De Leeuw in de achteruitkijkspiegel. Het weekblad De Volksunie-Wij van 1955-1978 over het verleden en de historiografie van de Vlaams-nationale partijpolitiek. (Bart Seldeslachts)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemeen Besluit

 

De geschiedenis moest het gelijk van het Vlaams-nationalisme onderstrepen: De Volksunie-Wij stond in het interpretatiedebat over de geschiedenis van de Vlaamse Beweging duidelijk aan de zijde van de Vlaams-nationalistische geschiedschrijving. Niet-wetenschappelijke studies van die aard werden begroet. Wetenschappelijke studies die in die richting gingen, werden samengevat en/of zeer aanbevolen. Wetenschappelijke studies die andere conclusies brachten, werden aangevallen. De nieuwe wetenschappelijke inzichten, buiten die van Elias, sijpelden niet door in De Volksunie-Wij. In heel dit proces speelde Frans Van der Elst een bijzondere rol, aangezien hij de berichtgeving over de historiografie zowat monopoliseerde en dit tientallen jaren lang. De historiografie die het tijdschrift zelf produceerde, was veelal op maat geschreven van het eigentijdse politieke discours van de Volksunie en was steeds apologetisch voor het Vlaams-nationalisme.

 

 In de jaren 1950 waren er weinig medewerkers aan De Volksunie, vanaf de jaren 1960 werden de eerste mensen aangeworven en startte de professionalisering van het weekblad. De meeste auteurs van artikels over het verleden hadden geen historische opleiding genoten. Toch kwamen er, voor zover we konden achterhalen nooit enige reacties op de soms toch zeer sterke uitspraken over het verleden.

In de jaren 1950 was het Dhr. Van Wateghem die verschillende historische overzichtsartikels schreef. Hij schreef deze bijdragen op verzoek van Jorissen. Een bijdrage over de collaboratie werd geweigerd door hoofdredacteur Frans Van der Elst op uitdrukkelijk aanraden van Hendrik Elias. Dit bewijst de invloed die Elias achter de schermen op de Volksunie had.

In de jaren 1960 en 1970 tot aan het Egmontpact was het vooral de vaste redacteur, Jos Vinks, die de historische artikels in De Volksunie-Wij publiceerde. Vinks, en niet Mik Babylon zoals Van Daele dacht, schreef de meeste artikels 'uit de archieven van de Vlaamse Beweging'.[1044] In de jaren 1970 verschenen er verschillende bijdragen van Frans-Jos Verdoodt over de Daensistische Beweging. Deze waren veeleer historisch wetenschappelijk.

 

Van der Elst vaardigde als hoofdredacteur en voorzitter van de partij een inhoudelijke richtlijn uit die er moest voor zorgen dat de Volksunie voorgesteld werd als een federalistische partij. De doelstelling was België omvormen via het federalisme, over het anti-Belgicisme en het Groot-Nederlands streven moest gezwegen worden. In de praktijk werd deze richtlijn in artikels over het verleden niet toegepast. De Groot-Nederlandse strekking werd wel besproken en zelfs in de verf gezet, maar werd nooit inhoudelijk gedefinieerd. Hierdoor kon er geen discussie ontstaan over de invulling van zelfbestuur. De artikels over het verleden werden meestal besloten met de stelling dat de Volksunie nu de Vlaams-nationalistische partij was die de problemen probeerde op te lossen door federalisme. Toch vonden we in de jaren 1950 verschillende passages terug die het Groot-Nederlandse ideaal en dus ook het anti-Belgicisme als oplossing zagen zonder de uitdrukkelijke vermelding dat dit alleen op het verleden sloeg.

De Volksunie had in de jaren 1950 veel aandacht voor de eerste initiatieven tot onafhankelijke Vlaamse partijvorming van voor de Eerste Wereldoorlog. Al deze partijen werden samen met de bekende Vlaamse figuren gerecupereerd. De Volksunie gebruikte in de jaren 1950 het verleden, vermits ze nog geen eigen Volksunieverleden had, om zichzelf een historische onderbouw te geven. Hiermee reageerde De Volksunie tegen de kritiek dat de Volksunie een scheurpartij was.

