De visie van reizigers op Brabant en Mechelen (1701-1800). (Thomas De Wolf)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

F. SLOTCONCLUSIES

 

Originaliteit

 

De reizigers putten vooral uit toenmalige reisgidsen, waaronder De Cantillon en Christyn de populairste waren voor reizigers te Brabant. Ook werken uit vorige eeuwen genieten een grote aandacht: Guicciardini en Bentivoglio zijn nog altijd razend populair. Tenslotte zijn er de talrijke werken over kunst waaruit beschrijvingen worden overgenomen. Als de reiziger iets overneemt dan is dit meestal politieke of kunsthistorische informatie of zijn dat stadsbeschrijvingen. De kritiek die de reiziger zelf geeft is meer origineel, maar karakterschetsen van het Zuid-Nederlandse volk zijn vaak gebaseerd op oudere werken. Tenslotte zijn er nog de populaire verhalen die steeds opnieuw vermeld worden. De afkomst van die verhalen is moeilijker te traceren, daar ook gidsen, koetsiers, herbergiers, etc. deze verhalen verspreidden.

 

 

Reizigers en mentaliteit

 

De bestudeerde reizigers komen naar de Zuidelijke Nederlanden als onderdeel van hun tour door Europa of omdat het gebied centraal ligt tussen Holland en Frankrijk in of om er kuuroorden op te zoeken. Een kleiner deel komt naar de Oostenrijkse Nederlanden als doel op zich. Reizen als tijdverdrijf en reizen om te bestuderen zijn het meest in trek. Vooral de oude en befaamde kunstwerken en gebouwen stimuleren de reiziger tot een bezoek aan deze contreien. De bezoekers zijn dan ook degenen die het hun kunnen permitteren zoals de aristocratie of het zijn de intellectuelen vaak geestelijken, al dan niet op de vlucht. De intellectuelen vertegenwoordigen een visie die leefde in het toenmalige Europa. Ze zijn heftige voorstanders van de Verlichting, fysiocratie, hebben populistische of mercantilistische opvattingen. Ze discussiëren druk over de politiek en het handelsgebeuren. En het vormt vaak een belangrijk onderdeel van hun reisaantekeningen. Slechts enkelen waren radicaal en verzetten zich heftig tegen de domheid van de geestelijkheid, de geprivilegieerde standen, de middeleeuwse filosofie en theologie of de godsdienstijver van de bevolking. De meesten zijn echter terughoudender en kunnen relativeren. Vaak zijn reisverhalen ook een middel om de eigen cultuur te onderzoeken en in vraag te stellen. Er is een verschil te merken tussen de Engelse, Franse en Hollandse reizigers die te begrijpen is vanuit hun achtergrond.

 

 

Handel, landbouw en industrie

 

Onze contreien vormden een dankbaar studiegebied voor buitenlanders die onder de indruk waren van de overvloedige akkers. Ze hadden een eigen mening over de landbouw en de Oostenrijkse Nederlanden waren de ideale plaats om hun theorieën te verdedigen. De invloed van Bacon N. En Th. Abbé Mann laten zich hier gelden. Verschillende reizigers hadden hun eigen mening waarom de landbouw er zo bloeide: Jozef II, ontginnings- en bemestingstechnieken, het vruchtbare land... De boerenstand beviel de reizigers, de natuur van het platteland waren paradijzen voor dichters en romantici.

De Zuidelijke Nederlanden worden in hun ontplooiing gestremd door enkele factoren. De sluiting van de Schelde, de tolheffingen en de belemmerende voorschriften van het corporatisme ontnemen de industrie en handel veel handelingsruimte volgens de reizigers. Opvallend was het gebrek aan homogeniteit. Elke landstreek en stad ontwikkelde zijn eigen levensgewoonten en rechtsgebruiken. De reizigers maakten wel degelijk een onderscheid tussen Vlamingen en Brabanders, tussen Brusselaars en Antwerpenaars. Het gebrek aan eenheid is ook een hinderpaal voor de industrie en handel.

Maar de Oostenrijkse Nederlanden hadden wel degelijk een aantal troeven. Het water-en wegennet trok om velerlei redenen de aandacht van de bezoekers. Het transport was er niet alleen aangenamer en beter dan in eigen land, ook de economische functie werd al evenzeer geprezen. De mentaliteit van de inwoners werd ook door de reizigers als aangenaam ondervonden. Het klimaat, de interesse van de overheid en de vriendelijkheid van de handelaren bijvoorbeeld, nodigde de vreemdeling uit om naar dit land te komen. Het aangename klimaat tenslotte trok ook technici aan die een grote stimulans zullen geven aan de industriële ontwikkeling. Andere aangehaalde voordelen waren de gunstige ligging, de aanwezigheid van kapitaal, neutraliteit en de mogelijkheid tot transithandel in perioden van oorlog.

