Vervlogen schoonheid

 

Schmink en parfum in de romeinse periode

 

Annika Devroe

Scriptie voorgelegd voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Archeologie.

Academiejaar: 2005-2006

 

Katholieke Universiteit Leuven

 

Promotor: Prof. Dr. A. Provoost

home lijst scripties inhoud volgende  

 

Voorwoord.

 

Inleiding.

    1. Afbakening en doelstelling.

    2. Opbouw en methodologie.

    3. Bronnen.

 

I. De Romeinse vrouw als echtgenote en moeder.

    1. Inleiding.

    2. Het Romeinse huwelijk.

    3. De Romeinse moeder.

    4. Besluit.

 

II. Mundus, cultus, ornatus en vestis.

    1. Inleiding.

    2. Het kapsel.

    3. Juwelen.

    4. Kledij.

    5. Besluit.

 

III. De algemene lichaamsverzorging.

    1. Inleiding.

    2. Persoonlijke hygiëne: stinken of blinken?

    3. Oor- en mondhygiëne.

    4. Het epileren.

    5. Besluit.

 

IV. Literaire bronnen.

    1. Inleiding.

    2. Schmink.

        2.1. Teksten die het gebruik van schmink vermelden.

        2.2. Teksten die de producten om schmink te maken vermelden.

        2.3. Schoonheidsmaskers.

    3. Parfum.

        3.1. Teksten die het gebruik van parfum vermelden.

            3.1.1. Positieve visie.

            3.1.2. Negatieve visie.

            3.1.3. Neutrale visie en weetjes.

        3.2. Parfum: oorsprong, productie, ingrediënten en bewaring.

            3.2.1. De oorsprong en productie van parfum.

            3.2.2. De verschillende soorten parfum.

                3.2.2.1. Abrotoninum.

                3.2.2.2. Amaracinum of sampsuchinum.

                3.2.2.3. Anethinum.

                3.2.2.4. Cinnamominum.

                3.2.2.5. Crocinum.

                3.2.2.6. Cyphi.

                3.2.2.7. Cyprinum (kypros).

                3.2.2.8. Elatinum.

                3.2.2.9. Gleucinum.

                3.2.2.10. Iasmelaium.

                3.2.2.11. Irinum.

                3.2.2.12. Megalium.

                3.2.2.13. Melinum.

                3.2.2.14. Mendesium.

                3.2.2.15. Metopium.

                3.2.2.16. Myrthum-Laurum.

                3.2.2.17. Narcissinum.

                3.2.2.18. Nardinum/foliatum.

                3.2.2.19. Ociminum.

                3.2.2.20. Oinanthemum.

                3.2.2.21. Regale unguentum.

                3.2.2.22. Rhodinum.

                3.2.2.23. Susinum.

                3.2.2.24. Telinum.

                3.2.2.25. Overige parfums.

                3.2.2.26. Parfumpoeders.

            3.2.3. De ingrediënten van parfum.

                3.2.3.1. Alles genezend kruid.

                3.2.3.2 Amoom.

                3.2.3.3. Aspalathus.

                3.2.3.4. Balsem.

                3.2.3.5. Behennoot.

                3.2.3.6. Bies.

                3.2.3.7. Cinnaber.

                3.2.3.8. Citroenkruid.

                3.2.3.9. Cypergras.

                3.2.3.10. Gamander.

                3.2.3.11. Gom.

                3.2.3.12. Hars.

                3.2.3.13. Henna.

                3.2.3.14. Indische heester.

                3.2.3.15. Iris.

                3.2.3.16. Kaneel.

                3.2.3.17. Kardemon.

                3.2.3.18. Ladanum.

                3.2.3.19. Laurier.

                3.2.3.20. Lelie.

                3.2.3.21. Lotus.

                3.2.3.22. Malobathrum.

                3.2.3.23. Marjolein.

                3.2.3.24. Mirre.

                3.2.3.25. Mirte.

                3.2.3.26. Monnikspeper (kuisboom).

                3.2.3.27. Narcis.

                3.2.3.28. Nardus.

                3.2.3.29. Olie.

                3.2.3.30. Omphacium.

                3.2.3.31. Ossentongwortel.

                3.2.3.32. Riet.

                3.2.3.33. Roos.

                3.2.3.34. Saffraan.

                3.2.3.35. Serichatum.

                3.2.3.36. Storax.

                3.2.3.37. Wilde druif.

                3.2.3.38. Wilde lavendel.

            3.2.4. Het bewaren van parfum.

    4. Besluit.

 