De Volksunie reageerde in de jaren 1950 met voorbeelden uit het verleden tegen de stelling dat de Vlaamse Beweging meer resultaten kon bereiken indien ze een ongebonden beweging zou zijn boven de partijen. De Volksunie vond dat de Vlaamse Beweging voor de Eerste Wereldoorlog geen successen boekte omdat er geen onafhankelijke Vlaamse partij was. De Volksunie had veel aandacht voor het ontstaan van de Vlaamse Beweging en haar eerste levensjaren. De Volksunie zag hier vooral een Groot-Nederlandse bezieling in. In de wetenschappelijke historiografie werd de Belgische bezieling tot 1860 onderstreept. De oorzaak dat er voor de Eerste Wereldoorlog geen Vlaamse partij kon doorbreken was, volgens De Volksunie in de jaren 1950, de schuld van de andere partijen en van België. Dit discours van De Volksunie paste in de discussie of een Vlaams-nationalistische partij nog wel slaagkansen had na de Tweede Wereldoorlog.

In de jaren 1950 stonden de meeste historische artikels mee in het teken van de schoolstrijd. De Volksunie reageerde vooral met historische voorbeelden tegen de Kerk en de Katholieke partij, maar deze artikels gingen eigenlijk over het heden. De Volksunie recupereerde de figuur van Daens en haalde uit naar de Kerk als anti-Vlaamse macht.

Het activisme kreeg in de jaren 1950 weinig aandacht in De Volksunie. In schril contrast stond hiermee de belangstelling voor de frontbeweging. De activisten werden samen met de fronters voorgesteld als rechtgeaarde Vlamingen, die zich ingezet hadden voor hun idealen. De solidariteit tussen de frontbeweging en het activisme werd onderstreept, de positieve contacten kwamen naar voren, de negatieve geluiden tegenover elkaar werden eerder verzwegen. De aanhang van de frontbeweging werd ruim overschat. De legitimatie van de eisen van de frontbeweging en Frontpartij vond De Volksunie in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.

In de jaren 1950 besprak De Volksunie het zelfbeschikkingrecht van de Fronters. Hiermee wilde De Volksunie een historische onderbouw geven aan het federalisme dat de Volksunie voorstond, zonder te bespreken wat dit juist inhield. De evolutie naar een anti-Belgische houding en een Groot-Nederlands streven, werd wel vermeld maar niet inhoudelijk besproken. De Volksunie benadrukte de democratische ingesteldheid van de Frontpartij. Dat het Groot-Nederlands streven eigenlijk sowieso een antidemocratische visie en een anti-Belgicisme inhield, werd niet besproken in De Volksunie. De antidemocratische indruk die het Vlaams-nationalisme gaf, was volgens De Volksunie de schuld van de niet-democratische regering, koning en staatspartijen. Het negativisme van de Fronters werd als een tactische zet beschouwd. De Volksunie hechtte veel belang aan het antimilitarisme en het rijke sociaal-economisch programma van de Fronters. De Frontpartij werd voorgesteld als een sterk eenheidsblok dat de motor was van de vooruitgang in de Vlaamse Beweging. De wetenschappelijke historiografie stelde vast dat een sociaal-economisch programma ontbrak, dat de inbreng van de Fronters in het parlement vrij gering was en dat ze geen sterke overkoepelende structuur hadden die stand hield. Als De Volksunie over de Frontpartij sprak bedoelde ze eigenlijk de Antwerpse afdeling van deze Frontpartij. De andere afdelingen van de Frontpartij, met een ander programma, werden niet besproken.

Aan de hand van de IJzerbedevaart werd er dikwijls teruggegrepen naar de geschiedenis van de frontbeweging en de Frontpartij. De Volksunie had veel kritiek op het IJzerbedevaartcomité omdat er verschillende CVP-ers in zaten die de ware geest van de Fronters misbruikten. Een belangrijke auteur van deze teksten was Karel Dillen die, in tegenstelling tot wat Spruyt beweerde wel degelijk meewerkte aan De Volksunie.[1045]

Vanuit linkse hoek moest de Volksunie in de jaren 1950 niet veel stemmen verwachten en dus was de CVP politieke vijand nummer één. Het ontstaan van de taalwetten werd gebruikt om de lauwe houding van de CVP in de verf te zetten. De figuur van Frans Van Cauwelaert werd zelden besproken en meestal alleen naar aanleiding van een uitspraak van hem in het heden. Andere Vlaamse voormannen die niet tot de Vlaams-nationalistische partij hadden behoord, werden helemaal niet besproken. Personen die eerst tot de Vlaams-nationalistische partij hadden behoord, maar later aansloten bij een andere partij, werden fel bestreden door hen te confronteren met uitspraken uit hun verleden. Het voorstel van Herman Vos 'het federaal statuut' werd wel vermeld, maar kreeg weinig aandacht, inhoudelijk werd het nooit besproken. De Volksunie wenste deze personen duidelijk geen forum te geven in hun blad.

