Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het 'reëel bestaande socialisme'? (Jan Buelinckx).

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

DEEL II:

RADICAAL-LINKS IN BELGIË: EEN HISTORISCHE VOORSTELLING

 

HOOFDSTUK 3: DE PARTIJ VAN DE ARBEID VAN BELGIË 

 

“Als er geen tegenstellingen in de partij zouden zijn, en geen ideologische strijd om ze op te lossen, zou het leven van de partij tot een einde komen.”[199]

De PVDA-PTB werd in 1979 boven de doopvont gehouden. Ze was de opvolger van AMADA-TPO (Alle Macht Aan de Arbeiders – Tout le Pouvoir aux Ouvriers). Die groepering was in 1970 ontstaan uit de studentenbeweging van de tweede helft van de jaren zestig.

 

1. Het maoïsme in België[200]

 

We hebben reeds kunnen vaststellen dat begin jaren zestig de maoïstische dissidentie onder leiding van Jacques Grippa uit de KPB werd uitgesloten. Deze pro-Chinese fractie deelde de kritiek van Mao Zedong op de Sovjetunie. Mao was van mening dat de Sovjetunie met Chroesjstjov en zijn hervormingsgerichte politiek de revisionistische weg op ging. Dat zou volgens hem op termijn leiden tot het herstel van het kapitalisme in de Sovjetunie. De grippisten deelden deze mening. Zij vonden dat het marxisme-leninisme niet mocht aangetast worden, laat staan de politiek en de leiderscapaciteiten van Lenin, Stalin en Mao. Na enkele jaren ontaardde deze pro-Chinese fractie naar aanleiding van meningsverschillen omtrent de ‘Culturele Revolutie’ in allerlei groupuscules. De groep Clarté-PCMLB was de enige maoïstische groep die officiële bindingen had met China. Zij zou na enkele jaren ook uit het radicaal-linkse spectrum verdwijnen.

 

2. De contestatiebeweging van de jaren zestig[201]

 

Zoals in de inleiding al vermeld bracht de contestatiebeweging van eind jaren zestig, die vooral aan de Vlaamse universiteiten plaatsvond,  een jonge generatie in contact met het marxisme-leninisme en het denken van Mao Zedong.

 

Naar aanleiding van de kwestie rond Leuven-Vlaams ontstond in 1967 aan de Katholieke Universiteit Leuven de Studenten Vakbeweging (SVB): een links-georiënteerde afsplitsing van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV). Kopstukken waren de studenten Ludo Martens en Paul Goossens. De linkse oriëntatie werd verder uitgewerkt rond de Leuven-Vlaams beweging, de Ford-staking in Genk, de staking van de textielsector in Gent, etc… Er werden SVB-groepen in Antwerpen, Gent en Brussel opgericht. Daarnaast waren er begin 1969 her en der regionale scholierenkernen opgericht. De ideologische afbakening was in deze periode niet erg duidelijk. De SVB-kernen werden gevormd door anarchisten, communisten, trotskisten, spontaneïsten en maoïsten. Een veelgehoorde slogan was: ‘Arbeiders-Studenten: één front!’. In Gent maakte de SVB een opgang door de Maartbeweging van 1969. De link tussen de studentenproblematiek en de arbeidersstrijd werd gelegd. In september 1969 werd in Gent de Gentse Studentenbeweging opgericht (GSB). Ondertussen waren in de zomer van 1969 overal in Vlaanderen groepen van de Derde Wereldbeweging (DWB) opgestart. Hun voornaamste invloeden waren het tiersmondisme en het maoïsme. Hun objectief was actie voeren tegen het officieel ontwikkelingsbeleid, tegen het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (NCOS) en vóór de bevrijdingsstrijd van de onderdrukte volkeren in de Derde Wereld. Deze regionale inplanting was later voor AMADA zeer belangrijk. Voor de GSB was de te bewandelen weg nog niet echt duidelijk. Met de oprichting van de werkgroep ‘Arbeiders-Studenten’ kwam daar verandering in. Ook in Leuven was er ondertussen ideologische klaarheid gekomen: het marxisme-leninisme en het denken van Mao Zedong werden tegenover revisionisme en reformisme gesteld; de vijand was de patroon, de vakbond en de regering. De spontaneïstische en anarchistische delen van de SVB en de GSB zouden versplinteren in allerlei kleine groepjes.

