Van nationale overkoepeling naar klein-linkse vakbond: De Vereniging van Vlaamse studenten 1974-1983. (Bregt Henkens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

ALGEMEEN BESLUIT.

         Op het einde van de hier behandelde periode bleek de VVS verschrompeld te zijn tot een kleine, voornamelijk Gentse, extreem-linkse studentenvereniging. De studentenvakbeweging, het nieuwe koncept voor de VVS zoals dat werd uitgestippeld in de periode 1977-1979, had gefaald.

 

         De VVS was in 1938 opgericht als ontmoetingscentrum van vertegenwoordigers van de Nederlandstalige universiteitsstudenten in België. De vereniging was zo opgevat dat alle Vlaamse studenten automatisch lid waren. Na haar onafhankelijkheid van de FSB (1960), evolueerde zij naar een studentensyndikaat. Ondertussen werd haar werkvlak uitgebreid naar het NUHO. De VVS ging zich steeds maatschappijkritischer opstellen, en liet zich dan ook niet onbemoeid in de studentenopstand op het einde van de jaren zestig. De leiders van de revolte werden de leiders van de VVS, en samen met hun ideologische verdieping werd ook de VVS omgebouwd tot een maoïstische voorhoede-organizatie. Van een Vlaamse studentenoverkoepeling was er geen sprake meer, de VVS was verworden tot een aanhangsel van de MLB. Haar subsidies en infrastruktuur werden gebruikt om - nog steeds in naam van alle Vlaamse studenten - het marxistisch-leninistische ideengoed de wereld in te sturen.

 

         Het was hiertegen dat in 1974 reaktie kwam. SJW en CVA, later nog uitgebreid met andere niet-maoïstische en basisdemokratische progressieve studentenverenigingen, sloegen de handen in elkaar in een Tendens voor een Demokratische Organizatie van de Vlaamse Studentenbeweging. Zij wilde de obskure VVS weer demokratisch inrichten en van haar een politiek diskussieforum maken met open kongressen. De Tendens verschilde niet zozeer in maatschappelijk einddoel van de MLB, dan wel in haar visie op de te volgen strategie, en dus op de rol van de VVS. Terwijl de maoïsten steeds de voorhoederol van hun partij centraal stelden en - deduktief - hun ideologie aan de studentenbevolking wilden opdringen, opteerde de Tendens voor een induktieve metode. Er moest geluisterd worden naar wat er onder de studenten leefde. Centraal element hierbij was de fakultaire werkgroep.

 

         Sedert het eind van de jaren zestig waren zulke werkgroepen aan vele fakulteiten opgedoken om er de heersende wetenschapsbeoefening aan de kaak te stellen. Al snel breidde hun tematiek zich uit naar alle problemen die opdoken in het dagelijkse studentenleven. Progressieve studenten van verschillend politiek niveau en interesse werkten erin samen. Naast deze fakultaire werking hadden de meeste werkgroepen ook nog een politiek-syndikale werking. Hun werk in het kader van aktuele problemen aan hun fakulteit was immers ook een strijd voor beter (lees: demokratischer) onderwijs. Daarom deden deze werkgroepen ook aan politieke vorming en werkten zij aktief mee als er akties voor de demokratizering van het onderwijs werden gevoerd. De Tendens wilde met de VVS dan ook deze basisgroepen stimuleren. De studentenstrijd moest immers niet nationaal worden opgelegd - zoals de MLB steeds had gedaan - maar moest gevoerd worden in de fakulteiten en de scholen, door groepen die met hun werking de meeste studenten konden bereiken.