De Volksunie vond het in de jaren 1950 noodzakelijk dat het VNV ontstond om uit de verdeeldheid van het Vlaams-nationalistisch kamp te komen. Als De Volksunie over verdeeldheid sprak, werd nooit expliciet de naam van de Frontpartij vermeld, maar sprak De Volksunie van dé Vlaams-nationalisten. De vroegere pogingen om tot een grotere eenheid te komen werden nergens besproken. De Volksunie-Wij vermeldde weinig over de verschillende strekkingen die in het VNV aanwezig waren. De verdeeldheid tijdens de jaren 1930 werd voorgesteld als de schuld van het Verdinaso. Deze partij werd verworpen, maar de figuur van Joris Van Severen werd gerecupereerd als een slachtoffer van de Belgische staat.

Het VNV werd in de jaren 1950 als een eenheidspartij voorgesteld. De Volksunie ontkende dat het VNV fascistisch was: er was de internationale tijdsgeest en het waren de andere partijen die fascistisch waren. De studie van De Wever bewees duidelijk het tegendeel. De Volksunie gebruikte het Verdinaso als bliksemafleider. De geschiedenis van het VNV werd door De Volksunie als één geheel beschouwd waar geen evolutie in zat. Het akkoord VNV-KVV werd herhaaldelijk gebruikt om te staven dat de CVP voor de oorlog wel voor het federalisme gewonnen was. Het akkoord van het VNV met REX was niet meer bruikbaar en kreeg weinig aandacht. Het VNV werd voorgesteld als een antimilitaristische partij, die bij een Duitse inval België wilde verdedigen met een sterke aanhang en invloed in België. Volgens De Volksunie aarzelde het VNV zeer lang om in de collaboratie te stappen en was dit een gevolg van de opbodpolitiek. De wetenschappelijke historiografie maakte duidelijk dat juist het tegenovergestelde waar was van al die beweringen.

De Volksunie maakte geen onderscheid in de verschillende soorten van repressie en gaf geen enkele inhoudelijke bespreking over wanneer, hoe en wat de repressie juist was. De repressie werd niet als een breuk gezien in het Vlaams-nationalisme, maar wel als een achteruitgang. De repressie werd als anti-Vlaams en onrechtvaardig beschouwd: het was een 'inquisitie, heksenprocessen'. De rol van de Belgische regering te Londen kwam uitgebreid aan bod in De Volksunie. De wetgeving van de repressie werd als onwettig beschouwd, de Nederlandstalige uitzendingen op de radio als aanzet tot de straatrepressie. Huyse stelde dat de repressie op zich niet anti-Vlaams was maar dat er inderdaad verschillende problemen waren zoals geen variatie in de strafmaat, de overbelasting, de partijdigheid van sommige rechters. In de wetenschappelijke literatuur bestaat er geen eensgezindheid over de wettelijkheid van de repressiewetten. Toch vond Huyse dat de repressie geen schending van de rechtstaat was.

Over sommige personen, zoals Romsée werd er door De Volksunie volgehouden dat ze ten onrechte waren veroordeeld. De veroordeelden van de repressie werden als helden van de Vlaamse Beweging beschouwd. Er werd voor hen volledige amnestie geëist. De repressie werd vooral gebruikt in de hedendaagse politiek. De CVP werd aangevallen omdat ze als 'gieren teerden op de repressie' om stemmen van de Vlaams-nationalisten te winnen. De liberalen en de socialisten werden op de korrel genomen omdat deze de economische collaborateurs gered hadden van de repressie om het land weer op te bouwen.

