Het Kempisch Legioen. De dubbele strijd van een verzetsbeweging 1942 - 1944 en 1944 - 1961. (Ward Baeten)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel I: De oorlogsjaren

 

A. Definities en begrippenkader: het verzet [39]

Vooraleer te starten met de gebeurtenissen die zich afspeelden in het begin van de jaren 1940, wil ik eerst nog een theoretisch kader schetsen. Het verzet is namelijk een term waar veel meer achter steekt dan een schimmige ondergedoken figuur die diep in de nacht, en met gevaar voor zijn leven, spoorwegen gaat opblazen. Er waren verscheidene vormen van verzet. Ze vallen uiteen in twee grote groepen. Je had het burgerlijke verzet dat zich bezighield met sluikpers, spionage, ontsnappingslijnen,… Daarnaast had je ook nog het gewapende verzet. Deze richten zich voornamelijk op het plegen van aanslagen en sabotagedaden. De groepen in het burgerlijke verzet hielden zich over het algemeen aan hun ene taak. De gewapende verzetsgroepen gingen vaak ook inlichtingen vergaren of hadden een eigen clandestien krantje. Deze zaken werden dan wel minder uitgebreid beoefend en dienden vooral voor eigen gebruik.

 

1) Het burgerlijk verzet

 

Dit overkoepelt de eerste drie takken van het verzet.

 

1.1 De clandestiene pers[40]

Vrij snel na de Duitse inval kwam de pers terug op gang. Kranten gingen nu wel gebukt onder strenge Duitse censuur. Sommige hielden hierdoor op te bestaan, andere moesten een boel journalisten vervangen omdat die weigerden in dergelijke omstandigheden te werken. Velen van hen konden met hun ijver terecht in clandestiene publicaties. Naast het opvijzelen van het moreel en bekritiseren van de bezetter werd er ook een politiek ideologische strijd uitgevochten in deze krantjes. Daarnaast werd ook het gedrag van bekende personen, zoals kardinaal Van Roey, Degrelle, … besproken. Er zijn in België ongeveer 650 illegale kranten uit Wereldoorlog II bekend[41]. In deze tak draaiden erg veel oudgediende mee uit de Eerste Wereldoorlog. Drie vierde van deze bladen was Franstalig, het ander vierde Nederlandstalig. Uniformiteit viel er niet in te bespeuren, ze waren erg politiek gekleurd, en de redactie wisselde vaak door arrestaties of onderduiken van vorige redactieleden. De bekendste actie van deze groep is het uitgeven van een valse “Le Soir”[42]. Soms ging de bezetter echter ook inspelen op deze vorm van verzet. Zo werden er ten gevolge van een valse uitgave van “Le drapeau rouge”, deze keer verzorgd door de Duitsers, een groot aantal mensen van het communistisch verzet gevat[43]. In totaal waren 12 128 mensen bij de sluikpers betrokken. Hiervan werden er 3 000 gearresteerd. 1 650 kregen hun erkenning postuum toegekend.

 

1.2 Inlichtingendiensten[44]

Deze hielden zich bezig met het vergaren en verzenden van inlichtingen over de militaire aanwezigheid van Duitsland in België. Hiervoor werden volledige netwerken opgezet. Sommige van die netten waren al gestart voor de feitelijke bezetting van België. Een werknemer van de RTT, Walthère Dewé[45] die tijdens de Eerste Wereldoorlog al actief was geweest in een vergelijkbare organisatie Dame Blanche, startte in 1939 al de voorbereiding voor de uitbouw van een inlichtingennetwerk, in datzelfde jaar zal hij contact leggen met de SIS. Deze dienst zal Clarence gaan heten. Geleidelijk aan kwamen er steeds meer van die netten bij. Eind ’42 waren er negentien netten actief, deze beschikten maar over vijfentwintig radio’s. De SOE, een andere Britse geheime dienst, dropte radiotelegrafisten boven het land om deze netten te ondersteunen. Naast de radio werden ook nog duiven en microfilms gebruikt. Die laatste werden dan meegegeven aan gestrande Engelse piloten, die terug in hun land trachtten te raken. Aan dit werk waren natuurlijk heel wat risico’s verbonden. De Duitse geheime dienst beschikte over peilapparatuur, die soms ook in busjes – goniowagens - werd geplaatst, waardoor die erg mobiel werd. Dit beperkte de zendtijd van de telegrafen aanzienlijk, en velen werden zo opgespoord. Gearresteerde telegrafen, of hun zendposten, werden vaak ingeschakeld in de Duitse contra-spionage. Zo zette die door middel van valse zendingen een Englandspiel[46] op. Dit liet een aantal SOE agenten bij hun dropping recht in vijandelijke handen vallen. Deze acties waren zo doeltreffend dat de Britten in december ’43 tijdelijk al hun acties in België en Nederland stop zetten. In deze verzetsvorm waren zo’n 18 000 mensen betrokken, 5000 als echte agenten, 13 000 als hulpagenten. De grootste netten waren Zéro en Luc, wat later Marc ging heten. Daarnaast waren er ook nog de diensten Mill, en Beagle. Die eerste, de Mill, tapte de lijnen van de spoorwegen af en seinden die door. Beagle hield zich bezig met het versturen van weerberichten, essentieel voor de RAF en USAF. De kwaliteit van de gegevens lag erg hoog. België was voor de geallieerden een glazen huis, in ’42 kwam zo’n tachtig procent van alle inlichtingen over Duitse radarinstallaties uit België.

 

1.3 Ontsnappingslijnen[47]

Deze verzetsvorm was de eerste. In 1940 zwierven namelijk een boel Engelse en Franse soldaten in België rond. Deze waren afgescheiden geraakt van hun terugtrekkende legers en dreigden in dit onbekende land in de handen van de vijand te vallen. Sommigen hadden het geluk van de hulp te krijgen van enkele trouwe vaderlanders[48]. Deze hulp was amateuristisch en weinig georganiseerd. Het was pas een jaar later dat de aanpak zich begon te professionaliseren. De kortste weg naar Engeland was natuurlijk over zee, de kust werd heel streng bewaakt, waardoor deze optie zo goed als uitgesloten was. Zodoende liepen de routes over Frankrijk naar de Pyreneeën om zo via Spanje in Gibraltar te raken.

Er waren verschillende groepen die van deze lijnen gebruik wensten te maken. Vooreest waren er de gevallen geallieerde piloten. Deze kwamen veelvuldig voor in Limburg. Daar was namelijk een grote concentratie van Duitse FLAK[49]. Voor de piloten waren deze lijnen een enorme opsteker. Neergeschoten worden boven vijandelijk gebied was een stuk minder erg. Als je veilig en wel de grond bereikte had je nog een grote kans dat je een paar maanden opnieuw in Engeland zou belanden. Andere mensen die van die lijnen gebruikt wensten te maken waren jongelui die in dienst wilden gaan bij het Engelse leger. Verzetslui bij wie de grond onder de voeten veel te heet geworden was, geheime agenten die informatie wilden overbrengen,…

 

1.4 Andere vormen van burgerlijk verzet.[50]

Naast deze drie waren er ook nog een aantal andere vormen van burgerlijk verzet. Zo waren er de werkweigeraars[51]. In totaal werden ruim 84 000 mannen opgeroepen.
47 000 van hen daagden op, maar slechts 1 000 onder hen raakten ook effectief in Duitsland. Velen doken onder bij familie of vrienden, in scholen, bij een jeugdbeweging, in de Ardense bossen,… De Duitse politie probeerde deze naarstig op te sporen. Er werden razzia’s gehouden tijdens kermissen, feesten, in de bioscoop. Reguliere troepen gingen bossen in het zuiden van het land uitkammen.

Daarnaast is er nog het specifieke verzet van de Joden dat ageerde tegen de anti-joodse politiek van de nazis. Verder is er ook nog het verzet van de ambtenaren en de politiediensten. Die probeerden via een moeilijke evenwichtsoefening het de bezetter niet al te makkelijk te maken.

 

2) Het gewapend verzet [52]

Deze groep vormt de grootste binnen al deze takken. P. Lagrou schreef in zijn thesisonderzoek[53] dat er in 1950 136 991 erkende gewapende verzetslieden waren. Hierin kan je opnieuw twee vormen onderscheiden. Ten eerste waren er de sabotagegroepen. Deze waren er al op kleine schaal in de jaren ’41 en ’42, maar echte georganiseerde sabotage was er pas vanaf 1943. Het waren vooral de partizanen en groep G die zich in deze tak gingen specialiseren. Hun doelwitten waren het spoor, de energievoorzieningen en kantoren van de administratie (vooral dan burelen van de verplichte tewerkstelling). Het materiaal voor sabotages kon van gelijk waar komen. Veel was thuisfabricage, andere zaken ging men stelen, of soms kreeg men ook zaken vanuit Londen via droppingen[54]. Eén van de bekendste acties werd uitgevoerd door Groep G, la grande coupure. Op de nacht van 15 op 16 januari 1944, bliezen kleine groepjes verzetslieden in heel het land hoogspanningspylonen op. De elektriciteitspanne die hierop volgde was merkbaar tot in het Ruhrgebied.

Naast deze sabotagedaden waren er ook nog groepen die zich toelegden op het plegen van aanslagen tegen personen. Eerst richtte men zich direct op de bezetter. Deze sloeg hardhandig terug en liet onschuldige gijzelaars als vorm van represaille fusilleren. Daarop richtte het verzet zich op de collaborateurs. Deze acties deden (vooral in Limburg en Wallonië) een spiraal van geweld ontstaan[55]. Collaborateurs gingen namelijk zichzelf verdedigen en gingen hiervoor vermeende verzetsleden te lijf.

De grootste[56] organisaties van gewapende weerstanders waren het Geheim Leger, de Witte Brigade, de Belgische Nationale Beweging, de Nationale Koninklijke Beweging en het Bevrijdingsleger. Vele van de lokale afdelingen van deze groepen hielden zich niet zozeer bezig met het constant actief uitdokteren van aanslagen, maar richten zich op het verzamelen van inlichtingen en wapens, zodat ze op het gepaste moment, wanneer het uur van de bevrijding nadert, zouden kunnen toeslaan.

 

3) Tot welke verzetsvorm behoorde het Kempisch Legioen?

 

Uit de archiefbronnen, de steekproef en mijn verschillende gesprekken met dhr. Bourgonie zal blijken dat het KL bij de laatste groep gerekend kan worden. In heel veel orders wordt telkens weer dag J aangehaald en het uur H, dat was hun ultieme doel. Op dat ogenblik wilden ze in actie komen en de Duitsers te lijf gaan. Zodoende was hun organisatie en hun ondernemingen hierop gericht[57]. Tot 3 september ’44 hield men zich in hoofdzaak bezig met het vergaren van inlichtingen, plegen van kleine sabotage[58], verzamelen van wapens, steun aan ondergedokenen,opstellen van lijsten van collaborateurs, … Als de geallieerden dan opduiken schiet het KL in actie en zal het er alles aan doen om de taak die het zichzelf aangemeten heeft, zo degelijk mogelijk uit te voeren. In een aantal bronnen en erkenningsdossiers wordt ook nog vermeld dat men gevallen piloten helpt, in hoeverre dit een echte ontsnappinslijn inhield valt niet te achterhalen. Van sluikpers heb ik geen enkel spoor gevonden. dhr. Van Bourgonie beklemtoonde dat de beweging geen politiek doeleinden had: “Het KL had geen politieke kleur, wou alleen de Belgische rechtstaat erkennen en de geallieerden helpen om de nazis te verslaan. Er zijn ook nooit vergeldingsaanslagen gepleegd door het KL.[59]” Na de oorlog zal hun commandant wel in de politiek stappen[60]. Hij doet dit vooral uit persoonlijke motivatie en niet zozeer in naam van zijn beweging.

 

 

B. De Bezetting [61]

 

1. Inleiding

 

In dit eerste deel wordt de periode van de bezetting en tot aan de bevrijding van de Kempen besproken. Voor de duidelijkheid heb ik dit deel verdeeld in twee grote stukken. Ten eerste bespreek ik de bezetting zelf. Deze start vanaf de Duitse inval op 10 mei 1940. Ik rond dit eerste stuk af met de datum van 3 september 1944. Die dag geeft Dupret het bevel om de guerrilla tegen de bezetter te starten[62]. Het is met deze order dat het KL duidelijk en openlijk de strijd zal aanbinden met de bezettende macht. Voordien onderneemt de beweging weinig, iets wat verschillende oorzaken heeft. Als voornaamste is de arrestatie van de volledige top van de beweging op 1 maart ’44. Maar laat ik niet op de feiten vooruit lopen. Zoals vermeld in de inleiding geef ik nu eerst de meer algemene zaken om daarna pas in te gaan op de specifieke feiten in verband met het Kempisch Legioen. Hierbij zal ik bijzondere aandacht aan de hand leggen voor de toestand in Turnhout[63]. Daar deze stad de kern van het gebied vormt, en ze zo enige representativiteit heeft voor de rest van de regio. Waarmee een hulpmiddel kan geboden worden om een betere beeldvorming over de toestand te hebben.

 

2) De Duitse inval [64]

 

Tot 3 september 1940 greep er in Europa een schemeroorlog plaats. Ervoor had vooral Groot-Brittannië, met premier Chamberlain op kop, getracht om de Duitse dreiging in te dijken. Want het derde rijk graaide wild om zich heen. In 1938 had de Anschluss plaatsgegrepen, Oostenrijk werd een deel van Duitsland. Hitler eiste ook Sudetenland op, wat eigenlijk deel uitmaakte van Tsjechoslowakije. Ondanks de internationale pogingen kwam er geen einde aan de expansiedrift van de Fuhrer. Op 1 september 1939 trekken Duitse troepen Polen binnen. Frankrijk en Groot-Brittannië stellen een ultimatum. Dat verstrijkt twee dagen later. De Tweede Wereldoorlog is een feit.

Op dat ogenblik is België neutraal. Het was afgestapt van een fel betwist militair akkoord met Frankrijk[65]. Zowel Duitsland als de ander twee Europese grootmachten hadden de neutraliteit van het kleine landje erkend. Toch was de Belgische regering er niet gerust in. Bij het verstrijken van het ultimatum, op 3 september 1940, nam de koning het bevel van de troepen op zich en begaf zich naar het Groot Hoofdkwartier in het fort van Breendonk. De regering, o.l.v. Pierlot, werd uitgebreid en omgevormd tot een regering van Nationale Unie. Op 1 september werd fase C van de mobilisatie afgekondigd, 11 september werd dit fase D[66]. Ondanks alles bleef het voorlopig nog rustig. In oktober voerde de Luftwaffe meer dan 500 verkenningsvluchten uit boven België. Toch stelde Hitler zijn westelijke buur gerust, een duidelijke poging om hen zand in de ogen te strooien zo bleek achteraf. De volgende maand werd in de nacht van de tiende op de elfde alarm geblazen. Hitler had zijn aanval die nacht uitgesteld wegens het weer. Vier dagen later eindigde de alarmtoestand. De maanden daarop werd het leger beziggehouden met oefeningen, maar vooral met graafwerkzaamheden[67]. Het moreel bleef niet overal even hoog, in het voorjaar van 1940 werden her en der kleine gevallen van muiterij gemeld. De toestand aan het front bleef gespannen. Op 9 april viel Duitsland Noorwegen binnen. De eerste dagen van mei volgenden alarmerende berichten elkaar aan een hoog tempo op. De afgevaardigde in het Vaticaan liet weten dat men daar elk ogenblik een Duitse aanval op Nederland, België en Luxemburg verwachtte. Op 9 mei kwam het bericht dat de Duitse ambassade in Den Haag gestart was met het verbranden van papieren. De 10de mei was het dan uiteindelijk zover. Duitse troepen vielen België binnen.

De Belgische verdediging was gebaseerd op een eerste linie die liep langs het Albertkanaal naar de Maas toe en daar volgde ze die stroom tot in Luik. Het sluitstuk, op de overgang tussen het kanaal en de rivier, werd verdedigd door het fort van Eben-Emael. Mocht deze linie geen stand houden, dan zou het leger terugplooien op een verdedigingsstelling die de naam droeg KW-stelling[68], deze liep van Antwerpen naar Namen. Een tweede aspect van de verdediging was het Dijleplan. Dit hield in dat, in geval van Duitse agressie, de Franse en Britse troepen de toestemming kregen om Belgisch grondgebied te betreden en zo de Belgische strijdkrachten bij te staan in de verdediging van het grondgebied.

Ondanks het feit dat de plannen van de aanval sinds 10 januari 1940, door toeval, in handen waren van de Belgische legerleiding, werd deze verkeerd ingeschat en op de verkeerde plek verwacht. De verassing die ochtend was bijgevolg compleet. Binnen enkele uren viel het schijnbaar onneembaar gewaande fort van Eben-Emael, het grootste deel van de Belgische luchtmacht werd aan de grond vernietigd. Troepen, die dachten dat het om een zoveelste oefening ging, waren niet op de juiste plek, materiaal leek plots niet voorhanden. Ondanks het afkondigen van de algemene mobilisatie en de steun van de Franse en Britse troepen faalde de eerste linie. Reeds op 11 mei werd het bevel gegeven terug te trekken naar de KW-stelling. Zo werden de Noorderkempen al van bij de eerste oorlogsdag prijsgegeven.

 

3) De eerste oorlogsdagen in de Kempen

 

Pinksterzondag 12 mei was een relatief kalme dag[69]. Alleen in het noorden van Turnhout, nabij het gehucht Weelde-Statie, was het onrustig. Aan de hulppost van de luchtbescherming in de Herentalsstraat kwamen vluchtelingen toe vanuit Weelde-Statie. Zij wisten te vertellen dat bommen er alles hadden vernield en dat er gevochten werd. De artilleriesoldaten die op 11 mei in de voormiddag in Turnhout gearriveerd waren, kwamen vanaf die dag, ondanks felle luchtaanvallen, in schietstelling en beschoten Weelde, dat reeds door de Duitsers bezet werd. Om vier uur ’s namiddags tenslotte kwam de gemotoriseerde Verkenningsgroep van het Franse leger te Turnhout aan.

 

Bij het naderen van de Duitse troepen overwogen een aantal inwoners van de stad om te vluchten. Nochtans gaf de militaire overheid geen bevel tot volledige en verplichte evacuatie van de stad. Toch zou de bevolking op vele plaatsen in het land de raad hebben gekregen te vluchten voor mogelijke bombardementen. Het is niet duidelijk van wie het initiatief hiertoe kwam. Feit is dat velen een officieel bericht niet afwachtten en met hebben en houden kozen voor een onzekere vlucht. Sommigen zagen het nutteloze hiervan snel in en keerden na korte tijd terug naar huis. Anderen bleven dagen of zelfs weken weg. Weldra geraakten de wegen propvol met vluchtelingen, vooral richting West-Vlaanderen. Het was opvallend dat vele inwoners van Turnhout de Westhoek als eindbestemming kozen en daar een veilig onderkomen zochten. Vermoedelijk dachten ze daar, net zoals in de Eerste Wereldoorlog, rust en veiligheid te kunnen vinden. Dat ze terecht zouden komen in een chaos van aanval en tegenaanval, hadden deze vluchtelingen onmogelijk kunnen voorzien. Maar liefst veertien inwoners van Turnhout vonden de dood bij hun vlucht naar West-Vlaanderen of Noord-Frankrijk. Onder hen ook inwoners die door de omstandigheden gedwongen waren om te vluchten. Ingevolge een regeringsvoorschrift van 12 mei waren namelijk alle mannelijke personen tussen 15 en 45 jaar verplicht de stad te verlaten en zich achter de Schelde in veiligheid te brengen. Naderhand was het de bedoeling dat ze zich naar Frankrijk zouden begeven om zich daar in te laten lijven bij het Belgisch leger. Zij zouden er als reserve verzameld worden, met het oog op de voortzetting van de oorlog. Zij kwamen terecht in het zuiden van Frankrijk in de recruteringscentra van het Belgisch leger, de zogenaamde CRAB’s (Centre de Récrutement de l’Armée Belge).

 

De gevechten in de Kempen bleven al bij al relatief beperkt, afgezien van enkele schermutselingen in Arendonk en Retie. De dertiende mei om 14 uur kreeg het Franse leger definitief het bevel zich, in navolging van het Belgische leger, terug te trekken op de KW-linie. Daarom werd Turnhout op 13 mei tot een vrije stad verklaard, waardoor burgemeester Alfons Van Hoeck bevoegd was de stad over te geven aan de Duitsers. Op het stadhuis wachtte hij de komst van de Duitsers angstvallig af, net zoals de achtergebleven inwoners van de stad. Opnieuw vonden luchtaanvallen plaats. Alle winkels bleven dicht en de meeste uitstalramen werden met papier beplakt. In de verte kon men geweervuur en kanongebulder horen, wellicht afkomstig uit de richting van Retie en Arendonk. De radio en de politie kondigde aan dat vijandige vliegers gasbommen zouden uitgooien en dat iedereen moest binnenblijven. Voorlopig lieten de Duitsers zich echter niet zien. “[70]

 

4) De eerste kiemen van verzet

 

Na deze overweldigende aanval op vier landen op het zelfde moment, die bovendien nagenoeg over de hele lijn succesvol was, het terug drijven van de Engelse troepen de zee in, de vlucht van de regering en het gevangen nemen van de koning, heerste in België een groot defaitisme. Tegen zo’n machtige vijand viel niks te beginnen. Op 20 mei 1940 werd een eerste Belg veroordeeld wegens verzetsactiviteiten[71]. Het ging toen nog om individuele kleinschalige acties. Geleidelijk aan zal dit zich gaan intensifiëren. Dit gebeurd vanuit drie “maatschappelijke groepen”: veteranen uit de Eerste Wereldoorlog, Nationalistisch verzet en anti-fascistisch verzet. Enkele zaken zorgden ervoor dat het gevoel van verslagenheid en onmacht langzaam aan verdween. Operatie Seowulf[72] en de luchtslag om Engeland mislukten. Dit toonde aan dat Duitsland blijkbaar toch niet zo onoverwinnelijk was zoals eerder wel was gebleken. Door de oorlog werd een rantsoenering ingevoerd. Schaarste deed zijn intrede in het land. Dit stond in fel contrast met de overschotten die de bezettingstroepen op de zwarte markt konden verkopen. Samen met hogere belastingen, door de oorlogsschuld die de Duitsers oplegden, versterkte het gevoel van onvrede onder de bevolking. Aan dit gevoel werd op twee nationale data, 21 juli en 11 november 1940, openlijk lucht gegeven.

Naast deze twee data zijn er nog twee die erg belangrijk zijn in de geschiedenis van het verzet. De eerste is die van 22 juni 1941, de startdatum van operatie Barbarossa[73]. Voor deze datum hadden de communisten een beetje een tweeslachtige houding aangenomen. Deels kwam dit door het niet-aanvalspact dat Hitler en Stalin gesloten hadden. Langs de andere kant kwam dit door de reactie die de Belgische overheid had gehad tijdens de Duitse inval. Zodra het nieuws van de inval immers bekend was geworden, werden honderden “staatsgevaarlijke” individuen op transport gezet richting Frankrijk. Zo ook een heel aantal communisten. Deze feiten deden hen niet meteen voor het geallieerde kamp kiezen. Nadat Hitler het pact met Rusland opblies en hardhandig begon op te treden tegen communisten, was de keuze wel snel gemaakt. De tweede datum is 6 oktober 1942, op die dag wordt de verplichte tewerkstelling ingevoerd. Dit brengt niet alleen veel ongenoegen bij de bevolking teweeg. De kerk, met kardinaal Van Roey op kop, zal als gevolg hiervan een meer expliciete houding aannemen tegen de bezetter. Voor veel mensen een extra duwtje in de rug om tot de weerstand toe te treden. Eind ’41 zijn de eerste gewapende verzetsgroepen een feit. In februari en maart van ’42 worden de eerste aanslagen op personen gepleegd. De guerrillaoorlog van het verzet is begonnen.

 

5) Het Kempisch Legioen

 

Het weinige wat ik weet van die periode[74] is afkomstig uit de verschillende actieverslagen die deel uitmaken van het archief van het Ministerie van Defensie, een zestigtal stukken uit het archief van het Kempisch Legioen die dateren van tijdens die periode en een tweetal getuigenissen die zijn opgenomen in de dossiers van Bax en Bobon op de Dienst van de Oorlogsslachtoffers.

 

5.1 Actieverslagen[75]

In het archief van het ministerie zitten zeven actieverslagen. Eén ervan handelt over de gebeurtenissen in het Giels Bos, deze nemen maar aanvang na 3 september ’44, bijgevolg is dit verslag voorlopig nog niet nuttig. De andere zijn: een handgeschreven Franstalig document dat niet is ondertekend en zowel een overzicht van het KL algemeen als van het vierde peloton in Geel bevat. Een historisch overzicht van het K.L. Turnhout geschreven door Dupret. Een verslag van het vierde peloton[76] door kapitein Joseph Van Thienen. Het ontstaan, ontwikkeling en actie van het KL sectie Herenthout waarbij de naam van de auteur doorstreept is. Een historisch overzicht van het KL Herenthout ondertekent met Tommie en tot slot de geschiedenis van de bedrijvigheid der leden van KL sector Hoostraten en omliggende door Paul Duym. In het persoonlijk archief van Dupret zit ook nog een naamloos verslag van het vierde peloton[77]. Wat nu volgt is de weergave van de feiten voor september ’44 die uit deze verslagen blijken. Omdat ze elkaar vaak herhalen heb ik van sommige verslagen slechts delen overgenomen, of vermeld ik de zaken die ze nieuw aanhalen ten opzichte van een ander verslag over dezelfde regio tussen haakjes erbij.