Mechelen en Brussel werden als het aangenaamst ervaren. Antwerpen roept een totaal ander beeld op bij de reiziger. Er was daar een grote inertie voelbaar en de reizigers verwijten de Antwerpenaren een gebrek aan ondernemingslust en teveel te teren op hun van oudsher verworven kapitaal. Te Antwerpen vond de reiziger de dubbelzinnigheid het grootst: rijke families – wegkwijnen handel, volle kerken – lege stad... Het verval wordt er sterk aangevoeld: er worden verhalen verteld over vroegere rijkdom, de beurs wordt vergeleken met het Colosseum... Er is wel kapitaal dat geleend werd voor industrieën, verzekeringen, buitenlandse koloniale ondernemingen. Maar op nijverheidsgebied kon de burgerij moeilijk mee. Het grootste probleem was dus volgens de reizigers een ontbreken van handelsmentaliteit en niet van kapitaal. Andere oorzaken die worden aangehaald zijn: de Spanjaarden, de oorlogen, de Scheldesluiting, verouderde privileges of zelfs de clerus.

Te Brussel valt het de bezoekers op dat de mensen er veel minder gedreven worden door de handel. De drijfveer voor de drukte te Brussel had te maken met haar functie als residentie- en distributiestad van geïmporteerde goederen voor de omliggende regio’s. Vooral na 1750 krijgt de reiziger een positief beeld over de stad. De vele uitingen van luxe en de drukte vallen in het oog van de reiziger.

Als reizigers te Leuven vertoeven, halen ze steevast herinneringen op over hoe rijk de stad vroeger wel moet geweest zijn. De reizigers grijpen steeds opnieuw terug naar het verre verleden. De stad is in de achttiende eeuw vooral gekend omwille van de bierhandel. Reeds van in het begin van de eeuw wordt er ook gewezen op het belang van een goede infrastructuur voor de transithandel.

Mechelen speelde een belangrijke rol in het internationale handelsverkeer dankzij haar geografische ligging. Vooral tijdens de periode van de zeeoorlogen bloeide de stad. Vooral Derival is uiterst lovend voor de stad die hij als zeer aantrekkelijk bestempelde. Het enthousiasme van deze reiziger had vooral te maken met de periode waarin hij de stad bezocht. Andere bezoekers na hem zijn al veel minder enthousiast. In feite steunde de afzet vooral op de talrijk aanwezige burgerij en op enkele industrieën zoals de hoedenmakerij en de kantproductie. Voor het overige was de stad op economisch gebied slechts een regionaal centrum.

Op industrieel vlak vond de reiziger dat er te weinig fabrieken waren. Maar de kwaliteit van de geproduceerde goederen lag wel zeer hoog en kon met gemak de concurrentie met het buitenland aan. Er waren positieve vooruitzichten voor Brabant. De migratie uit buurlanden was behoorlijk, het waren de keizerlijke maatregelen en de uitbouw van de infrastructuur die de reizigers het meest opviel.

 

 

Dagelijks leven in de steden en van de sociale klassen

 