 

3. Alle Macht Aan de Arbeiders (AMADA)[202]

 

De vele initiatieven uit voornamelijk Gent en Leuven bereikten hun kristallisatiepunt in januari-februari 1970 toen een grote staking in de Limburgse mijnen plaatsvond. Mijnwerkersmacht werd opgericht door het dagelijks contact tussen studenten en een groep mijnwerkers. Vrijwel tegelijkertijd ontstond bij de Ford-Genk-staking een gelijkaardige organisatie: Arbeidersmacht. Er werden verschillende pogingen ondernomen om revolutionaire arbeiderscomités op te richten. Het was ook de periode dat de meest gepolitiseerde studenten de universiteiten verlieten om in de fabrieken te gaan werken. In september 1970 werd een soort eenmaking doorgevoerd. De fabriekskernen die inmiddels waren uitgebreid tot enkele andere steden en de verschillende groepen van de Derde Wereldbeweging werden voorzien van een nationale coördinatie. Een voorlopig Centraal Comité en een ideologische commissie zagen het licht. Niet lang nadien verscheen het eerste nummer van het krantje Alle Macht Aan de Arbeiders. De partij was geboren. Studentenleiders Ludo Martens en Kris Merckx waren de bekendste figuren. 

 

AMADA werd snel de voornaamste Belgische vertegenwoordiger van het maoïsme. De andere maoïstische groeperingen verdwenen even rap zoals ze opgekomen waren. De revolutie in China en het charismatische leiderschap van Mao Zedong oefende op zeer veel jongeren een grote aantrekkingskracht uit. Bezield met de kennis van de marxistisch-leninistische klassiekers trachtte de organisatie kennis en ervaring te bundelen en een aantrekkingspool te vormen voor de voorhoedewerkers. Volgens Jaak Brepoels trok AMADA in de beginperiode vooral jongeren aan die hun eigen verlangens projecteerden in een ideaalbeeld en hun revolutionair geloof vooral putten uit het prestige dat China op het einde van de jaren zestig genoot en uit de herlevende klassenstrijd, die hun stellingen een zekere legitimering verschafte.[203]

 

AMADA ontwikkelde een hiërarchische partij-organisatie, volgens het leninistische type. De partij beschouwde zichzelf als de voorhoede van de arbeidersklasse. Een nationaal bureau moest de politieke lijn uitwerken. Basiscellen in fabrieken en in steden stonden in voor de recrutering van militanten en voor ideologische vorming. Provinciale leidingen fungeerden als doorgeefluik tussen de nationale leiding en de basiscellen. De principes van het ‘democratisch-centralisme’ en de regels van de clandestiene werking werden hierbij strikt in acht genomen. Van het anarchistisch getint ideeëngoed van eind jaren zestig bleef niet veel meer over.[204]

 

De politieke lijn van de beginperiode van AMADA kon volgens historicus en ex-lid Rudi Van Doorslaer het best vergeleken worden met de lijn die door de Komintern was uitgestippeld tijdens de periode 1929-1934. De burgerlijke parlementaire democratie en de fascistische dictatuur werden beide beschouwd als dictaturen van de burgerlijke klasse, de ene bedekt, de andere openlijk. De sociaal-democraten werden als sociaal-fascisten bestempeld, de traditionele communisten waren ‘revisionisten’ en de trotskisten werden ‘misleiders van de arbeidersklasse’ genoemd.[205]

 

De eerste jaren van AMADA werden gekenmerkt door een hevig anti-syndicalisme en in mindere mate spontaneïsme. Volgens Kris Merckx kwam dat voornamelijk door een gebrek aan ervaring. AMADA had amper oudere communisten kunnen aantrekken, waardoor er vaak overdrijvingen waren door het jeugdige ongeduld.[206] Aanzienlijk succes werd geboekt in 1972-1973 bij de massabeweging van de studenten en scholieren tegen de minister van defensie op dat moment, Van den Boeynants. AMADA kon in die acties tegen de ‘disciplinering’ en ‘fascisering’ rekenen op de in 1971 opgerichte Kommunistische Jeugdbond (KJB). Deze studentenafdeling had drie duidelijke taken: ideologische opvoeding, steun aan de arbeidersstrijd en scholing van toekomstige militanten. Radicale jongeren vonden tijdelijk of definitief hun onderkomen bij de maoïstische groepering.

 

Het anti-syndicalisme van AMADA had niet alleen met het jeugdige ongeduld te maken, maar kwam ook voort uit de eerste praktijkervaringen: de vakbonden hadden de arbeiders verraden, de vakbondsleiding werd op één lijn gesteld met de kapitalisten, de grote delegees werden ‘de waakhonden van de patroons’ genoemd. De partij rekende het tot haar taak de vakbonden te ontmaskeren en was ervan overtuigd dat de klassenbewuste arbeiders hun revolutionaire rangen zouden vervoegen. De heksenjacht binnen de vakbonden en de talrijke processen die AMADA opliep, stijfden haar in die analyse. De partij van Ludo Martens en Kris Merckx deed zich in tal van stakingsacties opmerken door maximalistische ordewoorden naar voren te schuiven. Ze kantte zich tegen de oprichting van arbeiderscomités en wenste de voorhoede te organiseren in bedrijfscellen die de basis voor de nieuwe partij moesten leggen. Strijdobjectieven op middellange termijn die onder meer de KPB en de RAL voorstelde (structuurhervormingen) wees AMADA af, want dergelijke zaken konden de arbeidersklasse alleen maar afhouden van haar revolutionaire roeping. De partij zocht naar terreinen waarop de klassenstrijd haast fysieke vormen aannam: op straat, aan fabriekspoorten, op internationale handelsbeurzen, etc… Tegenover de toenemende repressie riep AMADA op tot het revolutionair geweld van de massa’s.