 

5.1.1 Eerste[78] en tweede verslag[79]:

 

Deze beweging werd gesticht in augustus 1942 door de adjudant Omer Bobon, die een order (De militaire organisatie methode werd daarin aangeduid en de naam van de eerste officieren stond erin vermeld) had ontvangen, getekend SB 12, een order die hem toekwam via drager en de methodes voor een militaire organisaties bevatte, en zo ook de namen van de eerste officieren.

(De vergaderingen werden bepaald op elke 2de en 4de zaterdag van elke maand. Hierna legden de officieren en onderofficieren de eed af.)

Het arrondissement van Turnhout werd verdeeld in drie regio’s, die elk werden toevertrouwd aan een peloton dat bestond uit vier groepen. Aan een 4de peloton, zonder regio, werd de verbinding toevertrouwd.

De zesentwintigste september 1942 telde het K.L. 3 officieren, 44 onderofficieren en 160 soldaten. De orders van SB 12 werden regelmatig door een drager overgemaakt. Eind 1942 werd de beweging groter, ze steeg van 207 naar 4 500 mannen.

Maar de moeilijkheden met de Gestapo begonnen. De eerste maart 1944 startte de Geheime Feldpolizei met massale arrestaties, Bobon en andere officieren werden gearresteerd.

Het KL schortte uit voorzichtigheid enkele weken zijn activiteiten op. G.H. Dupret werd geroepen om Bobon te vervangen. Maar de moeilijkheden bleven door het feit dat de beweging alle contact had verloren met SB 12, die zonder twijfel gearresteerd was.

In juni 1944, stelde Dupret zich in verbinding met de onderzoeksrechter Huybrechts, in Brussel, die verbond hem met luitenant Gooremans van het GL, die aanvaardde het voorstel om van ver de zaken te sturen, gezien de afwezigheid van SB 12.

Midden augustus, nam Dupret de nodige maatregelen om de voorbereidingen te treffen van kleine groepjes die verrassingsaanvallen zouden uitvoeren.

De derde september gaf Dupret het bevel om te beginnen met guerrilla-acties en plaatste hij zijn CP in het bos van Gierle.

 

5.1.2 Vierde peloton, Geel:

 

Naamloos handgeschreven blad uit archief van het ministerie

Het vierde peloton kwam in actie in de regio van Geel. In september 1942 was zijn chef M. Gillis, oud onderofficier van het achtste regiment in Turnhout. Dikwijls geïnspecteerd door Bobon. Gillis verdween en Dupret werd pelotonschef, maar die werd dan uiteindelijk chef van het K.L., na de arrestatie van Bobon, en werd dan vervangen door Josef Van Thienen[80].

 

5.1.3 Verslag door J. Van Thienen

 

Reeds in 1940 hadden we op eigen initiatief in Geel een weerstandsvereniging opgestart. Hieruit vloeide later een aansluiting bij het KL uit voort. In 1941 kregen we voeling met het NKB, maar na zekere tijd (ik woonde in Antwerpen drie vergaderingen bij) verloor ik het contact en raakten we in verval. Ik verloor echter de moed niet en na enige tijd, in september ’42, kwam ik in contact met de heer Gilis. Deze was gewezen officier van het 8ste linie te Turnhout en pelotonoverste van Geel en omstreken voor het KL. In januari ’43 benoemde hij me tot zijn adjudant van dienst en zouden we tot de heroprichting van onze groep overgaan.

Ik besprak de toestand met mijn twee vertrouwelingen Paulis Edgard en Peeters Louis; en ook met mijn broer Leopold. Ze zijn dan aan het werk kunnen gaan en hebben om beurt de eed van trouw afgelegd. Op dat moment is het KL Geel ontstaan.Alles zou van dan af in het werk worden gesteld om in de kortst mogelijke tijd aan de verlangens van de leiders te kunnen voldoen. Paulis was het grote trekpaard, hij bezorgde het leeuwendeel van de aanwervingen. Na twee maanden van onverpoosd zoeken en werken, hadden we onze effectieven bereikt. We schepten even adem om dan aan onze reserves te beginnen. Verschillende keren kregen we bezoek van de grote bezieler en ons aller vriend Bobon. Hij moedigde ons aan en was gelukkig en tevreden over onze ijver. Hij liet ons beiden in de dagorder vermelden.

Gilis verdween en ik kreeg de heer Dupret als nieuwe pelotonoverste. Van het eerste ogenblik waren we beste makkers en we voelden ons tot elkaar aangetrokken door hetzelfde gevoel van liefde voor het vaderland. Een harde slag wachtte ons toen we hoorden dat onze goede overste Bobon was aangehouden en weggevoerd net als verschillende andere van onze makkers. Gelukkig bleef de kern gespaard en de man die vanaf nu de leiding moest opnemen is mijn vriend Dupret. Met hem zouden we het Legioen hoger opvoeren. Het kader, dat door de arrestaties ontwricht is, werd aangevuld. Ik volgde Dupret op als pelotonoverste en op 1/06/44 werd Paulis benoemd tot adjudant van het peloton.

De geallieerden waren geland en bijgevolg volgden mijn orders elkaar snel op, alles moest in gereedheid gebracht worden voor de strijd. In mijn peloton werd alles tot in de punten verzorgd, niets zou aan het toeval worden overgelaten. We hadden nog verscheidene samenkomsten en onze bondgenoten naderden. Eindelijk kwam de dag dat mee zouden kunnen strijden voor de bevrijding van het vaderland.

Na een week van hard werken, het treffen van de laatste schikkingen voor de schok, ontving ik een koerier, die de dagorder voor 2 september bij had. Op die zaterdag zouden we onder dekking van de duisternis, de houten borden en wegwijzers moeten wegnemen en vernietigen. Nadat de koerier zich verfrist had, nam die afscheid en vertrok. Ik riep al mijn adjuncten en sectieoversten bijeen en duidde hen de secties aan waarin zij moesten opereren. In het volledige gebied dat mijn sectie beslaat mag geen enkele vijand de weg nog vinden. Verder moesten ze nagels op de weg strooien, die volgens een bepaald model moesten worden gemaakt. Er moesten pinnen tussen de kasseien worden geslaan zodat er zoveel mogelijk banden op zouden sneuvelen. Zo zouden we het volledige vijandelijke verkeer in de war kunnen sturen. Na mijn mannen op het hart gedrukt te hebben hun werk goed te vervullen, nemen zij afscheid, ik bemerkte hun voldoening. Ze hunkerden naar het ogenblik wat toen eindelijk aangebroken was.

Op 2 september werd volgens de opdracht om tien uur s’avonds gestart met de opruiming van de wegmarkeringen, het strooien van nagels en het slaan van pinnen. Er werd gewerkt en we boekten geweldig succes op de grote wegen zoals Turnhout – Diest, Herentals – Antwerpen en Geel – Mol. Ter hoogte van het Albertkanaal, waar deze wegen kruisen, was het een echte ramp voor de Duitsers. Het verkeer was volledig in de war en meer dan veertig vrachtwagens stonden er met stukke banden. De eerste opdracht werd succesvol uitgevoerd en ik wenste de manschappen geluk met hun gemaakte opoffering.

 

5.1.4 Naamloos verslag over vierde peloton in Geel.

 

(Het eerste stuk van dit verslag komt overeen met wat in het derde verslag beschreven wordt) We bleven niet bij de pakken zitten [na de arrestaties in ‘44] en het kader werd opnieuw in orde gebracht. Op het ogenblik van de invasie waren we beter dan ooit gereed. Van nabij volgden we dag voor dag de toestand, er werd toegeslagen waar het kon en waar het toegelaten was. In die dagen kregen we contact met afdelingen van de Partizanen en van groep G. Die deden allen hun best om het de Duitsers het zo lastig mogelijk te maken. In het bijzonder hebben ze het telefoonnet en de spoorweg (veroorzaakten twee grote ontsporingen) geviseerd. Verder staken ze spoorwegwagens in brand en saboteerden ze het Kempisch kanaal.

Een groot aantal neergeschoten piloten is door Geel gepasseerd. Aan hen werd kledij en onderdak verschaft en op het bevolen moment werden ze verder getransporteerd. Eén van de bezielers van deze organisatie werd in de laatste oorlogsdagen samen met zijn echtgenote aangehouden. Er werd niets meer van hen gehoord, hij was lid van de MNB. De derde september 1944 maakten we het terugtrekken van de Duitse troepen mee.

 

5.1.5 Vierde verslag, Herenthout:

 

Het KL Herenthout werd gevormd in september 1942. Vroeger was het reeds aangesloten geweest bij andere weerstandsgroepen, en dit sinds het einde van 1940, te Olen. Maar in het begin van 1942 werden vrienden van ons meegenomen door de Duitse geheime politie en weggevoerd naar de uitroeiingskampen. Velen van die weggevoerden zijn nooit teruggekeerd. Daarna zaten we enige tijd zonder contact. In september 1942 was er een onderhandeling met een geheime organisatie, het Kempisch Legioen. Commandant De Peuter [deze naam is doorstreept] van de compagnie Herentals was belast met het vormen van een weerstandsgroep te Herenthout. Hij had deze moeilijke opdracht aangenomen en werd hierin bijgestaan door een verbindingsofficier [naam geschrapt] van de compagnie van het KL in Herentals. Ik denk wel te mogen drukken op de moeilijke omstandigheden waarin er te Herenthout moest gewerkt worden. Ons dorp stond overal bekend als het dorp van de zwarten. Ik wil dit illustreren met enkele cijfers: DeVlag: 25 leden, VNV: 67 leden, Zwarte brigade: 42 leden, Fabriekswacht: 37 leden, NSKK: 6 leden, SS: 5 leden, NSJV: 43 leden.

Op 23 september 1944 had men reeds zevenenzeventig mensen aangehouden, vijf die wegens ziekte niet naar Duitsland konden wegvluchten en achtendertig die nog in Duitsland waren [bedoelt incivieken die bij bevrijding zijn opgepakt]. Samen maakt dat 120 personen. Dan waren er nog sommige die het meer verdienden dan diegene die aangehouden waren, maar die waren zo laf geweest zich nergens bij aan te sluiten, alhoewel ze er veel omgang mee hadden. Herenthout telde 5 000 inwoners, dus op 100 inwoners waren er 2,4 geïnterneerden. Als het percentage overal zo hoog was geweest dan had men in België 192 000 personen moeten interneren en dan was er geen enkele onschuldige bij geweest.

Waren ze echt zo’n gevaar? Er werd toch niemand meegenomen? Het is moeilijk hierop een antwoord te geven. Ik wil toch wijzen op een aantal feiten. Sommige van de grote NSJV’ers volgden enige mannen van het KL om hun omgang na te gaan. Van de DMS zijn er toch geweest die zegden: “We zullen die mannen wel vinden”. Met dit bedoelden ze KL’ers. Er waren er andere die zegden: “Ik zal u eens brengen waar ge moet zijn”. En als doorslaggevend bewijs geef ik hier een afschrift van een brief gevonden bij den schaarleider der DM – ZB. Het origineel is op de krijgsraad in zijn dossier: “Iedere schaarleider geef aan alle militanten bevel de naam op te geven van een tegenstrever. Redenen opgeven en feiten aanhalen. Bijv. Joris Verstraeten (adres) maakt anti-propaganda, heeft die in de herberg van Mols dit of dat gezegd. De gevraagde inlichtingen moeten bij mij voor de achttiende van deze maand ingezonden worden.

De Vendelcommandant Dierckx.”

In het VNV maandverslag voegde de leiding hieraan toe: “Tevens gegevens nopens activiteit nevenorganisaties, agitatie tegenstrevers, maatregelen welke daartegen werden getroffen, suggesies, enz.”

Ik denk wel dat het voldoende is om de moeilijke toestanden te doen uitkomen. Toen in begin 1943 het kader gevormd was zei de compagnie commandant voorlopig de aanwervingen te schorsen gezien het gevaarlijke milieu waarin er te Herenthout gewerkt moet worden. Men beperkte zich enkel tot het aanspreken van sommige personen om ze stilaan voor te bereiden indien we ondervonden dat ze zouden meedoen. Een goede maand voor de invasie werd er beroep gedaan op hen en waren we te Herenthout met eenenvijftig man om op het gepaste ogenblik in actie te treden. Onze sectieoverste stond in nauwe verbinding met een bediende van de Werbestelle van Herentals. Door deze hulp lukte het ons meerdere tientallen jongens die naar Duitsland zouden moeten thuis te houden. Als men het niet via het toepassen van regels kon doen, dan verdwenen hun papieren en verdween hun naam ook van de lijst van de Gestapo. We moeten die persoon dankbaar zijn voor zijn werk.

Grote sabotagedaden hebben we niet op ons actief, maar we konden ons altijd beroepen op de bevelen van onze officieren die zeiden dat we niet mochten handelen zonder hun uitdrukkelijke bevel. Dat zou wel op het gepaste ogenblik komen. De eerste geheime orders van 1943 waren dat we ons met al de manschappen naar het bos van Gierle moesten begeven. Deze werden later veranderd, maar ik kom hierop verder nog terug.

Onze sectieoverste was in onderhandeling om ons een auto, springstoffen en enige mitraillettes aan te schaffen. Als tegenprestatie moesten we sabotage plegen in de omtrek. Op 4 augustus moest alles te Herenthout afgeleverd worden. Maar alles verliep zoals het niet voorzien was, er moest verraad geweest zijn want in plaats van wapens waren het leden van de Gestapo. Onze sectieoverste was niet thuis, hij was door zijn broer verwittigd dat er drie heren in een wagen naar hem vroegen, maar ze zagen er niet betrouwbaar uit. Hij kon niet anders dan gaan kijken, maar hij was wel op zijn hoede. Hij kwam zelfs tot aan de deur van hun auto en zei het wachtwoord. De personen in de wagen reageerden er niet op, waardoor hij zeker wist dat het leden van de Gestapo waren. Hij liep daarop in het café naast zijn deur, draaide de deur op slot en kon zo langs achter ontsnappen. De Gestapo’s waren verrast en nog voor ze de deur open kregen was A.V. reeds lang gevlucht. Het volledige huis werd afgezocht, zijn moeder, zus en de herbergierster werden bedreigd met meegenomen te worden, maar dit is niet gebeurd.

Het avontuur begon. Het contact werd onderhouden. Hier werd goed werk geleverd door een rijkswachter [doorstreept] en de verbindingsofficier D.W.C. [doorstreept]. Deze had nog een andere zware taak op te knappen. Vijf van de officieren van de compagnie waren aangehouden en de commandant zat ondergedoken. Hij moest helpen het officierenkader opnieuw samen te stellen en contact te zoeken met de verschillende secties. Door deze activiteit trok de verbindingsofficier ook de aandacht op zich en van zodra het commando hersteld was, dook hij eveneens onder in de bossen. Nu kregen de zwarten meer vermoedens en waren ze bijna zeker wie er in het verzet was.

Rond die tijd werd er ‘s ochtends geschoten op Fabriekswachter J.D. uit de Jodenstraat. Hij was daar aan de bossen van Berlaar op de Steenweg naar Itegem. Hij werd niet geraakt en reed onmiddellijk naar huis. Als reactie hierop waren de voornaamste zwarten bijeen geroepen en gingen ze de bossen in de omtrek afzoeken om de dader te vinden. Dat deden ze niet. De zwarten beschuldigden A.V. van dit feit, dat hij niet heeft geholpen of er geen bevel toe geeft gegeven. Er werd toen op het gemeentehuis ook een gesprek gevoerd over de Witte Brigade en wie er bij zou kunnen zijn. Het was tussen de burgemeester de politieagent en twee bedienden van de bevoorradingsdienst E.D.V. en L.C. [beide doorstreept]. Aan twee man viel er niet meer te twijfelen, de derde werkte samen met het K.L., de vierde persoon was van veel zaken van de weerstand op de hoogte en verspreide geheime geschriften, die verborgen werden in het lokaal van het K.L. De vijfde persoon was een vreemdeling die nog niet zo lang in Herenthout woonde, hij was niet betrokken in het K.L. of in de W.B. Fidelio.

In de nacht van 30 augustus werd een inval gedaan bij de gendarmerie, maar de rijkswachters waren verdwenen. Er werd een huiszoeking gedaan maar die was veel grondiger bij diegene die in verbinding stond met het K.L. Hieruit mogen we besluiten dat ze al goede vermoedens hadden over het kader van het K.L. Een paar weken te voren was er ook contact gekomen tussen het K.L. en de W.B. Fidelio. Er werd besloten om samen te werken, iets wat met de bevrijding dan ook gebeurde.

Op het eind van de maand augustus kwam A.V. terug in Herenthout. Hij was s’avonds gekomen, was vermomd en is niet bij zijn familie langs geweest. Hij heeft toch enige jonge mannen meegenomen naar de bossen van Heultje. Hier kon men rekenen op de volledige steun van de inwoners. We zijn die dan ook veel dank verschuldigd. Om de terugtrekkende Duitsers nog verder te demoraliseren werden sabotagenagels uitgestrooid op de wegen te Herenthout, Hulshout, Heultje, enz. Wegwijzers werden afgebroken en verplaatst.

Onze mannen hadden in Heultje de hulp gekregen van zeven Russen die daar in de bossen leefden. Ze waren na hun gevangenneming te werk gesteld in de koolmijnen van Beringen waar ze ontsnapt waren, met hulp van de arbeiders daar. Ook de plaatselijke sectie van het K.L. heeft hen geholpen. Na de bevrijding is één van de Russen overleden in Antwerpen. In de geschiedenis van het bos van Gierle, die men publiceerde in “De Kempen”, schreef men op 25/08/45: “3/09/44,… Bij zijn terugkomst van Oosterhoeven (tussen Herentals en Herenthout) waar hij, met enkele officieren van het K.L., een plein voor parachutisten was gaan bezoeken, deelde onze commandant ons mee dat de bruggen over het kanaal in Herentals tot ontploffing waren gebracht.”

 

5.1.6 Vijfde verslag:

 

Handelt eveneens over Herenthout. Uit dit verslag blijkt dat de A.V. uit het vierde verslag Albert Verhaegen is. Het verslag komt min of meer overeen met wat hierboven verteld werd.

 

5.1.7 Zesde verslag, Hoogstraten:

 

In de maand augustus van 1942 was kapitein Duym met de oprichting van zijn weerstandsgroep gestart, dit werd het zesde peloton van het KL. De leden werden door hem aangeworven, en op hun beurt wierven zij dan weer andere aan. Zo wierf Karel Van Besauw niet minder dan twintig leden aan. (zij bleven voortvluchtig in de bossen van Bree). De aanwervingen grepen plaats in Hoogstraten zelf, maar ook in de omliggende gemeentes: Minderhout, Meer, Wortel, Meerle, Rijkevorsel en Merksplas. Wegens de grote activiteit van vele leden was het vermoeden van de aanwezigheid van weerstanders een zekerheid geworden bij de tegenstander. Daarom heeft kapitein Duym zich maanden lang schuil moeten houden.

Het ledenaantal van Hoogstraten steeg en bleef stijgen. Ook de bedrijvigheid van de groep volgde een klimmende lijn. De voortvluchtigen werden aangemoedigd in hun halsstarrigheid en ze kregen hulp van andere. Bij opsporingen door de Gestapo was er een inlichtingendienst om zoveel mogelijk mensen uit hun handen te houden. Wat niet kon tegenhouden dat er vele leden van het K.L. in Hoogstraten gearresteerd werden. [… overzicht van mensen die gearresteerd werden]. De handel en wandel van de verraders werd nagegaan. Men mocht niet vergeten dat er in Hoogstraten vierentachtig verraders rondliepen en in Rijkevorsel vijfenvijftig, buiten degene die voor de vijand werkten, maar niet aangesloten waren bij één of andere organisatie. Ons ledenaantal bedroeg 250 man op 1/06/44.

[… over zwarten]

De verdedigingslijn (anti-tank) die liep over Chaam en Meerle naar Zundert werd door Kapitein Duym, Luitenant Goos, Stan Haest, Van Rillaer Frans en Van Tichelt Emiel opgenomen en het plan werd overgemaakt aan de staf van het K.L. Die verdedigingslijn was een werk van grote omvang (10 000 mannen hadden eraan gewerkt), en het heeft tot niets gediend. Gedurende drie maanden werden dag op dag inlichtingen verzameld en overgemaakt. Kaarten van de streek werden overgemaakt door kapitein Duym en Lode Van Hoeck. Op vraag van GL bekwam André Coghels, een spion in onze dienst, alle inlichtingen betreffende dit werk. Alle bewegingen van troepen, die in de streek gebeurden, waren eveneens overgemaakt. Intussen was het ledenaantal op 2 september tot 300 gestegen. Luitenant Duym werd tot kapitein bevorderd van de eerste compagnie van het KL.

 

5.2 Samenvatting orders

 

5.2.1 Orders tot maart ‘44

 

Tot zover de samenvattingen van de actieverslagen tot aan de datum van 2 september 1944. De meeste verslagen worden lijviger na die datum maar dit is voor later. Nu volgt eerst een vergelijkbaar verhaal, maar dit aan de hand van de orders die te vinden waren in verscheidene archieven. Voornamelijk in het archief van het Kempisch Legioen dat zich bevindt in het Soma[81]. Ik kon deze ingepast hebben in het overlopen van de actieverhalen. Maar dit zou wegens sterke discrepanties alleen maar een enorme warboel tot gevolg hebben. Daarom heb ik ervoor geopteerd om de twee zaken uiteen te houden om ze dan in een volgende paragraaf naast elkaar te leggen en er conclusies uit zal trekken.

 

5.2.1.1 Geografische organisatie

De eerste orders doen de organisatievorm en de eerste doelstellingen van de beweging uit de doeken. De eerste orders zijn gedateerd op 5 maart 1943. Op dat ogenblik ziet de geografische structuur van het KL er zo uit[82]:

 

 

 

 

5.2.1.2 Tactische organisatie

De machtsstructuur was strikt geordend. Boven de pelotonchefs stonden een vijftal personen. Dit zijn SB 12, KKH 43, KKH 44, KKH 45 en KAO 22. Dit zijn de topmensen van de beweging. De namen die achter deze codes schuilen zijn echter niet terug te vinden of te achterhalen. Vast staat dat de meeste van deze mensen het einde van de oorlog niet heeft gehaald. Van de top die op 1 maart ’44 gearresteerd werd overleefde er slechts één de concentratiekampen. SB 12 was de externe link met een nog hoger echelon, welke identiteit en welk echelon is niet duidelijk, alleen dat hij orders geeft en de bevelen die erop volgen enkel hiervan het gevolg zijn. De rest van de top bestond uit Omer Bobon, Leopold Bax; Appels Jules, Lafaire Victor, Georges Dupret, Florent De Coen. Deze werden allemaal gearresteerd, de meeste op 1 maart ’44. Enkel de laatste twee overleefden dit. Dupret wist te ontkomen via een regeling met een bewaker tijdens zijn overbrenging naar Breendonk[83]. Florent De Coen overleefde de verschrikking in de Duitse kampen. Deze namen, buiten die van Dupret, worden door de weduwe van Leopold Bax aangehaald als stichters van het Kempisch Legioen in een proces verbaal dat werd opgesteld voor de aanvraag tot erkenning van deportatie van haar echtgenote[84].

Onder deze top bevond zich nog een uitgebreide vertakking. Vlak onder hen zaten de pelotonoversten, dit waren de lokale bevelhebbers. Dan waren er de sectieoversten. Onder hen de groepoversten en de laagste graad was ploegoverste. Deze structuur was van kracht tijdens de oorlog. In het dossier van de Dienst van de Weerstand zat eveneens een overzicht van de structuur van het KL. Er staat geen datum bij, zodoende is het onmogelijk te zeggen van wanneer deze structuur ingevoerd werd.

 

ORGANISATIE VAN HET KEMPISCH LEGIOEN[85]

Taktische dienst.

 

 

Graden

Functies

1 Majoor

arrondissementsbevelhebber [doorstreept]

1 Kommandant

Legioenbevelhebber.

2 Kapiteins

Adjuncten van den Legioenbevelhebber.

1 Kapitein

Adjudant-Majoor aan de staf van het Legioen.

9 Onderluitenanten

Pelotonoversten - eenheidsbevelhebbers.

9 Adjudanten

Adjuncten aan de Pelotonoversten.

