De collaboratie moet zowel als het verzet volgens hun goede en schoonmenselijke aspecten beoordeeld worden."[749] De repressie werd in de jaren 1950 gezien als iets dat voornamelijk idealisten en onschuldigen had getroffen. Deze getroffen idealisten worden dan ook de helden van de Vlaamse Beweging. "Het is kenschetsend voor het karakter en beginselvastheid van Elias dat hij weigerde een genadeverzoek te ondertekenen en koelbloedig de mogelijkheid van een executie aanvaardde. Hij is altijd trouw geweest en heeft het VNV niet in de steek willen laten in zo tragische omstandigheden. De repressie is er niet in geslaagd om hem te vernederen of geestelijk te breken."[750] "We beseffen dat Elias mede namens ons boet, voor zijn politieke houding. We voelen diep de zwaarte van zijn offer aan".[751] "Romsée moest uitgeschakeld worden omdat hij een te populair politicus en te goede bestuurder was geweest. Hij was een gevaarlijke persoonlijkheid voor de andere partijen. In de oorlog was hij benoemd tot gouverneur van Limburg en secretaris-generaal van binnenlandse zaken. Hij was de kandidaat van het VNV maar werd benoemd door het college van secretarissen-generaal met de steun van het Hof."[752]

Volgens Hoflack en Huyse vond de anti-Vlaamse beeldvorming van de repressie zijn oorsprong in het feit dat er in Vlaanderen meer mensen zijn veroordeeld voor politieke collaboratie dan in de rest van het land. Voor alle andere categorieën van collaboratie is de verdeling gelijk. De strafmaat lag zelfs iets lager in Vlaanderen dan in de rest van het land. De politieke collaborateurs werden zo zwaar vervolgd omdat het kaderde in een episode in de strijd tussen twee groepen van politieke, administratieve en culturele elites. Deze strijd was in de jaren 1930 reeds begonnen. Door de repressie kon het gevecht beslecht worden in het voordeel van het oude establishment. Door hun tegenstanders levenslang te verbannen uit het maatschappelijk leven poogden zij te verhinderen dat hun belagers ooit nog een comeback konden maken. De vele nuances in de Vlaamse Beweging zijn door velen bewust of niet, niet gezien.[753] De Volksunie ontkende dat Romsée door de bezetter was aangesteld. Het onderzoek van De Wever stelde vast dat Romsée wel degelijk door de Duitsers werd aangesteld. De Duitsers wensten hem te benoemen op Justitie, maar gaven dit voornemen op omdat het ze niet frontaal met de Belgische magistratuur wilden botsen.[754] Toch moest de bezetter enkele secretarissen-generaal afzetten voordat ze de benoeming van Romsée wilden aanvaarden.[755]

 

Verscheidene malen werd er in de jaren 1950 een lijst van verschillende bekende Vlamingen afgedrukt om aan te tonen dat de meest vooraanstaande Vlamingen ook "last hebben gehad" van de repressie.[756] De Vlaamse intelligentsia moest vernederd en vernietigd worden.[757] Het werd daarbij telkens benadrukt dat deze Vlamingen niet werden getroffen voor wat in de oorlog hadden gedaan, maar wel in de jaren voor de oorlog: hun Vlaamse overtuiging.[758]

De Volksunie werden 'zwarten' genoemd, dit werd door De Volksunie in de jaren 1950 als een eretitel beschouwd.[759] De Volksunie-Wij beklemtoonde tegelijk de aanwezigheid van 'goede witten' in de Volksunie. De getroffenen van de repressie werden in de jaren 1950 en 1960 in De Volksunie-Wij als helden aanzien: "De Gasperi, Lenin, Stalin, Nehru en Makarios zaten verscheidene jaren in de gevangenis of werden verbannen. Zij waren allen verraders of bandieten voor hun politieke tegenstanders. Achteraf werden zij de voormannen en de leiders van de staat."[760] "Met de heldhaftige dood van de ontzagwekkende ongekroonde koning van Vlaanderen stierf een De Valera van Vlaanderen."[761] De leiden van de repressieslachtoffers werden omschreven als 'zaad van de martelaren'.[762]

De Volksunie protesteerde in de jaren 1950 tegen het feit dat er door de regering met verschillende weerstandsorganisaties onderhandeld werd over maatregelen om de gevolgen van de repressie weg te werken. Als de regering veronderstelde "dat figuren als Elias of Daels zullen kruipen en ontrouw zijn tegenover hun overtuiging, zonder eergevoel omdat ze zelf niet weten wat eergevoel is, vergissen ze zich. De veroordeelden van de repressie zullen zich niet verlagen af te dalen tot het peil van hun tegenstanders en toegeven aan minderwaardige gevoelens."[763]

 De historicus Vos stelde dat de Volksunie door de solidariteit met de 'door de getroffen door de repressie Vlaams-nationalisten' te handhaven, de fascistoïde traditie in het Vlaams-nationalisme hielp continueren. In 1978 begonnen de rechts-radicalen een eigen partij op fascistoïde anti-Belgische traditie.[764]

 De repressie was een belangrijk thema in de naoorlogse politiek. Vele Vlaamsgezinden waren ermee in aanraking gekomen en de koningkwestie moet ook mede in dit kader bekeken worden. De heropleving van de Vlaamse Beweging na de Tweede Wereldoorlog gebeurde gedeeltelijk in de zelfhulpgroepen van repressieslachtoffers.[765] De amnestie-eis weerklonk al snel via een aantal radicaal Vlaamsgezinde tijdschriften en was het belangrijkste bindmiddel van de eerste Vlaams-nationalistische partij: Vlaamse Concentratie. Vanaf het midden van de jaren 1950 kwamen de eerste acties voor amnestie. Na 1959 kwam er een pauze in de kortstondige mobilisatie op de straat van de voorstanders van amnestie. Dit had te maken met verzachtende maatregelen van de wetgever en de vrijlating van Elias, de leider van het VNV. Na zijn vrijlating zaten nog wel een 120 tal collaborateurs in de cel, maar dit waren meestal 'zware gevallen'.[766]

De amnestie-eis was zeer belangrijk voor de Volksunie. Een zeer grote groep van het kader van de Volksunie was direct of indirect in contact gekomen met de repressie.[767] Op het einde van de jaren 1950 speelde de Volksunie een belangrijke rol in straatactie voor amnestie, vanaf 1969 verloor ze deze rol. Van der Elst verklaarde dat de Volksunie vooral in het parlement werk maakte van de amnestie-eis. Tussen 1966 en 1975 werden niet minder dan 24 Volksunie voorstellen in verband met amnestie neergelegd. Tot de eerste helft van de jaren 1970 werd er gehele of gedeeltelijke amnestie geëist, daarna kwam er een pleidooi voor collectieve maatregelen om de sociale gevolgen van de zuiveringen op te ruimen. Telkens de Volksunie in de regering trad, verschenen in de regeringverklaring intentieverklaringen voor maatregelen tot verzoening. Toch bleek dat alleen individuele maatregelen een kans maakten.[768]

De studie van Vranken maakte duidelijk dat De Volksunie-Wij tot het midden van de jaren 1960 in hoofdzaak pleitte voor amnestie. De schuldvraag zou hierbij negatief beantwoord moeten worden. Toch zien we ook zij het in mindere mate , een tenietdoen van de materiële gevolgen van de repressie geëist werd. Hierbij zou niet worden ingegaan op de schuldvraag. Op het einde van de jaren 1960 verdween de aandacht voor amnestie en werd de kwestie slechts bij speciale gelegenheden terug onder het stof gehaald.[769]

Vooral in de jaren 1950 werd er aangedrongen op de vrijlating van Elias en hieraan gekoppeld amnestie. Vanaf de jaren 1960 werd er opgeroepen tot amnestie zonder bepaalde namen te vernoemen van personen die nog getroffen waren. De amnestie-eis werd iets onpersoonlijker en meer een principiële eis. Er werd verscheidene malen gewezen op de nog bestaande nadelige gevolgen van de repressie, zoals het verlies van pensioen, van voordelen verbonden aan de vuurkaart en frontstrepen van de oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog.[770]

De werkgroep van de Vlaamse Raad onderzocht van 1981 tot 1984 de nog bestaande gevolgen van de repressie en epuratie. De conclusie van de werkgroep was dat er nog nadelige gevolgen waren voor de pensioenen van werknemers in de privé-sector, de gevolgen voor de pensioenen van de zelfstandigen bleven beperkt. Het aantal mensen waarvan de voordelen van de frontstrepen en vuurkaart waren afgenomen, was beperkt.[771]

De Volksunie reageerde in de jaren 1960 en 1970 tegen het feit dat na de bevrijding amnestie werd gegeven aan de misdadigers van de bevrijding. Het verzet kreeg na de oorlog onmiddellijk amnestie.[772] Vinks wees op de rol van het verzet dat niet altijd tegen de bezetter en zijn medestanders was gericht, er waren ook gewone misdrijven bij. Na september 1944 ontstaat er dikwijls een versmelting van verzet en banditisme.[773] Vinks betreurde dat in het amnestiedebat het dossier van de amnestieverlening aan de moordenaars, verkrachters, folteraars en plunderaars van 1944 niet ter sprake kwam.[774] In de jaren 1960 werd beklemtoond dat verscheidene weerstanders tegen de gevoerde repressie waren. Hun getuigenissen werden naast die van collaborateurs geplaatst om duidelijk te maken dat ze het eens waren met elkaar en dat deze twee groepen aanwezig waren in de Volksunie.[775]

De verschillende hongerstakingen, van onder anderen Aloïs Verbist en Gust Vanhumbeeck, kregen ruime belangstelling in Wij.[776] Naar aanleiding van de IJzerbedevaart en Kerstmis werd er meestal een artikel over amnestie geschreven. Het was ook alleen in het kader van amnestie dat het VNV vermeld werd in artikels over de IJzerbedevaart. In de Egmontperiode werd er veel aandacht besteed aan de vooruitgang van het amnestiedossier als gevolg van de regeringsdeelname van de Volksunie.