 

AMADA voerde niet alleen actie met woorden. Er werd ook aan basiswerk gedaan. Het grote activisme zou één van de typische kenmerken worden van de partij. Meest bekende exploot werd de gratis geneeskunde van de groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk. De eerste praktijk werd in 1971 opgericht door de artsen Kris Merckx en Michel Leyers.[207] Dat veroorzaakte heel wat ophef bij de Orde van Geneesheren. Die wilde van het experiment niet weten en voerde verschillende processen tegen de dokters van Geneeskunde voor het Volk. Zelfs de KPB vond aanvankelijk dat dergelijk ‘missionariswerk’ niet kon. AMADA reageerde strijdlustig en bouwde de dokterspraktijken verder uit. In bepaalde arbeiderswijken in Hoboken, Zelzate en Genk wist de groepering zich zo bekend te maken. Het is niet toevallig dat ze ook in deze steden haar meeste stemmen haalde.

 

Er werd hoog opgelopen met China. De evoluties daar werden met grote aandacht gevolgd. Het Pekingcommunisme was het juiste model en dat werd dan ook constant naar voren gebracht in analyses, in publicaties en dergelijke meer. De politieke lijn van AMADA kwam dan ook hoofdzakelijk overeen met die van de Chinese Communistische Partij. De werken van Lenin, Stalin en Mao werden gretig gelezen en als handleiding gehanteerd voor de praxis.[208]

 

Interessant om na te gaan is welke buitenlandse politieke lijn AMADA verdedigde. Mao had in de ogen van Ludo Martens en co gelijk wanneer hij gesteld had dat de politiek van Chroesjstjov op termijn een terugkeer naar het kapitalisme betekende. Dat ‘revisionisme’ zou de hele boel verzieken volgens de Grote Roerganger. Wat later nam AMADA blindelings de zogenaamde ‘drie-werelden-theorie’ van de Chinese Communistische Partij (CCP) over. Meestal wordt die theorie toegeschreven aan Mao, maar het zou een groep rond Deng Xiaopeng geweest zijn die ze heeft uitgedacht.  De ‘drie-werelden-theorie’ kwam op het volgende neer: de wereld was verdeeld in drie grote kampen: 1. De eerste wereld bestond uit de twee supermachten, de Verenigde Staten van Amerika en de Sovjetunie; beiden werden op voet van gelijkheid behandeld; meer nog, de Sovjetunie werd voorgesteld als de potentieel gevaarlijkste, omdat ze pas op het terrein was verschenen en dus agressiever was; een derde wereldoorlog lag in het verschiet. 2. De tweede wereld bestond uit zogenaamde ongevaarlijke kapitalistische staten: Europa, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Japan. 3. De derde wereld werd gekenmerkt door een aantal ‘agenten van het Sovjet-sociaal-imperialisme’: belangrijkste landen waren Viëtnam, Cuba en Angola. Het kritiekloos overnemen van deze theorie bracht AMADA soms in het rechtse kamp. Zo werd Fidel Castro een revisionist genoemd, werd in Angola de rechtse UNITA-beweging van Jonas Savimbi gesteund tegen de MPLA, werden de Oost-Europese landen ‘Sovjetkolonies’ genoemd. China en Albanië waren de enige ware lichtbakens van het internationale communisme.[209]  Ex-lid Wim de Neuter heeft achteraf spijt van het mee de wereld insturen van deze hoogst bedenkelijke theorie:

 

"Je kon met de ellebogen voelen dat deze ‘chinoiserieën’ van geen kanten klopten, maar je kon hierover geen zinnig debat voeren binnen de partij. Je moest je conformeren, je aanpassen aan de enige en ware lijn. In mijn politieke loopbaan als revolutionair is dat eigenlijk de grootste capitulatie, waarover ik me diep schaam. Ik had toen de ‘guts’ moeten hebben om aan de boom te schudden en ik heb er nooit de moed voor gehad. Een aantal jaren heb ik dit soort onzin ook als journalist van het partijweekblad mee de wereld ingestuurd.”[210]

 

Jaren later, met het aantreden van Gorbatsjov in de Sovjetunie, zou de pro-Chinese en pro-Albanese buitenlandse lijn begraven worden. Het is belangrijk om dat voor ogen te houden als we verderop de analyse van de PVDA met betrekking tot de omwentelingen van 1989-1991 gaan bekijken.