52 Eerste Sergeanten

 

Sectieoversten

125 Sergeanten

Groepoversten

250 Ploegoversten

Ploegoversten

250 Eerste soldaten

Plaatsvervangende ploegoversten

1750 Soldaten

 

 

totaal: 2450 manschappen

 

 

 

 

Administratieve dienst

 

 

1 onderluitenant

archivaris

1 onderluitenant

schatmeester

3 adjudanten

rekenbureeloversten

1 Eerste sergeant

rekenplichtige van het rekenbureel

2 sergeanten

dactylo’s

9 Eerste sergeanten

rekenplichtigen der eenheid

9 Sergeanten

hulprekenplichtigen der eenheid

9 Sergeanten

Foeriers der eenheid

15 soldaten

cyclisten

totaal: 50 leden

 

 

algemeen totaal 2.500 manschappen

 

 

 

Samenstelling der peletons

Elk peleton bevat + - 6 secties

Elke sectie bevat +- 3 groepen

Elke groep bevat 3 ploegen

Elke ploeg bestaat uit 8 manschappen Getalsterkte per peloton: +- 275 manschappen

 

5.2.1.3 Organigram

Het systeem was er zo op gericht dat men enkel de namen mocht weten van zijn directe overste. Zo mochten enkel de pelotonoversten weten wie KKH 43, 44 en 45 en KAO 22 waren[86]. Daarnaast moest iedereen persoonlijk en voortdurend in verbinding staan met diegene onder hen, of zijn adjuncten. Hij moest ook waken over de werking diegene die onder hem staan. Op 21 april wordt nog een stap verder gegaan in de organisatie. KAO 22 krijgt dan, in order 10, de opdracht om kentekens te produceren en deze in alle stilte en geheimhouding in te pakken en ergens te stockeren. KKH 43 deelt mee dat hij een commandopost zal inrichten in Turnhout, KAO 22 zal hiervoor een geschikte plaats zoeken. KKH 44 dient naar eigen keus een CP op te stellen, eveneens in Turnhout. KKH 45 moet dit in Herentals doen. De CP’s moeten een gemakkelijk toegang en een telefonische verbinding hebben. Voor elk CP zullen er later drie of vier lopers soldaten aangeduid worden. Zij zullen gekozen worden bij de mannen van het peloton ter plaatse en zo het nodig moest blijken bij de mannen van de plaatselijke sectie van het eerste peloton De streek alleen moet gekend zijn, de juiste plaats zal niet meegedeeld worden vooraleer de dag J aanvang heeft genomen[87].

De aanwervingen gebeurden stelselmatig. De kern die zich vormde in augustus 1942 hield zich logischerwijze met de eerste bezig. Hierna werd dit overgelaten aan de sectie en ploegoversten. Vanaf 5 maart 1943 wordt het aanwerven makkelijker. Althans zo zegt order nummer 5, hoe het ervoor in zijn werk ging is niet te vinden. Vanaf die dag wordt het gebied onderverdeeld in secties. Die dragen de naam van een stad, een gemeente of een gehucht. Men mag enkel in deze bepaalde plaatsen aanwerven. Dit onder meer om dubbele aanwervingen te voorkomen. De belangrijkste eis om aangeworven te kunnen worden is dat de potentiële kandidaten echte patriotten zijn en dat hun gedrag moet stroken met de waardigheid van hun nieuwe familie[88]. Voor de aanwerving moet men echter de grootste voorzichtigheid in acht nemen. Dit is iets dat in vele orders herhaald wordt. Andere vereisten zijn dat, gezien de omstandigheden, het niet slecht zou zijn moest zestig procent van de aangeworven manschappen ouder zijn dan 25 jaar. Deze aanwervingen moeten dan op lijsten worden bijgehouden en overgemaakt worden aan de administratie. Met deze lijst moet zeer voorzichtig worden omgesprongen en men mag er zelf geen van in bezit houden. In nagenoeg elk order, voor maart ’44, wordt teruggekomen op de aanwervingen. Men eist steeds opnieuw dat met de grootste voorzichtigheid en ijver gewerkt wordt, zodanig dat de kaders zo snel mogelijk ingevuld zouden worden.

Zoals al blijkt uit het overzicht hierboven is er een uitgebreid administratieve dienst. Deze werden aangeduid met een ander stamnummer. Hoe dat systeem precies in zijn werk ging valt niet af te leiden uit de bronnen. In order nummer 6 wordt er even op ingegaan, maar enkel voor de stamnummers die mensen verbonden aan de administratieve dienst meekregen. KAO 22 was het hoofd van die administratie, of toch zeker de persoon bij wie alles terecht moest komen. Hij was degene bij wie de lijsten moesten toekomen. Verder beschikte men over een eerste sergeant met stamnummer TA / en twee sergeanten met stamnummer A / Zij behoren niet tot het peloton maar tot het administratief peloton van de eenheid. Hiernaast was er vanaf 9 maart ’43 een systeem van onderscheidingen en straffen in voegen. Deze zijn van toepassing op alle graden. Een pelotonoverste mag een straf of onderscheiding voor zijn gegradueerden voorstellen maar niet opleggen, dit is enkel het recht van de eenheidsbevelhebber. Er waren drie soorten onderscheidingen: onderscheiding van eerste klas, hoogste onderscheiding en bevordering in graad. Op gebied van straffen waren er vier mogelijkheden: vermaning, vermaning met laatste verwittiging, graadverlaging en schrapping of uitsluiting. Mocht deze laatste straf worden opgelegd aan iemand die tot voor de oorlog deel uitmaakte van het Belgische leger dan houdt die van dat ogenblik op met er nog langer deel van uit te maken[89].

 

5.1.2.4 Opdrachten

Voor 12 juni ’43 zijn er amper specifieke opdrachten, de organisatie en aanwervingen maken de hoofdmoot uit van de orders tot dan toe. In order 9 wordt er wel al één specifieke opdracht meegedeeld. De pelotonoversten krijgen daarin de taak om inlichtingen te verzamelen over personen, deze op een lijst te noteren en hierbij hun naam, adres, in dienst bij, functie en eventuele opmerkingen bij te vermelden. Hiervoor mogen de groep – en ploegoversten worden ingeschakeld. Deze dienen dan via de sectieoversten hun bevindingen door te spelen. Enkel de inlichtingen die geloofwaardig zijn, mogen in aanmerking genomen en opgeschreven worden[90]. 21 april volgt dan een bijlage bij order 10. Daarin wordt de term van dag J aangehaald voor alle gegradueerden, tot en met de ploegoversten. Hierbij worden instructies voor die dag meegedeeld. Namelijk: voor de sectieoverste het in ontvangst nemen van de herkenningstekens[91], deze verdelen onder de groepoversten en eigen kentekens aanbrengen, de verzamelplaatsen van de groepen kennen, de voorziene aankondigingen uitvoeren, verdachten opsluiten en een wacht plaatsen, de overblijvende mannen ter beschikking houden van het hoger commando. Voor de groepoversten: ontvangst en verspreiding herkenningstekens, groep verzamelen, zich in verbinding stellen met de sectieoverste en diens bevelen strikt opvolgen. Voor de ploegoverste: herkenningstekens uitdelen en de orders van de groepoverste stipt uitvoeren. Van dat moment, 21 april, wordt verwacht van de sectieoverste dat ze de aanwervingen voortzetten, in verbinding blijven met de groepoversten, zijn overste en diens adjunct kennen, een CP voor de sectie kiezen, een huis voorzien voor de aangehoudenen, en een wacht voorzien. De lagere officieren moeten eveneens verdergaan met aanwerven, de namen van hun mannen kennen, weten waar hun verzamelplaats is en regelmatig contact onderhouden[92].

Op de twaalfde juni volgt dan een lijvig order. Hierin wordt verdergegaan over de regelingen van dag J. Die dag zal men geroepen worden om zeer verheven diensten te vervullen, daarbij zal men orde doen heersten om te helpen zodat gerechtigheid kan geschieden. Daarnaast deelt KKH 43 mee dat de eerste fase, of de toeziende fase ten einde is. Zij bevat de organisatie, de aanwerving en de verdeling van de getalsterkte. Daarna komt men terecht in een fase die onder te verdelen valt in twee periodes: een voorbereidende periode en de aanvangsperiode. Over deze twee periodes wordt het volgende geschreven: “de voorbereidende periode laat u nog weinig tijd om hetgeen niet kon beëindigd worden gedurende de eerste fase, te voltooien. De voorbereidende periode zal kort of lang zijn, God alleen weet het, Indien zij kort is moeten we klaar zijn, indien zij lang is moeten we geduldig kunnen zijn, en vooral geremd blijven. Prent het principe dat wij onderling aankleven goed in uw geheugen: stelt u niet roekeloos bloot, geef geen aanleiding van door een eenvoudig gebaar dat te laten vernietigen, wat u gedurende zoveel lange maanden in de moeilijke omstandigheden hebt helpen oprichten, wees nog meer en meer voorzichtig. Behoedt u voor alle verlokkingen, blijft uw eed getrouw. Herzie uw opdrachten, bezoek uw ondergeschikten (elkaar per echelon verstaan), probeer te voorzien, denk aan de aanvangsactie maar overdrijft niet en blijft kalm. BEN IK GEREED … vraag welke gij u elke dag moet stellen, elk uur, ten einde zonder schok te kunnen aanvangen met de aanvangsperiode. Dan kunt u zich voor de koning volledig in dienst stelt van uw oversten, van de Vrijheid, van het Vaderland[93].”

 

5.2.2 De orders na maart ‘44

 

Tussen 12 juni ’43 en april ’44 is er geen enkel order terug te vinden in het archief. Dit valt te verklaren door de moeilijkheden die de beweging in die periode doormaakte. De arrestaties hadden haar namelijk onthoofd. Zodoende was heel de organisatie ontwricht, maar vreemd genoeg is dit vooral voor maart ’44 en niet erna, wat meer te verwachten viel. Het eerste order na maart komt namelijk al in april ’44.

In deze order[94], dat de code P/1 draagt, verdedigt iemand, naar alle waarschijnlijk de bataljonscommandant[95], zich tegen kritiek. Hij stelt dat niemand verplicht is meer dan acht man aan te werven, iets wat toch niet zo moeilijk zou zijn. “Zelfs zou ik, mocht ik hiertoe in de mogelijkheid zijn, gemakkelijk 3 à 400 personen kunnen aanwerven. Ik leef niet verborgen, maar ben elke dag op de been om bijzondere opdrachten, die me zijn toevertrouwd en waar ik u niks over kan vertellen, uit te voeren. Hierbij heb ik de onmisbare hulp van drie medewerkers die dag en nacht bereikbaar zijn. Ik weet dat ik op uw onvermoeibare verkleefdheid kan rekenen, het is daarom dat ik u alle mogelijke middelen geef om de tegenwoordige moeilijkheden op te heffen. Ik besluit hierbij dat elke pelotonoverste de volledige vrijheid van handelen heeft, maar elke gegradueerde die geen voldoening schenkt dient te verwijderen. Wat de aanwervingen betreft, wil ik u vragen gezien deze ten laatste op 25 april moeten afgerond zijn, ieder middel aan te wenden om deze te bespoedigen.”

Op 1 juni 1944 zijn er zes orders die allemaal over hetzelfde handelen: de nakende bevrijding en de organisatie van dag J. Order 19[96] luidt als volgt: “Nu de bevrijding steeds dichterbij kom vraag ik u om uiterste voorzichtigheid. De vijand zal trachten met alle mogelijke middelen alles wat niet Duits gezind is aan te houden, probeer hieraan te ontsnappen. Verwittig ook uw ondergeschikten hiervan. Voor de bevrijding wil ik toch nog een aantal zaken herhalen: Iedereen moet in het bezit zijn van zijn kenteken en graad. De lijsten van de slechte Belgen zijn in ons bezit, u zult alle gewelddaden tegenover wie dan ook vermijden, met uitzondering van eigen gevaar. Deze lijsten zullen u op dag J overgemaakt worden. De CP van uw sectieoverste moet vanaf heden gekozen zijn. Iedere sectieoverste moet een gebouw aanduiden dat als gevangenis kan dienstdoen en makkelijk te bewaken is. Het mag geen gebouw zijn dat door de vijand bezet is geweest. Verbied ook uw ondergeschikten zo’n gebouwen binnen te gaan, er zouden booby-traps aanwezig kunnen zijn. De mannen moeten ingedeeld worden in drie groepen (per sectie: een aanhoudingsgroep, een wachtgroep en een reservegroep. Die laatste blijft in de onmiddellijke omgeving van zijn rechtstreekse overste. Op de dag J zult u, uw cyclist naar mijn CP zenden om de orders bij mij te komen afhalen. De plaats van de CP zal u meegedeeld worden door de brenger van deze order. Op dag J zal u niks beginnen voor u mijn bevelen ontvangen hebt. Het is ten stelligste verboden dat iemand zich aansluit bij een andere beweging, want elke man is gebonden door zijn eed.

Indien u inlichtingen nodig hebt kom dan zelf naar mijn CP en stuur niet iemand van uw ondergeschikten want die mogen niet op de hoogte zijn van de locatie van mijn CP.

Voor dit ogenblik: zwijgen, bedachtzaamheid, voorzichtigheid en kalmte en als de actie begint: moed en zelfverloochening.”

De orders 20 tot 23[97] handelen over het verzamelen van de troepen op dag J. Elke order is specifiek op een graad gericht.

Order 24 en 25[98] handelen over het aanstellen van een cyclist. Dit is de plicht van de pelotonoverste. Het mag geen gegradueerde zijn en het liefst van al ouder dan veertig jaar. Van die dag fungeert die persoon enkel nog als boodschapper. Er moet tevens een tweede cyclist aangesteld worden. Deze moet ouder zijn dan veertig en uit ingedeeld worden bij de eerste ploeg van het peloton. Op dag J moet deze niet op de CP van het peloton verzamelen maar wel op het hoofdkwartier. Hij zal uitsluitend ter mijner beschikking staan, maar blijft op administratief gebied tot zijn peloton behoren.

Order 26 specificeert verder hoe de verzamelingen op dag J moeten gebeuren. Zo mogen de punten van samenkomst telkens maar gekend zijn door de directe betrokkenen. (bijvoorbeeld het samenkomstpunt van de groep mag enkel gekend zijn aan de groepoverste, de sectieoverste en de twee ploegoversten). De ploegoversten moeten hun samenkomstpunt hebben op minstens twee kilometer van de verzamelplek van de groep hebben. De pelotonoverste moet alle samenkomstpunten kennen en kunnen vinden, alsook de te bezetten plaatsen van zijn ploegen. Elke overste dient de nodige verkenningen van die plaatsen uit te voeren. De pelotonoversten mogen eventueel nog andere voorstellen indienen mochten zij vinden dat de aangeduide plaatsen niet aan hun verwachtingen voldoen. Dit alles dient te gebeuren met de grootste geheimhouding.

Order 27[99] op datum van 6 juni 1944 vervangt de oude structuur door een nieuwe[100].

Verder bevat deze order een precieze beschrijving van de structuur die vanaf dag J zal gelden:

“EENHEDEN.

Vanaf den dag J vormt elk peloton een afzonderlijke eenheid, gezamenlijk onder leiding van de staf van het Legioen. Elke eenheid bevat een rekendienst die gezamenlijk gecentraliseerd onder leiding van het rekenbureel van het Legioen.

Het personeel van den rekendienst der eenheid behoort op administratief gebied bij hun eenheid (pon.)

Het personeel van de administratieve dienst (rekenbureel) en het personeel van de staf van het Legioen, worden voor wat de administratie betreft in den rekendienst van het 1ste peloton, in onderhoud opgenomen, elke pelotonoverste wordt daardoor eenheidsbevelhebber.

 

DAGELIJKSE ORDERS.

Bij aanvang van den dag J, zullen er dagelijks orders verschijnen, welke uitgaan van den staf. De “Dagelijksche Orders van het Legioen (D.O.L.) zijn bestemd voor elke dienst of eenheid en moeten door den rekenplichtige van elke eenheid bewaard blijven.

Deze van het rekenbureel worden bewaard door KAO 23

Deze van den staf door KAO 22

Zij zullen dagelijks per bode, door middel van het verbindingssysteem, aan elke dienst of eenheid worden overgemaakt. Elke officier en gegradueerde van P.C./S. en P.C./A., elke eenheidsbevelhebber, adjunct, rekenplichtige, hulprekenplichtige en fourier der eenheden zijn verplicht de D.O.L. te lezen en te tekenen voor gezien.

Elke overste zorgt dat hetgeen welk bestemd is voor zijn ondergeschikten, ten gepaste tijde aan de belanghebbende overgemaakt wordt.

De D.O.L. worden getipt door de dactylo van het rekenbureel onder toezicht van den rekenbureeloverste.

 

V. BRIEFWISSELING MET CP/S EN CP/A

Elke afzonderlijke briefwisseling is verboden.

Alle vragen, inlichtingen, voorstellingen, enz. Welke van de verschillende diensten of eenheden uitgaan, en gericht zijn aan CP/S en CP/A dienen te gebeuren bij middel van het dagverslag enerzijds en bij middel van het bestuurlijk bulletijn anderzijds.

De bescheiden “Geheim” of dringende bescheiden, met betrekking tot operatieve doeleinden, mogen gebeurlijk afzonderlijk en bij middel van het verbindingssysteem aan CP/S of CP/A worden overgemaakt.

 

VI. SAMENSTELLING DER EENHEDEN (pelotons)

Tactische eenheid: De verschillende secties, groepen en ploegen staan onder leiding van den Pon. overste, eenheidsbevelhebber, welke de _ heeft van den adjunct welke zijn gebeurlijke plaatsvervanger is.

Rekendienst der eenheid: Bestaat uit de rekenplichtige, de hulp rekenplichtige, de fourier en een of twee bedienden. Deze bedienden worden op aanvraag van den rekenplichtige, en zulks, wanneer de werkomstandigheden dit billijken, door de eenheidsbevelhebber (peloton overste) gekozen uit de soldaten van zijn eenheid (peloton) om de rekendienst der eenheid behulpzaam te zijn.

De rekenplichtige zal zich ten spoedigste met zijn peloton overste in verbinding stellen.

 

VII. WERKING VAN DEN REKENDIENST DER EENHEID

Rekenplichtige en hulprekenplichtige doen al het administratief werk der eenheid. De fourier zorgt uitsluitend voor de voeding en kleding der eenheid.

De rekenplichtige en hulprekenplichtige zijn de hele dag, voor zover het werk dit vereist op het bureel of CP van de eenheidsbevelhebber met uitzondering van de eerste en zestiende van elke maand.

De voornoemde dagen zijn zij gansch den dag (van 8 uur tot 20 uur) ter beschikking van den rekenbureeloverste.

Bovendien begeeft elk rekenplichtige zich dagelijks naar het rekenbureel waar hij van 8 uur tot 10 uur, ter beschikking is van de administratieve dienst van het legioen. Bij gebrek aan werk mag hij zijn eigen bezigheden verrichten.

De rekenplichtige houdt zijn eenheidsbevelhebber van alle administratieve aangelegenheden op de hoogte.

Hun werking vanaf dag J zal hen bij middel van administratieve orders of onderrichten worden medegedeeld.

De administratieve orders verschijnen niet meer vanaf het in voege treden van het D.O.L.

 

VIII. WERKING DER EENHEDEN OP DEN DAG J

Op de dag J verzamelen alle pelotons op hun aangeduide standplaatsen:

Eerste werk: Inzameling der aanwezigheidsstaten.

Tweede werk: Verzending der aanwezigheidsstaten naar CP/A bij middel van den cyclist en ingevolge het verbindingssysteem van peloton tot peloton

Derde werk: Indeling van de pelotons in 3 groepen:

Vierde werk: Ter plaatse en in de meeste stilte zich verdoken houden en de orders afwachten.”

 

Order 31[102] wordt op 31 juli overgemaakt. Dit bevat ondermeer de tijdelijke stopzetting van de eedafleggingen[103]. Gegradueerde die niet akkoord gaan met de regels die er zijn moeten onmiddellijk verwijderd en vervangen worden. Elk peloton moet binnen de veertien dagen klaar zijn. De sectieoversten moeten aan de pelotonoversten binnen de tien dagen laten weten of hun sectie klaar is. Daarnaast wil ik nog van iedere pelotonoverste weten of hij reeds over een schuilplaats beschikt en over welke wapens en munitie zijn peloton beschikt.

De veertiende augustus stuurt SB 12 bevelen voor guerrilla door. Dit zijn uitgebreide orders die ingesteld zijn om de vijand in het hele gebied van de provincie Antwerpen aan te pakken. Het doel van deze orders is de vijand te vertragen in zijn verplaatsingen en bevoorrading. Dit door het aanvallen van de wegen en het aanbrengen van vernielingen. Belangrijk hierbij is dat deze moeten gebeuren op het moment dat de vijand er ook effectief voorbijkomt. Daarnaast moet men ook zaken die de vijand ondermijnd heeft trachtten te ontzetten. Dit door, in zoverre het terrein dit toelaat, de vijand in de flank aan te vallen. Verbindingen in dergelijke operaties zijn essentieel, men moet vluchtpunten voorzien en een samenwerking van twee ploegen hanteren tijdens een operatie waarbij de één de andere dekking geeft.

De structuur wordt opnieuw gewijzigd ergens tussen 31 juli en 25 augustus door order 32[104]. Naast het meedelen dat niemand persoonlijk contact mag hebben met majoor SB 12, met uitzondering van de compagnie bevelhebbers deelt het ook nog mee dat voor het gemak van de bevelvoering de pelotons zijn samengevoegd in drie compagnies: Eerste compagnie bevat het peloton 1, 5 en 6 heeft als kapitein bevelhebber: KKH 44 Tweede compagnie bevat peloton 2, 3 en 4 en heeft als kapitein bevelhebber: KKH 46 Derde compagnie bevat peloton 7, 8 en 9 en heeft als kapitein bevelhebber: KKH 45 De kapitein en pelotonoversten zullen onderling goed samenwerken. De kapiteins zullen binnen de kortst mogelijke tijd zich met hun pelotonoversten in verbinding stellen. Dit heeft tot gevolg dat de pelotons een nieuwe CP moeten zoeken en de compagnies een eigen CP moeten inrichten. Elke compagnie moet beschikken over een landingsterrein dat minsten 800 op 800 meter groot is en zich in de nabijheid bevind van een bos waarin een verdedigbare schuilplaats gevonden kan worden (bij voorkeur een bos). Vanaf heden moeten de vijandelijke opslagplaatsen van wapens en munitie gekend zijn. Het is van nu af aan toegelaten om alleen of in groep deze wapens, springstoffen of munitie te ontvreemden. Wel onder de voorwaarde dat ze dit eerst aan hun overste melden, die het dan op zijn beurt zo spoedig mogelijk aan mij [KKH 43] laat weten. Het is nog steeds nodig het grootst mogelijke stilzwijgen te hanteren. Tot slot wordt iedere sector verzocht op zoek te gaan naar onderduikadressen. Want gezien de omstandigheden zullen velen binnenkort waarschijnlijk genoodzaakt zijn onder te duiken.

In order 33[105], zonder datum, wordt er nog een kleine herschikking meegedeeld. SB 12 is vanaf dan legioenbevelhebber en KKH 43 bataljonsbevelhebber. Daarnaast wordt een verbod ingesteld om sabotage te plegen op telefoonlijnen of spoorwegen (bij die laatste is er wel een uitzondering, namelijk als men met zekerheid weet dat er een militair transport voorbijkomt). Het hoofdkwartier verzoekt om al het vervoer op het Albertkanaal en het kanaal Antwerpen – Turnhout te hinderen (o.a. door de sluizen onklaar te maken) om zo toekomstige operaties te saboteren.

De achttiende augustus laat SB 12 aan KAO 22 weten dat er zes pistolen met munitie ter beschikking zijn om aanslagen te spelen[106]. De dag erna deelt hij een adres mee waar 250 sabotagenagels[107] kunnen afgehaald worden. Nog een dag later vraagt KAO 22 aan KKH 44, 45 en 46, op bevel van de legioenbevelhebber, om volgende inlichtingen in te winnen[108]. Namelijk de plaats van eventueel luchtafweergeschut en eventuele troepenontplooiing, dit in verband met een dropping in de streek. Hierop laat KAO 22, de vierentwintigste, weten dat er zich in Geel een twintigtal vijanden bevinden die zich voornamelijk bezighouden met het repareren van voertuigen. In Mol bevinden zich acht à tien stukken beweegbaar afweergeschut en 700 à 800 mannen van de SS. In Postel staat op de abdij een uitkijkpost, bemand door zo’n twintig man, in de dorpskom bevinden zich ongeveer 200 man van de Whermacht.