 

De hardheid van de repressie werd in de jaren 1970 vergeleken met andere landen. Vinks besloot dat de repressie in de ons omringende landen veel minder zwaar was als men de terechtgestelden bekeek. Nochtans hadden de andere landen niet in die mate een politieke en historische verklaring als Vlaanderen om aan de collaboratie deel te nemen.[777] De eis om amnestie werd gerechtvaardigd omdat De Volksunie vond dat het niet past achteraf verontwaardigd strenge straffen te eisen, als het negeren van de Vlaamse eisen door de vroegere machthebbers een doorslaggevende impuls heeft gegeven aan het tweede activisme.[778] De repressie bracht geen oplossing, ze kon geen punt zetten achter de oorlog.[779] Verwarde periodes als oorlog, revolutie en burgeroorlog kunnen in een rechtstaat alleen volledig afgesloten worden als er amnestie komt.[780]

Ganshof van der Meersch[781] werd vergeleken met Alva: alleen door Alva werd de bloedige repressie overtroffen. "De jongere generaties zullen beladen blijven met twisten, voortkomend uit wat gaat gelijken op de Hugenotenoorlog of de Boerenkrijg. Daarom moet er amnestie komen."[782] "Voor de beste onzer broeders vragen we geen genade maar wel recht, rechtvaardigheid en amnestie. De repressie is een schande waar nog altijd geen einde is aan gemaakt. Waar zijn de rechten van de mens voor de incivieken?"[783]

 De wetenschappers Huyse en Hoflack beoordelen vooral de eerste negen maanden van de repressie als streng. Nadien is de strafmaat gedaald en werd de last door veelvuldige genademaatregelen en vroegtijdige vrijlatingen verlicht. Het langdurig vervallen van bepaalde rechten getuigt wel van grote strengheid. Toch was de repressie geen continue en langdurige schending van de beginselen van de rechtsstaat. Het was evenmin juist dat de repressie in onze buurlanden in een meer serene sfeer is verlopen.[784] De verhandeling van Segers vond de repressie in Nederland wel minder hard.[785] Huyse merkte op dat aan een oorlog en zijn nasleep nooit echt een einde komt. Amnestie is in onze buurlanden niet meer dan een juridische ingreep geweest, die geen verankering vond in de geesten.[786]

 

Er ging veel aandacht van De Volksunie-Wij vooral in de jaren 1950 en 1960 naar de collaborateurs die niet gestraft werden. De Volksunie-Wij wou de lezer laten geloven dat alleen het VNV werd getroffen door de repressie. "De socialisten hebben de vrijwillige arbeiders in Duitsland gered voor de repressie, de liberalen de economische collaborateurs."[787] "De leden van het ACV en ABVV trokken vrijwillig naar Duitsland om de Duitse oorlogsmachine op peil te houden. Men liet hen met rust. Het waren niet de VNV-ers die hun fabrieken ter beschikking stelden."[788] "Ze willen door de repressie de aandacht afleiden van de eigen fouten."[789] "Het is niet mijn bedoeling in betwisting te stellen dat de economische collaboratie in feite onvermijdelijk was. Maar wel het feit aan te klagen dat de repressie schromelijk eenzijdig en onrechtvaardig geweest is."[790]

Op de uitspraken van de voorzitter van de PVV, Vanaudenhove dat men beter alle VNV-ers had doodgeschoten reageerde Wij zeer heftig. "Hij is niet tegen de collaborateurs maar tegen de Vlaams-nationalistische collaborateurs, niet tegen de economische collaborateurs maar tegen de politieke collaborateurs. Door het willen ombrengen van alle VNV-ers wordt Vanaudehove een would be Eichmann".[791] Jef Van Eynde, de hoofdredacteur van De Volksgazet werd regelmatig op zijn plaats gezet door er aan te herinneren dat hij samen met De Man in 1940 geprobeerd heeft om één groot Vlaams nationaal-socialistisch dagblad uit te geven.[792] Oud-activisten die in andere partij dan de Volksunie actief waren werden regelmatig aan hun Vlaams-nationalistisch verleden herinnerd in De Volksunie-Wij.[793]

Huyse en Hoflack erkenden dat de economische collaborateurs anders werden behandeld dat de politieke collaborateurs. Huyse en Hoflack vonden de verklaring hiervoor in het feit dat de nieuwe regering het patronaat nodig had voor de heropbouw van het land. Hierdoor veegde men de spons over het oorlogsgedrag van duizenden bedrijfsleiders.[794] De verhandeling van Eslander toonde aan dat de liberalen voor de economische collaborateurs een zelfde gematigde houding aannamen als de katholieken. De socialisten wensten de kleine economische collaborateurs niet straffen maar de grote bedrijfsleiders wel. Door dit standpunt kwam de partij in conflict met de socialistische ministers die de heropbouw van het land vooropstelden.[795]

 

De Volksunie-Wij vond de repressie onrechtvaardig. "De repressie was meer een blinde afrekening dan een normale bestraffing. Het was onrechtvaardig door haar eenzijdigheid en mateloosheid. De repressie was overdreven en op te ruime schaal gevoerd."[796] "De repressie werd doorgevoerd met één oog op de beschuldigden en het andere op de tierende massa."[797] Het was een tijd van "inquisitie en heksenprocessen en heksenjacht."[798] Tijdens de repressie werd er gerechtelijk vermoord, gebroodroofd, gekerkerd, gefolterd, onteerd en geschonden.[799] Voor het juridisch geweten van onze repressie-magistraten was niets te zot, te dwaas, te absurd, te belachelijk.[800] Het gevolg van deze repressie was dat "een deel van de Vlaamse bevolking als paria's uit het openbare leven gestoten werden."[801]

Volgens Huyse en Hoflack werden door de repressiewetten van Londen de strafbare feiten in de collaboratie sterk uitgebreid en de strafmaat aanzienlijk verhoogd. Hierdoor kwamen honderdduizenden in aanmerking voor bestraffing en werd er een grote hypotheek op de repressie gelegd doordat het aantal beschuldigden veel te groot was om de berechting van de collaborateurs binnen redelijke banen te houden. De krijgsauditeurs en de rechters kwamen in een ongemakkelijk positie. Ofwel werden de wetten naar de letter gevolgd en moesten er zware straffen uitgesproken worden, ofwel werden verschillende collaborateurs niet gestraft omdat ze de voorziene straffen niet waard waren.[802] Seberechts erkende dat er veel onrechtvaardigheden bestonden: bevooroordeelde magistraten, valse verklaringen en betichtingen waren legio, mishandelingen, afgedwongen bekentenissen, een opgezweepte publieke opinie. "De blinddoek van Vrouwe Justititia was meermaals zoek of vertoonde grote gaten. De controle op de gebeurtenissen die zou kunnen uitgaan van 'de vierde macht', de pers, werd door patriottische zelfcensuur én censuur gefnuikt."[803] Segers vond, in het beperkt archiefmateriaal dat mag ingekeken worden in het Antwerpse slechts één geval van omkoping.[804] Derine vond dat de repressie en epuratie tout court geen maat hadden.[805]

 

In de jaren 1950 en 1960 werd er op gewezen dat veroordeelden voor gemeenrechtelijke feiten konden genieten van kwijtscheldingsmaatregelen, bijvoorbeeld de 125ste verjaring van het bestaan van België of de verjaardag van koningin Elisabeth. "De veroordeelden van de repressie bleven hiervan uitgesloten."[806] "Roof- en lustmoordenaars kunnen na tien jaar vrijkomen. Geen enkele oorlogsmisdadiger is hervallen in tegenstelling met deze gemeenrechtelijke misdadigers."[807]

De stemming van de 'wet Degrelle' werd gebruikt om de repressiewetgeving te bestempelen als "een rechtspraak van negerkoningen die een parodie was van iedere normale rechtspraak."[808] Deze wetgeving werd als een nieuwe repressie aanzien omdat de wettelijke termijn van verjaring, die twintig jaar bedraagt in België niet gold voor de collaborateurs.[809] In 1969 werden de grendels verscheidene malen voorgesteld als een nieuwe repressie.[810] De repressie was het wapen van de twintigste eeuw tegen het Vlaams-nationalisme en Vlaanderen. Vinks zag de repressie door het Belgische gerecht in zijn anti-Vlaamse samenstelling tot op 1975 bestendigd.[811]

 De werkgroep van de Vlaamse Raad besteedde telkens aandacht aan de milderings- en genademaatregelen. Het bleek dat er wel veel strafverminderingen en genademaatregelen genomen werden. De 'wet Degrelle' verlengde inderdaad de verjaringstermijn voor de doodstraf van 20 naar 30 jaar. Op het einde van 1977 waren nog maar 25 doodstraffen niet verjaard, in 1978 waren dit er nog 8.[812]

 

De rol van de regering bij de Duitse inval en tijdens haar verblijf in Frankrijk en Engeland kwam uitgebreid aan bod in De Volksunie-Wij. Spaak had contact gezocht met de Duitsers om tot een wapenstilstand te komen. De Duitsers wensten de regering echter niet terug, en "pas als alle mogelijkheden tot terugkeer uitgesloten waren", vertrok de regering naar Londen.[813] Verschillende leden van de Belgische regering wilden een regering vormen met het VNV, pas als deze pogingen mislukten vertrokken ze naar Engeland.[814] De Volksunie drukte twee brieven van 1940 af die van Spaak zouden komen en aantonen dat de regering in contact wilde komen met de Duitse bezetter en van de economische wereld verlangde dat deze nauw met de bezetter zou gaan samenwerken.[815] De regering heeft opdracht gegeven aan de Belgische industriëlen om de Belgische industrie draaiende te houden tijdens de oorlog en gaf zo het startsein tot de economische collaboratie.[816]

Gotovitch en Gérard-Libois beschreven de verschillende initiatieven van onder andere graaf Lippens om een regering op de been te krijgen en een verdrag met de bezetter af te sluiten. De Belgische regering wilde terugkomen na de overgave van Frankrijk, maar ze kregen hiervoor geen toelating van de Duitsers.[817]

De besluitwetten van 6 en 8 mei 1944 van de regering in ballingschap in Londen waren volgens Vinks onwettig omdat de regering zich in 1940 zelf had ontslagen, omdat het retroactieve wetten waren die hier niet gekend konden zijn en omdat de rechtbanken zelf ook onwettig waren.[818] Zo was de functie van aanklager en onderzoeksrechter verenigd in één persoon. De rechten van de verdediging waren ook beperkt, de beklaagde moest zijn onschuld bewijzen en de twijfel werd tegen hem gebruikt. De incivieken hadden geen rechten meer, ze waren rechteloos.[819]

De Nederlandstalige uitzendingen op de radio vanuit Londen waren volgens De Volksunie-Wij een "echte haatcampagne die menig leed veroorzaakt heeft tijdens en na de oorlog en eerder negatieve gevolgen heeft gehad door de represailles van de Duitsers."[820] Toen de regering terug kwam van Londen was de repressie die zij zelf had geschapen en waar zij zelf verantwoordelijk voor waren, niet meer de baas. Nochtans werkten de gerechtelijke en politionele diensten nog steeds. "Dezen stonden echter machteloos tegenover een bewust naar onwettelijkheid strevende, de haat en hebzucht gebruikende machtswil van enkele kleinere groepen en van personen, wier politieke bedoelingen slechts realiseerbaar waren in een pre-revolutionair klimaat. Het was de combinatie van franskiljons reactionair patriottisme en vaderloos communisme."[821] "De regering betoonde na zijn terugkomst, zoniet de onwil, dan toch gebrek aan moed om de wettelijkheid te herstellen."[822] De regering van Londen werd voorgesteld als lafaards, die hun volk aan hun lot overlieten.[823] "Van die Londense individu's verlos ons heer".[824] "Niemand eist nog de repressiewetgeving op maar de Volksunie is de enige die geen schuld heeft aan de repressie."[825] De opstelling van verschillende politici in de koningskwestie kwam voor Vinks voort uit het feit dat ze een lastige getuige van hun eigen vergissingen en lafheden bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wilden opruimen.[826] "Wellicht wist Leopold III ook teveel."[827]