 

Nieuwe ervaringen, zoals de staking van Vieille Montagne en Boel-Temse, zorgden na de beginperiode voor een meer gematigde houding tegenover de vakbonden en de delegees.[211] De partij wenste niet immers niet in het isolement te belanden. De spontaneïstische acties ebden weg. Er kwam een betere organisatie. Bij haar eerste deelname aan de verkiezingen in 1974 behaalde AMADA in Antwerpen een aanzienlijke score. Haar inzet in de dokstaking werd beloond met ongeveer 15.000 stemmen.

 

Vanaf 1975 werd een nieuwe politieke lijn in de breedte uitgewerkt. Intern kwam er een strijd tegen het sektarisme en het dogmatisme op gang. Naar buiten uit was er een streven naar eenheid van de syndicale beweging. Er werd teruggeplooid op de vroeger verguisde overgangsstrategie. Structuurhervormingen en arbeiderscontrole waren geen vieze woorden meer. Het strijdsyndicalisme moest bevorderd worden. Aan de basis moest een stevige eenheid opgebouwd worden voor een revolutionaire regering en om het hoofd te bieden aan een onafwendbaar geachte derde wereldoorlog (cfr. drie-werelden-theorie).

 

De KPB vond het niet zo amusant dat andere communistische partijen op hun traditionele actieterrein kwamen. Jef Turf uitte de KPB-frustratie ten opzichte van AMADA als volgt:

 

“De organisatie ‘Alle Macht aan de Arbeiders’ (Amada) is gegroeid uit de katholieke kleinburgerij en vindt haar feitelijke oorsprong in de Katholieke Universiteit van Leuven. Ze hebben naar de vorm vele kenmerken van hun godsdienstige opvoeding overgehouden: hun ideologie stoelt op enkele eenvoudige dogma’s die steeds herhaald worden, zij werken met een catechismus, vatten hun taak als een apostolaat op en zijn totaal afkerig van wat maar iets met de Kommunistische Partij te maken heeft. Hun voornaamste inspiratiebronnen zijn verlegd van de hemel naar de aarde: het zijn de bijbelse geschriften van Mao, het zijn de Chinese en de Albanese modellen. Het kapitalisme gaan ze uitgerust met helm en stok te lijf.”[212]

 

Dat grote wantrouwen was ook omgekeerd. AMADA beschouwde de KPB als een revisionistische partij, die verraad had gepleegd aan de essentiële marxistisch-leninistische principes. Vooral de leiding van de KPB werd ervan beschuldigd van een links aanhangsel van de SP-PS te zijn. Maar de grote vijand binnen het linkse spectrum was zonder twijfel de trotskistische RAL. Dat was in de ogen van de ‘Amadezen’ een beweging van verraders die in dienst stond van het imperialisme.

 

Eind jaren zeventig was er door de dood van Mao Zedong (1976) en de economische hervormingspolitiek van Deng Xiaopeng een crisis van het maoïsme. De leiding van AMADA wilde hieraan verhelpen door een beter gestructureerde partij op poten te zetten met een nieuwe benaming. 

 

 

4. De Partij van de Arbeid van België (PVDA)[213]

 

In 1979 werd AMADA omgevormd tot een meer klassieke communistische partij, namelijk de Partij van de Arbeid. Op het stichtingscongres, waar onder meer de toen nog onbekende Laurent Désiré Kabila aanwezig was, werden interessante discussies en debatten gehouden. Ex-lid Wim De Neuter, die al bij AMADA militeerde sinds 1972, vond het een hoogtepunt in de partijgeschiedenis:

 

“Voor mij was een hoogtepunt het stichtingscongres in 1979. Er was toen een goed politiek debat. Er was openheid. De belangrijkste conclusies waren toen komaf maken met het dogmatisme en het sektarisme. Er heerste een boeiend politiek leven binnen de partij.”[214]  

 

De structuur werd opener dan voorheen en een sterk bedrijfsgerichte aanpak werd ingevoerd. Het basiswerk in de vakbonden werd zeer belangrijk. Doel was in de eerste plaats het strijdsyndicalisme te bevorderen en vakbondsmilitanten aan te trekken.  Bij belangrijke conflicten kon de partij zich op die manier laten opmerken. Dit werd haar door de vakbondsleidingen van het ABVV en het ACV zelden in dank afgenomen.

 

De Statuten die op het stichtingscongres goedgekeurd werden, toonden duidelijk aan welk type partij de PVDA was en is. Er werd vastgehouden aan de leninistische principes inzake partij-organisatie. De werking van de partij werd geregeld via het principe van het ‘democratisch centralisme’. Dat betekende het volgende: democratie in de interne discussie om tot beslissingen te komen; strikte discipline in de toepassing van die beslissingen. Het centralisme garandeerde de noodzakelijke eenheid van een marxistisch-leninistische partij.[215]

 

Het Partijprogramma van 1979 was eveneens klaar en helder. Het marxisme-leninisme en het denken van Mao Zedong bleven het ideologisch cement van de partij vormen:

 