De vijfentwintigste augustus zendt KAO 22, opnieuw in opdracht van de legioenbevelhebber SB 12, aanvullende orders[109] voor de guerrillastrijd. Deze zijn afkomstig van het Hoog Intergeallieerd Opperbevel. Deze brengen voor ons grondgebied wijzigingen aan voor wat de tussenkomst van het KL aangaat. Hierin wordt, rekening gehouden met de nieuwe orders en de ondervindingen opgedaan in Frankrijk. In deze algemene orders veronderstellen we dat onze troepen enkel tot de actie zouden overgaan nadat ze in hun respectievelijke schuilplaatsen van de groep verenigd zijn en zij gezonden worden naar de bestokingsposten bij de landing van de mannen, dit met materiaal en wapens die voor handen zijn in de schuilplaatsen. Dit brengt drie zaken met zich mee: Ten eerste dat onze troepen beschikken over enkele wapens en materiaal om tot de actie over te gaan. Twee, dat onze troepen zich moeten groeperen in hun verschillende schuilplaatsen om hier te worden bewapend en de veiligheid te voorzien aan de geallieerde luchtlandingen. Drie, al de troepen uit de provincie moeten zich in één of twee veiligheidszones groeperen (Deel van het grondgebied dat door het KL gecontroleerd wordt) om er bewapend te worden na massale luchtlandingen, de veiligheid te verzekeren aan de gelande troepen en een gedeelte van ons grondgebied te bevrijden. Een bemerking hierbij is dat we niet kunnen voorzien in welke volgorde deze drie zaken zullen plaatsgrijpen of dat ze dit effectief zullen doen. Toch moeten de drie uitvoerig bestudeerd worden, we zullen verwittigen wanneer er één van toepassing is. Hierbij worden ook specifieke acties toevertrouwd aan onze troepen. In de algemene orders was er enkel sprake van het bestoken van de vijand op de verbindingswegen (in ploegen van acht man en één overste), er worden volgende opdrachten toegevoegd: Belangrijke colonnes vertragen door aanvallen op de voorste wagens, door gebruik te maken van nagels, brandveroorzakende flessen of geweervuur. Kleine colonnes of afgezonderde wagens aanvallen. Vernietigen van slecht bewaakte opslagplaatsen. Een aanval of schijnaanval van kantonnementen. De vernieling van de telefonische lijnen, zowel onder als bovengronds en burgerlijke en militaire lijnen. Het vernielen van spoorwegen. Wanorde veroorzaken door het pijlenstelsel te ontwrichten. Het voorkomen van vernielingen van bruggen en onontbeerlijke krachtbronnen voor de bevolking (elektriciteit, water, gas voorzieningen). De opdracht van onze troepen kan dus verdeeld worden in drie categorieën: vernielingen, anti-vernielingen en aanslagen. Vanaf nu is het nuttig om aanduidingen en werken die de oorlogsmogelijkheden van de vijand kunnen beïnvloeden te vernietigen. Na dag J kunt u op eigen initiatief vernielingen uitvoeren naar gelang de plaatselijke toestand. Deze vernielingen vormen ons belangrijkste wapen, richt het op locomotieven, cabines, wissels, waterpompen,… Anti-vernielingen kunnen het best uitgevoerd worden door het doden van Duits technisch personeel, de stroom af te snijden of schijnvernielingen uit te voeren. In deze operaties is een snelle terugtocht erg belangrijk, dergelijke acties worden reeds met succes in Italië en Polen uitgevoerd. Bij aanslagen zijn de beste doelen vijandelijke ploegen, technisch personeel en hun materiaal. Val bij voorkeur kleine ploegen van de genie aan, mechaniekers en spoorwegtroepen. Kleine autoparken van de NSK of organisatie Todt zijn ook interessante doelen. Legerstaven zijn een erg goed doelwit, maar moeilijk want zeer streng bewaakt. Als deze er niet zijn in de omgeving, richt u dan op Duitse burelen, commandaturen, gestapohuizen en gevangenissen. Steek de opslagplaatsen van benzine in brand. Verder wordt beschreven welk materiaal bij deze acties gebruikt kan worden.

27 augustus 1944[110], SB 12 schrijft aan KAO 22 dat hij onderzoekt of de 6 000 frank voor de aankoop van herkenningstekens[111]. Deze kost dateert van voor de aansluiting van het KL bij het GL en zal na de oorlog door het ministerie van defensie worden terugbetaald. Verder laat de majoor weten dat men makkelijk de spoorweg kan saboteren door de kabels aan de signalen door te snijden, en de officieren van de parachutage vragen om een bijeenkomst. De dag erop stuurt KAO 22 zijn halfwekelijks verslag door naar SB 12[112]. Dit bevat de verslagen van de verschillende compagniebevelhebbers en beschrijft voornamelijk de evolutie van de troepen. Zo laat KKH 44 weten dat er in Turnhout nieuwe troepen zijn aangekomen. KKH 45 heeft op zijn beurt van het achtste peloton vernomen dat er vijftig SS’ers in Olen zijn en het negende meldt dat er in Herentals 800 SS’ers zitten en in Grobbendonk 200 met acht tanks, daar werd overigens vrijdag een aanval uitgevoerd door geallieerde vliegtuigen op een aantal geparkeerde voertuigen.

Op 30 augustus volgt dan order 39[113] wat uitgaat van de bataljonbevelhebber KKH 43. Hierin vraagt hij onder andere een speciaal spoortuig van de Duitsers op te sporen. De wagen is zo ontworpen dat het de sporen achter zich vernield, het tuig dient zo snel mogelijk onklaar gemaakt te worden. Verder worden Duitse officieren langsheen het Albertkanaal gesignaleerd. Deze zijn waarschijnlijk bezig met het voorbereiden van een verdedigingsstelling. Tot slot worden nog enkele regelingen in verband met een dropping meegedeeld. De dag erop heeft SB 12 KAO 22 ook uitgebreide orders in verband met de dropping. Terwijl in omgekeerde richting KAO 22 laat weten dat het derde peloton normaal op 2 september zal beschikken over tien tot vijftien kilo TNT, zes à acht geweren met 2000 patronen en 6 à 700 Duitse patronen, maar voor die laatste hebben ze geen geweren. De compagniebevelhebbers vragen wanneer ze in het bezit zullen gesteld worden van een radio en verzoeken om geld voor een aantal onkosten te vergoeden.

De eerste september is er heel wat correspondentie. Order 40[114] laat weten dat de mannen zich een politiemuts zonder kenteken moeten aanschaffen. De radio’s zijn aangevraagd en kunnen één dezer dagen aankomen. Men moet zich voor de schuilplaatsen van munitie en materiaal strikt aan de orders houden, zo ligt die in Vosselaar te dicht bij de weg[115]. KAO 22 verzoekt SB 12 dringend om wapens. In Turnhout is er namelijk de vorige nacht een grote razzia geweest door de Zwarte Brigade. Daarbij zijn mensen gearresteerd en veroordeeld (nekschot), vrouwen van voortvluchtigen zijn opgepakt als gijzelaars. Hij schrijft verder: “Aanstonds een tegenactie, verzoek daarom om een vierde van de wapens die aangekomen zijn voor de provincie. Ik beschik over een twintig man die zich onder mijn leiding willen stellen. In geval er geen tegenaktie gesteld worden kunnen we ons en onze vrouwen even goed laten doodschieten.” In hetzelfde bericht heeft hij nog een lijst van de wapens die ze hebben en dat ze in Weelde twee korenmijten in brand hebben gestoken. [116] Diezelfde dag nog reageert SB 12. Hij hoopt dat de berichten enkel roddels zijn en kan geen wapens geven, want ondanks het feit dat er al drie dagen boodschappen worden verspreid op de BBC, hebben er in de provincies Antwerpen en Limburg geen wapendroppingen plaats gevonden. Het was waarschijnlijk te bewolkt. Verder vraagt hij geen sabotagedaden tegen burgerdoelen te plegen [korenmijten] en stuurt hij nog een aantal orders om in de nacht van 2 op 3 september de signalisatie te vernietigen en de wegen te blokkeren met nagels en bomen[117].

2 september vraagt KAO 22 aan SB 12 geld zodanig dat de pelotonoversten het nodige materiaal kunnen aanschaffen om hun opdrachten te volbrengen. Er is eveneens geld nodig om de troepen te voorzien van voedsel. Vanaf vandaag is ook de commandopost van het Legioen in het Gierlebos in werking. Het personeel dat er aanwezig is bestaat uit een luitenant van de administratie, een adjudant die belast is met het voedsel en de opeisingen, een sergeant-foerier, een sergeant chauffeur/mekanieker, twee ploegoversten staan klaar om onmiddellijk tot de actie over te gaan. Beide beschikken over acht man. De commandant [KKH 43] heeft besloten in de eerste dagen de leiding hierover op zich te nemen. Verder zijn er van die dag 850 overalls ter beschikking van de beweging. KAO 22 laat aan KKH 45 weten dat het plan om in actie te treden mag aangevat worden. Wat de pelotonsterkte betreft dringt hij er zoveel mogelijk op aan om deze nog uit te breiden[118]. Tot slot geeft KKH 43 aan alle compagniebevelhebbers, alle sectievorsten en hun ondergeschikten het bevel om wegwijzers te saboteren, een sabotagewagen te maken waarmee nagels gestrooid kan worden en bomen op de weg te laten vallen[119].

 

 

C. De bevrijding 3 tot 24 september 1944 [120]

 

1) Algemeen

 

Op drie september 1944 is de toestand in West-Europa volkomen gedraaid. Het eens zo machtige Duitse leger is slechts een schim van wat het ooit geweest was. Op 6 juni ’44 waren de geallieerden geland in Normandië. Duitsland werd van drie kanten bedreigd. Uit het Oosten kwam het grote Rode Leger oprukken. In het Zuiden waren de Britten en Amerikanen langzaam naar Rome toe aan het optrekken, de stad viel uiteindelijk twee dagen voor de landing, 4 juni 1944[121]. Italië had ondertussen ook het kamp van de As-mogendheden verlaten. Nu kwam er nog een immense troepenmacht bij die via Noord-Frankrijk op het Derde rijk afstevende. Vanaf 20 augustus, het moment dat de geallieerden met operatie “Cobra” uitbraken uit het Normandische heggenlandschap[122], begon er voor vele Duitse soldaten een wanordelijke terugtocht. Het leek wel terug mei ’40, maar dan met de andere troepen en in de andere richting. Het verzet in België werd steeds actiever en de bezetters en collaborateurs kregen het steeds moeilijker om zich in het land te handhaven. Op twee september worden de eerste Belgische plaatsjes bevrijd. Die dag overschrijdt de Britse eerste Guard Armoured division van het dertigste legerkorps de Frans - Belgische grens bij Douai[123]. Erg snel vallen de grote steden, op drie september is er al een triomfantelijke intocht in Brussel. De geallieerden denderen door naar Antwerpen. Met de hulp van het Geheim Leger valt de haven van Antwerpen onbeschadigd in hun handen. De geallieerde opmars was zo snel dat vele verzetsgroepen niet de tijd hadden om hun actieplannen voor een nakende bevrijding uit te voeren. De regering had zich bovendien in die kleine vier jaar grondig voorbereid op de bevrijding, en verschillende maatregelen uitgewerkt. Zo werden in september ’44 reeds een aantal verzetsgroepen erkend[124], daarnaast waren er economische maatregelen uitgewerkt om de inflatie en de zwarte markt aan te pakken. In Engeland werden vijftig verbindingsofficieren opgeleid. Deze moesten meetrekken met de troepen die het land zouden bevrijden en daar de lokale toestand leren kennen. Zodanig dat de regering deze zou kunnen inschatten en erop reageren[125]. Het zou tot 8 september duren vooraleer de regering zelf naar België zou terugkeren[126]. De snelle opmars van de Britse, Amerikaanse, Poolse, Canadese,… troepen betekent niet dat het verzet zomaar de wapens neerlegt en zichzelf in de bevrijde gebieden ontbind. De groeperingen gaan zich opwerpen als ordehandhaver en (gewapende) gerechtelijke macht die recht zal doen geschieden. Op vele plaatsen in het land trekken groepen mensen door de straten om de “zwarten” te laten boeten voor hun daden. Wat er tijdens die repressie allemaal gebeurd is een ander verhaal[127]. Wat de rol van het verzet erin is ook. In die dagen doken namelijk vele “nieuwe verzetslui” op die zich uiterst actief gingen mengen in het arresteren en vervolgen van collaborateurs. Terwijl de verzetslui van het eerste uur naar de achtergrond verdrongen werden of probeerden de chaos te controleren en de woede te bedaren. Die dolle septemberdagen zorgden toen en nog lang erna voor heel wat spanning in het land.

 

2) De Kempen [128]

 

De bevrijding van Brussel en omgeving bracht weinig verandering in de situatie in het Noorden van het land. De Kempen werden omwille van de langdurige gevechten aan het Albertkanaal vanaf 8 tot 22 september ’44 zeer langzaam bevrijd. De Duitsers hadden zich na hun ordeloze terugtocht immers gehergroepeerd achter het kanaal. Vanaf Vier september was veldmaarschalk Von Rundstedt opnieuw bevelhebber van het westelijke front. Achter het Albertkanaal werd tussen Antwerpen en Hasselt een samenhangende verdedigingslinie aangelegd, met de 176ste en 719de divisie, elementen van de 347ste en aangevuld met Luftwaffe regimenten, Fallschirmjäger en generaal Student en resten van de eerste SS-Pabzer divisie van veldmaarschalk Model. Alles bij elkaar een heterogeen samenvoegsel van 18 tot 20 000 man, niet allemaal meer even jong en gezond, en slechts 25 tanks[129]. Vanaf 12 september lag Turnhout in de frontlinie en de sfeer in de stad was uiterst gespannen. De spanning was er niet alleen tussen de bezetter en de bevolking, maar ook tussen de bezetters onderling. Zo was er begin september sprake van een schietpartij tussen Duitse soldaten en de Feldgendarmerie[130]. Hiernaast waren er nog tal van andere ongeregeldheden. Op 4 september 1944 werden zeven jongelingen aangehouden nabij het St.-Jozefcollege en aldaar, op verdenking van plundering van wapens en munitie, zonder enige vorm van proces gefusilleerd. Ze waren allen tussen de 17 en 24 jaar oud. Die ochtend viel er ook een ander slachtoffer. Nachtwaker Van Waelderen werd tijdens zijn bewakingsdienst door een Duitse soldaat neergeschoten en overleed aan zijn verwondingen. In die hectische dagen waren diefstallen en brutaliteiten de orde van de dag. Er werden talloze voertuigen gestolen, sigaretten, voedsel,…

De Duitse bevelhebber trachtte de zaken, voor zover het nog mogelijk was, onder controle te houden. Op 7 september liet hij via burgemeester Van Hoeck aan de bevolking weten dat het verboden was om met meer dan twee personen op straat te komen. Verder verbood hij om op openbare plaatsen en pleinen gegroepeerd te staan en om de handen in de broek - of jaszakken te houden.

Vanaf maandag 18 september werd het wel heel heet onder de voeten van de Duitse soldaten te Turnhout. De stad werd sindsdien in staat van verdediging gebracht en de Duitsers maakten aanstalten om zich achter het kanaal Dessel-Schoten (de Turnhoutse Vaart) terug te trekken. Alle scholen waren op 1 september door de Duitsers opgeëist en in het Heilig-Grafinstituut werd een Duits veldhospitaal ingericht. Op dinsdag 19 september werd het bevel gegeven dat de oostelijke kant van de stad onmiddellijk en totaal diende ontruimd te worden. Een groot deel van de bevolking moest inderhaast een onderkomen zoeken bij familie en vrienden, scholen en ook in schuilkelders in het westen van de stad. Op zaterdag 23 september waren de geallieerden tot vlakbij Turnhout genaderd. De 719de Duitse infanteriedevisie twijfelde: de stad verdedigen of ze overgeven aan de Engelsen. Uiteindelijk werd besloten zich terug te trekken en vanaf twee uur in de namiddag begon de definitieve terugtocht tot achter het kanaal. Die dag was het voor de mannelijke bevolking van Turnhout tussen de 15 en 65 jaar verboden om zich op straat te begeven. Het verzet werd vanaf die dag actief en het begon strategisch belangrijke posities in Turnhout te bezetten, van zodra de Duitsers achter het kanaal waren teruggetrokken. In de nacht van 23 op 24 september waren de laatste Duitsers uit Turnhout verdwenen en hielden ze zich schuil achter de Turnhoutse Vaart. Op zondag 24 september rond tien uur in de voormiddag werd Turnhout dan eindelijk bevrijd door manschappen van het B-squadron, deel van de 49ste Britse West Riding divisie, onder leiding van de kolonels Newton en Eykin. Ze werden al vrij snel gevolgd door de 156ste Field Company van de Royal Engineers, de Royal Scotch Fusilliers en andere eenheden van dezelfde 49ste divisie.

 

3) Het Kempisch Legioen

 

3.1 Actieverslagen[131]

 

3.1.2 Eerste en tweede verslag[132]:

 

(Het eerste verslag heb ik hier weggelaten, daar dezelfde gegevens in het tweede verslag ook naar voor komen) Van 4 tot 24 september grepen in heel het arrondissement sabotagedaden plaats. Rond het Gierle bos organiseerden we aanvallen zodanig dat de Duitsers er de weg van Turnhout naar Gierle niet meer durfden te gebruiken. Twee geallieerde parachutisten komen onze groep in het bos versterken. Bij deze acties maakten we zevenentwintig krijgsgevangenen, er sneuvelden drie Duitser en één van onze mannen. Verder waren er nog één zwaar en twee lichtgewonden. We maakten heel wat wapens en munitie buit. Jufvrouw L. Maes verzorgde onze gekwetsten, bracht nieuws en levensmiddelen vanuit Turnhout en won de nodige inlichtingen in.

Op 17 september begaf zich een groep van vier man naar de brug van Beerse. Een andere, even grote groep, trok naar de brug Turnhout – Merksplas. Hierover had ik [Dupret] de persoonlijke leiding. Dit deden we om te beletten dat de bruggen zouden opgeblazen worden. De twintigste vernamen we dat de Duitsers onze CP in het Giels bos aangevallen hadden en in het bezit waren gekomen van de geschreven orders waarin de verdediging van de twee bruggen vermeld stond. Hierop verlaten de twee groepen hun schuilplaats bij de bruggen, verbergen hun wapens en verspreiden zich. Twee dagen later hergroepeerden mijn mannen en ik en opnieuw bedwapend hebben we onze posten bezet. Via jufvrouw Maes, die Duitsers ondervraagt, kwam ik te weten hoe de Duitsers van plan waren om de bruggen te laten springen. De 23ste vernamen we dat de brug op Merksplas opgeblazen zou worden en de omwonende moesten hun huizen verlaten. Ik zond jufvrouw Maes naar Gierle om te zien of de geallieerden nog ver waren. Toen ze terugkeerde werd ze door Duitsers aangehouden, ondervraagd en afgetast. Met de hulp van mijn verrekijker bepaalde ik de posities van de talrijke mitrailleursnesten langs de dijk. Desondanks bereidde ik onze stellingen voor en gaf ik ieder zijn orders.

Om 19 uur 30 ontving ik het bezoek van de E.P. Rector van de Jezuïeten. Die was me aan het zoeken omdat hij me een boodschap moest overmaken. Hierin stond de vraag om me terug te trekken en geen enkel schot te lossen. Dit omdat de stadsautoriteiten een onderhoud met de Duitsers hadden gehad. Daaruit bleek dat de Duitsers vierentwintig kanonnen op het centrum hadden gericht en ermee dreigden de helft van de stad in puin te schieten als er ook maar één schot gelost werd. Ik gehoorzaamde en liet de wapens terug opbergen. De bruggen sprongen en rond 21 uur waarschuwde me een lid van het KL dat de stad ontruimd was. Ik trok het uniform van de PL aan en ging met mijn soldaat de stad inspecteren, de verborgen wapens terughalen en ze naar het stadhuis brengen. Dat was door de mannen van de PL en leden van het KL reeds bezet. Ik liet het politiecommissariaat het steentje en het kasteel bezetten. Zondagochtend liet ik mijn mannen van het Gierle bos, die in Vosselaar verscholen zaten, verwittigen en ging via de weg van Oostmalle de Engelsen tegemoet. Vanaf dat ogenblik stelden we ons volledig ter beschikking van de Engelsen die ons alle opdrachten, in de streek, toevertrouwden.

 

3.1.2 Vierde peloton, Geel:

 

Naamloos handgeschreven blad uit archief van het ministerie

De tweede september ’44 saboteerde het peloton de wegen Turnhout – Diest, Herentals – Antwerpen en Geel – Mol, ter hoogte van het Albertkanaal, of waar deze wegen kruisten. Dit met behulp van nagels. Meer dan veertig Duitse vrachtwagens werden geïmmobiliseerd. Zeven dagen later, de negende, werden de Duitse telefoonlijnen vernield, deze werden hersteld en opnieuw vernield. Er werden Duitse wapens gestolen en een observatiepost vernield.

Op 10 september kwamen de Engelsen aan in Geel. De Duitsers hadden zich georganiseerd achter een spoorwegberm. Van Thienen lichtte hen hierover in en in de loop van het gevecht werd een gevangene gemaakt. De volgende dag gingen de gevechten door. Het KL vernielde de telefoonlijnen en deed dit opnieuw als ze hersteld werden. In de nacht van de twaalfde trokken de Duitsers zich terug.

Van Thienen kreeg op 13 september het bevel over de binnenlandse troepen in Geel onder de benaming van het Geheim Leger. Het KL, zo verklaarde een verbindingsofficier, sloot zich bij het GL aan. De Partizanen, groep G en de MNB werden onder zijn orders geplaatst. De Partizanen (of sommige ervan) verkozen zich jammer genoeg in te laten met plunderingen. Van Thienen besloot om zijn opdrachten enkel uit te voeren met mensen van het KL. De laatste verzetshaarden werden opgeruimd. Na een uur hadden we al acht krijgsgevangenen, andere volgen. Eén enkel lid van het KL nam twaalf Duitsers gevangen. Twee leden van onze beweging raakten dodelijk gewond.

 

14 september, de Duitsers hebben zich achter het Kempisch kanaal teruggetrokken. We voerden enkele verkenning uit om de plaats van hun batterijen te ontdekken. Tot slot van die dag ontvingen we bedankingen van de Engelsen. De volgende dag arresteerden we op hun vraag verdachten om spionage te voorkomen. De negentiende zonden we twee mannen uit in een poging om de Duitse batterijen te ontdekken. Deze missie mislukte. De volgende dag was ze wel succesvol. De eenentwintigste en tweeëntwintigste werden gevuld met arrestaties van verdachten. Op 23 september werd dan eindelijk een verbinding gemaakt met de CP in het Gierle bos. Daar werd beslist om in de toekomst met het GL samen te werken. Er werd eveneens een patrouille uitgestuurd om acht vermiste Schotten te vinden. Dit gebeurde, zeven van hen waren dood en één was gewond. Het KL verliest die dag één man.

 

3.1.3 Verslag opgesteld door J. Van Thienen

 

3 september 1944, s’middags kreeg ik het bevel om naar Herentals te gaan. Daar ontmoette ik commandant Dupret die me onmiddellijk doorstuurde naar de oostkant van Herenthout. Toen ik er aankwam stonden kolonel Van Neyen, majoor Van Gorem, pelotonoverste De Peuter en Van Dijck me op te wachten. De kolonel liet me weten dat ik vanaf nu bevorderd was tot kapitein en dat heel waarschijnlijk deze nacht de RAF een wapendropping zou uitvoeren. Dit zou gebeuren indien de BBC de boodschap pour torque mada, veuillez mettre en cage la guêpe, je repête: la guêpe. Als deze gegeven werd dan zouden we de vierde in de bossen verzameld. Na dit besproken te hebben, namen we afscheid en spraken af, indien de boodschap niet zou komen, de dag erna te vergaderen.

De boodschap kwam niet. Er werden de nodige regelingen getroffen om de leemtes als gevolg van mijn promotie op te vullen. Ik begaf me opnieuw naar Herenthout, dit werd echter een hele opgave, vooral om over het Albertkanaal te raken. De Duitsers wierpen er stellingen op, en er werden verscheidene batterijen opgesteld. Commandant Dupret wees ons op de ernst van de toestand. Want terwijl we in Herenthout aan het wachten waren, blies de vijand de ene na de andere brug op. Hij benadrukte dat we met elkaar in contact moesten blijven, over de manier waarop dit zou gebeuren zou hij ons later nog raad geven. Dankzij een vlot raakten we terug het kanaal over en kwamen we in ons dorp. Daar heerste een ware anarchie, de Duitse soldaten waren er al hun voorraden aan de bevolking aan het uitdelen. Nu we over voldoende wapens beschikten konden we deze troepen makkelijk gevangen nemen, maar we hadden hiertoe het bevel niet gekregen. Dus restte ons enkel wachten.

5 en 6 september naderden Engelse voorposten het Albertkanaal. De Duitsers hadden zich hersteld, er waren nieuwe troepen aangekomen. Alles wees erop dat weldra de strijd zal losbarsten. De volgende twee dagen weerklonk er dag en nacht kanongebulder. De negende naderen Engelse troepen het dorp. Auto’s en motorfietsen raasden op en af, gekwetsten werden op alle mogelijke manieren naar achteren gebracht. De situatie van de Duitsers werd steeds nijpender. Wij staken een handje toe door hun telefoonlijnen telkens weer te vernielen. We maakten verschillende Duitse geweren en munitie buit. De tiende naderde de vuurlijn het centrum van Geel. De Engelse artillerie legde een spervuur, wat de Duitse macht brak en hun vlucht veroorzaakte. Engelse tanks reden het dorp in, de vijand hergroepeerde zich achter de spoorweg. Ik stelde me in verbinding met de bevelhebber van de Engelse troepen en gaf hen de nodige inlichtingen en plannen van de gemeente. Terwijl ik mijn bevelen gaf aan mijn mannen kwam een koerier van de het hoofdkwartier dwars door de vuurlinie naar mijn CP. Hij werd door twee van mijn mannen terug door de Duitse linies gebracht.