De aandacht voor het VNV en de repressie is te verklaren door het feit dat het Volksuniekader en haar kiezers voornamelijk te maken hadden gehad met de repressie. De gevolgen drukten nog op de veroordeelden, en verscheidene collaborateurs, zoals Elias, zaten nog in de cel.

De Volksunie had in de jaren 1950 een eigen taalgebruik met veel kleurwoorden zoals: 'vervreemding van het Vlaams volkskarakter', 'minimalisten', 'staatspartijen', 'kleurpartijen', 'smekende flaminganten', 'haatdragende keikoppige extremisten', 'het Vlaams-nationalisme als zweep en levend geweten', 'paria's', 'aanslag op de ziel', CVP-ers die in 'partijketenen' geslagen waren,… Dit taalgebruik veranderde snel in de jaren 1960, maar sommige kleurwoorden bleven ze tot 1978 gebruiken.

 

De inhoudelijke richtlijn van Van der Elst over het tijdschrift bestond, volgens Vinks, niet meer in de jaren 1960. Indien deze nog bestond werd deze zeker niet nageleefd. De meeste historische artikels werden vanuit een Groot-Nederlandse visie geschreven. Het naschrift, dat de Volksunie de problemen nu oploste door het federalisme, dat meestal op een historisch artikel in de jaren 1950 volgde, kwam niet meer voor. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat dit discours werd toegelaten als een vorm van nostalgie voor de oudere Vlaams-nationalisten en als zoethoudertje voor de traditionele Vlaams-nationalisten van de anti-Belgische strekking. Indien er al reacties op zouden komen, hebben we er nooit een spoor van gevonden in ons onderzoek, kon de redactie van De Volksunie-Wij nog altijd antwoorden dat het maar om artikels over het verleden ging.

De recuperatie van bekende Vlaamse figuren kwam in de jaren 1960 nog zeer frequent voor. De geschiedenis werd beschreven aan de hand van bekende historische Vlaamse figuren van voor de Eerste Wereldoorlog, die indien mogelijk gekoppeld werden aan het sociale programma van de Volksunie. Zo werd de figuur van Daens onder invloed van de progressieve vleugel gebruikt om de sociale thema's in de Volksunie te benadrukken.

In de eerste helft van de jaren 1960 werd een hevige discussie uitgevochten in de Volksunie over de Vlaamse frontvorming. Deze zorgde in 1964 voor een eerste breuk in de partij. De discussie werd onderbouwd met historische artikels in De Volksunie. Het was vooral Vinks die op deze manier tegen een progressief front reageerde. Hij gebruikte hiervoor onder andere de tegenstelling tussen de 'minimalisten' en de 'maximalisten' van in het interbellum.

Het beeld in De Volksunie-Wij van de Vlaamse Beweging voor de Eerste Wereldoorlog veranderde niet. De apologie dat het de schuld was van de andere partijen en België kwam niet meer voor in de jaren 1960. Een verklaring hiervoor is de electorale doorbraak van de Volksunie. Hiermee was het duidelijk dat een Vlaams-nationale partij na de Tweede Wereldoorlog electorale mogelijkheden had. De Volksunie-Wij hoefde niet meer te bewijzen dat er een Vlaams-nationale partij nodig was door te verwijzen naar het verleden waar alleen een beweging bestond boven de partijen. De Volksunie kreeg in deze periode volwaardige structuren. De omvorming van De Volksunie naar Wij had geen gevolgen voor ons onderzoek.

Het beeld van de frontbeweging en de Frontpartij veranderde in de jaren 1960 niet. Er was alleen minder aandacht voor de concrete invulling van het zelfbestuur. Dit is mogelijk te verklaren doordat de Volksunie in de jaren 1960 het federalisme een concrete invulling gaf. Verwijzingen naar de periode voor de 19de eeuw kwamen niet meer voor. De kritiek op de het IJzerbedevaartcomité van uit de jaren 1950 ebde weg omdat de Volksunie meer invloed kreeg op de bedevaart.