“De Partij van de Arbeid van België baseert zich op het marxisme. Zij staat een terugkeer voor naar de bronnen van het socialisme, naar de wetenschappelijk leer van Marx en Lenin. Zij hebben de onoplosbare tegenstellingen van de kapitalistische ekonomie ontleed. Zij hebben een revolutionaire leer ontworpen voor het voeren van de klassenstrijd en het doorvoeren van de bevrijding van de arbeid. De Partij van de Arbeid van België baseert zich eveneens op de werken van Mao Zedong. Het is zijn verdienste geweest de lessen te trekken uit het totale verval van de Sovjetunie en uit het herstel van het kapitalisme in dit land.”[216]

 

Ultieme doelstelling bleef de ‘proletarische revolutie’ te bewerkstelligen en een onafhankelijke communistische staat te vestigen. De ‘dictatuur van het proletariaat’ was daarvoor het essentiële instrument. Het in dienst staan van de massa’s of van de arbeidersklasse was de hoofdtaak voor de PVDA-militanten.[217]

 

Wat de buitenlandse politieke lijn betrof, bleef de PVDA vasthouden aan de Chinese en Albanese thesen. De Sovjetunie bleef in de ogen van de partij een agressieve hegemon waar alle volkeren ter wereld zich tegen moesten verdedigen. De oorlog die de Sovjetunie uitvocht  in Afghanistan was het ultieme bewijs voor deze stelling. Door deze stelling te verdedigen belandde de partij soms in het rechtse kamp. Gedurende een korte periode werd zelfs Lech Walesa en zijn Solidarnosc gesteund omwille van hun inzet tegen het ‘sociaal-imperialisme’ en het ‘sociaal-fascisme’ van de Sovjetunie. China en in mindere mate Albanië bleven de lichtbakens van het ware communisme.[218]

 

Aan de periode van betrekkelijke openheid die volgde op de vernieuwing,  kwam een einde in 1983 met de zogenaamde strijd tegen de liquidatiestroming. In dat jaar ondervond de PVDA interne moeilijkheden. Voor een deel hadden die te maken met het verdwijnen van de KPD, de marxistisch-leninistische partij van West-Duitsland. De leiding van de PVDA had het vermoeden dat er ook binnen haar eigen partijrangen een liquidatiestroming aanwezig was. Verschillende partijleden die vonden dat het ‘democratisch centralisme’ een achterhaalde en nutteloze theorie was en dat er in België meer democratie was dan in China of Albanië, verlieten de partij. In 1983 vond als reactie op deze interne spanning het tweede congres plaats van de PVDA. Er werd beslist om een campagne op te starten om de partij te versterken en de ideologische cohesie te verbeteren. De leden werden aangemaand zich harder en correcter in te zetten voor de partij.[219]

 

Volgens ex-lid Wim De Neuter was 1983 een breukmoment in de partij:

 

“In 1982 of 1983 werd er komaf gemaakt met dat open debat met de zogenaamde strijd tegen de liquidatiestroming. De leiding had een complot ontdekt van enkele leden tegen de partij. De schrik om zoals de marxistisch-leninistische partij van West-Duitsland ten onder te gaan zat er goed in. Gevolg was een veel strakkere politieke lijn en een einde van het open debat.”[220]

 

De PVDA nam eveneens deel aan de vredesbeweging in de eerste helft van de jaren tachtig. De partij kantte zich tegen de plaatsing van de raketten en tegen de wapenwedloop. De Sovjetunie en de Verenigde Staten waren de grote boosdoeners. Opvallend was dat de PVDA een eenzijdige ontwapening vanwege Europa afwees. De Sovjetunie werd, zoals al een aantal keren vermeld, nog steeds gezien als een gevaarlijke imperialistische supermacht.

 

In het midden van de jaren tachtig werd België opgeschrikt door de aanslagen van de ‘Cellules Combattantes Communistes’ (CCC).[221] De rijkswacht en de staatsveiligheid viseerden al gauw de PVDA. Deze voelde zich gecriminaliseerd en deed al het mogelijke om zich van het dubieuze terrorisme te distantiëren. De partij opperde eveneens de hypothese dat de CCC, zonder het te beseffen, vanuit een duistere (extreem-rechtse) hoek logistiek werd gesteund bij het creëren van een landelijke psychose en de daaruit volgende roep om een sterker politieapparaat.[222]

 

In diezelfde periode liet de PVDA zich ook opmerken bij de doodsstrijd van de Limburgse steenkoolmijnen.[223] Er werden grote acties opgezet voor het behoud van de tewerkstelling. Bij die acties werd er niet altijd doordacht opgetreden. Zo was er heel wat kritiek op de manipulatieve tactieken van de partij. Bedoeling was om de partijrangen te versterken met strijdbare syndicalisten en militante arbeiders. De uiteindelijke balans van de strijd was niet echt schitterend te noemen. De aanhang werd niet echt vergroot en de mijnen gingen definitief dicht.

