Stripverhalen in de Belgische dagbladpers (1945 - 1950). Inventaris en politiek-maatschappelijke analyse. (Sébastien Baudart)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel 4: Stripverhalen in de Belgische dagbladpers 1945-1950, Het onderzoek.

 

III. Algemene beschouwingen

 

1. De publicatie van de strips

 

1.1. Plaats en omvang van de strips in de krant

 

De kranten plaatsen hun strips op zeer uiteenlopende plaatsen. Soms op een vaste plaats, soms wisselend. Algemeen kan men zeggen dat de stripstroken meestal onderaan of bijna onderaan een pagina geplaatst worden. Een plaatsing bovenaan de pagina is mogelijk, maar zeer zeldzaam.

Sommige kranten plaatsen de strips steeds op dezelfde plaats, zodat de lezer ze bijna blindelings kan terugvinden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de Volksgazet, Le Peuple, De Roode Vaan, Vooruit, La Dernière Heure en Gazet van Antwerpen, waar minstens één reeks steevast onderaan op pagina twee staat. Onder andere De Nieuwe Standaard, De Standaard en La Lanterne hebben dan weer een zwak voor de laatste pagina. Op twee uitzonderingen na staan strips wel nooit op de voorpagina.

Soms worden de strips naast of onder elkaar gezet (een groepering die sterk aanwezig is bij La Lanterne), soms over de volledige krant verspreid (bijvoorbeeld bij Het Volk). Kranten als Het Laatste Nieuws, La Libre Belgique en Le Soir hebben de neiging de strips pas in de tweede helft van de krant aan bod te laten komen. Zo krijgt Eric de Noorman in Het Laatste Nieuws bijna altijd een plaatsje tussen de advertenties van de laatste pagina's.

En zo zijn we bij het soort pagina beland waar strips aan bod komen. Het is zeer moeilijk hieruit een algemene lijn te trekken. Algemeen gezien komen strips voor tussen allerlei soorten krantenberichten: binnenlands nieuws, buitenlands nieuws, economie, gerecht, sport, economie, advertenties, reclame, cultuur, themapagina's, …

Wat de omvang van de gepubliceerde strips betreft: meestal hebben de strips in alle kranten ongeveer hetzelfde formaat. Ballonstrips verschijnen gemiddeld op 6-7 cm hoogte en 20 cm breedte. Ondertekststrips zijn doorgans hoger (de tekst staat onder de tekeningen) en smaller (er worden dagelijks minder tekeningen gepubliceerd). Tegenover de oppervlakte van een volledige krantenpagina nemen de ze tussen 5 en 33 % in.

 

1.2. Vertaling, lettering en remontages

 

Waar gebeurde de vertaling en lettering van buitenlandse strips? Deze kwestie is niet zo duidelijk. Toenmalig Het Volk-medewerker en tekenaar Rik Clément verklaart dat de vertaling en lettering door de krant zelf moest verzorgd worden, terwijl Pierre Stéphany (in 1950 verbonden aan La Meuse) verklaart dat de vertaling door de agentschappen geleverd werd.[1770]

Ze zouden best alle twee gelijk kunnen hebben, en wel op de volgende manier. In verschillende Amerikaanse strips die in de Vlaamse pers gepubliceerd werden, ziet men in het decor teksten in het Frans[1771]. In een vorig deel werd al uitgelegd dat deze reeksen ons land bereikten via het Franse agentschap Opera Mundi. Het is dus goed mogelijk dat deze strips in Frankrijk van Franse teksten in ballonnen en decor voorzien werden, en dan naar de Belgische afdeling doorgestuurd werden. Voor de Franstalige kranten was de zaak dan in orde, voor de Nederlandstalige was een nieuwe vertaling nodig. Maar dit is natuurlijk maar een hypothese.

Het feit dat de Nederlandstalige vertaling op de krant gebeurde, wordt wel bevestigd door de nogal "Vlaamse" vertaling. Zo zijn er bijvoorbeeld in "Mickey Mouse" geregeld "ge"-vormen en dialectwoorden ("noenkel Mickey") te zien, wordt er in franken geteld en is er sprake van "Vlaams praten", "Belgisch geld" en "Johan Daisne".[1772] En de hypothese dat de Franse vertaling in Frankrijk gebeurde, kan men bevestigd zien door het gebruik van woorden als "soixante dix mille"[1773] en "soixante-quinze"[1774].

Vertalingen zijn ook niet altijd even consequent. De ene dag wordt het schip van Kappie in Le Soir aangeduid als "Kraak", de volgende dag als "Craque"[1775], om nog maar te zwijgen over de (schrijfwijze van) namen van personages die wel eens durven wisselen. Ook wordt de vertaling van tekstballonnen soms "vergeten", en wordt de lezer ineens geconfronteerd met een stukje Engelse tekst. Nederlandse reeksen worden dan weer soms wat "Vervlaamst" : zo worden "guldens" bijvoorbeeld vervangen door "franken".

En tot slot nog even opmerken dat sommige gepubliceerde stroken remontagesporen vertonen. Stukken van de tekeningen werden weggelaten om de strook wat smaller te maken, en zo beter in de lay-out van de krant te passen. Op die manier komen ook tekeningen in een verkeerde volgorde voor. Waarschijnlijk gebeurde dit op de krant.

 

1.3. Stoppen van reeksen

 

Sommige verhalen kennen een zeer bruusk einde, de publicatie wordt stopgezet voor het verhaal helemaal afgerond is. Verschillende verklaringen zijn hiervoor mogelijk. Een eerste mogelijkheid is dat de reeks gestopt wordt om plaats te maken voor een andere reeks[1776], een tweede mogelijkheid is dat de krant een afgelopen contract om één of andere reden[1777] niet wilt verlengen.

 

1.4. Exclusiviteit

 

Zoals we al gezien hebben in de bespreking van de aankondigingen, speelt exclusiviteit bij bepaalde kranten en op sommige momenten een grote rol. Het is dan ook zeer uitzonderlijk dat eenzelfde verhaal in verschillende kranten van dezelfde taalgroep gepubliceerd wordt. Uitzonderling zijn natuurlijk de kranten die tot dezelfde groep behoren, zoals De Nieuwe Gids-'t Vrije Volksblad en De Standaard-Het Nieuwsblad.

Het doorbreken van de exclusiviteit gebeurt natuurlijk wel: zo publiceren Gazet van Antwerpen en Het Nieuws van den Dag vanaf augustus 1948 twee maanden lang hetzelfde verhaal, het Nederlandse Dick Bos. Merkwaardig, omdat er geen band tussen de twee kranten bestaat. Maar er is misschien een uitleg voor: de publicatie van het verhaal gaat gepaard met een advertentiecampagne voor de albums van Dick Bos. Waarschijnlijk wilde de uitgever van die boekjes (Ten Hagen) de reeks bekend maken bij een groot publiek, en werd het daarom aan twee kranten aangeboden …

Een ander geval van "dubbele plaatsing" doet zich voor met de Amerikaanse reeks Rip Kirby in La Wallonie en La Lanterne. In La Lanterne loopt de reeks al vanaf begin 1947, La Wallonie begint pas in juni 1949, en publiceert dezelfde stroken als La Lanterne, zij het met twee maanden vertraging.

Reeksen die samen in een Vlaamse en een Franstalige krant lopen, komen natuurlijk wel veelvuldig voor. In dat geval zijn de Nederlandse reeksen Tom Poes, Panda, Kappie, Eric de Noorman, de Franse gagstroken Subito en Nimbus, en de Amerikaanse Disney-verstrippingen, Steve Canyon, Donald, Mickey Mouse, … En natuurlijk komt het ook voor dat reeksen, na stopzetting in een bepaalde krant, in een ander blad opduiken (Annie l'orpheline, Popeye, Rip Kirby, …).

Merkwaardig is wel het feit dat er soms overeenkomsten tussen verschillende kranten bestaan. Zo vertoont de strippolitiek van Het Laatste Nieuws veel gelijkenissen[1778] met die van Le Soir. Niet toevallig hebben deze kranten de grootste oplages van hun taalgroep. Het is dan ook niet ondenkbaar dat zowel Opera Mundi als de Toonderstudio's hun succesreeksen wilden aanbieden aan kranten met zeer grote oplages. Hun andere reeksen verdeelden ze dan onder de andere kranten.

 

1.5. Aantal stroken per aflevering

 

Het aantal stroken van een reeks dat per dag gepubliceerd wordt, is in het grootste deel van de gevallen beperkt tot één. Uitzonderingen hierop zijn een hele hoop Vlaamse strips (zie het deeltje over "Vandersteen en opvolgers" even verder) en enkele andere verhalen[1779], waarvan dagelijks twee stroken gepubliceerd worden. Ook drie stroken per dag zijn mogelijk: twee Disney-verstrippingen in Le Soir en de reeks Le Petit Roi worden op die manier gepubliceerd.

Voor wekelijkse reeksen kan het aantal stroken gemakkelijk oplopen tot vier.

 

1.6. Oorspronkelijke publicatie van de verhalen

 

De verhalen die terug te vinden zijn in de Belgische dagbladpers in de periode 1945-1950 zijn niet altijd even recent. Originele reeksen (Suske en Wiske, Van Zwam, M. Cro, Proleetje en Fantast, …) werden natuurlijk niet lang voor publicatie geschreven en uitgetekend, maar verhalen die al elders gepubliceerd werden, konden heel wat ouder zijn en zelfs uit de jaren 1930 stammen. In dat geval zijn onder andere de eerste Mickey Mouse-verhalen in de Volksgazet, Tom de Negerjongen in De Nieuwe Gazet, Annie in verschillende Franstalige kranten, Sambo de Olifant in Het Nieuws van den Dag en De Scepter van Ottokar in De Nieuwe Gids. Verhalen uit het begin van de jaren 1940 zijn terug te vinden in La Dernière Heure (Le secret du Mastaba), Het Laatste Nieuws (De gestolen schepter) en Het Nieuws van den Dag (Myra).

Buitenlandse reeksen konden zowel zeer recent als meer dan tien jaar oud zijn. Voorbeelden van snelle publicatie zijn Roy Rogers in Le Soir (2 maanden achterstand op de publicatie in de VS) en Steve Canyon in Het Laatste Nieuws en Le Soir (3 maanden achterstand op de VS). De achterstand voor de Nederlandse Toonder-strips schommelt tussen 2 en 13 maanden.

Het moment van de oorspronkelijke publicatie is echter niet altijd even gemakkelijk te achterhalen. Voor Amerikaanse reeksen kan het echter soms op basis van de stroken zoals ze in de Belgische krant verschijnen. Amerikaanse stroken worden namelijk niet genummerd per verhaal[1780], maar per datum: bijvoorbeeld "11-27". Als de datum van het oorspronkelijke copyright, bijvoorbeeld "Cop. 1946 King Features Syndicate", nog te zien[1781] is, dan kan men de exacte publicatiedatum in de VS achterhalen, in dit geval 27 november 1946.

 

1.7. Fouten bij de publicatie

 

Niemand is onfeilbaar, het personeel van een krant dus ook niet. En dus gebeurde het wel eens dat er een fout gemaakt werd bij het plaatsen van een stripstrook. Een verkeerde aflevering, de juiste tekening met de verkeerde tekst, de juiste tekst met de verkeerde tekening, een tekening zonder tekst, een omgekeerd afgebeelde strook, een verkeerde titel, het twee keer publiceren van dezelfde aflevering.

Meestal gaat de krant wel over tot het verbeteren van die fouten: als het probleem opgemerkt is, worden de stroken in de juiste volgorde nog eens aangeboden. Sommige kranten gaan echter nog verder en maken er blijkbaar een erezaak van de lezer hun excuses aan te bieden: "Radio Patrol. Par suite d'une erreur, les nombreux lecteurs qui suivent les péripéties de notre feuilleton dessiné "Radio Patrol" ont pu constater mardi matin un décalage dans l'ordre normal des dessins. Nous nous en excusons et reprenons aujourd'hui le récit où nous l'avions laissé lundi."[1782] Of nog deze, waar aan de lezer een extra inspanning gevraagd wordt: "De avonturen van Suske en Wiske. Een spijtige vergissing. Door een spijtige vergissing werd in het blad van Zaterdag 15 April het vervolg op De Stierentemmer afgedrukt dat bestemd was voor het nummer van vandaag. Zo zijn we nu dus een beetje op de gebeurtenissen vooruitgegaan en zouden we van de TA-ontdekking nog niets mogen weten. We geven hieronder nu het stuk dat Zaterdag had moeten verschijnen. Laten we het TA-beest weer vergeten en morgen nog eens even verrast zijn als Zaterdag toen het kranige Sprotje het ding onthulde en … doopte."[1783]

 

2. "Vandaag begint ons nieuw tekenverhaal": aankondigingen

 

In de besluiten van de besprekingen per krant zijn de aankondigingen[1784] al kort aan bod gekomen. Maar uit deze tekstjes is nog veel meer af te leiden over hoe er op de kranten met strips omgegaan werd en hoe de gepubliceerde strips aangeprezen werden bij de lezers. Iets minder dan 500 aankondigingen werden in totaal teruggevonden. Er zal verder ingegaan worden op een aantal aspecten, zoals terminologie, vermelden van auteurs, taalgebruik, doelpubliek, exclusiviteit, …

Volledige aankondigingen werden in de vorige delen al soms op de linkerpagina weergegeven. Ook hier worden op deze manier enkele volledige aankondigingen als illustratie weergegeven.

 

2.1. Terminologie

 

Een eerste zaak die deze aankondigingen ons kunnen leren, is welke termen er in de periode 1945-1950 gangbaar waren om strips aan te duiden, en dat zowel in het Nederlands als in het Frans.

Het meest voorkomende woord in het Nederlands is zonder twijfel "tekenverhaal". In één derde van de aankondigingen (165 keer) komt de term voor. Andere gebruikte termen zijn: "kinderverhaal" (5), "geïllustreerd verhaal" (12), "getekend verhaal" (2), "vervolgverhaal in prentenvorm" (1), "geïllustreerd vervolgverhaal" (1), "tekenbanden" (1), "beeldverhaal" (1), "strips" (3), "tekeningen" (11), "vervolgverhaal" (6) en "kleine geschiedenisjes zonder woorden" (1).

Hoewel het maar sporadisch voorkomt, wordt het woord "strip" in het Nederlands dus wel degelijk al gebruikt. Ook in de verhalen zelf komt de term voor: "Eens vlug naar de strip kijken. Er komt daar altijd zo'n onnozelaar in met selderblaadjes achter zijn oren. 'k Moet er soms mee lachen."[1785], vertelt Nero over zichzelf in "De juwelen van Gaga-Pan". En ook Tom Poes neemt in "Heer Bommel stuit de vooruitgang" de term strips in de mond: "En deze wagens lijken me atoomauto's toe. Ik heb ze wel eens gezien op die Amerikaanse plaatjesseries die ze strips noemen!" [1786] Jochem Jofel loopt in Vooruit dan weer op zijn einde met de volgende woorden: "Alles ging nu verder zoals het gaan moet in een behoorlijk stripverhaal."[1787] En ook in een artikel in Het Nieuws van den Dag wordt van "strips" gesproken.[1788]

Ook in het Frans wordt een hele reeks termen gebruikt. Eigenlijk kan men beter spreken van omschrijvingen in plaats van termen, omdat men het medium door combinatie van allerlei woorden probeert aan te duiden: "feuilletons dessinés" (20), "série de dessins" (1), "feuilleton en images" (4), "récits en images" (2), "feuilleton en dessins" (1), "récit illustré" (1), "dessins" (3), "feuilleton illustré" (4), "bande illustrée" (1), "récit par l'image" (1), en de meer specifieke "histoires sans paroles" (1) en "bande humoristique" (1). Terwijl "tekenverhaal" in het Nederlands goed doorgedrongen was en quasi-algemeen gebruikt werd, was men in het Frans duidelijk nog op zoek naar een geschikte term.

In veel aankondigingen wordt trouwens geen specifieke term vermeld, en houdt men het bij algemeenheden zoals "verhaal", "avontuur", "récit", "enquête", "geschiedenis", en zelfs "reportage" …

Wat ook moet aangestipt worden, is dat er qua termen geen enkel onderscheid gemaakt wordt tussen ballon- en ondertekststrips. Ze worden allebei op dezelfde manier aangeduid, in de meeste gevallen dus als "tekenverhaal". Ook wordt het onderscheid in de aankondigingen nooit op een andere manier vermeld, wat erop wijst dat het onderscheid tussen die twee varianten voor de kranten (en voor de lezers) blijkbaar niet veel belang had.