 

         Het was door dit basisdemokratisch gedachtengoed dat de Tendens besloot ook een andere rol weg te leggen voor de VVS in nationale akties. De leidinggevende (zelfs dominerende) funktie van tijdens het MLB-bewind was uit den boze. In de plaats daarvan zou de VVS zich vanaf 1975 gaan beperken tot het leggen van voorafgaandelijke kontakten, het verstrekken van informatie en het ter beschikking stellen van haar infrastruktuur. De nationale leiding van akties mocht niet langer bij de VVS liggen, maar wel bij een Nationaal Aktiekomitee (soms ook Nationaal Studentenfront genoemd). De Tendens wilde echter vermijden dat zo'n NAK een steriele vergadering werd van officiële vertegenwoordigers van de verschillende centra. In 1975-'76 werd er daarom voor het eerst gewerkt met een demokratische struktuur waarbij - opnieuw - de fakultaire initiatieven centraal stonden. Aan elke fakulteit en hogeschool zouden Fakultaire Aktiekomitees worden opgericht, d.w.z. open studentenvergaderingen waarin iedereen spreek- en stemrecht had. Die FAK's vaardigden dan enkele studenten af naar een Regionaal Aktiekomitee (ook wel Centraal Aktiekomitee genoemd), dat volledig autonoom een aktieschema opstelde voor zijn regio/centrum. En een NAK was dan niet meer dan een vergadering van afgevaardigden uit die RAK's.

 

         Het werken met NAK's was overigens de enige manier om de medewerking te krijgen van de MLB en van de overkoepelende studentenstrukturen van de verschillende centra. De ene keer lukte dit al beter dan de andere. De eerste keer dat deze trapsgewijze struktuur werd uitgeprobeerd was tijdens de reaktie tegen de financieringswet (het ontwerp-De Croo-Humblet-Geens) in 1975. De aktie was vrij kort, maar krachtig. Er werden ook banden gelegd met het Gemeenschappelijk Vakbondsfront. Ook daarin verschilde zij weer van de akties van de VVS in de maoïstische periode. De MLB beperkte zich immers tot een gauchistisch spontaneïsme. Kontakten met vakbonden waren toen uit den boze, want die waren bevolkt met stromannetjes van het kapitalisme. Wel moesten toen individuele arbeiders worden aangezet tot de revolutionaire strijd.

 

         Ook de Tendens (vooral dan de SJW) stond argwanend t.o.v. de vakbondstop, maar dat betekende niet dat zij elke samenwerking a priori afwees. Sedert 1975 onderhield de VVS kontakten met ACOD en CCOD, waarvan later alleen die met het ACOD op een gestruktureerde wijze werden voortgezet. De kapitulatie van de vakbonden voor de financieringswet had echter een zware demoralizering van het universitair personeel met zich meegebracht (honderden arbeidsplaatsen gingen verloren). Gekombineerd met de sowieso al lage syndikalizatiegraad van het personeel leidde dit ertoe dat die werknemers nog maar zelden aan de studentenakties deelnamen. Tijdens de akties tegen de 10.000 (1978-'79) zou de band studenten-arbeiders echter weer worden aangehaald, en ook in 1981 en 1982 waren geregeld vakbondsafgevaardigden te zien op studentenbetogingen.

 

         Met de overwinning van de Tendens op de kongressen in 1974 werd de VVS dus een nieuwe richting uitgestuurd. Het bleef echter een organizatie die onmogelijk representatief kon worden geacht voor de Vlaamse studentenbevolking. Zij stelde haar Regionale Kongressen wel open voor alle studenten, maar in de praktijk bleef het een marxistische minderheid die aan het roer stond van een vereniging die nog steeds pretendeerde de gehele Vlaamse studentenbeweging te vertegenwoordigen. Lang heeft dat echter niet geduurd, want de VVS transformeerde naar een organizatie met individuele leden. Deze omvorming (voleindigd in 1977) werd veroorzaakt door drie faktoren: de nieuwe wet op het landelijk jeugdwerk, de druk van de centrum-rechtse oppositie en een gewijzigde mentaliteit onder de Tendensers.

 

         Het nieuwe dekreet op het jeugdwerk (1975) bepaalde o.a. dat jongerenorganizaties slechts erkend en gesubsidieerd zouden kunnen worden als ze bestonden uit individuele leden (die de doelstellingen van de vereniging onderschreven). De VVS kende echter geen individueel lidmaatschap; alle Vlaamse studenten werden automatisch lid door hun inschrijving op de rol. Zij probeerde de wet nog te omzeilen door een systeem uit te werken waarbij zij enkel de studenten zou vertegenwoordigen van de centra waarvan de plaatselijke studentenvertegenwoordiging de VVS erkende. Daarnaast werden echter ook al sporadisch lidkaarten verkocht. Maar hiermee was de VVS nog geen echte ledenorganizatie. Dat werd zij pas in 1977, nadat het duidelijk was geworden dat geen enkel centrum tot de VVS wilde toetreden. Vanaf dan zou zij enkel nog de studenten met een VVS-lidkaart vertegenwoordigen. De overkoepelende VVS was niet meer.

 

         Deze evolutie werd ook in de hand gewerkt door de centrum-rechtse oppositie. De mensen van de Aktiegroep: "Neen aan VVS", later opgevolgd door het Demokratisch Studentenfront, ijverden sedert einde 1974 voor de opheffing van de VVS. Een vereniging die in naam van alle Vlaamse studenten extreem-linkse propaganda verspreidde was hen een doorn in het oog. Zij wezen er bovendien op dat de VVS zich profileerde als het "enig vertegenwoordigend orgaan" voor alle studenten, wat in strijd was met de wet op vrijheid van vereniging. Het DSF wist op de VVS-kongressen bijzonder goede resultaten te behalen en werd door de Tendens als een ernstige dreiging ervaren. Het was dan ook onder zijn druk dat er echt werk werd gemaakt van een statutenhervorming. Ook na de omvorming tot een individuele ledenorganizatie kwam de centrum-rechtse oppositie nog een keer op onder de noemer Algemene Studentenbond, maar daarna moeide zij zich nauwelijks nog met de VVS.

 

         Ook binnen de Tendens waren intussen meer stemmen opgegaan om de VVS tot een vereniging met individuele leden om te vormen. Daarmee wilde zij natuurlijk proberen de rechtse oppositie de troeven uit de hand te nemen, maar er was ook een nieuw koncept ontstaan. De VVS moest immers wel een overkoepelende organizatie blijven, maar met een ander karakter dan vroeger: een Politieke (en permanente) Massa-organizatie van de Studentenbeweging, een diskussieforum en een aktiegroep voor alle progressieve studenten. De studentenbeweging van de jaren zeventig had niet langer het spontane revoltekarakter en was genoodzaakt zich te beperken tot een defensieve strijd tegen de afbraak van de demokratizering van het onderwijs. Het grootste probleem in die strijd was echter het konjunkturele karakter ervan; m.a.w. als de mobilizatie afnam zakte de totale aktiestruktuur in elkaar, en bij elke nieuwe aktie moest de struktuur dan weer vanuit het niets worden opgebouwd. Het PMS-programma moest de kontinuïteit brengen die hierop een antwoord bood.

 

         De VVS als PMS (1977-'78) slaagde er echter niet echt in een gestruktureerde werking aan de basis te ontwikkelen, al waren de regionale koördinaties goede aanzetten in die richting. Daarom werd teruggegrepen naar het studentensyndikalistisch gedachtengoed van de jaren zestig. Om de studentenakties voor het behoud van de verworvenheden beter te kunnen koördineren was er nu opnieuw zoiets nodig als een vakbond voor studenten. Veel meer dan in de jaren '60 zou nu echter de fakultaire basiswerking centraal staan. De studenten moesten worden gepolitizeerd via hun konkrete ervaringswereld, en zo worden aangezet de zijde van de arbeiders te kiezen. De VVS moest worden omgebouwd tot een Studentenvakbeweging.

 

         De verwezenlijking van dit programma (1978-'79) viel samen met de grootste studentenkontestatie die in jaren gezien was. Het KB dat het inschrijvingsgeld optrok tot 10.000 frank had heel de studentenwereld in rep en roer gezet. Opnieuw was het de VVS die het initiatief nam tot het samenroepen van een demokratisch gestruktureerd NAK. Er werd bewezen dat de studenten helemaal niet zo mak en apatisch waren als de laatste jaren werd beweerd. Al snel kampte de reaktie echter met hetzelfde probleem als het protest tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld in 1972: de regering viel, en het besluit kon niet meer worden ingetrokken. Toch gingen de akties door, en in maart-april 1979 kende de strijd (vooral in Gent) zelfs een opmerkelijke radikalizering. Die werd echter in de eerste plaats veroorzaakt door het bijzonder harde optreden van rijkswacht en politie, en daardoor kwam het oorspronkelijke doel (de intrekking van het KB op de 10.000) op de achtergrond. Dit doel werd overigens niet behaald, en dat bracht een grote demoralizering voort. De volgende jaren zou de VVS het erg moeilijk krijgen om nog massa-akties van de grond te krijgen.

 

         Dit blijkt een typisch gegeven in de geschiedenis van de hedendaagse studentenbeweging. Na een nederlaag volgde meestal een periode van kalmte, waarin het erg moeilijk werd om nog studenten gemobilizeerd te krijgen. Men geloofde niet meer in het nut van grote akties. Het vergde daarna een grotendeels nieuwe generatie die zulke negatieve ervaringen nog niet kende vooraleer de studenten zich weer aan grote massa-akties waagden. Na de tevergeefse akties tegen Claes-Hurez (1972) duurde het tot 1975 vooraleer tegen De Croo en Humblet opnieuw een grote reaktie kwam. Daarna was het betrekkelijk kalm tot aan de kontestatie van de 10.000 (1978-'79), waarna de meerderheid der studenten weer apatischer ging staan t.o.v. zulke akties. In 1981 waren er dan de nog akties tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens, en hierna bleef het voor een lange periode kalm op de kampus. Pas einde 1986 zouden studenten zich nog eens massaal in beweging zetten tegen het St.-Annaplan.

 

         De akties tegen de 10.000 frank inschrijvingsgeld hadden voor de VVS toch minstens één positief gevolg. De centrale rol van haar leden in de Gentse akties werden naar waarde geschat, en de VVS-lijst voor de verkiezingen van de RvB van de RUG behaalde dan ook een grote overwinning. Vanaf deze akties was zij definitief in Gent doorgebroken, en de RUG zou zelfs de machtsbasis bij uitstek worden voor een VVS naar nieuw koncept.

 

         Het was echter juist doordat zoveel VVS-leden zowel op fakultair, regionaal als nationaal vlak al hun tijd en energie staken in de aktiekomitees tegen de 10.000 dat het eigen SVB-projekt in de verdrukking kwam. Dit leidde tot een konflikt met de MLB, die haar eigen SVB oprichtte. Niet veel later zou de MLB het SVB-projekt volledig aan de kant schuiven. Om gevat te kunnen reageren op regeringsmaatregelen was er in haar ogen eerder nood aan een alle studenten vertegenwoordigende overkoepeling, en niet aan een gepolitizeerde minderheidsorganizatie. Daarom poogden MLB'ers de omvorming van de VVS tot een SVB te stoppen ten voordele van de terugkeer naar een overkoepelende VVS. Wanneer dit niet echter niet lukte zou zij met een Overkoepelende Vereniging van Vlaamse Studenten op de proppen komen. Dit projekt raakte echter nooit van de grond.

 

         De VVS werd omgevormd tot een SVB, en de Tendens verdween. Er was geen plaats meer voor politieke strekkingen, de VVS moest een progressief eenheidsfront worden. De Gentse onafhankelijken hadden hun slag thuisgehaald. Toch duurde het nog tot 1980 vooraleer er een duidelijke struktuur voor de SVB werd uitgewerkt, en tot 1981 vooraleer er een politiek minimumplatform kwam. Hierbij werd nogmaals de induktieve metode (het vertrekken vanuit de ervaringswereld van de studenten) benadrukt, waarin naast de werkgroepen nu ook de SVB-kernen een centrale rol moesten spelen. De VVS kreeg daarmee een gelijkaardige struktuur als de NAK's van de voorgaande jaren: de nadruk lag op fakultaire initiatieven, die per centrum gekordineerd werden in een Regionale Ploeg, waarvan de afgevaardigden op nationaal niveau informatie uitwisselden en de algemene politiek van de VVS uitstippelden. Het Politiek Platform werd de grootste gemeenschappelijke deler van de ideeën die er leefden onder de progressieve studenten en was eigenlijk een poging om te vermijden dat de VVS volledig ten prooi zou vallen van MLB en SJW.

 

         Daarmee werd de VVS een vereniging van anti-kapitalistische jongeren, die zich van andere klein-linkse organizaties (zoals MLB en SJW) onderscheidde door haar origineel basisdemokratisch en syndikalistisch koncept. Niet alleen de leden hadden immers hun inbreng in de VVS-SVB, maar ook niet-leden uit fakultaire werkgroepen. Toch boerde de VVS in het begin van de jaren tachtig snel achteruit. Zij bleek onmogelijk in staat te zijn een echt eenheidsfront van progressieve studenten te worden. Dat had te maken met (voornamelijk) drie faktoren: de onevenwichtige ontwikkeling van de verschillende centra, de interne ideologische strubbelingen, en het klimaat van verrechtsing onder de studerende jeugd.

 

         De VVS-SVB liep mank. De vereniging werd al sedert de oprichting van de SVB onafgebroken geleid door Gentenaren. Dit lijkt eigenaardig als we weten dat de Tendens aanvankelijk totaal niet van de grond kwam in Gent, maar eigenlijk is het bijzonder logisch. De Tendens stond er immers juist zo zwak omdat de studentenbeweging er niet zo gepolitizeerd was als in Leuven of Brussel. De idee voor een Tendens was immers gebaseerd op de Leuvense situatie, waar de SJW genoodzaakt was een samenwerkingsverband te sluiten met andere niet-maoïstische groepen om een tegengewicht te kunnen vormen tegen de MLB. In Gent stond de MLB daarentegen nergens. De SJW overigens ook niet. Alle progressieve krachten in de fakulteiten werkten er samen in werkgroepen, die gebundeld werden in het Werkgroepenkonvent. Dat WK vormde zonder twijfel het levendigste deel van de hele Gentse studentenscène. Vandaar dat de Tendens ook pas stemmen begon te halen in Gent nadat dit WK zich erachter had geschaard. Het koncept van een studentenvakbeweging werd ook door Gentenaren voorgesteld. Het WK hield zich immers al jarenlang bezig met het verdedigen van de studentenbelangen op fakultair en universitair vlak. De schakel die er nog ontbrak was een nationaal studentensyndikaat. Na het wegvallen van de Kommissie Sociaal was er ook nood aan een organizatie die achtergrondinformatie en politieke eisen binnenbracht. Die funktie zou worden vervuld door de VVS. De VVS-SVB-struktuur verving het WK echter niet. Terwijl het konvent zijn specifieke werking bleef behouden (o.a. naar de universitaire overheid toe), vergaderden haar leden supplementair onder de VVS-vlag. In de jaren na de akties tegen de 10.000 stond de VVS zelfs zo sterk in Gent dat het onmogelijk was een grote manifestatie te organizeren zonder de steun van de VVS.

 

         In Leuven was de situatie helemaal anders. Ook daar bestonden reeds verscheidene werkgroepen, zij het niet in die mate als in Gent. Ze waren vaak ontstaan als een reaktie tegen de traditionele kringwerking. Er was echter geen struktuur voorhanden die het functioneren van zulke fakultaire initiatieven stimuleerde. Aan de KUL was er daarentegen een radenstruktuur (de ASR) die enkel steunde op de kringen. In de ASR (meer bepaald in de Sociale Raad) stond de MLB bovendien erg sterk. De enige manier om macht van de MLB in Leuven te doorbreken was, zoals gezegd, de oprichting van een Tendens. Na de overwinning van de Tendens in 1974 was VVS-Leuven in handen van de SJW (later uitgebreid met o.a. Arbeid). En het mag dan ook niet verbazen dat VVS en SORA hierna nogal rivalizerend tegenover elkaar stonden. Zoals in Gent nauwelijks kon worden gemobilizeerd zonder de VVS, zo gold dat in Leuven voor SORA. De raden werden door de VVS echter beschouwd als bureaukratische en ondemokratische organen, die bovendien vaak gemanipuleerd werden door (in het geval van SORA: maoïstische) vrijgestelden. Hier tegenover plaatste de VVS haar basisdemokratisch en induktivistisch model. De enige vormen van samenwerking tussen de beide organizaties waren de aktiekomitees die n.a.v. grote akties werden opgericht. Wanneer nu in 1979 de Tendens werd opgeheven en de VVS-SVB werd opengesteld, gingen ook vele MLB'ers hierin meewerken. Dat deed de VVS echter meer kwaad dan goed, want de sterke meningsverschillen tussen maoïsten en trotskisten schrokken vele anderen af. De werkgroepen, die het sowieso al moeilijk hadden te overleven buiten de kringstrukturen, werden hierdoor zeker niet gestimuleerd. Het SVB-projekt raakte bijgevolg aan de KUL nooit van de grond, waardoor zij in de VVS het zwakkere broertje van Gent moest blijven.

 

         De politieke verdeeldheid van de studentenbeweging gold nog veel sterker in Brussel (en dan bedoel ik de VUB, want aan de UFSAL was de politieke werking haast nihil, en heeft de VVS ook nooit iets betekend). Aan de VUB waren er noch de uitgewerkte radenstruktuur, noch de traditie van werkgroepen. Als er in Brussel moest gemobilizeerd worden voor akties, gebeurde dit via de politieke studentenverenigingen, waarvan ook weer de MLB veruit het sterkst stond. Akties in Brussel waren doorgaans zeer heftig, maar waren na enkele weken afgelopen. Aanvankelijk werd de VVS-werking in Brussel waargenomen door de SJW, maar vanaf de stichting van de SVB verdween de VVS er van de aardbodem. Werkgroepen waren er immers niet, en samenwerking van trotskisten en maoïsten in SVB-kernen leek uitgesloten. Later was er dan toch nog een poging om gezamenlijk een Brusselse SVB op te richten, maar de MLB hield het al snel voor bekeken. Alleen door samen te gaan werken met de studiekring Vrij Onderzoek kon de VVS er overleven.

 

         In Kortrijk had je een totaal andere problematiek: de kandidaturenuniversiteit. Wanneer de studenten eindelijk geëngageerd geraakt waren trokken zij naar andere universiteiten. De weinige aktieve studenten die de KULAK telde werden doorgaans volledig opgeslorpt door de interne studentenwerking. Vandaar dat er ook nooit werk kon worden gemaakt van de uitbouw van een SVB.

 

         Hetzelfde probleem liet zich gelden in Antwerpen. Bovendien waren de Antwerpse studenten verdeeld over drie universiteiten, die geografisch verspreid lagen, die elk een eigen struktuur en werking hadden en die weinig kontakt met elkaar onderhielden. De Antwerpse studenten getuigden daarnaast ook nog eens van een groter konservatisme en waren vaak pendelstudenten, wat de uitbouw van een permanente progressieve studentenbeweging als de SVB ernstig verhinderde. De VVS verdween in Antwerpen in 1979.

 

         De korte duur van de opleiding was ook voor verschillende scholen van het NUHO een ernstige hinderpaal voor de uitbouw van een studentenvakbeweging. Bovendien ging het hier steeds om een veel beperktere groep die weinig kontakten had met de buitenwereld, hadden de studenten er steeds hele dagen les, en ontbrak het hier volledig aan politieke organizaties die een permanente basis voor een Tendens zouden kunnen vormen. Maar de voornaamste reden waarom de VVS er nooit van de grond kwam was de verwaarlozing van het NUHO door de VVS zelf. Dat was natuurlijk niet nieuw, eigenlijk gebeurde dit al sedert het NUHO als centrum in de VVS werd opgenomen. Vanuit de VVS werd geregeld wel geprobeerd om mensen van het NUHO dichter bij de werking te betrekken, maar de zeldzame keren dat zij naar VVS-vergaderingen kwamen, ergerden zij zich aan de eenzijdige koncentratie op universitaire problemen en aan de politieke tenoren die het er voor het zeggen hadden. Het enige lichtpunt was de Kontaktgroep Sociale Scholen, die in de periode 1975-1981 een permanente koördinatie van jongeren uit die scholen wist te realizeren. De KSS behield echter wel steeds een autonome positie t.o.v. de VVS. Een poging om haar om te vormen tot een SVB mondde uit op haar verdwijning.

 

         Vandaar dus dat eigenlijk alleen in Gent de SVB van de grond kwam. De SVB had moeten uitgroeien tot een progressieve eenheidsorganizatie, maar dit werd verhinderd door de konstante konflikten tussen maoïsten en trotskisten. Eigenlijk kwam dit neer op de tegenstelling deduktivisme-induktivisme. De MLB zag de VVS liever als een zeer brede massa-organizatie die zelfs openstond voor rechtsen, waarbinnen een voorhoede dan haar politizeringswerk zou kunnen verrichten en zoveel mogelijk studenten zou proberen te overtuigen van de noodzaak de kant van de arbeidersbeweging te kiezen. De SJW'ers verdedigden daarentegen een kleinere progressieve VVS, waarvoor studenten bewust konden kiezen; een syndikalistische organizatie die uitging van konkrete ervaringen van studenten en hen op basis daarvan bewust maakte van bredere wantoestanden. Terwijl de MLB een aktieve ledenwerving voorstond, meende de SJW dat de progressieve studenten wel zelf hun weg zouden vinden naar de VVS. Terwijl de SJW de verdediging van de studentenbelangen op de eerste plaats stelde, moest voor de MLB alles ondergeschikt zijn aan de arbeiderstrijd. Terwijl de SJW kritisch stond t.o.v. de ASR, werd deze struktuur tot de laatste snik verdedigd door de MLB. Zulke tegenstellingen verhinderden niet alleen de integratie van de beide klein-linkse studentenverenigingen, maar schrikten ook vele onafhankelijken af en maakten het onmogelijk de SVB als geloofwaardige eenheidsorganizatie te presenteren naar de overige progressieve studenten.

 

         Het was mede door deze konflikten dat de SVB volledig in de marginaliteit verzeild geraakte. Vooral vanaf de tweede oliekrisis had bovendien het doemdenken opgang gemaakt. De meerderheid van de studenten ging zich o.i.v. problemen als akademische en jeugd-werkloosheid in de eerste plaats richten op het behalen van een diploma. Terwijl die studenten zich daardoor meer apolitiek gingen opstellen of zelfs naar rechts evolueerden, trad de VVS steeds vaker in het voetlicht als een radikaal klubje marxisten. Ook in Gent kreeg zij zo in de jaren tachtig al snel een kwalijke naam. Zelfs studenten uit de werkgroepen gingen steeds meer afstand van haar nemen.

 

         De VVS-SVB betekende dus vrijwel niets meer toen er in 1983 een nieuw initiatief werd geboren: de Vlaamse Studentenfederatie. Ontstaan bij Leuvense maoïsten, die al vanaf 1979 met zo'n ideeën speelden, werd dit nu het nieuwe nationale kontaktorgaan voor de Vlaamse studentenbeweging. De periode dat de Vlaamse studenten het hadden moeten stellen zonder overkoepelende vertegenwoordiging werd hiermee afgesloten.

 

 

EPILOOG.

         De VVS hield in 1983 niet op te bestaan. Een tijdlang boerde zij nog verder op de wijze die in het laatste hoofdstuk is aangegeven. De funktie van nationale studentenkoepel werd intussen waargenomen door de VSF. Deze organizatie duidde de vertegenwoordigers aan voor de Hoge Raad en andere overlegorganen, en werd de verzamelplaats waar nationale akties werden voorbereid. Erg lang heeft deze overkoepeling echter niet standgehouden. Al na enkele vergaderingen gaven sommige vertegenwoordigers uit de centra buiten Leuven er de brui aan. De VSF had immers geen bestuur en daardoor was de uitvoerende macht in handen van de maoïstische vrijgestelden. En de arrogantie waarmee zij de overkoepeling naar hun hand wilden zetten stootte velen tegen het hoofd. Bovendien stond het stemrecht in de organizatie in verhouding tot het totale aantal studenten van de instelling, waardoor de Leuvense afgevaardigden veruit het sterkst stonden. N.a.v. het St.-Annaplan moest er weer een Nationaal Aktiekomitee worden opgericht omdat de VSF al lang niet meer als aanvaardbare overkoepeling kon worden gezien.

 

         In Leuven wil men intussen nog steeds de rol van de maoïstische vrijgestelden in deze neergang niet erkennen. Men heeft tot nu toe steeds het tekort aan financiële middelen als hoofdoorzaak voor het verdwijnen van de VSF aangezien [385]. Een andere reden waardoor de VSF op het einde van de jaren '80 zeker geen kans meer maakte, was de herstrukturering die bij de VVS was ingezet.

 

         Bij de leiding van de VVS zag men na 1983 in dat het met de VVS falikant aan het aflopen was. Ondertussen was een nieuwe generatie aangetreden die meer pragmatisch was ingesteld. Het Nationaal Konges van maart 1986 (met als voorzitter Frank van Goethem) verkoos de VVS een nieuwe richting in te sturen. Voortaan zou deze vereniging zich prioritair met onderwijs en studenten bezighouden. De politiek kwam op de achtergrond. De VVS-nieuwe stijl kon echter niet die herleving brengen die verwacht werd. Als bovendien de aktie tegen het St.-Annaplan doodbloedde als gevolg van het gebrek aan koördinatie, de onenigheid tussen de verschillende organizaties, het gebrek aan alternatieven e.d. trok de VVS weer haar konklusies. Het systeem van de NAK's werkte niet, er was meer dan ooit nood aan een een echte permanente overkoepeling van alle Vlaamse studenten.

 

         Mensen als VVS-voorzitter Stefan Meeus en gedetacheerd leerkracht Roger Mottard werkten een jaar lang aan een nieuwe struktuur, die uiteindelijk werd goedgekeurd op het Nationaal Kongres van begin 1988. De VVS werd daarmee opnieuw een organizatie die alle Vlaamse studenten moest vertegenwoordigen. Het middel daartoe was het geassocieerd lidmaatschap, waardoor lokale studentenorganen weer bij de VVS konden aansluiten. Tot de eerste verenigingen die aansloten, behoorden o.a. de vertegenwoordigingen van de VUB, de RUG, het HIK te Geel en het IHAM te Antwerpen. LOKO wou echter niet toetreden, en bleef vasthouden aan de  - eigenlijk reeds jarenlang ter ziele gegane - VSF. Vanaf 1990 kwamen echter de onderhandelingen tussen Leuven en de VVS onderhandelingen in een stroomversnelling. Om gepast te kunnen reageren op het ontwerp-dekreet van Minister van Onderwijs Coens werd immers geopteerd te werken binnen de VVS-strukturen. Toch wilden LOKO en verscheidene andere regionale overkoepelingen niet toetreden, omdat zij de VVS-strukturen te log en niet demokratisch genoeg vonden.

 

         Mede als een gevolg van persoonlijke vetes en van de groeiende stem van niet-universitaire hogescholen in de VVS, werd in 1992 door studenten van Leuven en Antwerpen besloten tot de oprichting van de Vlus, een tijdelijke overkoepeling van alle Vlaamse universiteitsstudenten. Niet lang daarna stapte ook het GSK, het Gentse studentenorgaan, over van de VVS naar de Vlus. In april 1993 kon de breuk echter weer worden gelijmd en besloten de verenigingen van de Vlus integraal tot de VVS toe te treden. Daarmee is er nu eindelijk opnieuw een representatieve nationale studentenoverkoepeling, waarin studenten van universiteiten en andere scholen samenwerken, zij het nu op federalistische basis.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[385].Officieel werd de VSF pas opgeheven in 1991 (door Ronny Tielen, de toenmalige Algemeen Sekretaris van LOKO).