De adellijke en andere reizigers drijven de spot met de Zuid-Nederlandse adel, met zijn titels, hun pronkerig gedoe, hun afkeer van de handel, hun grondbezit... Vooral het adellijke societyleven van Brussel geniet de aandacht van de bezoekers. Brussel trok niet alleen aandacht omwille van zijn rijkdom aan kerken en kloosters, maar ook omwille van zijn adellijke woningen, vernieuwde stadswijken en prachtige tuinen. Maar ook te Antwerpen vond men tal van pronkerige gezelschappen. Daartegenover werd zowat overal een overvloed aan bedelaars gesignaleerd. De steden nemen wel degelijk maatregelen of bouwen opvanghuizen die door de reizigers bezocht en gekeurd worden. Tegen het einde van de achttiende eeuw ondernam Antwerpen enkele pogingen om de bedelarij te verminderen, wat volgens de reizigers succes kende. De reiziger had ook oog voor de zeden. Het is niet verwonderlijk volgens hem dat Antwerpen naar voren treedt als meest zedelijke stad in Brabant. Maar anderzijds bezocht men er wel meer dan in Brussel de cafés en cabarets op. En zowel edellieden als burgerij bezondigen zich hieraan, weliswaar apart van elkaar. Mechelen en Leuven zijn ook zedelijke steden. Er is wel prostitutie, maar in Mechelen is het drankgebruik beperkt en te Leuven gedragen de getrouwde vrouwen zich keurig. Brussel is de minst zedige stad, onbeschaamde bedelaars en drieste prostituees treft men er aan, maar excessen komen minder voor dan in Parijs. De edellieden en burgerij onderscheiden zich van de rest van de bevolking door het dragen van Franse mode, het resideren in de nieuwgebouwde wijken in de bovenstad van Brussel of buitenwijken te Antwerpen, het bezoeken van toneel, gemaskerde bals of salons en het pronken met koetsen. De Brabantse levensstijl was gericht op uiterlijkheden. Het was belangrijk een indruk na te laten op anderen en dat gebeurde buitenshuis. Binnenshuis ging het er anders aan toe. Als het om kerk of kleding ging, stelde de Brabander hoge eisen, maar dat gold niet voor de gewone huizen.

De steden lagen er vuil bij, zeker in de benedenstad van Brussel waren de modder en slijk niet weg te denken uit het stadsbeeld. Ook te Antwerpen en Leuven treffen de reizigers akelige, doodse en slordig gezuiverde straten aan. Enkel Mechelen bleef gespaard van deze kritiek. De Engelse, Hollandse en Duitse reizigers klagen onhygiënische toestanden aan. De hotels en herbergen waar ze vertoeven vonden ze afschuwelijk, alhoewel het eten er bijzonder goed was. De Franse reizigers daarentegen vinden de Zuidelijke Nederlanden juist een voorbeeld voor de Fransen qua netheid. Een kwalijke reputatie geniet vooral de benedenstad van Brussel, waarvan gezegd wordt dat het moerasklimaat er epidemies allerhande veroorzaakt.

Alle reizigers waren ten zeerste te spreken over de kwaliteit van het voedsel, dat boven alle verwachtingen bleek. Er was een overvloed aan groenten, bier, water via de fonteinen, vis... Enkel de wijn was er zeldzaam en duur. De reizigers vinden het leven in de steden goedkoop, althans goedkoper dan in Parijs, Amsterdam of Londen. Een reiziger merkte wel op dat de Brabanders gul waren in woorden, maar dat ze toch profiteerden van de situatie waarin vluchtelingen zich bevonden. De behulpzaamheid ging niet ver en stoelde niet op werkelijk gevoeld respect. Toch prijzen vele andere reizigers de gastvrijheid waarmee ze ontvangen werden. Emigranten genoten soms maandenlang onderdak bij regulieren, leken of seculieren. De stad Mechelen voerde hier alweer de bovenhand. De Antwerpenaars werden het negatiefst bekeken.

 

 

Religie

 

De reizigers, die grotendeels andersdenkenden waren, hadden vooral kritiek op het pronkerige en prekerige van de priesters, die de massamedia van hun tijd waren. Er is wel degelijk respect van protestanten voor de katholieke gebruiken en tradities, soms is er zelfs bewondering. Maar de overdreven devotie, het kloosterwezen, de intolerantie van het gepeupel en het bijgeloof wekken wel veel discussie op onder de reizigers. Men vindt het land wel degelijk tolerant, maar dat is meer omwille van het tolerantie – edict van Jozef II, de welwillendheid van de burgerij die potentiële handelskansen niet de nek wil omwringen door intolerantie en enkele ruimdenkende geestelijken. De devotie in het land is soms schitterend om te zien, maar enkele reizigers vragen zich af of dit alles niet meer een opsmuk is om te verhullen dat ze niet zo’n ware christenen zijn. De stad in de Oostenrijkse Nederlanden die hierbij het meest geviseerd werd, was Antwerpen. De kwezelarij en devotie was er soms buiten proporties. De reiziger vindt dat hypocriet, want ze zien ook een verloedering van de zeden. De schuld van dat alles wordt steeds opnieuw gelegd bij de Spanjaarden, Filips II en Alva. Ten tijde van de hervormingspolitiek van Jozef II ziet men nochtans ook andere zaken die juist niet getuigen van een religieuze devotie. Een Hollands vlugschrift stelt zich de vragen waarom er een zo groot aantal katholieken hun godsdienst verlaten, waarom er zoveel nieuwsbladen gevuld werden met goddeloosheid... Ook in de Oostenrijkse Nederlanden dringt de Verlichting en haar idealen stilaan door. Alhoewel de politiek van Jozef II gesteund werd door heel wat reizigers, zie je ook een conservatieve reflex bij die reizigers. Shaw en Derival verdedigen bijvoorbeeld in sommige opzichten de religie en de clerus. Enkel Forster is radicaal.