Vooral in de jaren 1960 werden de artikels over het activisme geschreven. De Duitse doelbewuste 'Flamenpolitik' werd niet als een oorzaak gezien van het ontstaan van het activisme. De repressie, die ten onrechte als zeer zwaar werd voorgesteld, werd streng veroordeeld. De schuldvraag van het activisme lag volgens De Volksunie-Wij bij 'de anderen'. De betekenis van het activisme was het radicaal stellen van het Vlaams-nationalisme. De wetenschappelijke historiografie benadrukte de kleine invloed van het activisme op de Vlaamse Beweging en het belang van de introductie van het anti-Belgicisme. De Volksunie-Wij besteedde hier weinig aandacht aan. Een reden voor deze verhoogde aandacht voor het activisme was de komst van de nieuwe medewerker Jos Vinks, die zelf zei dat hij over het activisme schreef omdat dit zich 50 jaar geleden had voorgedaan. Een mogelijk andere verklaring is dat De Volksunie-Wij een historische achtergrond zocht voor de collaboratie in de Tweede Wereldoorlog zonder over de nog controversiële tweede collaboratie te spreken. Een mogelijke indicatie hiervoor was dat Van der Elst in de jaren 1960 een nieuwe bijdrage van Van Wateghem 'het tweede activisme' weigerde.

Het VNV werd vanaf de jaren 1960 inhoudelijk, buiten het akkoord VNV-KVV en de repressie, niet meer behandeld. Het VNV kwam wel veelvuldig ter sprake en soms ook inhoudelijk, in het kader van de repressie. De apologie waarbij de andere partijen, zoals het Verdinaso, van fascisme werden beschuldigd, kwam niet meer voor. In 1969 typeerde Wij één maal het VNV als fascistisch. Deze uitspraak kwam er naar aanleiding van een artikel over de opvolging van het Daensisme. In hetzelfde artikel werd er op gewezen dat niet alle Vlaams-nationalisten tot het VNV toetraden. Wij wilde zeker het Daensisme recupereren en moest hier dus het VNV soms voor laten vallen. Deze evolutie kwam er mede doordat er zich in de jaren 1960 ook een belangrijke maatschappelijke evolutie, die ook merkbaar was binnen de Volksunie, voor deed. Er ontstond een invloedrijke progressieve vleugel in de partij die nieuwe kiezers aansprak die niet in onmiddellijk contact waren gekomen met het vooroorlogse Vlaams-nationalisme en de repressie. Indien de Volksunie wilde inspelen op de nieuwe maatschappelijke evoluties, zoals het studentenprotest, kon de geschiedenis van het VNV niet meer gebruikt worden.

Toch wenste De Volksunie-Wij de band met het VNV niet door te snijden en kwam het VNV wel veelvuldig ter sprake in het kader van de repressie. Het beeld van de repressie veranderde niet. In de jaren 1960 verminderde wel de aandacht voor amnestie. De meeste veroordeelden waren vrijgelaten. De bekendste onder hen, Elias, op kerstavond 1959. Daarmee verdween de mobilisatiekracht van de amnestie-eis. Deze kwam in De Volksunie-Wij alleen nog ter sprake bij speciale gelegenheden zoals de IJzerbedevaart en Kerstmis. Inhoudelijk verschoof de aandacht naar de nog bestaande schadelijke gevolgen.

In het begin van de jaren 1960 werden personen die eerst tot de Vlaams-nationalistische partij hadden behoord, maar later aansloten bij een andere partij, fel bestreden door hen te confronteren met uitspraken uit hun verleden. De Volksunie-Wij beschouwde de benaming van 'zwarte' als een eretitel en tegelijkertijd werd de nadruk gelegd op de aanwezigheid van 'goede witten' in de Volksunie. De historicus Vos stelde vast dat de "fundamentele dubbelzinnigheid van tegelijk het meeslepen van de fascistische erfenis en anderzijds het meespelen in het democratische spel bleef […] bestaan, tot vanaf 1978 de rechts-radicalen met een eigen partij begonnen".[1046]

 

Aan het einde van de jaren 1970 werd er, naar aanleiding van het Egmontpact, door zowel de voor- als de tegenstanders gebruik gemaakt van de eisen van de frontbeweging om het pact te beoordelen. Ook de tegenstelling tussen 'minimalisten' en 'maximalisten' van het interbellum werd in de discussie rond het Egmontpact gebruikt.

Het beeld van de Vlaamse Beweging voor de Eerste Wereldoorlog, de frontbeweging en de Frontpartij bleef dezelfde. Het beeld over het activisme bleef ook hetzelfde maar er was minder aandacht voor dan in de jaren 1960. De geschiedenis van de Daensistische Beweging werd wetenschappelijk historisch beschreven door Verdoodt. Hierdoor werd het beeld over het VNV meer genuanceerd en erkende Wij dat het VNV een moeizame weg had moeten afleggen naar eenheid. Het akkoord VNV-KVV werd in de jaren 1970 gebruikt om de CVP onder druk te zetten met de stelling dat ze vroeger wel voor federalisme waren. Het VNV werd verder in de jaren 1970 alleen maar besproken in het kader van de repressie. Er werd hiervan een sterkere apologie gegeven: Vinks beoordeelde de collaboratie niet volledig negatief: het volksbelang werd gediend en de Vlaams-nationalisten kregen ervaring met het besturen van het land. De collaborateurs werden voorgesteld als mensen die alleen maar hun plicht hadden gedaan. De wetenschappelijke historiografie maakte duidelijk dat juist het tegenovergestelde waar was. Er kwam opnieuw meer aandacht voor amnestie. Dit is te verklaren door de verschillende hongerstakingen voor amnestie die in de belangstelling stonden. Het feit dat de Vlaams-nationalisten voor het eerst participeerden aan de macht, maakte de roep om amnestie steeds luider.

 

Tenslotte komen we terug op onze vraagstelling hoe De Volksunie-Wij tegenover de geschiedenis stond. Het verleden in De Volksunie-Wij ging eigenlijk over de Volksunie zelf: alleen de actie van een Vlaams-nationale partij zet zoden aan de dijk. Het verleden om het verleden kwam zelden voor. De verschillende initiatieven om tot een onafhankelijke Vlaamse partij te komen voor de Eerste Wereldoorlog, in het bijzonder de Meetingpartij en de Daensistische Beweging werden als voorgangers gezien van de Volksunie. De eerste Volksunie, de Vlaamse Concentratie en de Christelijke Vlaamse Volksunie werden ook als erflaters beschouwd maar slechts kort besproken in het kader van de repressie en de heropleving van het Vlaams-nationalisme na de Tweede Wereldoorlog. Toch was het vooral de Frontpartij en het VNV die als voorgangers van de Volksunie werden beschouwd ook in niet-historisch bedoelde artikels. Het VNV werd vooral in de jaren 1950 behandeld. In de jaren 1960 en 1970 kwam het VNV meestal alleen nog ter sprake in het kader van een aanklacht tegen de repressie. De frontbeweging en Frontpartij kregen nog wel veel aandacht in zowel in de jaren 1950 als 1960 en 1970. Hieruit putte de Volksunie zijn legitimatie.

De Volksunie-Wij beschouwde zich als erfgenaam van haar voorgangers. De Volksunie-Wij benadrukte de continuïteit in de Vlaamse Beweging. Van het ontstaan van de Vlaamse Beweging met inbegrip van de Daensistische Beweging, over het activisme en de tweede collaboratie liep één lijn. De Volksunie was nu het resultaat van deze lijn en had de opdracht om deze lijn verder te zetten. Uitzonderlijk werd er ook naar een vroeger verleden verwezen. De eventuele fouten, als die er al waren, waren het gevolg van 'de anderen', zoals de 'kleurpartijen', 'België', 'de Kerk', 'de Duitsers',…, die de Vlaams-nationalisten misleid hadden. Het oorlogsverleden en de repressie waren duidelijk nog niet verwerkt aan het einde van de door ons onderzochte periode. Hierbij moeten we wel rekening houden dat het historisch onderzoek pas grondig werd aangevat in de jaren 1980 en 1990. Het ontstaan van het Vlaams Blok, en het definitief wegvallen van een traditionalistisch, rechts-radicaal en emotioneel anti-Belgisch Vlaams-nationalisme in de Volksunie heeft er na de door ons onderzochte periode waarschijnlijk toe bij gedragen dat er een wetenschappelijker beeld kon ontstaan. Dit viel echter buiten de door ons onderzochte periode.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1044] Vandaele, Wij Vlaams-nationaal, 71.

[1045] Spruyt, "Dillen, Karel", N.E.V.B., 958-960.

[1046] Vos, "De rechts-radicale traditie in het Vlaams-nationalisme", 148-149.