V. Iconografische en archeologische bronnen.

    1. Inleiding.

    2. Recipiënten.

        2.1. Inleiding.

        2.2. Pyxides.

        2.3. Schelpen.

        2.4. Koker voor eye-liner.

        2.5. Alabastrum.

        2.6. Aryballos.

        2.7. Guttus.

        2.8. Unguentarium.

            2.8.1. Bolvormig unguentarium met korte hals.

            2.8.2. Unguentarium met geknikt lichaam.

            2.8.3. Buisvormig unguentarium met insnoering.

            2.8.4. Unguentarium met gepunte bodem.

            2.8.5. Bolvormig unguentarium.

            2.8.6. Vogelvormig unguentarium.

            2.8.7. Bolvormig en geribd unguentarium.

            2.8.8. Testbuis unguentarium.

            2.8.9. Variant op buisvormig unguentarium met insnoering.

            2.8.10. Kandelaar unguentarium.

            2.8.11. Unguentarium met ronde basis.

            2.8.12. Hoedvormig unguentarium.

            2.8.13. Unguentaria met speciale vormen.

        2.9. Mercuriusfles.

        2.10. Dolfijnflessen.

        2.11. Cosmetische flessen.

        2.12. Varia zalfflessen.

        2.13. Chemische analyses.

            2.13.1. De tinnen pyxis uit Tabard Square.

            2.13.2. Twee unguentaria uit Celsa.

            2.13.3. Andere chemische analyses op Isings vorm 10.

            2.13.4. Andere chemische analyses op Isings vorm 11.

            2.13.5. Chemische analyses op andere types.

        2.14. Toiletkistjes.

    3. Spelden, spatels en lepels.

        3.1. Spelden.

        3.2. Spatels.

        3.3. Cochlearia.

        3.4. Ligulae.

        3.5. Parfumlepels.

        3.6. Glazen roerstaven.

    4. Schminkplaatjes en vijzels.

        4.1. Schminkplaatjes.

        4.2. Cosmetische vijzels.

    5. Spiegels.

    6. Productie en verkoop.

        6.1. Pompei.

            6.1.1. Confrontatie tussen fresco’s en archeologische resten.

                6.1.1.1. Huis van de Vettii (VI.15.1): 62 n.C.

                6.1.1.2. Huis VII.7.5.

                6.1.1.3. Fresco van onbekende afkomst.

                6.1.1.4. Casa dei Cervi (IV.21), Herculaneum.

                6.1.1.5. De wigpers: archeologische resten.

                6.1.1.6. Besluit.

            6.1.2. De tuin van Hercules.

        6.2. Paestum.

        6.3. Epigrafische bronnen.

            6.3.1. De verschillende beroepen.

            6.3.2. Pompei.

            6.3.3. Rome.

            6.3.4. Pozzuoli.

            6.3.5. Capua.

            6.3.6. Overige plaatsen.

 

VI. Experimentele archeologie.

    1. Inleiding.

    2. Make-up.

        2.1. Recept 1.

        2.2. Recept 2.

        2.3. Recept 3.

        2.4. Eenvoudige make-up.

    3. Parfum.

    4. Besluit.

 

VII. Synthese.

    1. Inleiding.

    2. De productie van schmink en parfum.

    3. Verkoop van schmink en parfum.

    4. Het gebruik van schmink en parfum.

    5. Besluit.

 

Verklarende woordenlijst

 

Bibliografie

 

Catalogus

 

 

Samenvatting

 

“Vervlogen schoonheid.  Schmink en parfum in de Romeinse periode”.

 

In deze eindverhandeling worden drie grote vragen behandeld die te maken hebben met de productie, de verkoop en het gebruik van schmink en parfum in de Romeinse periode.  Omdat er tot nu toe nog geen enkel exhaustief werk bestaat dat alleen maar Romeinse schmink of parfum behandelt, werd besloten alle mogelijke bronnen te onderzoeken die ons hierover iets kunnen vertellen.  Na drie inleidende delen begint de eigenlijke eindverhandeling met de analyse van de literaire bronnen.  Daarna volgt een deel waarin de iconografische, archeologische en epigrafische bronnen besproken worden, waarbij de catalogus hoort, gevolgd door een deel over experimentele archeologie.

Nadat de verschillende bronnen elk hun eigen informatie hebben prijs gegeven, worden ze op het einde met elkaar geconfronteerd en wordt er getracht een samenhangend geheel te vormen waarbij de drie vragen beantwoord worden.  Hieruit blijkt dat de productieplaats en verkoper van schmink moeilijk te achterhalen is, terwijl we in verband met parfum meer met zekerheid kunnen zeggen.  Opgravingen en fresco’s wezen namelijk op een bepaald type pers die bij de parfumproductie werd gebruikt, maar ook literaire en epigrafische bronnen geven ons goede informatie in verband met de parfumhandelaar.  Zowel van schmink als parfum bestonden er goedkope en dure producten en ze konden dus door iedereen aangewend worden.  Het zijn trouwens allebei manieren om de aandacht te trekken van de mensen rondom je en de Romeinse vrouw wou zich door middel van deze producten waarschijnlijk profileren ten opzichte van de rest.  Uit heel wat gegevens blijkt dat rijke mannen soms bij de parfumproductie betrokken waren en het dus ook voor hen een manier was om hun rijkdom tentoon te spreiden.

De verschillende bronnen bleken vooral aanvullend te werken en er moet dan ook benadrukt worden dat alle mogelijke bronnen nuttige informatie kunnen geven.  In het verleden werden te vaak enkel de literaire bronnen bekeken en hoewel ze heel wat informatie geven, is er nog veel meer te vinden in andere informatiebronnen, zoals archeologische opgravingen, chemische analyses en experimentele archeologie.  Deze eindverhandeling heeft dan ook de bedoeling een eerste stap te zetten in deze richting.

 

home lijst scripties inhoud volgende