 

Electoraal stelde de partij net als haar twee andere radicaal-linkse collega’s (rivalen) niet veel voor. Op nationaal vlak was er sinds de oprichting nooit een doorbraak. Enkel in bepaalde steden zoals Antwerpen, Zelzate en Genk kon de partij lokale zetels binnenhalen. Het electoraal falen werd op verschillende manieren verklaard. In Wallonië zou het chauvinisme van de PS de massa bedwelmen. In Brussel kon geen winst geboekt worden omdat de talrijke gastarbeiders er geen stemrecht hebben en de Belgische arbeiders meestal buiten Brussel wonen. In Vlaanderen kon er niet doorgebroken worden omdat de partij door de media doodgezwegen werd.[224]

 

Om dit deeltje te beëindigen, lijkt het me interessant om hier - net als bij de SAP - de partijvoorstelling in de partijkrant weer te geven. Het gaat hier om de voorstelling uit Solidair van 1985.  Let vooral nog eens op de analyse van de Sovjetunie.

 

PVDA

 

De Partij van de Arbeid van België is:

Een aktiepartij die zich volledig ten dienste stelt van de strijd voor het socialisme;

Een partij die zich volledig ten dienste stelt van de strijd die de werkers voeren tegen het kapitalisme;

Een partij die zich zelfstandig een weg zoekt naar de socialistische revolutie in België;

 

Het stichtingskongres van de PVDA vond plaats in november 1979. Tevoren werkten we sinds 1970 onder de naam AMADA-TPO. In die organisatie verenigden zich intellektuelen die 1968 meemaakten, kommunisten die de ‘Kommunistische Partij van België’ verlieten, leden van verscheidene revolutionaire organisaties, militanten van ABVV en ACV. Wij vormen een nationale partij die werkers uit Vlaanderen, Wallonië en Brussel verenigt.

 

Tegen wie strijdt de PVDA?

De PVDA strijdt tegen het grootkapitaal: tegen de banken, de holdings, de grote ondernemingen, de multinationals. Zij hebben de produktiemiddelen in privébezit en daarom wordt de hele produktie en de hele maatschappij geregeld volgens hun winsthonger. Zij veroorzaken uitbuiting en miserie, afbraak van demokratie en repressie, sociale achteruitgang van de werkende klassen. De PVDA richt haar strijd tegen de huidige staatsmachine die een instrument is waarmee het grootkapitaal zijn macht in stand houdt. De huidige staat is niet neutraal, hij is gemaakt door en voor de patroons. Elk jaar hevelt hij honderden miljarden belastingsgeld naar de kapitalisten over. De rijkswacht is een privémilitie van het patronaat.

 

Wat wil de PVDA?

De PVDA wil de onteigening zonder schadeloosstelling van de grote kapitalisten: de produktiemiddelen moeten het kollektieve bezit worden van het werkende volk. Er moet een nationale planning van de ekonomie komen volgens de noden van het volk. De PVDA wil de ontbinding van de huidige staatsmachine, de vorming van een socialistische staat gebaseerd op het zelfbestuur van de werkers. Een staat waarin alle ambtenaren door het volk worden verkozen en gekontroleerd, en waarvan de werkzaamheden volledig openbaar zijn. De PVDA wil een socialistisch leger en een socialistische militie gevormd door arbeiders en werkers, verbonden met het volk, gekontroleerd door het volk.

 

Komt er oorlog?

Twee supermachten streven naar wereldheerschappij. De VSA proberen de gebieden te behouden die zij sinds 1945 kontroleren. Tijdens de jaren ’70 heeft het VS-imperialisme nederlagen geleden in Kampuchea, Laos en Vietnam, in Iran en Ethiopië, in Nicaragua. De PVDA is van mening dat in de Sovjetunie staatskapitalisme heerst en dat de Sovjetunie een imperialistische politiek voert. De Sovjetunie gebruikt militair geweld om haar overheersing te vestigen over Afghanistan, Kampuchea en Ethiopië-Eritrea. Sinds de Reagan-administratie is er een evenwicht ingetreden in de krachtsverhoudingen tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie. De rivaliteit tussen beide strekt zich uit over alle kontinenten en oceanen, alsook in de ruimte. Dit kan uitmonden in een derde wereldoorlog. Alle volkeren moeten hun nationale onafhankelijkheid verdedigen en elke inmenging en agressie van de Sovjetunie en de Verenigde Staten bekampen.

 

Welke eenheid, welke solidariteit?

Onze kapitalisten hebben zich verrijkt met de genadeloze plundering van de derde wereld. De PVDA steunt elke strijd voor politieke en ekonomische onafhankelijkheid van de volkeren van Afrika, Azië en Latijns-Amerika. De arbeiders van de hele wereld vormen eenzelfde klasse en moeten elkaar steunen. De PVDA is solidair met de landen die een eigen weg zoeken voor een authentiek socialisme, zoals China, Joegoslavië, Noord-Korea. Wij leren van hun positieve ervaringen en wij leveren op kameraadschappelijke wijze kritiek op wat – naar onze mening – fout is. In België zal de weg naar het socialisme nog lange tijd vergen en een ingewikkeld proces doormaken.Wij willen allen die werken voor de socialistische revolutie in België verenigen binnen de Partij van de Arbeid. Wij geloven dat alle werkers zich moeten aaneensluiten binnen de vakbeweging. De PVDA werkt binnen het ABVV en het ACV en ijvert ervoor dat zij demokratische strijdorganisaties zijn. De PVDA is voor eenheid in de aktie rond konkrete punten met alle partijen en organisaties van alle arbeiders en werkers.

 

Het is belangrijk deze partijvoorstelling voor ogen te houden als we in deel III hoofdstuk 3 gaan kijken naar de partij-analyse met betrekking tot de politiek van Gorbatsjov en de uiteindelijke ineenstorting van het communisme in het Oostblok.

 

5. Conclusie

 

De PVDA, de opvolger van AMADA wist zich binnen de Belgische radicale linkerzijde te consolideren. Gegroeid vanuit het spontane studentenprotest evolueerde de partij van Kris Merckx en Ludo Martens naar een serieuze communistische partij met een sterk hiërarchische structuur. Het marxisme-leninisme en het denken van Mao Zedong vormden de enige juiste ideologie om de revolutie te bewerkstelligen. De houding tegenover de andere radicaal-linkse partijen was vaak sektair[225]. De partij zag zich als de enige, ware communistische partij. De PVDA werd gekenmerkt door een groot activisme. Bij vrijwel alle belangrijke sociale en maatschappelijke acties stond ze mee op de barricaden. Midden jaren tachtig was ze in Vlaanderen de belangrijkste radicaal-linkse partij geworden, ten koste van de ‘revisionisten van de KPB’. Op electoraal vlak brak ze echter nooit door.   

 

Het verdere verloop van de geschiedenis van de PVDA heeft zeer veel te maken met internationale ontwikkelingen sinds de tweede helft van de jaren tachtig. Het aan de macht komen van Gorbatsjov zou een verandering van de ideologische lijn inhouden. De analyse van de gebeurtenissen 1989-1991 moet dan ook in dat licht bekeken worden; meer daar over in deel III.

 

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

[199] Uitspraak van Mao Zedong geciteerd in: VAN GINNEKEN (J.), De linkse stroming in China. Amsterdam, 1974.

[200] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: CHAUVIER (J.M), Gauchisme et ‘nouvelle gauche’ en Belgique. In: ‘Courrier hebdomadaire du CRISP’, nr. 562-563 en nr. 564, 1972. DE WAEL (I.), Les maoïstes belges. Etude des conflits idéologiques au sein du Parti Communiste Belge dans les années 60. Bruxelles, 1987.

[201] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BREPOELS (J.), Arbeiderspartijen links van de sociaal-democratie. In: Wat zoudt gij zonder het werkvolk zijn? deel 2. Leuven, 1981. MARTENS (L.) en MERCKX (K.), Een kwarteeuw Mei 68. Berchem, 1993. VAN DOORSLAER (R.), Oorsprong en consolidatie van de beweging ‘Alle Macht Aan de Arbeiders’ in Vlaanderen, 1970-1972. In: ‘AMSAB-Tijdingen’, 2de jg., 1983-1984.

[202] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BREPOELS (J.), Arbeiderspartijen links van de sociaal-democratie. In: Wat zoudt gij zonder het werkvolk zijn? deel 2. Leuven, 1981. CHAUVIER (J.M), Gauchisme et nouvelle gauche en Belgique. In: ‘Courier hebdomadaire du CRISP’, 1973, nr. 600-601 en nr. 602-603. MARTENS (L.) en MERCKX (K.), Een kwarteeuw Mei 68. Berchem, 1993. VAN DOORSLAER (R.), Oorsprong en consolidatie van de beweging ‘Alle Macht Aan de Arbeiders’ in Vlaanderen, 1970-1972. In: ‘AMSAB-Tijdingen’, 2de jg., 1983-1984. VERSTEEGH (J.), D’un mouvement étudiant à un parti: Alle Macht Aan de Arbeiders, 1970-1979. Bruxelles, 2000.

[203] In: BREPOELS (J.), Arbeiderspartijen links van de sociaal-democratie. In: Wat zoudt gij zonder het werkvolk zijn? deel 2. Leuven, 1981, p. 314.

[204] Een werk dat grondig bestudeerd werd, was: LENIN (V.I.), Wat te doen? Amsterdam, 1952. Het handelt over de noodzaak van een strakke organisatie van een communistische partij.

[205] VAN DOORSLAER (R.), Oorsprong en consolidatie van AMADA. In: ‘AMSAB-tijdingen’, 2de jg., 1983-1984, p. 66.