Om 19 uur 30 begint het granaatvuur opnieuw. De Engelse officieren raadden me aan om dekking te zoeken want zij verwachtten een tegenaanval. Op dat moment bevond ik me op mijn CP op het gemeentehuis. Dit en vele huizen in de omgeving kregen verschillende voltreffers te verwerken. Iedereen zocht de schuilkelders op en ook de tanks verlieten de grote markt. Ik keerde terug naar huis want dat bevond zich in de directe nabijheid van de strijd. In de Statiestraat woedde een tankstrijd. Verscheiden tanks werden in brand geschoten. Een panthertank op de grote markt en een Engelse tank op de hoek van de Nieuwstraat moesten eraan geloven. Ook drie Engelse tanks achter het kerkhof werden getroffen. Weinig huizen bleven onbeschadigd. Ik maakte me ongerust over enkele van mijn mannen die een opdracht hadden in het strijdtoneel, zij zijn beide in veiligheid. We besloten om de volgende dag om zeven uur in de rijkswachtkazerne te vergaderen. De Engelsen groeven zich in en ondermijnden de Statiestraat. Het artillerievuur werd hervat en hield de hele nacht zonder onderbreking aan.

Maandag de elfde gingen we bij de eerste schemering poolshoogte nemen. De aanblik van de straten was onvergetelijk, niets dan puin, glas, draden, een ware chaos. De gevechten in de straten gingen door, en nu ook in het gehucht Hadschot aan de noordkant van het dorp. Rond de middag moesten de Engelsen de wijk nemen, de toestand werd voor ons kritiek. De Duitsers, razend over de bevlagging van de huizen, richtten hun batterijen op het centrum en gaan over tot plunderingen. In de namiddag werd geweldig gevochten op de Markt, de Passtraat, de Diestbaan en de Steelbaan. Ik bleef zonder nieuws van mijn mannen die in de omgeving verbleven, en had geen mogelijkheid om met hen in verbinding te komen. We bleven echter niet werkeloos toezien. Steeds weer vernielden we de Duitse telefoonlijnen. De vijand leed vreselijke verliezen, alles wees erop dat ze het niet erg lang meer zouden uithouden. Toch bleef het vuren de hele nacht duren. De volgende dag reed een Duitse Rode Kruis wagen op een mijn, later ook nog een bevoorradingsvrachtwagen, een motorfiets met zijwagen en nog een achttal infanteristen, allen ter hoogte van cinema Roxy. Het leek een waar slachtveld. Het vuren bleef aanhouden. In de namiddag begon er iets te broeien. De versterkingen van onze bondgenoten stroomden toe, een aantal straten en gehuchten werden gezuiverd en de Duitse rechterflank dreigde te vallen. Die begonnen burgers uit de noord – en oostkant van het dorp uit de kelders te halen en voor zich uit te drijven. Zo werden zo’n 1500 mannelijke personen voor hen uitgedreven. We besloten ons in veiligheid te brengen, maar bleven de vijand in het oog houden. Om 20 uur werd de Sint Dimpha kerk in brand gestoken. Vijf uur later nam de gloed, die hierdoor veroorzaakt werd, af en hoorden we het geratel van tanks. Deze trokken zich terug in de richting van het Kempisch kanaal. Om zeven uur s’ochtends weerklonk een geweldige knal, de brug over het kanaal was gesprongen. Er waren nog een aantal Duitse pelotons achtergebleven, die konden geen kant meer uit. Toen wij hen naderden zwaaiden ze met een witte vlag. Nu was het onze beurt we stormden het dorp in en bezetten het gemeentehuis. Om negen uur waren daar reeds tachtig à negentig van mijn mensen aan het werk.

De 13de was ik volop bezig op mijn CP op het gemeentehuis toen twee officieren me verzochten hen te volgen naar het hoofdkwartier van de Engelse strijdkrachten in het college van Geel. Kapitein Van Laer, afgevaardigde van de Belgische regering en kapitein Raeymakers, tolk bij het Britse hoofdkwartier, verzochten me de bevelvoering van Geel op mij te nemen onder de benaming van AS/GL. Want het volgens verklaringen van kapitein Van Laer was het KL bij het GL aangesloten. Hierop nam ik het commando aan en de Partizanen, de groep G en de MNB, die reeds maanden zonder verbinding was, werden onder mijn bevel geplaatst. Ik spoedde me terug naar het gemeentehuis, groepeerde de aanwezige krachten en wees hen op hun plichten. Ik liet hen de mij opgedragen opdrachten uitvoeren en de eerste uren ging alles goed. Ongelukkig genoeg waren er in het Partizanenpeloton mannen die meer van plunderingen dan van dienstplicht hielden. Dit genoodzaakte me hardhandig op te treden. Als gevolg hiervan werd ik door hun leiders met een mitrailleuse bedreigd. Dit bracht me ertoe enkel met mijn groepering, het KL, de opgedragen orders uit te voeren. Mijn mannen werden gelast met het opruimen van de nog bestaande weerstandshaarden. Er werden talrijke krijgsgevangen gemaakt en grote hoeveelheden wapens en munitie verworven. De gebroeders Van Sant raken dodelijk gewond door een zelfde granaat. Na de wachtposten te hebben opgesteld kregen de mannen een welverdiende pauze.

De veertiende, om één uur s’ nachts vielen granaten op het dorp, alle burgers sliepen in kelders. Op dat moment kreeg ik bezoek van een officier van de Royal Artillery. Zijn batterij is na de eerste schoten te hebben gelost zeer nauwkeurig door Duits artillerie beschoten, hij vroeg me of er nog ergens in de omgeving geheime zenders zouden zijn opgesteld. Hierop werd het kerkgebouw en andere locaties afgezocht maar er werd niets gevonden. s’ Ochtends was iedereen op post. De Duitsers hadden zich hersteld en hielden stand aan het Kempisch kanaal. De batterijen die Geel beschoten, zouden ontdekt moeten worden. Enkele mannen werden hierop het kanaal overgezet om hun posities te zoeken. Het lukt hen die nauwkeurig te bepalen en de stellingen worden opgeruimd. De nacht daarop verliep rustig en de volgende ochtend begaf ik me naar het hoofdkwartier waar ik nogmaals de gelukwensen van de aanwezige officieren ontving. Verder kreeg ik de opdracht om alle verdachte personen te interneren om spionage en verklikking te voorkomen. Het grootse deel van ons contingent werd hiervoor ingezet, de overige hielpen mee met de Tommies om de zuivering van de omgeving verder te zetten. De hele dag en de volgende werd besteed aan het oppakken van zwarten. Er speelden zich soms aardige tonelen af en vele van deze landverraders zouden hachelijke minuten hebben doorgebracht indien onze soldaten niet kranig waren opgetreden. We hebben deze baldadigheden en geweld belet, want we wouden niets gemeen hebben met die Duitse methodes. Ondertussen ging de strijd aan het kanaal verder. Onze patrouilles deden uitstekend werk en werden door de Engelsen van sigaretten voorzien. We ondervonden een gevoel van voldoening door het verrichten van nuttige en degelijk werk.

In de volgende dagen trachten de Britten om bruggen op te werpen over het kanaal. Infanterie, die onder dekking van een rookgordijn het kanaal overstak, probeerde ondertussen de Duitsers te verdrijven. Beide mislukten en de verliezen waren hoog aan de twee kanten. De Engelsen beslisten hierop om hun artillerie het werk te laten doen, hiervoor hadden ze wel nood aan een goede observatiepost aan de overkant van het kanaal. Hiervoor deden ze op ons beroep, want wegens de vele bossen in de streek was het onmogelijk om dit vanuit de lucht te doen. De eerste poging mislukte door tal van tegenslagen, de mannen waren zelf gearresteerd door de Engelsen. Op 20 september hadden ze meer succes, Emiel De Vos en Ven August slagen erin diep in de vijandelijke linies door te dringen en wisten er belangrijke verkenningen uit te voeren. De hele dag door bleef de artillerie doordreunen. Ondertussen verzocht kapitein Van Laer om, op vraag van de regering, ledenlijsten met stamnummers over te maken, zodat er legitimiteitskaarten kunnen worden verstrekt.

21 september, we kregen de melding dat er dagelijks in de sector Milighem en Achterbos vijandelijke verkenners opgemerkt werden. We begaven ons daarop onmiddellijk naar die plek om verkenningen te doen. We werden door een paar boeren opgevangen en weldra waren we op de hoogte van de toestand. We kregen hulp van de ondertussen verwittigde krijgsoverheden die de zaak zouden oplossen. Later vernam ik dat er verscheidene gevangenen werden gemaakt. De burgemeester en schepenen deden een beroep op ons om te onderzoeken waar de Duitsers de weggevoerden naartoe hadden gebracht. We stuurden verschillende afdelingen op pad om nieuws te verzamelen. Deze kwamen na een paar uur terug met het bericht dat het onmogelijk was het kanaal te naderen omdat vijandelijke afdelingen het kanaal in onze richting hadden overgestoken. Spoedig kwamen Engelse versterkingen die de vijand terugdreven en de toestand herstelden. Om 13 uur kwam er een gedelegeerde van de regering uit Brussel met het verzoek om met hem te vergaderen en tot de coördinatie van de weerstandsgroepen over te gaan. Hij wou de effectieven van de afdeling vaststellen. Hierbij stootte hij op tegenkantingen van de verschillende groepen, de conferentie was dus een mislukking, en het geval zou geen gevolgen hebben. Vanuit de gemeente Oevel werd een beroep op ons gedaan om de burgemeester er aan te houden. Deze stond bekend als een prominente collaborateur. De hele gemeente stond al in rep en roer, bij onze aankomst steeg gejubel op. De man werd ingerekend en mee naar Geel gevoerd tot algemene vreugde van de bevolking. De volgende dag werd de man naar Antwerpen overgebracht. In Antwerpen ontmoette ik commandant Roelants die onze bevoorrading verzorgde. Hij verzocht me om een dertigtal geweren en mitrailletten, deze zou ik hem in de loop van de volgende dagen bezorgen. Bij mijn terugkomst waren er een aantal belangrijke aanhoudingen verricht.

De strijd aan het Kempisch kanaal bereikt op 23 september zijn eindstadium. Na een geweldige artilleriebeschieting rukten de aanvalstroepen op en de vijand vlucht in wanorde terug. Nog voor het dag werd, was Kasterlee gezuiverd. We vonden grote groepen vluchtelingen die op 12 september uit Geel waren weggevoerd. Om elf uur was ook Lichtaard bevrijd, daar bevonden zich ook Geelse weggevoerden. Onze koeriers deden bijzonder werk in dienst van de inlichtingen en verkenningen. Ondertussen probeerde ik opnieuw in verbinding te komen met het hoofdkwartier in het Giels bos. In het noorden van onze sector boden de Duitsers nog krachtig weerstand. Er werd op ons verzoek gedaan om acht vermiste Schotse soldaten. Deze werden later die dag teruggevonden één van hen is gewond de andere zijn gesneuveld. Tegen die tijd was eveneens aan het licht gekomen dat het hoofdkwartier naar een onbekende bestemming verplaatst was, maar desondanks had mijn koerier zich in verbinding te weten stellen met kapitein Daelen. Deze gaf hem mee dat het KL nu gezamenlijk zou fungeren met het AS/GL en zou samen met deze beweging de verder opgedragen taken vervullen. Om 18 uur werden verkenners in twee motors met zijspan uitgestuurd om de omgeving van Herentals te verkennen. Korporaal Pauwels die bij de weggevoerden van 12 september was, liep bij zijn terugkomst op een mijn en kwam om het leven.

De 24ste werd de streek verder gezuiverd en onze diensten zouden geleidelijk aan afnemen. Daarom hervormde ik het kader voor een goede herinrichting van onze groep. Voortaan zouden alle dagen opleidingsoefeningen worden gehouden. De ene helft van de manschappen zouden diensten verzekeren, terwijl de andere helft een militaire opleiding zou krijgen. De sectie Peeters die gisteren was vertrokken, keerde terug met de melding dat ze doorgedrongen waren tot aan Grobbendonk, Vorselaar, Lille, Poederlee en Gierle. In het Giels bos kwamen ze te weten dat het KL zich terugtrok toen ze Duitse tanks hoorden naderen. De volledige dag werd besteed aan het inzamelen van wapens en munitie, hiervan werd een deel afgestaan aan het GL van Berchem.

De volgende dagen werden gevuld met wachten, interneringen, patrouilles en de eerste militaire oefeningen. De 28ste was er een vergadering waar de procureur des konings aanwezig op was. Deze benadrukte dat geen enkele geïnterneerde om gelijk welke reden op vrije voeten gesteld mocht worden. Dit omdat er nog gevochten werd in de omgeving van Turnhout en Arendonk.

Op 2 oktober ’44 zijn er in de namiddag de gewone verrichtingen. Op een moment dat ik aanwezig was, was commandant Van Laer komen aanlopen en verbood ons de naam van het Kempisch Legioen nog te gebruiken. Mijn adjudanten, Paulis en Van Thienen, waren het niet eens met Van Laer. Ze vertelden hem dat ze een eed van trouw aan het Legioen hebben afgelegd in de moeilijkste dagen van de oorlog. We wensten zolang we onder het bevel van onze commandant Dupret stonden Kempische Legionairs te blijven. Hierop is Van Laer woedend en briesend weggegaan en uitte hij verscheidene bedreigingen aan ons adres. De dag erop kregen we bezoek van onze commandant Dupret. We bespraken het probleem van het KL en GL. Hierover kwamen we tot het besluit dat het GL een weerstandsgroep is maar dat het KL zijn titel behoudt in het AS. De commandant begaf zich verder naar Herentals, om alles zo goed mogelijk te regelen.

 

3.1.4 Naamloos verslag over vierde peloton.

 

Komt overeen met wat in het derde verslag verteld wordt.

 

3.1.5 Vierde verslag[133], Herenthout :

 

De dagen voor 3 september werd er gewag gemaakt van een operatie die in hoofdzaak een dropping van wapens en het transport ervan inhield. Hier kwam niks van in huis want de dropping heeft nooit plaats gehad. Op die bewuste septemberdag is het leger van de vijand aan het terugtrekken. Van de ijzeren tucht van weleer is niets meer te merken. Het KL van Herenthout wacht op zijn bevelen. De dag erop werd besloten om de vijfde in actie te komen. Het KL zou het gemeentehuis bezetten en luitenant Cogels, de pelotonoverste zou zich in Herenthout vestigen.

Op 5 september was de sectieoverste terug in Herenthout. Hij riep een aantal mensen bij zich die de ander moesten verwittigen dat het gerucht de ronde doet dat de Engelsen in Putte en Lier waren aangekomen. De vlaggen waren echter nog maar pas uitgestoken of er kwamen twee wagens met mensen van de SS. Deze trokken, waar ze konden, vlaggen naar beneden, schieten een paar keer en verdwijnen dan in de richting van Bouwel. Om 10 uur reed een luxewagen door de straten, getooid met een Belgische en een Engelse vlag. Die eindigde zijn rit voor het huis van de sectieoverste, erin zaten de sectieoverste van Heultje, de aalmoezenier van de compagnie en een verbindingsofficier. De andere waren ondertussen aangekomen in het lokaal. Voor de deur hield een gewapende Rus de wacht. De mannen die van Heultje kwamen, waren samengekomen in de bossen van het kasteel van de pelotonoverste. Daar werd de eerste persoon van Herenthout aangehouden terwijl die probeerde te ontsnappen. De man bood zijn portefeuille aan om hem te laten gaan. Kort na de middag ging het KL in groep naar het gemeentehuis, dat verlaten was, om de zaken er over te nemen. Enkel een bediende van de ravitailleringsdienst was er aanwezig en deze bood zijn ontslag aan. De oude bazen waren gevlucht. Er werden Belgische vlaggen gehesen op het gemeentehuis en op de kerktoren. Die laatste had het voordeel dat terugtrekkende Duitse troepen dachten dat de geallieerden reeds in het dorp waren en er in een boog omheen trokken. Reeds in de namiddag werd er overgegaan tot de aanhouding van de zwarten. Al snel was de kelder van het gemeentehuis te klein. Om 15 uur 30 vertrok er een camionette met vijf man naar Wiekevorst om een autobus te halen om de zwarten naar Antwerpen te voeren. Wanneer ze in het dorp kwamen, zagen ze een sterke groep zwaarbewapende Duitsers. Daarom lieten ze hun wagen achter en gingen te voet verder, hierbij een grote omweg makende om een openlijk gevecht te vermijden. Hierbij stootten ze op een Vlaamse SS’er, er ontstond een gevecht waarbij een Rus gewond raakte, de SS’er wist te ontkomen. Toen de sectieoverste dit vernam ging hij met vier KL’ers en twee Russen in een buitgemaakte auto naar Wiekevorst. Ze kwamen twee Duitsers op een motorfiets tegen. Ze vuurden op hen, maar de vijanden waren nog te veraf, deze lieten hun motor achter en vluchtten. De moto werd op de wagen geladen, maar toen ze weer wilden vertrekken, werden ze door een sterke groep Duitsers (29 man) beschoten. Het vuurgevecht duurde zo’n vijftien minuten waarop de Duitsers zich terugtrokken en zich aansloten bij een groep van 250. Bij de vijand vielen drie gekwetsten, wij leden deze keer geen verliezen (er werden ook nog twee koeien gedood waarachter de vijand zich verschuilde). Tegen de avond werd er een gekwetste binnengebracht. Iemand van de WB Fidelio was tijdens een zoektocht naar wapens door een troep Duitsers verrast. Ze zeiden dat hij een spion was en besloten hem omver te schieten. De man probeerde te vluchten maar werd door twee kogels getroffen. Die nacht werden op alle hoeken wachten opgesteld.

De volgende twee dagen worden er op verschillende tijdstippen Duitse patrouilles gesignaleerd. Gezien de slechte bewapening werd een gevecht vermeden. De tweede dag tegen de avond gingen we dan toch een troep van negen Duitsers te lijf (eerder hadden ze een bode uitgestuurd om Engelse tanks te gaan halen, maar deze bleven te lang weg). Eén van hen kwam om, de andere acht werden gevangen genomen.

De achtste gingen twee van onze mannen zelf op verkenning uit in de omgeving van het Albertkanaal. Ze raakten tot in de gevaarlijke zone en deden er zeer nuttige waarnemingen. Bij hun terugkomst ontmoetten ze een afdeling Engelse pantserwagens. Ze werden ondervraagd en, nadat ze hun opdracht hadden uitgelegd, moesten ze plaats nemen in de twee eerste wagens. Daarop reden ze terug naar de streek van waar ze net kwamen. Net voor ze dit terrein naderen moesten ze uitstappen om de soldaten in hun bewegingen niet te hinderen. Weinig later weerklonk mitrailleurvuur. Als de Engelsen later terugkeerden lieten ze weten dat ze elf Duitsers gedood hadden. De volgende dag kwamen de Duitsers nog regelmatig het kanaal over om te branden en te plunderen. Er werd zelfs een boer gedood en de mensen die er woonden zijn gevlucht. Ruim 500 van hen waren naar Herenthout afgezakt. Het KL deed er alles aan om de vluchtelingen onderdak te bezorgen, ze zorgden ook voor de bevoorrading zowel voor de bewoners van Herenthout als de gevluchte mensen. De rest van de dag verliep kalm. Er kwamen Engelsen om nauwkeurige inlichtingen vragen, zelf voerden we een aantal verkenningen uit. Eén van onze mensen kwam in contact met weerstanders van de andere kant van het kanaal. Aan onze kant patrouilleerden Duitsers, ze schoten op alles wat bewoog.

Op 11 september kwam dan eindelijk de Engelse infanterie die het werk van ons overnam. Ze groeven zich in, maar vertrokken die avond weer. Er werd meegedeeld dat er Duitse parachutisten in burger rondliepen. We waren bijgevolg uiterst waakzaam. Rond middernacht deed een patrouille een wagen stoppen. De personen erin waren op speciale opdracht, ze moesten van Herenthout naar de Duitse stellingen in de omgeving van Tongerlo gebracht worden. De mannen van de patrouille namen plaats in de wagen en brachten hen bij pelotonoverste Cogels. Deze besliste hen te begeleiden en ging met hen op weg. Op de steenweg naar Itegem heeft er jammer genoeg een spijtig ongeval plaats, wat het leven kostte aan Francis Cogels. De dag erop verkeerde iedereen in diepe rouw. Twee dagen later werd hij begraven in aanwezigheid van vele verzetsstrijders. Later kwam hen ter ore dat een Duitse patrouille naar de kerk had proberen komen om de mannen daar uit te moorden. In dit opzet slaagden ze niet en daarom lieten ze vier mensen, die ze gevangen hadden genomen met hun armen in de lucht een veld oplopen en schoten ze daarop dood. Daarna trokken ze zich terug en namen één burger mee om zich te beschermen. (In Oosterhoven eiste de vijand een aantal fietsen op en ging vervolgen een huis binnen waar ze vier mensen uithaalden en deze neerschoten. Ze stelden een aantal mitrailleurs op in de straat en vuurden op een stal waarbij een koe gedood werd. Hierdoor waren onze mannen gewaarschuwd. Ze stelden zich op in een andere straat en gingen het gevecht met de vijand aan. Hierbij werd één vijand gedood en werden er twee verwond.)

 

De 23ste werd een erg belangrijke dag want vanaf dan waren we voorgoed verlost van de Duitsers. Ze hadden ‘s nachts in stilte de verdediging van het Albertkanaal opgeheven. Die ochtend was een man uit Herentals ons dit nieuws komen meedelen. Uit Grobbendonk kwam er ook nieuws wat de gegevens van onze verkenning bevestigde, namelijk dat er in Grobbendonk 200 en Vorselaar 500 Duitsers zaten. Daarom werd er onmiddellijk beroep gedaan om mannen om extra wachten te kloppen. Dit was geen probleem en er werd elf man naar Herentals gestuurd. Deze moesten per boot het kanaal over, aangezien alle bruggen gesprongen waren. De mannen van Herenthout waren het eerst ter plekke, maar weinig later kwamen er ook weerstanders uit ander dorpen naar de verzamelplaats in Herentals. Er werd overgegaan tot het oppakken van collaborateurs. Een ongeveer even grote groep ging naar Grobbendonk waar ze hetzelfde deden. Daar hoopten ze interessante inlichtingen te vinden in het huis van een grote leider van de DeVlag. Dit loonde de moeite niet want de man was vertrokken met de Duitsers. Tegen de avond gingen de mannen van Herenthout naar huis met negenentwintig gevangenen. Die vertrokken de dag erop naar Herentals om daar aan het gerecht overgeleverd te worden. Onze mannen patrouilleerden de dagen erop dit tot de eerste oktober. Ook s’nachts werd er regelmatig patrouille gedaan om Duitse parachutisten op te sporen.

 

3.1.6 Zesde verslag, Hoogstraten:

 

In de nacht van 2 op 3 september werden er sabotagedaden gepleegd op grote schaal in heel het kanton. Alle wegwijzers werden uitgetrokken en overschilderd, nagels werden uitgestrooid. Zo werden de verbindingslijnen van de vijand volkomen in de war gebracht. Bij de aankomst van de geallieerden te Rijkevorsel hebben zich een aantal mensen bijzonder verdienstelijk gemaakt. Dadelijk werden dan ook door de geallieerden vertrouwensposten gegeven aan leden van het KL (bijvoorbeeld het bewaken van bruggen). Vier weken lang bleef Hoogstraten afgezonderd liggen van Merksplas en Rijkevorsel wegens de frontlijn, maar de leden van het KL wisten steeds de verbindingen te onderhouden. Bij de aankomst van de geallieerden in Hoogstraten stelde het volledige peloton zich ter beschikking van de geallieerden. Leden van het KL vergezelden Engelse tanks, patrouilleerden en deden verkenningen.

Ondertussen werkte het KL ook als politiedienst. Verraders werden opgehaald en en bewaakt. De ordedienst werd verzekert, er werden opruimingswerken gedaan door het KL. Ze boden eveneens hulp aan geteisterden en vluchtelingen, want het gemeentebestuur bleef hierin dikwijls in gebreke. Het KL bezorgde ze voedsel en onderdak. Vele getuigenissen werden afgelegd tegen verraders door leden van het KL. Iets waar vele buitenstaanders schrik van schenen te hebben. Verborgen verraders werden door ons met succes opgespoord.