 

2.2. Aantal

 

Het aantal aankondigingen per krant en per verhaal varieert zeer sterk en hangt af van verschillende factoren. Koploper is Het Laatste Nieuws met 135 aankondigingen over de hele periode. Daarna volgen op grote afstand De Standaard (45), Le Soir (45), Het Nieuws van den Dag (42), Het Volk (41), La Wallonie (34), De Nieuwe Standaard samen met De Nieuwe Gids (34), Le Peuple (21), La Dernière Heure (17), De Nieuwe Gazet (15), La Lanterne (12), Le Matin (11), De Roode Vaan (10), Vooruit (9), Volksgazet (7), La Libre Belgique (5), Het Belang van Limburg (5) en Gazet van Antwerpen (1). In Le Drapeau Rouge zijn er geen terug te vinden.

Er is geen echt verband aan te duiden tussen het aantal aankondigingen en het aantal gepubliceerde stripstroken. Aankondigingen-koploper Het Laatste Nieuws publiceert bijvoorbeeld enorm veel strips, maar La Libre Belgique en La Lanterne doen dat ook, en zij publiceren heel weinig aankondigingen. Het aantal werd dus eerder bepaald door de bereidheid van de krant om haar strips via deze promotietekstjes in de aandacht te plaatsen.

Een verband is wel aanwezig tussen het aantal gepubliceerde aankondigingen en "crisismomenten": zo swingt het fenomeen de pan uit tijdens de "krantenoorlog" tussen De Standaard en De Nieuwe Gids. En bij het verdwijnen van Van Zwam uit Het Nieuws van den Dag worden de opvolgers met even veel inspanningen aangekondigd. En ook bij zeer prestigieuze reeksen of reeksen die voor de krant zeer belangrijk zijn, neemt het aantal tekstjes toe.

 

2.3. Plaatsing, formaat, tekstlengte en uitzicht

 

358 van de geanalyseerde aankondigingen bevinden zich op de eerste pagina, 41 op pagina 2, 34 op pagina 3, 17 op pagina 4, 15 op pagina 5 en de rest (met steeds minder gevallen per pagina) verspreid over de andere pagina's van de krant. Meestal zijn deze tekstjes onderaan de bladzijde terug te vinden, soms meer naar het midden toe en uitzonderlijk bovenaan. Door het plaatsen van deze berichten op de voorpagina (of toch sterk vooraan in de krant) is de bedoeling duidelijk het opvallen ervan. De lezer moet ze bij het zien van de krant onmiddellijk opmerken.

In ongeveer de helft van de gevallen wordt de aankondigingstekst vergezeld van een tekening. Vooral Het Laatste Nieuws, Het Volk en Le Soir maken gebruik van deze mogelijkheid om de aankondigingen nog meer te doen opvallen én de nieuwe strip op een meer visuele manier voor te stellen.

Ook belangrijk om op te vallen is de oppervlakte die de aankondigingen innemen. Die varieert van 10 tot 350 cm2, en bedraagt gemiddeld zo'n 85 cm2. Het aantal woorden varieert van 1 (!) tot 600, maar de meeste bevinden zich tussen 1 en 150. Het gemiddeld aantal woorden bedraagt 56.

De grootste en langste aankondigingen vallen natuurlijk sterk op door hun oppervlakte (tot 1/6 van een pagina), maar ook bij de kortere teksten is dat het geval door het gebruik van kaders en grote en/of speciale lettertypes.

 

2.4. De auteur

 

Op 489 geanalyseerde aankondigingen wordt in 182 gevallen de auteur van het verhaal vermeld, in de overige 301 gevallen niet. Het wel vermelden gebeurt dus duidelijk in een minderheid van de gevallen. Ook is het opvallend dat deze auteursvermeldingen vooral bij bepaalde kranten voorkomen. Vooral de kranten De Standaard en De Nieuwe Gids maken van deze mogelijkheid gebruik. Niet zo verwonderlijk, aangezien ze twee zeer gegeerde Belgische tekenaars, Willy Vandersteen en Marc Sleen, in huis hebben. Merkwaardig (of eerder logisch) is wel dat Belgische tekenaars veel meer kans hebben om in aankondiging vermeld te worden.[1789] En hetzelfde geldt ook voor het geven van verdere uitleg over auteurs. In 59 gevallen wordt er namelijk ook iets extra over de auteur verteld.

Wat wordt er dan zoal verteld over deze auteurs? Meestal is het gewoon een korte omschrijving om hen "belangrijk" te maken. Enkele voorbeelden: "Milton Caniff, den bekenden Amerikaanschen kunstenaar"[1790], "de bekende Deense tekenaar Ostrup"[1791], "de beroemde tekenaar"[1792], "Hollywood's tovenaar"[1793] en "de grote meester van de Amerikaanse tekenfilm"[1794] over Walt Disney, "de bekende artist G. Van Raemdonck"[1795], "de onovertrefbare Willy Van der Steen"[1796], "grand dessinateur Suédois Lennart Ek"[1797], "Chick Young le célèbre auteur de "comics""[1798], "le célèbre caricaturiste hollandais Martin Toonder"[1799], "Marc Sleen, de beste striptekenaar van België"[1800] of nog "de reeds beroemde Vlaamse tekenaar Marc Neels, wiens tekenbanden tot het beste behoren wat in Vlaanderen reeds werd verwezenlijkt op dit gebied."[1801]

Als men deze beschrijvingen van de stripauteurs als "kunstenaars" mag geloven, dan werden strips blijkbaar wel "au sérieux" genomen. Maar natuurlijk mag men niet uit het oog verliezen dat het hier om promotieteksten gaat, die de strips aan de lezers moeten "verkopen". Toch kan men niet ontkennen dat een zeker respect voor de auteurs aanwezig is.

 

2.5. Inhoud van de teksten

 

Ongeveer de helft van de aankondigingen blijft beperkt tot één korte zin, van het type "Morgen begint ons nieuw tekenverhaal". Welke elementen treft men (behalve de net behandelde auteurs) dan nog aan in langere teksten?

In de helft van de gevallen wordt in de aankondiging een samenvatting of beschrijving van het verhaal gegeven. Dat kan bijvoorbeeld het voorstellen van de personages zijn, het voorstellen van de beginsituatie, het bekendmaken van enkele verhaallijnen, …

Ook het nieuwsgierig maken van de lezer door middel van vragen of mysterieuse aanwijzingen hoort hierbij. Een voorbeeld van deze vraag-aanpak zijn de aankondigingen van het Suske en Wiske-verhaal De Vliegende Aap, die hiernaast weergegeven worden. Het mysterie is dan weer terug te vinden in Het Volk, waar een Thomas Pips-verhaal aangekondigd wordt door tekeningen van magneten en vraagtekens, zonder enige uitleg. En Het Nieuws van den Dag doet hetzelfde door enkele dagen en zonder verdere uitleg de berichten "Klawieter" en "Anna Bouzilowna" op allerlei plaatsen in de krant te publiceren.

Natuurlijk kan het ook gewoner, en kan men gewoon vertellen waarom het voorgestelde verhaal zo goed is: "adembenemende avonturen", "aventures désopilantes", "charmante histoire", "merveilleuse aventure", "nieuw spannend verhaal", "plezierige en boeiende geschiedenis", "prachtig tekenverhaal" en "spannende avonturen" zijn daar maar enkele voorbeelden van. Het is opvallend dat deze beschrijvingen eigenlijk beperkt blijven tot spannend-grappig-mooi-plezierig. Eén keer is er sprake van een "boeiend en actueel tekenverhaal"[1802], maar dat is echt een uitzondering.

De tekenstijl wordt maar zelden besproken, maar het gebeurt: "En jonge tekenaar Piet Wijn heeft deze avonturen buitengewoon levendig en boeiend getekend, zoals reeds blijkt uit de voorstelling der figuren die hierbij is afgedrukt."[1803] Of nog: "onze tekenaar heeft er voor gezorgd, die avonturen werkelijk prachtig uit te beelden."[1804]

Ook wordt de lezer er soms bij betrokken: "Het is een boeiend verhaal, dat de lezers weken lang in spanning houden zal."[1805], "Dit verhaal zal iedereen sterk boeien."[1806]

Eén keer wordt een Belgische strip vergeleken met de Amerikaanse voorbeelden: "Conçues sur un rythme rapide qua n'a rien à envier aux meilleurs "cartoons" américains, les aventures qu'ils vous proposent donnent la vedette à des personnages inédits qui seront bientôt les amis de tous."[1807]

En sommige aankondigingsschrijvers zijn blijkbaar zo enthousiast dat ze de poëtische of lyrische toer opgaan: "Een pint gezond bloed maakt uw dag tot 't einde goed. Wees niet grim en ook niet gram. Laat uw blik eerst gaan naar de Familie Snoek. Zij trekt een lichtstreep door Uw leven zoals de lustige snaken Suske en Wiske. (…) Als een fris windje in heerlijk zongeklater brengen die prenten U elke morgen de boodschap van een nieuwe blijde dag."[1808], "Het is een fantastisch verhaal, maar is het niet prettig elke dag enkele minuten het nuchtere en alledaagse te kunnen vergeten om de spannende romantiek mee te leven in een andere wereld, vol moed, ridderlijkheid en avontuur?"[1809]. Deze aanpak komt vooral veelvuldig voor in De Standaard, bij de voorstelling van de verhalen van Vandersteen.

Diezelfde Standaard dringt er op een bepaald moment[1810] bij de lezers op aan hun "voorzorgen" te nemen, m.a.w. een abonnement te nemen om het verhaal zonder onderbrekingen te kunnen volgen.

Een ander middel om de aandacht te trekken, is dan weer het organiseren van een wedstrijd. Aan Smidje Smee en het Suske en Wiske-verhaal De Bokkerijder koppelen Vooruit en De Standaard respectievelijk een opsporings- en kleurwedstrijd. Ook wordt er soms een extra inspanning gedaan om een nieuwe strip te promoten. Een speciale abonnementsformule bijvoorbeeld, zoals bij de start van Tijl Uilenspiegel in Het Nieuws van den Dag. Dit is echter heel uitzonderlijk.

En tenslotte vraagt Vooruit in de aankondiging van Rupert aan de jonge lezers om de strip elke dag uit te knippen en aan hun vrienden te laten lezen. En de kinderen die vier namen van vrienden kunnen opgeven aan wie ze "Rupert" hebben laten lezen, mogen deelnemen aan "een gratis tombola".[1811] Alle middelen zijn dus goed om de strips van de krant te promoten …

 

2.6. Exclusiviteit

 

Het vermelden van exclusiviteit om de verhalen aan te prijzen komt zeer weinig voor: slechts een twintigtal gevallen in totaal. Ook hier spelen specifieke omstandigheden mee. Acht zulke vermeldingen staan in De Standaard en De Nieuwe Gids in oktober/november 1947, bij de overstap van Vandersteen. Elk van de kranten wilt dan benadrukken dat hun reeksen alleen in hun krant staan. La Lanterne hamert op de exclusiviteit bij de start van Le Petit Roi en Superman, Het Nieuws van den Dag vermeldt het één keer bij de start van het eigen verhaal Klawieter. De overige vermeldingen gebeuren door La Wallonie, ook bij de start van eigen reeksen: Le sept de trèfle, Folichon en Jim Harvey.

Wat ook een aantal keren gebeurt, is het benadrukken van de Belgische of Vlaamse oorsprong van verhalen. Zo bijvoorbeeld het "Limbursch vervolgverhaal"[1812] van Anne-Marie Prijs. In een Pips-aankondiging benadrukt Het Volk dat het personage speciaal voor de krant gecreëerd is en dat het verhaal oorspronkelijk is.[1813] En ook bij de start van Van Zwam in Het Volk wordt er benadrukt dat de figuren "door de bekende Vlaamse tekenaar Marc Sleen speciaal gecreëerd werden voor de lezers van ons blad."[1814] Tenslotte wordt Smidje Smee in Vooruit herhaaldelijk beschreven als "een verhaal van eigen bodem".[1815]

 

2.7. De doelgroep

 

Meestal richten de aankondigingen zich tot alle lezers van de krant. Echt specifieke doelgroepen worden soms wel vermeld, maar dat gebeurt niet zo vaak. In meer dan 350 gevallen wordt er niets gespecifieerd, al wordt soms wel de lezer "aangesproken"[1816]. Een veertigtal keer wordt "de lezer", of "onze lezers" vermeld. Een vijftal keer wordt het hele gezin[1817] aangesproken, één enkele keer de grotere lezers, een twintigtal keer de jongeren ("jonge lezers"[1818], "meisjes en jongens!"[1819], "lezertjes"[1820]) en in een veertigtal gevallen worden formuleringen gebruikt als "kleine en grote lezers"[1821], "jong en oud"[1822], "qui plairont aux petits et aux grands"[1823] en "nos lecteurs, petits et grands"[1824].

Merkwaardige concentraties zijn te vinden bij de Volksgazet (Mickey Mouse), waar in 5 van 7 aankondigingen duidelijk ingespeeld wordt op jonge lezers en kinderen. Ook in de aankondigingen van de "Kinderverhalen" in De Nieuwe Gazet en van Rupert in Vooruit wordt verwezen naar de kinderen.

Daaruit kan men afleiden dat de overgrote meerderheid van de gepubliceerde strips voor een ruim publiek bedoeld zijn. De volwassen lezers ontspannen lijkt het hoofddoel te zijn, en als de kinderen door de aanwezigheid van strips de krant beginnen te lezen, dan is dat natuurlijk mooi meegenomen.

Tenslotte moet nog Het Laatste Nieuws vermeld worden, dat zich graag op "nieuwe lezers" richt: in 1/6 van de aankondigingen wordt er benadrukt dat nieuwe lezers het nieuw verhaal zonder problemen kunnen volgen omdat het gaat om een "op zichzelf staand verhaal".[1825]

 

2.8. Politiek

 

In de aankondigingen wordt zeer weinig ingegaan op de politieke inhoud van de verhalen. In de aankondiging van "De hoed van Geeraard de Duivel" wordt een link gelegd naar een zekere PHS (Spaak dus), en twee zeer politiek geladen verhalen[1826] van Het Nieuws van den Dag worden aangeduid als "reportages". En in de aankondiging van het Suske en Wiske-verhaal De Koning Drinkt wordt de "deviezenkwestie" uit het verhaal vermeld.[1827] Voor het overige zijn er geen verwijzingen naar de politiek of de maatschappij te vinden.

 

2.9. Andere elementen die af te leiden zijn

 

Blijkbaar was het plaatsen van strips soms ook afhankelijk van de ruimte in de krant. Zo wordt in Le Soir het begin van "Assepoester" een dag uitgesteld omdat er die dag te veel nieuws is.[1828] Ook verhinderden technische problemen soms de publicatie van de strips.[1829]

Soms wordt in aankondigingen ingespeeld op de "vraag van de lezers": "Om aan het verlangen van velen onder de trouwe lezers, die nog meer dergelijke tekenverhalen vragen, te voldoen, beginnen wij deze week nog twee nieuwe strips."[1830] en "want uit vele brieven is gebleken in welke verrassende mate het tekenverhaal van Marc Sleen in de smaak is gevallen en men tevens van de sympathieke Van Zwam is gaan houden."[1831] Deze laatste zin is de enige keer dat er op lezersbrieven ingespeeld wordt, zodat het zeer moeilijk af te leiden is of deze belangrijk waren[1832].

 

2.10. Het opstellen van deze teksten

 

Waarschijnlijk werden deze teksten opgesteld door één of andere redacteur van de krant. En deze persoon had blijkbaar niet altijd even veel kennis van zaken, want enkele keren staan in de aankondiging de verkeerde auteurs aangegeven.[1833]

Sommige aankondigingen werden blijkbaar wel meegeleverd door de agentschappen. Dit blijkt duidelijk als de teksten uit verschillende kranten overeenkomen. Dat is bijvoorbeeld het geval met de aankondigingen van Tom Poes in Le Peuple en Het Volk: op het slot na is de inhoud volledig identiek. Hetzelfde komt voor bij de aankondiging van Panda (Het Laatste Nieuws en La Libre Belgique). En ook bij de aankondigingen van de Disney-verhalen in Het Laatste Nieuws en Le Soir zijn er zulke overeenkomsten te zien.

 

3. Albumuitgaven

 

3.1. Het publiceren van albums

 

Sommige krantenstrips werden na publicatie uitgegeven in boekvorm. Er moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen albums die door een krant uitgegeven werden, en albums die door een uitgever op de markt werden gebracht. Dat laatste is het geval met Suske en Wiske en De Familie Snoek van Willy Vandersteen. De "Uitgeversmaatschappij Standaard Boekhandel" had de rechten in handen en gaf dus ook de verhalen uit. Tot het einde van 1950 werden 10 albums van Suske en Wiske en 6 van De Familie Snoek gepubliceerd.

Slechts enkele kranten gingen zich actief bezighouden met het uitgeven van stripalbums. Le Soir gaf in 1950 drie boekjes van Eric, l'homme du Nord uit, La Libre Belgique eind 1949 eentje van Panda. Vooruit gaf eind 1950 Smidje Smee in boekvorm uit, en Het Laatste Nieuws publiceerde in 1949-1950 negen boekjes van Eric de Noorman en twee van Panda.

Ook De Nieuwe Gids ging de uitgeeftoer op, met de publicatie van twee Van Zwam-verhalen in 1948. Een derde verhaal verscheen eind 1950 bij uitgever Desclée De Brouwer.

De prijs van deze uitgaven varieerde van 10 frank tot 35 frank.[1834] Ten opzichte van de prijs van een krant niet echt goedkoop.

 

3.2. Advertenties

 

Bij de uitgave van deze albums werden in de krant advertenties geplaatst om ze aan te prijzen. Deze zijn qua inhoud ongeveer vergelijkbaar met de hierboven besproken aankondigingen. Ook hier worden formuleringen gebruikt als "spannende verhaal" en "dolste avonturen"[1835]. Ook wordt er regelmatig verwezen naar het aantal tekeningen: "Deze boeiende, ingewikkelde geschiedenis wordt u verteld in 500 tekeningen"[1836], "Het album, van ongeveer 660 tekeningen, …"[1837]. Een doelgroep wordt niet altijd vermeld: als dat wel gebeurt, wordt er soms duidelijk ingespeeld op de kinderen. Soms worden de volwassen lezers aangesproken. Het zijn natuurlijk de ouders die moeten overtuigd worden de strips te kopen. Er wordt dan ook ingespeeld op de fenomenen "eindejaarsfeesten" en "einde van het schooljaar", om de ouders aan te zetten deze strips aan hun kinderen te geven.

Voor één enkel album richten de advertenties zich duidelijk op de volwassenen, namelijk bij de uitgave van "Het geval "Kleyn"", uit de Nederlandse pulp-westernreeks Dick Bos. De gebruikte argumenten om het album aan te prijzen zijn op zijn minst speciaal te noemen.[1838]

En als men deze teksten mag geloven, kende de verkoop een zeker succes: er wordt geregeld melding gemaakt van (bijna) uitgeputte voorraden.

 

4. "Laat U niet beetnemen": de campagne voor de normale prijzen

 

In het najaar van 1947 publiceert het "Nationaal strijdcomité tegen het duur leven en voor de opleiding van de koper" advertenties in de pers om de lezers bewust te maken van het bestaan van de "normale prijzen". Vanaf augustus worden gewone advertenties gepubliceerd, en vanaf eind oktober wordt er een beroep gedaan op stripfiguren om de boodschap kracht bij te zetten.

Tot eind december 1947 vertellen Disney-figuren als Mickey Mouse, Donald Duck en Dumbo en een hele reeks Opera Mundi-figuren de krantenlezers hoe ze meer uit hun geld kunnen halen. Enkele voorbeelden worden hiernaast weergegeven.

De inschakeling van de stripfiguren toont aan dat men van mening was dat men daardoor een groter publiek kon bereiken, en dat publiek op een betere en meer speelse manier het "normale prijzen"-bewustzijn kon bijbrengen dan met droge mededelingen.

 

5. Het stripbeleid van de Belgische kranten

 

5.1. Het stripbeleid aan de hand van cijfers

 

Bij het schrijven van dit deeltje werden enkele frequentie- en kruistabellen, getrokken op basis van een ingetypte inventaris, als hulpmiddel ingeschakeld. De weergegeven cijfers zijn richtcijfers: aangezien de gepubliceerde stroken niet altijd genummerd waren, ben ik genoodzaakt geweest soms met "schattingen"[1839] te werken, waardoor kleine afwijkingen mogelijk zijn.

Eerst wordt het totaal aantal stripstroken van de kranten bekeken in relatie tot andere factoren, waarna er ingegaan wordt op de verhoudingen van de agentschappen, stijlen, tekstsoorten, landen van oorsprong, …

 

5.1.1. Het totaal aantal stripstroken per krant

 

Laten we beginnen met de totale hoeveelheid gepubliceerde strips. In alle kranten samen zijn in totaal 63383 stroken terug te vinden. La Lanterne voert de lijst aan met 7761 stroken. De krant neemt hiermee 12,2 % van de totale hoeveelheid strips voor haar rekening. Andere grote strippublicators (meer dan 5000 stroken) zijn Le Soir, La Dernière Heure en Het Laatste Nieuws.

Hieronder een tabel met de cijfers van alle kranten. De kranten waar geen strips in teruggevonden werden, zijn hier uitgelaten. Ook moet er rekening gehouden worden met de late start van Het Nieuws van den Dag en De Standaard.

 

Naam van de krant

(1)

(2)

(3)

Naam van de krant

(1)

(2)

(3)

La Lanterne

7761

12,2 %

2

Le Peuple

2883

4,5 %

3

Le Soir

5394

8,5 %

1

Gazet van Antwerpen

2628

4,1 %

3

La Dernière Heure

5324

8,4 %

2

De Standaard

2292

3,6 %

3

Het Laatste Nieuws

5162

8,1 %

1

Vooruit

2107

3,3 %

4

Le Matin

4597

7,3 %

4

Het Belang van Limburg

2059

3,2 %

4

La Wallonie

4345

6,9 %

4

Volksgazet

1985

3,1 %

3

La Libre Belgique

4296

6,8 %

2

De Nieuwe Gazet

1468

2,3 %

5

De Nieuwe Standaard/Gids

4147

6,5 %

3

De Ro(o)de Vaan

206

0,3 %

4/5

Het Volk

3661

5,8 %

3

Le Drapeau Rouge

61

0,1 %

4/5

Het Nieuws van den Dag

3007

4,7 %

3

Totaal

63383

100 %

 

(1)     : Totaal aantal stripstroken in de krant over de periode 1945-1950.

(2)     : Aandeel van de krant in het totaal aantal gepubliceerde stripstroken (over alle kranten dus).

(3)     : oplagegroep waartoe de krant (samen met kopblad of volkseditie) behoort (zie p. 58),
1 = monsteroplages (meer dan 300 000), 2 = zeer grote oplages (rond de 200 000), 3 = grote oplages (meer dan 100 000), 4 = kleine oplages (meer dan 30 000), 5 = zeer kleine oplages (minder dan 30 000)

 

We zullen nu eens de cijfers bekijken per strekking en taalgroep. Hier moet wel duidelijk bij gezegd worden dat die cijfers gewoon mogelijke verbanden, en zeker geen oorzakelijke verbanden weergeven. Als de neutrale pers per krant het meeste stroken publiceert, dan is dat niet omdat die kranten neutraal zijn, maar omdat de kranten zelf (in dit geval La Soir en La Lanterne) veel aandacht schenken aan het publiceren van strips.

Als men kijkt naar het gemiddeld aantal stroken per strekking, dan komt men tot het volgende resultaat. De neutrale kranten publiceren over de hele periode gemiddeld 6578 stroken. Daarna volgen op redelijk grote afstand de liberale (4138), de katholieke (3156) en de socialistische kranten (2830). De communistische pers sluit het rijtje af, met gemiddeld 134 stroken per krant. Hetzelfde kan gedaan worden met de taalgroepen: een Franstalige krant publiceert gemiddeld 3758 strips, een Nederlandstalige 2611.

 

Het spreekt voor zich dat in het behoren tot een bepaalde strekking of taalgroep geen verklaring te vinden is voor het publiceren van veel of weinig strips. Behalve bij de communisten dan: de communistische pers had zoals al aangegeven te kampen met serieuze financiële problemen en al snel na de oorlog met zeer lage oplages. De verklaring moet dan ook hierin gezocht worden, in combinatie met een gebrek aan interesse vanwege de leiding van de krant.

En hiermee zijn we aanbeland bij de oplages. Bestaat er een verband tussen het aantal gepubliceerde strips en de oplage van de krant? Het antwoord is ja … Er zijn natuurlijk opmerkelijke uitzonderingen, maar over het algemeen is er duidelijk verband aanwezig.

De kranten die in de inleiding van dit derde deel bij de "monsteroplages" en de "zeer grote oplages" geplaatst werden, bevinden zich hier duidelijk in de top van de rangschikking (de vier eerste posities en de zevende). En voor de posities 8 tot en met 19 blijkt het verband ook aanwezig. Enige uitzonderingen zijn Le Matin en La Wallonie, die gezien hun beperkte oplage zeer veel strips publiceren.

Gezien het feit dat de oplages voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de financiële middelen van een krant, kan men zelfs zeggen dat er meestal een oorzakelijk verband bestaat tussen een grote oplage en het publiceren van een grote hoeveelheid strips. Hetzelfde geld trouwens ook voor kleine oplages en het opnemen van weinig of geen strips.

 

Natuurlijk zijn de oplages niet de enige factor die de publicatie van strips beïnvloeden. Bestaat er bijvoorbeeld ook een verband met de doelgroep van de krant? Die vraag is natuurlijk zeer moeilijk te beantwoorden, omdat de doelgroep van een krant niet altijd even duidelijk is. Bij La Lanterne is het verband alleszins wel duidelijk: de krant richtte zich op een groot publiek, en gebruikte daar allerlei middelen voor (grote titels, sensatie, foto's van dames in badpak op de voorpagina, …), dus ook het publiceren van veel strips past perfect in die strategie. Aan de andere kant heeft men kranten als La Métropole, La Flandre Libérale en L'écho de la bourse, die gezien hun doelgroep waarschijnlijk totaal geen behoefte hadden aan het publiceren van strips. Voor het overige valt niet echt een tweedeling te bespeuren: zowel "populaire" (bijvoorbeeld Het Laatste Nieuws) als meer "intellectuele" bladen (De Nieuwe Standaard/De Nieuwe Gids) kunnen redelijk veel strips publiceren én er veel aandacht aan besteden.

 

5.1.2. De landen van oorsprong en de posities van de agentschappen

 

Uit welke landen zijn de gepubliceerde strips nu afkomstig? De Verenigde Staten voeren de lijst aan: zij leveren 32,7 % van de strips (20724 stroken). België volgt met 25,4 % (16125), en Nederland neemt de derde plaats in met 15,8 % (10005). Het rijtje wordt afgesloten door Denemarken (6096, 9,6 %), Frankrijk (5636, 8,9 %), Zweden (1882, 3 %) en Groot-Brittannië (1298, 2,0 %). Van 1617 stroken (2,6 % van de gevallen) kon het land van oorsprong niet precies worden vastgesteld.

Bij de agentschappen hebben sommige zeer sterke posities. Op het totaal aantal strips worden er 25295 (39,9 %!) geleverd door het Franse Opera Mundi. Op grote afstand volgen de Nederlandse Toonder-Studio's (8155 strips, 12,9 %) en het Deense P.IB. (7324 strips, 11,6 %). Andere buitenlandse agentschappen leveren tussen 0,1 % en 1,8 % van de strips. De agentschapmarkt wordt dus duidelijk gedomineerd door één enorme en twee grote spelers, terwijl de andere zich moeten tevreden stellen met de "kruimels".

Sommige kranten blijken wel over "geprivilegieerde agentschappen" te beschikken. Zo halen La Lanterne en La Wallonie respectievelijk 93,6 % en 79,9 % van hun strips bij Opera Mundi. Het Laatste Nieuws en Le Soir halen zowel bij Opera Mundi als bij de Toonder-Studio's grote hoeveelheden strips: samen leveren deze 83,8 % van de strips bij Het Laatste Nieuws en 96 % bij Le Soir. Andere kranten, zoals Le Peuple, La Libre Belgique en Het Volk gaan veel verscheidener te werk.

In die "geprivilegieerde relaties" moet volgens mij niets speciaals gezocht worden. Het lijkt mij bijvoorbeeld heel vergezocht om de grote hoeveelheid (Amerikaanse) Opera Mundi-strips in La Lanterne te gaan toeschrijven aan één of andere vorm van Amerikanisme. Verklaringen zijn eerder te zoeken in het feit dat de reeksen van dit agentschap de krant bevielen en dat de contacten tussen beide partijen goed verliepen.

 

5.1.3. Stijlen

 

Zoals in de inleiding van dit deel al gezegd is, is de "stijl" van een strip vaststellen zeer subjectief. Ik heb geprobeerd de strips uit het onderzoek in te delen in "realistische" en "niet-realistische" of "humoristische" strips.  De humoristische zijn duidelijk in de meerderheid (77,5 %), terwijl de realistische het moeten stellen met 22,5 %.

Deze verhouding wordt natuurlijk mede veroorzaakt door het grote aantal gepubliceerde gagstrips. Ze zijn goed voor 40,7 % van de gevallen, tegenover 59,3 % voor de vervolgverhalen. Als men alleen de vervolgverhalen in aanmerking neemt komt men tot een verhouding van 62,6 % niet-realistische en 37,4 % realistisch getekende stroken.

 

5.1.4. De tekst

 

Ballonstrips zijn duidelijk dominant aanwezig: 53,9 % van de gevallen (34149 stroken) zijn ballonstrips. Ondertekststrips zijn goed voor 17,3 % van de gevallen (10939). 17800 stroken (28,1 %) worden zonder tekst gepubliceerd. Combinaties tussen ballonnen en ondertekst komen voor in 0,8 % van de gevallen (495 stroken).

Zijn er verbanden aanwezig tussen het soort tekst en andere factoren, zoals het land van oorsprong? Het land van oorsprong speelt zeker een grote rol. Zo zijn Nederlandse strips bijna allemaal ondertekststrips (94,5 %), en zijn Belgische en Amerikaanse strips vooral ballonstrips (respectievelijk 86,3 % en 82,5 %). De overige strips van Belgische en Amerikaanse oorsprong bestaan vooral uit tekstloze gagstroken (9,1 % en 16,2 %) en enkele strips met een ondertekst of een combinatievorm (5,6 % en 1,3 %).

Deense strips zijn voor 96,9 % tekstloze gagstrips. Ook uit Zweden een overwicht aan tekstloze gagstroken (65,2 %), hoewel 34,7 % ballonstrips zijn. Uit Frankrijk krijgt men vooral tekstloze gagstroken (70,4 %), 20,3 % ballonstrips en 9,2 % ondertekststrips. Voor Groot-Brittannië krijgt men voor dezelfde volgorde 17,7 %, 64,7 % en 17,5 %.

Het moderne stripverhaal (met het gebruik van tekstballonnen) was dus blijkbaar al goed ingeburgerd. Overal, behalve in Nederland, hebben ballonstrips een duidelijk overwicht op ondertekststrips. Het feit dat men in Nederland met onderteksten bleef werken, is voor een groot deel toe te schrijven aan Marten Toonder. Toen hij tijdens de oorlog bij de Nederlandse krant De Telegraaf terechtkwam, kreeg hij te horen dat hij geen ballonstrip mocht maken, zodat hij begon te werken in de onderteksttraditie. In zijn studio's werden heel wat jonge tekenaars opgeleid, die dan natuurlijk op dezelfde manier tewerk gingen. En aangezien 81,5 % van de Nederlandse strips in de Belgische pers afkomstig zijn van de Toonder-Studio's, …

Voor het voorkomen van combinatievormen kan er ook een verklaring gegeven worden. Ofwel zijn het buitenlandse ballonstrips, waaronder onderteksten geplaatst werden, ofwel zijn ze het resultaat van de samenwerking tussen een "schrijver" die onderteksten schrijft (Louis Paul Boon, Lod. Lavki) en een tekenaar die het niet kan laten in zijn tekeningen ballonnen toe te voegen.

 

5.1.5. Publicatiefrequentie

 

De overgrote meerderheid (95 %) van de strips verschijnt dagelijks. 0,5 % verschijnt op onregelmatige wijze, terwijl 4,5 % op wekelijkse basis verschijnt.

Als men kijkt naar de plaats die speciale krantenpagina's innemen, merkt men dat 97,4 % van de strips op de gewone pagina's verschijnt. 2,2 % (1392 stroken) verschijnt op de jeugdpagina, terwijl 0,4 % (232 stroken) op de jeugd- en vrouwenpagina verschijnt. Op die pagina's verschijnen alleen wekelijkse strips, maar niet allemaal. 60 % van de wekelijkse strips verschijnen op zo'n pagina.

 

5.2. Een korte vergelijking met de jaren dertig

 

Omdat er voor dit onderzoek eigenlijk geen vergelijkingsmateriaal bestaat, heb ik besloten twee kleine steekproeven te doen in de jaren 1930. Van 1934 en 1939 werd voor 15 kranten de eerste week van februari ingekeken. Het betreft de meeste kranten uit het onderzoek die toen al verschenen[1840]. Overal werden strips teruggevonden, behalve in Het Volk en Le Soir van 1934. De gewoonte om strips te publiceren was toen blijkbaar al goed ingeburgerd.

Verschillende reeksen uit de tweede helft van de jaren 1940 zijn in deze jaargangen al terug te vinden: "Rigadin" (Henry/Rikske) van Carl Anderson, "Adamson" van Jacobson, "Goliath", "Ferdinand" van Mik, "Félix le chat", "Saladin", "Skippy", en de Disney-reeksen "Donald Duck" en "Mikkie en Bleskop".

De strips zijn onder andere afkomstig van Opera Mundi, P.IB., Walt Disney, "London Evening News" en de Belgische en Nederlandse auteurs Frans Piët, Jan Wiegman, Henricus Kannegieter en Frans Van Immerseel. De landen van herkomst[1841] zijn vergelijkbaar met die van de jaren 1940.

De meeste kranten publiceerden één reeks, enkele uitzonderingen publiceerden er meer dan één of namen ook wekelijkse strips op.

Wat zeker opvalt, is de evolutie van ondertekststrips naar ballonstrips. Niet in de jaren 1930 zelf, wel als men de jaren 1930 en 1940 vergelijkt. In de jaren 1930 waren ondertekststrips sterk in de meerderheid (dubbel zoveel als ballonstrips), terwijl er in de jaren 1940 drie keer meer ballon- dan ondertekststrips gepubliceerd werden. Het verschil is groot genoeg om echt van een evolutie in de richting van ballonstrips te kunnen spreken.

 

5.3. Belgisch en origineel materiaal

 

Op de 63383 gepubliceerde stroken, zijn er 14680 (of 23,1 %) origineel. Dat wilt zeggen dat ze in de krant voor de eerste keer gepubliceerd werden. Als men telt op Belgisch materiaal (dat dus al elders gepubliceerd mag zijn), komt men aan 16125 stroken en 25,4 %.

Hieronder een tabel in verband met de hoeveelheden Belgisch materiaal.

 

 

Krant

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

De Nieuwe Standaard/Gids

4071

25,2 %

1

8

4147

98,2 %

De Standaard

2198

13,6 %

2

13

2292

95,9 %

Het Volk

1751

10,8 %

3

9

3661

47,8 %

Het Nieuws van den Dag

1718

10,6 %

4

10

3007

57,1 %

La Libre Belgique

1513

9,4 %

5

7

4296

35,2 %

La Dernière Heure

1358

8,4 %

6

3

5324

25,5 %

La Wallonie

1327

8,2 %

7

6

4345

30,5 %

Volksgazet

498

3,1 %

8

16

1985

25,1 %

Le Matin

417

2,6 %

9

5

4597

9,1 %

De Nieuwe Gazet

356

2,2 %

10

17

1468

24,3 %

Vooruit

196

1,2 %

11

14

2107

9,3 %

Le Peuple

190

1,2 %

12

11

2883

6,6 %

De Ro(o)de Vaan

159

1,0 %

13

18

206

77,2 %

Het Belang van Limburg

149

0,9 %

14

15

2059

7,2 %

Le Soir

131

0,8 %

15

2

5394

2,4 %

La Lanterne

115

0,7 %

16

1

7761

1,5 %

Le Drapeau Rouge

30

0,2 %

17

19

61

49,2 %

Gazet van Antwerpen

0

0 %

18

12

2628

0 %

Het Laatste Nieuws

0

0 %

19

4

5162

0 %

(1): aantal stroken van Belgische oorsprong

(2): aandeel van de kant in het totaal aantal stroken van Belgische oorsprong

(3): rangorde op basis van het aantal stroken van Belgische oorsprong

(4): rangorde op basis van het aantal stroken in de krant

(5): totaal aantal stripstroken in de krant

(6): aandeel van de stroken van Belgische oorsprong in het totaal aantal stroken in de krant

 

5.3.1. Algemeen

 

Er is duidelijk een sterke concentratie van Belgische strips vast te stellen in de Vlaamse katholieke pers. De Nieuwe Standaard, De Nieuwe Gids, De Standaard, Het Volk en Het Nieuws van den Dag nemen samen 60,2 % van de Belgische strips voor hun rekening. Hoe dat komt, zullen we even verder nog zien …

Als men de totale tabel bekijkt, dan merkt men dat bijna alle kranten moeite gedaan hebben om Belgische strips op te nemen, ook de Franstalige en niet-katholieke kranten. In sommige gevallen bleef het bij enkele stroken of verhalen, in andere gevallen werden er echt eigen reeksen opgestart. Voorbeelden daarvan zijn M. Cro in La Dernière Heure en Mac Nib in La Libre Belgique.

 

Als men kijkt naar het aandeel van de Belgische strips in het totale stripaanbod van de kranten, dan merkt men al snel enkele uitschieters op, die zich weer situeren in de Vlaamse katholieke pers: De Nieuwe Standaard, De Nieuwe Gids en De Standaard. Quasi de volledige stripinhoud van deze kranten is van Belgische oorsprong. Andere grote concentraties vindt men in Het Volk, Het Nieuws van den Dag en … in de communistische pers. Het aantal strips in De Ro(o)de Vaan en Le Drapeau Rouge is zeer laag, maar de Belgische producties halen daar wel grote percentages.

 

5.3.2. Vandersteen en zijn "opvolgers"

 

We gingen een verklaring geven voor de sterke concentratie Belgische strips in enkele Vlaamse katholieke kranten. Wel, die verklaring blijkt grotendeels Willy Vandersteen te zijn, in wisselwerking met een aantal andere factoren.

Vandersteen blijkt van zeer groot belang geweest te zijn voor de Belgische strips in de Vlaamse dagbladpers. Van alle Belgische stroken in de Vlaamse kranten zijn er 34,8 % van hem (3856). Samen met zijn "opvolgers" komen we aan een percentage van 73,3 % (8138).[1842]

 

Wie zijn nu eigenlijk die "opvolgers"? Wel, enkele omstandigheden zorgden ervoor dat er naar opvolgers van Vandersteen (of van zijn opvolgers) moest gezocht worden. Een kort overzicht… Vandersteen begon te publiceren in De Nieuwe Standaard/Het Nieuwsblad van de groep rond Tony Herbert en Leon Bekaert. Bij de terugkeer van de echte Standaard, ging hij na verloop van tijd mee naar deze krant. De Nieuwe Standaard en haar populaire editie veranderden van naam (ze werden De Nieuwe Gids en 't Vrije Volksblad) en gingen om het verlies van Vandersteen te compenseren op zoek naar een vervanger. Die vervanger werd huiscartoonist Marc Sleen, die "De avonturen van detectief Van Zwam" in het leven zou roepen.

In juni 1948 stond De Nieuwe Gids 't Vrije Volksblad af aan Het Nieuws van den Dag, zodat Van Zwam in deze drie kranten tegelijk ging lopen. Tot daar in april 1950 een einde aan kwam: De Nieuwe Gids werd overgenomen door Het Volk, Sleen stapte over naar deze laatste krant, en zowel Het Nieuws van den Dag als 't Vrije Volksblad verloren de populaire Van Zwam-strip.

Het Nieuws van den Dag ging dan op zoek naar vervanging. Eerst probeerde de krant het met nieuwelingen in de stripwereld, Raf Van Dijck en Luc Droek, en na afloop van hun verhalen haalden ze Bob De Moor in huis, om met de nieuwe reeks Tijl Uilenspiegel te starten.

Al deze reeksen zijn dus het (in)direct gevolg van het feit dat Vandersteen na de oorlog bij De Nieuwe Standaard begon. En dat is er ook aan te merken: niet alleen op publicatiegebied blijken het "opvolgers" te zijn, ook op inhoudelijk vlak en op het domein van de presentatie. Dat laatste is het eenvoudigste: de strips van Vandersteen verschenen als één van de enige op twee stroken per dag: al de opvolgers worden op die manier gepubliceerd. En inhoudelijk is de overeenkomst ook niet ver te zoeken: alle auteurs in kwestie leveren sterk politiek geladen verhalen af. Zoals we bij de analyse van de verhalen hebben kunnen zien, was Willy Vandersteen een kampioen in het opnemen van politieke verwijzingen. Zijn opvolgers zouden dan ook niet nalaten hetzelfde te doen. Het lijkt soms zelfs alsof ze "het voorbeeld" goed bestudeerd[1843] hebben voor er zelf aan te beginnen.

 

5.3.3. De relatie tussen de kranten en de stripauteurs

 

Het initiatief voor het starten van een eigen reeks kon blijkbaar van twee kanten komen. Auteurs als Anne-Marie Prijs en Willy Vandersteen[1844] namen zelf contact op met respectievelijk Het Belang van Limburg en De Nieuwe Standaard. In andere gevallen, zoals de hierboven beschreven "opvolgers" van Vandersteen, was het de krant die aan een auteur vroeg om een strip te produceren. Dat was bijvoorbeeld ook het geval voor Proleetje en Fantast bij De Roode Vaan. Het doel hierbij was natuurlijk concurrentieel te blijven met de kranten die al strips opnamen.

Waarschijnlijk is er ook een verband aan te duiden tussen kranten die snel na de oorlog strips publiceerden en tekenaars die zichzelf gingen aanbieden. De Nieuwe Standaard en Het Belang van Limburg zijn daar voorbeelden van.

 

En hiermee zijn we aanbeland bij de eigenlijke relatie tussen de auteurs en de krant. Een eerste groep bestaat hier uit "onafhankelijke" tekenaars, zoals Bob De Moor (voor Tijl Uilenspiegel), Maurice Tillieux en Ray Reding, … Een tweede groep bestaat uit mensen die bij de krant in dienst[1845] waren als journalist/illustrator: in die gevallen bevinden zich Rik Clément (Het Volk: illustrator, lay-out-man, journalist en hoofdredacteur Ons Zondagsblad), Marc Sleen (De Nieuwe Standaard/De Nieuwe Gids/Het Volk: karikaturist en illustrator), Louis Paul Boon (De Roode Vaan:  journalist, schrijver), Maurice Roggeman (De Roode Vaan: illustrator, lay-outman), L. Roelandt (Vooruit) en Gévé (La Libre Belgique: cartoonist). Een derde groep bestaat uit tekenaars die via een tussenschakel aan de krant verbonden waren: Vandersteen via zijn uitgever Standaard-Boekhandel, Bob De Moor (voor andere verhalen) via zijn Artec-Studio's, en Jean Léo via het Franse agentschap Opera Mundi. Ook Jacques Martin schakelde een tussenpersoon in om zijn verhaal aan La Wallonie aan te bieden.

 

Hoe vrij waren deze auteurs nu? Dat is, door gebrek aan materiaal, zeer moeilijk precies te achterhalen. Enkele gevallen zijn wel bekend. Zo hadden Louis Paul Boon en Maurice Roggeman blijkbaar niet al te veel vrijheid voor hun Proleetje en Fantast-verhalen. De communistische partijleiding oefende een sterke controle uit op alles wat in de krant verscheen, en waarschijnlijk werd het verhaal volledig in opdracht gemaakt, zodat het communistisch gedachtegoed duidelijk aanwezig is.

Marc Sleen kreeg blijkbaar richtlijnen om in zijn cartoons de socialisten extra hard aan te pakken, en aangezien hij dat in zijn strips ook deed, kan dat wel toegeschreven worden aan de invloed van de krant.

Over de invloed van de krant op de verhalen van Vandersteen wordt sterk gediscussieerd, maar het staat redelijk vast dat hij zich gemakkelijk aanpaste aan de standpunten van zijn werkgever. Hij gaf later wel toe vroeger zeer Vlaams gericht geweest te zijn, en zijn ingesteldheid tegen de repressie werd mede veroorzaakt door het feit dat hij en zijn entourage met de collaboratie in aanraking gekomen waren. De zonen De Moor schrijven het flamingantisme van Tijl Uilenspiegel toe aan de krant, de auteur zelf aan "een vriend". Anne-Marie Prijs verklaart dan weer dat ze voor haar verhalen van de redactie de volledige vrijheid kreeg. En uit het interviewfragment van Octave Landuyt blijkt dat de redactie van Het Nieuws van den Dag zich wel degelijk moeide met de inhoud en de uitvoering van verhalen.

 

5.3.4. Gebrek aan samenwerking en verzuiling

 

Merkwaardig is de totale afwezigheid van samenwerking over de taalgrens. Er wordt dikwijls gezegd dat een eigen strip voor veel kranten te duur was. Wel, hadden Vlaamse en Franstalige kranten samengewerkt om elkaars originele strips uit te wisselen, dan hadden die kosten beperkt kunnen worden. Maar dat gebeurde dus niet … Ook niet bij de communisten: Le Drapeau Rouge en De Ro(o)de Vaan werkten op redactioneel vlak nauw samen, en enkele Franse strips werden in beide kranten gepubliceerd. Maar van de eigen reeksen (Proleetje en Fantast & Les Trafiquants de Tchoung-King) is bij de anderstalige collega's geen spoor te zien.

 

De zuilen en de verzuiling dan. Het fenomeen blijkt niet zoveel effect gehad te hebben op de stripauteurs. Buth tekende bijvoorbeeld zowel voor Het Volk als voor Vooruit, en de verhalen van Bob De Moor kwamen zowel in de katholieke als in de liberale pers terecht. En Wally Delsey, die meestal voor de Volksgazet en Vooruit tekende, leverde een kortverhaal aan Het Volk. Dat andere auteurs niet in publicaties van verschillende strekkingen publiceerden, moet eerder toegeschreven worden aan loyauteit aan de krant zelf dan aan loyauteit aan de zuil. De grote problemen met auteurs die naar de concurrentie overstapten, situeerden zich trouwens elke keer in de katholieke wereld.

 

5.4. Het starten van de strippublicaties

 

Na het einde van de oorlog begonnen niet alle kranten tegelijkertijd strips op te nemen. Tussen de eerste en de laatste ligt er zelfs een periode van twee jaar[1846]: La Lanterne start in december 1944, De Nieuwe Gazet in december 1946. Zijn er verklaringen te vinden voor deze "startmomenten", en wat wordt er dan als eerste strip(s) gepubliceerd?

Verklaringen zijn er niet echt te geven. Wel valt het op dat de vier eerste kranten die met strips starten, dat doen met origineel materiaal. De eerste agentschapstrip is voor Le Peuple, met de publicatie van Donald Duck vanaf juli 1945.

 

5.5. De jeugdpagina's

 

Laten we nu even verder ingaan op de jeugdpagina's, die in de tekst al besproken werden voor zover er strips opgenomen werden. De volgende kranten publiceerden een jeugdpagina (of een "vrouw en kind"-pagina) met strips: Het Volk, La Drapeau Rouge, De Rode Vaan, La Dernière Heure, Le Peuple, Vooruit, La Lanterne, Le Soir, Het Laatste Nieuwe, Het Nieuwsblad en La Libre Belgique.

Enige logica is daarin niet te vinden. Merkwaardig is wel de jeugdpagina van Het Nieuwsblad, die niet in De Standaard terug te vinden is. Misschien werd de Standaard daar toch iets te serieus voor bevonden.

In de meeste van die rubrieken zijn per week één of twee stroken terug te vinden. Merkwaardig is wel het groter aantal ondertekststrips, en het groter aantal didactische/historische strips dan in de krant. Waarschijnlijk werd er bij de samenstelling van die pagina's rekening gehouden met een "educatief" aspect.

De jeugdrubrieken van Het Nieuwsblad en La Libre Belgique lijken dan weer eerder stripbijlagen. In Het Nieuwsblad zijn er wekelijks minstens twee volledige (Belgische) stripplaten terug te vinden, en bij La Libre Belgique zelfs meer.

De sterke Belgische vertegenwoordiging in de jeugdpagina's van deze twee laatste kranten heeft natuurlijk een grote invloed op de percentages per land: 50,2 % van alle jeugdpagina-strips zijn van Belgische oorsprong, 24,7 % komen uit Nederland, 6,9 % uit Frankrijk, 3,7 % uit Groot-Brittannië, 2,8 % uit Denemarken, en 0 % (!) uit de Verenigde Staten.

 

6. Genres, stijlen en uitzicht van de strips

 

In de hele voorgaande tekst is al bij al weinig aandacht besteed aan het uitzicht van de strips. Hoe goed zijn ze getekend? In welke precieze stijlen? Zien ze er verzorgd uit? …

Allereerst een klein "probleem" vermelden. De drukkwaliteit van de kranten was niet altijd even verzorgd, wat ervoor kan zorgen dat de strips soms veel slordiger overkomen dan ze eigenlijk zijn. Ook waren de reproductietechnieken toen nog niet sterk ontwikkeld, en als de krant alleen een reproductie[1847] van de af te beelden strook kreeg, kon dat ook leiden tot kwaliteitsverlies. Op die manier kunnen zeer verzorgde tekeningen er ongelooflijk slordig uitzien.

Nu het toch over slordigheid gaat: algemeen kan men stellen dat de meeste strips qua tekenstijl van een zeer goed niveau zijn. Amateurisme lijkt ver te zoeken, al zijn sommige Belgische auteurs (Willy Vandersteen, Ray Reding, Anne-Marie Prijs, Wally Delsey …) in de beginperiode duidelijk nog aan het evolueren. Maar over het algemeen moeten de Belgische producties zeker niet onderdoen voor de buitenlandse: denk maar aan zeer nette klare lijn-stijl van Bob De Moor in Tijl Uilenspiegel, of het Amerikaans aandoende realisme van Tenas & Rali in Pierre Azur.

En zo zijn we bij stijlen beland. De variatie is zo groot dat men gerust kan zeggen dat ongeveer alle mogelijke tekenstijlen aan bod komen. Van precies realisme (Rip Kirby, L'agent secret X-9, Pierre Azur, Eric de Noorman, …) naar een ronde humoristische stijl (Suske en Wiske, Monsieur Snot, …), over "Disney-stijl" (de Disney-verstrippingen, Marten Toonder, …), "klare lijn"-stijlen (Kuifje, Tijl Uilenspiegel, …), "gravure-stijl" (Smidje Smee, de jeugdpagina van Le Soir, …), en ga zo maar door …

  

Qua verhaalgenres (en eigenlijk ook qua stijlen) merkt men dat "typische" elementen met bepaalde landen kunnen verbonden worden. Ik zal hier dan ook de verschillende landen kort overlopen.

Scandinavische strips vertonen heel weinig variatie: de meeste zijn gewoon gagstrips, met als uitzondering de realistische avonturenverhalen van Lennart Ek (Fred Sander). Britse reeksen komen dan weer niet zoveel voor, zodat er eigenlijk geen genres domineren: zowel gagstrips, humoristische avonturenstrips (Jimpy) als sprookjesachtige verhalen (Rupert) komen voor.

De Franse productie kan men in drie groepen verdelen. Allereerst de gagstroken zoals Subito en Nimbus, ten tweede de kortverhalen uit de communistische pers, en ten derde de literaire bewerkingen. Deze laatste zijn allemaal getekend in een zeer drukke realistische stijl en voorzien van onderteksten.

Uit Nederland heeft men de realistisch getekende historische verhalen (Eric de Noorman, Aram), naast een zeer grote groep Marten Toonder-achtige strips. Maar ook "sprookjes" (Paulus de boskabouter, Myra) en western (Dick Bos) komen voor. Dat de meeste van deze reeksen van onderteksten voorzien zijn, zagen we al eerder.

Uit de Verenigde Staten kwam een zeer verscheiden productie overgewaaid: een hele hoop gagstroken, enkele humoristische avonturenverhalen, maar vooral veel realistische avonturenverhalen. In deze laatste vindt men zowel detectives/politieseries, westerns, pilotenstrips, superheldenstrips als "bravere" reeksen zoals Annie l'orpheline.

En dan België tenslotte: een duidelijk overwicht is te vinden bij de humoristisch of schematisch getekende avonturenstrips, waarvan het meest bekende voorbeeld natuurlijk Suske en Wiske is. Realistische reeksen (Pierre Azur, De dodende wolk, …) komen voor, maar in veel mindere mate, net als didactische verhalen en sprookjes zoals Smidje Smee. En tenslotte is er ook een niet onaardig aantal Belgische gagstrips terug te vinden.

 

7. Politieke elementen

 

In dit deeltje zal geprobeerd worden de politieke elementen uit de verhalen met elkaar te vergelijken en ze in een breder kader te plaatsen. Een reeks thema's zullen in die zin overlopen worden, maar eerst moeten we stilstaan bij enkele algemene aspecten. Als er voorbeelden gegeven worden, gebeurt dat aan de hand van de naam van de auteur, de titel van het verhaal of de titel van de reeks. Precieze referenties zijn terug te vinden in de besprekingen per krant.

 

7.1. Typologie

 

Zoals we in de besprekingen per krant al hebben gezien, kunnen politieke elementen in de besproken strips zeer verschillende vormen aannemen. Het eenvoudigste zijn opmerkingen, waarin de verteller of één van de personages inspelen op de actualiteit of op een politiek thema. Daarbij horen onder andere opmerkingen over de belastingen, de Koningskwestie, de tram, het liberaal verkiezingsprogramma, enz.

Daarnaast heeft men situaties die naar de werkelijkheid verwijzen, zoals bijvoorbeeld de scènes uit Suske en Wiske waarbij Vandersteen zich uitspreekt voor vergevingsgezindheid en amnestie, of de scènes uit verschillende verhalen die verwijzen naar de (volks)repressie. Of, om het bij Vandersteen te houden, de scène uit Bibbergoud waar het "stemrecht der squaws" aan bod komt.

En tenslotte zijn er de verhalen die volledig opgebouwd zijn rond een politiek thema. Ze bestaan uit een aaneenrijging van de net vermelde opmerkingen en situaties. Voorbeelden hiervan zijn Proleetje en Fantast (de klassenstrijd), Folichon (het verzet tegen de Duitsers), Mickey Mouse tegen het IJzeren Masker (de strijd om de democratie) en Het Vals Gebit van Tijl Uilenspiegel (de IJzertoren, de Koningskwestie en het Vlaams bewustzijn).

 

De link tussen het verhaal en de maatschappij kan ook op verschillende manieren gelegd worden. Natuurlijk is die link vaak evident: als er opmerkingen gegeven worden over de trams, of over de belastingen, dan is het voor elke lezer onmiddellijk duidelijk waar het over gaat.

Maar soms moet de lezer aan de hand van de opmerkingen en verwijzingen grotendeels zelf de link leggen. Dat is bijvoorbeeld het geval in het Suske en Wiske-verhaal De Bokkerijder, waarin op allerlei manieren op de repressie ingespeeld wordt. Het gebeurt echter indirect, via de Bokkenrijders, en de lezer moet zelf deze twee thema's verbinden.

Allerlei elementen kunnen helpen die link gemakkelijker te leggen, zoals (vervormde) namen en karikaturen van politici, of van andere mensen. Het Speek-personage in Het Vals Gebit is daar een mooi voorbeeld van, maar ook in andere verhalen krijgen sommige personages de naam en/of het uiterlijk van bekenden. Denk maar aan de optredens van Spaak, Huysmans en Lalmand in het Van Zwam-verhaal De hoed van Geeraard de Duivel, of nog het personage Bertus den Haze in De Bokkerijder. Wat de lezer ook op weg helpt, zijn uitspraken als "Waar heb ik dat nog gezien?" bij het kapotslaan van de inboedel van Matsuoka, uit het Van Zwam-verhaal Het geheim van Matsuoka.

En natuurlijk helpt ook het opnemen van reële situaties bij het leggen van de link. Weer is Het Vals Gebit daar het beste voorbeeld van, met het voorkomen van de IJzertoren, van stakingen, van een Mars op Brussel, enz.

 

7.2. Politiek en vertelstijl

 

Opvallend is dat het overgrote deel van de reeksen met een politieke inhoud humoristisch zijn. Niet alleen van tekenstijl, maar ook van inhoud. De politieke kwesties worden dan ook op een humoristische manier behandeld. Voorbeelden zijn Suske en Wiske, Bazielken, Van Zwam, Tijl Uilenspiegel, Mickey Mouse, …

Maar ook in realistische reeksen komt politiek aan bod, en dan natuurlijk wel op een serieuze manier. Voorbeelden hiervan zijn de Amerikaanse reeksen Rip Kirby en L'agent secret X-9.

Een verhaal dat moeilijk te plaatsen is, is "Folichon dans la résistance" waarbij zeer ernstige feiten (de oorlog en het doden van Duitsers) op een ongelooflijk luchtige en bijna grappige manier verteld worden.

 

7.3. Binnen- en buitenlands materiaal

 

Vooraleer verder te gaan moet nog eens de nadruk gelegd worden op het verschil tussen Belgisch en buitenlands materiaal. Voor het Belgisch materiaal was er meestal een directe band aanwezig tussen de auteur en de krant, zodat de standpunten van de krant regelmatig in de verhalen terug te vinden zijn.

Voor het buitenlands materiaal ligt dat allemaal anders. Een krant sloot een contract met een agentschap voor een bepaalde reeks, en had dus niet echt invloed op de inhoud daarvan. De krant kon natuurlijk wel een einde maken aan het contract, maar rechtstreeks invloed uitoefenen ging niet. De inhoud van deze strips linken aan het gedachtegoed van de krant heeft dan ook niet zoveel zin. Deze buitenlandse reeksen moeten in een iets ander kader gezien worden. De vraag wordt hier meer: welke ideeën, standpunten komen via die buitenlandse strips ons land binnen?

 

7.4. De Tweede Wereldoorlog: de strijd, het verzet en de Duitsers

 

7.4.1. De Duitsers

 

Duitsers worden natuurlijk op een zeer onaangename manier voorgesteld. Ze zijn hoogmoedig, dom, arrogant, oorlogszuchtig, onsympathiek, hebben typische smoelwerken, voeren folteringen uit en zijn overtuigd van hun gelijk. Ze spreken met een idioot accent en krijgen typische namen (vooral Fritz) toebedeeld. Ook zijn een hoop scheldwoorden en negatieve beschrijvingen voor Duitsers voorhanden. Het verst wordt er gegaan in Folichon, waar de auteur er blijkbaar een genoegen in schept zijn verzetsstrijder een hoop Duitsers op min of mee humoristische wijze te laten vermoorden.

In alle verhalen worden Duitsers op deze manier voorgesteld. Zo kort na de oorlog kon men natuurlijk moeilijk iets anders verwachten. De auteurs rekenen blijkbaar op hun manier af met de ex-bezetters.

 

7.4.2. Het verzet

 

Negatieve houdingen over het verzet zijn dan weer nergens te vinden. Als het verzet aan bod komt, is het duidelijk in positieve zin. Net als over het feit dat Duitsers slecht zijn, is er in de verhalen een consensus over het feit dat het verzet goed werk geleverd heeft. De verhalen in kwestie verschijnen in Le Drapeau Rouge, De Roode Vaan, Het Belang van Limburg en La Wallonie. Le Drapeau Rouge verheerlijkt het verzet doorheen de biografie van "Colonel Fabien", terwijl La Wallonie daarvoor een beroep doet op het fictieve personage Folichon. In De Roode Vaan (Proleetje en Fantast) wordt moedig gedrag vergeleken met guerillapartizanen.

Bij de communisten is het duidelijk dat het om het communistische verzet gaat, in Folichon is identificatie met een bepaalde verzetsbeweging niet mogelijk: er wordt nergens de naam van de organisatie vermeld. Dat gebeurt wel in "Nantje en Jetje" van Anne-Marie Prijs, waar de verzetsstrijders deel uitmaken van het BNB.

 

7.4.3. De geallieerden

 

De houding ten opzichte van de geallieerden is dan weer verscheidener. In de meeste oorlogsverhalen is voor de geallieerden een heldenrol weggelegd: in Nantje en Jetje worden ze door de bevolking op gejuich onthaald (hoewel er in het verhaal toch een bombardementsfout gebeurt), en verzetsstrijder Folichon haast zich naar Engeland om in dit "beloofde land" of "land van de vrijheid" de strijd tegen de Duitsers verder te zetten.

Maar de houding is niet overal even positief. In de Fabien-biografie wordt de rol van de geallieerden ongeveer doodgezwegen, zodat het communistisch verzet alle pluimen op haar hoed kan steken. En bij Willy Vandersteen vindt men zelfs een negatieve houding ten opzichte van de geallieerden. Eén keer heeft hij het over een "geallieerde bezetter", en op een ander moment wijst hij op de bombardementsfouten tijdens de oorlog (het "bombarderen van militaire-burger-objectieven"). Hetzelfde gebeurt met het Marshallplan, dat hij het "Marcheer-maar-al-plan" noemt en associeert met een nachtmerrie. In De Mottenvanger uit Vandersteen trouwens ook kritiek op de regering-Pierlot. Hiermee sluit hij duidelijk aan bij de denkbeelden van Leopold III.

 

7.4.4. Verwijzingen naar de oorlog

 

In de Amerikaanse reeksen Steve Canyon en X-9 wordt er "gefilosofeerd" over de Tweede Wereldoorlog. Oorlog blijkt niet echt iets positiefs te zijn, maar als hij uitbreekt moet men zich uit patriottisme engageren. Tegenover desertie wordt dan ook heel lastig gedaan. Ook wordt in deze twee reeksen de schuld van al de slachtoffers bij de Japanners gelegd. Hier krijgen we dus al een beeld van de Verenigde Staten die zich hebben moeten verdedigen tegen de Japanse aanvallers, een beeld dat ook in de Koude Oorlog een rol zou spelen.

 

7.4.5. De Duitsers na de oorlog

 

Als we de stripauteurs mogen geloven, werden de Duitsers na het beëindigen van de oorlog nog altijd als gevaarlijk beschouwd. Zowel op individuele als op collectieve basis zijn ze nog in staat de wereld te laten voelen dat ze bestaan. Zo komt Kappie op een eiland in contact met een bende Duitse soldaten die niet beseffen dat de oorlog gedaan is. En in verschillende verhalen duiken er ex-nazi's (natuurlijk als slechteriken) op: bijvoorbeeld in het kortverhaal Le trésor du pendu (La Dernière Heure) en in L'agent secret X-9. In MacNib, dat zich afspeelt in de jaren 1880, zijn de Duitsers al even gevaarlijk.

Ook Hitler herverschijnt enkele keren op het toneel. In Van Zwam blijkt hij in Alaska te leven, en in Tijl Uilenspiegel koestert de ex-Führer onder de naam Pittler plannen om de wereld te vernietigen. Nergens worden Duitsers op een positieve manier voorgesteld, wat zeer begrijpelijk is. Het heeft natuurlijk tot gevolg dat het wantrouwen tegenover Duitsers in stand gehouden wordt.

 

7.4.6. Oorlog in het algemeen

 

Weer krijgen we vrij eensgezinde auteurs. Oorlog wordt nergens verheerlijkt. De strijd van Folichon en van "Colonel Fabien" tegen de Duitsers en die van de aardbewoners tegen de Marsianen in Fred Sander worden natuurlijk wel verheerlijkt, maar dat kan men moeilijk beschouwen als een verheerlijking van oorlog. Het gaat om het verdedigen van zijn land tegen indringers. Trouwens, in "Fred Sander" is het feit dat de strijdende partijen uiteindelijk gaan samenwerken veel belangrijker dan de strijd zelf.

In allerlei andere verhalen wordt gepleit voor vrede en tegen oorlog: de Suske en Wiske-verhalen De Sprietatoom, De Mottenvanger en De Koning Drinkt, X-9, Thomas Pips, … De Tweede Wereldoorlog heeft blijkbaar gezorgd voor een serieuze afkeer van oorlogsvoering.

Vandersteen maakt in De Mottenvanger trouwens een analyse van het fenomeen "oorlog", waarin hij propaganda en het winstbejag van wapenhandelaars als de voornaamste boosdoeners aanwijst.

 

7.4.7. Beschaving?

 

De Tweede Wereldoorlog was misschien net ten einde, maar volgens sommige auteurs heeft de mens daar niet veel door bijgeleerd. Vandersteen breekt op dat vlak alle records : hij brengt beschaving in verband met onvriendelijkheid, oorlog, wapens, concentratiekampen, … Maar ook Marc Sleen gaat in enkele opmerkingen dezelfde toer op: in Het Rattenkasteel hangt hij zelfs een zeer negatief beeld op van de mens. In een Mickey Mouse-verhaal vallen ook zulke opmerkingen: daar worden gevechten en oorlogen geassocieerd met onze beschaafde wereld.

 

7.4.8. Joden?

 

Tot slot van dit deeltje over de Tweede Wereldoorlog nog even vermelden dat er nergens verwezen wordt naar de uitroeiing van de joden tijdens de oorlog. Zoals in de tekst al aangegeven, kreeg het onderwerp toen heel weinig aandacht, en dat is ook in de strips te zien. De enige keer dat een jood voorkomt, is in "De Stradivarius van Prof. Polsky", als een oneerlijke handelaar met een haakneus.

 

7.5. De Koude Oorlog

 

7.5.1. Beeldvorming van Russen en van de Sovjetunie

 

In verschillende verhalen komen de personages in contact met Russen of belanden ze zelf in de Sovjetunie. In al deze verhalen[1848] komt een zelfde beeld van Rusland naar voor. Vrijheid is er ver te zoeken, iedereen wordt er in het oog gehouden, de situatie is er niet rooskleurig, het regime is autoritair, stoorzenders worden verbannen, …

Russen blijken ook geïndoctrineerd te zijn: Russische historici herschreven de geschiedenis en beweren dat het Amerikaanse succes maar een tijdelijk fenomeen is. Wie dat niet gelooft, is een verrader.

Een karikaturaal beeld van de Sovjetunie is bijvoorbeeld terug te vinden in de Van Zwam-verhalen De erfenis van Nero en Moea-Papoea: men wordt er ontslagen om "gezondheidsredenen", men vindt er alle westerlingen dikke leugenaars, de bevolking leeft in terreur, sombere gebouwen domineren het straatbeeld, overal hangen portretten van Stalin, …

Een element dat ook regelmatig terugkomt is dat Russen/Oost-Europeanen niet in staat zijn zelf uitvindingen te ontwikkelen en deze dus in het Westen moeten bemachtigen door diefstal of spionage.

Deze negatieve typering van de Sovjetunie komt zowel voor in Belgische, Nederlandse als Amerikaanse reeksen, en past natuurlijk perfect in het zwart maken van de "vijand" tijdens de Koude Oorlog.

 

7.5.2. Beeldvorming van de Verenigde Staten

 

In twee Van Zwam-verhalen en één Bazielken komen de personages uitgebreid in contact met Amerikanen. Daarbij wordt een zeer stereotiep en grappig beeld van de VS opgehangen. Het komt er eigenlijk op neer dat Amerikanen een raar volk zijn, die alleen vlees in dozen eten, geschifte reclamestunts uithalen en zeer zeker van zichzelf zijn. De spion Pullmann in Moea-Papoea vindt het zelfs zijn taak de eilandbewoners Marshallkredieten en dollarhulp aan te bieden. Amerikanen zijn trouwens ook geobsedeerd door de atoombom.

 

7.5.3. De Koude Oorlog volgens de VS

 

Zeer interessant is natuurlijk de beeldvorming van Russen en de Sovjetunie in de Amerikaanse reeks X-9. Enfin, het wordt niet gezegd dat het Russen zijn, maar uit de verhalen blijkt overduidelijk wie geviseerd wordt. De Russen willen de wereld veroveren, en geloven dat ook de VS oorlogsplannen hebben. Dat wordt door de Amerikaanse personages natuurlijk afgedaan als een leugen. De VS zijn een vredelievende, maar bedreigde natie. En door die Sovjetdreiging moeten ze natuurlijk in staat zijn zich te verdedigen.

Dit is natuurlijk een perfect voorbeeld van hoe Amerikaanse propaganda via strips Europa bereikte.

 

7.5.4. De Koude Oorlog volgens Europeanen

 

Belgische auteurs maken er blijkbaar een spelletje van om met beide partijen te lachen: zowel Russen als Amerikanen worden op een stereotiepe manier voorgesteld, zodat men zich kan afvragen of men er veel meer achter moet zoeken dan een humorelement…

Een min of meer neutrale opstelling in de Koude Oorlog is terug te vinden in het Van Zwam-verhaal Moea Papoea. Sleen typeert er de twee mogendheden als grote kinderen die voor hun plezier met het lot van de wereld spelen.

Een zelfde neutraal (en zelfs vredelievend) standpunt is terug te vinden in het Bim-verhaal Hypnose onder nul. De mogendheden worden daarin onder de namen Geld- en Roodlanders vermeld, en zijn elkaar duidelijk waard: ze zijn alle twee bezeten door atoomkoorts en zien overal spionnen. Hun houding wordt eigenlijk een beetje belachelijk gemaakt en hun strijd als zinloos bestempeld. Het verhaal neemt dan ook een vredelievend standpunt in: het personage Basli houdt een vredestoespraak en er komt een algemene verzoening.

In Europa bleek men dus niet echt overtuigd van de wijze waarop de Amerikanen de Koude Oorlog voorstelden.

 

7.5.5. Spionnen en Russische bendes

 

Een typisch element in Amerikaanse reeksen is het opvoeren van Russische spionnen zonder ze bij naam te noemen. Maar ook in Europese reeksen (Tom Poes, Humpo Hotsflots, …) komt het fenomeen voor. Ze worden dan "spionnen van een vreemde mogendheid" of iets gelijkaardigs genoemd. Ook namen als "Ivan", "Polotof" of andere namen met Russische uitgangen en cyrillisch schrift kunnen de lezer erop wijzen dat hij met Russen (of tenminste Oostblokkers) te maken heeft. Maar Marc Sleen heeft er bijvoorbeeld geen enkel probleem mee de Russen bij naam te noemen.

De echte Russische vijfde colonne komt voor in L'agent secret X-9. Een hele organisatie spionnen en buitenlandse propagandisten" is blijkbaar ingeplant op het Amerikaans territorium. Deze moeten natuurlijk uitgeschakeld worden, wat door de uiterst efficiënte Amerikaanse geheime diensten ook gebeurt.

En natuurlijk kunnen enkele Belgische auteurs als Willy Vandersteen, Rik, Marc Sleen en Raf Van Dijck het weer niet laten grapjes over te maken over "agenten van een vreemde mogendheid" en "vijfde colonnes". In Vlaamse reeksen moeten trouwens ook de luchtbrug, het IJzeren Gordijn en het boek "Ik koos de vrijheid" eraan geloven.

 

7.5.6. Amerikaans voedsel en Anti-Amerikanisme

 

Vooral bij Vandersteen is kritiek te vinden op de import van Amerikaanse producten na de Tweede Wereldoorlog. De personages uiten verschillende keren hun ongenoegen over Amerikaans eierpoeder, kauwgom, corned beaf en kolen. Dat is niet zo verwonderlijk, gezien de al vermelde negatieve houding van de auteur ten opzichte van de geallieerden. Ook wordt het "commercieel imperialisme" van de VS, belichaamd door frisdrankproducent Coca-Cola, in enkele Vlaamse reeksen op de korrel genomen. Net als het feit dat ze proberen delen van de wereld in hun invloedsfeer te krijgen door het schenken van afgedankt legermateriaal. Op het belang van Amerikaanse dollars om producten te kunnen importeren wordt ook gewezen in het Suske en Wiske-verhaal De Koning Drinkt, waarin Koning Cactus absoluut zijn "deviezen" niet wilt laten gaan.

Een echte anti-Amerikaanse houding is (natuurlijk) te vinden in Proleetje en Fantast Globetrotters. Maurice Roggeman klaagt duidelijk de Amerikaanse atoomproeven op Bikini (en hun gevolgen) aan, en stelt de Amerikaanse soldaten (die hij Donkerwolken noemt) voor als arrogante en agressieve heerschappen. Roggeman volgt hier gewoon de lijn van zijn werkgever De Roode Vaan. Maar bijvoorbeeld in Bazielken blijkt dat een "Amerikaanse aanpak" niet altijd op Europese sympathie kan rekenen.

 

7.5.7. De Verenigde Staten als bondgenoot van België

 

Ondanks de neutrale en "humoristische" houdingen die Belgische auteurs ten opzichte van de Koude Oorlog aannemen, is verschillende keren goed te merken dat België en de Verenigde Staten bondgenoten zijn. In de eerste Thomas Pips-cyclus en in Bazielken krijgen de personages bijvoorbeeld onderscheidingen van de Amerikaanse president in hoogsteigen persoon.

In "De erfenis van Nero" worden België en de VS vredelievende naties genoemd en krijgt Nero zomaar een atoom mee die Stalin probeerde te stelen.

Maar het beste voorbeeld van Amerikanisme is te vinden in "Het wondere wapen van Thomas Pips", waarin  de hele spionagezaak plots in orde is als blijkt dat de spionnen eigenlijk Amerikanen zijn.

 

7.5.8. Communisme en anticommunisme

 

Het thema communisme komt, in positieve of negatieve zin, niet in zoveel verhalen voor. Een positieve houding vindt men vanzelfsprekend alleen in de communistische pers terug. Le Drapeau Rouge brengt met de Fabien-biografie de heldendaden van het communistische verzet in herinnering (het verhaal past trouwens perfect in de anticommunistische sfeer van 1950), terwijl Proleetje en Fantast in De Roode Vaan aantonen dat een sociale revolutie tegen de vijanden (gepersonifieerd in Koning Trust) kan slagen als het volk zich inzet. De KPB of de Sovjetunie komen er niet rechtstreeks aan te pas, hoewel er op ingespeeld wordt, onder andere door het hamer en sikkel-teken.

In Tom Poes en de talisman, gepubliceerd in het katholieke Het Volk en het socialistische Le Peuple, wordt de werkwijze van de "Gorganisten" aangeklaagd. Doorheen deze organisatie, waar een ander land achter zit, en die onder andere bomaanslagen pleegt, worden duidelijk de communisten geviseerd, en in een slecht daglicht gesteld. Ook dit verhaal past perfect in de anticommunistische geest van het einde van de jaren veertig, maar dan wel als versterking ervan.

 

7.5.9. De tijd van (gevaarlijke) uitvindingen en van de atoombom

 

Na de Tweede Wereldoorlog was het geloof in nieuwe technologie blijkbaar vrij groot. In allerlei verhalen komen nieuwe uitvindingen voor: moderne vliegtuigen, een dodende wolk, een maanraket, vliegende schotels, een vliegende ketel, een azijnstraal, een vliegende theepot, … Wat dat technologisch aspect betreft, kan men gerust spreken van een tijdsgeest.

Spijtig genoeg zijn deze uitvindingen niet altijd even onschuldig. 1945 was namelijk het jaar van de atoombom. Het atoom-element is dan ook niet uit de verhalen weg te denken. Eric de Noorman komt in Atlantis in contact met atoomwagens en –wapens, de professoren Rama en Krug en een professor in Tekko Taks beschikken over een atoomraket, de rare professor uit Mickey Mouse laat een auto vliegen dankzij het "atoomgeheim", en zo kan men nog even doorgaan. Ook maakt bijvoorbeeld Louis Paul Boon er een spelletje van om "-atoom" als voorvoegsel te gebruiken. Hetzelfde komt ook voor met de spriet-"atoom" van Vandersteen en het splitsen van kaas en gaten in de Ruzische gruyère van Raf Van Dijck.

Hoe wordt er nu omgegaan met die atoombom? Meestal zijn de atoombommen die in de verhalen voorkomen veel minder schadelijk dan de echte. De atoombommen in Bim, Proleetje en Fantast, Bazielken richten al bij al redelijk weinig schade aan. Ook Marc Sleen onderschat in "De erfenis van Nero" het gevaar: de personages overleven zonder problemen een kernsplitsing. Willy Vandersteen ontwerpt daarentegen een atoombom die vrede brengt, en geeft daarmee blijk van zijn ontevredenheid over de echte A-Bom. Er wordt dus duidelijk op een speelse manier met atomen en atoombommen omgegaan.

Maar soms, en vooral in Amerikaanse reeksen, is het bloedige ernst. In Radio Patrol denkt een man na over zijn verleden: hij had de wereld aan zijn voeten door het bezit van de atoomformule. In X-9 ontwerpt een Duitse geleerde atoomkogels en in Johnny Hazard wordt een kerngeleerde ontvoerd.

 

7.5.10. Houding ten opzichte van de atoombom en andere gevaarlijke uitvindingen

 

Ten opzichte van uitvindingen in het algemeen worden twee soorten houdingen aangenomen. Meestal zijn de reacties eerder negatief. Uitvindingen kunnen namelijk zeer gevaarlijk zijn, vooral als ze dreigen voor oorlogsdoeleinden gebruikt te worden. De overtuiging dat de wereld nog niet rijp is voor zulke uitvindingen, komt dan ook veelvuldig voor. En niet ten onrechte: een hele reeks personages wilt door middel van nieuwe uitvindingen de wereld veroveren. Dit gebeurt in verhalen van eender welke oorsprong.

Het besef van het gevaar komt goed tot uiting als in Rip Kirby een geleerde een oproep doet om tussen naties samen te werken op het vlak van gevaarlijke wapens, anders zou de wereld wel eens in gevaar kunnen komen. Een zeer wijze opmerking, en een beetje ongewoon voor een Amerikaanse reeks.

Amerikanen gaan namelijk graag de patriottische toer op. Zowel in Rip Kirby, Mickey Mouse, Radio Patrol als X-9 willen de personages dat de uitvinding waarrond het verhaal draait aan de regering aangeboden wordt. De uitleg hiervoor is natuurlijk weer dat de Verenigde Staten zich moeten verdedigen. Rip Kirby vindt het zelfs spijtig dat het in de wereld zo moet lopen, maar er is nu blijkbaar geen andere mogelijkheid.

 

7.5.11. De rol van uranium en de plaats van België in de wereld

 

Om een atoombom te vervaardigen heeft men natuurlijk uranium nodig. In Kappie probeert een bende door middel van een "magnetisch erts" de macht in handen te krijgen. In Bim gaan twee vijandige expedities op zoek naar uranium om een atoombom te maken. En in Mickey Mouse wordt een scheikundige formule gestolen van een product dat uranium kan vervangen. Maar het meest uraniumgetinte verhaal is het Belgische Klawieter, dat zelfs "De strijd om het uranium" als ondertitel meekrijgt. Onder leiding van Klawieter vertrekt er een expeditie naar Kongo, om uranium te ontginnen. Het belang van uranium wordt in het verhaal duidelijk benadrukt: "Wij zijn de rijkste mannen ter wereld. De toekomst zal van ons afhangen. De wereld ligt in onze handen." De Belgische regering gaat zelfs zo ver te verklaren dat de ontdekking de zaak van de vrede dient en België bij de grote mogendheden plaatst.

Ook in het Van Zwam-verhaal Moea-Papoea worden er grote plannen voor België gekoesterd: Nero wilt er namelijk atoomplannen aan de Belgische regering doorspelen. Bedoeling is de wereld "eens goed te doen verschieten" en ons land op de wereldkaart te zetten.

En een gelijksoortige situatie doet zich voor in Thomas Pips, waarin de legerleiding wel iets ziet in de magneten-uitvinding, en zegt dat België ermee meester van de wereld kan worden. Maar Pips wilt het alleen gebruiken voor vredelievende doeleinden.

 

7.5.12. Het Gele Gevaar

 

Niet alleen de Russen worden in deze naoorlogse jaren gevreesd, ook uit het Verre Oosten loert blijkbaar gevaar. Maar erg veel komt dat onderwerp niet aan bod. Sleen voert de geleerde Matsuoka op, die zich opwerpt als een opvolger van Hitler, en in Bazielken probeert een Mongoolse geleerde de Westerse economieën te destabiliseren. In zijn eerste verhaal wordt Bazielken zelfs geconfronteerd met een vijandig Russisch-Chinees schip.

 

7.6. Democratie

 

Democratie is een belangrijk thema. In alle verhalen waar het aan bod komt, gebeurt dat in positieve zin en komen de personages in opstand tegen tirannen en dictators. Wat België betreft, is dat het geval bij Vandersteen, Boon & Roggeman, Hergé en Rik. Maar het verhaal dat het meeste de democratie propageert is het Amerikaanse Mickey Mouse tegen het IJzeren Masker. Daarin slaagt Mickey Mouse erin een tiran van zijn troon te stoten en democratische hervormingen door te voeren. Ook hier weer wordt het gedachtegoed van de Verenigde Staten via een strip verspreid. Het verhaal past trouwens perfect in het verspreiden van de American way of life en de strijd tegen het (ondemocratische) communisme.

In enkele verhalen (Bazielken, Mickey Mouse, Kuifje & Proleetje en Fantast) wordt er ook een link gelegd tussen die totalitaire regimes en nazi-Duitsland. Dat de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog zorgden voor een vernieuwde aandacht voor de democratie, is dus ook in de strips duidelijk te merken.

 

7.7. Maatschappelijke kwesties en misdaadpreventie in de VS

 

In twee Amerikaanse reeksen spelen misdaden een belangrijke rol. In Superman wordt openlijk gepleit voor een preventieve aanpak van de jongerencriminaliteit. Door ze bezig te houden in speciale "community houses" moeten de jongeren van de straat en dus uit de criminaliteit gehouden worden. Ook wordt er gewezen op de verantwoordelijkheid van de ouders in de opvoeding van hun kinderen.

Sommige passages uit L'agent secret X-9 lijken dan weer op zichzelf antimisdaadpamfletten te zijn. Zo wordt een personage opgevoerd dat spijt heeft van zijn daden en zich bezint over al de verloren tijd in de gevangenis. En ongeveer alle misdadigers die in de reeks opgevoerd worden, lopen vroeg of laat tegen de lamp. Het verhaal wordt trouwens ook even onderbroken door een speciale strook, waarin een functionaris wijst op een grote misdaadgolf, die volgens hem moet aangepakt worden door de invloed van de moraal en het onderwijs te versterken.

 

7.8. De politie

 

En zo komen we bij de politie. Qua beeldvorming van de politie kan men twee grote groepen onderscheiden. In de Amerikaanse verhalen Radio Patrol en X-9 wordt een zeer efficiënt beeld van de politie gepresenteerd. De politie doet haar werk goed, en is bovendien menselijk: ze is er niet om de mensen lastig te vallen, maar om hen te helpen. Soms lijkt het wel een promotiecampagne …

Een heel ander beeld krijgt men in de Nederlandse en Vlaamse reeksen Kappie, Tom Poes, Suske en Wiske, Van Zwam en Bazielken: soms werkt de politie in deze verhalen op een efficiënte manier, maar regelmatig wordt er gelachen met klungelende, trage, bange, tegendraadse, procedure-achtige ordediensten.

 

7.9. Instellingen

 

Een hele hoop instellingen komen in de verhalen aan bod, maar meestal op een negatieve manier of op een manier waarmee de instelling niets meer te maken heeft. Vandersteen associeert de Benelux en het Marshallplan met nachtmerries, bij Sleen is de Benelux blijkbaar niet al te efficiënt (zie de scène met de Nederlandse waterpolitie). En in Bazielken en Thomas Pips krijgt de Benelux een militaire inhoud.

Met de Verenigde Naties is het al niet beter gesteld. Vandersteen associeert de VN en vredesconferenties steevast met "ambras", verder worden de VN soms vermeld, maar eerder als grap en zonder op de instelling zelf in te gaan.

Hetzelfde met het Marshallplan. In Bazielken wordt er gesproken van een Marshall-lander en wordt er een link gelegd tussen Amerikanen, Marshall en dollars. In Kappie komt de verspreking hulplening ipv hulp voor.

 

7.10. Dekolonisatie

 

Ook de dekolonisatie dringt in sommige verhalen door. In De erfenis van Nero is duidelijk de bewustwording in een Afrikaanse stam te zien, terwijl de Nederlandse hond Tekko Taks samen met het vreemdelingenlegioen de rust in "het koloniaal rijk" moet herstellen. Nederland kampte op dat moment met problemen in de Indonesische kolonie, en Vandersteen speelt daarop in met een grapje.

 

7.11. De Koningskwestie

 

In zeer veel verhalen en op veel verschillende manieren wordt er op de Koningskwestie ingespeeld. Laten we beginnen met het enige negatieve dat over Leopold te vinden is, en dat is een kleine opmerking over Berchtesgaden in Proleetje & Fantast. Indirect wordt de koning er ook gelinkt aan de trusts en de CVP. Vanwege De Roode Vaan kan men natuurlijk moeilijk iets anders verwachten.

In al de andere verhalen waar de koningskwestie aan bod komt, wordt een positieve houding tegenover Leopold aangenomen. Niet toevallig worden al deze verhalen gepubliceerd in de Vlaamse katholieke pers. Zowel Willy Vandersteen, Marc Sleen, Bob De Moor, Raf Van Dijck, Luc Droek, Buth en Rik laten het onderwerp aan bod komen. In de Belgische verhalen in de socialistische en liberale pers is van heel het gebeuren geen spoor te bekennen.

 

Rik Clément en Buth houden het in Het Volk redelijk beperkt. Rik laat in Bazielken de stad Leopoldina opdraven en laat een voorbijganger een ontevreden opmerking maken over de "prince-régent". Buth doet in Thomas Pips dan weer of er niets aan de hand is: zijn personages worden (buiten beeld) door de koning ontvangen.

Dan maar over naar Het Nieuws van den Dag. Luc Droek laat in Klawieter gewoon blijken dat de koningskwestie een ingewikkelde zaak is, terwijl Raf Van Dijck de koningskwestie een belangrijk deel van zijn verhaal laat innemen. In "Anna Bouzilowna" worden er verkiezingen gehouden met de Tzaar als enige kandidaat, wordt er gepraat over 42 %, en zijn de tegenstanders van de vorst doppers, die staken om een statuut te eisen. De link met de stakingen die de socialisten organiseerden, is snel gelegd. Bob De Moor speelt in Het Vals Gebit verschillende keren in op het thema "meerderheid", waaraan de Zonnebrillen (socialisten) zich niet willen onderwerpen.

De Nieuwe Gids haalt het Kuifje-verhaal De scepter van Ottokar vanonder het stof. Een verhaal over een bedreigde koning die uiteindelijk van een troonsafstand gered wordt komt in zulke tijden altijd van pas.

Eenzelfde basissituatie vindt men in terug in De hoed van Geeraard de Duivel (De Nieuwe Gids en Het Volk) en De Stalen Bloempot (De Standaard). In deze verhalen hebben de machthebbers (Nero en Suske) af te rekenen met een sterke tegenstand vanwege oproerkraaiers, die gemakkelijk kunnen herkend worden als socialisten/communisten. Marc Sleen gaat in De man met het gouden hoofd zelfs over tot stemadvies.

In Suske en Wiske worden ook nog allerlei verwijzingen naar de koningskwestie gestoken, zowel direct (het land van ja en neen, de sachem-regent, de villa in Zwitserland) als indirect (twee strijdende partijen die tot een verzoening komen). En het thema van Lambiorix draait ook volledig rond de koningskwestie. Vandersteen ontpopt zich zo tot de auteur die de Koningskwestie het meest in zijn verhalen aan bod laat komen.

 

Een element dat telkens terugkomt, en dat de auteurs (en de katholieke wereld) duidelijk dwarszit, is het feit dat de Vlamingen zich hebben laten doen, ondanks het feit dat ze een absolute meerderheid hadden. In diezelfde context wordt ook de overdreven invloed van straatgeweld aangeklaagd: met stenen gooien telt meer dan een democratische meerderheid.

 

7.12. De politieke tegenstanders van de katholieken

 

We zagen dat de schuld van de koningskwestie vooral bij de socialisten gelegd wordt, en in mindere mate bij de communisten. Hoe gebeurt dat nu?

Vandersteen gebruikt de Stalen Bloempotters als symbool voor de socialisten. Ze organiseren een laster- en leugencampagne, voeren aanslagen uit en gaan tot een oorlog om hun wil door te drijven tegen die van de meerderheid in.

Sleen geeft aan zijn personages gewoonweg het uiterlijk van politici: Huysmans, Spaak en Lalmand. Ze worden geassocieerd met de duivel en gaan over tot straatgeweld om de macht in handen te krijgen. Ze willen trouwens ook een republiek instellen, en Sleen maakt duidelijk dat ze de eenheid van België in gevaar brengen.

Bob De Moor gebruikt dan weer vervormde namen: Speek, Kameel, Madam Bloem. Zijn Speek-personage wordt natuurlijk zeer negatief voorgesteld: hij wilt absoluut zijn wil doordrijven, houdt geen rekening met de grondwet, organiseert "spontane stakingen" en een mars op Brussel, …

Maar niet alleen in Koningskwestieverhalen komen de politieke tegenstanders van de katholieken aan bod. Ook in Bazielken maken karikaturen van Spaak, Huysmans en Devèze een gastoptreden, als raadsvrouwen van een vrouwelijke dictator.

Met de liberalen wordt er trouwens graag gelachen, en dat zowel in Klawieter, Anna Bouzilowna als Tijl Uilenspiegel: er wordt ingespeeld op hun geringe kiesaanhang, op de "zaagfactor" van hun politieke tribune, en op hun verkiezingsbelofte de belastingen met 25 % te verlagen.

 

7.13. Politieke en militaire leiders

 

Kritiek op gezagsdragers in het algemeen komt ook enkele keren voor: in "Annie l'orpheline" wordt zulke kritiek geuit, maar het sterkst is deze kritiek aanwezig in de Britse reeks Jimpy. Een draak schopt het daarin tot gemeenteraadslid, ministers denken alleen aan oorlog voeren, en politieke leiders werken nooit.

Ook hier weer zijn Suske en Wiske en Van Zwam van groot belang. Politici worden voorgesteld als leugenaars, mensen die van mening veranderen, mensen die zich niet aan de wetten/regels houden, …

In Bazielken wordt er ingespeeld op de impopulariteit van ministers van financiën en is de Belgische Minister van Financiën een enorme klungelaar. En zeveren en vechten blijken gewone bezigheden van een parlement te zijn.

En ook in "Tom Poes en de talisman" worden de beleidsmakers op de korrel genomen. De regering blijkt bevolkt te worden door mensen met een hoge dunk van zichzelf en een log apparaat te zijn dat niet erg efficiënt werkt.

Hetzelfde gebeurt met legerleiders: in een hele reeks verhalen (Proleetje en Fantast, Suske en Wiske, Tekko Taks, Bazielken) wordt er kritiek geuit op oversten die graag orders geven maar zelf niets willen riskeren. Al deze zaken kan men beschouwen als een soort universele en steeds terugkomende kritiek.

 

7.14. De repressie

 

De repressie wordt, net als de Koningskwestie, op zeer verschillende manieren aangepakt. Net als bij de Koningskwestie komt het thema alleen naar voor in Vlaamse (en katholieke) reeksen, met een zeer sterke concentratie bij Vandersteen. Sleen klaagt voorzichtig de te harde repressie aan, Bob De Moor hekelt tijdens de diaprojectie in Tijl Uilenspiegel het feit dat de kleine collaborateurs meer gestraft worden dan de grote, en Buth laat in zijn Thomas Pips een strafexpeditie tegen een vermeende collaborateur opdraven. Een dergelijke scène komt ook voor in het Suske en Wiske-verhaal De Zwarte Madam. Allerlei andere Suske en Wiske-verhalen worden afgesloten met een algemene verzoening en vergeving. Er wordt namelijk gezegd dat het onmogelijk is een land herop te bouwen in haat. Op het eind van Lambiorix is er sprake van amnestie en Vandersteen verdedigt zelfs de Duitslandwerkers en de politiek van het minste kwaad. Alleszins is duidelijk dat Vandersteen en zijn krant De Standaard scherp reageren tegen de repressie: het verhaal De Bokkerijder is zelfs volledig op dat thema gebouwd. Daarin wordt vooral de nadruk gelegd op de te zware straffen en op het feit dat verwanten van collaborateurs te veel met de vinger gewezen worden. Ook blijkt dat hij vindt dat collaborateurs geen schuld treft omdat ze "misleid" werden.

Zowel directe als indirecte verwijzingen komen met betrekking tot dit thema dus voor. Zoals we al gezien hebben, is deze aandacht deels te danken aan het feit dat deze verhalen in de katholieke pers[1849] verschenen, en deels aan het feit dat zowel Buth als Vandersteen en zijn omgeving met de collaboratie te maken hebben gehad.

 

7.15. Taaltoestanden

 

Het plaatje is ondertussen bekend. Weer komt het onderwerp alleen voor in Vlaamse katholieke reeksen, namelijk Van Zwam, Suske en Wiske, Bazielken en Thomas Pips. Dat gebeurt op allerlei manieren: dieren en buitenlanders die geen Vlaams spreken, eentalige uithangborden, het aanklagen dat "hoge" zaken in het Frans geregeld worden, … Het gebeurt alleszins op een humoristische manier.

 

7.16. Godsdienst en Vlaanderen

 

Ook het religieuze aspect is vooral aanwezig in Vlaamse reeksen. Het komt aan bod op verschillende manieren: het laten opdraven van de hel, de hemel en duivels, van heiligenbeeldjes en kruisbeelden, de bouw van de kathedraal van Amoras, het bidden van personages, "aktes van berouw", enzovoort. Bij Vandersteen is godsdienst al sterk aanwezig, maar het swingt pas allemaal de pan uit in de Thomas Pips-verhalen van de priester Lod. Lavki. En niet alleen in de katholieke pers komen zulke elementen voor: ook Smidje Smee in Vooruit is erg godsdienstig getint.

Het katholicisme wordt vaak ook verbonden met het Vlaams aspect. Dat Vlaamse aspect is het sterkst aanwezig in Suske en Wiske en Tijl Uilenspiegel, en komt tot uiting in symbolen als de IJzertoren, de Vlaamse Leeuw, Vlaamse historische figuren, … De twee elementen worden aan elkaar gelinkt om te komen tot het beeld van het "goede, katholieke Vlaanderen", dat dan in Koningskwestie-verhalen kan geplaatst worden tegenover de slechte, duivelse of goddeloze tegenstanders.

 

7.17. Belgisch patriottisme

 

Het Belgisch patriottisme is zeer beperkt, op enkele uitzonderingen na. Het eindplaatje van Klawieter, met een groep Kongolezen die met Belgische vlaggen zwaaien, is één voorbeeld. Een ander geval vindt men in Thomas Pips, met de vliegende ketel die met vlaggen en ballonnen in de Belgische driekleur versierd wordt.

Belgisch patriottisme is trouwens ook terug te vinden in de oorlogsverhalen Folichon en Nantje en Jetje.

 

7.18. Wetten en politieke maatregelen

 

Vandersteen speelt enkele keren in op de Gutt-operatie, met Gutt als de mens die de mensen hun geld afnam. Met De Zwarte Madam linkt hij er zelfs een heel verhaal aan. Met de kolenslag van Achille Van Acker en de problemen in de mijnsector wordt duidelijk gespot in Kwik en Filidoor, waar er constant sprake is van de gruyèrekaasmijnen. En op het vrouwenstemrecht wordt ingespeeld in Bazielken en Suske en Wiske.

Andere maatregelen waarmee in Suske en Wiske gelachen wordt zijn de Wet De Taeye en de devaluatie. Die devaluatie komt ook voor in "Bazielken redt de frank", waarin Rik de maatregel door het verhaal schijnt te relativeren.

Maatregelen van de eigen zuil worden niet gespaard: De Taeye was een katholiek, en in Tijl Uilenspiegel wordt niet veel geloof gehecht aan de belofte van de katholieke regering om geld uit te trekken voor de heropbouw van de IJzertoren.

 

7.19. Alledaagse thema's

 

De administratie en de houding van ambtenaren worden op de korrel genomen in Suske en Wiske, Van Zwam, Tom Poes en Jimpy. Het beeld dat eruit voortkomt is dat van een log apparaat met veel paperassenwerk en slapende ambtenaren.

Het bewijs van burgerdeugd moet er ook aan geloven: zowel Vandersteen, Sleen als Rik maken het document eigenlijk belachelijk. Dat doen ze door het document uit z'n context te halen.

Zo'n typische universele kritiek is het klagen over de belastingen. Dit onderwerp komt veelvuldig voor in Suske en Wiske en Van Zwam, maar ook in buitenlandse reeksen als Tom Poes, Jimpy en Rip Kirby. Willy Vandersteen heeft duidelijk iets tegen het betalen van belastingen en maakt deze in zijn verhalen dan ook "belachelijk".

Personages komen door het betalen van hun belastingen zonder geld te zitten, belastingen gaan gepaard met zorgen, worden gezien als het afnemen van geld aan de gewone mensen, worden beschouwd als een barbaarse gewoonte, … Natuurlijk is dit een soort kritiek die populair overkomt bij de lezers: wie betaalt er nu graag belastingen …

Andere "alledaagse" opmerkingen zijn kritiek op de overlast van de Noord-Zuidverbinding, allerlei mistoestanden met de Brusselse trams (stakingen, plaatsgebrek, gebrek aan regelmaat, te hoge prijzen), opmerkingen over de slechte staat van de Belgische wegen, en dergelijke.

Ook de zwarte markt, de rantsoenering en de prijscontrole komen aan bod, en dat in reeksen van Belgische, Nederlandse en Britse oorsprong. En lage lonen en de levensduurte komen aan bod in de Vlaamse Van Zwam en Anna Bouzilowna.