[206] Interview met Kris Merckx, 15/05/2002, Hoboken. Kris Merckx was samen met Ludo Martens één van de oprichters van AMADA. Hij was ook de initiatiefnemer van ‘Geneeskunde voor het Volk’. Hij is vandaag nog steeds het boegbeeld van de PVDA.

[207] Zie: LEYERS (M.) en MERCKX (K.), De dokter als kameraad. Antwerpen, 1972.

[208] Een grote klassieker was natuurlijk: ZEDONG (M.), Het Rode Boekje. Antwerpen-Utrecht, 1968.

[209] De Partij van de Arbeid van Albanië onder leiding van Enver Hoxha en nadien Ramiz Alia had China gevolgd in haar kritiek op het ‘revisionisme’ en ‘hegemonisme’ van de Sovjetunie. Albanië was naast Joegoslavië, dat een onafhankelijke politiek voerde, het enige land in Oost-Europa dat niet was overgegaan op de destalinisatiepolitiek.

[210] Correspondentie via e-mail met Wim De Neuter, 28/02/2001.

[211] Men kwam op het standpunt van het strijdsyndicalisme. Zie bijvoorbeeld volgende brochure: Vrije en demokratische delegeeverkiezingen! Kies kommunistiese en strijdbare delegees. Antwerpen, 1975.

[212] In: TURF (J.), Een politieke identiteit voor communisten. Antwerpen, 1977, pp. 142-143.

[213] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: MOMMEN (A.), Megafoonmarxisme: AMADA 20 – PVDA 10. In: ‘De Nieuwe Maand’, 1989, nr. 7. ROBERT (D.), Analyse de l’évolution idéologique et politique du Parti du Travail de Belgique (PTB) entre 1979 et 1990. Louvain-la-Neuve, 2000.  VERSTEEGH (J.), D’un mouvement étudiant à un parti: Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979. Brussel, 2000.

[214] Interview met Wim De Neuter, 22/02/2002, Brussel.

[215] In: Statuten. Goedgekeurd door het Stichtingskongres van de Partij van de Arbeid van België, oktober 1979. Brussel, 1979, p. 15.

[216] In: Programma. Goedgekeurd door het Stichtingskongres van de Partij van de Arbeid van België, oktober 1979. Brussel, 1979, p. 6.

[217] In: Programma. Goedgekeurd door het Stichtingskongres van de Partij van de Arbeid van België, oktober 1979. Brussel, 1979, p. 64 en volgende.

[218] “De Sovjetunie en de Verenigde Staten besteden waanzinnige sommen aan de bewapeningswedloop ten einde de wereld te overheersen. De Verenigde Staten houden koloniale regimes als Zuid-Afrika, Rhodesië en Israël overeind, ondersteunen militaire diktaturen in Chili. De Sovjetlegers marcheerden Tsjecho-Slovakije binnen, de Sovjetrussische militaire experten leiden de oorlog in Ethiopië-Eritrea, organizeren de bloedige onderdrukking in Afghanistan, hebben van Vietnam een kolonie gemaakt en sturen dit land in een overheersingsoorlog tegen Kampuchea en Laos. In heel de wereld voelen de volkeren de dreiging van een nieuwe, grote oorlog om de wereldheerschappij.” In: Programma. Goedgekeurd door het Stichtingskongres van de Partij van de Arbeid van België, oktober 1979. Brussel, 1979, p. 5.

[219] Zie volgende documenten met betrekking tot het congres van 1983: MARTENS (L.), De likwidatie-stroming binnen de marxistisch-leninistische beweging: verslag en samenvatting van de discussies en amendementen. Brussel, 1983. MARTENS (L.) en MERCKX (K.), Partij en front: verslag en samenvatting van de discussies en amendementen. Brussel, 1983.  MARTENS (L.), DETHIER (J.) en PAUWELS (J.), Revolutionaire moraal. Brussel, 1983.

[220] Interview met Wim De Neuter, 22/02/2002, Brussel.

[221] Zie: DE CONINCK (D.), Hoed u voor de gepiegeerde wagen. In: ‘De Morgen 20 jaar’, extra editie, 01/12/1998.

[222] Zie: VAN DER VELPEN (J.), De CCC: de staat en het terrorisme. Berchem, 1988.

[223] Zie: DELSAUTE (H.), De machtsgrepen en –knepen van de PVDA. De voorjaarsstaking 1986 in de Limburgse mijnen. In: ‘De Nieuwe Maand’, 29ste jg., nr. 7, 1986.

[224]  MOMMEN (A.), Megafoonmarxisme. AMADA 20 – PVDA 10. In: ‘De Nieuwe Maand’, 32ste jg., nr. 7, 1989, p. 23.

[225] Dit dient natuurlijk genuanceerd te worden. De verhoudingen tussen de radicaal-linkse partijen was er steeds een van ‘wederzijdse animositeit’. Elke partij werd er meermaals van beschuldigd sektair te zijn.