 

3.1.7 Actieverslag van gebeurtenissen in het Giels bos

 

De eerste dagen van september (van de derde tot de negende) was er kleinschalige activiteit in het bos. Er werden een aantal zaken opgeëist, zoals een wagen en een schrijfmachine. Men ging uniformen ophalen en voerde verkenningen uit. Een aantal Duitsers werd krijgsgevangen gemaakt en er zijn er zelfs die zich vrijwillig komen melden (een SS soldaat die gedeserteerd is). Samen met die Duitse soldaten werd een omvangrijke hoeveelheid wapens buitgemaakt. Elke dag patrouilleerde men langs de wegen van Gierle naar Turnhout en van Vosselaar naar Turnhout. De troepenbewegingen van de Duitsers werden nauwgezet in de gaten gehouden. Op tien september reed een Duitse wagen met vier inzittende over de weg Gierle – Turnhout. De auto werd aangevallen waarbij twee Duitsers gedood worden, een officier en de chauffeur raken gewond. Opnieuw werden een aantal wapens buitgemaakt. De volgende dag stortte in de omgeving een Lancaster bommenwerper neer. De zeven inzittende wisten zich met parachutes te redden. Een aantal van hen kwam even later in het Giels bos terecht. Met hun hulp werden een aantal mitrailleurs uit het gecrashte toestel gehaald en schietklaar gemaakt. De volgende dagen zou er met die wapens geoefend worden. Er werden nog steeds Duitse krijgsgevangen genomen. De zeventiende weerklonk ’s nachts het gebulder van geschut. De dag erop werden twee gewapende groepen naar brug 2 en 5 gestuurd. 20 september, de Duitsers vielen aan. Op de plek waar het hoofdkwartier was gevestigd, in de hoeve van boer Wils, werd hevig slag geleverd. Twee Duitsers en één KL’er werden gedood, één Duitse soldaat raakte zwaar gewond. De boerderij werd door de vijand in brand gestoken. Daarop ging iedereen naar huis terug. De krijgsgevangenen werden in het bos, zonder bewaking, achtergelaten. De officier gaf zijn erewoord dat ze ter plekke zouden blijven. De volgende dag waren de krijgsgevangenen er nog steeds. De tweeëntwintigste omsingelen Duitse troepen het bos, de twee auto’s die er stonden werden meegenomen. De volgende dag meldde majoor Gooremans ons dat het tweede Engelse leger ons geluk wenste en ze binnen zeer korte tijd er zou zijn. Om 21 uur was Turnhout door de Duitsers verlaten en werd het door onze mannen bezet.

24-09-1944: Om zeven uur kwam onze commandant, die aan brug 2 lag, ons per auto verwittigen dat het KL Turnhout bezet had en vannacht was het bevel gegeven om heel het KL te mobiliseren. Hij had ook een vrachtwagen mee om de uniformen voor die mannen te gaan halen. Toen we dit gingen doen ontmoeten we de eerste Engelse tanks in Lille. Nadat we de nodige inlichtingen gegeven hadden, hebben we hen naar Beerse geleid, daar was geen Duitser te bespeuren. ’s Namiddags vertrokken we naar Turnhout.

 

3.2 Overzicht orders

 

De orders die volgen na drie september ’44 zijn groter in aantal maar bevatten veel minder informatie.

Het eerste order na het bevel tot starten van de guerrilla komt er de vijfde september. KKH 43 laat aan KKH 276 weten dat als de sirene tweemaal blaast hij zijn manschappen moet verzamelen en zich in verbinding met de politie moet stellen zodat het mogelijk wordt om te seinen[134]. De orders erna handelen over acties om de Duitsers in hun terugtrekken te vertragen. KKH 44 moet van KKH 43 al zijn manschappen verwittigen dat die de Duitse troepen zoveel mogelijk moeten proberen te vertragen. Verder moeten de troepen ook gereed zijn om bij het eerste bevel naar Weelde te kunnen trekken[135]. Verder worden er nog troepen verzameld in het Giels bos en wordt hen gevraagd voedsel bij te hebben. De eerste opeisingen van materiaal gebeuren om de activiteiten te kunnen uitvoeren en er worden richtlijnen verstrekt over hoe men moet omgaan met krijgsgevangen[136]. Diezelfde dag nog, 7 september, laat KKH 45 in een verslag weten dat er drie Duitse soldaten zijn gevangengenomen. Dat verslag meldt ook nog de aanwezigheid van 3 000 SS’ers in Herentals, ze zijn bewapend met tanks, kannonen, mitrailleurs en luchtafweergeschut. In Lichtaart, Poederlee, Olen en Vorselaar staat zwaar geschut opgesteld. In Grobbendonk zijn er 300 Duitsers aanwezig die redelijk goed zijn uitgerust. De tiende stuurt KKH 43 de ploegen die de pleinen in Weelde en Ravels bewaken naar huis, daar hun zending beëindigd is. Men moet ten alle prijze voorkomen dat de bruggen op baan Turnhout-Ravels en Arendonk-Reusel vernietigd worden en hij vraagt nieuws over Arendonk, want er is al lange tijd niets van hen meer gehoord[137]. In een algemene order van diezelfde dag wordt gemeld dat men ervoor moet zorgen dat, als de geallieerden aankomen, de huizen die door de vijand werden betrokken in dezelfde staat gebleven zijn. Als het ogenblik van de bevrijding aanbreekt moeten bepaalde punten, telkens door twee man, bezet worden[138]. De volgende dag laat KKH 43 aan een onbekende weten dat de drie mannen [waarschijnlijk de drie gevatte Duitsers] goed zijn aangekomen, ze hebben echter geen wapens mee. Dit is wel lastig want er moeten gevangen bewaakt worden en indien die niet bezorgd worden zullen de gevangen teruggestuurd moeten worden. Daarnaast meldt hij dat hij geprobeerd heeft om contact te maken met de MNB afdeling Turnhout. Tot tweemaal toe heeft hij de commandant verzocht om contact met hem op te nemen, maar dat heeft die, tot nu toe, nog niet gedaan[139].

Op 18 september wordt gemeld aan KKH 43 dat de geallieerden aangekomen zijn in Rielen[140]. Van de Duitsers zijn ze te weten gekomen dat die een aanval verwachten, binnen de twee dagen zou de situatie veranderd kunnen zijn. Er wordt ook nog aan hem gevraagd om er de plaatselijke groepen te verwittigen zodat die zich kunnen bezighouden met ordehandhaving en het voorkomen van plunderingen[141]. Die stelt die dag een gedetailleerd en Engelstalig verslag op van de troepenbewegingen in o.a. Weelde, Turnhout en Hoogstraten, dit om de geallieerde strijdkrachten te infomeren[142]. Met het verslag stuurt hij een begeleidende brief mee waarin staat dat het KL, een beweging die verbonden is aan het GL – een officieel erkende verzetsgroep – zich volkomen ter beschikking stelt van de geallieerden. Hij verontschuldigt zich verder voor het feit dat hij bij de bevrijding van Turnhout waarschijnlijk niet in de stad aanwezig zal kunnen zijn. Eveneens de achttiende stuurt KKH 45 een verslag naar SB 12 waarin hij een overzicht geeft van de situatie. Herentals is de toestand status quo, alles is er rustig, nu en dan zijn er artillerieduels en er bevinden zich 700 Duitsers, in Poederlee en Lille treffen veel soldaten voorbereidingen voor de aftocht naar Tilburg. In Gierle staat artillerie opgesteld en in Wechelterzande bevinden zich een twintigtal soldaten. Er werd opnieuw het bevel gegeven om sabotagenagels te strooien en wegwijzers te vernielen. Hierbij is wel vermeld om met de grootste omzichtigheid te werk te gaan om de burgerbevolking niet te schaden. Ook wordt de toestand in Tielen[143] vermeld en verder schrijft KKH 45 nog het volgende: “Teneinde schikkingen te kunnen treffen voor de plaatsen, die door ons dienen bezet, acht ik het noodzakelijk, dat u in overweging zou nemen, hoe eventueel de plaatselijke groepen of secties zouden kunnen handelen om politiemaatregelen – verdeeling van wapens, enz. Er wordt overal gestolen en men vreest wanordelijkheden[144]”. De dag erop wordt door KAO 22, in opdracht van de bataljonbevelhebber, order nummer 43 rondgestuurd. Deze behandelt de regeling voor het moment dat de geallieerden aankomen. Het volgende staat er in te lezen: “Wanneer de streek onder uw gebied door de geallieerden bezet is zult u onmiddellijk overgaan tot het uitroeien der achtergebleven vijandelijke weerstandsnesten. Om dit te verwezenlijken zult u op de volgende manier handelen: Ten eerste, van zodra u de mogelijkheid geboden wordt, door de bevrijding van zekere plaatsten in uw gebied, zult u onmiddellijk overgaan tot het oproepen van uw manschappen. Twee, bij de vooruitgang van de geallieerden u met de geallieerde overheid, zo spoedig het maar mogelijk is, in verbinding te stellen en haar de nodige wapens vragen voor uw manschappen, welke voortkomen van de Duitse krijgsgevangenen of andere. De pelotons verdelen in goede gewapende secties of groepen in de kledij van het KL met driekleurige armband aan den rechterbovenarm. De compagniebevelhebbers en pelotonoversten zullen mij ten allen tijde op de hoogte houden van alle militaire bewegingen, zowel eigen als vijandelijke, als ook van de plaatsen, welke hun mannen bezetten of overmeesteren. Alle uitslagen zullen mij eveneens moeten overgemaakt worden in een minimum van tijd, op de gewone plaats van mijn CP (Giels bos) tot nader bevel[145].

In de eerste map zitten ook nog drie brieven van KKH 278 aan KKH 43. Deze zijn van de weinige documenten waar een persoon bij betrokken is anders dan SB 12, KAO 22, KKH 43, 44, of 45. In de brieven worden een aantal praktische meldingen gedaan[146]. Brief één: De brug Arendonk-Reusel is ondermijnd maar we beschikken niet over voldoende wapens om op te treden. Moeten de mannen in het Giels bos blijven als de geallieerden hun dorp binnentrekken. Brief twee: Duitse officieren maakten aantekeningen langsheen de weg Turnhout-Hasselt, waarschijnlijk met de bedoeling er een verdedigingslinie op te stellen. De school aan brug 5 (gehucht Voorheide) is bezet door jonge soldaten, tussen 17 en 20 jaar, waarvan dagelijks de helft naar de gevechtszone fietst. Die brug is bovendien ondermijnd en streng bewaakt. Wat is de houding de we moeten aannemen tegenover zwarte burgemeesters? Brief drie: Door de komst van Duitse troepen hebben we onze posities bij een droppingsveld moeten opgeven. Moeten we bij de komst van de geallieerden de publieke functies bezetten en wat moeten we dan met de burgemeester doen? We hebben contact gemaakt met een Limburgse groep van zestien man, dit contact hadden we al eerder gehad maar was verloren geraakt[147]. De toestand aan brug vijf en de ondermijning van de brug Arendonk – Reusel wordt door KAO 22 doorgegeven aan SB 12. Diezelfde KAO 22 stuurt een antwoordt op de vraag over de oorlogsburgemeesters, dit luidt als volgt: “Wij mogen ons niet bezig houden met de zwarten en ook niet met de gedurende den oorlog benoemde burgemeesters. Wij moeten ons ter beschikking houden van de geallieerden en zullen van deze zijde uit rechtstreeks onze opdrachten bekomen.”

 

 

D. Het Kempisch Legioen in cijfers

 

Vooraleer over te gaan tot een algemene bronnenkritiek wou ik eerst nog even het resultaat weergeven van een steekproef die ik uitgevoerd heb in de dossiers van het Kempisch Legioen. Ik heb 185 dossiers van de 883 waarvan ik weet had bekeken. Deze dossiers heb ik willekeurig uitgekozen. Enkel dat van de stichter, Omer Bobon, heb ik doelbewust mee opgenomen om na te gaan of er geen interessante stukken in zijn dossier zaten.

 

Leeftijdscurve

 

 

Het oudste lid van het KL is geboren in 1876. De periode voor 1895 strekt zich bijgevolg uit tot die datum wat de piek van dertig uitvlakt tot kleine streepjes van één of twee mensen maximaal per jaar. Een meer kleine piek in 1914 valt te verklaren doordat het demografische patroon erna doorbroken wordt door de Eerste Wereldoorlog en de generaties na dat jaar bijgevolg kleiner uitvallen. De grootste piek zit tussen 1920 en 1925. Dit bevestigt de hangbare trend dat het gros van de leden van de gewapende weerstand bij het uitbreken van de oorlog begin de twintig zijn. Bij andere verzetsvormen, zoals bijvoorbeeld de sluikpers, zal de curve normalitair eerder pieken. Dit omdat het daar om eerder een meer geestelijke verzetsvorm gaat, terwijl het bij de gewapende weerstand vaak meer op fysiek aankwam.

 

Geboorteplaats

 

 

Deze cijfers zijn niet erg veelzeggend. Ze bevestigen dat de het grootste stuk van het KL uit Turnhout afkomstig is, maar dit heeft deels te maken met de materniteit die in de stad gevestigd is. Op de naamlijst staan 130 verschillende geboorteplaatsen vermeld. Naast de plaatsen uit de provincie Antwerpen, zijn er ook uit de rest van het land en zelfs enkele uit het buitenland. Diegene die in het buitenland zijn geboren, deden dit voornamelijk in Nederland. Er zijn er enkele in Frankrijk geboren één iemand uit Duitsland en één iemand geeft Beunos-Aires op als geboorteplaats. Dit vertelt echter niks over waar ze zouden gewoond hebben tijdens de oorlog.

 

Datum van inlijving

 

periode

percentage

voor 1943

27,5

Januari - april ‘43

18,7

mei – augustus ‘43

18,7

september – december ‘43

11,0

januari - april 1944

14,8

mei – augustus ‘44

9,3

 

 

De steekproef geeft aan dat de meeste mensen worden aangeworven in 1943 en ervoor. De verzetslui moesten de datum van aanwerving geven omdat men enkel het statuut van gewapende weerstander kon krijgen als men voor 6 juni 1944 ingelijfd was bij een organisatie. Dit verklaart waarom in de laatste periode, van mei – augustus ’44, er het laagste percentage genoteerd wordt van mensen die zich ten dienste stellen van het KL. Belangrijk is hierbij te melden dat er sommige data die in de dossiers vermeld worden erg twijfelachtig zijn. Sommige mensen zijn ingelijfd in januari of maart 1941 terwijl het KL maar opgericht werd. Het kon zijn dat ze dan bij een andere vereniging waren aangesloten. Maar anderen die in dat geval zijn schrijven bij een vroegere datum bij dat ze bij een andere organisatie aangesloten waren en delen mee wanneer ze precies bij het KL ingelijfd werden. Langs de andere kant is er iemand die 24 oktober 1944 invulde als datum van inlijving. Op dat ogenblik zijn al de volledige Noorderkempen bevrijd. Vele gaven als datum het begin of einde van een maand op. Dit laatste kan wel verklaard worden door er van uit te gaan dat mensen na twee, drie jaar niet echt meer tot op de dag juist weten wanneer ze in het verzet gegaan zijn en het daarom maar benaderend invullen.

 

Welke acties

 

Wat

Percentage

transport

46,74

hulp aan gevangen

40,22

gevechten

34,78

bewaking/patrouilles

34,24

sabotage

26,09

spionage

20,65

administratie

19,57

zwarten

9,78

herstel brug

4,89

verpleging

2,72

ingelijfd in leger bij bevrijding

2,17

 

 

In de erkenningsdossiers moeten de belanghebbende een kort actieverslag neerschrijven waarin ze moeten vertellen wat ze zoals als verzetsman gedaan hebben. Deze verslagen zijn vaak niet langer dan een tiental lijntjes. Ik ben ze volgens bepaalde categorieën gaan tellen. Sommige vermelden het overbrengen van orders, het bijhouden van ledenlijsten of ander papierwerk. Deze zijn gegroepeerd onder administratie. De categorie bewaking en patrouilles spreekt voor zich. Bewaking is zowel van belangrijke plaatsen als van gevangen. Onder gevechten zijn de mensen gegroepeerd die schrijven dat ze hebben deelgenomen aan de gevechten die er kwamen toen de geallieerden hun regio wilden bevrijden. Een aantal mensen neemt in hun verslag op dat ze geholpen hebben om opgeblazen bruggen te herstellen of met het verzamelen van materiaal om een noodbrug te maken. Deze zitten in de groep herstel brug. Hulp aan gevangen slaat op het brengen van allerhande zaken naar mensen die opgesloten zitten, hoofdzakelijk brieven of pakjes van familie. Of bij het overbrengen van de gevangenen langs de weg staan om ze moreel dan wel met water of voedsel te steunen. In Merksplas was er een gevangenis gevestigd[148]. Hierbij werden ook nog de mensen gerekend die hulp boden aan ondergedoken personen en neergehaalde geallieerde vliegers. Onder sabotage vallen een aantal zaken. In de meeste gevallen gaat het over het strooien van sabotagenagels of verwijderen van wegwijzers. Enkele vermelden het doorsnijden van telefoonlijnen. Spionage, verpleging en ingelijfd in leger bij bevrijding spreken vrijwel voor zich. Transport doelt op het overbrengen van wapens, voedsel en uniformen. Met zwarten wordt verwezen naar het oppakken van collaborateurs.

Tot slot bleek nog uit de steekproef dat 49 van de 185 bekeken dossiers afkomstig waren van mensen die (beroeps)militair waren.

 

Verliezen van het Kempisch Legioen

 

Gesneuvelden

 

Naam

Gesneuveld op

Gesneuveld te

Schellekens Louis

20/09/1944

Vosselaar

Van Loco Jos *

14/10/1944

Weelde

Vandenauwelant Marcel *

26/09/1944

Turnhout

Verbeek Clement *

7/06/1944

Bouwel

Sterckx Karel *

10/09/1944

Geel

Van Sant August *

13/09/1944

Geel

Thijs Juul

3/03/1944

Sas-Olen

Van Langendonck Jozef *

26/09/1944

Turnhout

Van Baelen Alf.

8/09/1944

Geel

Wijnants Jan ?

15/11/1944

In dienst van het Engels leger

Janssen Constant *

5/10/1944

Hoogstraten

Pauwels Frans *

23/09/1944

Geel

 

Deze namen komen niet uit de steekproef maar van een lijst die ik terugvond in het archief van de dienst van de weerstand. Opmerkelijk is dat al de namen die een sterretje bij zich hebben staan niet voorkomen op de ledenlijst van het KL waar ik over beschik. Over de volledigheid van deze lijst kan ik geen uitsluitsel geven. In verschillende documenten worden aantallen van gesneuvelden vermeld deze zijn niet altijd gelijk. Twaalf is het hoogste dat vernoemd wordt en er staan ook twaalf namen op deze lijst dus denk ik dat het KL twaalf van zijn leden verloor in acties of gevechten waar het aan deelnam.

Hoeveel mensen er niet meer terugkwamen uit de kampen is evenmin precies te achterhalen. Er zitten verschillende lijsten in verschillende archieven. De meeste vermelden rond de zestig namen, dus denk ik dat het verlies door arrestatie en deportatie vrij dicht bij dat getal zal liggen. Van wie waar gearresteerd wordt, is er wel een benaderend document voorhanden. In het archief van het Kempisch Legioen zit een lijst die weergeeft hoeveel mensen er gedeporteerd en/of gemarteld werden[149].

 

Plaats

Gedeporteerd

Gemarteld

Turnhout

12

4

Herentals

12

4

Mol

28

1

Geel

3

4

Hoogstraten

18

3

Totaal

53

16

 

 

E. Een historisch kritische benadering van het KL

 

Met het louter herhalen van de bronnen zou dit onderzoek weinig bereiken. Het vertelt enkel het verhaal van het Kempisch Legioen volgens henzelf. Het zou naïef zijn om dit zomaar voor waar aan te nemen. Niet dat ik hiermee deze mensen wil beschuldigen van bedrog of manipulatie maar het kritisch toetsen van deze zaken zal aantonen dat er hier en daar toch een korrel zout aan te pas moet komen. Wat nu volgt is dus de geschiedenis van het Kempisch Legioen na de toetsing van de bronnen aan historische kritiek.

 

1) Algemene bronnenkritiek

 

De aard van de bronnen is een eerste interessant punt dat dient aangehaald te worden. Vele bronnen werden gevonden in het archief van het ministerie van defensie en van de dienst van de weerstand. Ze kwamen er terecht door de procedures die opgestart werden door het Kempisch Legioen om erkend te worden als onafhankelijke verzetsbeweging. De stukken die er in zitten, en gecreëerd zijn door mensen van het KL, zijn dus opgesteld met het oog op het bekomen van de erkenning. Dit is een belangrijk gegeven dat men zeker in het achterhoofd dient te houden bij het lezen van die stukken. Een voorbeeld hiervan vond ik in de actieverslagen. Dit zijn officiële documenten, zodoende mag de inhoud in juridische termen als waarheid beschouwd worden. Toch zijn er bepaalde zaken waarbij ik enige twijfels heb. Commandant Dupret stond in voor het overmaken van de actieverslagen[150]. In het persoonlijke archief van Dupret zit een actieverslag van het vierde peloton, dat niet in het dossier dat hij overmaakte aan het ministerie zit. Waarom niet? Een vergetelheid, het verslag was van later datum, het zat er in maar is verloren geraakt of is het omdat dit verslag veel meer acties van andere bewegingen vermeld dan van het KL zelf? Weerom een vraag waarop geen antwoord kan gegeven worden maar die wel het aanspoort tot voorzichtigheid met de gegevens die uit deze verslagen naar voor worden gebracht. Verderop zal blijken dat het gebruik van aantallen soms ook vragen oproept. Een tweede meer algemene opmerking handelt over de gelijkenissen tussen de actieverslagen en orders. Er zijn geen grote discrepanties tussen deze bronnen, iets wat het voordeel van de betrouwbaarheid ervan speelt.

 

Wel is het vreemd dat in de erg tumultueuze periode van de bevrijding veel minder bronnen zijn dan in de periode ervoor. Of misschien is dit net logisch. In ’43 en begin ’44 hadden ze niet erg veel om handen en dus de tijd om rustig alles bij te houden en de beweging te structureren. Terwijl er tijdens de bevrijdingsdagen erg veel chaos en wanorde heerste. In die dagen had door de snelle evolutie van de toestand het ondernemen van actie de bovenhand op het bijhouden van de administratie. Bovendien werd in die dagen het hoofdkwartier in het Giels bos, en alle papieren erin, door Duitse troepen vernield[151].

 

2) De top van het KL, wie stak er achter de codes?

 

In de teksten zijn verschillende codenamen gebruikt. Ik heb ze in de teksten laten staan zoals ze in de bronnen worden meegegeven. Dit omdat over deze codenamen heel wat gezegd kan worden. Als eerste is er de mysterieuze SB 12[152], de geheim agent die volgens een aantal verslagen commandant Bobon de opdracht zou gegeven hebben om het KL op te richten. Wie deze persoon was is niet geweten. Hij zou in maart ’44, net als Bobon, gearresteerd zijn. Dat vertelt althans het eerste en het tweede verslag. Vreemd want in de orders zijn er een tiental terug te vinden die ondertekend zijn met SB 12 en deze zijn gedateerd na maart ’44. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de nieuwe persoon met wie Dupret zich in verbinding heeft gesteld, namelijk luitenant Gooremans[153], de codenaam van zijn voorganger heeft overgenomen. Dit is louter een hypothese die op geen enkele manier gestaafd kan worden. De tweede, en waarschijnlijk de belangrijkste, is de codenaam KKH 43. Uit de bronnen voor maart ’44 blijkt duidelijk dat hij de leider is, aangezien hij de orders ondertekend. Dus concludeer ik hieruit dat KKH 43 commandant Bobon is. Net als bij SB 12 wordt de benaming KKH 43, na het moment van de talrijke arrestaties, verder gebruikt. Bij de reorganisatie wordt hij bataljonsbevelhebber. Aangezien Dupret zich bij de bevrijding identificeert als commandant van het KL, laat het weinig twijfel dat hij vanaf de arrestatie van Bobon diens codenaam overneemt. Dit wordt ook bevestigd door een brief die Dupret aan KKH 46 schrijft en ondertekend met “De bataljonsbevelhebber KKH 43, commandant Dupret”[154]. Het kan ook het geval zijn dat Dupret voor de arrestatie van Bobon reeds de code naam KKH 43 had, maar dit zijn opnieuw hypotheses die niet opgelost kunnen worden. De derde belangrijkste persoon is KAO 22. Dit is de administratieve officier. Orders van tijdens en na de bevrijding zijn ondertekend met Kap. Daelen, KAO 22[155]. We kunnen er dus van uitgaan dat Daelen KAO 22 is. Voor hoelang hij dit al was, is weerom een vraag waarop geen antwoord kan komen. KAO 22 was er ook al voor maart ’44.

Dit is dus de top van het KL. Voor maart ’44 Bobon en een onbekende. Na die datum Dupret, Gooremans en Daelen. Hier valt een bemerking bij te maken. Voor de periode vlak voor de bevrijding vormen documenten geproduceerd door SB 12 en KAO 22 het merendeel van de bronnen. Na de bevrijding is het KKH 43 die de meeste bronnen produceert. Een verklaring hiervoor kan liggen in het feit dat KKH 43 een ontsnapte politieke gevangene was[156], bijgevolg ondergedoken leefde en dus niet veel bewegingsvrijheid had[157]. Dit roept dan wel vragen op wie de echte leiding in handen had. Want Gooremans was lid van het GL, Dupret van het KL, iets wat nu nog niet erg belangrijk lijkt, maar in de strijd om de erkenning een enorme betekenis heeft. Dit wordt in het volgende deel verder uitgewerkt. De orders laten duidelijk zien dat Dupret na de bevrijding het commando in handen heeft, maar of dit ook het geval was tijdens de bezetting?

