Tussen twee werelden: hotsende, botsende, trillende jeugd. Rock’n’roll, Vlaanderen en de jaren vijftig. (Kasper Demeulemeester)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

De Fifties in België

 

“Balancer un moment encore, hésiter entre deux âges, l’oeil dans le rétroviseur,
avant de sauter à pieds joints dans la modernité
[1].”

 

1. Inleiding

 

Na WOII en wederopbouw kwamen meteen Koude Oorlog en de dreiging van WOIII. Dit was de paradox van de jaren vijftig. Geen tijd en plaats dus voor optimisme, en toch. Er was Expo 58, hét symbool van vooruitgangsoptimisme. Dit was het teken dat de mensen erin geloofden dat het anders en beter kon. Het was een uiting van het algemene verlangen naar stabiliteit en vooruitgang. Techniek en cultuur stonden er samen te pronken als bewijs dat er een toekomst was. Of toch moest zijn.

 

Het schrijven van een “Het dagelijks leven in de jaren vijftig” is een zeer omvangrijke opdracht, die bovendien nooit volledig kan vervuld worden, aangezien iedereen die periode anders beleefd heeft, afhankelijk van zijn eigen interesses, leefwereld en leeftijd[2]. Daarom zal ik hier proberen in enkele grote lijnen een beeld te schetsen van het leven in België in dat decennium, aan de hand van de grote ontwikkelingen en gebeurtenissen die het leven van ieder beïnvloed hebben. Ik zal dit aanvullen met enkele kleurende details om het verhaal uit de grijze algemeenheid te halen.

 

Zeer algemeen kunnen we de jaren vijftig omschrijven als een scharniermoment in de ontwikkeling van de Westerse beschaving. Het einde van een fase, maar al volop bezaaid met kiemen van hetgeen nog komen moest. Zo leefde een zeer groot deel van het land nog in een situatie die maar heel weinig verschilde van de situatie waarin men al eeuwen leefde. Dit was vooral het geval op het platteland, waar ontwikkelingen altijd iets trager doordringen. In de steden, waar de aanwezigheid van vernieuwingsgezinde elementen groter was, ging alles veel sneller. Vanaf de jaren vijftig zou deze kloof steeds kleiner worden[3], daarin speelde het langzaam verdwijnen van de agrarische bevolking een grote rol.

 

Niet enkel het verschil tussen stad en platteland verdween, ook het onderscheid tussen de verschillende sociale groepen in de maatschappij. Dit laatste had de leefwereld van de mensen zo lang onomstootbaar bepaald en voor een glasheldere structuur gezorgd in het alledaags leven. Deze situatie begon vanaf de jaren vijftig steeds sneller te vervagen. Het best was dit te merken aan het verlies aan betekenis van de uiterlijke symbolen die bij een klasse of stand hoorden. Het algemeen stemrecht voor vrouwen; de massacommunicatie en verlenging van de schoolplicht; de standaardisering, massaproductie en verhoging van de levensstandaard; de verhoogde mobiliteit, het waren slechts enkele aspecten die voor altijd zouden zorgen voor een verregaande homogenisering van de maatschappij. Mettertijd zou duidelijk worden dat nieuwe differenties de maatschappij onderverdeelden. De arbeider met pet en fiets, de bediende met das en aktetas, het waren beelden die langzamerhand meer tot het collectief geheugen dan wel tot de realiteit behoorden.

 

Nu kunnen we in geen geval stellen dat al deze ontwikkelingen van de ene op de andere dag plaatsvonden, of zelfs niet dat ze hun voltooiing vonden in de jaren vijftig. De mentaliteit die heerste bleef nog lange tijd die van schaarste, spaarzaamheid en hard werken. Mettertijd waren het echter niet meer zuinigheid en traditie, maar moderniteit en vooruitgang die telden. Zo zou het de volgende generatie worden, geboren en opgegroeid na WOII, die zich vanaf het einde van de fifties volledig zou storten op de moderne wereld van welvaart en consumptie.

 

De jaren vijftig waren in België, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Nederland, een woelige periode[4]. Dit was een gevolg van het feit van de afwijkende evolutie die België vooral op economisch gebied na de oorlog gekend had. De jaren vijftig verliepen in Nederland dan ook op het eerste gezicht veel rustiger, terwijl daar van alles onderhuids broeide wat helemaal zou ontploffen in het volgend decennium. De stabiliteit was daar dus slechts schijn. In België was tussen 1951 en 1960 helemaal geen sprake van een stabiele periode, waardoor de jaren zestig-revolutie minder als een schok kwam.