 Het wetenschappelijk onderzoek naar de juiste toedracht van de straatrepressie blijft moeilijk. Huyse en Hoflack erkennen toch dat de overheid in de fout is gegaan tijdens de tweede golf van plunderingen en willekeurige aanhoudingen. Er was toen een wettig gezag en het verzet was onder controle gebracht. De regering heeft niet, of toch veel te laat ingegrepen. Dat de regering zich met andere problemen bezig hield is volgens Huyse en Hoflack geen excuus.[828] Reynebeau legde wel de nadruk op de andere problemen. "De regering wou haar geloofwaardigheid vrijwaren tegenover de nieuwe krachten op het terrein, in de eerste plaats het verzet, en tegenover het van wrok doortrokken volksgevoel. De uitgebreide en harde repressie werd veroorzaakt door de onrust over de belabberde politieke situatie van het pas bevrijde land. Dat collaborateurs daarvan het slachtoffer werden, was haar een mindere zorg."[829]

De massale arrestaties na de bevrijding waren ongetwijfeld nodig om represailles en executies zonder vorm van proces te vermijden. Toch zorgde de chaotische en willekeurige manier waarop ze verricht werden, voor een zware hypotheek op het verdere beleid.[830] De overbelasting van de krijgsgerechten liep uit op vertragingen of op soms tragische ontsporingen. De concentratie van bevoegdheden in de handen van de krijgsauditeur verzwaarde de overbelasting. Om de taak van de auditeur tot een goed einde te brengen, moest men over vele gaven beschikken. De regering had duidelijk de omvang van dit probleem onderschat en na een paar maanden was de reserve van valabele kandidaten opgebruikt. Hierdoor moesten noodgedwongen jonge en onervaren juristen een voor hen veel te zware taak op hen nemen.[831]

Over de rechtsgeldigheid van de beslissingen van de regering in ballingschap ontstond een heel discussie. De twijfels omtrent de gegrondheid van de repressie en epuratie zijn nog altijd niet weggenomen.[832] Het Hof van Cassatie oordeelde dat de wetten geldig waren, dat de Belgen de wetten hadden kunnen vernemen en dat geen retroractiviteit kon worden ingeroepen.

Iedere beoordeling van de repressie moet ook in het kader van de koningskwestie bekeken worden. "Zowel de linker- als de rechterzijde gebruikte de bestraffing van de collaborateurs in hun strijd tegen de persoon van Leopold III. Mildheid tegenover de collaborateurs betekende een steunbetuiging voor de vorst. Een strenge veroordeling betekende een afkeuring van de houding van de koning tijdens de Tweede Wereldoorlog." De CVP wilde een absolute meerderheid verwerven om de koning te steunen door de stemmen van de familieleden van veroordeelde collaborateurs.[833] De aanklacht van De Volksunie-Wij was dus niet helemaal onterecht: de repressie was instrument in de links-rechts polarisatie van de jaren 1950. De linkse regeringen gebruikten de burgelijke epuratie als een electoraal instrument om het potentieel aan katholieke kiezers te verkleinen. De CVP speelde hierop in, en dit was de voornaamste reden voor de uitzonderlijke sterke positie die de partij tot 1958 zou innemen.[834]

 

De Volksunie beschuldigde de CVP vooral in de jaren 1950 om door propaganda de getroffenen van de repressie te lokken en ondertussen in opdracht van een CVP minister een reeks ter doodveroordeelden te laten executeren om de kiespropaganda in Wallonië kracht bij te zetten.[835] "De CVP zorgde er voor dat haar politieke concurrent, het VNV, werd uitgeschakeld zodat ze deze stemmen konden inpikken."[836] De CVP werd voorgesteld als "gieren die hoog in de lucht boven het slagveld zweven."[837] "Na 1945 zouden ze (de CVP) zelfs lijkenrovers worden en helpen de Vlaams-nationale organisaties tot op de grond af te takelen. Zij hielpen zodoende gedurende minstens 15 jaar de Vlaamse strijd stil te leggen."[838] "Eens Custers en Leemans[839] in de partijketen geklonken waren, liepen zij al snel dood. Door de sirenezang van de CVP zou een deel van de nationalistisch overtuigden op de rotsklippen stukslaan."[840] De Volksunie stelde dat met het ontstaan van de Volksunie een einde was gekomen aan de "kinderlijke naïviteit van De Standaard-leuze 'CVP, schild en zwaard van Vlaanderen'.[841] Juist voor de verkiezingen van 1961 kwam De Volksunie met de opmerkelijke uitspraak naar voor dat zij "geen kopstukken van het VNV" in haar rangen had zoals de CVP.[842] In de jaren 1960 werden verschillende foto's en teksten van de 'oud nationalisten', zoals Custers en Leemans van voor het einde van de Tweede Wereldoorlog afgedrukt. Hiermee wilde De Volksunie-Wij bewijzen dat deze mensen vroeger nationalistische standpunten verkondigden en nu, dat ze in de CVP opgenomen waren, deze eisen inslikten. Het besluit in De Volksunie-Wij was dan ook dat men niet kon rekenen op de CVP.[843]

De verruiming van de CVP in 1949 moest verhinderen dat er een nieuwe Vlaams-nationale partij zou ontstaan, waardoor de CVP haar meerderheid zou kunnen verliezen. De CVP werd hierin gesteund door vooraanstaande nationalisten en De Standaard, die in de CVP de enige waarborgen zagen voor Vlaams herstel. Drie gewezen topambtenaren uit de bezettingstijd werden in de Senaat opgenomen. Het betrof Victor Leemans, Emiel De Winter en Raf Custers.[844] Aangaande de repressie nam de CVP een gematigd en realistisch standpunt in. De CVP was tegen de blinde en onverzoenlijke bestraffing van de collaborateurs en eiste de bestraffing van diegenen die zich aan geïnterneerden hadden vergrepen.[845]

In de jaren 1950 werden Leemans en Custers gezien als "honden die de hand likken van hen die hen geslagen heeft. Ze hebben nog niet eens gewacht tot hun vrienden de gevangenissen verlaten hadden. Ze hebben niet gewacht om hun verleden af te zweren en zich voor te doen als onderdanige knechten. De profiteurs van de collaboratie, zijn nu de profiteurs van de repressie geworden. Custers is een politieke kwal: hij ging in de CVP om zijn getroffen vrienden te helpen, maar hij heeft alleen zichzelf geholpen."[846] Vooral het feit dat andere Vlaams-nationalisten nog hun straf aan het uitzitten waren, terwijl Custers en Leemans "opgestegen waren naar de hoge toppen van de Belgische samenleving", komt meermaals terug in De Volksunie.[847] De functie van Custers en Leemans in de CVP was volgens De Volksunie in de jaren 1960 om te bewijzen aan de flaminganten, die de CVP dreigden te verlaten, dat de radicale Vlaamsgezinden hoog kunnen opklimmen. "Door de opgang van die verruimde nationalisten loopt een draad van Vlaamse en morele aftakeling."[848] De Volksunie vond dat Leemans en Custers in een "mesthoop gevallen zijn, waar wij onze neus moeten voor ophalen".[849]

 Wij vond in de jaren 1960 dat Custers en Leemans, door de goedkeurende houding tegenover de collaboratie mee verantwoordelijk waren voor het sneuvelen van de Vlaamse Oostfrontstrijders, "die zich spiegelden aan de houding van hun leiders."[850] Leemans werd een groot aandeel in de collaboratie verweten doordat hij secretaris-generaal van Economie was. De feiten dat hij Elias "op zijn plicht wees om het leiderschap van het VNV over te nemen" en dat hij "met al zijn invloed heeft verzet tegen het stopzetten van de collaboratiepolitiek" werden hem, nu als CVP-senator, fel verweten.[851] De Volksunie-Wij vond het bedroevend dat Custers en Leemans, die namens de Vlaamse Concentratie met de CVP waren gaan onderhandelen, uiteindelijk voor de CVP kozen en de Vlaamse Concentratie in de steek lieten. "Victor Leemans zwoer nooit enig persoonlijk voordeel uit de onderhandelingen te halen."[852] De Volksunie-Wij sprak altijd over Leemans als een 'renegaat' van het Vlaams-nationalisme.[853]

 

De repressie werd in de jaren 1950 gebruikt in de discussie over de 'Volksunie als scheurmakers'. De CVP zag de Volksunie in haar eerste jaren en in het licht van de schoolstrijd als scheurmakers van de katholieke eenheid. De Volksunie zag zich als opvolgers van het vooroorlogs Vlaams-nationalisme en niet als een afscheuring van de Katholieke partij. "Dat de CVP dank zij de repressie, bedrieglijke propaganda en het verraad van enkele nationalistische overlopers de mandaten van de Vlaams-nationalisten heeft gestolen, geeft de CVP nog niet het recht de Vlaams-nationalisten, die in de lijn van de traditie en trouw aan hun overtuiging hun partij stichten uit te maken voor scheurmakers."[854] "De Volksunie zal niet rusten vooraleer zij de 17 zetels heroverd heeft, die de CVP aan de Vlaams-nationalisten ontstal".[855]

 

De repressie werd in de jaren 1950 als een achteruitgang gezien maar niet als een breuk. "Een ononderbroken lijn bindt het vroegere Vlaams-nationalisme aan het huidige. Het nationalisme van vandaag is de geestelijke erfgenaam van het vooroorlogse Vlaams-nationalisme. Niet omdat het strak wil vasthouden aan de oude tradities, maar omdat het nationale belang van Vlaanderen slechts één kan zijn, omdat het streven naar heil van de Vlaamse Volksgemeenschap in deze nieuwe tijden en in deze nieuwe voorwaarden slechts in éénzelfde gerichtheid kan liggen als vroeger."[856]

 Toch wees De Volksunie in de jaren 1950 en 1960 ook op de verschillen met het vooroorlogse Vlaams-nationalisme. Zo stelde Martens dat "de onrealistische politiek van 'België kapot' en 'een politiek van Groot Nederland' nu achterwege blijft. De aangewezen weg is nu het federalisme".[857] De nieuwe inhoud, van democratie en federalisme, die de Volksunie weer aan het Vlaams-nationalisme gaf, terwijl ze zich toch zag als opvolger van het VNV, werd door de Volksunie verklaard door de repressie. Door de repressie kwamen er "maar brokstukken van de rijke inhoud van het Vlaams-nationalisme tot ons. Opnieuw moesten de nationale gedachten opgebouwd worden tot een structuur die het einddoel van de Vlaamse Beweging kan verwezenlijken en die Vlaanderen kan inschakelen in de nieuwe geest en de nieuwe aspecten van de huidige wereld. In dit licht gezien blijft de Vlaams-nationale gedachte van gisteren deze van morgen."[858]

"De partij was in de weeën van de oorlog verdwenen, maar de idee die haar ten grondslag had gelegen, zou krachtig doorleven. Dit is eigen aan een rechtvaardige en dynamische gedachte."[859] Deze gedachte vond de Volksunie terug in de Frontpartij, het VNV, de Vlaamse Concentratie en de Christelijke Vlaamse Volksunie. Deze twee laatste werden alleen door Vinks kort inhoudelijk besproken. Vinks benadrukte vooral de Groot-Nederlandse beleidenis van de Vlaamse Concentratie: "Er bestaat over de grenzen van drie straten heen, een gemeenschap van mensen die door afstamming en door gelijkrichtende omstandigheden van natuur en beschaving gelijkgeaard is: een gemeenschap die als volk, zegge in en door de voortreffelijkste zijner individuen, een eigen Nederlandse levensvorm heeft uitgestraald in kennis en kunst, in levensstijl en wandel. Vlaanderen eerst in eendracht en eenheid met de andere delen van ons volk."[860] Er werd vooral op gewezen dat de Vlaamse Concentratie en de Christelijke Vlaamse Volksunie tot stand kwamen in de post-repressieperiode in moeilijke omstandigheden. De Volksunie erkende dat de Vlaamse Concentratie voornamelijk een anti-repressie partij was. Het falen van de Vlaamse Concentratie lag volgens De Volksunie aan "de triestige komedie van de verruiming van de CVP".[861] Toch werd het gebrekkige programma van de Vlaamse Concentratie en de Christelijke Vlaamse Volksunie genoemd als reden voor de mislukking van deze partijen. "Een nieuwe Vlaams-nationale partij kon niet opgebouwd worden op een repressiemotief, wel kon een nieuwe Vlaams-nationale partij de repressie als Vlaams motief in haar schild voeren. Het verschil is zeer groot. Het was de grote verdienste van de Volksunie dit te begrijpen."[862] Wij wou de functie van de Vlaamse Concentratie echter ook niet minimaliseren: "de Vlaamse Concentratie wou meer worden dan alleen maar een anti-repressie partij".[863]

De Volksunie-Wij beschouwde zich als opvolger en erfgenaam van deze vier partijen. Er werd over deze vier partijen gesproken als 'dé Vlaams-nationale partij'. De Volksunie beweerde trots dat de meeste vooroorlogse Vlaams-nationalistische voormannen, op een paar na, nu de Volksunie steunen.[864] De eerste Volksunie werd maar een paar maal kort vermeld en werd niet direct als een voorgangster van De Volksunie beschouwd.[865] De eerste Volksunie wou niet aansluiten bij de Vlaamse Concentratie omdat deze partij "teveel het verlengstuk was van het verleden".[866]

Vanaf de parlementsverkiezingen van 1958 werden de uitslagen altijd vergeleken met 'dé Vlaams-nationale partij' van vroeger. In de jaren 1950 werden deze uitslagen veelal geïnterpreteerd als dat de Volksunie nodig was als onafhankelijke Vlaams-nationale partij en dat de Volksunie een kiezerspotentieel had dat veel groter was dan de stemmen die behaald werden.[867] Er werd op gewezen dat ook de Frontpartij pas na verschillende jaren echt doorbrak, het VNV eerst rond 1936 in de diepe lagen van de Vlaamse Volksmassa doordrong, "en daar het zaad werd uitgestrooid dat nu begint te kiemen".[868] In 1964 gebruikte Slosse de verkiezingsuitslagen om zijn steun voor de Vlaamse frontvorming duidelijk te maken.[869] Pas bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 en de parlementsverkiezingen van 1971 vinden we geen verwijzingen meer terug naar de voorlopers van de Volksunie. In 1975 werd er bij wijze van inleiding kort teruggekomen op de verkiezingsresultaten van de Vlaamse Concentratie en de Christelijke Vlaamse Volksunie.[870]

 

 

4. Besluit

 

De Volksunie-Wij vond het noodzakelijk dat het VNV ontstond om uit de verdeeldheid van het Vlaams-nationalistisch kamp te komen. Als De Volksunie-Wij over verdeeldheid sprak, werd nooit expliciet de naam van de Frontpartij vermeld, maar sprak De Volksunie-Wij van dé Vlaams-nationalisten. De vroegere pogingen om tot een grotere eenheid te komen werden nergens vermeld. In de jaren 1950 werd de verdeeldheid tijdens de jaren 1930 voorgesteld als de fout van het Verdinaso. Inhoudelijk werd het Verdinaso weinig besproken. In de jaren 1960 en 1970 werd het Verdinaso meer besproken rond de persoon van Van Severen. De Volksunie-Wij stond negatief tegenover deze persoon, maar niet tegen zijn medestanders. In 1971 merken we de invloed van de studie van Willemsen, waar ook naar verwezen werd.

 Het VNV werd zoals de Frontpartij als een eenheidspartij voorgesteld. Alleen in de jaren 1970 zag men de 'moeizame gang naar eenheid'. Deze visie kwam er onder invloed van het werk van Elias. Het VNV werd als een sterke eensgezinde partij voorgesteld, waarbij De Clercq als natuurlijke gemene deler optrad. De Historicus De Wever stelde dat ook toevallige factoren, als de niet herkiezing van De Clercq meespeelden. Er werd in De Volksunie-Wij weinig vermeld over de verschillende strekkingen die in het VNV aanwezig waren. Verschillende lokale Vlaams-nationalistische partijen werden pas een hele tijd later geïntegreerd in het VNV of traden helemaal niet toe. De Volksunie-Wij vermelde dit alleen in de jaren 1960 en 1970 in het kader van een bespreking over de Daensistische Beweging.

 

 Inhoudelijk werd het VNV van voor de oorlog bijna uitsluitend in de jaren 1950 besproken. In de jaren 1960 en 1970 vinden slechts zeer zelden een inhoudelijke verwijzing naar het VNV voor de Tweede Wereldoorlog. De geschiedenis van het VNV werd door De Volksunie als één geheel beschouwd waar geen evolutie in zat. Het taalgebruik van De Volksunie bleef in de jaren 1950 soms hetzelfde als dat van het interbellum: zo sprak men van minimalisten, kleurpartijen, het Vlaams-nationalisme als zweep en levend geweten,… In het kader van de repressie sprak De Volksunie over 'paria's', aanslag op de ziel, CVP-ers die in partijketenen geslagen waren,…

 

De Volksunie beweerde met klem dat het VNV niet fascistisch was. Dat waren de 'anderen', zoals het Verdinaso en de machthebbers die niet aan de Vlaamse eisen wilden voldoen. De enige uitzondering hierop is als De Volksunie-Wij sprak over de Daensistische Beweging. De invloed van de internationale tijdsgeest en omstandigheden werden als verklaringsgrond naar voor gehaald om de zwenking naar rechts, volgens De Volksunie niet naar het fascisme, te verklaren. De Wever stelde in zijn recent onderzoek vast dat alle inhoudelijke elementen reeds in de stichtingsverklaring en de uiterlijke kenmerken op de Landdag van 1935 aanwezig waren om het VNV fascistisch te noemen. De historicus Wils stelde duidelijk dat de internationale omstandigheden geen rol gespeelde in het afwijzen van het federaal statuut van Vos door een aantal Vlaams-nationalisten, maar wel het anti-belgicisme.

 De Volksunie zag als doel van het VNV het bereiken van het Groot Nederland. De Volksunie stelde dat dit mogelijk was met het behoud van België. De historicus Wils maakte duidelijk dat het bereiken van Groot Nederland automatisch de vernietiging van de Belgische staat in hield. De Volksunie zag in het ontstaan van de Benelux het begin van het Groot Nederlandse idee.

 Het VNV werd als een anti-militaristische partij voorgesteld, maar wel 'minder streng anti-militaristisch dan de vroegere Vlaams-nationalisten'. Er werd de nadruk gelegd op het feit dat het VNV zich wel weerbaar tegenover Duitsland wou opstellen en met Nederland wilde samenwerken. Het onderzoek van De Wever maakte duidelijk dat het VNV eigenlijk een militaristische partij was, terwijl ze het tegenovergestelde beweerde. Reeds bij de stichting van de partij werd een poging ondernomen om een militie op te richten. De Clercq onderhield geheime contacten met Duitsland, wat het VNV pro Duits maakte.

 

 In de jaren 1950 en 1960 stelde De Volksunie het VNV reeds voor als een machtspartij voor de oorlog. Historisch onderzoek bracht het tegenovergestelde aan het licht: de partij had een geringe parlementaire activiteit, stagneerde na de verkiezingdoorbraak van 1936 en na 1939 was de partij meer dan ooit geïsoleerd.

 Er werd zeer weinig aandacht geschonken aan het akkoord tussen Rex en VNV omdat dit akkoord niet kon gebruikt worden voor eigentijdse doeleinden. In de jaren 1950 en 1960 werd er wel veel aandacht besteed aan het beginselakkoord tussen VNV-KVV. De mislukking ervan werd bij het KVV gelegd. De wetenschappelijke literatuur stelde duidelijk dat het verzet op dit akkoord van verschillende kanten kwam, ook vanuit het VNV. In 1964 werd het akkoord gebruikt om op te roepen tot dialoog in het kader van de discussies over de Vlaamse frontvorming. De Volksunie gebruikte het beginselakkoord tot in de jaren 1970 om de CVP aan te vallen door te zeggen dat de KVV, met dezelfde mensen van de CVP, wel voor federalisme gewonnen was.

 Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was het VNV, volgens De Volksunie tegen een tweede activisme. De Wever stelde dat geheime politiek van De Clercq, van contacten met de Duitsers en de oprichting van de Militaire Organisatie dit voornemen doorkruiste. Verschillende VNV-ers beschouwden het een ideale kans om af te rekenen met de Belgische staat. De aanhoudingen van verschillende personen door het Belgische gerecht in de meidagen noemde De Volksunie-Wij een belangrijke stimulans om in de collaboratie te stappen. In 1950 werd meer de nadruk gelegd op het aspect dat de Vlaams-nationalisten werden opgepakt wegens hun Vlaamse overtuiging. In 1970 werd de klemtoon juist gelegd op het feit dat niet alle gearresteerden Vlaams-nationalisten waren. Hiermee wilde Vinks bewijzen dat niet alleen van de Vlaams-nationalisten verwacht werd dat ze gingen collaboreren. De Wever stelde dat het zeker vanuit het standpunt van de Belgische staat gerechtvaardigd was dat de arrestaties gebeurden. Hij kende aan de arrestaties geen doorslaggevende rol toe om te collaboreren. Het was wel een propagandistisch element voor het VNV. Volgens De Volksunie aarzelde het VNV zeer lang om in de collaboratie te stappen. Het onderzoek van De Wever stelde hiertegenover dat het VNV vrijwel onmiddellijk begon met de collaboratie. De radicale VNV-ers wilde alleen collaboreren als ze een uitsluitende machtspositie kregen. De gematigden begonnen gesprekken met andere partijen. De Volksunie vermelde dit alleen om de bereidheid van politici van andere partijen om met het VNV te besturen te onderstrepen. In de jaren 1950 beweerde De Volksunie dat de partij in de collaboratie stapte door de opbodpolitiek van de bezetter. Door deze opbodpolitiek moest het VNV volgens De Volksunie toegevingen doen die ze niet altijd zelf wilden doen. Zo vond De Volksunie de bekering tot het nationaal socialisme een toegeving die in dit kader paste. De Volksunie plaats hiernaast onmiddellijk de verwezenlijking van een machtpositie van het VNV. De studie van De Wever maakte duidelijk dat het VNV maar al te graag het nationaal socialisme aanvaarde als het een uitsluitende machtspositie kreeg. Het aantal leden van het VNV werd door De Volksunie zwaar overschat. Volgens De Volksunie wilde Elias in 1942 uit de collaboratiepolitiek stappen, maar heeft dit niet gedaan omdat er verschillende andere krachten tegen waren. In 1944 zou Elias een compromisvrede willen afsluiten hebben met de Belgische regering. De Wever stelde duidelijk dat deze twee beweringen niet juist zijn. "Aan het einde van de bezetting was het VNV een gehate, belaagde en geïsoleerde kleine minderheid, verder dan ooit verwijderd van de natie die ze pretendeerde te incarneren. In zulke omstandigheden kan de volgehouden totalitaire aanspraak alleen maar grotesk worden genoemd."[871]

 

 Vinks beoordeelde de collaboratie niet volledig negatief: het volksbelang werd gediend en de Vlaams-nationalisten kregen ervaring met het besturen van het land. De historicus Wils was het hier niet mee eens en noemde de collaboratie zeer schadelijk voor de Vlaamse Beweging. Reynebeau vond dat de leiders van de collaboratie vele gewone mensen in het verderf hebben gestort.

 

 De Volksunie-Wij maakte geen onderscheid in de verschillende soorten van repressie en gaf geen enkele inhoudelijke bespreking over wanneer, hoe en wat de repressie juist was. De repressie werd niet als een breuk gezien in het Vlaams-nationalisme maar wel als een achteruitgang. Het Vlaams-nationalisme werd al in verval gezien voor de oorlog begonnen was. Deze zienswijze stond in schil contrast met vorige stellingen over de bloei van het VNV. Na de repressie is de Vlaamse Beweging, volgens De Volksunie-Wij begonnen met de heropstanding.

 

 De Volksunie-Wij laat uitschijnen dat ze niet tegen de repressie op zich waren, maar wel tegen de manier waarop ze doorgevoerd werd. In de door ons gehele onderzochte periode werd de repressie door De Volksunie-Wij als anti-Vlaams beschouwd. In de jaren 1950 werd er regelmatig een lijst van getroffen personen gepubliceerd. Deze werden als helden van de Vlaamse Beweging beschouwd. Rond sommige personen werd er door De Volksunie volgehouden dat ze onschuldig waren veroordeeld. Zo werd er verscheidene malen beweerd dat Romsée door de Belgische administratie was benoemd en niet door de bezetter. De Volksunie zweeg daarbij van de enorme zware druk die door de bezetter was uitgeoefend. Er werd geprotesteerd tegen de regeringsonderhandelingen met weerstandersorganisaties over de gevolgen van de repressie. "Onze helden zullen niet kruipen". In de jaren 1960 werd de benaming van 'zwarte' als een eretitel beschouwd en tegelijkertijd werd de nadruk gelegd op de aanwezigheid van 'goede witten in de Volksunie. Er werd vanaf 1960 ook benadrukt dat de repressie door vreemden, de Belgische staat, was opgelegd aan het Vlaamse volk. Het wetenschappelijke onderzoek van Huyse toonde aan dat de repressie overal in het land werd doorgevoerd en niet op zich anti-Vlaams was. Er waren in Vlaanderen wel veel meer politieke collaborateurs dan in de rest van het land. De verschillende strekkingen tussen de Vlaams-nationalisten werden dikwijls over het hoofd gezien. De repressie kaderde volgens Huyse in de strijd tussen de 'oude en nieuwe orde'. De oude orde heeft het gehaald en heeft met de repressie het VNV uitgeschakeld. Huyse wees op het feit dat de bestraffing van collaborateurs na de oorlog moet gezien worden in het kader van de links-rechts tegenstelling. Ook de koningkwestie past hierin.

 De rol van de Belgische regering te Londen kwam uitgebreid aan bod in De Volksunie-Wij. De feiten dat deze eerst ook wilde collaboreren en aangezet heeft tot de economische collaboratie kwamen uitvoerig in de belangstelling. De wetgeving van de repressie werd als onwettig beschouwd, de Nederlandstalige uitzendingen op de radio als de aanzet tot de straatrepressie. In de wetenschappelijke literatuur bestaat er geen eensgezindheid over de wettelijkheid van de repressiewetten. Huyse stelde dat de regering in de fout is gegaan door de straatrepressie niet onder controle te houden. De regering had volgens Huyse de repressie ook onderschat, zodat het repressieapparaat door de overvloed aan dossiers niet behoorlijk meer kon werken.

 De Volksunie-Wij vond de repressie onrechtvaardig: het was een 'inquisitie, heksenprocessen'. De Volksunie-Wij vond dat gemeenrechtelijke veroordeelden er beter aan toe waren door lagere straffen, meer kans op genade en strafvermindering. De Volksunie-Wij zag de repressie verder gezet door de 'wet Degrelle' en de anti-Vlaamse samenstelling van het gerecht tot in 1975. De repressie van de buurlanden werd beter beoordeeld. Huyse stelde dat er inderdaad verschillende problemen waren zoals geen variatie in de strafmaat, de overbelasting, de partijdigheid van sommige rechters. Toch vond Huyse dat de repressie geen schending van de rechtstaat was. Er werden wel veel milderings- en genademaatregelen genomen door de regering.

 

 De liberalen en de socialisten werden op de korrel genomen omdat deze de economische collaborateurs gered hebben van de repressie om het land weer op te bouwen. CVP werd aangevallen omdat ze als 'gieren teren op de repressie' om stemmen van de Vlaams-nationalisten te winnen. Vooral de 'overlopers' werden tot 1965 aangevallen als profiteurs van de repressie, terwijl hun oude medestrijders nog in de gevangenis zaten. Ook in de discussie van de 'Volksunie als scheurpartij' werd de repressie gebruikt.

 De militaire collaboratie en repressie werd bijna niet behandeld in De Volksunie-Wij. In de jaren 1960 en 1970 werd er op gewezen dat deze collaborateurs dachten dat ze hun plicht deden. Ook de verzachtende omstandigheden van de internationale anti-communistische geest werd veelvuldig uitgespeeld.

 

 In de jaren 1950 was er relatief veel aandacht voor amnestie. In de jaren 1960 verminderde deze en in de jaren 1970 kwam deze alleen nog ter sprake bij speciale gelegenheden zoals bij de IJzerbedevaart en Kerstmis. In de jaren 1950 werd er vooral amnestie geëist rond de figuur van Elias. In de jaren 1960 werd de eis van amnestie meer algemeen gevoerd. In de jaren 1970 stonden de verschillende hongerstakingen meer centraal. Inhoudelijk werd er meer de nadruk op de nog bestaande schadelijke gevolgen gelegd.

 

 De Volksunie-Wij zag als belangrijkste gevolg van de repressie dat de Vlaams-nationalistische partij verdween. Na de repressie ontstonden de Vlaamse Concentratie en de Christelijke Vlaamse Volksunie. Vooral deze eerste partij werd door De Volksunie-Wij als een anti-repressiepartij aanzien. De Volksunie beschouwde zich als 'de Vlaams-nationalisten' en de opvolger van de Frontpartij, het VNV, de Vlaamse Concentratie en de Christelijke Vlaamse Volksunie. De historicus Vos merkte hierdoor op dat door de Volksunie de rechts fascistische traditie is kunnen overleven en later werd verder gezet in het Vlaams Blok.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[523] Joris Van Severen trad na de Eerste Wereldoorlog tot de Frontpartij toe, waarvoor hij in 1921 volksvertegenwoordiger werd.  Na het laten varen van het godsvredeprincipe werd de Frontpartij in West-Vlaanderen herdoopt tot het KVNV.  In 1928 trad hij toe tot het directorium van het AVNV.  Na zijn niet-herverkiezing als volksvertegenwoordiger in 1929 verwijderde hij zich snel van het KVNV en ging over tot het stichten van het Verdinaso.  Vanlandschoot, "Severen, Joris van", N.E.V.B., 2739-2744.

[524] Vanlandschoot, "Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen", N.E.V.B., 3192-3202.

[525] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams Nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 7.

[526] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams-nationale partij in De Volksunie van juli 1959 nummer 14.

[527] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams Nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 7.

[528] De Wever, Greep naar de macht, 72-73.

[529] Ibidem, 91.

[530] Joris van Severen in De Volksunie van november 1961 nummer 46.

[531] Ibidem.

[532] De tragische dood van Joris van Severen in De Volksunie van januari 1961 nummer 1.

[533] Dio genes [Van Overstraeten], De verste grens in Wij van juni 1971 nummer 26.

[534] Wies Moens had in het activisme gestaan en werd in de tweede helft van de jaren 1920 een grote theoreticus van de groot Nederlandse gedachte.  Hij nam van 1928 het secretariaat van het AVNV waar, tot hij in 1931 mee het Verdinaso stichtte.  In 1934 verliet hij het Verdinaso omdat Van Severen een nieuwe marsrichting in het oorspronkelijke Volks-Dietse ideaal en de strakke anti-Belgische lijn los liet.  Moens en T'Sjoen, "Moens, Wies C.A.", N.E.V.B., 2066-2068.

[535] Vraaggesprek met Wies Moens: zolang er geen amnestie is… in Wij van januari 1971 nummer 4.

[536] Willemsen, Arie, Het Vlaams-nationalisme.  De geschiedenis van de jaren 1914-1940, Utrecht, 1958, 424 P.

[537] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 405.

[538] Wils, Joris van Severen, 58.

[539] De Bruyne, Arthur, Joris van Severen.  Droom en daad, 242.

[540] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams Nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 7.

[541] Ibidem.

[542] Dixi, Waar is de tijd in De Volksunie van april 1961 nummer 15.

[543] Het hier bedoelde werk van is: Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914/1939.  4dln.  Antwerpen-Utrecht 1971.  Hendrik J. Elias (1902-1973) was doctor in de geschiedenis.  Zowel in Leuven als in Gent miste hij zijn professoraat door zijn Vlaamsgezindheid.  Hij was de drijvende kracht achter de Vlaamsch Nationale Volkspartij en later ook van het VNV, waarvan hij in 1942 leider van werd.  Hij behoorde tot de democratische strekking van het VNV.  Na de oorlog werd hij tot de doodstraf veroordeeld voor zijn aandeel in de collaboratie.  In 1951 werd deze straf omgezet tot levenslang en kwam vrij in 1959.  Na de oorlog keerde hij terug naar de historische wetenschap en publiceerde hierover verschillende studies.  De Wever, "Elias, Hendrik, J.", N.E.V.B., 1057-1064.

[544] Devroe, Jeroom Leuridan in Wij van juni 1974 nummer 25.

[545] Staf De Clercq (1884-1942) werd een van de eerste leiders van de Frontpartij en werd in 1919 reeds parlementslid voor deze partij.  Hij bleef in het parlement zitten tot hij in 1932 niet meer verkozen werd als gevolg van een administratieve fout.  Hij was de oprichter van het VNV en bleef hier leider van tot aan zijn dood.  Hij zette het VNV op een rechtse koers en leidde de partij de collaboratie in.  De Wever, "Clercq, Staf de", N.E.V.B., 744-749.

[546] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[547] Ibidem.

[548] J.D. [Vinks], Hector Plancquaert in Wij van februari 1969 nummer 8.

[549] Verdoodt, Het Daensisme in Wij van april 1974 nummer 17.

[550] Willemsen, het Vlaams-nationalisme, 339.

[551] Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914/1939, dl III, 156.

[552] De Wever, Greep naar de macht, 95.

[553] De Wever, "Vlaamsch Nationaal Verbond", N.E.V.B., 3381.

[554] Van Campenhout, Hector Plancquaert, 69.

[555] De Wever, Greep naar de macht, 96.

[556] Ibidem, 176.

[557] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[558] J.D. [Vinks], Hector Plancquaert in Wij van februari 1969 nummer 8.

[559] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams Nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 7.

[560] Hendrik de Man (1885-1953) werd in mei 1939 verkozen tot partijvoorzitter van de BWP.  Na de inval van de Duitsers probeerde hij een regering te vormen met gematigde VNV-ers en mensen van het Verdinaso.  Deze onderhandelingen mislukten, en in juni 1940 ontbond hij de BWP.  Hij ijverde voor een autoritaire gecentraliseerde eenheidsvakbond, wat resulteerde in Unie van Hand- en Geestesarbeiders.  In 1941 trok hij zich terug uit de collaboratie.  Steenhout, Vanschoenbeek en Defoort, "Man, Hendrik de", N.E.V.B., 1993-1997.

[561] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 9.

[562] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van september 1957 nummer 18.

[563] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 298-299.

[564] De Wever, Greep naar de macht, 623.

[565] Ibidem.

[566] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 443.

[567] De Wever, Greep naar de macht, 289.

[568] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[569] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[570] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van december 1957 nummer 23.

[571] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 7.

[572] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[573] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[574] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 9.

[575] De Wever, Greep naar de macht, 200.

[576] Ibidem, 171.

[577] De Wever, Vlamingen komt in massa, 81-84.

[578] De Wever, Greep naar de macht, 173 en 178.

[579] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 382.

[580] Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging dl III, 174-175.

[581] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 434-435.

[582] Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging, dl II, 245.

[583] De Wever, Greep naar de macht, 178.

[584] Verstraete, " Jong Dietschland", N.E.V.B., 1575-1577.

[585] De figuur van Tijl Uilenspiegel is al dikwijls gebruikt om bepaalde waarden voor te stellen op een volkse manier.  Voor een volledige behandeling zie: Beyen, Marnix, Held voor alle werk: de vele gedaanten van Tijl Uilenspiegel.  Antwerpen, 1998, 159 P.

[586] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 9.

[587] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[588] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van maart 1958 nummer 5.

[589] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van augustus 1958 nummer 15.

[590] Reimond Tollenaere (1909-1942) was in de ogen van Staf De Clerq zijn opvolger als leider van het VNV.  Hij behoorde tot de rechts fascistische vleugel van het VNV.  Tollenaere sneuvelde echter aan het Oostfront.  Verstraete, "Tollenaere, Reimond", N.E.V.B., 3081-3082.  Zie ook: Verstraete, Jan Pieter, Reimond Tollenaere: biografie, Kortrijk, 1996, 477 P.

[591] De Wever, Greep naar de macht, 117.

[592] Ibidem, 123.

[593] Ibidem, 125.

[594] Ibidem, 157-159.

[595] Ibidem, 201-202.

[596] Ibidem, 198-201.

[597] De Wever, Greep naar de macht, 195-196, en Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 382.

[598] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[599] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van maart 1958 nummer 5.

[600] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 9.

[601] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van februari 1958 nummer 3.

[602] Hendrik Borginon (1890-1985) was tijdens de Eerste Wereldoorlog een van de leiders van de frontbeweging.  Na de oorlog zetelde hij verschillende malen als parlementslid voor de Frontpartij.  Hij behoorde tot de gematigde federalisten.  Hij stond meermaals aarzelend tegenover de wenselijkheid van een afzonderlijk optreden van de nationalisten.  In het VNV bevond hij zich in een dubbelzinnige situatie: hij was de parlementaire leider van een partij waarvan hij de beginselen verwierp.  Hij nam dan ook verschillende malen ontslag, maar kwam tekens op zijn stappen terug.  Na de Tweede Wereldoorlog steunde hij de verruiming van de CVP in 1949, en was er van overtuigd dat een onafhankelijke Vlaams-nationalistische partij geen goede zaak was.  Hij bleef actief in de Vlaamse Volksbeweging en het IJzerbedevaartcomité.  Durnez en De Wever, "Borginon, Hendrik", N.E.V.B., 552-558.

[603] De Wever, Greep naar de macht, 97-98.

[604] Gerard Romsée (1901-1976) was in de studentenrevolte van 1924-1925 te Leuven een van de studentenleiders.  Hierdoor verwierf hij veel aanzien en werd in 1929 verkozen tot volksvertegenwoordiger voor de Katholieke Vlaamse Volkspartij Limburg.  Deze partij zal pas definitief toetreden tot het VNV in 1936.  Romsée evolueerde van democraat in de jaren 1930 naar extreem-rechts.  Na de Duitse inval stemde hij zijn politiek af op koning Leopold III.  Toen Hitler de koninklijke plannen kelderde schakelde Romsée over op de politiek van het minste kwaad: de collaboratie.  In 1941 werd hij benoemd tot secretaris-generaal van binnenlandse zaken en volksgezondheid.  Deze benoeming kwam er door de steun van het VNV en de Duitse overheid ondanks het hardnekkig verzet van de meeste secretarissen-generaal in functie.  Na de Tweede Wereldoorlog werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar en kwam weer vrij in 1954.  Raskin, "Romsée, Gerard", N.E.V.B., 2648-2650.

[605] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 328.

[606] De Wever en De Wever, "Groot-Nederland als utopie en voorwendsel" in Nationalisme in België, 152.

[607] Wils, Vlaanderen, België, Groot Nederland, 287.

[608] Ibidem.

[609] Ibidem, 289.

[610] De Wever, Greep naar de macht, 54.

[611] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van maart 1958 nummer 5.

[612] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van september 1957 nummer 18.

[613] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, zo denkt het in De Volksunie van augustus 1958 nummer 16.

[614] Couvreur, Ons eerste congres in De Volksunie van april 1955 nummer 4.

[615] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams-nationale partij in De Volksunie van juli 1959 nummer 14.

[616] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van februari 1958 nummer 3.

[617] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van januari 1960 nummer 2.

[618] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[619] Ibidem.

[620] Dio genes [Van Overstraeten], Graaf d'Alcantara in Wij van april 1968 nummer 15.

[621] De Wever, Greep naar de macht, 189.

[622] Ibidem, 192.

[623] Ibidem, 221.

[624] Ibidem, 261.

[625] Ibidem, 106.

[626] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 9.

[627] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van juni 1958 nummer 12.

[628] De Wever, Greep naar de macht, 171-172.

[629] Ibidem, 263.

[630] De Schrijver en Gerard, "Beginselakkoord KVV-VNV", N.E.V.B., 426-427.

[631] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[632] Pepernoten in De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[633] Bij de tong gevat in Wij van januari 1966 nummer 1.

[634] Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging, dl IV, 42.

[635] Paul Willem Segers (1900-1983) was secretaris van het ACW van 1927 tot 1946.  Hij onderhandelde als lid van voorlopig directorium van het KVV met het VNV, wat leidde tot het beginselakkoord van 1936.  Hij stond tijdens de Tweede Wereldoorlog in de collaboratie, maar werd hier niet voor veroordeeld.  Na de Tweede Wereldoorlog was hij een van de medestichters van de CVP en stond achter de Vlaamse verruiming in 1949.  Na de oorlog werd hij verschillende malen minister.  Gerard, "Segers, Paul-Willem", N.E.V.B., 2728-2729.

[636] De Schrijver en Gerard, "Beginselakkoord KVV-VNV", N.E.V.B., 426-427.

[637] Algemeen Christelijk Werkersverbond, Het accoord VNV-Rex, 11 en Furniere, Het beginselakkoord KVV-VNV (8 december 1936) en het koncentratiestreven in katholiek Vlaanderen in de jaren '30, 73.

[638] Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging, Dl II, 78.

[639] De Wever, Greep naar de macht, 230.

[640] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 358-360 en 424-426.

[641] De Wever, Greep naar de macht, 234.

[642] Furniere, Het beginselakkoord KVV-VNV (8 december 1936) en het koncentratiestreven in katholiek Vlaanderen in de jaren '30, 87.

[643] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van januari 1960 nummer 2.

[644] [Van der Elst], Over kleine partijen en verloren stemmen in De Volksunie van juli 1956 nummer 13.

[645] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[646] Na Diksmuide in De Volksunie van september 1956 nummer 16.

[647] Luyten, Nieuwe krachten in De Volksunie van november 1964 nummer 43.

[648] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van augustus 1959 nummer 15 en Eyskens, de nieuwe Van Cauwelaert in De Volksunie van juni 1959 nummer 11.

[649] Vlamingen in de eenheidspartijen, niets verwezenlijkt in De Volksunie van februari 1961 nummer 8.

[650] Mattheysen, De anti federalisten horen in een museum thuis in De Volksunie van februari 1961 nummer 15.

[651] Babylon, Verdraagzaamheid en politiek in De Volksunie van december 1963 nummer 51.

[652] Luyten, De CVP op het dwaalspoor, in Wij van januari 1966 nummer 2.

[653] De Bruyne, 20 jaar Volksunie in Wij van september 1974 nummer 37.

[654] Léon Degrelle (1906-1994) stichtte de partij Rex omdat hij niet snel genoeg de macht in de katholieke partij kon overnemen.  De partij haalde bij de parlementsverkiezingen van 1936 eensklaps 21 kamerzetels. Zijn achterban verteerde het akkoord met het VNV niet: bij de tussentijdse verkiezingen in 1937 haalde Degrelle 19% van de stemmen, in 1939 maar 4,3%.  De Wever, "Degrelle, Léon", N.E.V.B.,. 885-886.

[655] De Wever, "Vlaams-nationalistische partijen", N.E.V.B., 3345.  Voor een eigentijdse visie van Rex op het akkoord zie De Mont, Het akkoord Rex-VNV en zijn nationale betekenis.  Brussel, 1936.

[656] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[657] Willemsen, Het Vlaams-nationalisme, 421.

[658] Ibidem, 423.

[659] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 8.

[660] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, in De Volksunie van januari 1958 nummer 2.

[661] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van april 1957 nummer 7.

[662] Beyen, Rasechte wetenschap, 190-194.

[663] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van december 1957 nummer 23.

[664] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, zo denkt het in De Volksunie van augustus 1958 nummer 15.

[665] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van september 1957 nummer 18.

[666] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van februari 1958 nummer 3.

[667] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 11.

[668] De Wever, Greep naar de macht, 349.

[669] Ibidem, 342.

[670] Ibidem, 350.

[671] De Wever, Greep naar de macht, 336-337.

[672] Ibidem, 340-341.

[673] Ibidem, 351.

[674] Ibidem, 342.

[675] Voor een juiste samenstelling en werking van het Coördinatiecomité zie Vlaemynck, Dossier Abbeville, 18-24.

[676] Zie hiervoor: Borginon, Hendrik, Op zoek naar de weggesleepten van mei 1940, Kapellen, 1973, 40 P.

[677] De Wever, Greep naar de macht, 345-346 en Vlaemynck, Dossier Abbeville, 89-147.

[678] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 11.

[679] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 33.

[680] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 11 en De Troyer, Wie is Ganshof "Alfa" van der Meersch in Wij van juli 1976 nummer 27.

[681] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 33 en Van der Elst, Het dossier Abbeville in Wij van september 1977 nummer 36.

[682] De Wever, Greep naar de macht, 386.

[683] De Wever, Greep naar de macht, 347, Wils, Flamenpolitik en activisme, 34 en zie ook hoofdstuk III.

[684] De Wever, Greep naar de macht, 349.

[685] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 11.

[686] De Vaas van Compiègne in De Volksunie van maart 1957 nummer 5, Van der Elst, Een encyclopedie van de Vlaamse Beweging in Wij van november 1973 nummer 47, Van der Elst, Hoe België de Tweede Wereldoorlog overleefde in Wij van april 1976 nummer 16, Van der Elst, De dagbladpers tijdens de bezetting in Wij van maart 1974 nummer 12.  Frans Lippens had in 1940 als liberaal een hele politieke carrière achter de rug als gouverneur, gouverneur-generaal van Kongo, senator, voorzitter van de senaat, en minister.  In 1940 poogde hij een directorium te vormen rond Leopold III.  Hij betrok hierbij ook de Vlaams-nationalisten waardoor hij hen wilde verankeren in de Belgische politiek om zo een nieuwe Vlaams-nationale collaboratie te vermijden.  Lermyte en De Wever, " Lippens, graaf Maurice", N.E.V.B., 1938-1939.

[687] Amnestie in Wij van oktober 1968 nummer 43.

[688] De Wever, Greep naar de macht, 386.

[689] Verhaert, De Turnhoutse Vlaams-nationale organisatie onder leiding van Thomas Debacker gedurende de vooroorlogse VNV periode 1933-1940, 142.

[690] De Wever, Greep naar de macht, 386.

[691] De Wever, "Goot-Nederland als utopie en voorwendsel" in Nationalisme in België, 154.

[692] De Wever, Greep naar de macht, 388.

[693] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.

[694] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 13.

[695] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.

[696] Jorissen, De vergeetputten in De Volksunie van april 1962 nummer 16 en Dhr. Ballet's uitvaart: een ontroerende plechtigheid in Wij van augustus 1974 nummer 34.

[697] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 11.

[698] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.

[699] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 11.

[700] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.

[701] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 11.

[702] De Bondt, Verschaeve en de IJzerbedevaart in De Volksunie van oktober 1955 nummer 8.

[703] JD [Vinks], De literator Verschaeve in De Volksunie van juni 1965 nummer 26.

[704] Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging, dl IV, 156.

[705] De Wever, Greep naar de macht, 511.

[706] Ibidem, 621.

[707] Ibidem, 512.

[708] Lannoo, Antimilitarisme en opkomend militarisme in de Frontpartij 1919-1927, 79-85.

[709] Beck, De IJzerbedevaarten 1945-1965, 23 en Van den Driessche, Zestig keer op bedevaart naar de IJzer, 39-53.

[710] De Bruyne, Joris van Severen.  Droom en daad, 182.

[711] De Wever, Greep naar de macht, 446.

[712] De Wever, Greep naar de macht, 513.

[713] Ibidem, 615.

[714] Zie hoofdstuk I.

[715] Zij hebben de Joden gedood in Wij van december 1969 nummer 52.

[716] Mertens, Ik ben beschaamd,… in Wij van december 1975 nummer 52.

[717] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 33.

[718] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.

[719] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 13.

[720] Amnestie in Wij van oktober 1968 nummer 43.

[721] De Wever, Greep naar de macht, 547.

[722] Ibidem, 547-550.

[723] Ibidem, 594-596.

[724] De Bruyne, De Kwade jaren, dl V, 248-249.

[725] De Wever, Greep naar de macht, 594-596.

[726] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 33.

[727] Dixi, Waar is de tijd in De Volksunie van april 1961 nummer 17 en Dio genes [Van Overstraeten], Piet Meeuwissen in Wij van juli 1968 nummer 27.

[728] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 33.

[729] Vinks, Van repressie tot Egmont: 25 jaar Vlaamse strijd, Brecht, 1980.  Het hoofdstuk over Egmont verscheen niet in Wij en werd pas geschreven toen het boek werd samengesteld.  Schriftelijke mededelingen Jos Vinks van 3 mei 2000.

[730] Wouters, "Vinks, Jos", N.E.V.B., 3303, schriftelijke mededelingen van Jos Vinks van 3 mei 2000, en zie ook de inleiding van deze verhandeling en hoofdstuk I.

[731] Wils, Flamenpolitik en activisme, 262.

[732] Reynebeau, Het klauwen van de leeuw, 198.

[733] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 13.

[734] Dio Genes [Van Overstraeten], Staf de Clerq in Wij van oktober 1967 nummer 42.

[735] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 13.

[736] N.E.V.B. P. 140.

[737] Huyse, Onverwerkt verleden, 13.

[738] Ibidem.  De bedoelde boeken zijn: Nemrod (De Muyt), Het feest van de haat: collaboratie, verzet repressie, amnestie, Diksmuide, 1967.  En Vinks, Van repressie tot Egmont: 25 jaar Vlaamse strijd, Brecht, 1980.

[739] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2589.

[740] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van februari 1957 nummer 2.

[741] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 14.

[742] Van der Elst, Na twintig jaar in De Volksunie van september 1964 nummer 37 en zie ook: Van der Elst, De repressie en epuratie in Wij 20 jaar van januari 1975 nummer 3 extra editie.

[743] Van der Elst, Na twintig jaar in De Volksunie van september 1964 nummer 37.

[744] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 14.

[745] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[746] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 14.

[747] Van der Elst, Na twintig jaar in De Volksunie van september 1964 nummer 37 en Van der Elst, Wetsvoorstel voor amnestie in Wij van december 1965 nummer 52.

[748] Van der Elst, Wetsvoorstel voor amnestie in Wij van december 1965 nummer 52.

[749] Uitgesloten Vlamingen, in De Volksunie van juni 1956 nummer 11.

[750] Zeventig met ere in Wij van juni 1972 nummer 24 en Van der Elst, In memoriam Dr. Hendrik Elias in Wij vanfebruari 1973 nummer 6.

[751] Wouters, Wanneer Elias vrij in De Volksunie van mei 1959 nummer 9.

[752] De Volksgazet en Gerard Romsée in De Volksunie van juni 1957 nummer 12 en Van der Elst, In memoriam Gerard Romsée in Wij van april 1976 nummer 16.

[753] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2601.

[754] De Wever, Greep naar de macht, 446.

[755] Raskin, "Romsée, Gerard", N.E.V.B., 2649.  Zie ook Raskin, Gerard Romsée, 152-318.

[756] Als voorbeeld kan hiervoor dienen Zij waren verraders in De Volksunie van oktober 1959 nummer 19.

[757] Van der Elst, Na twintig jaar in De Volksunie van september 1964 nummer 37.

[758] Zie onder andere Wouters, Thomas de Backer 70 jaar in De Volksunie van maart 1962 nummer 13 en Troyer, Wie was Ganshof "Alfa" van der Meersch in Wij.van juli 1976 nummer 27.

[759] De Volksunie van februari 1958 nummer 4.

[760] De Volksgazet en Gerard Romsée in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.  Gasperi werd door de fascisten gevangen gezet, en werd de eerste naoorlogse president van Italië.  Nehru kwam zijn anti-Britse gezindheid in de gevangenis en kwam pas in 1946 in de interimregering om de onafhankelijkheid van Indië voor te bereiden.  Makarios werd door de Britten verbannen omdat hij ijverde voor de aanhechting van Cyprus bij Griekenland.  In 1956 werd hij de eerste president van Cyprus.

[761] Dio genes [Van Overstraeten], Dhr. August Borms in Wij van april 1966 nummer 16.  De Valera was een Ierse separatistische nationalist die in 1916 voor zijn aandeel in de Paasopstand ter dood werd veroordeeld, maar in 1932 de eerste regering van Ierland vormde.

[762] De Volksunie van juli 1955 nummer 7.

[763] De CVP en de repressie.  Het schandaal der gevallen Daels en Elias in De Volksunie van augustus 1958 nummer 16 en zie ook: Van der Elst, In memoriam meester Jan Timmermans in De Volksunie van april 1962 nummer 15.

[764] Vos, "De rechts-radicale traditie in het Vlaams-nationalisme", 148-149 en Wils, Vlaanderen België Groot-Nederland, 472-473.

[765] Huyse en Hoflack, De democratie heruitgevonden: oud en nieuw in politiek België 1944-1950, 39-40.

[766] De Wever, Vlamingen komt in massa, 179-185.

[767] Zie hoofdstuk I.

[768] De Wever, Vlamingen komt in massa, 173, 185

[769] Vranken, De Volksunie: een Vlaams Nationale partij, onderzoek naar beleid en ideologie, 179-181, 258-259.

[770] Zie onder andere Elaut, Naar Diksmuide voor de vijfenveertigste IJzerbedevaart in Wij van juni 1972 nummer 24 en Jorissen, Is amnestie overbodig in Wij van december 1974 nummer 52.

[771] Bourgeois, Werkgroep belast met het opmaken van een inventaris, 165-180 en 191.

[772] Zie onder andere Jorissen, De vergeetputten in De Volksunie van april 1962 nummer 16.

[773] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[774] Ibidem.

[775] Boodschappen bij de IJzerbedevaart in de Volksunie van augustus 1960 nummer 16 Weerstanders zeggen waarom in Wij van april 1966 nummer 17 en Luyten, Ten huize van Alois Verbist, een weerstander te Merksem in Wij van mei 1966 nummer 20.

[776] Als voorbeelden kunnen hier gelden Dio genes, Niet vergeefs in Wij van januari 1971 nummer 2 en TVO [Van Overstraeten], Repressiedossier bespoedigen in Wij van april 1978 nummer 17.

[777] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[778] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 14 en Van der Elst, Amnestie in Wij van december 1967 nummer 51.

[779] Waarom betogen voor amnestie in Wij van november 1970 nummer 47.

[780] Coppieters, Amnestie, onwil, kwade trouw in Wij van april 1976 nummer 14.

[781] Ganshof Van der Meersch werd in 1933 procureur generaal en in 1940 auditeur-generaal bij het militair krijgshof.  In 1943 was hij een van de drijvende krachten van de repressiewetten van de Belgische regering in ballingschap.  Hij wou alle vormen van collaboratie vervolgen.  In de flamingantische beeldvorming werd hij het symbool van een repressie die als bedoeling had het Vlaams-nationalisme als politieke machtsfactor uit te schakelen.  Martin, "Ganshof Van der Meersch, burggraaf Walter", N.E.V.B., 1230-1231.

[782] Genoeg geknoeid.  Nu doorzetten in Wij van juli 1970 nummer 28 en De Troyer, Wie is Ganshof "Alfa" van der Meersch in  Wij van juli 1976 nummer 27.

[783] Amnestie in Wij van december 1968 nummer 52.

[784] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2599-2600.

[785] Segers, Het militair juridisch apparaat tijdens de repressie in de provincies Antwerpen en Limburg, 122.

[786] Huyse, Onverwerkt verleden, 9.

[787] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van februari 1958 nummer 3.

[788] Jorissen, De vergeetputten in De Volksunie van april 1962 nummer 16.

[789] De verkeerde wereld in De Volksunie van mei 1956 nummer 10.

[790] Van der Elst, Hoe België de Tweede Wereldoorlog overleefde in Wij van april 1976 nummer 16.

[791] Dio genes [Van Overstraeten], Omer Vanaudehove in Wij van mei 1966 nummer 20.

[792] Zie onder andere Na de bedevaart in De Volksunie van augustus 1962 nummer 34.Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van september 1975 nummer 39.

[793] Zie onder andere Naar aanleiding van het verbieden van verschillende betogingen van de Volksunie voor amnestie in De Volksunie van april 1959 nummer 8 Luyten, Bleekblauwe schaduwen volgen in De Volksunie van maart 1963 nummer 11 Martens, In memoriam burgemeester Lode Craeybeckx in Wij van juli 1976 nummer 30.

[794] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2600.

[795] Eslander, Parlementaire debatten rond repressie en epuratie (september 1944 tot augustus 1945), 133.

[796] Van der Elst, Wetsvoorstel voor amnestie in Wij van december 1965 nummer 52, Van der Elst, De repressie en epuratie in Wij 20 jaar van januari 1975 nummer 3 extra en Coppieters, Amnestie, onwil, kwade trouw in Wij van april 1976 nummer 14.

[797] Dio genes [Van Overstraeten], Irma Laplasse in Wij van oktober 1968 nummer 43.

[798] Genoeg geknoeid.  Nu doorzetten in Wij van juli 1970 nummer 28 en De Troyer, Wie is Ganshof "Alfa" van der Meersch in  Wij van juli 1976 nummer 27.

[799] De Volksunie van juli 1956 nummer  13 en De Volksunie van september 1959 nummer 19.

[800] Cit [Pillecijn], Mensen en dingen in De Volksunie van maart 1959 nummer 5.

[801] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 14, Uitgesloten Vlamingen, in De Volksunie van juni 1956 nummer 11 en Van der Elst, Amnestie in Wij van december 1967 nummer 51.

[802] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2593-2594.  Voor een overzicht van het 'bestraffingsarsenaal' zie: Massin, Willy, Repressie en repressieproblemen, 123-138.

[803] Seberechts, Ieder zijn zwarte, 174.

[804] Segers, Het militair juridisch apparaat tijdens de repressie in de provincies Antwerpen en Limburg, 124.

[805] Derine, Repressie zonder maat of einde, 185.

[806] Zie onder andere Wagemans, Belofte maakt schuld in De Volksunie van december 1956 nummer 22.

[807] Jorissen, De vergeetputten in De Volksunie van april 1962 nummer 16.

[808] De Volksunie van november 1964 nummer 43 en Genade of amnestie in Wij van december 1968 nummer 50.

[809] Van der Elst, Na twintig jaar in De Volksunie van september 1964 nummer 37 en Waarom betogen voor amnestie in Wij van november 1970 nummer 47.

[810] Zie hoofdstuk I.

[811] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[812] Bourgeois, Werkgroep belast met het opmaken van een inventaris, 110-116.

[813] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 33.

[814] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[815] Brieven van Paul-Henri Spaak! In De Volksunie van september 1958 nummer 18.

[816] JD [Vinks], Borginon over 1940 in Wij van februari 1974 nummer 5 en Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[817] Gérard-Libois, en Gotovitch, L'an 40: La Belgique occupée, 206-210.

[818] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[819] Van der Elst, De repressie en epuratie in Wij 20 jaar van januari 1975 nummer 3 extra en Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[820] Dixi, Waar is de tijd in De Volksunie van mei 1961 nummer 21.

[821] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 34.

[822] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van augustus 1975 nummer 35.

[823] Dixi, Waar is de tijd in De Volksunie van april 1961 nummer 19.

[824] Dixi, Waar is de tijd in De Volksunie van april 1961 nummer 18.

[825] Aan de getroffenen in De Volksunie van maart 1961 nummer 12 en Genade of amnestie in Wij van december 1968 nummer 50.

[826] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van oktober 1975 nummer 40.

[827] De Volksunie en de jeugd in De Volksunie van februari 1957 nummer 4.

[828] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2589-2590.

[829] Reynebeau, het klauwen van de leeuw, 209.

[830] Depuydt, De repressie en epuratie in België na de Tweede Wereldoorlog, 304.

[831] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2594-2595 en 2599.

[832] Depuydt, De repressie en epuratie in België na de Tweede Wereldoorlog, 304.

[833] Huyse en Hofllack, "Repressie", N.E.V.B., 2594-2595 en 2599.

[834] Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging III, 272.

[835] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van november 1956 nummer 20.

[836] De getroffenen door de repressie in De Volksunie van april 1958 nummer 7 en Van der Elst, Wetsvoorstel voor amnestie in Wij van december 1965 nummer 52.

[837] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 14.

[838] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams-nationale partij in De Volksunie van augustus 1959 nummer 15.

[839] Jos Custers was in 1940 kabinetschef van het commissaris-generaal voor wederopbouw en vanaf 1942 voornemend secretaris-generaal.  Na de bevrijding werd hij gearresteerd voor zijn aandeel in de collaboratie.  In 1947 kreeg hij officieel ontslag van rechtsvervolging.  In 1949 werd hij senator en in 1961 tot 1965 minister voor de CVP.  Victor Leemans was medestichter van Jong-Dietschland en werd secretaris-generaal van economische zaken tijdens de repressie.  In 1948 werd zijn dossier in verband met zijn collaboratie zonder gevolg geklasseerd.  In 1949 werd hij CVP senator en voorzitter van deze fractie in 1964.  In 1965 werd hij voorzitter van het Europees parlement.  Lermyte en Durnez, "Custers, Jos", N.E.V.B., 831 en Luyten, "Leemans, Victor L.", N.E.V.B., 1812-1813.

[840] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van augustus 1957 nummer 15.

[841] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van september 1957 nummer 17.

[842] De Volksunie van maart 1961 nummer 11.

[843] Overlopers en verraders in De Volksunie van juli 1963 nummer 28, Herinnert gij u nog? In De Volksunie van juli 1964 nummer 28, Waarheid en trouw in De Volksunie van januari 1960 nummer 2, Luyten, Jos Custers: de afgedankte moor in De Volksunie van augustus 1965 nummer 34, Luyten, Amnesie of amnestie?, in Wij van augustus 1966 nummer 31, WL, De eeuwige Vaandelvlucht in Wij van juli 1970 nummer 28.

[844] Gerard, "Katholieke partij/ Christelijke Volkspartij", N.E.V.B., 1629.

[845] Eslander, Parlementaire debatten rond repressie en epuratie (september 1944 tot augustus 1945), 132-133.

[846] De Valsmunters in De Volksunie van maart 1957 nummer 6 en Hondse trouw in De Volksunie van november 1964 nummer 45.

[847] Zie onder andere Wouters, Aan Victor Leemans in De Volksunie van juni 1959 nummer 11, Een politieke kwal, Custers zweert af! In De Volksunie van maart 1957 nummer 6, Dio genes [Van Overstraeten], Open brief aan minister Custers in De Volksunie van april 1962 nummer 14, Luyten, De onvermijdbare leugen in De Volksunie van augustus 1964 nummer 30.

[848] De nieuwe Fraktionsführer in De Volksunie van november 1964 nummer 46.

[849] Dio genes [Van Overstraeten], Open brief aan Viktor Leemans, gewezen secretaris-generaal en CVP senator in De Volksunie van september 1963 nummer 39.

[850] Amnestie in Wij van oktober 1968 nummer 43.

[851] Leve Frans Van Cauwelaert in De Volksunie van januari 1960 nummer 2.

[852] Een politieke kwal, Custers zweert af! In De Volksunie van maart 1957 nummer 6, en zie ook Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van september 1975 nummer 39.

[853] Zie onder andere Leve Frans Van Cauwelaert in De Volksunie van januari 1960 nummer 2.

[854] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van februari 1958 nummer 3.

[855] Het Volksuniecongres in De Volksunie van mei 1957 nummer 10.

[856] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme, zo denkt het in De Volksunie van augustus 1958 nummer 15.

[857] Martens, Geyl heeft gelijk in De Volksunie van augustus 1962 nummer 34.

[858] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van december 1957 nummer 23.

[859] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1957 nummer 14.

[860] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van september 1975 nummer 39.

[861] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van augustus 1957 nummer 15.

[862] [Van Wateghem], De noodzaak van de Vlaams-nationale partij in De Volksunie van januari 1960 nummer 2.

[863] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van september 1975 nummer 39.

[864] Jorissen, Ons lustrumcongres.  Wie en overtuiging in De Volksunie van december 1959 nummer 23.

[865] Vinks, Dertig jaar Vlaamse strijd: 1945-1975 in Wij van september 1975 nummer 38.

[866] Jorissen: een zware taak is een uitdaging voor mij in Wij 20 jaar van januari 1975 nummer 3 extra editie.

[867] Jorissen, De nieuwe verkiezingswet in De Volksunie van juni 1959 nummer 11, en Jorissen, Er is geen alternatief in De Volksunie van augustus 1959 nummer 15.

[868] [Van Wateghem], 40 jaar Vlaams-nationalisme in De Volksunie van september 1957 nummer 18.

[869] Slosse, De gemeenteraadsverkiezingen in De Volksunie van november 1964 nummer 44.

[870] Verkiezingsuitslagen 1949-1969 in Wij van januari 1975 nummer 3.

[871] De Wever, Greep naar de macht, 626.