De andere hooggeplaatsten kan ik niet zo eenvoudig uit de bronnen afleiden. In het archief van het Kempisch Legioen zit een lijst waarin een overzicht wordt gegeven van de omvang en de gegradueerden in de beweging[158]:

Wat is er nu bekend van deze personen: Bobon, Bax, Appels en Lafaire kwamen om in de Duitse kampen. Volgens verklaringen van de weduwe[159] van Leopold Bax waren zij de top van voor maart 1944. Dit samen met Florent De Coen, die de kampen overleefde maar niet voorkomt op de ledenlijsten van het KL. Jan Schotanus was actief in Turnhout, aangezien hij de wervingspersoon van Johan Van Bourgonie was[160]. Van Vanderstraete, Ferdinand Goris en Henricus Bruyninckx is er, buiten hun vermelding op de ledenlijst, amper iets te vinden. Jules Appels was chef van het vijfde en/of het zesde peloton[161]. Alfons Teuns opereerde onder de code KKH 276[162]. Van Thienen ondertekende het actieverslag van het vierde peloton met commandant van sector Geel, maakt dit hem tot KKH 46? Hij is nergens terug te vinden in de ledenlijsten. In het volgende deel zal immers blijken dat vele leden van Geel verkiezen zich aan te sluiten bij het GL. Dan is er ook Paul Duym, die actief was in Hoogstraten, hij ondertekende het actieverslag met “Duym, commandant van de eerste compagnie KL”. Dus dan zou hij KKH 44 geweest zijn. Dit kan kloppen want in de eerste compagnie zit het zesde peloton dat actief was in Hoogstraten. Zodoende zal Duym boven A. Teuns gestaan hebben. Wat verklaart dan dat A. Teuns Luitenant Kolonel is en Duym slechts kapitein? Het lijkt dus een schijnbaar onmogelijke taak om de top te reconstrueren. Jos Huyrbechts maakte een fotocollage van wat hij omschreef als de top van het Kempisch Legioen[163]. Hierop staan de volgende mensen: G.H. Dupret, F. Goris, A. Diels, J. Schotanus, M. T. Teuns[164], H. Bruyninkcx, M. Verbruggen, H. Geudens, J. Huybrechts. De eerste zes namen zijn hier eerder al aan bod gekomen. Marcel Verbruggen wordt op de lijst in het archief van het KL aangehaald als Majoor, verder is hierover niets bekend. Henri Geudens staat niet op mijn ledenlijst[165]. Op de foto is er bijgeschreven Arendonk[166]. Wat dhr. Huybrechts zelf betreft. Tijdens de oorlog trad hij een aantal keer als koerier op, maar hij wist niet voor welke organisatie hij werkte[167]. Door zijn arrestatie was hij ook niet in staat erg actief te zijn als weerstander. Na de oorlog werd hij eerst erkend als onafhankelijke weerstander[168] en pas erna als weerstander van het KL[169]. Een codenaam die wel nog onthuld wordt in de archieven is die van KAO 23, daarachter ging Henri Jacobs schuil[170]. Hoe de precieze top van het KL er uit zag kan niet bepaald worden aan de hand van de bronnen. Ik kan het enkel bij deze hypotheses en bemerkingen houden.

 

3) De leden van het KL

 

Op zijn hoogtepunt telde het KL naar eigen zeggen 4500 manschappen. Op de ledenlijst die in het archief van de Witte Brigade bewaard wordt staan 883 namen, Jos Huybrechts vertelde me een lijst te hebben waar meer dan 900 namen op zouden staan. In het volgende deel komen rapporten aan het licht die nog andere aantallen naar voor schuiven. Er kan voorlopig op zijn minst getwijfeld worden bij het getal van 4500. Zelf geven ze als verklaring dat door de arrestatie van de top het contact met vele leden verloren ging. Een archiefvondst maakte echter duidelijk dat grote omzichtigheid bij het interpreteren van aantallen gewenst was. In het archief van de dienst van de weerstand[171] zaten “de geschiedenis van de bedrijvigheid van de leden KL sector Hoogstraten” ( = zesde verslag) en “Historisch overzicht van het KL Herenthout” (= vierde verslag). In deze documenten zijn een aantal lijnen onleesbaar gemaakt. Bij het verslag van Hoogstraten stond er in de marge bij de doorhaling “geheim” geschreven. In de eerder gevonden verslagen[172] was dit niet het geval en zodoende kon ik makkelijk achterhalen wat er onder stond. Voor Hoogstraten werd de volgende zin geschrapt “Intusschen was het ledental op 2 september [1944] op 300 gekomen”. In het andere verslag, van Herenthout, gaat het om de volgende zin: “Op 4 augustus [1944] telde onze beweging 18 man. Daar deze groep niet voldoende bleek, is hij nog voor de vierde september overgegaan tot de aanwerving van nieuwe manschappen.” Wanneer deze lijnen geschrapt werden, waarom en door wie is niet bekend.

Het gros van de leden was geboren in de jaren twintig en dus rond de 22 à 23 jaar in 1944. Over hun woonplaats is niet zoveel bekend[173]. Op de ledenlijst waarover ik beschik staan wel telkens de geboorteplaats vermeld. Er zijn 130 verschillende plaatsnamen op aangeduid. Veruit de grootste is Turnhout waar 264 leden geboren zijn. Dit is eigenlijk ook wel logisch door de materniteit, met een belangrijke regionale functie, die in de stad gevestigd was. Meer opmerkelijk is dat de Vosselaar, Beerse en Rijkevorsel de drie volgende plaatsen in nemen. Gemeentes als Herenthout en Herentals waar zoveel bronnen van zijn hebben maar respectievelijk 33 en 11 leden van het KL die op hun grondgebied geboren zijn. In Geel, waar zoveel te doen was, heeft maar zes KL’ers in zijn geboorteregister[174].

Hun activiteiten zijn vrij variërend. Ze gaan van het verzamelen van materiaal voor een noodbrug tot het deelnemen aan gevechten bij de bevrijding. De meeste mensen geven aan dat ze betrokken zijn geweest bij transport van wapens en andere zaken. De tweede meest voorkomende activiteit is hulp aan gevangenen, ondergedokenen en gevallen piloten. Hulp aan gevangenen was iets wat makkelijk kon gebeuren door de aanwezigheid van een gevangenis in Merksplas. Bij hulp aan piloten plaats ik wel een vraagteken. In de bronnen komt slechts één keer naar voor dat er een toestel in de regio neerstort, de overlevende hiervan komen terecht in het Giels Bos en bleven daar tot vlak voor de bevrijding. Toch zijn er heel wat mensen die zeggen neergehaalde vliegeniers geholpen te hebben. Misschien gaat dit dan telkens over individuele acties die niet doorgegeven werden aan de leiding van het legioen of niet gebeurden binnen de organisatie van het KL. De derde meest voorkomende activiteit is het uitvoeren van patrouilles, bewakingen en deelnemen aan gevechten. Deze activiteit komt vaak naar boven in andere orders. Slechts op de vijfde plaats staat sabotage vermeld. Dit is enigszins verwonderlijk daar in de orders heel frequent gesproken wordt over het strooien van nagels en saboteren van de wegwijzers. Misschien werden deze bevelen dan toch niet zo goed opgevolgd? Iets wat ook een paar keer vermeld wordt is het verzamelen van materiaal voor het bouwen van een noodbrug. Dit is iets waarvan ik nergens anders in het archief van het KL sporen van terugvind. Een tweetal procent van de KL’ers kwam na de bevrijding in het geallieerde of het Belgische leger terecht.

Wat de verliezen betreft is er heel wat onduidelijkheid over het precieze aantal ervan. Vooral omdat het moeilijk te achterhalen valt of deze mensen nu wel deel uitmaakten van het KL of van een andere organisatie. Van de twaalf gesneuvelden die opgegeven worden zijn er maar drie zeker en één misschien terug te vinden op de ledenlijst van het KL. Ze sneuvelden allemaal in 1944. Dit onderbouwt de stelling dat het KL enkel actie ondernam bij de bevrijding.

 

Zeven sneuvelden in de bevrijdingsgevechten in september. Eén iemand sneuvelde in oktober, dit gebeurde in Hoogstraten dat pas in die maand bevrijd werd[175]. Wat de arrestaties en deportaties betreft is het nog moeilijker om een precies beeld te vormen. In het archief van het Kempisch Legioen zijn een aantal lijsten terug te vinden. Het aantal mensen dat niet uit de kampen terugkeerde ligt rond de zestig. Maar hoeveel er in het totaal gearresteerd werden is niet duidelijk. De lijst die in het cijfermateriaal gegeven wordt is zeker niet volledig. In een strafdossier in verband met enkele acties van de Sipo – SD in Meerhout zit een verslag dat daar zevenentwintig leden van het KL opgepakt werden. Terwijl dit in het archief van het KL niet terug te vinden is. Uit de archieven die ik doornam op de dienst van de oorlogsslachtoffers blijkt dat de meesten opgepakt werden na verklikking.

 

4) De stichting

 

Over de stichting van het Kempisch Legioen zijn de bronnen het eens. Elke bron wijst voor de algemene stichting door commandant Bobon in augustus 1942 aan. Bobon was een beroepsmilitair die voor de oorlog gelegerd was in het achtste linieregiment in Turnhout[176]. Net als een aantal andere stichters van het KL[177] overigens. Bijgevolg kan men tussen de ontstaansgeschiedenis van het KL en die van het GL een aantal parallellen trekken. Het GL heette in zijn beginjaren overigens Belgisch Legioen, de naam Geheim leger kwam er pas op 1 juni 1944 en deze werd opgelegd door de Belgische regering in Londen. De beweging was ontstaan uit een aantal militairen die de traumatiserende nederlaag van mei’40 niet wilden aanvaarden en de strijd aan de zijde van de geallieerden wilden verder zetten. In het voorjaar van 1941 kwam het tot een samensmelting van drie groepen, telkens van militairen, die dan het Belgisch Legioen zouden vormen. Na een infiltratie van de Duitse Abwehr werd in november ’42 nagenoeg de volledige staf van het Belgisch Legioen aangehouden. De nieuwe leiding doopte daarop het BL om tot het Leger van België, in maart ’44 werd deze benaming dan uiteindelijk Geheim Leger. Het doel van deze op de militaire leest geschoeide organisatie was het vormen van een ondergronds leger met het oog op het herstellen van de Belgische rechtsstaat, vooral dan als het moment van de bevrijding nakende was in actie te komen om het de vijand zo lastig mogelijk te maken[178]. Het zijn net dezelfde doelstellingen als die die door het KL gehanteerd werden. Vanaf juni ’44 is er trouwens een verband tussen het GL en het KL, dit via Gooremans die de rol van SB 12 overnam[179]. Tijdens de bevrijding besluit het KL aan te sluiten bij het GL[180], maar om diverse redenen, die in het volgende deel worden behandeld, komt Dupret later op die beslissing terug. De vraag of het KL voor die datum al contact had met het GL kan enkel hypothetisch benaderd worden. Er waren zeer zeker contacten tussen de verschillende verzetsbewegingen tijdens de oorlog[181]. Vele pelotons, zoals die in Geel en Herenthout, ontstonden uit eerdere verzetsgroepen. Misschien is het zo dat deze vraag te weinig verregaand is. Want het doornemen van de bronnen deed de vraag ontstaan in hoeverre het KL een onafhankelijke beweging was tijdens de oorlog? Met het beantwoorden van deze vraag zal ik wachten tot na het tweede deel.

 

5) De organisatiestructuur en de aanwervingen, acties voor september ‘44

 

De beweging had een strakke structuur, waar alles strikt geregeld was. De taakverdeling vertoonde eveneens een sterke organisatie. SB 12 verstuurde zijn algemene orders, vaak via KAO 22, die instond voor de verspreiding ervan en het bijhouden van de administratie van het KL. KKH 43 had de effectieve leiding en zag toe op het uitvoeren van de orders. KKH 44, 45 en 46 hadden de leiding over een deel van het actiegebied en zorgden daar voor de verspreiding en uitvoering van de orders en de verdere uitbouw van de beweging. Op lagere niveaus waren er nog de cyclisten die een specifieke aanduiding moesten hebben. Deze organisatievorm met stamnummers en een hiërarchische ordening, lijkt voor me makkelijk te verklaren doordat een groot deel van de stichters een militaire achtergrond hebben. Wat de geografische indeling betreft kan ik niet veel meer dan verwijzen naar de twee vermeldingen van de betrokken gemeentes in het overzicht van de orders. Er worden daarin tweeënvijftig plaatsnamen vermeld. In hoeverre al deze plaatsen betrokken waren bij het KL valt weerom moeilijk na te gaan. Het lijkt me wel opmerkelijk dat, ondanks dit grote aantal er maar een zevental actieverslagen zijn die over vijftal locaties handelen. Deze verslagen zijn wel over het algemeen opgesteld vanuit de hoogte van het peloton. Dit is slechts een gedeeltelijke verklaring want uit de verslagen blijkt dat er negen pelotons zijn, dus zou men toch op z’n minst negen verslagen verwachten.

In de orders, naast die van de organisatie, worden er wel meer plaatsen vermeld maar een twintigtal komen toch nog zeer zelden aan bod[182]. Ik had niet over de tijd om via opgegeven woonplaats op de erkenningsdossiers na te gaan in hoeverre de verspreiding van de leden was[183]. Zoals eerder vermeld beschik ik over een lijst van 883 personen. Het KL zelf claimt in zijn actieverslagen eind ’42 over 4500 manschappen te beschikken[184]. In het ongedateerde overzicht van de structuur van het KL wordt een getalsterkte van 275 mannen per peloton vermeld en een administratieve dienst van vijftig personen. Hun algemeen totaal bedraagt daarin 2500 personen[185]. Uit de actieverslagen en orders blijkt echter dat dit aantal twijfelachtig genoemd kan worden. Voortdurend wordt aangespoord om meer leden aan te werven. In het vijfde actieverslag over Herenthout van wordt vermeld dat men op 4 september 1944 overgaat tot nieuwe aanwervingen omdat de groep maar uit achttien personen bestaat. Sam van Clemen schrijft in zijn boek dat het KL in Turnhout uit achtenveertig leden bestond[186]. Dit is mijns inziens een sterke onderschatting, wat ook de mening is van Johan van Bourgonie[187]. Iets dat in het voordeel van de cijfers van het KL kan spelen is dat leden zich na de bevrijding via verschillende organisaties lieten erkennen. Tijdens de procedure voor de erkenning van het Kempisch Legioen, die in het volgende deel uitvoerig behandeld wordt, liet majoor Sabbe aan kolonel De Ridder weten dat hij 2600 dossiers heeft van KL’ers die de erkenning hebben aangevraagd, dit via het GL en de WB[188]. Men kon enkel de erkend worden als lid van één organisatie.. Enkel de leden die via de WB kwamen later terecht op de ledenlijst van het KL. Omdat de Witte Brigade steeds deze leden als een aparte groep onder hun hoede heeft aanzien. Het GL zal de leden die via hen zijn erkend op hun eigen ledenlijst houden. Hoeveel er uiteindelijk erkend werden is onduidelijk, zo ook hoe groot het KL nu eigenlijk geweest is.

Grote acties zijn er voor september ’44 niet ondernomen. Men hield zich in hoofdzaak bezig met organisatie en aanwervingen. Verder werden inlichtingen verzameld over de vijand en lijsten aangelegd van collaborateurs.

 

6) De rol in de bevrijding

 

In de nacht van twee op drie september 1944 wordt de guerrilla aangevat. Dit hield voornamelijk in dat men de wegen ging saboteren door het strooien van nagels en het vernielen van wegwijzers. Waarom dit net op dat ogenblik gebeurde kan door twee zaken verklaard worden. Op twee september waren de geallieerden België binnengetrokken. Een andere verklaring kan gevonden worden in de geschiedenis van het GL. Dat ontvangt in juni en augustus een aantal orders om de verkeersinfrastructuur en Duitse communicatielijnen te saboteren[189]. Via Gooremans kunnen deze orders ook bij de staf van het KL aangekomen zijn. De aanwezigheid van orders en plannen voor het uitvoeren van sabotages kunnen een bevestiging zijn voor deze hypothese[190]. Op één plaats ging het KL vrij ver in zijn guerrilla en kwam het tot een openlijk gevecht. In het Giels bos waar 120 verzetsstrijders van het KL verscholen zaten[191]. Wat daar precies gebeurd is, is niet helemaal duidelijk. Vast staat dat op 10 september een Duitse wagen wordt aangevallen en hierbij een aantal Duitsers sneuvelen. De twintigste komen de Duitsers met een omvangrijke troepenmacht ter plekke en veroveren het hoofdkwartier van het KL. Hierbij wordt een boerderij, die als hoofdkwartier fungeerde, in brand gestoken en sneuvelt een KL’er naast twee Duitsers. Waarschijnlijk was deze aanval het gevolg van de eerdere aanval van het KL op tien september. Dit is zowat de enige grote actie die het KL alleen ondernam, voor de geallieerde troepen ter plekke kwamen. Vlak voor de komst van de geallieerden in Turnhout was er een tweede treffen, dit keer echter zonder gevechten tot gevolg. Dupret wou namelijk voorkomen dat de Duitsers de bruggen over het kanaal zouden laten springen. Hijzelf en enkele van zijn mannen nemen daarom posities in aan de bruggen om dit te voorkomen. De Duitsers hadden van dit voornemen lucht gekregen en dreigden ermee de stad in puin te schieten. Want brug II, waar Dupret zat, was één van de weinige nog intacte bruggen en de Duitsers wilden die zolang mogelijk openhouden om hun troepen de kans te geven zich terug te trekken in de richting van Nederland. De aanwezigheid van verzetslieden betekende een groot gevaar voor dit opzet. De Duitse commandant bracht de burgemeester op de hoogte en dreigde ermee de stad in puin te leggen indien de verzetsmensen zich niet terugtrokken. Daarop nam een geestelijke contact op met commandant Dupret. Die besliste uiteindelijk zijn mensen terug te trekken. In het Nieuwsblad schreef men later in een artikel dat een ander verhaal formuleerde. De burgemeester zou een overeenkomst met de Duitsers bereikt hebben zodat die van hun dreiging zouden afzien en dit in ruil voor één kilogram boter en één kilogram bonenkoffie. Het is niet duidelijk van waar deze gegevens afkomstig zijn, maar dhr. Van Bourgonie was erg misnoegd over dit krantenartikel en was ervan overtuigd dat deze gegevens fout waren. De actieverslagen bevestigen zijn opinie en de eerste versie van het verhaal[192].

Tot slot van deze specifieke acties wil ik nog even ingaan op het jammerlijke ongeval dat het leven kostte van Francis Cogels, het hoofd van het KL in Herenthout. De actieverslagen vermelden niet de precieze doodsoorzaak. Hij werd namelijk, per ongeluk, door zijn eigen mannen doodgeschoten[193]. Die nacht was er namelijk gewaarschuwd voor Duitse parachutisten die achter de linies wanorde zouden proberen stichten. Cogels, met de wagen op weg om twee Engelse spionnen naar de Duitse linies te brengen, merkte een wachtpost niet op langs de kant van de weg. Bijgevolg negeerde hij hun bevelen om te stoppen. De wagen reed door en de wachtposten schoten eerst in de lucht en vervolgens op het voertuig. Een kogel vloog tussen de twee passagiers en raakte Cogels in de rug. De wagen belandde in de gracht. De lever van de KL leider was geraakt en even later overleed de man. De twee spionnen werden met een andere wagen naar hun bestemming gebracht. Later is niets meer van hen gehoord, wie ze waren heeft nooit iemand geweten want ze hadden alles alleen aan Cogels verteld.

Als de Britten dan eindelijk gearriveerd waren ontstond er een heftige strijd. Zoals eerder gemeld werd er in de Noorderkempen, als gevolg van een grote concentratie van Duitse troepen, zwaar gevochten. Deze streek werd dan ook één van de laatste Vlaamse gebieden die bevrijd werden. Professor Luc De Vos geeft op het einde van zijn boek een lijst mee van de bevrijdingsdata van de Belgische dorpen[194]. De tiende september was er de bevrijding van Geel, pas op 24/09/1944 volgde Turnhout. Vanaf dat ogenblik, tien september dus, ging het KL nauw samenwerken met de geallieerden. Een groot aantal leden (35 procent) vermeld op zijn erkenningsdossier betrokken te zijn geweest in bevrijdingsgevechten. Hierbij komen de plaatsen St Lenaerts, Hoogstraten, Rijkevorsel en Zundert (in Nederland). Dit is heel goed mogelijk. De Britse en Canadese troepen hadden geen enkele terreinkennis en gebruikten zeer zeker dankbaar de gegevens die ze van het verzet kregen. Een achttal KL’ers werd bovendien opgenomen in het Britse leger. Dit was waar het KL zich jarenlang op voorbereid had en zij kregen, door de lange duur van de gevechten, de gelegenheid om zich te bewijzen. Deze gevechten bleven niet alleen lang aanslepen door de heftige weerstand van de Duitse troepen. De geallieerden moesten het op dat ogenblik op die plek met iets minder middelen stellen dan normaal[195]. Bijgevolg zal de inbreng van het KL zeer zeker een grote steun voor de geallieerde troepen geweest zijn. Iets wat bevestigd wordt door een aantal felicitaties vanwege Britse troepen die vermeld worden in de actieverslagen.

In de orders en erkenningsdossiers komt ook vaak het bewaken van droppingsterreinen ter sprake. Het KL kan echter geen dropping ontvangen hebben aangezien deze beweging niet gekend noch erkend was in Londen. Wel kan dit hier opnieuw verklaard worden via de band die het KL met het GL had. Deze was wel gekend bij de regering in ballingschap en kreeg regelmatig via droppingen wapens en materiaal toegestuurd.

De rol van het KL in de repressie is iets minder duidelijk. Ze hielden zich er zeker mee bezig want beschouwden het als één van hun taken om tijdens de oorlogsjaren lijsten aan te leggen van slechte Belgen. Op dag J moest onmiddellijk overgegaan worden tot de aanhouding van die personen. Het vierde verslag over Herenthout illustreert enigszins hoe de verzetslui tegenover die “zwarten” stonden. Tijdens de oorlog was het al eens tot een aanvaring gekomen met collaborateurs. De top van het KL was al gearresteerd na verklikking, maar op 1 september ’44 nemen leden van de Zwarte Brigade openlijk deel aan een razzia in Turnhout. KAO 22 verzoekt daarop om wapens maar SB 12 kan die niet geven want beschikt zelf over geen. Het KL heeft zich, anders dan andere bewegingen[196], niet ingelaten met het executeren van collaborateurs. (Alhoewel SB 12 op 18/08/44 pistolen en munitie ter beschikking stelt voor het plegen van aanslagen[197].) Het wou bij de bevrijding instaan voor orde en rechtvaardigheid. KAO 22 schrijft hierover in een order “dat we ons niet moeten bezighouden met zwarten […] moeten ons ter beschikking houden van de geallieerden.” Dit betekende niet dat er geen aanhoudingen werden verricht. Het KL deed er alles aan om hierbij beide partijen te beschermen. Desondanks worden na de oorlog een aantal leden van het KL beschuldigd van mishandelingen. In Hoogstraten was namelijk bij de bevrijding een menigte op straat gekomen om incivieken op te gaan pakken. KL’ers zouden volgens eigen zeggen hierbij de beschuldigden beschermd hebben en overgedragen hebben aan de rijkswacht[198]. Die beschuldigden dachten daar anders over en spanden een proces aan tegen twee leden van het KL. Enkele dagen ervoor had Paul Duym aan Dupret laten weten dat de collaborateurs in Hoogstraten een ernstige bedreiging vormden, hijzelf was door hen al twee maal met de dood bedreigd. Daarom verzocht hij om dringend een zuivering door te voeren[199]. Van Thienen schrijft in een brief aan Dupret dat toen ze, samen met de rijkswacht, collaborateurs gingen oppakken, de bevolking met hen mee trok en ter plekke ruiten begon stuk te slaan. Samen met de rijkswacht waren ze er dan in geslaagd om de orde te herstellen[200]. Paul Duym, een officier van het KL, zal op 30 juni ‘45 aangehouden worden na een klacht van “een zwarte”, hij zal niet erg lang aangehouden blijven (hij komt namelijk terug vrij in de tweede week van juli[201]). Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat er al bij al ongeveer een vijftal meldingen zijn van ongeregeldheden. De meldingen, waarvan ik weet, die een proces tot gevolg hadden zijn hierboven vermeld. Hier zijn drie personen bij betrokken in de eerste woelige dagen na de bevrijding. In het volgende deel zullen nog een aantal ongeregeldheden aan het licht komen. Men gaat niet alleen tegen collaborateurs optreden. Er worden ook verschillende orders gegeven om hard op te treden tegen plunderaars. Ergens in oktober ’44 laat KKH 43 aan KKH 270 het volgende weten: “Ingevolge order van de commandant der provincie moet aan alle patrouilles het bevel gegeven worden zonder verwittigen te schieten op al de personen die stelen of plunderen”[202]. Als de partizanen in Geel zich schuldig maken aan plunderingen, zegt het KL de samenwerking met hen op en besluit het alleen de nodige opdrachten uit te voeren[203].

Het KL zal na die september dagen nog een tijdje verder blijven bestaan vooraleer te demobiliseren. Dit omdat ze in dienst van de geallieerden nog gaan meevechten bij de bevrijding van een aantal plaatsen aan de Nederlandse grens. Hierop zal verder ingegaan worden in het volgende deel, omdat dan de eerste kiemen van de moeilijke strijd om erkenning te vinden zijn.