 

Het hoofdkenmerk van de toenmalige Zuid-Nederlandse bevolking was een conservatieve gerichtheid. Belangrijke figuren zijn vaak nog geestelijken. Ze oefenen een dominerende invloed uit door hun politieke en economische macht. De kloosters en abdijen hadden grote landeigendommen en stellen een groot aantal mensen te werk. De geestelijken geven het volk ook onderricht. Alhoewel er naar het einde van de achttiende eeuw een kentering komt. Regeringsfiguren laten dan hun invloed gelden. De hogere stand vertoont een gebrek aan persoonlijkheid wat tot uiting komt in hun Franse manieren en het volk is onderdanig tegenover de geestelijkheid.

 

 

Kunsthistorisch – Cultureel-Wetenschappelijk

 

De culturele omvang van de Zuidelijke Nederlanden diende vooral recht gehouden te worden door het rijke patrimonium van schilderijen en gebouwen. Vele reizigers konden grote waardering opbrengen voor gotische gebouwen, Rubens en kunstcollecties van particulieren. Van eigentijdse cultuur of kunst konden de reizigers maar weinig treffende voorbeelden vinden. Met moeite kan men een à twee contemporaine schilders opgeven. Sommige reizigers zijn ook niet echt lovend voor de architectuur, teveel gothiek. Enkel in Brussel treffen deze reizigers nieuwe neoclassicistische gebouwen aan. De omgeving van het park wordt het meest gesmaakt. De reizigers gebruiken vaak kunstboekjes om zich te informeren over talloze kunstvoorwerpen. Sommigen liepen dan ook van de ene kerk in de andere binnen om hun reisnotities te vullen met beschrijvingen van kunstvoorwerpen en konden slechts een magere waardering uitspreken van mooi tot lelijk. Als men lovend is over de kunst in de Zuidelijke Nederlanden, is dat wanneer men spreekt over de voorbije eeuwen. Rubens laat niemand met teleurstelling achter. Het culturele vermaak kende een duidelijke scheidingslijn tussen elitair en volks die samenviel met de scheiding tussen goed en slecht. De rederijkers genieten niet meer het respect van de reizigers. Enkel de poëzie te Antwerpen valt nog enigszins in de smaak. Het is ook Antwerpen die de kunstliefhebber het meest weet te bekoren. Alhoewel Brussel ook heel wat te bieden heeft op architecturaal, muzikaal, theatraal... vlak. De reizigers vinden wel enig schrijverstalent in de steden, maar de exacte wetenschappen kregen een ruimere aandacht dan de literatuurwetenschappen. Het nuttige primeerde in deze gewesten op het aangename. De Oostenrijkse regering legde de nadruk op wetenschap om de staat vooruit te helpen, eerder dan op wetenschap om de staat een groter cultureel aanzien te geven.

Toch werd de kennis verhinderd door obstakels als taal, rijkdom, sociale klasse, censuur en de invloed van de Kerk. Het ontwikkelingspeil van de Zuid-Nederlandse massa lag laag. De belangstelling ervan gaat uit naar het visuele en niet naar het zuiver theoretische. Getuige hiervan de uiterlijke godsdienstgeplogenheden. De geestelijken vormden ook de intellectuele klasse die het volk onderricht gaven en deze liepen niet meteen wild van nieuwe ideeën en wetenschappelijke vooruitgang. Getuige De Feller. Het niveau en de faam van de Leuvense universiteit was bij de reizigers beperkt of werd helemaal negatief voorgesteld. Hierbij speelde de periode waarin de reiziger de Oostenrijkse Nederlanden bezocht wel een rol. In vergelijking met andere zusteruniversiteiten in Europa dringt zich een ander beeld op van de universiteit. De burgerij was wel geïnteresseerd in Franse filosofen. De vraag naar hun boeken te Brussel was groot. Bij de elite en de regeringsleiders was er een uitermate grote belangstelling voor kabinetten, wetenschap en bibliotheken. Onder Maria Elisabeth was het conservatisme wel nog groot. Maar na 1750 is er een verbetering en vooruitgang.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende