Van nationale overkoepeling naar klein-linkse vakbond: De Vereniging van Vlaamse studenten 1974-1983. (Bregt Henkens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 4: De VVS 1980-1983: De langzame desintegratie.

 

1. DE VVS ZOEKT HAAR KOHESIE IN EEN POLITIEK PLATFORM (Akademiejaar 1980-1981).

 

         In 1980-1981 ging de VVS zich profileren als een Studentenvakbeweging. Al op het Nationaal Kongres van 1980 werd een struktuur uitgewerkt die van de VVS-SVB een onafhankelijke basisdemokratische vereniging maakte. De strukturen werden in de loop van dit akademiejaar verder uitgediept en neergeschreven in een Organizatorisch Platform (O.P.), dat zijn uiteindelijke goedkeuring kreeg op het Nationaal Kongres van 1981. Minstens zo belangrijk was het Politiek Platform (P.P.) dat de VVS-SVB een eigen koers gaf, los van de andere progressieve studentenorganizaties. Dat P.P. werd door enkele Gentse onafhankelijken opgesteld en op het N.K. geamendeerd. Dat de werking nu veel soepeler zou verlopen dan tijdens het vorige akademiejaar was echter ijdele hoop. Er kwam nog steeds kritiek op het beleid van de N.P., al kon niet langer worden gezegd dat zij te zeer gebonden waren aan bepaalde extreem-linkse partijen. Ook andere problemen bleven aanslepen. Zo kon bijvoorbeeld de kloof tussen Gent en de andere regio's nog steeds niet worden overbrugd, wel integendeel.

 

         In de werking lag de nadruk overigens - net als het jaar ervoor - op de regio's. Veel nationale akties werden er niet gevoerd; het was betrekkelijk kalm op de onderwijszee. De regionale akties waren natuurlijk afgestemd op de situaties in de diverse centra, maar overal kwamen parallelle problemen aan bod, zoals bijvoorbeeld de opkomst van extreem-rechts aan de universiteiten. Dat was de aanzet tot een VVS die zich zou vergalopperen in haar kontestatie van de "fascisten" en tegen het kapitalistisch bestel maar daarbij de studenten aan de basis uit het oog zou verliezen. Toch wist de VVS zich dit jaar nog goed staande te houden met ruim zeshonderd leden, vanzelfsprekend merendeels in Gent.

 

1. Het werkvlak van de VVS in 1980-'81.

 

         A. HET NATIONAAL AKTIEKOMITEE VOOR DE DEMOKRATIZERING VAN  HET ONDERWIJS.

 

         Dit akademiejaar zou het op onderwijsvlak vrij rustig blijven. De VVS verwachtte van de regering niet dadelijk rentabilizerings-of technokratizeringsaanvallen, om redenen die in de regering zelf te zoeken waren. Het onderwijsdepartement werd immers beheerd door twee ministers: Willy Calewaert (SP) en Gaston Geens (CVP), zodat van deze kant een erg vastberaden optreden zo goed als uitgesloten was. Bovendien miste de regering Martens IV (socialisten en kristen-demokraten) de nodige kohesie om grondige hervormingen door te voeren. Toch hing er veel in de lucht. De wetsontwerpen over de akademische graden en over de aggregatiehervorming, het voorstel om een numerus clausus voor geneeskunde-studenten in te voeren, en het voorstel-Bosmans over de studiefinanciering waren nog niet opgeborgen. De VVS was dus wel genoodzaakt om hierrond aktie te blijven voeren [282].

 

         De meeste aandacht ging echter net als het vorige jaar naar de beurzenproblematiek. Vanaf januari 1981 lag in de Hoge Raad voor Studietoelagen het uitgewerkte voorstel-Bosmans ter diskussie. Het voorstel kwam neer op een grondige herverdeling binnen het budget. Ongeveer zesduizend studenten zouden geen beurs meer ontvangen, waardoor de gemiddelde toelage voor de overblijvende studenten verhoogde. Bosmans hoopte door zulke "solidariteit met de allerminstgegoeden" tot een rechtvaardiger beurzensysteem te komen. Die solidariteit zou er echter niet komen van de rijksten maar van de beursstudenten die boven het Socio-Vitaal Minimum zaten. Die studenten uit die "gemiddelde inkomens" hadden het vaak al niet te breed; zij werden bovendien al extra getroffen door herstelplannen e.d. en werden nu nog eens van hun studiebeurs beroofd. Geen nood, zei Bosmans, dit verlies kan worden opgevangen door de invoering van studieleningen tegen een matige interest. Er zat nog een andere eigenaardigheid in Bosmans' filozofie, want de maximumbeurs verminderde met meer dan 25.000 frank. De minstbedeelden moesten dus ook inleveren. Het mag dan ook niet verbazen dat de VVS-afgevaardigden in de Hoge Raad dit voorstel niet pikten [283]. Zij wezen leningen als alternatief voor beurzen af, omdat die de financiële drempel verhoogden (armere gezinnen waren niet geneigd dergelijke risico's te nemen), de studiedruk vergrootten en de studiekeuze afleidden naar meer lukratieve beroepen  die gemakkelijker in staat zouden stellen de leningen terug te betalen. De VVS nam als studentenvakbond de verdediging van de aangevallen studentenbelangen op zich en maakte de in de raad opgestoken informatie openbaar. Doordat de problematiek dit jaar al onder de studenten leefde - de regering had immers al laten weten dat er geen beurzen zouden worden uitbetaald vóór april - en de VVS nu zwart op wit kon aantonen dat duizenden studenten hun beurs zelfs zouden verliezen, was het nu, in tegenstelling tot vorig jaar, wel mogelijk hierrond een Nationaal Aktiekomitee (NAK) voor de Demokratizering van het Onderwijs op poten te zetten [284].

 

         Dit NAK verenigde VVS-SVB, de Brusselse studiekring Vrij Onderzoek, het BSG (de Brusselse studentenkoepel), Unifac (de studentenkoepel aan de UFSIA), het ASK (de studentenvertegenwoordiging aan het RUCA) het GSK (de Gentse koepel) en de ASR (Leuven). Er werden niet zoveel akties gevoerd; de nadruk lag op bewustmaking. Zo werd er een gezamenlijk nummer uitgegeven van de studentenbladen van al de hogergenoemde verenigingen, waarin de hele studiefinancieringsproblematiek haarfijn uit de doeken werd gedaan. Tot het eisenpakket van het NAK behoorden, naast de verwerping van de studieleningen en de eis tot onmiddellijke uitbetaling van de studiebeurzen, ook deze tot behoud van studietoelagen in het secundair onderwijs en tot volledige indexering van de studietoelagen en barema's [285].

 

         In zijn strijd kreeg het NAK de steun van het ABVV, de VUJO, de ALS, de Jongsocialisten en de CVP-Jongeren. Het wist een slag thuis te halen doordat de Hoge Raad voor Studietoelagen de studieleningen afwees, een advies dat overigens door de Vlaamse Raad werd aanvaard. Anderzijds werden vanaf maart '81 de VVS'ers uit de Hoge Raad geweerd omdat zij te veel ruchtbaarheid hadden gegeven aan de opgestoken informatie, ook aan dokumenten die vertrouwelijk waren. In maart waren er nog enkele regionale betogingen (5 maart) en één nationale betoging (12 maart), maar daarna werd de werking van het NAK op een lager pitje gedraaid. De bewustmakingskampagne zou pas het volgende akademiejaar haar vruchten afwerpen in het brede aktiefront tegen De Bondt-Bosmans-Eyskens-Coens [286].

 

         B. HET ANTIKAPITALISME VAN DE VVS.

 

         Meer en meer begon de VVS een uitgesproken politieke lijn te volgen. Dat had natuurlijk alles te maken met het Politiek Platform dat nu volop in de maak was [287]. Dit P.P. moest van de VVS-SVB een progressieve eenheidsbeweging maken, los van de partijorganizaties die in de studentenwereld aktief waren. Als zodanig nam de VVS meer dan ooit standpunten in over problemen die niets of weinig met de onderwijsmaterie te maken hadden. Zij nam deel aan de anti-kernenergiemanifestatie in Mol (25 oktober 1980), verklaarde zich solidair met de stakende arbeiders op de Boelwerf en steunde de vakbondseisen voor een 36-urenweek. In verscheidene steden sloot zij zich aan bij de aktiekomitees tegen de jeugdwerkloosheid. Van 19 tot 26 januari 1981 organizeerden deze komitees een week tegen de werkloosheid, waarbij zij hun eisenplatform aan de pers voorstelden: recht op onmiddellijk stempelgeld voor schoolverlaters, afschaffing van het begrip "langdurige werkloosheid", volwaardig werk voor BTK'ers, tewerkgestelde werklozen en stagiairs, geen vermindering van het stempelgeld. In de Roje Reu kwam het probleem van de jeugwerkloosheid ook uitvoerig aan bod. Een ander onderwerp waar de VVS zich uitgebreid mee bezighield, was het tema "racisme/fascisme/apartheid". In maart verscheen een Roje Reu die integraal aan extreem-rechts was gewijd en gratis werd verspreid om zoveel mogelijk jongeren te bereiken. Meer dan VVS-nationaal waren echter de regionale kernen met deze tematiek begaan [288].

 

         C. DE REGIONALE WERKING

 

         Nog meer dan in 1979-'80 lag de nadruk in de VVS-werking op de regio's. Elk centrum had natuurlijk haar eigen Centraal Aktiekomitee (CAK) voor de Demokratisering van het Onderwijs, waarvan de samenstelling van plaats tot plaats verschilde [289]. Er waren de aktiekomitees tegen de jeugdwerkloosheid waarin ook vele VVS'ers zich engageerden en er waren de anti-fascistische akties. Aanvankelijk werd vooral in Gent rond "racisme/fascisme/apartheid" gewerkt. Vele VVS'ers waren daar van oudsher aktief in het Anti-Fascistisch Front en de VVS-debatten over dit tema trokken meestal vrij veel publiek. Een van de best geslaagde debatten was dit onder het motto "Hoe rechts is onze rechts-staat?" (22 oktober 1980) waaruit o.a. de eis tot ontbinding van de rijkswacht voortvloeide.

 

         De scherpste akties tegen extreem-rechts wist de VVS-SVB te bereiken n.a.v. een pro-apartheidsmeeting van het NSV in de Gentse Blandijn (2 februari 1981). Samen met het AFF hield VVS-Gent toen een verboden betoging tegen racisme en apartheid. Toen de betogers de Blandijn naderden werden ze bekogeld door de NSV'ers en ontstonden er fikse rellen. De politie trad hard op, vooral dan tegen de betogers. Enkele antifascisten werden opgepakt en één van hen zou nog een hele poos in voorarrest blijven. De dagen na de betoging begon een regelrechte pamflettenoorlog tussen links en rechts, waarbij het NSV haar recht op vrije meningsuiting verdedigde en de VVS enerzijds de nationalisten verweet de rellen te hebben gestart en anderzijds de politie van partijdige laksheid beschuldigde.

 

         Op 5 februari 1980 organizeerden het AFF en de VVS daarom nog een betoging om deze beschuldigingen kracht bij te zetten. De betoging, gesteund door tal van werkgroepen en linkse jongerenorganizaties bracht 750 man op de been en werd door extreem-rechts ongemoeid gelaten. Ondertussen begon ook in Leuven een beweging tegen het NSV op gang te komen. VVS-Leuven deelde pamfletten uit tegen de extreem-rechtse organizatie en stelde alles in het werk om haar door de akademische overheid te doen verbieden, wat echter nooit is gelukt. Toen het NSV samen met het KVHV, het LVSV en het CDS samenging in een Vrije Studentenvakbond Solidariteit om zich - naar analogie met Polen - te verzetten tegen de "diktatuur" van de ASR, werd de tematiek wel erg aktueel. Op 6 maart 1981 bezette deze "vakbond" de lokalen van de ASR. Samen met het AFF, de MLB, de SJW en Arbeid zocht de VVS naar mogelijkheden om een linkse dam op te werpen tegen extreem-rechts, maar de onderlinge verdeeldheid bleef groot. Toch waren deze organizaties het erover eens dat - de gebeurtenissen van de jaren '30 en '40 indachtig - aan fascistische organizaties het recht op propaganda desnoods met geweld moesten worden ontzegd [290].

 

         In de Leuvense VVS-werking stond nog een ander tema centraal. Net als in 1977 werden de "tesisdoppers" weer geschorst [291]. Samen met de ABVV-Jongeren, SORA en andere progressieve verenigingen in het Leuvense werd een aktiekomitee opgericht dat het recht op een werkloosheidsuitkering voor tesisstudenten moest verdedigen. Er werd van alle kanten druk uitgeoefend op de RVA, hetgeen ook nu weer resulteerde in een tijdelijke overwinning: de meeste "tesisdoppers" werden weer opgenomen. Daarmee was evenwel het probleem niet van de baan. Het aktiekomitee beraadde zich nog verder over de kern van de  zaak, met name het feit dat de studiedruk van de eindverhandeling te zwaar was. De akties rond de stempelaars verschoven zonaar het tema van de hoge studiedruk. In januari 1981 besloot het ABVV echter zich daar niet verder mee in te laten en toen bloedde ook bij de studenten de aktie dood. De studiegroep die de mogelijkheid moest onderzoeken om de licentieverhandeling af te schaffen bezweek onder de complexiteit van de problematiek [292].   

 

         Aan de RUG werd dit jaar opnieuw veel aandacht besteed aan de  tematiek  van  het medebeheer. In 1979 waren twee SVB'ers, Paul Geeraert en Jef Maes, verkozen voor de RvB van de Gentse Universiteit. Zij voerden daar een politiek van kritische participatie, waarvoor de standpunten kollektief werden bepaald op de Gentse Regionale Ploeg [293]. Doorgaans was hun houding konstruktief als de voorstellen de logica zelf waren of als de behandelde punten de studenten en het administratief en technisch personeel direkt ten goede kwamen. Zij onthielden zich echter steevast bij benoemingen van professoren en begeleiders. Voorstemmen betekende in de optiek van de VVS immers zoveel als hen een fiat geven waardoor het in de toekomst voor de studenten onmogelijk zou zijn hen nog te kontroleren of desnoods te ontslaan als b.v. hun onkunde was gebleken. Tegenstemmen was volgens hen echter steeds uit den boze omdat hun stemming dan zou worden geïnterpreteerd als een participatie aan de organen van het medebeheer, die zodoende werden erkend als strukturen om het studentenprotest te kanaliseren. Onthouding stemmen bood hen bovendien nog eens de kans om hun standpunt duidelijk te motiveren. Hierbij werd telkens gewezen op de ondemokratische samenstelling van de RvB: twaalf stemmen voor 280 professoren en slechts vier stemmen voor 11.000 studenten [294].

Afb. 16: De VVS achtte de studiedruk van de eindverhandeling ondraaglijk zwaar.

 

         De deelname aan de RvB werd door Maes en Geeraert in de eerste plaats gebruikt om bruikbare informatie toegespeeld te krijgen die dan door de VVS werd geanalyzeerd en verspreid. Toch vonden de beide vertegenwoordigers dat zij in de RvB maar weinig konden bereiken. Moties die zij vanuit de studentenfraktie hadden voorgesteld werden bijvoorbeeld niet eens behandeld omdat zij volgens de rektor de bevoegdheid van de RvB te buiten gingen. Ook de informatie die zij kregen doorgespeeld was magerder dan verhoopt. Daarom besloot de Gentse R.P. op 5 november 1980 kwasi unaniem dat de VVS-SVB niet meer zou deelnemen aan de volgende verkiezingen voor de RvB (in mei 1981). Overigens moesten de fakultaire SVB-kernen zelf maar beslissen of ze nog wensten te participeren aan de fakulteitsraden. In de RvB hadden de twee SVB-afgevaardigden liefst prompt ontslag willen nemen maar dan zouden zij door twee andere studenten met bureaukratische inslag worden vervangen. Men vond het beter dan maar een politiek van absentesme te voeren en pas in maart ontslag te nemen [295].

 

         Toch dook Jef Maes nog op in de RvB van 11 januari 1981 om daar de programmahervorming van het departement Geschiedenis te verdedigen. Deze hervorming draaide volledig rond het vak Ekonomie van de konservatieve professor Van Meerhaeghe. De SVB-kern SOWEGE voerde al jaren aktie om Van Meerhaeghe te doen schorsen omdat hij weigerde zijn kursus aan te passen aan de specifieke doelstellingen van het vak en wegens zijn willekeurig eksamensysteem. Met de Onderwijskommissie Geschiedenis kwam zij tot een akkoord om het vak Ekonomie tot een keuzevak te degraderen. Dit voorstel werd door de Fakulteitsraad van Letteren en Wijsbegeerte unaniem goedgekeurd, maar botste op hevige tegenstand in de RvB, die op 11 januari de programmahervorming verwierp. Op een seintje van Maes werd de vergadering toen door een boze groep geschiedenisstudenten verstoord. De aktie breidde zich hierna uit naar andere fakulteiten, waarbij steeds luider werd geroepen om een sanktiesysteem voor pedagogisch onbekwame professoren. Om een verdere uitdeining van de akties te vermijden keurde de RvB uiteindelijk dan toch de hervorming goed, maar voor vele studenten was het korporatistisch karakter van de RvB toen al duidelijk genoeg aangetoond [296].

 

         Vanaf maart 1981 startte VVS-SVB-Gent haar boycot-kampagne. Zij riep de studenten op niet of ongeldig te stemmen vermits studenten toch niets konden uitrichten in dit ondemokratische beheersorgaan. Er werden pamfletten en stickers verspreid met de slogans "Wie stemt wordt getemd" en "Boycot! Stem ongeldig of blijf gewoon thuis!" Einde maart spraken het PK en het WK zich ook uit voor een boycot, hierbij gesteund door talrijke studentenverenigingen (zowel linkse als rechtse), werkgroepen en fakulteitskringen. Het gevolg was dat er in de fakulteiten L&W, Landbouw, Ekonomie en Farmacie niet eens kandidaten voor de RvB werden gevonden. De enige kandidaat die de VVS-SVB naar voor schoof was (letterlijk) een ezel. Het beest kwam zich op op 21 april voorstellen op het rektoraat en "liet een goede indruk en een warme drol achter" [297].

 

         De boycot werd een groot sukses. Van de stemgerechtigde studenten bleef op 12 mei 29% thuis en stemde 24% blanco of ongeldig. De VVS oreerde triomfantelijk dat derhalve 53% haar boycot had gesteund, maar dat was natuurlijk onzin vermits er altijd om tal van andere redenen thuisblijvers en blanco- en ongeldigstemmers worden geteld. Toch is het verschil met de vorige RvB-verkiezingen opmerkelijk; er waren in mei 1979 8% thuisblijvers en evenveel blanco's en ongeldige stemmen, zodat men nu toch zou mogen stellen dat ongeveer 37% door de boycot-kampagne zou kunnen zijn beïnvloed. Om de kroon op het werk te zetten besloot de VVS-SVB (i.s.m. de andere ondersteuners van de boycot) een schaduwraad op te richten. Omdat de studentenvertegenwoordigers in de RvB slechts met een minderheid verkozen waren, werden zij door deze raad niet langer als representatief beschouwd. Zij kondigde daarom aan de RvB-besluiten te zullen negeren omdat zij ondemokratisch tot stand waren gekomen. De verkozen vertegenwoordigers zouden zich echter wreken door de konventen - en dan vooral het Werkgroepenkonvent waarin de VVS op heel wat sympatie kon rekenen - sterk tegen te werken [298].

 

         In het NUHO bleef de werking dit jaar grotendeels beperkt tot de Kontaktgroep van Sociale Scholen (KSS). Ook hier hield men zich bezig met de problematiek van extreem-rechts. In december 1980 en januari 1981 werden in verscheidene scholen antifascistische manifestaties gehouden. Daarnaast steunde de KSS de aktiedag van de werknemers in de socio-kulturele sektor die door de kristelijke en socialistische vakbonden in oktober 1980 was georganiseerd als protest tegen de besnoeiingen in de sektor. Adriaan Vermeersch ondertekende daarbij in naam van de KSS het eisenpakket "Meer geld voor nuttig werk". Ondertussen was er zelfs een Lerarenkontaktgroep Sociale Scholen opgestart met Jules Boven uit Geel als eerste voorzitter. Deze groep werkte o.a. mee aan het debat dat de KSS in februari '81 organizeerde rond het tema "De positie van de student in de opleiding tot maatschappelijk werker".

 

         Toch bleven ook dit jaar dezelfde scholen afwezig op de vergaderingen (SOCIA Gent, HISKWA Antwerpen en HISS Den Haan). Er verscheen ook maar één nummer meer van het Kontaktblad van Sociale Scholen". KSS-voorzitter Vermeersch, die vervuld was van de studentensyndikale gedachte, vond dat de strukturen van de KSS voorbijgestreefd waren en wilde vanaf het volgende akademiejaar de kontaktgroep opheffen en vervangen door een bij de VVS aangesloten SVB van Maatschappelijk Werkers, met individuele leden. Daarmee kwam vier jaar na het einde van de overkoepeling van alle universiteitsstudenten ook de enige uitgebouwde NUHO-koepel aan zijn einde [299].

 

2. De struktuur en de organizatie van de VVS-SVB.

 

         A. DE LEDEN.

  

         De VVS was al sedert 1977 een ledenorganizatie. Elke hogeschoolstudent kon lid worden als hij voor 50 frank (dat zou al snel oplopen tot 100 frank) een lidkaart kocht en daarmee de doelstellingen en werkmetoden van de Studentenvakbeweging onderschreef. Die doelstellingen en werkmetoden, verwoord in het Politiek en Organizatorisch Platform, konden enkel door de leden gewijzigd worden tijdens het Nationaal Kongres, d.i. de jaarlijkse algemene ledenvergadering. Zo hadden uiteindelijk de leden het laatste woord over de werking van de VVS-SVB. Zij werden op de hoogte gehouden van wat de leden in andere scholen en fakulteiten deden via De Roje Reu  (geïllustreerd tijdschrift voor een breder publiek dat in 1981-'82 zou overgaan in het SVB-Blad), De Roje Woef (intern vormingsblad met studieteksten, in gestencilde vorm uitgegeven n.a.v. stages, studieweekends of kongressen) en de infobladen (zowel nationaal als regionaal, met vooral verslagen van de vergaderingen van respektievelijk de N.P. en de R.P.).

 

         Hoewel de VVS naar buiten dus enkel haar eigen leden vertegenwoordigde, werd ze door de overheid toch nog als representatief beschouwd voor althans een deel van de Vlaamse studenten. Daarom zat zij in de ministeriële kommissies over studiefinanciering en sociale sektoren en vertegenwoordigde zij de studenten van de RUG en de KUL in de Hoge Raad voor Studietoelagen. Dit was nog een erfenis van de overkoepelende VVS. Haar zetels in de Hoge Raad maakte de VVS-SVB in 1983 over aan de nieuwe representatieve overkoepeling, de Vlaamse Studentenfederatie (VSF) [300].

 

         B. DE BASISWERKING.

 

         De VVS-leden werden aangespoord zich per school of fakulteit te organizeren in een SVB-kern. Die kernen bepaalden hun eigen werkingsassen voor zover die strookten met het P.P. Die assen waren op de eerste plaats gericht op de problemen in de eigen school of fakulteit. Daarnaast was het hun taak de regionale en de nationale werkingsassen naar de leden door te spelen en zich aan te sluiten bij regionale en nationale VVS-akties. Buiten de kernen bestonden aan vele fakulteiten ook nog werkgroepen. Ook hierin werkten doorgaans vele VVS-SVB'ers mee maar in tegenstelling met de kernen waren hier ook niet-leden aangesloten. Op sommige plaatsen waren werkgroepen overgegaan in SVB-kernen omdat zowat alle medewerkers VVS-SVB-leden waren. Dat was b.v. het geval met de kernen Landbouw en Geschiedenis aan de RUG. Elders bestonden dan weer nauwelijks kernen. De Verontruste Historici in Leuven waren in teorie wel een SVB-kern, maar zij bestond lang niet uitsluitend uit VVS-leden en was ook niet aktief betrokken bij de VVS-werking. De benaming SVB-kern bleef blijkbaar enkel behouden omdat die zo was overgeërfd. De aktiviteitsgraad van kernen en werkgroepen verschilde overigens sterk van plaats tot plaats. Dat had o.a. te maken met de traditie van werkgroepen, het aantal VVS-leden, de scholingsgraad van de militanten. Zowel kernen als werkgroepen werden uitgenodigd op de R.P.'s van hun regio, waar ze werden verondersteld geregeld verslag uit te brengen over hun werking. De Gentse werkgroepen (ook deze die ondertussen een SVB-kern geworden waren) waren bovendien verenigd in het Werkgroepenkonvent (WK). Het waren bijgevolg vaak dezelfde mensen die op de R.P. en op het W.K. opdaagden; alleen de tematiek die aan de orde kwam was verschillend. Het stimuleren van kernen en werkgroepen had tot doel studenten te politizeren d.m.v.een induktieve werkmetode [301].

 

         C. DE REGIONALE PLOEGEN.

 

         De Regionale Ploeg (R.P.) was de veertiendaagse vergadering van de leden van een bepaald centrum. Ieder lid was vrij de R.P.'s bij te wonen en kreeg via het regionale infoblad de verslagen van de vergaderingen toegestuurd. Ook de werkgroepen en de SVB-kernen konden vertegenwoordigers afvaardigen die allen stemrecht hadden. Je hoefde dus geen VVS-lid te zijn om te kunnen meestemmen. De R.P. koördineerde de werking van de kernen en werkgroepen, alsook de regionale aktiviteiten, ondersteunde die aktiviteiten met infrastruktuur en mankracht en organizeerde zelf  regionale vormingen. Het was ook haar taak  de nationale werkingsassen te bestuderen en daarrond vorming en aktie in te richten.  De R.P. was dus a.h.w. de schakel tussen de N.P. en de kernen en werkgroepen. In de R.P.'s werd voortdurend gewerkt aan initiatieven waaruit in scholen en fakulteiten kernen zouden kunnen ontstaan. De vertegenwoordigers van kernen en werkgroepen kwamen naar de R.P.'s om er informatie in te winnen, kontakten te leggen met andere kernen en werkgroepen, materiële ondersteuning te vragen of om als één blok naar buiten te kunnen treden t.o.v. de regionale autoriteiten. Ook interuniversitaire kontakten gebeurden vaak via de R.P. In 1980-'81 kwamen naast de reeds bestaande kontakten tusen de Verontruste Historici en de SVB-kern Geschiedenis Gent (SOWEGE) ook nieuwe kontakten tot stand tussen GIST-Leuven en de Gentse SVB-kernen Landbouw en WIM (wat o.a. leidde tot een brochure over de rol en het engagement van de ingenieur), tussen vertegenwoordigers van Politieke en Sociale Wetenschappen aan de KUL, de UFSIA en de UIA en tussen de werkgroepen aan de fakulteit Geneeskunde van Leuven en de Gentse SVB-kern Mordikus.

 

         Natuurlijk werkten de R.P.'s niet overal even goed. De ploegen van Brussel en Kortrijk stelden überhaupt niets voor, wat eenvoudig te wijten was aan het totaal ontbreken van werkgroepen en kernen in die regio's. In Antwerpen bestond er bij vele werkgroepen een wantrouwen tegenover de VVS die er gezien werd als een politieke organizatie die enkel ledenwerving beoogde en geen echte bijdrage tot de werkgroepen wou leveren. Een R.P. was er in Antwerpen sedert dit jaar niet langer aktief. In Leuven waren er ook werkgroepen die er dezelfde mening op nahielden, maar de Leuvense R.P. had zich toch kunnen handhaven als regionale koördinator van werkgroepen. Er werkten vele werkgroepen mee en naast de (oneigenlijke) SVB-kern Verontruste Historici ontstond er in 1980 ook een (echte) SVB-kern Politieke en Sociale Wetenschappen. Maar het beste werkte de R.P. nog steeds in Gent. Dat was overigens de enige regio waar een permanent sekretariaat aktief was. Voor het NUHO was er geen afzonderlijke R.P. Kernen en werkgroepen waren er zo goed als onbestaande. Er was enkel de KSS, en die zou zich - zoals gezegd - in 1981-'82 opheffen om over te gaan in een SVB-kern [302].

 

         D. DE NATIONALE PLOEG.

 

         De Nationale Ploeg (N.P.) was de vergadering van de afgevaardigden van de R.P.'s, de gedetacheerde leerkracht en de permanenten [303]. De permanenten hadden elk één stem en de afgevaardigden hadden zoveel stemmen als er leden waren in het centrum dat ze vertegenwoordigden. Door dit systeem had de Gentse gedelegeerde steeds het laatste woord.  Enkel de gedetacheerde (Danielle Van den Driessche in 1980-'81) had er geen stemrecht. Dit was om te vermijden dat hij teveel macht naar zich zou kunnen toetrekken, vermits hij zowat de enige was die permanent op het sekretariaat aanwezig was. De N.P. zorgde voor de koördinatie van de nationale werkingsassen en van de werking van de verschillende centra, de voorbereiding van het Nationaal Kongres en de uitgave van de nationale publikaties. De permanenten vormden samen met het personeel (gedetacheerde leerkracht, eventueel stagiairs, later ook een gewetensbezwaarde) het Nationaal Sekretariaat dat instond voor de uitvoering van de beslissingen van de N.P. en van de R.P.'s, de opvolging van het nationaal onderwijsbeleid en het doorsturen van informatie hierrond naar de centra. Het Nationaal Sekretariaat was ook verantwoordelijk voor al het praktische werk op nationaal vlak [304].

 

         E. HET NATIONAAL KONGRES

 

         De hoogste instantie van de VVS-SVB was het Nationaal Kongres (N.K.). Het kwam éénmaal per jaar bijeen en was toegankelijk voor iedereen, maar enkel de leden hadden stemrecht. Ieder lid, elke kern of R.P. kon er resoluties ter stemming leggen. Het N.K. besliste over de statuten, het P.P. en het O.P. en verkoos de nieuwe voorzitter. Verder werd de jaarwerking geëvalueerd en werden de grote lijnen van het programma van het volgende akademiejaar vastgelegd. Het N.K. werd nog steeds voorafgegaan door een Regionaal Kongres (R.K.) maar dat stond enkel in voor het opstellen van een regionale evaluatie en het verkiezen van het Regionaal sekretariaat (in het geval van Gent). Het systeem waarbij in de regio's gemandateerden werden verkozen om hun centrum op het N.K. te vertegenwoordigen behoorde definitief tot het verleden. Na het N.K. volgde meestal nog eens een R.K. waarop de nationale werkingsassen, die op het N.K. waren aangeduid, werden aangepast en uitgewerkt voor de situatie in de betreffende regio [305].

 

         Met deze nieuwe struktuur verwierf de VVS-SVB eindelijk een duidelijk profiel in het studentenlandschap. Het was de enige organizatie die werkte met een dergelijk basisdemokratisch model. Toch kwam er opnieuw kritiek op de N.P., vooral dan vanuit Leuven. Men vond daar de N.P. een te beperkte groep die dan nog te weinig voeling had met de basis en gedomineerd werd door Gent ten nadele van de andere centra. Dat laatste was maar logisch, gezien de medewerking van zoveel werkgroepen en het grote ledenaantal van VVS-Gent. Het probleem was echter dat door deze scheefgezakte situatie de medewerking van werkgroepen en het aantal leden in andere centra nog verder verminderde. Zo kwam de VVS-SVB in een vicieuze cirkel terecht. Dat wreekte zich ook in de verkoop van de Roje Reu. Vermits de meeste mensen in de N.P. hun wortels hadden in de Gentse studentenbeweging, was de inhoud van het blad vrij sterk op Gent gericht. In Leuven had je daarentegen de traditie dat aktiegroepen zich tot Veto richtten zodat de Roje Reu er vanzelfsprekend minder gelezen werd. Er werden hier, evenals in andere centra, te weinig vrijwilligers gevonden om de Roje Reu te verdelen. Alleen de temanummers deden het over het algemeen vrij goed. Daarom werd door de Leuvense R.P. opgeroepen om in het vervolg meer dergelijke temanummers te verspreiden, wat daarna ook effektief gebeurde [306].

 

         Naast deze struktuur was er natuurlijk nog de VZW. De RvB bestond uitsluitend uit "oudstrijders" van de VVS, aangevuld met een boekhouder. Die beheerraad moeide zich niet met de inhoudelijke werking van de organizatie; hij waakte enkel over het financieel beleid. De RvB werd echter niet langer aangesteld door een A.V. Eigenlijk vielen RvB en A.V. tegenwoordig samen; m.a.w. de beheerders werden niet gekontroleerd en benoemden hun eigen leden. Wanneer er iemand wegviel werd er door de RvB gezocht naar een plaatsvervanger onder de oudgedienden van de VVS. Deze toch vrij onwettige werkwijze stoorde echter niemand in de VVS-SVB. Integendeel, het bestendigde de strikte scheidingslijn tussen de boekhoudkundige en de inhoudelijke (politieke) werking [307].

 

3. Kongressen 1981: sleutelen aan een politiek platform.

 

         Gedurende de eerste maanden van het akademiejaar 1980-'81 waren drie onafhankelijke Gentenaars, Philippe Berger, Jean Pottie en Jef Maes, bezig geweest met het opstellen van een Politiek Platform. Het was de bedoeling de VVS, die nu een nieuwe vastomlijnde struktuur had gekregen, ook ideologisch een eigen gelaat te geven. Met zo'n globaal eisenplatform, dat een koherente visie inhield op het onderwijs en de globale kapitalistische samenleving, moest de VVS naar buiten kunnen treden en zodoende leden kunnen werven. Het P.P. moest de VVS ook voldoende aflijnen t.o.v. de MLB en de SJW. De invloed van deze groeperingen op de VVS en hun pogingen om de VVS voor hun kar te spannen moesten daarmee definitief doorbroken worden. De VVS-SVB werd een onafhankelijke organizatie met eigen doelstellingen. Het P.P. mocht echter niet te exclusief zijn; verschillende opvattingen moesten zich kunnen terugvinden in de organizatie. De VVS moest uitgroeien tot een linkse eenheidsbeweging waarin ook MLB'ers en SJW'ers - als leden - meewerkten, zonder dat deze echter als een overheersende tendens de politieke agenda bepaalden zoals dat het geval was geweest in de jaren zeventig. Het ontwerp van Berger, Pottie en Maes werd op het einde van 1980 naar de R.P.'s gestuurd. Het bediskussiëren en bekommentariren gebeurde grotendeels via de Roje Woef, en op het Nationaal Kongres (Gent, 1 april 1981) kreeg de definitieve versie vorm [308].

 

         Onder de militante studenten binnen de VVS-SVB was wel al geruime tijd een koherente visie op onderwijs en maatschappij aanwezig. Ondermeer in het "Programma voor de verdere uitbouw van de VVS tot SVB" (1979) werden vanuit de problematiek van de verhoging van het universitaire inschrijvingsgeld al verscheidene essentiële opties naar voor gebracht. Dit ideeëngoed was echter steeds beperkt gebleven tot een gering aantal mensen. Daarom moesten die standpunten nu in een P.P. gebundeld worden om het ingang te doen vinden bij alle leden van VVS-SVB. Het werd noodzakelijk geacht dat elk lid zich bewust opstelde achter de eisen die in het P.P. zouden worden geformuleerd en hieruit de motivatie zou puren voor zijn inzet voor VVS-SVB. Die grotere betrokkenheid van de leden verhoogde het politizeringsniveau. Anderzijds moest er worden opgepast voor de aversie die bij de studenten zou kunnen opduiken als men zou proberen hen per se bewust te maken van een problematiek die niet spontaan bij hen leefde. De meerderheid van de studenten was zich immers niet bewust van de onderliggende onderdrukkingsmechanismen in onderwijs en samenleving en raakte sterk geïndividualiseerd. Het kwam er dus volgens vele militanten op aan hen die problematiek te doen ervaren. Zulks zou pas mogelijk zijn als via een fakultaire werking de individualizering zou worden tegengaan. Bijgevolg moest de induktieve werkmetode ook een centrale plaats innemen in het P.P. [309].

   

         Hier past een toelichting bij het platform zoals dat werd goedgekeurd door het N.K. van de VVS op 1 april 1981 [310].

 

         De VVS-SVB streefde in de eerste plaats de demokratizering van het onderwijs na [311]. Zo'n demokratizering had echter weinig nut als zij niet gepaard ging met de demokratizering van de maatschappij. Dat proces moest plaatsvinden op drie vlakken, met name het politieke, het sociale en het ekonomische.

         In een echte politieke demokratie hoorde de uiteindelijke besluitvorming in de handen van het volk te liggen en niet in deze van (parlementaire) vertegenwoordigers die konstant onder druk stonden van allerlei lobby's. Daarom moest een reeks funkties van het centrale staatsapparaat worden overgedragen naar publiekrechterlijke maatschappelijke organen en moesten de plaatselijke radenstrukturen worden versterkt. De geldende politieke "demokratie" stoelde volgens de VVS-SVB voornamelijk op een elektoralistische partikratie die het tegenovergestelde was van een politieke organizatie van de maatschappij waarin de gemeenschap centraal stond en zonder onderscheid gelijke kansen gegarandeerd kreeg. Zo'n echte politieke demokratie kon enkel worden gerealizeerd in een niet-partijpolitieke maatschappij.

         Van een ekonomische demokratie kon geen sprake zijn zolang de produktiefaktoren in de handen bleven van een minderheid en zolang de arbeider vervreemdende arbeid moest leveren. Het alternatief was een anti-kapitalistische maatschappij waarin kollektiviteit een hogere waarde kreeg toebedeeld dan individualiteit. Direkte obstakels voor een ekonomische demokratie waren ondermeer het gebrek aan medezeggenschap van de werknemer in het bestuur van de onderneming, de bureaukratizering van de vakbonden en de expansie van de multinationale industrie.

         Een sociale demokratie kon enkel worden gerealizeerd als elke burger te allen tijde in staat zou zijn over de middelen te beschikken om zijn fysieke behoeften te bevredigen. Pas dan zou hij vrij en ongeketend kunnen leven volgens de waarden waarvan hijzelf de inhoud bepaalde. In een sociale demokratie kon er echter slechts vrijheid bestaan als die ook gelijkheid impliceerde. Daarom moest worden gestreefd naar de gelijkschakeling van de individueel ter beschikking staande middelen (loon, rechtshulp, vorming, onderwijs) [312].

 

         In het kader van deze algemene maatschappelijke demokratizering  had  de  VVS  zoals gezegd extra aandacht voor de demokratizering van het onderwijs. Vermits het onderwijs ook bepalend was voor de plaats die de mensen kregen in het maatschappelijk bestel, was de demokratizering ervan overigens een noodzakelijke voorwaarde om een globale demokratische maatschappij te realizeren. Dat diende zowel op intern als op extern vlak te gebeuren. Met externe demokratizering werd de versoepeling van de toegang tot het onderwijs beoogd. Vooral door de laagkonjunktuur vanaf het begin van de jaren zeventig had de regering vaak haar toevlucht genomen tot een verhoogde selektiviteit in de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De verhoging van de inschrijvingsgelden, het inkrimpen van de kredieten voor de sociale sektor, het niet-indexeren van de studiebeurzen, het achterwege blijven van een fundamentele hervorming van de studiefinanciering, het werkte allemaal ten nadele van de studenten uit lagere klassen. De VVS erkende het recht op vorming voor iedereen. Gelijke kansen veronderstelden gratis onderwijs. Konsekwent tot het uiterste verdedigde zij daarom de eis tot studieloon [313].

 

Afb. 17: Al in het (gratis verspreidde) onthaalnummer van het SVB-Blad (de opvolger van de Roje Reu) werden de eerstejaarsstudenten gewezen op de problemen van de demokratizering van het onderwijs.

 

 

         De VVS leverde ook kritiek op de inhoud van het onderwijs die duidelijk in dienst stond van de heersende ideologie. Hier was het tijd voor een interne demokratizering die in eerste instantie een nieuwe onderwijsvorm behoefde. Die zou dan wel vanzelf invloed uitoefenen op de inhoud. De VVS reageerde tegen de hoge studiedruk, tegen de aanmoediging van onderlinge konkurrentie en tegen het ex-cathedra-onderwijs. Het alternatief was een meer didaktische aanpak met een grotere nadruk op persoonlijk en kleinschalig werken (b.v. projektonderwijs). Hierdoor zou wetenschappelijk onderzoek in dienst van de gemeenschap i.p.v. aan de industrie meer kansen krijgen. Het onderwijs zou zodoende bijdragen tot de kulturele, ekonomische, sociale en politieke emancipatie van de gemeenschap. De VVS hoopte dat een dergelijk onderwijssysteem mondige en kritische afgestudeerden zou voortbrengen die meer voeling zouden hebben met de sociale realiteit [314].

 

         Om deze doelen te bereiken maakte de VVS gebruik van een induktieve metode, d.w.z. uitgaande van de konkrete leef- en werksituatie een politizeringsproces op gang brengen. Reeds ten tijde van Tendens had de VVS deze werkwijze voorgestaan en thans werd ze bevorderd tot officiële strategie van de studentenvakbond. De hele struktuur van de VVS was trouwens op deze metode afgestemd [315]. De VVS moest als politiek-syndikale organizatie inpikken op de konkrete problemen die zich manifesteerden in de school of fakulteit, enerzijds om ze op te volgen en naar een specifieke oplossing te zoeken maar anderzijds ook om ze in te kaderen in de zonet geschetste globale onderwijs- en maatschappijvisie. Zo verhoopte de VVS de studentenmassa te kunnen politizeren en te kunnen inschakelen in de algemene strijd om haar doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Tot dat doel stond zij ook een brede frontvorming voor met andere studentenorganizaties en met de arbeidersbeweging [316].

 

         Veel nieuws bracht het P.P. dus niet. Het waren, zoals gezegd, allemaal gedachten die al jarenlang in zwang waren bij de leidende kaders van de VVS. Toch was het belangrijk dat de organizatie nu eindelijk een politieke inhoud en enkele konkrete doelstellingen kreeg. Het P.P. getuigde ontegensprekelijk van een marxistische opstelling, maar keerde zich anderzijds resoluut tegen het dogmatisch centralisme dat gewoonlijk in de kringen van klein-links werd gepropageerd. Het basisdemokratische model en de induktieve werkmetode waren een alternatief waarmee men hoopte veel meer studenten te kunnen bereiken. Eigenlijk leunden het politiek eisenpakket en de basisdemokratische organizatie eerder aan bij wat Agalev vandaag de dag propageert.

         Het P.P. was bewust vrij vaag gehouden om een zo groot mogelijke massa te kunnen aanspreken. Toch verkoos het N.K. ook nog enkele konkrete punten toe te voegen waarin de VVS-SVB zich als antikapitalistische organizatie moest engageren : de arbeidersstrijd, de strijd van de vrouwenbeweging voor gelijkberechtiging, de strijd voor de bevrijding van de jeugd, de antiracistische, antifascistische en anti-imperialistische strijd, de strijd van alle verdrukte minderheidsgroepen, de strijd voor een beter leefmilieu, de antimilitaristische strijd en de strijd voor het zelfbeschikkingsrecht van alle volkeren.

         Het N.K. besloot zijn bijeenkomst met de verkiezing van Pat Eggermont, student filozofie aan de RUG, tot nieuwe voorzitter [317].

 

 

2. BARSTEN IN HET EENHEIDSFRONT (Akademiejaar 1981-1982).

 

         Het begin van het akademiejaar 1981-'82 werd bij de VVS volledig in beslag genomen door de akties tegen het wetsvoorstel-De Bondt, het ontwerp-Bosmans en de KB's van Eyskens en Coens. Voor het eerst sedert het protest tegen de 10.000 slaagde een door de VVS opgericht Nationaal Aktiekomitee er weer in een belangrijke massamobilizatie teweeg te brengen. De aktie zou echter na korte tijd reeds stilvallen. Ook de regeringsmaatregelen van Martens V kregen heel wat aandacht bij de VVS. N.a.v. de vorming van deze regering en haar aanvraag van bijzondere volmachten verspreidde de VVS gratis het vierde nummer van het SVB-Blad, waarin een en ander op de korrel werden genomen. Het nummer 5/6 was een temanummer over de krisis. Het tijdschrift bracht een erg stevige analyse van dit verschijnsel en het neoliberale alternatief erop, maar het is de vraag of VVS'ers dit zelf geschreven hebben dan wel hebben overgenomen van de PVDA of de RAL. Rond deze tematiek werd echter nauwelijks aktiegevoerd. Dat was wel het geval rond het fascisme, waaraan eveneens een temanummer was gewijd. Opvallend was overigens dat de VVS daarin de uiterst-linkse opvatting dat het fascisme een uitvinding was van het grootkapitaal verwierp, om een meer historisch verantwoorde analyse te brengen van het ontstaan van het fascisme in Italië en Duitsland. Akties tegen extreem-rechts vonden plaats in Leuven, Gent, Antwerpen en Brussel [318].

 

         De bedoeling was dat de VVS nu een echt eenheidsfront werd waarbinnen alle progressieve aktieve studenten samenwerkten, ook de maoïsten en de trotskisten. Dat lukte echter niet zo best, enerzijds omdat de MLB'ers in verscheidene centra probeerden de werking naar hun hand te zetten, anderzijds omdat de Gentse regio in de N.P. nog steeds oververtegenwoordigd was t.o.v. de andere centra. Aan de VUB zou dit jaar wel een permanente VVS-werking worden opgestart, maar de regionale werking bleef daarmee toch nog grotendeels beperkt tot de RUG, de KUL en de VUB. Het NUHO werd sterk verwaarloosd, al werden vele hogeschoolstudenten bij het NAK betrokken en zou er - los van de VVS - een studentenvakbond worden opgericht aan de sociale scholen. Kontaktstoornissen tussen de regio's en VVS-nationaal waren legio; vooral Leuven voelde zich gepasseerd en probeerde op het N.K. van 1982 nog haar macht binnen de VVS te verstevigen (zonder resultaat). Die achterstand van Leuven kwam o.m. door haar geringe ledenaantal (70 leden, tegenover 300 in Gent). Het totale ledenaantal was intussen onder de 500 gezakt.

 

1. Het werkvlak van de VVS in 1981-'82.

 

         De akties van de VVS waren dit jaar haast volledig toegespitst op de verschillende overheidsmaatregelen die de demokratizering van het onderwijs bedreigden. Zij waren niet gericht tegen één bepaald voorstel maar tegen een heel gamma van ingrepen en voorstellen. Er was dus in die zin geen verschil met de voorgaande jaren 1979-80 en 1980-81, toen de VVS eveneens haar nationale werking grotendeels afstemde op een reeks "kleinere" problemen. Een opmerkelijk onderscheid was dat er nu echter weer in geslaagd werd een massabeweging op de been te brengen, zij het slechts tijdelijk. Het aanvankelijke sukses was mogelijk doordat de opstapeling van ontdemokratizerende besluiten en voorstellen net iets te ver ging. Er gold nog steeds de 10.000 frank inschrijvingsgeld en in 1980-'81 werden de studiebeurzen tweenhalve maand te laat uitbetaald. In de lente van 1981 had het parlement ook de programmawet gestemd. Voor de sociale sektoren van de universiteiten betekende dit een bezuiniging van 10% doordat het aantal subsidieerbare studenten werd ingekrompen. Om de hierdoor ontstane put van tientallen miljoenen te dempen waren de universiteiten vanaf het akademiejaar 1981-'82 genoodzaakt flink het mes te zetten in de sociale sektoren, wat o.a. een verhoging van de maaltijdprijs met zich meebracht. De akties die de studenten zouden voeren waren echter toch op de eerste plaats gericht tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens [319]

 

         A. DE BONDT.

 

         Op 25 juni 1981 had CVP-senator Ferdinandus De Bondt een wetsvoorstel ingediend dat de bestaande sociale sektoren moest openstellen voor het hele hoger onderwijs. Het voorstel was zowat de letterlijke uitdrukking van het standpunt van het Nationaal Sekretariaat voor het Katoliek Onderwijs ("de Guimardstraat"). Gezien de slechte budgettaire toestand moest de hele operatie echter gebeuren door een herverdeling van de beschikbare middelen; voor de staat mochten de kosten niet stijgen. Daarom had De Bondt een nieuw financieringssysteem voor de sociale sektoren uitgedokterd. De inschrijvingsgelden in het NUHO moesten worden opgetrokken tot hetzelfde niveau als dat aan de universiteiten [320]. Met dat geld, aangevuld met staatssubsidies, zou het NUHO dan zijn eigen voorzieningen kunnen uitbouwen. De 360 miljoen die tot dan toe naar de sociale sektoren van de universiteiten gingen zouden volgens het voorstel verdeeld worden over NUHO en universiteiten samen [321].

 

         De inschrijvingsgelden zouden op de volgende wijze worden verdeeld: De Bondt voerde het begrip "aanvullend inschrijvingsgeld" in. Dat betrof dan alle inschrijvingsgelden boven 1.500 frank. De beursstudenten betaalden dus 0 frank, de tweede kategorie 3.500 frank en de derde kategorie zou 8.500 frank afdragen. De Bondt ging uit van de veronderstelling dat er globaal genomen 50% beursstudenten waren aan het NUHO en aan de universiteiten, 25% net-niet-beursstudenten en 25% niet-beursstudenten. Het gemiddeld aanvullend inschrijvingsgeld per student in Vlaanderen zou zo op 3.000 frank komen. Samen met de staatssubsidie van 360 miljoen voor 105.000 studenten betekende dat dus 6.400 frank per student om de sociale sektoren te financieren. Een instelling dus zou meer aanvullend inschrijvingsgeld ontvangen naarmate er meer 10.000-betalers en minder beursstudenten studeerden, maar het globale bedrag mocht het gemiddelde van 6.400 frank niet overschrijden. Elke frank inschrijvingsgeld méér betekende dus één frank subsidie minder. En hier zat nu net de adder onder het gras: De Bondts berekening van de verhouding beursstudenten/niet beursstudenten was volledig uit de lucht gegrepen. Aan de meeste universiteiten studeerden veel meer 10.000 frank-betalers dan beursstudenten [322]. Er zou dus veel meer aanvullend inschrijvingsgeld gend worden dan senateor De Bondt had voorgerekend. In een aantal gevallen zou er zelfs meer dan het gemiddelde van 6.400 frank per student worden ontvangen, zodat er dan in teorie geld moest worden teruggestort aan de staat (zie kader). Door dit systeem zou de sociale sektor vrijwel volledig worden gedragen door de studenten zelf. Bovendien zou het totale budget in de sociale sektoren flink ingekrompen worden (zie kader) [323]

 

         De Bondt wist ook dat ten gevolge van zijn voorstel de universiteiten het met een pak minder moesten doen. Daarom stelde hij voor dat zij hun sociale voorzieningen op een meer selektieve en doelgerichte wijze zouden aanbieden aan de studentenpopulatie. Dit werd geïnterpreteerd als een pleidooi om de kollektieve voorzieningen te beperken tot de beursstudenten. Dat op die manier de overgrote meerderheid van de studenten moest betalen voor een sociale sektor waarvan ze zelf geen gebruik kon maken verwekte zeer veel opschudding in studentenmiddens. Een ander netelig gevolg van het voorstel was dat hiermee een automatische verhoging van het inschrijvingsgeld werd ingevoerd. Omdat de sociale sektor voor het overgrote deel afhankelijk werd van de inschrijvingsgelden, waren de universiteiten immers wel verplicht deze inkomens jaarlijks te indexeren om zo hun sociale voorzieningen op peil te kunnen houden. Ook dat was weer een punt dat voor de studentenbeweging onaanvaardbaar was [324].

 

De VVS-SVB had het systeem-De Bondt al eens toegepast op de cijfers van de sociale sektoren van enkele universiteiten in 1980 (1). Het leverde de volgende resultaten op:

 

Staatstoelagen sociale sektor in 1980

 

Inkomsten uit inschrijvingsgeld volgens systeem-De Bondt

 

Staatstoelagen

volgens

systeem-

De Bondt

 

Verschil in totale som voor sociale sektor

 

  KUL

  RUG

  VUB

 

130 milj.   87,8 "

38,5 "

 

  90 miljoen

  61,3  "

  36,5  "

 

21 milj.

12,1 "

-2   "

 

19 milj.

14,4 "

  4,5 "

 

 

(1) SVB-Blad, jg. 6 (1981-'82) nr. 2, 8.

 

         B. BOSMANS.

 

         Het nieuwe ontwerp-dekreet voor het verlenen van studiebeurzen dat Ward Bosmans in de funktie van kabinetsmedewerker van onderwijsminister Ramaekers (1979) had uitgewerkt, was nog steeds omstreden. Zoals hoger gemeld zorgde het wel voor gemiddeld hogere beurzen, maar het kwam eveneens neer op een daling van de maximumbeurs en op een vermindering van het globale aantal beurzen met minstens 6.000 eenheden [325]. In het door de Hoge Raad voor Studietoelagen herwerkte voorstel werd zelfs de mogelijkheid ingebouwd om de beurzen te verlagen en te beperken tot een bepaalde kategorie van het onderwijs. Het leek erop dat met de verslechterende begrotingstoestanden dit ontwerp-dekreet in de handen van de regering een wapen zou zijn om het beurzenstelsel stelselmatig af te bouwen [326].

 

         C. EYSKENS EN COENS.

 

         In 1976 was er een lijst opgesteld van 115 landen met een BNP van minder dan 600 dollar per hoofd, waarvan de studenten in België subsidieerbaar zouden zijn. Die studenten moesten hier dus een verminderd inschrijvingsgeld betalen. Verontrust door de grote toeloop van derdewereldstudenten en de moeilijke budgettaire toestand van het land, vaardigde de toenmalige Minister van Ontwikkelingssamenwerking Mark Eyskens in 1980 echter een KB uit dat paal en perk moest stellen aan die grote aderlating. De lijst van 115 werd tot 41 gereduceerd, met de UNO-lijst van de minst ontwikkelde landen als kriterium. Zodoende vielen precies de landen met de grootste groepen studenten in België uit de boot. De studenten van de geschrapte 74 landen moesten in de toekomst een inschrijvingsgeld betalen dat de totale studiekost zou dekken, d.w.z. 70.000 tot 240.000 frank naargelang van de fakulteit. Er werd echter een overgangsmaatregel bijgevoegd die de vreemdelingen die reeds in ons land studeerden en niet meer voor subsidie in aanmerking kwamen, in staat moest stellen om hun studies helemaal of gedeeltelijk af te maken. Zij zouden nog voor 65% van het oude bedrag betoelaagd worden [327].

 

         In 1981 vaardigde Eyskens' opvolger Daniël Coens een nieuw KB uit dat de overgangsmaatregelen ongedaan maakte. Buiten de de studenten uit de 41 overgebleven landen moest elke buitenlandse student een inschrijvingsgeld tussen de 70.000 en de 240.000 frank betalen. Bovendien zouden ook de andere vreemde studenten niet langer subsidieerbaar zijn indien ze hun jaar overzaten. De maatregelen Eyskens-Coens troffen vooral de universiteiten in het Franstalig landsgedeelte, want zij hadden de laatste jaren massaal buitenlandse studenten aangetrokken. Door de uitvaardiging van de beide KB's moesten die Franstalige universiteiten het met 160 miljoen minder stellen. Vandaar dat het protest tegen deze maatregels vooral in Wallonië en Brussel leefde [328].

 

         D. HET NATIONAAL AKTIEKOMITEE.

 

         Als studentenvakbeweging voelde de VVS-SVB zich geroepen om de sociale verworvenheden van de studenten te verdedigen en de reaktie tegen de bovenstaande maatregelen te organizeren. Daarom riep zij op 25 september 1981 een vergadering bijeen met afgevaardigden uit tientallen universiteiten en NUHO-instellingen uit heel België. Er werd een Nationaal Aktiekomitee (NAK) voor de Demokratizering van het Onderwijs opgericht dat een aktievere basis moest krijgen dan het NAK dat vorig jaar rond dat tema werkte. Zo'n nationaal orgaan was immers noodzakelijk om de aanvallen tegen de sociale voorzieningen (vervat in het ontwerp-Bosmans en het voorstel-De Bondt) een halt te kunen toeroepen. Omdat de reaktie tegen de KB's van Eyskens en Coens vrij sterk leefde in het Franstalig landsgedeelte werd de intrekking ervan ook in het eisenplatform opgenomen. Philippe Berger, voorzitter van de VVS-SVB in 1980-'81, werd tot voorzitter van het NAK gekozen.

 

DE AKTIESTRUKTUUR.

 

         In oktober werden in vele fakulteiten en scholen Fakultaire Aktiekomitees (FAK's) opgericht, d.w.z. volksvergaderingen die de basis moesten vormen van de aktiestruktuur. Elke FAK, zowel van NUHO als van de universiteiten, zond maximum drie personen naar een wekelijks Regionaal Aktiekomitee (RAK). Dat RAK werkte een regionaal aktieschema uit en vaardigde op zijn beurt vijf studenten af naar het NAK. Dat laatste was het forum van het studentenstandpunt t.o.v. de overheid en de koördinator van de RAK's (waaraan het evenwel geen beslissingen kon opdringen) (1).

         De VVS had het initiatief genomen tot het samenroepen van het NAK, verzorgde het sekretariaatswerk en verspreidde informatie. Maar haar rol reikte verder: de FAK's waren waren vaak opgericht door SVB-kernen of fakultaire werkgroepen en de VVS probeerde voortdurend, conform haar Politiek Platform, de aktie te radikalizeren en in en bredere kontekst te plaatsen (2).                   

(1) Vergelijk ook met de NSF-struktuur; zie hoger, 2,       31.

(2) ARUG. Verslag RAK Leuven 24 september 1981.

    Roje Woef, jg. 2

    (1981-'82) nr. 3, z.p.

    AVVS. "Standpunt voor de uitbouw van een demokra tische massa-aktie" (1981).

    ARUG. Verslag R.P.

    Leuven 3 december '81.

         Dat ook mensen uit het niet-universitair hoger onderwijs zich achter de eis tot intrekking van het wetsvoorstel-De Bondt schaarden lijkt op het eerste gezicht misschien eigenaardig. Zij kregen nu immers eindelijk eigen sociale voorzieningen. En de VVS ijverde toch ook reeds jarenlang voor een gelijk sociaal statuut voor NUHO en universiteit? De NUHO-studenten kregen echter een bij voorbaat gehandicapte sociale sektor: zij moesten die immers opbouwen met hun eigen inschrijvingsgeld, dat voor die gelegenheid werd verhoogd tot (maximum) 10.000 frank. Bovendien was het voor de veelal kleinere scholen onmogelijk sociale voorzieningen op te starten vanuit een dergelijk klein budget [329]. Het alternatief dat het NAK formuleerde was de oprichting van autonome regionale dienstencentra die volledig door de staat zouden worden gesubsidieerd. Dit voorstel was al eerder geponeerd door de studentenfraktie in de ministeriële kommisie m.b.t. de sociale sektoren [330], en werd ook gesteund door de sociale diensten van de universiteiten. Voor wat het ontwerp-Bosmans betreft was het NAK niet tegen een hervorming van het studiebeurzenstelsel, integendeel : de hervorming moest nog veel diepgaander zijn en op termijn zelfs studie-inkomen creëren [331]. De KB's van Eyskens en Coens daarentegen moesten eenvoudigweg worden ingetrokken. Studenten uit de derde wereld moesten de kans krijgen om hier een volwaardige opleiding te krijgen, mét een volledige subsidiring [332].

 

         Op 1 oktober startte het NAK haar akties met een bezetting van het CVP-sekretariaat in de Brusselse Tweekerkenstraat. Bij de opening van het akademiejaar (5 oktober 1981) organizeerden de RAK's van Leuven, Gent en Brussel een geldinzameling bij de professoren om "de sociale sektor te financieren". Diezelfde week gingen de studenten van de VUB al voor drie dagen in staking. Intussen begonnen in Gent veertien studenten van het RAK een hongerstaking die ze zouden volhouden tot 14 oktober, de dag vóór de eerste nationale betoging. Die dag werd er in Leuven gestaakt bij Politieke en Sociale Wetenschappen, Kriminologie, Pedagogie en Psychologie en werden er aan de overige fakulteiten en aan de andere universiteiten informatievergaderingen gehouden. De nationale betoging van 15 oktober kende echter niet het verwachte sukses, wat wellicht grotendeels te wijten was aan de aanhoudende regen. Onder de 3.000 manifestanten stapte een opvallend grote ABVV- en FGTB-delegatie mee op. Een dag later verweet Jef Claes in Het Volk de betogers een "korporatistische ingesteldheid". De universiteitsstudenten waren in zijn ogen een bevoorrechte klasse die de minder gegoede studenten van het NUHO geen duit gunden. Natuurlijk kwamen de meeste studenten op straat om het behoud van de eigen beurzen en sociale sektor te bepleiten, maar Claes vergat dat de betogers voor bijna de helft (!) NUHO-studenten waren. Het was er het NAK immers niet om te doen de privileges van de universiteitsstudenten te beschermen, het wilde vermijden dat zowel het NUHO als de universiteit elite-instellingen werden met allemaal 10.000 frank jaarlijks te indexeren inschrijvingsgeld en met slechts een beperkt aantal beurzen. Toch waren er inderdaad heel wat mensen in het NUHO van oordeel dat de VVS zich zo inzette tegen het voorstel De Bondt omdat de universiteiten er zo op tegen waren. Die kritiek hinderde natuurlijk de uitbouw van de aktie aan de zijde van het NUHO aanzienlijk. Een andere rem op de akties was dat er geen onmiddellijk ge-vaar meer dreigde. N.a.v. nieuwe verkiezingen waren immers de Kamers ontbonden en vermits het voorstel van senator De Bondt nog niet was gestemd, werd het van de rol afgevoerd [333].

 

         Het NAK tegen De Bondt-Bosmans-Eyskens-Coens ging echter door. Maar in tegenstelling tot Luik, waar de strijd nu pas radikalizeerde (zie kader), bleef het elders vrij rustig. Aan Vlaamse kant viel er enkel nog in Gent enige aktiebereidheid te bespeuren. Op 12 november had daar een regionale aktiedag plaats met een debat, een bezetting van de Blandijn, een fakkeltocht en een fuif. Enkele dagen later begon Peter Van Lancker (lid van VVS-SVB) een hongerstaking in het studentenrestaurant De Brug. Hij zou zijn aktie volhouden tot de tweede nationale betoging op 26 november, die hij - zeven kilo lichter - vanuit de radiowagen meevolgde. Deze betoging, ingericht n.a.v. de eerste zitting van het nieuwe parlement, kreeg opnieuw af te rekenen met bar weer. Het aantal manifestanten was nu zelfs geslonken tot 1500. Hierna gaf de VVS het op nog uitnodigingen te versturen voor een NAK. Dat er ondanks de massale propaganda slechts zo weinig betogers waren komen opdagen bewees volgens haar voldoende. De aktie was doodgebloed. De oorzaken zag de VVS in het feit dat de FAK's in de meeste centra niet genoeg ontwikkeld waren en te zeer binnen hun fakulteit geïsoleerd bleven. Maar ook het NAK trof schuld: er werd te veel geïmproviseerd, er was geen aktiescenario dat gebaseerd was op politiek inzicht. Ook de verspreiding van informatie en alternatieven was in gebreke gebleven, zo gaf de VVS toe. En van de radikalizatie van de studenten was niet bijster veel terechtgekomen [334].

 

EN IN WALLONIE...

 

         Vanaf het begin waren de Franstalige universiteiten en hogescholen aktief betrokken bij het verzet tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens. Veel meer dan voorheen (1) slaagden zij er nu in een stevige aktiestruktuur uit de grond te stampen. Dat kwam doordat zij reeds in september bij het Nationaal Aktiekomitee (NAK) werden betrokken. Ook aan Franstalige kant werden toen fakultaire en regionale aktiekomitees opgericht, met het Comité National d'Action als kordinatie-orgaan. Het was dus niet langer de bureaukratische FEF die sporadisch wat akties startte, er was nu ook in Wallonië een demokratische aktiestruktuur. De akties zelf kregen er overigens de steun van de rektoren en van een deel van de publieke opinie. De meeste maatregelen - vooral dan de KB's van Eyskens en Coens - bleken immers juist de Waalse en Brusselse universiteiten het ergst te treffen en werden daarom gezien als een flamingantische provokatie. Toch vielen ook aan Franstalige zijde de akties eind oktober stil, behalve dan in Luik. Aan de ULg kwam er nu net een radikalizering van het protest. De eerste twee weken van november bezetten veertig Luikse studenten het rektoraat en de sociale dienst, wat gepaard ging met een hongerstaking. Maar na de tweede nationale betoging van 26 november viel ook hier de aktie stil (2).

 

(1)  Zie bv. de nederlaag van de    Waalse studenten in de       10.000-akties.

(2)  Roje Woef, jg. 2 (1981-'82)     nr. 3, z.p.

         AVVS. knipselmap 1981

 

         En hoe zat het nu met de maatregelen? De Bondt diende zijn voorstel niet onmiddellijk weer in. Hij maakte een grondige herwerking die rekening hield met de kritiek. In januari 1983 zou hij dit voorstel dan in de Senaat neerleggen [335]. Het ontwerp Bosmans werd in mei 1982 door de Hoge Raad voor Studietoelagen (na enkele aanpassingen) als definitief voorstel ingediend bij het Ministerie van Onderwijs. Het kreeg de naam Simulatie 38. De Hoge Raad gaf echter zelf toe dat noch het huidige noch het nieuwe beurzenstelsel een oplossing bood voor de mensen onder het socio-vitaal minimum (SVM). Jan Lenssens, in de Vlaamse executieve bevoegd voor het onderwijs, hield echter geen rekening met dit voorstel. Hij liet zijn kabinet in september 1982 een eigen ontwerp opstellen dat o.a. de grens voor minvermogendheid vaststelde op 62 % van het SVM: de Simulatie 33 [336]. De KB's van Eyskens en Coens bleven ongewijzigd [337].

 

2. De ontwikkelingen in de regio's.

 

         A. GENT.

 

         De Gentse R.P. was sedert de oprichting van de SVB al steeds de meest aktieve geweest. Zij steunde in de eerste plaats op een aantal werkgroepen die zich aktief met de VVS-SVB inlieten (KRAPP, KRASS, SOWEGE, WELA, RKW, KRIWEGE, Werkgroep Moraal, Mordikus) en had goede relaties met de plaatselijke konventen. Zij was in Gent de drijvende kracht geweest in de akties tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens. De Gentse regio was overigens de enige plaats waar de Fakultaire Aktiekomitees - mede door de rol van de werkgroepen - echt goed hadden gewerkt. Diezelfde demokratische aktiestruktuur werd in februari gebruikt bij de betaalstaking in de studentenrestauranten (naar analogie met Leuven; zie verder) en de mobilizatie voor de betoging tegen de afbraak van de sociale verworvenheden (8 februari 1982). Op 4 december had VVS-Gent een Nationale Dag tegen Kernenergie ingericht, maar die viel toevallig samen met de anti-VMO-betoging in Antwerpen, zodat veel SVB'ers niet wisten wat te kiezen. Ook Gent kende trouwens zijn anti-fascistische aktiviteiten, doorgaans i.s.m. het AFF. Ook nationaal werkten de beide anti-fascistische organizaties (AFF en VVS) samen, o.a. in een nationale betoging "Tegen de fascistische straatterreur" in Antwerpen (27 februari 1982) en in een Dag tegen het Fascisme in Gent (8 mei 1982) met o.a. een lezing van professor Jan Roegiers over de nazi-vervolging van homo's, waarop ca. 2.000 jongeren aanwezig waren [338].

 

         Toen de Regering Martens V in februari 1982 een aantal (men sprak van een "trein") volmachtsbesluiten doorvoerde, was het ook in Gent dat de eerste reaktie loskwam. De VVS richtte er i.s.m. enkele werkgroepen de Initiatiefgroep voor een snelle reaktie op. Met o.a. akties aan het St.-Pietersstation wou zij haar protest laten horen tegen de beslissing  om  nog  maximum 7.000 frank stempelgeld toe te staan aan jongeren tussen 18 en 25 jaar. Toen in mei het gerucht werd opgevangen dat de regering de betoelaging van de universiteiten nog eens flink (er was zelfs sprake van 5,5%) wou inkrimpen, kwamen de Gentse SVB'ers weer op straat. Met de examens voor de deur slaagden zij er echter niet in een aktiebeweging uit te bouwen [339].

 

Afb. 18: De regering Martens V in de ogen van de VVS-SVB. Bemerk ook de journalist van De Standaard.

 

         B. LEUVEN.

 

         In de akties tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens stond de VVS in Leuven lijnrecht tegenover SORA. De Sociale Raad was doorgaans de organizator van regionale akties maar gaf absoluut geen stimulansen om Fakultaire Aktiekomitees op te richten. Dat was nu volgens de VVS één van de oorzaken waardoor de aktie zo snel was doodgebloed. De Leuvense VVS-SVB beschouwde zichzelf als het basisdemokratische tegengewicht tegen de bureaukratische ASR. Toch zaten er ook zes SVB-leden in SORA en werkte de VVS mee aan de betaalstaking in de Alma's. De aktie werd door SORA georganiseerd n.a.v. de verhoging van de Alma-prijzen met vijf frank. De VVS wilde ook hierrond aktiekomitees oprichten, maar daar was SORA niet voor te vinden. Daarom werkten de twee organizaties samen in een betaalstakingskomitee dat in januari 1982 Alma-tickets verkocht tegen de oude prijs. De opbrengst werd ingehouden om druk te kunnen uitoefenen, evenwel zonder sukses. Ook de staking in verscheidene fakulteiten, de bezetting van Alma II op 12 januari en de betogingen op 19 en 21 januari konden de nieuwe Alma-prijzen niet terugschroeven [340].

 

         Na deze betaalstaking viel de werking van VVS-Leuven zo goed als stil. Alleen in april liet zij terug van zich horen als organizator van een open werkvergadering rond de anti-fascistische strijd, en bracht zij een brochure uit waarin n.a.v. de kringverkiezingen de VVS-visie op medebeheer uit de doeken werd gedaan. De steller van deze brochure was de SVB-kern Pedagogie, die dit jaar net was opgericht. Een andere nieuwe SVB-kern werd gevormd door de Radikale Kriminologen. Samen met de Verontruste Historici en de kernen Germaanse en Politieke en Sociale Wetenschappen waren er nu vijf SVB-kernen in Leuven, maar het aantal leden bleef er toch teruglopen. Dat kwam grotendeels omdat de Leuvense R.P. steeds meer werd herleid tot een strijdperk tussen maosten en trotskisten, wat ongebonden VVS-leden en mensen uit de werkgroepen afschrikte. De SJW'ers verdedigden in die disputen het standpunt dat moest worden uitgegaan van de konkrete problemen van de studenten om zo politieke eisen binnen te brengen. De maoïsten wilden daarentegen uitgaan van brede aktiekomitees waarin ook a-politieke studenten meewerkten. In zo'n massabeweging moest er dan een voorhoede van geschoolde SVB-militanten opereren die geleidelijk aan mensen moest politizeren. Zo'n konflikt tussen trotskisten en MLB'ers deed zich nauwelijks voor in Gent, maar des te meer in Brussel [341].

 

         C. BRUSSEL.

 

         Dit jaar slaagde men erin in Brussel een heuse VVS-SVB-afdeling op te richten. Vroeger werd de Tendens er steeds vertegenwoordigd door de SJW, maar sedert de oprichting van de SVB was de VVS-werking in Brussel haast volledig stilgevallen. Nu waren er toch al een zestigtal VVS-SVB-leden in de Belgische hoofdstad (voor het merendeel maoïsten), en zij besloten nu een permanente werking op te starten. Er kwamen kernen in de VUB-fakulteiten Letteren en Wijsbegeerte, Pedagogie en Psychologie, Ekonomische, Politieke en Sociale Wetenschappen, Wetenschappen en Toegepaste Wetenschappen. N.a.v. de verkiezingen voor de RvB en de Sociale Raad van de VUB trad VVS-Brussel voor het eerst naar buiten. Naar het Gentse voorbeeld wilde de VVS ook hier een boycotkampagne voeren, maar zij wou wel vermijden dat er desondanks toch nog rechtse studenten verkozen zouden worden die het de progressieve studentenbeweging moeilijk zouden maken, zoals dat aan de RUG gebeurde. Daarom kozen de Brusselse SVB'ers voor een "boycotlijst". Haar verkozenen zouden weigeren naar de vergaderingen te gaan, tenzij er pariteit en uitsluiting van de vertegenwoordigers uit de ekonomische wereld werd verkregen. Bij de verkiezingen op 2 december werd er echter slechts één SVB-kandidaat verkozen. Toch noemde de VVS dat een sukses. Twee derde van de studenten was niet komen opdagen, wat er volgens haar op wees dat zij niet langer geloofden in het medebeheer. Daarnaast had de VVS met deze stunt alleszins bekendheid verworven.

         Later tijdens het jaar voerde de VVS-Brussel i.s.m. Vrij Onderzoek nog aktie tegen het wetenschappelijk onderzoek dat aan de VUB gebeurde voor de NAVO en voor privébedrijven en zette zij in de maanden januari tot maart een grootse kampagne tegen racisme op het getouw [342].

 

         Daarmee was VVS-SVB-Brussel definitief uit de startblokken. Zij kampte echter nog met twee problemen. Het eerste probleem was dat aanvankelijk de MLB (met Eugeen Donkers als kopstuk) zo sterk stond in de Brusselse VVS. De Regionale Ploegen deden niet veel meer dan stemmen over MLB-voorstellen, wat natuurlijk verhinderde dat de VVS-SVB een echt progressief eenheidsfront kon worden. Na enkele maanden trokken de maosten zich echter volledig terug. Zij hadden genoeg van de tegenwerking die zij kregen van de N.P. en hadden intussen ook ingezien dat zij de strukturen van de VVS niet voor hun doelstellingen konden gebruiken in de mate dat zij gewenst hadden. Het gevolg was dat vele kernen stilvielen en dat de overblijvenden het moeilijk hadden om het werk voort te zetten. Daar dook ook een tweede probleem op: aan de VUB was er geen traditie van werkgroepen zoals in Gent, en evenmin van kring- strukturen zoals in Leuven, zodat uiteindelijk iedereen op zichzelf terugviel. Daardoor was een uitgebouwde permanente werking onmogelijk, maar toch bleef de Brusselse VVS-SVB-afdeling overeind. Meer nog, ze zou al snel meer leden tellen dan de Leuvense regio [343].

 

         D. ANDERE CENTRA.

 

         In januari 1982 werd een SVB van het Sociaal Hoger Onderwijs van het Korte Type opgericht dat al een jaar eerder als een "SVB-Maatschappelijk Werkers" was aangekondigd. Dit was voornamelijk het werk van de oud-KSS voorzitter Adriaan Vermeersch, die dit jaar als gewetensbezwaarde op het nationaal VVS-sekretariaat werkte. Hij opteerde er echter voor deze SVB-SHOKT niet te nauw met de VVS-werking te betrekken. Net als haar voorganger, de KSS, moest deze organizatie opnieuw proberen alle studenten van de sociale hogescholen te vertegenwoordigen. Zij zou daar echter nooit in slagen. Wel kon zij bereiken dat vertegenwoordigers van vijf à zes scholen driewekelijks bijeenkwamen om de belangen van de studenten van hun inrichtingen te verdedigen [344].

 

         De Antwerpse akties tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens werden gekoördineerd door het Antwerps Studentenkorps (van het RUCA). De VVS ondernam daarom verscheidene pogingen om dit ASK bij haar werking te betrekken om zo de uitbouw van van werkgroepen in Antwerpen te stimuleren. Het ASK is echter nooit ingegaan op de uitnodigingen om de vergaderingen van de N.P. bij te wonen. De VVS telde in Antwerpen vier aktieve leden [345].

 

         In Kortrijk steunden de akties tegen De Bondt en Co in grotere mate op de sociale scholen (HRIEPSO, IPSOC) dan op de KULAK. Toch legde de VVS eerder de nadruk op de universiteit om daar fakultaire initiatieven te steunen. De Kortrijkse VVS-leden achtten het overigens onmogelijk om naast de zeldzame progressieve aktiviteiten ook nog eens een eigen werking op poten te zetten. Pamfletten en SVB-Bladen moesten in Kortrijk steeds door mensen van het Nationaal Sekretariaat worden verspreid. Idem dito voor het LUC in Diepenbeek waar de VVS-SVB één (sic) lid had [346].

 

3. Kongressen 1982: de wrevel komt boven.

 

         Op het Nationaal Kongres (Gent, 2 april 1982) werd de Gentse ekonomie-student Johan Dhont tot nieuwe voorzitter gekozen [347]. Net als vorig jaar werd er ook weer veel aandacht besteed aan het Politiek Platform. Er werden een aantal amendementen doorgevoerd, maar de essentiële lijn bleef bewaard. De maoïstische SVB'ers hadden echter hun bedenkingen hierbij. Zij vonden de diskussies over het amenderen van het P.P. zinloos, en zagen eigenlijk liever het platform in zijn geheel verdwijnen. In hun ogen was het P.P. te beperkt, en schrikte het teveel mensen af. Karel Meganck van de Leuvense MLB bepleitte een VVS die openstond voor alle studenten, ook de niet-progressieve. Dat wou echter niet zeggen dat zij een VVS beoogden die zich enkel nog met onderwijsmaterie bezighield en het politieke luik liet vallen. Zij wou van de VVS een zeer brede massa-organizatie maken waarin, zoals hoger vermeld, een groep aktieve militanten aan politizeringswerk deed. In dat kader moesten ook de pogingen gezien worden om de VVS herop te richten als representatieve studentenoverkoepeling [348].

 

         Dit standpunt mag dus niet worden verward met het verlangen dat bij sommige SVB'ers leefde om de syndikale belangenverdediging in de VVS te laten primeren op het politizeringswerk. Het was in dat kader dat er twee jaar eerder vanuit Antwerpen een voorstel kwam om van de VVS een neutraal koördinatie-orgaan van werkgroepen te maken, omdat de toenmalige positie van de VVS-SVB in Antwerpen onhoudbaar was [349]. De Gentse meerderheid in de VVS had daar toen echter geen oren naar, met als gevolg dat de Antwerpse VVS-afdeling in het niets verdween. De MLB'ers ondervonden ook de argwaan van vele studenten voor de gepolitizeerde VVS, maar wilden nu in een "verbrede" VVS hun maatschappelijke bewustmaking voortzetten. De meerderheid op het N.K. vond het echter noodzakelijk dat de VVS een progressieve studentenvereniging zou blijven, met ook standpunten over niet-onderwijsgebonden materies. Dan wisten de studenten tenminste waar de VVS-SVB voor stond. Bovendien waren er vele linkse studenten die niet geïnteresseerd waren in onderwijsanalyses maar juist wel in problemen als kernenergie, racisme, milieu, de bewapeningswedloop e.d. En die mensen moest de VVS nu juist proberen te verenigen. Het voorstel van de maoïsten werd verworpen [350].

 

         Er kwam ook nog een ander probleem in de VVS naar boven. De Leuvenaars (w.o. veel MLB'ers) bleven immers hameren op de noodzaak van een grotere inbreng van de regio's in de organizatie. Zij voelden zich voorbijgestoken door de nationale werking die grotendeels door mensen uit Gent werd bepaald. In dit kader wensten zij ook de herinvoering van een mandatensysteem: enkel de studenten die op de Regionale Kongressen verkozen waren, zouden stemrecht krijgen op het N.K. Zo hoopten zij hun positie in de VVS te kunnen versterken. De Leuvense VVS-SVB kampte net als Brussel sterk met een intern konflikt tussen MLB'ers en SJW'ers. De enige manier om deze machtsstrijd in de Leuvense VVS te kunnen doorbreken zag zij in een terugkeer naar de politieke tendensen. Op de R.K.'s zouden dan vertegenwoordigers van die tendensen (op basis van een politiek platform) verkozen worden en gemandateerd worden naar het N.K. Ook deze voorstellen vielen niet in goede aarde bij de overige SVB'ers. Volgens hen was de VVS een linkse eenheidsorganizatie, en mocht die niet gemonopolizeerd worden door één tendens. Zulk een VVS zou nog langdradigere diskussies kennen dan nu rond het P.P. gevoerd werden en zou intern verlamd worden. Het Nationaal Kongres was overigens de statutaire nationale ledenvergadering, die openstond voor alle lidkaarthouders en niet enkel voor gemandateerden uit de centra. De macht van de R.K.'s moest zich beperken tot een evaluatie van de aktiviteiten in de eigen regio en de uitwerking van de op het N.K. aangeduidde nationale werkingsassen. Met deze beslissing werden de Leuvense SVB'ers terug naar af verwezen. Ontevreden keerden zij naar huis terug, en een week later werden op de Leuvense Regionale Ploeg de besluiten van het N.K. betreurd [351].

 

         De beide voorstellen die op het kongres verworpen werden, waren signalen dat het het progressieve eenheidsfront van de VVS aan het barsten was. De MLB'ers probeerden met alle middelen de VVS in te schakelen in hun eigen revolutionair koncept, en botsten daarbij tegen SJW'ers en onafhankelijke syndikalisten. Die laatsten stonden vooral in Gent sterk, de eersten vooral in Brussel en Leuven. In die twee centra had de MLB een stevige vinger in de pap, en ze was dan ook bijzonder mistevreden met de achterstand van die regio's t.o.v. Gent. Maar ook de niet-maoïstische SVB-leden vonden daar dat de Nationale Ploeg van de VVS te weinig rekening hield met hun verlangens. Door het monopolie van de Gentenaars op nationaal vlak en de interne konflikten op regionaal vlak zouden in Leuvense en Brussel steeds meer mensen uit de R.P. wegbleven. Zo werd de positie van die centra in de VVS nog zwakker en verwerd de VVS er tot een praatbarak van klein links.

 

 

3. EEN NIEUWE VLAAMSE STUDENTEN-OVERKOEPELING (Akademiejaar 1982-1983).

 

         Dit jaar zou de VVS-SVB eenvoudig doorgaan op het ingeslagen pad: een progressieve studentenvereniging met werkgroepen aan haar basis. Nou ja, toch in Gent. In de andere regio's stelde de VVS niet veel meer voor. Zij degradeerde meer en meer tot een links splintergroepje en begon ook in Gent heel wat van haar aanzien in te boeten. Dat laatste was o.a. te wijten aan haar radikale houding t.o.v. het NSV. De konflikten tussen extreem-links en extreem-rechts brachten immers het imago van de VVS (en ook van andere klein-linkse verenigingen) heel wat schade toe. Naast het antifascisme werd er in 1982-'83 ook heel wat aandacht besteed aan kernenergie. In het SVB-Blad nr. 3, een temanummer rond deze problematiek, werd er enerzijds stelling genomen tegen burgerlijke milieu-organizaties (die de verdediging op zich namen van de middenklasse die door de voortschrijdende industrializering bedreigd werd) en anderzijds tegen de linkse partijen (die de problematiek vaak over het hoofd zagen of die haar ondergeschikt maakten aan de klassenstrijd) [352]. Op onderwijsvlak was er ook dit jaar weer een grote boterham aan maatregelen. Een gekoördineerde reaktie hiertegen bleek echter nog moeizamer te verlopen dan tijdens het vorige akademiejaar. De studentenbeweging leek wel totaal te zijn stilgevallen.

 

         Om hieraan en aan het vacuüm, dat na het wegvallen van de VVS als alle studenten vertegenwoordigende organizatie was ontstaan, iets te veranderen zou vanuit maoïstische middens in Leuven opnieuw een poging worden gedaan om een nationale studentenoverkoepeling op te richten. Ditmaal echter met meer sukses dan de vorige pogingen. De Vlaamse Studentenfederatie zou zich profileren als een opvolger voor de in 1977 ter ziele gegane overkoepelende VVS. Ondertussen zou de VVS-Studentenvakbeweging steeds verder in de obskuriteit wegzakken.

 

1. Het werkvlak van de VVS in 1982-1983.

 

         A. BESPARINGEN IN HET ONDERWIJS.

 

         Het was weer zover. De regering had in de zomervakantie weer eens flink zitten snoeien in het onderwijsbudget. Op 7 augustus 1982 werden drie KB's uitgevaardigd door Daniël Coens, de nieuwe Minister van Onderwijs. Die besluiten verminderden de werkingstoelagen voor de universiteiten met 2,5 % (273 miljoen voor Vlaanderen, 278 miljoen voor Wallonië), verlaagden  fiks  de wedden  voor  assistenten  en verstrekten volmachten aan de beheerraden van de rijksinstellingen om zelf personeel te ontslaan en lonen te verminderen (CAO's en personeelsstatuten negerend). Als gevolg van deze maatregelen werden aan de Gentse universiteit driehonderd arbeidsplaatsen geschrapt, verdubbelden de maaltijdprijzen aan het RUCA, moest de ULB op zeven jaar tijd twintig procent van haar personeel laten afvloeien en kreeg de beheerraad van de Luikse universiteit de opdracht een tekort van één miljard frank weg te werken (om maar iets te noemen). Dat was echter nog niet alles. Coens snoeide ook in het NUHO: vanaf 1 september 1983 zou een niet-universitaire hogeschool nog maar 85 % van haar totaal aantal lestijden mogen inrichten en zou de splitsingsnorm voor klassen in de normaalscholen verdubbelen (van 16 naar 31 leerlingen) [353].

 

Afb. 19: Coens delegeerde
zijn volmachten
 naar de universiteiten.

 

         Ook de studiebeurzen waren weer aktueel. Minister Lenssens  had het voorstel van de Hoge Raad voor Studietoelagen naast zich neergelegd en had zelf een ontwerp laten opstellen, m.n. de Simulatie 33. Daarbij verlaagde hij de grens van minvermogendheid tot 62 % van het Socio-Vitaal Minimum. M.a.w. enkel de studenten uit inkomens die beneden deze grens lagen, kregen de maximumbeurs uitgekeerd. Het plan van Lenssens nam de studenten die bij het ontwerp van Bosmans uit de boot waren gevallen wel weer op in het beurzenstelsel, maar het bouwde de beurzen stelselmatig af vanaf de minvermogendheidsgrens (die nu een stuk onder het SVM lag). Daardoor zouden de inkomens van gezinnen net boven het SVM een stuk onder de armoedegrens zakken wanneer een lid van zo'n gezin zou gaan studeren. Ontoelaatbaar volgens de VVS-SVB, maar ook volgens Bosmans, die als SP'er nu in de oppositie zat en de studentenbeweging alsnog voor zijn voorstel probeerde te winnen [354].

 

         Onder druk van de artsensyndikaten pakte Minister van Sociale Zaken Jean-Luc Dehaene nu ook nog uit met een voorstel tot studieduurverlenging voor geneeskundestudenten. Nadat zijn voorstel om de studies effektief op negen jaar te brengen echter was verworpen, stelde hij een systeem voor waarbij de student na zeven jaar kandidaat-geneesheer werd. Hierna moest die dan nog twee jaar werken bij een stagemeester tegen een "billijke vergoeding". Verdoken studieduurverlenging volgens de VVS die het systeem voorts nog beschreef als een terugkeer naar een middeleeuws korporatistisch gildensysteem [355].

 

         Het spreekt voor zich dat een reaktie op deze nieuwe reeks maatregelen niet op zich liet wachten. Vooral vanuit de Leuvense Sociale Raad werd er op aan gedrongen dat er opnieuw werk zou worden gemaakt van - wat dacht u - een Nationaal Aktiekomitee (NAK). De maoïsten van SORA hoopten daarmee de toch betrekkelijk suksesvol verlopen akties van het vorige jaar nog eens dunnetjes te kunnen overdoen. Maar het spook van Lenssens noch dat van Coens leefde echt onder de studenten. Op de oprichtingsvergadering van het NAK waren er wel wat geïnteresseerden komen opdagen, zowel uit Wallonië als uit Vlaanderen, maar hierna is er geen enkel serieus NAK meer gehouden. Het NAK bleek een doodgeboren kind. Bijgevolg is er van nationale akties niet veel terecht gekomen en bleef het kalm aan de universiteiten. Alleen in november werd er aan de RUG en de VUB wat aktie gevoerd tegen het ontwerp van Dehaene, maar nadat deze de stages na de studies fakultatief had gemaakt stierf deze aktie weg. Eveneens in november begon de VVS in Gent met prikakties tegen de besparingen van Coens [356]. Een regionale betoging (op 24 november 1982) trok echter slechts 500 studenten en personeelsleden, en de gelijklopende staking in enkele fakulteiten getuigde van bijster weinig entoesiasme. Het mag dan ook niet verbazen dat deze akties geen vervolg kenden [357].

 

         In verhouding daarmee was er toch meer aktiebereidheid te vinden onder de NUHO-studenten. Nochtans was het alleen in Gent dat de R.P. van de VVS erin slaagde een aantal scholen te verenigen in een Regionaal Aktiekomitee (RAK). De nefaste gevolgen van de maatregelen van Coens op de werkgelegenheid en de pedagogische situatie in die scholen lieten dan toch velen niet onberoerd, en de VVS hoopte door het protest te bundelen eindelijk ook in het NUHO voet aan de grond te krijgen [358]. De VVS-SVB werkte in het RAK samen met het Stedelijk Technisch Instituut, het RITO, de Rijks- en de Stedelijke Normaalschool, het SHISS en de Stedelijke Akademie. Het wantrouwen van deze scholen tegenover de marxistische VVS was doorgaans echter vrij groot, en de medewerking kwam er enkel nadat de VVS had duidelijk gemaakt dat zij zich zou beperken tot materiële ondersteuning. Maar ook dan nog bleef alles beperkt tot een aantal kleinere betogingen (maximum 600 deelnemers) gedurende de maand oktober. In de andere regio's bestonden er geen aktiekomitees en werd er bijgevolg nog minder aktie gevoerd dan in Gent. Er waren wel sporadisch betogingen van leerlingen en leerkrachten in Kortrijk, Damme en Antwerpen, en in de laatste week van oktober werd er in enkele normaalscholen gestaakt. Maar hierna werd het overal weer kalm. De akties hadden niets konkreets opgeleverd. De maatregelen van Coens werden niet ingetrokken, en de VVS had het NUHO niet dichter bij haar werking kunnen betrekken [359].

 

         Toch hadden deze akties twee gevolgen voor de VVS. Ten eerste was de studentenvakbeweging nauw gaan samenwerken met de ACOD, de socialistische vakbond voor overheidspersoneel. Vanaf 1979 waren overigens geregeld verscheidene SVB'ers lid van het ACOD. Om de strijd tegen de regeringsmaatregelen beter te kunnen kordineren waren er zelfs voorstellen gekomen om de VVS-SVB bij de ACOD te laten aansluiten. Vooral de Brusselse VVS-SVB'ers waren wel te vinden voor een studentencentrale binnen het ABVV. In de N.P. werd het voorstel ernstig bediskussieerd, maar werd het uiteindelijk van tafel geveegd omdat de ACOD-hoger onderwijs slechts weinig inbreng had in het ABVV, en omdat de VVS in de vakbond haar autonomie zou verliezen. Een "ACOD-studenten" zou immers naar de vakbondstop moeten luisteren en zou bovendien geplaagd worden door bureaukratizering. In 1967 was Paul Goossens ook al eens met het ABVV gaan diskussiëren over dezelfde voorstellen, alleen was het toen de ABVV die afkerig stond tegenover de idee. Nu was het de VVS zelf die liever autonoom wou blijven [360].

 

         Een tweede gevolg voor de VVS was dat zij van de akties en de samenwerking met het onderwijspersoneel gebruik kon maken om een duidelijk standpunt over het onderwijsnet in zijn geheel naar voren te brengen. Tegenover het verzuilde en verdeelde onderwijs (ten dienste van de industrie, met povere rechten voor leerlingen en personeel), plaatste zij nu het alternatief van één openbaar, demokratisch en pluralistisch onderwijsnet. Het ging volgens de VVS niet op dat de gemeenschap betaalde voor een onderwijs dat nadien eenzijdig georiënteerd werd naar de behoeften van een kleine groep machthebbers (de kapitaalbezitters). Een openbaar onderwijs werd georganizeerd op kosten van de gemeenschap, en moest dus ook ten dienste staan van de totale gemeenschap. Het onderwijs moest ook demokratisch zijn, en wel in twee betekenissen: het beleid van de onderwijsinstellingen moest bepaald worden door de betrokkenen zelf (personeel en leerlingen) én het onderwijs moest open staan voor iedereen (zonder financiële of andere barrières). De VVS vond ook dat het verzuilde onderwijssysteem een normen- en waardenpatroon oplegde aan de jeugd, iets wat niet enkel konfessioneel-filozofisch was bepaald maar ook vaak ten dienste stond van de ekonomische machtscentra. Daarom moest het onderwijs pluralistisch zijn, het moest maatschappelijk relevante kennis overdragen en een kritische ingesteldheid aanleren. Ten slotte was de VVS nog van oordeel dat zo'n pluralistische school niet mocht worden opgericht naast de bestaande onderwijssystemen, want dat zou leiden tot een zinloze konkurrentieslag. Er mocht daarom slechts één net bestaan. In dit VVS-voorstel werden de onderwijsdoelstellingen die eerder al geformuleerd waren in het Politiek Platform gebundeld in een koherent alternatief, wat de slagvaardigheid ten goede moest komen [361].

 

         B. ANTIFASCISME.

 

         De polarizatie tussen links en rechts aan de universiteiten groeide zienderogen. Enerzijds was er de groeiende aanhang van de nieuw-rechtse Nationalistische Studentenvereniging (NSV) en haar (volgens de VVS) "steeds driestere optreden", anderzijds was er de slinkende aanhang van extreem-links die alles in het werk stelde om de zwarte opmars te stoppen. Ook dit jaar werden er weer verscheidene pogingen ondernomen om te vermijden dat het NSV spreekrecht kreeg op de universitaire kampus. Op 2 februari 1983 had het NSV een Zuid-Afrika-meeting gepland in de Gentse Blandijn. Om echter niet in dezelfde situatie terecht te komen als in 1982 (toen een linkse betoging vanuit de Blandijn werd bekogeld) hadden leden van het AFF, de VVS-SVB en de VKS zich op voorhand in het gebouw verschanst. De rechts-nationalisten waren genoodzaakt hun meeting elders te organizeren. Deze aktie werd echter vrij negatief onthaald in de pers. De linkse groepen werd verweten dat zij zich de autoriteit toematen om te beslissen welke meeting niet en welke wel mocht doorgaan. De VVS-SVB rechtvaardigde haar aktie een dag later in een pamflet. De bezetting van de Blandijn was vanzelfsprekend, het NSV kon immers geen aanspraak maken op demokratische vrijheden omdat zij zelf antidemokratisch was en censuur voorstond. Deze stellingname bracht echter nog meer konsternatie. De VVS werd er o.a. van beschuldigd tegen de vrije meningsuiting te zijn. Omdat de meerderheid van de pers en de studenten geen juist beeld zou hebben van het gevaar dat het NSV voor de demokratie betekende startte de VVS-SVB met de samenstelling van een dossier rond die organizatie. Hierin werden haar banden met fascistoïde groepen als de VMO en Odal aangetoond, en werd haar extreem-rechtse gedachtengoed blootgelegd [362].

 

         Ook in Antwerpen en Leuven kwam het meer dan eens tot schermutselingen tussen progressieve studenten en het NSV. In Leuven dreigde er zelfs even een konflikt tussen de ASR en de akademische overheid nadat deze laatste de anarchistische en antimilitaristische vereniging Onkruit geweigerd had een lokaal ter beschikking te stellen voor een lezing. Ook tussenkomsten van officiële studentenvertegenwoordigers mochten niet baten, terwijl de NSV ondanks protesten van ASR en SORA juist wel een zaal kreeg. Volgens de ASR leek het dan ook gerechtvaardigd de vraag te stellen of links door de universiteit werd gediskrimineerd [363].

 

         Van een echt offensief tegen de progressieve krachten aan de universiteit was echter enkel sprake in Gent. Sedert de suksesvolle boycot-aktie tegen de RVB in 1981 waren RvB en Sociale Raad (het orgaan dat de subsidies verdeelde) bevolkt door rechtse tot zelfs extreem-rechtse figuren. Ook het NSV had haar mannetje in de Sociale Raad, nl. Dennis Dauwe. Het NSV zag in de VVS de grote boeman, en zij vermoedde overal komplotten van de "proletariërs van de VVS". Daarom wilde zij van haar positie in de Sociale Raad gebruik maken om paal en perk te stellen aan alle subsidies die dienden om de student "bewust te maken van het wrede kapitalisme dat hem genadeloos uitbuit en dergelijke nonsens meer". De VVS rechtstreeks aanpakken ging echter niet, want zij was niet vertegenwoordigd in de RUG-strukturen. Een strategie om haar macht te breken kwam van het Sociale Raadslid Miguel Stevens. Hij stelde voor de subsidies voor het Politiek Konvent en het Kultureel Konvent te halveren, en die voor het Werkgroepenkonvent volledig af te schaffen. Het WK was immers de verzameling van al die linkse werkgroepen die door de VVS werden gesteund en zou op deze wijze zonder middelen komen te zitten. Alleen het Fakulteitenkonvent, waarin heel wat konservatieve studenten zetelden, zou buiten schot blijven. Een ander lid van de Sociale Raad, Christian Hocepied, oud-lid van SARUG [364] en medewerker van Kerk in Nood - Oostpriesterhulp, wou zelfs nog verder gaan en alle subsidies voor alle studentenaktiviteiten laten stopzetten. Als verdediging tegen deze dreiging staken gematigde en progressieve studenten de hoofden bij elkaar en richtten een studentenparlement op. Daarnaast was dit anti-linkse offensief één van de redenen voor de VVS-SVB om de volgende RVB-verkiezingen op te komen met een progressieve eenheidslijst [365].

 

         C. MEDEBEHEER.

 

         In mei 1983 moesten weer vier studenten worden verkozen voor de Gentse RvB. In tegenstelling tot 1981 achtte de VVS-SVB het nu niet langer opportuun weer een boycot te organizeren. Terwijl in 1981 een groot deel van de studenten overtuigd was geraakt van het korporatistisch karakter van de RvB [366], was dit nu niet langer het geval. Omdat de progressieve studentenbeweging haar beloofde boycotoppostie in 1981 (een schaduwraad) niet had kunnen hard maken en geen verkozenen meer had die de RvB van binnen uit konden ontmaskeren stonden de meeste studenten nu niet meer zo afkerig tegenover het medebeheer. M.a.w. het werd tijd dat er opnieuw ervaringen werden opgedaan. Een bijkomende reden om deel te nemen was, zoals hoger gezegd, de rechtse kampagne tegen de linkse studentenverenigingen aan de universiteit [367].

 

         De VVS wou niet individueel opkomen, maar verkoos een Progressieve Eenheidslijst, onder het motto "Verdediging studentenbelangen! Paritaire vertegenwoordiging! Demokratisch onderwijs!". De kandidaten op deze lijst wilden een oppositie voeren in de RvB, enerzijds om te bewijzen dat er met medebeheer niet veel te bereiken viel, anderzijds om te vermijden dat er nog zo'n onverhoedse aanvallen op de studentenbeweging zouden komen. Zij werden echter door de tegenkandidaten fel bekogeld, o.m. omdat zij er geen demokratische principes op zouden nahouden [368]. De Progressieve Eenheidslijst wist op 9 mei 1983 37 % van de stemmen te halen, maar kreeg hiermee toch maar één student in de RvB, nl. Brigitte Caura [369].

 

2. De Vlaamse Studentenfederatie.

 

         Sedert de omvorming van de VVS tot een ledenorganizatie was er op nationaal niveau een vacuüm ontstaan. Vele regionale overkoepelende studentenorganizaties voelden de nood aan een nationaal forum, dat zou instaan voor informatie-uitwisseling en voor de vorming van een duidelijk standpunt van de totale Vlaamse studentenbevolking. Zij vonden elkaar wel in de Nationale Aktiekomitees, die steeds tijdelijk door de VVS werden opgericht met het oog op een massale reaktie op bepaalde regeringsmaatregelen. Maar het ontbrak duidelijk aan een koherente en permanente organizatie. De MLB had eerder al geprobeerd om een dergelijke overkoepeling op te starten, echter zonder veel sukses [370]. Binnen de Leuvense Sociale Raad werd dit tema echter niet begraven. Integendeel, men wachtte er op het geschikte moment om opnieuw een poging te doen om een dergelijke koepel op te zetten. Die aanleiding kwam er in april 1983 toen de ASR een brief aankreeg van de Vlaamse onderwijsminister Jan Lenssens [371].

 

         Ook buiten de studentenwereld waren er immers moeilijkheden door het ontstane vacuüm. De nationale overheid, de onderwijskommissies en de interuniversitaire organen wisten niet goed bij wie aan te kloppen om de mening van de Vlaamse studenten te horen. Toen in 1983 de mandaten afliepen van de vier studentenvertegenwoordigers [372] in de Hoge Raad voor Studietoelagen schreef de Vlaamse onderwijminister Lenssens de ver- schillende studentenkoepels aan met de vraag bij welke organizatie hij nu nieuwe vertegenwoordigers moest gaan zoeken. Deze vraag was de rechtstreekse aanleiding voor de ASR om op 13 april 1983 een nationale vergadering bijeen te roepen [373].

 

         Het was echter niet de enige reden. In januari had senator De Bondt immers opnieuw een wetsvoorstel m.b.t. de hervorming van de sociale sektoren neergelegd, en de nationale onderwijsministers Coens en Tromont hadden een nieuw wetsontwerp over de akademische graden klaar dat elk moment in de Kamer kon worden ingediend. Het werd tijd dat studentenverenigingen van verschillende universiteiten en hogescholen kontakt met elkaar opnamen om een gekoördineerde reaktie uit te werken. Daarom schreven Luc Baltussen (KRIRA) en Frank Uyttendaele (SORA) zowel universitaire organizaties als studentenverenigingen van het NUHO aan, met het oog op de oprichting van een nationale overkoepeling die hierrond het studentenstandpunt kon formuleren [374].

 

         Op deze nationale vergadering te Leuven werd door vertegenwoordigers van verschillende Vlaamse studentenorganizaties besloten tot de oprichting van een Vlaamse Studentenfederatie (VSF). Het doel van deze vereniging was het verdedigen van de sociale, kulturele, sportieve en pedagogische belangen van alle (zowel universitaire als niet-universitaire) studenten van het hoger onderwijs. Meer bepaald moest het gaan om de "koördinatie van de aangesloten leden-organizaties, met het oog op:

1. het uitwisselen van informatie en diskussie

2. het innemen van gemeenschappelijke studentenstandpunten

3. het aanduiden en inhoudelijk begeleiden van de studentenvertegenwoordigingen naar de nationale overheid toe

4. gemeenschappelijke akties"

 

De stichtende leden-organizaties waren de Algemene Studentenraad (ASR, voor de KUL), het Antwerps Studentenkorps (ASK, voor het RUCA), de Studenten Werkgroep (SWG, voor de UIA), Unifac (voor de UFSIA), het Brussels Studentengenootschap (BSG) en Vrij Onderzoek (voor de VUB), het FakulteitenKonvent, het Werkgroepenkonvent, het Politiek Konvent en het Kultureel Konvent (voor de RUG), de Fakulteitskring Campus Kortrijk (voor de KULAK), de Studenten Coördinatie Commissie (SCoCo, voor het LUC), en de SHISS-studentenwerking (voor de Stedelijke Sociale School van Gent). Later sloten ook de studentenverenigingen van het HIVT (Antwerpen), het regentaat "De Heilige Familie" (Brugge) en het IPSOC (Kortrijk) aan [375].

 

         Johan Dhont, voorzitter van de VVS, was als waarnemer ook aanwezig op deze stichtingsvergadering. Net zoals bij de voorgaande pogingen om een nationale overkoepeling op te starten stond de VVS weer behoorlijk cynisch tegenover de VSF. De VSF was volgens haar in hetzelfde bedje ziek als de OVVS, het vorige overkoepelingsinitiatief van de ASR [376]. Het was echter inderdaad opvallend dat de initiatiefnemers van de VSF ook in 1979 aktief waren. Luc Baltussen, vrijgestelde van KRIRA, schreef toen in Veto nog kritiek op het SVB-projekt; Noël Herteleer, SORA-vrijgestelde in 1983, was één van de maoïsten die met het Komitee voor een Overkoepelende VVS aan de VVS-kongressen van 1979 deelnamen; en de MLB'er Karel Meganck, die in 1979 Appel '80 had gelanceerd, was ook nog steeds in SORA aktief (hij werd zelfs verkozen tot vrijgestelde voor 1983-'84) [377]. Dat het sekretariaat van de VSF nu door deze figuren zou worden bemand, was waarschijnlijk voor menige VVS-SVB'er afdoende bewijs van het maoïstische monopolie op deze organizatie. Toch stuurde de VVS steeds waarnemers naar de VSF-vergaderingen, en maakte zij haar informatie rond de Hoge Raad voor Studietoelagen aan de overkoepeling over. Dat laatste was echter niet omdat de VVS het Leuvense initiatief zou erkennen als nationale vertegenwoordiger van alle Vlaamse studenten, maar eerder omdat zij in haar eigen rangen geen kandidaten meer vond die in de Hoge Raad wilden gaan zetelen [378].

 

         Hiermee had Vlaanderen weer een overkoepelende studentenorganizatie. De VSF duidde de vertegenwoordigers aan voor de Hoge Raad en andere overlegorganen, werd een diskussieforum voor de Vlaamse studentenbeweging en de verzamelplaats waar nationale akties werden voorbereid. De Leuvense MLB'ers hadden hun slag thuisgehaald. En de VVS verloor ondertussen steeds meer aanhang, vooral dan buiten Gent. Het leek erop dat de VVS had afgedaan, en dat de VSF haar opvolger zou worden. Het zou echter uiteindelijk anders uitdraaien, want erg lang heeft de VSF niet standgehouden [379].

 

3. Kongressen 1983: uitsluitend Gentenaars.

 

         Op 21 april hield de VVS haar Nationaal Kongres in een lokaaltje van De Brug in Gent. "Nationaal" is eigenlijk een groot woord, want het bleef grotendeels beperkt tot een Gentse gebeurtenis. Het N.K. viel eenvoudigweg samen met het Gentse Regionaal Kongres. En de andere centra dan? Daar werden geen R.K.'s meer ingericht gezien de lage graad van interesse. De Regionale Ploeg-vergadering verving de funktie van het R.K. Toch bleven de VVS-afdelingen van Leuven en Brussel bestaan. Het Leuvense VVS-centrum bleef echter achteruitboeren. Het werkgroepenkoncept bleek er immers onwerkbaar. De sterk georganizeerde radenstruktuur liet eenvoudigweg geen plaats meer voor werkgroepen, alles gebeurde binnen de kringen. Dit jaar werd geen opvolging gevonden voor de Verontruste Historici en voor de SVB-kernen van Politieke en Sociale Wetenschappen, Germaanse en Pedagogie. Alleen de Radikale Kriminologen bleven nog aktief. De Leuvense VVS zou daarom het werkgroepensysteem vanaf 1983-'84 verlaten, en kiezen voor een centrale werking als studentenvereniging. Wel zouden haar leden nog meewerken in sommige fakulteitskringen (met de Historische Kring hadden zij bijvoorbeeld goede banden) en in de ASR. In deze vorm zou de Leuvense VVS-SVB nog enkele jaren aanmodderen, om uiteindelijk volledig in het niets te verdwijnen [380].

 

         In Brussel ging het al niet veel beter. Daar waren er noch werkgroepen, noch was er een uitgebouwde radenstruktuur zoals in Leuven. Wel waren er nog SVB-kernen in enkele fakulteiten. VVS-Brussel was vanaf dit jaar zeer nauw gaan samenwerken met de studiekring Vrij Onderzoek (onder voorzitterschap van Walter Vermandere). De doelstellingen van de beide organizaties liepen immers opvallend gelijk. Een deelname aan de RvB-verkiezingen zat er dit jaar echter niet in. Het was aanvankelijk nog de bedoeling om ook een werking rond racisme op te zetten, omdat deze problematiek toch sterk leefde in Brussel. Daarmee zou zij echter in het vaarwater van de MLB-werking terechtkomen, en dat wilde de VVS liever vermijden. Nochtans zouden de VVS en de MLB in 1984 samen met Vrij Onderzoek en de Aktief Linkse Studenten (ALS) een Brussels eenheidsfront oprichten om het in hun ogen racistische wetsvoorstel-Gol beter te kunnen bekampen. In Kortrijk waren er ook nog een handvol SVB-leden, er was echter al jarenlang geen permanente  werking meer. Het enige wat de VVS-SVB in de West-vlaamse stad had kunnen realizeren dit jaar was een slechts matig bijgewoonde kursus  Marxistische Ekonomie. En in Antwerpen en in het NUHO betekende de VVS-SVB totaal niets meer. Wel zou in 1984 VVS-Antwerpen tijdelijk weer tot leven komen nadat de Progressieve Antwerpse Studenten (PAS) bij de VVS aansluiting zochten [381].

 

         Alleen in Gent bleef dus de VVS-SVB een  goed  uitgebouwde werking behouden, al daalde ook hier het ledenaantal lichtjes. De werkgroepen die nauw bij de VVS aan leunden waren SOWEGE, WELA, KRASS, KRAPP, KRIWEGE, KWWET, de Werkgroep Moraal en Filozofie, RKW en WEK. Hiervan was alleen SOWEGE nog een SVB-kern, de andere werkgroepen wilden hun engagement niet zo ver doordrijven. De VVS-SVB had immers (vooral door haar antifascistische akties) bij veel studenten een negatieve bijklank gekregen en stond bekend als "radikaal". Daarom vreesden de werkgroepen mensen af te schrikken als zij zich te expliciet zouden identificeren met deze organizatie. Nu had de VVS-SVB nooit de intentie een massa-organizatie te worden; zij groepeerde bewust een minderheid van aktieve linkse studenten, maar de wijze waarop zij nu in de marginaliteit werd gedreven baarde natuurlijk vele SVB'ers kopzorgen. Toch kon zelfs in Gent deze evolutie niet worden tegen gegaan. Onder het voorzitterschap van Geert Mareels [382], die op het kongres van 1983 (bij akklamatie) verkozen werd, zouden zich al nieuwe opvattingen over de SVB gaan manifesteren, maar het zou nog enkele jaren duren vooraleer de VVS definitief een andere richting zou worden uitgestuurd. Dit heeft uiteindelijk de VVS van een totale ondergang behoed, maar dat is dan wel gebeurd ten koste van de SVB [383].

 

Afb. 20: De VVS probeerde een alternatief te bieden voor de verrechtsing die opmars deed in studentenmiddens en de bezuinigingen die de demokratizering van het onderwijs bedreigden. Zij zou echter in de marginaliteit worden weggedrukt.

 

BESLUIT

 

         Dit hoofdstuk is eigenlijk het verhaal van de neergang van de VVS-SVB. Het was de bedoeling dat de VVS in deze periode een linkse eenheidsorganizatie zou worden die een dam zou kunnen opwerpen tegen de oprukkende verrechtsing aan de universiteit. Zij wou dit doen door te vertrekken van de konkrete problemen waarmee studenten in fakulteit of school kampten (d.i. de induktivistische metode die steeds al door de Tendens was gepromoveerd). Wanneer studenten dan gemobilizeerd waren rond een bepaalde problematiek, was het anderzijds de taak van de SVB'ers om politieke eisen binnen te brengen. D.m.v. dit politizeringswerk (steeds in het kader van het Politiek Platform) moesten de studenten zicht krijgen op de onderdrukkingsmechanismen van de kapitalistische maatschappij. In de praktijk lukte dit echter niet zo best. Integendeel, doordat de VVS zich zo expliciet politiek profileerde werd zij door de meeste studenten op de zelfde hoogte gesteld als andere extreem-linkse dogmatische groepjes.

 

         Een eenheidsfront dat mensen uit deze groepjes, studenten met banden in de nieuwe sociale bewegingen, en onafhankelijke progressieven met elkaar verenigde werd de VVS ook niet. De onderlinge verdeeldheid was immers veel te groot. Vooral de MLB wist de VVS-leiding parten te spelen. In 1981 kon de Brusselse VVS-afdeling nog met de hulp van de maoïsten worden opgericht, maar het duurde niet lang vooraleer de MLB uit de ploeg stapte. De meningsverschillen waren er immers te hoog opgelopen. In Leuven waren zulke konflikten ook legio, maar het kwam er niet tot een dergelijke breuk met de maoïsten als in Brussel. De polarizatie schrikte er wel onafhankelijken en mensen uit de werkgroepen af, zodat de VVS er uiteindelijk alleen nog uit SJW'ers en MLB'ers bestond. Zo verstevigde de MLB nog haar greep op de Leuvense VVS-afdeling, en probeerde zij (zonder sukses) op het kongres van 1982 zelfs de VVS-SVB te laten terugkeren naar het systeem met tendensen en gemandateerden.

 

         De ontevredenheid met de geldende SVB-struktuur gold niet alleen de MLB, maar ook de centra buiten Gent in het algemeen. Hun inbreng in de VVS was de laatste jaren steeds verkleind, en uiteindelijk zou de VVS vrijwel volledig worden herleid tot een Gentse beweging. Het Nationaal Kongres van 1983 was een Gents onderonsje. Vanuit Gent werden wel geregeld pogingen ondernomen om de VVS-SVB in de andere centra te stimuleren, maar het is een feit dat slechts weinigen zich hierdoor voelden aangetrokken. VVS-Leuven zou blijven verkleinen om na enkele jaren volledig in het niets zou verdwijnen, maar de Brusselse afdeling zou zich kunnen handhaven door nauw te gaan aansluiten bij de studiekring Vrij Onderzoek. Ook in Antwerpen zou vanaf 1984 even een lichtje gaan branden. Dat de VVS in de eerste plaats een Gentse vereniging was, verhinderde echter niet dat zij ook daar steeds kleiner werd. De inbreng van nieuw bloed was klein. Heel de werking werd er jarenlang bepaald door dezelfde figuren: Jef Maes, Philippe Berger, Jean Pottie, Jo Dhont. Vanaf 1983 kwam er evenwel een nieuwe generatie met o.a. Geert Mareels, Stefan Meeus en Dirk Houtekier. Zij zouden de VVS geleidelijk aan nieuwe richtingen insturen.

 

         In de in dit hoofdstuk besproken periode zijn de studenten opvallend kalm gebleven. Grote akties zijn er niet meer geweest, alleen de reaktie tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens bracht een mobilizatie teweeg die een vergelijking met de jaren zeventig kon doorstaan. Hierna zou het weer betrekkelijk rustig blijven in het studentenwereldje tot aan het St.-Annaplan van 1986. Voor het koördineren van de akties werd net zoals vroeger weer gebruik gemaakt van Nationale Aktiekomitees. In de praktijk wilde dit zeggen dat bijvoorbeeld in Gent de VVS de akties inrichtte en in Leuven de ASR. Van een permanente aktiestruktuur, waar de MLB ook in de periode van het voorgaande hoofdstuk naar streefde, was nog steeds geen sprake.

 

         In 1983 zou de MLB echter zo'n overkoepelende struktuur kunnen realizeren. De Vlaamse Studentenfederatie was geboren. Hiermee was er voor het eerst sinds de VVS in 1977 een ledenorganizatie werd opnieuw een nationale studentenoverkoepeling. Om een federatie te vinden die nog als representatief voor de Vlaamse studentenbevolking kon worden beschouwd moeten we al teruggaan naar de jaren '60. Met de oprichting van de VSF leek de rol van de VVS op nationaal vlak volledig te zijn uitgespeeld. De VSF was een permanent NAK, dat werkte met vertegenwoordigers van de officiële studentenstrukturen. Voor Gent betekende dat dus de konventen, en niet de VVS. De euforie rond het VSF was echter maar van korte duur [384].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[282]. Luykx en Platel, o.c. , 779 en 801.

 Roje Reu, jg. 5 (1980-'81) nr. 1, 2.

[283]. Die afgevaardigden waren Paul Geeraert voor de RUG en Frank Van den Broucke (de huidige SP-voorzitter) voor de KUL.

[284]. Infoblad VVS, jg. 3 (1980-'81) 24 april 1981, 1-2.

 Roje Reu, jg. 5 (1980-'81) nr. 4, 4-5.

 Veto, jg. 7 (1980-'81) nr. 9, 2.

[285].Het vernoemde gezamenlijke nummer (Veto, De Roje Reu, Schamper, Unifac-Krant, ...) verscheen in Leuven als Veto, jg. 7 (1980-'81) nr. 9.

[286]. Veto, jg. 7 (1980-'81) nr. 9, 1 en 8.

 ARUG. Map VVS-SVB 1980-'81.

 ARUG. Map Kommissies.

 Rood, jg. 13 (1981) nr. 10, 8.

 Zie verder p. 208.

[287]. Zie verder, p. 203 e.v.

[288]. Interview P. Berger.

 ARUG. Pamflet "Eurochemie blijft dicht".

 ARUG. Persmededeling VVS "Solidariteit met Boel".

 ARUG. VVS-pamflet "36-urenweek nu! VVS solidair".

 Rood, jg. 13 (1981) nr. 1, 8.

 Roje Reu, jg. 5 (1980-'81) nr. 4, passim en nr. 8, pas sim.

 Vanaf 1982 zou de VVS ook jaarlijks deelnemen aan de Jongerenmars voor werk (voor het eerst georganizeerd op 24 april 1982).

[289]. In Leuven was de leiding in handen van SORA, in Gent speelde de VVS de eerste viool in het CAK-orkest, in Antwerpen gebeurde de koördinatie vanuit het ASK, het Brusselse CAK stond onder leiding van enkele MLB'ers w.o. Eugeen Donkers.

[290]. ARVG. Strooibriefje voor het debat "Hoe rechts is onze rechtsstaat?".

 ARUG. Map VVS-SVB 1980-'81.

 ARUG. Regionaal verslag VVS-Gent, z.p.

 ARUG. Regionaal verslag VVS-Leuven, z.p.

 ARUG. Verslag R.P. Leuven 26 november 1980.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, z.p.

 ARUG. Verslag N.P. 10 maart 1981.

 Interview P. Berger.

[291]. Voor een situering van de problematiek, zie hoger, p. 122.

[292].Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, z.p.

 ARUG. Regionaal verslag VVS-Leuven, z.p.

 ARUG. Verslag N.P. 10 december 1980 en 12 januari 1981.

[293].Zie ook hoger, p. 144.

[294].ARUG. Map VVS-SVB 1980-'81.

[295].Infoblad VVS-Gent, jg. 4 (1980-'81), 29 oktober 1980, 2-5 en 27 november 1980, z.p.

 ARUG. Verslag R.P. Gent, 5 november 1980.

[296].Infoblad VVS, jg. 3 (1980-'81) 18 april 1981, 3.

 Infoblad VVS-Gent, jg. 4 (1980-'81), 23 januari 1981, z.p.

 Interview P. Berger.

[297].AVVS. Knipselmap 1981 (Het Volk en De Morgen van 30 april

 1981).

 ARUG. Map VVS-SVB 1980-'81.

 Over de problemen van het medebeheer had de VVS al eerder een brochure gepubliceerd, getiteld Geen bureaukratie

 maar strijd (februari 1980). Met het oog op de verkiezin- gen verscheen nog een VVS-brochure: Wie stemt wordt ge- temd (maart 1981).

[298].ARUG. Map VVS-SVB 1980-'81.

 AVVS. Knipselmap 1981.

 ARUG. Persmededeling VVS, z.d.

 Zie ook verder, p. 230.

[299].Kontaktblad Sociale Scholen, jg. 6 (1980-'81) nr. 0, 1.

 ARUG. Map KSS.

 ARUG. Verslag KSS-vergadering 14 januari 1981 en 17 december 1980.

 Die geplande SVB zou uiteindelijk het licht zien als SVB- SHOKT, zie verder, p. 220.

[300].Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, op 1.

 AVVS. Lidkaart VVS-SVB 1981-'82.

 Vermeersch, Studentenvakbeweging, 35.

 ARUG. Map Hoge Raad.

[301].Interview J. Dhont en P. Berger.

 Vermeersch, o.c., 35.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, op 1.

 AVVS. Lidkaart VVS 1981-'82.

 ARUG. Regionaal verslag VVS-Gent, z.p.

 ARUG. Regionaal verslag VVS-Leuven, z.p.

[302].Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, op1-op2.

 Vermeersch, o.c., 36.

 ARUG. Resoluties van het N.K. van 26 april 1980.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 1, z.p.

 AVVS. Uitnodiging R.P. Leuven 29 oktober 1980.

 ARUG. Verslag studieweekend VVS 30 januari-1 februari 1981.

[303].Vroeger waren de permanenten de sekretaris en de voorzit ter. Sedert vorig jaar was de vaste sekretaris echter vervangen door vrijwilligers. Deze werden afgevaardigd door de R.P.'s die een regelmatige en aktieve werking hadden. In de praktijk waren het dus telkens een Gente naar en een Leuvenaar. De Gentse permanent was dit jaar Pat Eggermont (de toekomstige VVS-voorzitter) en in Leuven bestond een rolatiesysteem. Vanaf 1982 versche- nen er echter nog maar zelden Leuvenaren op de N.P.

[304].AVVS. Lidkaart VVS-SVB 1981-'82.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, op2.

 Interview P. Berger.

 Vermeersch, o.c., 36.

 ARUG. Resoluties van het N.K. van 26 april 1980.

[305].Vermeersch, o.c., 36-37.

 AVVS. Lidkaart VVS-SVB 1981-'82.

 ARUG. Resoluties van het N.K. van 26 april 1980.

 Interview J. Dhont.

[306].ARUG. Regionaal verslag VVS-Gent, z.p.

 ARUG. Regionaal verslag VVS-Leuven, z.p.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, z.p.

[307].Interview P. Berger en J. Dhont

 Vermeersch, o.c., 37.

[308].Interview P. Berger.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-81) nr. 1, z.p.; nr. 2, 6-9 en nr. 3, 1-11.

[309].Interview J. Dhont.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 2, 6-7.

 ARUG. Studietekst Pat Eggermont (1980).

 Programma voor de verdere uitbouw van de VVS tot SVB, 8- 11.

[310].Zie ook bijlage 5.

[311].Daarover meer p. 205.

[312].AVVS. Lidkaart VVS-SVB 1981-'82.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, pp1-pp2.

 Vermeersch, o.c., 38-39.

[313].Zie hoger, p. 164.

[314].AVVS. Lidkaart VVS-SVB 1981-'82.

 Programma voor de verdere uitbouw van de VVS tot SVB, 8- 9.

 Vermeersch, o.c., 40-41.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, pp1-pp2.

 Infoblad VVS, jg. 3 (1980-'81) 20 december 1980, 3-4.

[315].Zie hoger p. 197 e.v.

[316].AVVS. Lidkaart VVS-SVB 1981-'82.

 Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, pp1.

 Interview J. Dhont.

[317].ARUG. Verslag N.K. 1 april 1981.

 AVVS. Lidkaart VVS-SVB 1981-82.

 Interview P. Berger.

 Pat Eggermont zou zijn nieuw ambt niet lang uitoefenen. Hij kwam in de punkbeweging terecht, zette zijn studies stop en trad af als voorzitter van VVS (waar hij werd opgevolgd door oud-voorzitter Philippe Berger). Momen teel is Eggermont stadsambtenaar in Gent.

[318].SVB-Blad, jg. 6 (1981-'82) nr. 4, passim; nr. 5-6, passim en nr. 8, passim. Het SVB-Blad was de opvolger van de Roje Reu. De cijfers van de jaargangen liepen gewoon door (jg. 6 was dus de eerste jaargang van het SVB-Blad).

 De akties tegen De Bondt-Bosmans-Eyskens-Coens komen aan bod van p. 212 tot p. 216, over akties tegen Martens V en tegen fascisme vindt u meer op p. 217.

[319].ARUG. Studietekst "Kort overzicht van de maatregelen" (1981), z.p.

 ARUG. Studietekst voor de R.P.-Gent van 9 september 1981, 1.

 AVVS. VVS-pamflet "Neen aan de Programmawet" (1981).

[320].D.w.z. 1.500 frank voor beursstudenten, 5.000 frank voor niet beursstudenten uit gezinnen met een jaarinkomen tot 50.000 frank boven de maximumgrens voor beursstudenten, en 10.000 frank voor alle anderen.

[321].ARUG. Studietekst "Kort overzicht van de maatregelen" (1981), z.p.

 AVVS. Studietekst "Het voorstel De Bondt (1981), z.p.

 Mareels, o.c., 137.

 AVVS. Wetsvoorstel ingediend door F. De Bondt op 25.06.81.

 ARUG. VVS-pamflet "Halt aan het betalend elite-onderwijs" (1981).

[322].Aan de UFSAL was de verhouding niet-beursstudenten vs. beursstudenten zelfs 10% t.o. 88% i.p.v. de door De Bondt berekende 50 vs. 25 %.

[323].Mareels, o.c., 135-136.

 AVVS. Wetsvoorstel ingediend door F. De Bondt op 25.06.81.

 ARUG. Studietekst "Kort overzicht van de maatregelen" (1981), z.p.

 SVB-blad, jg. 6 (1981-'82) nr. 2, 8.

 Bonte en Lambrecht, "Sociale sektor: hakbijlkomitee staat klaar", 2.

 AVVS. Studietekst "Het voorstel van De Bondt" (1981), z.p.

 AVVS. Knipselmap 1981.

[324].AVVS. Studietekst "Kort overzicht van de maatregelen" (1981), z.p.

De VVS-SVB had het systeem-De Bondt al eens toegepast op de cijfers van de sociale sektoren van enkele universiteiten in 1980 (1). Het leverde de volgende resultaten op:

 

Staatstoelagen sociale sektor in 1980

 

Inkomsten uit inschrijvingsgeld volgens systeem-De Bondt

 

Staatstoelagen

volgens

systeem-

De Bondt

 

Verschil in totale som voor sociale sektor

 

KUL

RUG

VUB

 

130 milj. 87,8 "

38,5 "

 

 90 miljoen

 61,3 "

 36,5 "

 

21 milj.

12,1 "

-2 "

 

19 milj.

14,4 "

 4,5 "

 

 

(1) SVB-Blad, jg. 6 (1981-'82) nr. 2, 8.

 

 Mareels, o.c., 137-138.

 AVVS. Knipselmap 1981.

 ARUG. VVS-pamflet "Halt aan het betalende elite-onder wijs" (1981).

[325].Zie hoger, p. 189.

[326].ARUG. VVS-pamflet "Halt aan het betalend elite-onderwijs" (1981).

 AVVS. Knipselmap 1981.

 In de Hoge Raad waren de uitgesloten VVS-afgevaardigden Paul Geeraert en Frank Van den Broucke inmiddels vervan gen door de VVS'ers Jean Pottie (voor de RUG) en Martine Hertogs (voor de KUL).

[327].AVVS. KB's opgesteld door Eyskens en Coens (1981), 1-2.

 ARUG. VVS-pamflet "Halt aan het betalend elite-onderwijs" (1981), 1-2.

 20 jaar RUG-studenten in aktie, 24.

[328].AVVS. Studietekst "Maatregel Eyskens-Coens" (1981), z.p.

 AVVS. KB's opgesteld door Eyskens en Coens (1981), 2.

[329].Voor een school met 250 studenten zou slechts een totaal van 1,6 miljoen frank bereikt worden en met dat bedrag kon men onmogelijk een sociale sektor opzetten.

[330].Zie hoger, p. 165.

[331].I.v.m. studie-inkomen, zie hoger, p. 164.

[332].Roje Woef, jg. 2 (1981-'82) nr. 3, z.p.

 AVVS. Studietekst "Het voorstel De Bondt" (1981), z.p.

 Interview P. Berger.

 ARUG. Minimumeisenplatform NAK.

 AVVS. Pamflet "VVS-studentenvakbeweging" (1981).

[333].AVVS. Knipselkrant 1981.

 ARUG. Pamflet betoging 15 oktober 1981.

 Rood, jg. 13 (1981) nr. 40, 10.

 Mareels, o.c., 138.

[334].Roje Woef,jg. 2 (1981-'82) nr. 3, z.p.

EN IN WALLONIE...

 

 Vanaf het begin waren de Franstalige universiteiten en hogescholen aktief betrokken bij het verzet tegen De Bondt, Bosmans, Eyskens en Coens. Veel meer dan voorheen (1) slaagden zij er nu in een stevige aktiestruktuur uit de grond te stampen. Dat kwam doordat zij reeds in september bij het Nationaal Aktiekomitee (NAK) werden betrokken. Ook aan Franstalige kant werden toen fakultaire en regionale aktiekomitees opgericht, met het Comité National d'Action als kordinatie-orgaan. Het was dus niet langer de bureaukratische FEF die sporadisch wat akties startte, er was nu ook in Wallonië een demokratische aktiestruktuur. De akties zelf kregen er overigens de steun van de rektoren en van een deel van de publieke opinie. De meeste maatregelen - vooral dan de KB's van Eyskens en Coens - bleken immers juist de Waalse en Brusselse universiteiten het ergst te treffen en werden daarom gezien als een flamingantische provokatie. Toch vielen ook aan Franstalige zijde de akties eind oktober stil, behalve dan in Luik. Aan de ULg kwam er nu net een radikalizering van het protest. De eerste twee weken van november bezetten veertig Luikse studenten het rektoraat en de sociale dienst, wat gepaard ging met een hongerstaking. Maar na de tweede nationale betoging van 26 november viel ook hier de aktie stil (2).

 

(1) Zie bv. de nederlaag van de Waalse studenten in de 10.000-akties.

(2) Roje Woef, jg. 2 (1981-'82) nr. 3, z.p.

 AVVS. knipselmap 1981.

 20 jaar RUG-studenten in aktie, 25.

 AVVS. Knipselmap 1981.

 Interview J. Dhont.

[335].Zie verder, p. 232.

[336].Zie verder, p. 225-226.

[337].AVVS. Knipselmap 1981, Knipselmap 1982.

 Mareels, o.c., 129 en 133.

[338].Roje Woef, jg. 2 (1981-'82) nr. 3, z.p. en nr. 6, z.p.

 ARUG. VVS-pamflet "Doe de rijken de krisis betalen" (1982).

 KRAB, jg. 1 (1982-'83) nr. 1, z.p. en nr. 2, z.p.

 ARUG. Map VVS-SVB 1981-82.

 ARUG. VVS-pamflet "Neen aan de fascistische straatter reur".

 ARUG. Affiche Dag tegen het Fascisme.

[339].Luykx en Platel, o.c., 838-839.

 ARUG. VVS-pamflet "Werklozen zijn niet schuldig aan de krisis".

 AVVS. Knipselmap 1982.

[340].ARUG. Verslag N.P. 11 februari 1982.

 ARUG. Verslag SVB-kern Germaanse 22 oktober 1982.

 ARUG. Verslag R.P. 3 januari 1982.

 Tielen, o.c., 92-93.

[341].ARUG. Verslag R.P. Leuven 8 april 1982.

[342].AVVS. Verslag oprichtingsvergadering VVS-SVB-Brussel 28 oktober 1981.

 ARUG. Pamflet "SVB-lijst voor de SOR en de RvB" (1981).

 ARUG. Pamflet "VVS-SVB Brussel" (1981).

 ARUG. Bilan van het centrum Brussel (1981), z.p.

[343].Roje Woef, jg. 2 (1981-'82) nr. 6, z.p.

 ARUG. Bilan van het centrum Brussel (1981), z.p.

 ARUG. Verslag R.P. Brussel 10 november 1981.

[344].ARUG. Verslag stichtingskongres SVB-SHOKT 13 januari 1982.

[345].ARUG. Map VVS-SVB 1981-'82.

[346].ARUG. Map VVS-SVB 1981-'82.

[347].Dhont was in 1979-'80 voorzitter geweest van het Werk groepenkonvent en zat vanaf 1980 in de N.P. Momenteel is hij docent aan een hogeschool in Terneuzen.

[348].ARUG. Verslag N.K. 2 april 1982.

 Roje Woef, jg. 2 (1981-'82) nr. 3, z.p. en nr. 4, z.p.

[349].Zie hoger, p. 173.

[350].Infoblad VVS, jg. 4 (1981-'82) 30 april 1982.

 ARUG. Verslag R.P. Leuven 8 april 1982.

 ARUG. Verslag N.K. 2 april 1982.

[351].ARUG. Verslag N.K. 2 april 1982.

 ARUG. Verslag R.P. Leuven 8 april 1982.

 Roje Woef, jg. 2 (1981-'82) nr. 6, z.p.

[352].SVB-Blad, jg. 7 (1982-'83) nr. 3, passim.

[353].Onderwijsmanifest '82, 9-10.

 ARUG. Oproep tot het vormen van een aktiekomitee (1982).

 AVVS. Knipselmap 1982.

[354].Roje Reu, jg. 7 (1982-'83) nr. 7-8, 9-12.

 AVVS. Knipselmap 1982.

 Onderwijsmanifest '82, 3-6.

 Het elektoralistisch opportunisme van Bosmans werd overi gens vrij negatief onthaald door het grootste deel van de progressieve studentenbeweging.

[355].Onderwijsmanifest '82, 13.

[356].Zo richtte de VVS o.a. een Duivemelkersfakulteit op nadat Coens zich in Brugge op een feest voor duivenliefhebbers had uitgesproken voor duiventillen op scholen om kinderen "met deze prachtige sport vertrouwd te maken".

[357].Interview J. Dhont.

 ARUG. Oproep tot het vormen van een aktiekomitee (1982).

 AVVS. Knipselmap 1982.

 Zowel de Simulatie 33 als de Simulatie 38 waren in novem ber 1982 door de Vlaamse executieve van tafel geveegd.

[358].Nadat Adriaan Vermeersch zijn burgerdienst op het Natio naal Sekretariaat van de VVS had beëindigd, verdween ook zijn geesteskind, de SVB-SHOKT. Daarmee was de VVS-SVB zijn enige aanhang in heel het buiten-universitair onder wijs kwijt.

[359].AVVS. Knipselmap 1982.

 Interview J. Dhont.

[360].AVVS. Knipselmap 1982.

 ARUG. Studietekst "Arbeiders en studentenbeweging" (1980), 1-4.

 Zie ook hoger, p. 26.

[361].SVB-Blad, jg. 7 (1982-'83) nr. 6, 7-8.

 Zie ook het P.P. in bijlage, nrs. 2.2.1., 2.2.2. en 2.2.3. De uitdrukkelijke stellingname tegen opgelegde normen die in het kader van het pluralistische alterna- tief naar voren kwam vond ook haar weg in het P.P. Op het kongres van 1983 werd de volgende zin bijgevoegd onder 2.3.: "VVS-SVB steunt aktief de strijd tegen elke vorm van opgelegde religiositeit, moraal en kultuur".

[362].AVVS. Knipselmap 1983.

 Het dossier over de NSV werd in december 1983 uitgegeven als SVB-Dossier nr. 1: De NSV. De extreem-rechtse studen tenvereniging werd hierin voorgesteld als de vernietiger van de demokratie "met een demokratisch petje". Er werd een goed gedokumenteerd overzicht gemaakt van de natio naal-solidaristische ideologie die de NSV toen (en nu nog steeds, cf. hun affiche met Joris Van Severen) aankleef de.

[363].AVVS. Knipselmap 1982.

[364].SARUG was de Gentse afdeling van de Studentenwerkgemeen schap Alternatief, door Hendrik Brugmans (toen nog rektor van het Europacollege in Brugge) ooit nog omschreven als "een klub van edelfascisten".

[365].ARUG. Pamflet "NSV-Gent" (1982).

 AVVS. Knipselmap 1982.

 VVS-SVB roept op tot een progressieve eenheidslijst, 19- 23.

[366].Die sensibilizatie was er vooral gekomen rond het geval "Van Meerhaege". Zie hoger, p. 195.

[367].ARUG. Verslag N.P. 18 januari 1983.

 AVVS. Knipselmap 1983.

 De VVS-SVB gaf n.a.v. de verkiezingen een brochure uit waarin zij een overzicht maakte van de RvB-verkiezingen sinds 1971 en de redenen voor haar deelname uiteenzette: Verkiezingen Raad van Beheer 9.5.83: VVS-Studentenvakbe weging roept op tot een progressieve eenheidslijst.

[368].Hiermee werd o.a. verwezen naar de pogingen om het NSV het spreken te beletten, zie hoger, p. 42.

[369].AVVS. Knipselmap 1983.

 ARUG. Pamflet "Plukken en plakken. Stem C. Snoeck."

 ARUG. Map VVS-SVB 1982-'83.

[370].Zie hoger, p. 169 e.v.

[371].SORA. Map VSF 1983.

[372].Het ging hier om twee universitaire vertegenwoordigers en twee niet-universitaire, telkens één voor het officieel en één voor het vrij onderwijs. De universiteitsstudenten werden in de Hoge Raad al sinds jaar en dag vertegenwoor digd door de VVS.

[373].SORA. Map VSF.

[374].Idem.

 SVB-Blad, jg. 7 (1982-'83) nr. 7-8, 4-6.

[375].Idem.

 Nieuwsbrief van de VSF, jg. 1 (1983-84) nr. 0, z.p.

[376].Deze kritiek vindt u hoger terug, o.a. p. 156.

[377].Zie hoger, hoofdst. 3, p. 153 (KOVVS) en p. 169 (OVVS).

[378].AVVS. Map VSF.

 SORA. Map VSF.

 AVVS. Vormingsdokument "Van MLB over OVVS tot VSF" (1988), z.p.

 Interview J. Dhont.

[379].Zie hiervoor verder in de Epiloog.

[380].ARUG. Verslag N.K. 21 april 1983.

 ARUG. Verslag R.P. Leuven 9 maart 1983.

 ARUG. Verslag N.P. 15 maart 1983.

[381].ARUG. Verslag N.P. 9 november 1982, 4 januari 1983 en 15 maart 1983.

[382].Geert Mareels is de huidige voorzittter van de Jong- socialisten.

[383].Roje Woef, jg. 3 (1982-'83) nr. 4, z.p.

 ARUG. Verslag N.K. 21 april 1983.

 ARUG. Verslag regionale studiedag VVS-Gent 15 december 1982.

 Geert Mareels (voorzitter VVS 1983-'84 en 1984-'85) is momenteel voorzitter van de SP-jongeren.

[384].Het verdere verloop van de VSF leest u in de Epiloog.