 

 

F. Conclusie deel I

 

Wat kan ik nu concluderen uit dit verhaal. Vooreerst dat er twijfels kunnen bestaan over het feit of het Kempisch Legioen echt als onafhankelijke beweging bestaan heeft? In de hoofding van een aantal orders van SB 12 staat A.S. vermeld, in het archief van het KL zitten instructies van het Geheim Leger provinciaal commando Antwerpen voor het voeren van guerrilla die gedateerd zijn op datum van 23/08/1944. De ontstaansgeschiedenis, de strakke militaire organisatie, de doelstellingen en ook de politieke houding van de beweging doen het vermoeden rijzen dat het KL eerder een onderafdeling van het GL was. Een aantal bronnen die gedateerd zijn tijdens de oorlog spreken deze hypothese echter tegen. Zoals een brief die de commandant van het MNB schreef en die richtte aan de commandant van het KL[204]. Daarnaast zijn er ook twee aanwijzingen in het archief van het Geheim Leger die kunnen aantonen dat het KL geen onderdeeltje van het grote GL was. Zo zit er in het archief van het GL een kaart[205] waarop de verschillende zones staan aangeduid[206]. De sector Turnhout die erop staat afgetekend komt niet overeen met de sector die het KL als de zijne heeft ingekleurd. Het GL heeft als startbasis de provincie grenzen van Antwerpen en daarbinnen een aantal sectoren. De indelingen van de pelotons van het KL komt met deze sectoren totaal niet overeen. Bovendien staat in de lijst, van locaties waar het GL actief was, Turnhout niet eens vermeld. Op die lijst worden de chefs van sector Herentals vermeld. Er worden eenenveertig personen op aangehaald, bij zestien van hen staat er bij vermeld KL, waaronder Jos Van Thienen als commandant van Geel.

Bij de vraag over de onafhankelijkheid van het KL ten opzichte van het GL dient wel een kanttekening gemaakt te moeten worden. In de orders wordt er namelijk nooit, o.a. om veiligheidsredenen, een organisatie vermeld. Zodoende was het zeer zeker te verwachten dat vele leden van het KL maar na de bevrijding wisten dat ze deel uitmaakten van deze organisatie. Dit was net zozeer het geval voor leden van het GL. Een gevolg van deze opmerking is dat de vraag kan gesteld worden in hoeverre deze benadering van het verzet, namelijk vanuit de instelling het Kempisch Legioen, een waarheidsgetrouw beeld van de toestand geeft.

Na het doornemen van deze gegevens kom ik tot de vaststelling dat het Kempisch Legioen een onafhankelijke verzetsbeweging was die opgestart werd door enkele voormalige officieren van het achtste linieregiment en enkele anderen in augustus 1942. Hun doel was een organisatie op te richten die de geallieerden kon bijstaan bij de bevrijding van het Belgische grondgebied en dit om de Belgische rechtstaat te herstellen. De politieke inslag van de beweging zal ik in hoofdzaak in het derde deel behandelen. Tijdens de oorlog was deze zeker uiterst beperkt. Ze waren verbonden aan het GL of hebben er enkele malen mee samengewerkt. Als ze effectief bij droppingen zijn betrokken geweest dan is het verband tussen het KL en GL zeker. Want, zoals eerder gezegd, is het onmogelijk dat er droppingen zijn gebeurd die rechtstreeks voor het KL bedoeld waren. In maart ’44 wordt de top geliquideerd, maar Georges Dupret neemt de leiding over en zorgt dat de beweging blijf verder bestaan. Hoe de precieze top eruitzag en hoe groot de omvang van de beweging was valt niet te achterhalen. Op het moment dat de geallieerden dan uiteindelijk arriveren doen ze er alles aan om hen zo goed mogelijk te helpen. Ze nemen zo mee deel aan de bevrijdingsgevechten van de Noorderkempen. Eveneens participeren ze in de repressie door vermeende collaborateurs op te pakken. Wat er na de bevrijding van Turnhout gebeurt, wordt in het volgende deel beschreven.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[39] Louyet (P.) , België in de Tweede Wereldoorlog, deel 4: Het verzet, Antwerpen, de Nederlandsche boekhandel, 1984, 95 p.

Van De Vijver (H.) , Van Doorslaer (R.) en Verhoeyen (E.) , België in de Tweede Wereldoorlog, deel 6: Het verzet 2, Kappelen, uitgeverij Pelckmans, 1988, 122 p.

Meyers (W.), Selleslag (F.), De vijand te lijf Belgen in het Verzet., Antwerpen, Helios, 1984, 124 p.

[40] idem, pp. 14-31

Bal (N.), De clandestiene pers in Vlaanderen 1940-1944, Brussel, BRT, Instructieve Omroep, 1991. 93 p.

[41] Ter vergelijking in Frankrijk zijn er 1015 bekend, en in Nederland 1193, dit laatste moet wel genuanceerd worden met het feit dat in ’43 alle radio’s in Nederland in beslag werden genomen.

[42] Op 9 november 1943 was de levering van “Le Soir” iets vroeger dan normaal, de reacties van de eerste kopers was eveneens anders dan gewoonlijk. Leden van het verzet hadden namelijk een krant gemaakt die op het eerste zicht de echte “Le Soir” leek, maar de inhoud ervan had voor één keer geen enkele last van de Duitse censuur. Deze kleine overwinning van het verzet moesten de meeste van zijn uitvoerders wel met hun leven bekopen.

[43] De Duitsers hadden een op het eerste zicht “normale” uitgave van het clandestien blad gemaakt, maar hadden ergens in het blad opgeroepen om adressen en namen door te geven.

[44] Meyers (W.), Selleslag (F.), De vijand te lijf Belgen in het Verzet., Antwerpen, Helios, 1984, pp. 32 - 45

[45] Deze keer zal hij zijn verzetsdaad met het leven bekopen, op 14 januari 1944 wordt hij in een ultieme vluchtpoging neergeschoten in de Brouwerijstraat te Brussel.

[46] Dit is het codewoord van één zo’n acties, er waren er meerdere, zo was er ook een Nordpolspiel,…

[47] Meyers (W.), Selleslag (F.), De vijand te lijf Belgen in het Verzet., Antwerpen, Helios, 1984, pp. 46 - 51

[48] Het Engelse leger moest zo’n 50 000 man achterlaten, een duizendtal kon via de ontsnappingslijnen terugkeren naar hun land.

[49] Luchtafweergeschut

[50] idem, pp. 52 - 74

[51] Op 6 oktober 1942 wordt de verplichte tewerkstelling ingevoerd, iedereen die werkbekwaam was en geen werk had in België, moest naar Duitsland.

[52] Meyers (W.), Selleslag (F.), De vijand te lijf Belgen in het Verzet., Antwerpen, Helios, 1984, pp. 75 - 105

[53] Lagrou (P.), De politieke strijd om het verzetsaureool, verdienste en erkentelijkheid in het na-oorlogse België, Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1989, 224 p.

[54] Droppingen van materieel kwamen pas in de laatste twee oorlogsjaren (’43 en ’44) voor.

[55] Bouveroux (J.), Russische partizanen WO II-Limburg, Leuven : Davidsfonds, 1994. 230 p.

[56] Van De Vijver (H.) , Van Doorslaer (R.) en Verhoeyen (E.) , België in de Tweede Wereldoorlog, deel 6: Het verzet 2, Kappelen, uitgeverij Pelckmans, 1988, pp. 88 – 95

In de laatste alinea van dit stuk worden ook nog de kleiner groeperingen aangehaald; hierbij wordt ook het Kempisch Legioen vermeld.

[57] Dit wordt verder in dit onderzoek met precieze bronvermelding aangetoond.

[58] Strooien van nagels, verwijderen of overschilderen van wegwijzers.

[59] Gespek met Johan Van Bourgonie op 21/04/2003

[60] Dupret komt bij de verkiezingen van 17 februari 1946 op voor de UDB.

[61] 10 mei 1940 tot 3 september 1944

[62] Dupret (G.H.), Historisch Overzicht van het K.L. Turnhout, p. 2, farde 11, archief ministerie van defensie, documenten aangaande de erkenning van het Kempisch Legioen, Service D en de Nationale Koninklijke beweging

[63] Dankzij de licentiaatsverhandeling van Christophe Stessen beschik ik over uitstekende informatie.

Stessen (C.), Oorlogsperikelen in Turnhout. Het verhaal van een Kempische stad tijdens de Tweede Wereldoorlog, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 2000, s.p.

[64] Decat (F.), De Vos (L.), België in de Tweede Wereldoorlog, deel 10: Mei 1940, van het Albertkanaal tot de Lei, Kappelen, DNB/Pelckmans, 1990, 111 p.

[65] Na 28 oktober 1936 was de Belgische internationale politiek verandert van een samenwerking met Frankrijk, naar het voeren van een onafhankelijke koers.

Provoost (G.), Vlaanderen en het militair-politiek beleid in België tussen de twee wereldoorlogen, in: Bibliotheek van de Vlaamse Beweging, Leuven, Davidsfonds, 1976 – 1977, s.p.

[66] Fase A: de actieve regimenten werden op oorlogseffectief gebracht;

Fase B: het wederoproepen van de divisies van eerste reserve in de Oostprovincies;

Fase C: het wederoproepen van de andere divisies van eerste reserve;

Fase D: het wederoproepen van de divisies van tweede reserve;

Fase E: of “algemene mobilisatie”, de mobilisatie van diensten en wachteenheden.

[67] Vele verdedigingswerken waren nog niet voltooid.

[68] Koningshooikt-Waver, omdat deze linie slechts tussen die twee plaatsen versterkt was.

[69] Stessen (C.), Oorlogsperikelen in Turnhout. Het verhaal van een Kempische stad tijdens de Tweede Wereldoorlog, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 2000, s.p.

[70] Stessen (C.), Oorologsperikelen in Turnhout. Het verhaal van een Kempische stad tijdens de Tweede Wereldoorlog, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 2000, s.p

[71] Louyet (P.) , België in de Tweede Wereldoorlog, deel 4: Het verzet, Antwerpen, de Nederlandsche boekhandel, 1984, pp. 17

[72] De operatie om met een maritieme invasie Engeland binnen te vallen.

[73] De Duitse inval in Rusland.

[74] Deze start na augustus ’42, want ervoor is er nog geen sprake van het KL en zijn er bijgevolg geen bronnen.

[75] Archief ministerie van defensie, farde 11, documenten aangaande de erkenning van het Kempisch Legioen, Service D en de Nationale Koninklijke Beweging

[76] De sector Geel

[77] Persoonlijk archief Dupret, D bijzondere stukken II

[78] Algemeen verslag van onbekende auteur

[79] Algemeen verslag opgesteld door Dupret

[80] Deze eerste paragraaf is afkomstig uit het eerste verslag, dat naast een meer algemeen deel ook een verslag van het vierde peloton bleek te bevatten.

[81] Map 1 en 2, archief van het Kempisch Legioen

[82] Order nr 6, 5/03/1943, fonds dienst van de weerstand

[83] Verslag van Johan Van Bourgonie van het gesprek dat hij had met de weduwe van commandant Dupret.

[84] Dossier Leopold Bax, dienst oorlogsslachtoffers, proces verbaal opgesteld op 12 maart 1949

[85] Organigram, zonder datum, archief van de dienst van de weerstand

[86] Order nr 7, 9/03/1943, fonds dienst van de weerstand

[87] Order nr 10, 21/04/1943, fonds dienst van de weerstand

[88] Order nr 6; 5/03/1943, fonds dienst van de weerstand

[89] Order nr 8, zonder datum [vermoedelijk eind maart ‘43] , fonds dienst van de weerstand

[90] Order nr 9, 4/04/1943, fonds dienst van de weerstand

[91] Dit is een bepaald stuk in de kledij, waarschijnlijk een brede stoffen armband of een hoofddeksel, waarmee men zich kenbaar kon maken als lid van het KL.

[92] Bijlage bij order nr 10, 21/04/1943, fonds dienst van de weerstand

[93] Order nr 12, 9/06/1943, fonds dienst van de weerstand

[94] Order P/1, vermoedelijk begin april ’44 (want in het document staat een termijn vermeld met als einddatum 25 april), fonds dienst van de weerstand

[95] Want het is gericht aan alle pelotonoversten persoonlijk.

[96] Order 19, 1/06/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[97] Order 20 – 23, 1/06/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[98] Order 24 – 25, 1/06/1944, fonds dienst van de weerstand

[99] Order 27, 6/06/1944, fonds dienst van de weerstand

[100] In het order staat vermeld dat deze structuur paragraaf III van order 19 vervangt, in die paragraaf zijn er slechts zes pelotons.

[101] Voor het gemak heb ik meteen de verschillen met de structuur, die in de andere paragraaf wordt aangehaald, aangeduid.

[102] Order 31, 31/07/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[103] Gegradueerden moeten een eed afleggen vooraleer ze hun benoemingsbrief (bewijs van hun graad) ontvangen.

[104] Order 32, geen datum, archief van het Kempisch Legioen, map 2, deze valt tussen die twee data want deze zijn van order 31 en 37.

[105] Order 33, zonder datum, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[106] Brief, 18/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[107] Soort kraaiepoten, konden makkelijk gemaakt worden door twee nagels te plooien in een hoek van 90 graden en vervolgens aan elkaar te lassen.

[108] Order, 20/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[109] Order 37, 25/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[110] Brief, 27/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[111] In de tekst – die in het Frans is opgesteld - staat brassard, wat een band is die rond de arm moet aangebracht worden.

[112] Verslag, 28/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[113] Order 39, 30/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[114] Order 40, 1/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[115] Brief, 1/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[116] Brief, 1/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[117] Brieven, 1/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[118] Brieven, 2/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[119] Brief, 2/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[120] De begindata en einddata van deze periode zijn om de volgende reden gekozen: Op 3 september is de guerrilla van het KL begonnen en is de bevrijding van België volop aan de gang. 24 september is Turnhout en het merendeel van het Belgische grondgebied bevrijd. (de Duitsers zullen wel met het Ardennenoffensief in december ’44 terugkomen, maar dit feit heeft in dit onderzoek geen belang) De bevrijding van Turnhout betekende het definitieve einde van het ondergrondse bestaan van het KL. De gebeurtenissen erna zijn van een totaal andere aard als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen die zich in bevrijd België voltrekken.

[121] De Vos (L.), De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 32

[122] idem, p. 30

[123] idem, p. 49

[124] Acht groepen worden erkend, de leden hiervan wordt een soldij van veertig frank per dag toegezegd, verder wordt hier nog op ingegaan.

[125] Lagrou (P.), De politieke strijd om het verzetsaureool, verdienste en erkentelijkheid in het na-oorlogse België 1944 – 50., Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1989, s.p.

[126] De Vos (L.), De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 103

[127] Huyse (L.), Dhont (S.) , Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België 1942 – 1952, Leuven, uitgeverij Kritak, 1991, p. 312

[128] Stessen (C.), Oorologsperikelen in Turnhout. Het verhaal van een Kempische stad tijdens de Tweede Wereldoorlog, Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2000, s.p

[129] s.n. ,De bevrijding van de Kempen eist een zware tol, in: De gazet van Antwerpen., 7/09/1984

[130] Volgens sommige ging dit om een misverstand, gesprek met Johan van Bourgonie

Heerman (J.), De bevrijding van de Kempen eist een zware tol (6), in: De gazet van Antwerpen, 12/09/1984

[131] Archief ministerie van defensie, farde 11, documenten aangaande de erkenning van het Kempisch Legioen, Service D en de Nationale Koninklijke Beweging

[132] Algemene verslagen, eerste naamloos, tweede opgesteld door Dupret

[133] aanvullingen uit het vijfde verslag tussen haakjes

[134] Order, 5/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[135] Order, 5/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[136] Richtlijn, 7/09/1944, KAO 22 aan KKH 43, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[137] Orders, 10/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[138] Verslag, 7/09/1944, KKH 45 aan KAO 22, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[139] Brief, 11/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[140] De bron vermeldt duidelijk Rielen, maar deze locatie is niet op een kaart terug te vinden, het is mogelijk dat het om een tikfout gaat en men Tielen bedoelt, dit is wel slechts een hypothese.

[141] Brief, 18/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[142] Verslag, 18/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[143] Idem voetnoot 140

[144] Verslag, 18/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[145] Order 43, 19/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[146] Deze brieven zijn niet gedateerd, maar antwoorden erop dateren van 19/09/1944, zodoende zijn ze dus te situeren in de eerste twee weken van september ’44.

[147] Brieven, zonder datum, door KKH 278, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[148] Deze is er nog steeds

[149] Lijst, 9/03/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[150] Zo blijkt uit het tweede verslag, waarin Dupret schrijft “In de andere sectoren (Herentals, Geel, Mol en Hoogstraten) zijn onze mannen niet inactief gebleven en de min of meer uitgebreide verslagen, die ik hierbij voeg, geven een overzicht van hunne prestaties”.

[151] Actieverslag, beknopt overzicht van de activiteit in het Giels bos, archief ministerie van defensie, farde 11, documenten aangaande de erkenning van het Kempisch Legioen, Service D en de Nationale Koninklijke Beweging

[152] Ik heb dit nagegaan in de lijst van geheim agenten die naar België zijn gestuurd tijdens de oorlog en de codenaam SB 12 staat er nergens tussen. Deze lijst bevind zich in:

Strubbe (F.), Geheime oorlog 40/45, De inlichtings en actiediensten in België, Tielt, Lannoo, 1992, 558 p.es, die den klaren kijk op de toestanden vertroebelen, zijn we

[153] Verder is over deze persoon niet zo veel bekend, na de oorlog werd hij erkend bij het GL en kreeg hij de graad van Majoor toegewezen, wat kan wijzen op het feit dat hij een belangrijke functie uitoefende tijdens de oorlog.

[154] Brief, 29/09/1944, KKH 43 aan KKH 46, persoonlijk archief Dupret, C Bijzondere stukken I.

[155] Brief, 29/09/1944, Daelen aan Pensis en Appels, archief van het Kempisch Legioen, map 8

[156] Verslag van Johan Van Bourgonie van het gesprek dat hij had met de weduwe van commandant Dupret.

[157] Order P/1, dat naar alle waarschijnlijkheid door KKH 43 opgesteld is, heeft het over dat hij [KKH 43] over de kritiek die sommige op hem hebben dat hij zich zou schuilhouden, het gebrek aan orders van zijn hand zou deze kritiek kunnen rechtvaardigen, het feit dat hij ondergedoken zat zou deze kunnen verklaren.

[158] Archief van het Kempisch Legioen, map 31

[159] Dossier Leopold Bax, Dienst Oorlogslachtoffers

[160] Johan Van Bourgonie, synthese mijn aanbreng

[161] Op 30 september ’44 brengt hij verslag uit over activiteiten van het vijfde peloton en in oktober ’44, neemt hij ontslag als chef van het zesde peloton (beide in archief van het Kempisch Legioen, map 8)

[162] Brief, 30/09/1944, KAO 22 aan KKH 276, archief van het Kempisch Legioen, map 8

[163] Persoonlijk archief Dupret, A foto’s waaronder groepsfoto KL

[164] waarschijnlijk Alfons Teuns, want een M. T. Teuns is niet te vinden op de ledenlijst

[165] Al eerder wees ik op de onzekerheid omtrent de ledenlijst in mijn bezit, deze is gebaseerd op de dossiers van het archief van de Witte Brigade, J. Huybrechts stelt dat hij over een ledenlijst beschikt die meer dan 900 namen bevat.

[166] De foto maakt deel uit van het persoonlijk archief van Dupret, maar Johan Van Bourgonie identificeerde, met de hulp van Jos Huybrechts, de mensen die er op stonden.

[167] Gesprek met Jos Huybrechts

[168] Brief, 16/07/1964, minister van defensie aan Dupret, archief van het Kempisch Legioen, map 19

[169] Het is trouwens pas dan dat hij de graad van kapitein heeft ontvangen, want een onafhankelijke weerstander kan geen graad ontvangen.

[170] Lijst, 2/10/1944, KAO 23, archief van het Kempisch Legioen, map 8

[171] De eerste keer vond ik ze in Evere, in het archief van het ministerie van defensie.

[172] Archief van het ministerie van defensie, farde 11, documenten aangaande de erkenning van het Kempisch Legioen, Service D en de Nationale Koninklijke Beweging,

[173] Zie kritiek bij cijfermateriaal.

[174] Dit laatste valt echter weer te verklaren door het feit dat vele Geelse KL’ers na de oorlog besloten om zich bij het GL aan te sluiten

[175] De Vos (L.), De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen, Leuven, Davidsfonds, 1994, p 159

[176] Het achtste linieregiment was gevestigd in de “Majoor Blairon” kazerne die op het eind van de jaren dertig in Turnhout gebouwde werd.

De Kok (H.), Van Clemen (S.), Turnhout tijdens de Tweede Wereldoorlog, Turnhout, Brepols, 2003, p. 26

[177] Zo blijkt althans uit de verklaringen van weduwe Bax, dossier Leopold Bax, dienst oorlogsslachtoffers. En uit het actieverslag over het vierde peloton, door Van Thienen.

[178] Laplasse (J.), Veurne, een kleine provinciestad tijdens Wereldoorlog Twee: een bijdrage tot de analyse van het verzet, Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling RUG, 1996, p. 77 - 79

[179] Eerste actieverslag

[180] Brief, 18/09/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1, zie overzicht orders tijdens de bevrijding

[181] Zo bevat het archief van het Kempisch Legioen een briefwisseling tussen KKH 43 en de MNB, deze brieven zijn gedateerd op 15/09/1943 en 10/06/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 3, of ook in het actieverslag van het vierde peloton, naamloos.

[182] Plaatsen als Tielen, Ransel, Houtvenne, Zoerle – Parwijs komen amper één of twee keer an bod in de bronnen terwijl er over Geel, Arendonk, Turnhout tientallen documenten zijn

[183] Zie de paragraaf leden van het KL

[184] Eerste actieverslag

[185] Een opmerking hierbij is dat dit een organiek kader is zoals ze het voor zichzelf opgesteld hadden. Dit was dus hun eigen ideaal voor het optimaal laten werken van hun organisatie. In dit document staat niet bij vermeld in hoeverre dit ideaal bereikt werd.

[186] De Kok (H.), Van Clemen (S.), Turnhout tijdens de Tweede Wereldoorlog, Turnhout, Brepols, 2003, p. 86

[187] Het is niet duidelijk van waar de auteurs van het hierboven vermelde werk dit cijfer halen, samen met dhr. Van Bourgonie heb ik de ledenlijst bekeken en die kwam tot de conclusie dat er zeker meer dan tweehonderd Turnhoutse leden op vermeld stonden.

[188] Brief, 17/10/1958, majoor Sabbe aan kolonel De Ridder, archief dienst van de weerstand

[189] Laplasse (J.), Veurne, een kleine provinciestad tijdens Wereldoorlog Twee: een bijdrage tot de analyse van het verzet, Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling RUG, 1996, p. 80

[190] Zo ontvangt het KL op 14 augustus een order aangaande de mobilisatie van onze eenheden voor de guerrilla. Order, 14/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[191] s.n., Verzetsstrijders in het Gielsbos, in: Het Nieuwsblad, 22/09/1994

[192] Het is me bovendien onduidelijk wat de waarde van een kilo boter en een kilo koffiebonen is voor een Duitse officier.

[193] s.n. Hoofdman verzetsbeweging per abuis door eigen wachters doodgeschoten, in: Het nieuwsblad, 15/09/1994

[194] Luc De Vos, De bevrijding, Van Normandië tot de Ardennen, Leuven, Dafidsfonds, 1994, p. 149- 161

[195] Op 17/09/1944 startte namelijk operatie “Market Garden”, met als doel de bruggen over de Maas te veroveren om te kunnen doorstoten naar Duitsland, deze operatie kreeg absolute voorrang de grondtroepen startten vanuit de provincie Limburg (Neerpelt om precies te zijn) en door de noodzaak van snelheid de Noorderkempen letterlijk links liggen.

[196] Vooral in de provincie Limburg gingen groepen partizanen collaborateurs liquideren, dit leidde uiteindelijk tot een spiraal van geweld tussen witten en zwarten. Van De Vijver (H.) , Van Doorslaer (R.) en Verhoeyen (E.) , België in de Tweede Wereldoorlog, deel 6: Het verzet 2, Kappelen, uitgeverij Pelckmans, 1988, p. 43

[197] Brief, 18/08/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 2

[198] Verslag, 4/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[199] Brief, 11/04/1945, archief van het Kempisch Legioen, map10

[200] Brief, 16/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[201] Dupret (G.H.), Het begin van het einde, in: De Kempen, 17/07/1945

[202] Order, zonder datum, archief van het Kempisch Legioen, map 1

[203] Derde actieverslag

[204] Brief, 15/09/1943, archief van het Kempisch Legioen, map 3

[205] Het GL had van België een geografische structuur gemaakt die vijf zones bevatte: Zone I: Henegouwen, zone II: Antwerpen en Limburg, zone III: West- en Oost-Vlaanderen, zone IV: Brabant en zijn verlenging tot Maas-linkeroever, zone V: Luxemburg en zijn verlening tot Maas rechteroever.