Economische problemen komen aan bod in Kappie, en in de Mickey Mouse-verhalen uit de jaren dertig (!).

 

7.20. Reacties op politieke standpunten

 

Het is, bij gebrek aan materiaal, zeer moeilijk te achterhalen wat de reacties van de lezers en de politieke wereld op de politiek geladen verhalen waren. Op basis van de informatie die ik heb kunnen terugvinden, hadden die politieke verwijzingen wel degelijk een impact. Zo vertelt Vandersteen in een interview dat er reacties kwamen op zijn link tussen de "Vlaamse Leeuw" en "vastzitten", en reageerden de Nederlandse communisten zeer geprikkeld op "Tom Poes en de talisman".

 

7.21. Het probleem van de concentratie in de Vlaamse katholieke pers

 

Het spijtige en het probleem met de Belgische strips (en zeker deze met politieke inhoud) is dat ze vooral geconcentreerd waren in de Vlaamse katholieke pers. In de kranten van de andere zuilen worden minder eigen producties geplaatst en komt politiek minder aan bod. De standpunten neigen dus meestal wel naar dezelfde richting.

Uitzondering hierop is het communistische Proleetje en Fantast, dat het spijtig genoeg niet lang heeft uitgehouden. Als de reeks was blijven doorlopen, dan had ze zeker interessant vergelijkingsmateriaal ten opzichte van de katholieke reeksen kunnen opleveren. Hetzelfde als men bijvoorbeeld een vervolg op Folichon gemaakt had, met de voormalige verzetsheld als een tegenstander van Leopold III.

 

7.22. Politieke inhoud en land van oorsprong

 

In de vorige rubrieken hebben we kunnen zien dat er een redelijk groot verschil bestaat tussen de politieke elementen in Amerikaanse verhalen en die in Belgische, Nederlandse en Engelse verhalen.

Ten eerste zijn de Amerikaanse verhalen met een politieke inhoud meestal realistisch, zodat het verwijzen naar de politiek op een "serieuze" manier gebeurt. De onderwerpen die op die manier behandeld worden, zijn dan ook zeer ernstig en dienen blijkbaar om het "juiste" gedachtegoed in de VS en het "Amerikaanse" gedachtegoed over de wereld te verspreiden. Amerikaanse strips werden in allerlei landen aangekocht, en dat zullen de auteurs ervan wel geweten hebben.

Amerikaanse strips zijn ook veel meer maatschappijbevestigend dan bijvoorbeeld Belgische. Terwijl in Vlaamse reeksen constant opmerkingen gemaakt worden over het beleid en de toestand in het land, dragen de Amerikaanse reeksen veel meer bij tot het verspreiden van waarden die voor de staat belangrijk zijn: patriottisme, de verdediging van het land in het kader van de Koude Oorlog, de strijd tegen de misdaad, de verspreiding van de democratie, de goede werking van de politie, enz.

In Belgische reeksen vindt men zulke elementen ook wel terug, zoals het patriottisme in Folichon en Nantje en Jetje en de negatieve houding ten opzichte van Duitsers, maar over het algemeen wordt er veel meer gelachen en gerelativeerd, en worden allerlei situaties en mistoestanden gehekeld. Hetzelfde gebeurt ook, zij het in mindere mate, in Nederlandse en Engelse strips.

 

7.23. Waarom komen er in bepaalde verhalen wel politieke elementen voor en in andere niet?

 

Het lijkt een moeilijke vraag, maar er een antwoord op formuleren is toch niet zo onoverkomelijk als het lijkt. We zagen al het verschil in aanpak tussen humoristische en realistische reeksen inzake politieke elementen. Door het komische karakter is het in humoristische verhalen veel gemakkelijker om opmerkingen te plaatsen of de personages in rare situaties te laten terechtkomen. De politieke mogelijkheden met realistische reeksen bestaan wel degelijk (zoals we duidelijk hebben kunnen zien), maar zijn beperkter. Hier ligt dan ook al een deel van de verklaring: in allerlei realistische verhalen is geen politiek terug te vinden, gewoon omdat het in het verhaal niet past. Men kan moeilijk constant bijvoorbeeld de Koude Oorlog bij het verhaal betrekken.

Ook de wil van de auteur om politiek in zijn verhaal te betrekken, is zeer belangrijk. Vandersteen en zijn opvolgers deden het consequent wel, andere Belgen zoals Wally Delsey (Madison Square) en Ray Reding (M. Cro) duidelijk niet of veel minder. En ook bij de buitenlandse auteurs zijn die twee groepen terug te vinden.

De keuze van de verhalen die in een krant gepubliceerd werden, had dus al een grote invloed op de mogelijke politieke inhoud ervan. En eens die keuze gemaakt, was de invloed van de krant eerder klein. Op eigen auteurs kon nog invloed uitgeoefend worden, maar op agentschapstrips was die invloed natuurlijk afwezig. Kranten die met agentschapstrips werkten waren daar dus echt van afhankelijk: als de bestelde reeks plots een politiek verhaal bevatte, dan stond er een politiek verhaal in de krant. Gebeurde dat niet, dan stond er geen politiek verhaal in de krant.

Om nu heel specifieke voorbeelden te geven. Waarom vonden we in Het Laatste Nieuws zo weinig politieke verhalen? Wel, Het Laatste Nieuws had zo te zien goede contacten met zowel Opera Mundi als de Toonder-Studio's en vond het niet nodig ook nog een eigen reeks te publiceren. En aangezien de reeksen die de agentschappen leverden weinig politiek bevatten, publiceerde Het Laatste Nieuws weinig politieke strips …

Of waarom zijn er in Het Nieuws van den Dag zoveel politiek getinte verhalen terug te vinden? Wel, omdat door een overname het politiek getinte Van Zwam in de krant terechtgekomen was, en omdat bij de vervanging ervan de auteurs in die stijl bleven werken.

Een hele hoop factoren (en ook een grote brok "toeval") bepaalden dus of er in een krant veel politiek getinte verhalen voorkwamen of niet.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1770] Brief van Rik Clément. (14/12/2002) & Brief van Pierre Stéphany. (5/7/2003)

[1771] Bijvoorbeeld de vermelding "cacahouètes" op een pot, of "Les joies du camping" als titel van een boek. (Walt Disney. Mickey Mouse. – VG, 7/9/1946 & 1/10/1946)

[1772] Walt Disney. Mickey Mouse. (VG, 16/1/1946, 5/9/1946, 5/7/1947, 14/1/1948, 28/6/1948, 30/7/1948, 18/10/1948, 12/4/1949, 15/4/1949, 14/12/1949, …).

[1773] Swan. La Famille Flop. (LW, 9/7/1948)

[1774] Mell Graff. L'agent secret X-9. (DH, 3/12/1946)

[1775] Marten Toonder. Cappi. (LS, 3/4/1947 & 4/4/1947)

[1776] Dat is het geval met Zonnedal, dat plaats moet ruimen voor Suske en Wiske (De Standaard) en Annie l'orpheline, dat wordt vervangen door Tom Pouce (Le Peuple).

[1777] Zo kan de reeks niet tegemoet komen aan de verwachtingen, de lezers teleurstellen, te duur zijn, …

[1778] Gezamenlijk: Eric de Noorman, Steve Canyon, Disney-strips en een Toonderstrip (Panda – Kappie).

[1779] Bijvoorbeeld "L'agent secret X-9" in La Dernière Heure. Het publiceren van twee stroken duurt daar echter niet lang en komt tot een einde bij de start van een tweede stripreeks. Andere voorbeelden zijn: "Het Zonnedal" (De Standaard), "Le petit Bob" (La Lanterne), …

[1780] De afleveringen van Belgische, Nederlandse, Franse strips zijn genummerd van 1 tot het nummer van de laatste strook van een verhaal. Bij een volgend verhaal wordt er terug vanaf 1 gestart.

[1781] Meestal is het oorspronkelijke copyright overplakt door het Europese "Copyright Opera Mundi".

[1782] LM, aankondiging op 13/10/1948, p. 2

[1783] HNB, aankondiging op 17/4/1950, p. 4

[1784] Hier worden alleen de aankondigingsteksten behandeld die los van de stripstroken staan, die dus op een andere plaats in de krant gepubliceerd worden. In enkele kranten wordt namelijk ook onder de laatste aflevering van sommige verhalen een kort bericht gepubliceerd in de zin van "Dit is het einde van dit verhaal, morgen begint het volgende" gepubliceerd. Omdat het altijd bij die formulering blijft, heb ik deze niet in deze analyse opgenomen. Ook in de inventaris zijn ze niet terug te vinden.

[1785] Marc Sleen. De avonturen van detectief Van Zwam, De juwelen van Gaga-Pan, str. 31 (DNG, 5/10/1949)

[1786] Marten Toonder. Tom Poes, Heer Bommel stuit de vooruitgang. (HV, 7/8/1950)

[1787] Siem Praamsma. Jochem Jofel. (VR, 4/10/1949)

[1788] J. Vlinder. Uit de bibliotheek van Sint Niklaas. In: HNvdD, 16/11/1950, p. 7

[1789] 103 vermeldingen op 185 aankondigingen voor Belgische auteurs, 79 vermeldingen op 299 aankondigingen voor buitenlandse auteurs.

[1790] HLN, aankondiging op 12/4/1947, p. 1

[1791] HLN, aankondiging op 20/10/1948, p. 1

[1792] HLN, aankondiging op 2/12/1947, p. 1

[1793] HLN, aankondiging op 6/12/1947, p. 1

[1794] HLN, aankondiging op 21/11/1950, p. 1

[1795] VR, aankondiging op 30/10/1949, p. 3 & 31/10/1949, p. 2

[1796] DS, aankondiging op 4/1/1950, p. 3

[1797] LM, aankondiging op 13/12/1947, p. 1

[1798] LL, aankondiging op 2/4/1949, p. 1

[1799] LS, aankondiging op 3/11/1946, p. 1

[1800] HV, aankondiging op 3/9/1950, p. 1

[1801] HV, aankondiging op 6/3/1950, p. 4

[1802] HNvdD, aankondiging op 16/9/1949, p. 1. Het betreft een aankondiging voor het Van Zwam-verhaal De juwelen van Gaga-Pan. Het wordt actueel genoemd omdat Marc Sleen in het verhaal inspeelt op de toen actuele diefstal van de juwelen van Aga-Khan.

[1803] HNvdD, aankondiging op 4/6/1950, p. 1

[1804] NGA, aankondiging op 2/7/1950, p. 1

[1805] HLN, aankondiging op 3/4/1947, p. 1

[1806] NGA, aankondiging op 7/11/1948, p. 1

[1807] LW, aankondiging op 30/10/1946, p. 1

[1808] DS, aankondiging op 14/6/1947, p. 1

[1809] HNvdD, aankondiging op 6/6/1950, p. 1

[1810] DS, aankondigingen voor De Bokkerijder, maart 1948

[1811] VR, aankondiging op 5/5/1950, p. 2

[1812] HBvL, aankondiging op 16/9/1945, p. 1

[1813] HV, aankondiging op 15/11/1948, p. 1

[1814] HV, aankondiging op 30/3/1950, p. 4

[1815] VR, aankondiging op 29/10/1949, p. 3

[1816] In de stijl van "morgen vindt gij in uw krant …".

[1817] Bijvoorbeeld in deze: "Ces nouveaux venus provoqueront peut-être des querelles de famille, mais en temps de vacances scolaires, les parents auront tout le loisir de prendre connaissance de leur dernières péripéties avant que les "petits" s'en accaparent." (LM, aankondiging op 12/8/1950, p. 1)

[1818] VR, aankondiging op 15/8/1949, p. 3

[1819] DS, aankondiging op 19/3/1948, p. 1

[1820] NGA, aankondiging op 21/11/1947, p. 7

[1821] HLN, aankondiging op 14/12/1948, p. 1

[1822] HLN, aankondiging op 1/4/1949, p. 1

[1823] LL, aankondiging op 30/3/1948, p. 1

[1824] LS, aankondiging op 16/7/1949, p. 1

[1825] Bijvoorbeeld: "Personen die de Steen van Atlantis niet gelezen hebben, zullen zonder moeite dit nieuwe verhaal kunnen volgen.", "Het is een op zichzelf staand verhaal, zoodat ook onze nieuwe lezers het kunnen volgen." (HLN, aankondigingen op 1/4/1947, p. 1 & 2/4/1947, p. 1)

[1826] Anna Bouzilowna en Tijl Uilenspiegel.

[1827] DNG, aankondiging op 27/6/1947, p. 1

[1828] LS, aankondiging van 28/11/1950, p. 1

[1829] LW, aankondiging op 30/10/1946, p. 1

[1830] HNvdD, aankondiging op 22/3/1950, p. 1

[1831] DNG, aankondiging op 9/1/1948, p. 2

[1832] In de inleiding van de albumuitgave van Proleetje en Fantast wordt vermeld dat de redactie na het eerste verhaal "talloze brieven" van lezers kreeg toegestuurd om een vervolg te vragen. Wat men zich daar precies bij moet voorstellen, is echter niet al te duidelijk. (Roggeman (Willem M.). Op. Cit., p. 4-6)

[1833] DH, aankondiging op 19/2/1946, p. 1 (L'agent secret X-9) en LM, aankondiging 21/6/1948, p. 2 (Radio Patrol).

[1834] Eric de Noorman, Panda, Dick Bos, Het geheim van Matsuoka (Van Zwam): 10 frank – Het B-gevaar (Van Zwam): 20 frank – De Familie Snoek: 25 frank – De juwelen van Gaga-Pan (Van Zwam): 30 frank – Suske en Wiske: 36 frank.

[1835] DS, advertentie op 19/4/1950, p. 2

[1836] DNG, advertentie op 24/3/1948, p. 4 (Het geheim van Matsuoka)

[1837] DS, advertentie op 19/4/1950, p. 2

[1838] "De detective-beeldverhalen van de Dick Bos-serie zijn een maximum ontspanning mer minimum inspanning en beschaafd – sportief (jiu-jitsu) – boeiend. (…)", "Het lezen van deze boekjes is smakelijk en ontspannend als de heerlijkste sigaret, pijp of sigaar. Het is een boeiende verpozing als u tijd moet verliezen: in de trein; in de wachtkamer; in het postkantoor; op de tram; bij de kapper; in een restaurant (vóór u bediend wordt; voor loketten. En waarom een "Dick Bos" niet als apéritief of after-dinner, waarmee u bekomen wilt van het vele werk? (…)". (HNvdD, advertenties op 29/8/1948, p. 8 & 24/9/1948, p. 7)

[1839] Bijvoorbeeld: bij een dagelijkse publicatie werd het aantal stroken gelijkgesteld met het aantal dagen min een aantal feestdagen. Als de strips op zondag niet gepubliceerd werden, werden de zondagen ook afgetrokken, enz.

[1840] Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen, Le Matin, Volksgazet, Het Belang van Limburg, Le Soir, De Standaard/Het Nieuwsblad, La Wallonie, La Dernière Heure, Het Nieuws van den Dag, La Libre Belgique, Vooruit, Het Volk & Le Peuple.

[1841] België, Nederland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië.

[1842] Deze "extreme" cijfers zijn mede te wijten aan het feit dat er van al die reeksen twee stroken per dag verschenen.

[1843] Dat is vooral het geval bij Luc Droek en Raf Van Dijck, die over weinig of geen stripervaring beschikten.

[1844] Deze wel via uitgeverij Standaard Boekhandel.

[1845] In het "Officieel jaarboek van de Belgische Pers" van 1950 staan Rik Clément en Marc Sleen vermeld bij de medewerkers van de krant. (Annuaire officiel de la presse belge …. Op. Cit., p. 572 & 584)

[1846] De Standaard begon nog later, maar dat ligt natuurlijk aan het late herverschijnen van de krant.

[1847] Zoals in de inleiding van dit derde deel vermeld werd, probeerden de Toonder-Studio's zoveel mogelijk de originele tekeningen aan de krant te bezorgen. Ook van orginele reeksen had men (vanzelfsprekend) de originelen ter beschikking. Maar grote agentschappen als Opera Mundi werkten meer dan waarschijnlijk met reproducties.

[1848] Bim's wereldreis (Vooruit), L'agent secret X-9 (La Dernière Heure), De erfenis van Nero & Moea-Papoea (De Nieuwe Gids) en Anna Bouzilowna (Het Nieuws van den Dag).

[1849] En Vandersteen in de sterke anti-repressiekrant De Standaard.