 

 

2. Internationale ontwikkelingen [5]

 

a. Algemeen

 

Het einde van WOII had de wereld geen vrede gebracht. De spanning tussen de USA en de USSR, de twee ideologische en militaire grootmachten, en tevens de twee enige landen die op dat moment in het bezit waren van bruikbare atoomwapens, was op het einde van de oorlog al volop merkbaar, maar nu de gezamenlijke vijand weggevallen was, richtten ze zich op elkaar. Heel de wereld kwam langzamerhand in de greep van de twee ideologische grootmachten, wat vooral in Europa leidde tot een scheuring tussen het kapitalistische Westen en het steeds meer marxistische Oost-Europa. De splitsing van Duitsland en de oprichting van de NATO en het Warschaupact waren er het gevolg van.

Ook verder weg in de wereld waren grote veranderingen op til: China was onder leiding van Mao Zedong een streng communistische staat geworden. Overal ter wereld begonnen staten zich los te maken van de koloniale overheersers, waarna er steeds onmiddellijk pogingen werden ondernomen door de grootmachten om de nieuwe staatjes in hun kamp te krijgen. Hieruit ontstond dan ook een versnipperde wereld, ingedeeld volgens een bipolair systeem. De dekolonisatiegolf zou vanaf het einde van de jaren vijftig ten volle losbarsten. Begin van de jaren zestig uiteindelijk ook België hierbij rechtstreeks betrekken, nl. wanneer Kongo onafhankelijk wordt.

 

b. Korea

 

De oorlog in Korea, die woedde van 1950 tot 1954, en vooral bestond uit schermutselingen rond de grens tussen noord en zuid, was de eerste gewapende confrontatie tussen de twee ideologische machtsblokken. De gevolgen in de rest van de wereld waren niet te miskennen. Hier in België sloeg een angstpsychose toe die resulteerde in hamsterwoede, anticommunisme (in navolging van de USA) en een persoonlijke betrokkenheid in het conflict, door de deelname van Belgische divisies aan de VN-troepenmacht hoewel wij er zo goed als niets mee te maken hadden. In Europa rees de vrees dat een soortgelijk conflict zou kunnen uitbreken in Duitsland. Een gevolg hiervan was dat de West-Europese staten, via de NATO, meegesleurd werden in de militaire Koude Oorlog-strategie van de USA.

 

c. Europa

 

Tussen al deze overspannen politieke situaties in werd in Europa gezocht naar een soort van Derde Weg, een zekere mate van onafhankelijkheid in deze gesplitste wereld. België had al vlak na de oorlog met Nederland en Luxemburg de BENELUX opgericht, om zo een zekere economische band te creëren binnen de Europese ruimte en de Belgische exporteconomie te voorzien van voordelige markten. Tijdens de jaren vijftig ging dit proces verder de ingeslagen weg in. In 1951 werd door West-Duitsland, Frankrijk, Italië en de Beneluxlanden de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht, de economische hoeksteen van wat veel later het politieke bouwwerk “Europese Unie” zou worden. Zo werd in een klap ook het Duitse risico voor een groot deel ingekapseld.

Tot een militaire integratie kwam het ondertussen nog niet, althans niet in de schoot van de EGKS. Toen een voorstel daarover op het nippertje door het linkse blok in Frankrijk gekelderd werd, werd in Brussel in 1954 de West-Europese Unie opgericht. Als reactie hierop richtte de USSR in Oost-europa het Warschaupact op, de communistische tegenhanger van de NATO.

Op het vlak van economische integratie zette West-Europa er spoed achter. In 1957 werd een Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Europese atoomgemeenschap (Euratom) opgericht. Parallel aan deze economische vorderde ook de politieke integratie door de oprichting van een aantal bestuurlijke instellingen. Als reactie op deze steeds groeiende eenheid op het continent tussen Frankrijk en West-Duitsland, richtte Groot-Brittannië met de Scandinavische landen, Zwitserland, Oostenrijk en Portugal de European Free Trade Association (EFTA) op.

 

d. USA en USSR

 

Als er één figuur is, die het politieke gezicht van Amerika in de jaren vijftig bepaalde, zal dat zonder enige twijfel president Dwight D. “Ike” Eisenhower geweest zijn, die verkozen werd in 1952 en tot 1960 aan de macht bleef. Als republikein en ex-generaal belichaamde hij het conservatieve, krachtige en uitgesproken anticommunistische Amerika dat overal in de wereld zijn aanwezigheidspolitiek voerde. Onder zijn leiding werd een wereldorde vastgelegd waarin een centrale plaats was weggelegd voor de USA. Een politiek waar we nu nog steeds de gevolgen van voelen. Er kwam een nooit geziene atoombewapeningswedloop op gang, die er tegelijk voor moest zorgen dat er massaal werkgelegenheid was en een ongelooflijk militair (bluf)potentieel ontwikkeld werd.

De dood van Stalin veroorzaakte in 1953 een grote schok in de USSR en ver erbuiten. Hij had gedurende vijfentwintig harde jaren met ijzeren vuist geregeerd over de Sovjet-Unie, waarbij hij op het politieke toneel geen plaats liet voor een andere persoonlijkheid. Uit de politieke verwarring die op zijn dood volgde, zou Nikita Chroesjtsjov als overwinnaar te voorschijn komen. Onder zijn leiding trad een versoepeling van het beleid op, wat leidde tot toenaderingspogingen tussen Oost en West. Aan deze détente kwam abrupt een einde toen sovjettroepen hardhandig de opstanden in Polen en vooral in Hongarije onderdrukten. De bloedige herfst van ’56 in Hongarije werd door de West-Europese bevolking met afgrijzen bekeken, maar er werd door de Westerse grootmachten geen actie ondernomen, omdat men zelf te zeer gefocust was op het oplossen van de explosieve situatie rond het Suezkanaal, die het NATO-front dreigde te verdelen.

De spanningen tussen USA en USSR werden nog aangescherpt door de Duitse kwestie. Maar vooral toen Chroesjtsjov in 1957 de Spoetnik, de eerste ruimtesatelliet lanceerde kwam alles in een stroomversnelling terecht. Ook de ruimte werd het toneel van de ideologische Koude Oorlog.

Tegen het eind van het decennium werd de verdeling van Europa, en in extenso de hele wereld, door de meesten als een gegeven feit aanvaard. De oprichting van de Berlijnse Muur in 1961 zou hiervan uiteindelijk het tastbaar symbool worden. Onopgeloste, potentieel explosieve situaties zoals de staatsgreep van Castro op Cuba, dat een communistisch bastion voor de neus van de USA werd, en het vroegere Indochina, ten prooi aan ideologisch opbod van de grootmachten, zouden in de jaren zestig exploderen en de wereld tot op de rand van een derde wereldoorlog brengen.

 

 

3. Binnenlandse ontwikkelingen [6]

 

a. Algemeen

Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al vermeld werd, waren de jaren vijftig voor België allesbehalve een rustige periode. Om meteen een duidelijk en zinvol beeld van deze cruciale fase in de geschiedenis te geven, en om later beter de link te kunnen leggen met de rest van het onderzoek, zal ik hier geen onderscheid maken tussen politieke, institutionele, economische of sociale geschiedenis. In dit deel zal het er immers vooral om gaan om een beeld te krijgen waartegenover we “R’n’R en Vlaanderen” kunnen situeren.

Een aantal elementen zijn het vermelden waard voor we op specifieke thema’s ingaan. Zo zijn de jaren vijftig het decennium waarin Vlaanderen definitief een overwicht op Wallonië behaalde, vooral op economisch gebied. Daarom moeten we ook oppassen wanneer we spreken over de welvarende Belgische economie, niet dat er geen welvaart was, maar deze welvaart werd in Vlaanderen geproduceerd ter compensatie van het wegzinken in de economische put van het zuidelijke landsdeel. We kregen dus te maken met een omgekeerde situatie van een halve eeuw eerder, of die van de Belgische onafhankelijkheid. Toen was het het industriële Wallonië dat het rurale Vlaanderen had meegetrokken naar de welvaart.

Ook moeten we goed voor ogen houden dat het buitenlands beleid, dat vanaf dan vooral Europees gekleurd zou zijn, ontsproot aan bepaalde specifieke binnenlandse behoeften en politieke belangen. De eeuwige nood aan een afzetmarkt voor de Belgische economie, en de tegenstrijdige belangen van de verschillende Belgische politieke fracties zorgden ervoor dat ons land soms een weinig consequente koers voer.

Electoraal gezien beleefde België toen evenmin een rustige periode: de jaren vijftig werden gedomineerd door drie homogene CVP-regeringen aan het begin van het decennium, een christelijk-liberaal-bestuur op het einde, en daar tussenin een “paarse” regering. In Vlaanderen behield de CVP het hele decennium haar absolute meerderheid.

 

b. De Koningskwestie

 

Door zijn optreden tijdens WOII was koning Leopold III een controversieel figuur geworden. Voor een groot (meestal socialistisch en/of Waals) deel van de bevolking was hij niet meer acceptabel als koning. De CVP steunde zijn terugkeer. Bij volksraadpleging moest beslist worden of de koning al dan niet moest aftreden. Toen echter bleek dat de koning in het totaal de vereiste meerderheid haalde, maar dat dit in de verschillende deelgebieden niet het geval was (enkel in Vlaanderen haalde Leopold meer dan 55%), viel de regering. Bij de daaropvolgende verkiezingen haalde de CVP de absolute meerderheid en besliste prompt om Leopold terug naar België te halen. Deze eenzijdige beslissing bracht het land op de rand van de burgeroorlog: aanslagen, stakingen gewelddadige demonstraties, sabotage…De eenheid en het voortbestaan van het land stonden op het spel. Vooral in Wallonië werd de situatie hoe langer hoe explosiever, zelfs in die mate dat Leopold gevraagd werd afstand van de troon te doen ten gunste van zijn zoon Boudewijn. Op 11 augustus 1950 legde deze laatste de eed als Koning der Belgen af, en de rust daalde weer over het land neer.

 

c. De Schoolstrijd

 

Het conflict tussen vrij (katholiek) en rijksonderwijs(vrijzinnig) was geen nieuw probleem. De kwestie zorgde al bijna een eeuw lang voor spanningen binnen de Belgische politiek omdat het een van de punten was waar het sterk verzuilde karakter van de maatschappij naar boven kwam. Hierin bleek steeds weer hoe onverzoenbaar de verschillende fracties tegenover elkaar stonden. Op zich is dit niet zo verwonderlijk wanneer men in ogenschouw neemt dat het onderwijs een cruciale functie vervult in het doorgeven van waarden en normen en dus een centrale functie vervult in het uitoefenen van de macht.

Nu ging de twist voornamelijk over de subsidiering van het vrij middelbaar onderwijs: tot dan toe was dit een privé-aangelegenheid geweest, waardoor de staat vrijwel geen inspraak had in de katholieke scholen, maar nu kwam de vraag uit katholieke hoek dat ook de Staat daarbij zou tussenkomen. Het aantal middelbare scholieren was na WOII sterk toegenomen en deze trend zou zich zeker nog doorzetten. De vrees rees bij de katholieken dat een te groot deel van deze scholieren het dure vrij onderwijs niet zou kunnen betalen en dus antiklerikaal zou worden opgevoed. Op zich hadden ze niets te vrezen, want de rijksscholen waren helemaal niet zo antiklerikaal als zij het voorstelden, maar bij de kerkelijke overheid zat de angst voor de aantasting van hun monopolie er goed in. Dat de reactie vanuit het CVP-kamp zo heftig was, werd zeker en vast beïnvloed door het heersende gevoel van een herkansing voor de nederlaag in de koningskwestie. Op veel punten zagen we de heruitgave van de conflicten van de koningskwestie: de grote breuklijnen in het Belgische politieke en sociale landschap waren sinds lang niet meer zó duidelijk geweest.

Tussen ‘50 en ’54, toen de katholieken de absolute meerderheid bezaten, werd deze kwestie minzaam en soepel opgelost door toenmalig onderwijsminister Pierre Harmel. Toen echter in 1954 de socialisten de kans kregen iemand op de post van onderwijs te zetten, werd de strijd heftiger. Collard, die minister van onderwijs werd, plaatste met een aantal politiek onhandige zetten de verschillende partijen lijnrechttegenover elkaar. 1955 werd een politiek crisisjaar. Bisschoppen stonden tegenover ministers, massa’s demonstranten tegenover rijkswachters, katholieken tegenover vrijzinnigen. Grootste twistpunt, waarop de twee kampen zich beriepen, was de vrije keuze van onderwijs (in de praktijk waren er bijna tweemaal zoveel vrije middelbare scholen als staatsscholen). De verkiezingen van 1958 zouden de laatste zijn waarbij het element klerikaal/antiklerikaal zo sterk uitgespeeld werd. Ook wat dat betrof waren de jaren vijftig een overgangsperiode. De christelijk-liberale regering die uit die verkiezingen kwam slaagde erin het Schoolpact te sluiten. Vrije keuze voor het gezinshoofd inzake onderwijs en kosteloos onderwijs tot 18 jaar werden gewaarborgd voor iedereen. De katholieke scholen kregen ruime subsidies en in Vlaanderen werd een groot aantal nieuwe rijksscholen opgericht. De schoolvrede was het gevolg, maar er zou veel voor moeten betaald worden. Van 11% van de begroting in 1958 werd de begroting voor onderwijs steeds opgetrokken zodat ze nu een kwart van de totale begroting bedraagt.

 

d. Een steenkoolgeschiedenis of de Waalse tragedie

 

De dalende binnenlandse vraag en het groeiend buitenlands aanbod zorgden ervoor dat de Belgische steenkool het steeds moeilijker kreeg.

Vooral de weinig productieve Waalse steenkoolmijnen waren reeds geruime tijd verlieslatend en een sluiting ervan zou iedereen ten goede komen. Iedereen, behalve de arbeiders zelf natuurlijk. Met de oprichting van de EGKS en de productiequota die deze vastlegde, kwam het proces in een stroomversnelling terecht. De ramp in de mijn van Marcinelle leek een voorbode te zijn van de miserie die de mijnwerkers nog te wachten stond in de toekomst. Ook in Vlaanderen woedde er crisis in de textielsector, maar deze werd gedeeltelijk gecompenseerd door de buitenlandse investeringen aldaar. Het gevolg was een verscherpte communautarisering vanuit de Waalse arbeiders, met de groeiende werkloosheid als drijvende kracht. En weer viel het land ten prooi aan een golf van reusachtige betogingen en stakingen. Ondanks de Eenheidswet van 1961 was de federalisering voor eens en voor altijd begonnen.

En nochtans, het had zo niet hoeven lopen. De Marshallhulp, de subsidies van de EGKS, al het begrotingsgeld dat werd vrijgemaakt, alles werd in de donkere putten van de Borinage en andere Waalse schachten gestoken. Elk jaar werden miljarden en miljarden die konden gebruikt worden om een zinvolle sociale en economische herstructurering op touw te zetten, gestort in verlieslatende en bodemloze mijnschachten. Het bestaande moest ten allen prijze behouden blijven. Dat dit slechts een oplossing was die de problemen een paar jaar naar de toekomst schoof, werd volledig genegeerd. Het resultaat van deze kortzichtige politiek: de kolencrisis van 1958 (het jaar dat alle ogen op de Expo gericht waren…), tienduizenden werkloze arbeiders en een bittere communautaire nasmaak.

 

e. Belgisch-Congo: het einde van de illusie

 

Als er één politiek item was waarover de bevolking en de regering zich in al die sociale chaos geen zorgen maakten, dan was het de kolonie wel. Koning Boudewijn had er nog een rondreis gemaakt in 1955, en alles leek daar op wieltjes te lopen, men had de beelden toch gezien van al die enthousiaste zwartjes die de koning toejuichten? Dat er tendenzen waren onder de zwarte bevolking om in navolging van zovele andere Afrikaanse staten naar onafhankelijkheid te groeien, daar was men zich wel vaag bewust van, maar dat zou toch niet voor de nabije toekomst zijn. Fout. Opnieuw zou het Belgisch establishment bewijzen dat het niet mee kon met het nieuwe decennium. Dat, hoe goed men ook zijn best deed om het niet te zien, er een andere wereld aan het groeien was dan deze die men gekend had vóór de oorlog.

Vanaf 1958 stegen steeds meer stemmen op om de onanafhankelijkheid te eisen. Het plan van België was steeds geweest om geleidelijk aan de instellingen voor zwarten toegankelijk te maken, en zo uiteindelijk tot een gemengd bestuur te komen onder Belgische patronage. Dus liet men zwarten toe op de secundaire scholen, zonder een vervolg in het hoger onderwijs te voorzien. Het gevolg was dat veel onderlegde mensen die zich terecht beknot voelen in hun mogelijkheden, wat voor veel frustratie zorgde, met de bekende gevolgen.

Begin 1959 was het hekken van de dam. Op een bloedige opstand volgde een belofte van onafhankelijkheid zonder vastgelegde termijn. In België echter heerste er paniek, want dit had niemand zien aankomen. Een vlugge onafhankelijkheidsoverdracht leek de oplossing. Maar vlug bleek overhaast. Het resultaat van deze kortzichtige en paternalistische politiek was: chaos, verdeeldheid en een totale vernedering voor het Belgische buitenlandse beleid.

 

f. De kleine dingen…

 

Het was echter misschien niet in deze grote historische momenten dat men de jaren vijftig het best herkent. De jaren vijftig waren vooral de jaren waarin een aantal kleine veranderingen of vernieuwingen gebeurden die op lange termijn een invloed hebben gehad die niet meer te overzien is. Men zou er ook grote woorden aan kunnen geven: consumptiemaatschappij, goddeloos materialisme, de Amerikaanse kolonisatie van ons onderbewuste…Maar dat is hier niet op zijn plaats. Het gaat immers om de dagelijkse dingen, de kleine dingen die voor de gewone mens van toen ook helemaal niet gezien werden als een stap in een metafysisch proces, maar gewoon als kleine dingen die het leven aangenamer maakten. Een hardnekkige samenvatter zou er de naam “het begin van de comfortmaatschappij” aan geven, maar hem wordt nu even het zwijgen opgelegd.

 

De veranderingen die op termijn het meeste invloed zouden hebben kwamen wel allemaal uit de consumptiesector. De groeiende populariteit van de televisie en het begin van een televisieomroep; de grote groei van het aantal auto’s op de Belgische wegen; de overgang van 78 naar 45 toerenplaten –misschien een detail, maar zeker in het kader van dit werk niet teverwaarlozen-; de snelle evolutie van de automatisering, niet enkel op de werkvloer, maar vooral in het huishouden; de opkomst van het massatoerisme en de massale verspreiding van de transistorradio… Het zijn stuk voor stuk kleine veranderingen die geleidelijk aan gebeurden, maar er allemaal samen wel voor zouden zorgen dat het gezicht van de Westerse wereld in de tweede helft van de twintigste eeuw radicaal zou verschillen van dat van alle eeuwen voordien.

Sommige van deze veranderingen illustreren op treffende wijze de mentaliteit van die periode.

 

De televisie bijvoorbeeld. In het begin van het decennium gewantrouwd, gevreesd en belachelijk gemaakt, geloofde niemand dat dit medium ooit de alomtegenwoordige radio zou kunnen overtreffen in populariteit. In Humoradio was de evolutie van het beeld dat men van televisie had het frappantste van al. In 1955 werd nog geopperd dat het wel gauw gedaan zou zijn met de televisie en dat dat maar beter was ook. In de loop van het volgende jaar merkten we op dat er langzamerhand meer en meer reclame in het blad verscheen voor televisietoestellen. Deze trend wordt gevolgd in de inhoud van het blad. TV-programma’s worden steeds uitgebreider. Steeds meer rubrieken hebben TV-programma’s of TV-sterren als onderwerp. Zelfs de naam van het blad verandert. Na Expo58 kennen we echt een explosie van het TV-karakter van het blad, die waarschijnlijk simultaan verloopt met de onafwendbare opkomst van het medium in de Belgische huiskamers. Tegen het einde van het decennium werd de televisie letterlijk bejubeld en neemt hetgeen direct of indirect over televisie gaat meer dan de helft van de pagina’s in.

 

De veranderingen die de reusachtige boom in het autobezit veroorzaakt kennen we allemaal. Het uitzicht van het land zou om te beginnen onherroepelijk veranderen: lintbebouwing, verkeersstructuren, tankstations, autosnelwegen, parkings, tunnels, straatlampen die de nacht voor eeuwig deden verdwijnen, om over de sociale gevolgen maar te zwijgen. België werd nu echt een klein land, waar je in een paar uur doorheen was. Vervuiling zou de keerzijde van de comfortabele medaille blijken. De onafhankelijkheid die eerst leek gewonnen te zijn bleek in veel gevallen eenzame opsluiting in de file te worden en verkeersongevallen zouden het leven van vele duizenden mensen verwoesten. Zonder dat iemand het echt doorhad, had de auto de wereld van de mensen veroverd. Iemand zei ooit dat als een buitenaards wezen ooit België zou bezoeken, het waarschijnlijk op het eerste gezicht zou denken dat de auto’s de heersende wezens waren en mensen slechts dienden om hun meesters te verzorgen en te voeden. Hoe ironisch klinkt deze bewering als men beseft dat mensen andere mensen doden om hun eigen auto’s meer en beter te kunnen voeden. Wie is er dan het belangrijkste wezen op de planeet?

 

Dat men in de muziekbusiness van 78-toeren op 45- (en 33-) toeren overging, lijkt haast een fait divers vergeleken met die twee vorige monsterevoluties. Toch verdient het in het kader van dit onderzoek enige toelichting.

Nadat het opnameproces na de oorlog al ingrijpend veranderd was door het invoeren van de opname op band, besefte men dat het geen zin had om de opnames steeds beter te maken als men bleef werken met de schellak 78-toerenplaat, die in de kleine versie 3 minuten muziek per kantje kon bevatten en in de grote versie vier en een halve. Bovendien was het schellak heel breekbaar en de kwaliteit van het geluid heel slecht. De goede, ouwe 78-toeren, die al meeging van de eeuwwisseling, had zijn hoogtepunt bereikt. Na decennialang onderzoek wordt bij Columbia (al het onderzoek gebeurde in de schoot van de grote platenmaatschappijen) de 33-toeren vinyl langspeelplaat –de LP- ontwikkeld, enkele jaren later gevolgd door de 45-toerenplaat –de single. Het was echter pas na een aanhoudende concurrentie slag, de battle of the speeds genoemd, dat men er in het begin van de jaren vijftig toe kwam om de grotere 33-toerenplaten te gebruiken voor langere werken zoals klassieke stukken en de 45-toerenplaat, die een speelduur had vergelijkbaar met die van een 78-toerenplaat, voor te behouden voor lichte muziek. Wat zeker heeft bijgedragen tot het succes van de 33-toerenplaat was de hoes waar steeds meer aandacht aan besteed werd. 78-toeren hadden steeds vale, oninteressante hoezen gehad zonder individuele waarde, maar 33-toerenplaten hadden vooraan steevast een grafisch ontwerp en aan de achterkant informatie over plaat en artiest. Het niveau van het artwork op de hoes zou steeds verhogen; wat zou resulteren in de klassieke hoezen die we kennen uit de jaren 60 en 70 die haast een kunstvorm op zichzelf vormen.

De 78-toerenplaat zou langzaam verdwijnen en tegen het einde van het decennium was er haast geen sprake meer van. Ironisch genoeg brengt EMI in 1960 de laatste 78-toerenplaat uit: een versie van Rule Britannia[7]. Een begrip uit een ander tijdperk op een medium uit een ander tijdperk.

 

g. Expo58

 

We kunnen er niet omheen. Om een volledig en menselijk beeld van de jaren vijftig in België te presenteren, moest er toch wel een stuk gewijd worden aan de wereldtentoonstelling van 1958, al was het maar als exponent van dat unieke decennium. Het lijkt misschien niet nodig er heel diep op in te gaan, maar toch wou ik toch enkele punten opmerken.

De wereldtentoonstelling van Brussel in 1958 bekleedt een bijzondere plaats in de wereldgeschiedenis. Het was de expo van de hoop, van het geloof in vooruitgang in een zorgeloze en comfortabele toekomst waarin we de gruwelen van nog geen twintig jaar eerder zouden kunnen vergeten. Het zou tevens de laatste zijn die kon baden in zulk een naïef optimisme, dat zoveel leek op het simpele vertrouwen van de Verlichte denkers in de achttiende eeuw die droomden dat de mens met zijn redelijk denken alleen in staat was elke hindernis te overwinnen en elke tegenslag te boven te komen. Er zouden geen tegenslagen meer bestaan als de mens gewoon zijn rede zou gebruiken. Het was dit geloof, deze religie van de rede en haar werktuigen in de materiële wereld, de wetenschap en de techniek, die overheersten in de laatste der grote Wereldtentoonstellingen.

Het meest opvallende en meest betekenisvolle symbool dat de Expo rijk was, was natuurlijk het Atomium. Ontzagwekkend groot, adembenemend mooi bij nacht hield het meer dan alle andere aanwezige wonderen de belofte in dat er weer een reusachtige stap vooruit gezet was naar de hemel op aarde: kernenergie, de energie zonder nadelen. Hoe dramatisch zouden de gevolgen van onze hoogmoed blijken te zijn, hoe schrijnend onze nederlaag wanneer we aan de lijve zouden ondervinden dat de mens zichzelf weer eens overschat had. Het Atomium staat er nog steeds, even hoog, een stuk minder mooi, een stille getuige van een gestorven droom.

 

De reusachtige paleizen van de USA en de USSR stonden broederlijk naast elkaar, alleen stond dat van het Vaticaan ertussen. De ironie van de optimisten. Het idee voor de wereldtentoonstelling was dan ook ontstaan vanuit dezelfde roes als die waarin de Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht werden en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens opgesteld werd. Een droom, een roes, een zucht van hoop in een wereld die lang alle kanten verdeeld, verscheurd en gehavend was. Maar dat die breuken in de toekomst overwonnen zouden worden, daar geloofde men ten stelligste in. De wetenschap zou als een universele religie alle geschillen doen verdwijnen en we zouden samen kunnen werken aan een betere wereld…

 

De Expo moest een nieuw tijdperk inluiden, een Gouden Tijd die nooit meer zou ophouden. Naar de paar vreemde jongeren die dat geloof niet deelden en zich in een wilde dans in het nu-moment stortten om hun angst, onrust en onvrede te vergeten keek niemand om. Als hun rage overgewaaid was, zouden ze het licht wel zien en zich bekeren tot het ware geloof in de glorieuze toekomst van de rationele mens.

 

 

INTERMEZZO: De fifties

 

 

Autosnelwegen, A-bom, MacArthur.

Brigitte Bardot, Bob Benny, Briek Schotte.

Coca-Cola, Collard, Calypso.

Dien Bien Phu, Doris Day, Renault Dauphine.

Eurovisie, Elvis, Elizabeth II.

Ray Franky, Juan Manuel Fangio, Fernandel.

Marnix Gijsen, Guust Flater, Godot.

Helihavens, Bill Haley, Hitchcock.

Ike, Ivo Michiels ,Imre Nagy.

Johnny Jordaan, Joseph McCarthy, James Dean.

Korea, Kevers, Kuifje.

Laika, Leopold, Los Paraguayos.

Marcinelle, Marilyn Monroe, Jef Mermans.

Nasser, Noord-Zuid-verbinding, NATO.

Stanneke Ockers, Oldsmobile .

Paola, Plastic, Peron.

Robbedoes, Rik I en II, Rock around the Clock.

Spoetnik, Schipper naast Mathilde, Spaak.

Tante Terry, Teilhard de Chardin, Charles Trenet.

Mamie Van Doren, Luc Varenne, Vistavision.

Wurlitzer, Wereldtentoonstelling, Orson Welles.

Zatopek, Mao Zedong, Ziede gaa maa gere?

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] STEPHANY, Nos années cinquante, p.153.

[2] Over dit probleem is een zeer interessant stuk verschenen van GAUS, Helmut: Een oude tijd voorbij, een nieuwe aangebroken, in De Fifties in België, pp.16-21.

[3] GAUS, op.cit. p. 22.

[4] Voor Nederland: RIGHART, De eindeloze jaren zestig, p. 70. Voor België: De jaren vijftig in woord en beeld, p.361.

[5] De informatie hiervoor kwam voornamelijk uit: VAN EENOO, De internationale spanningen In: GAUS, De fifties in België. p.68 e.v., VAN DEN WIJNGAERT, Oost West, West Best., COOLSAET, Het Belgisch Buitenlands beleid sinds 1830.

[6]De informatie hierover komt voornamelijk uit GAUS, De binnenlandse spanningen, In: GAUS, De Fifties in België, De sociaal-economische ontwikkeling van Vlaanderen sinds 1945 en in: Tien woelige jaren, in: De jaren vijftig in woord, geluid en beeld.

[7] De informatie over dit onderwerp kwam uit VANDEN EYNDE, De Desintegratie van de Muziekcultuur, pp.150-156