Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het 'reëel bestaande socialisme'? (Jan Buelinckx).

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

DEEL II:

RADICAAL-LINKS IN BELGIË: EEN HISTORISCHE VOORSTELLING

 

HOOFDSTUK 2: DE SOCIALISTISCHE ARBEIDERSPARTIJ VAN BELGIË (SAP), BELGISCHE AFDELING VAN DE VIERDE INTERNATIONALE

 

“Een huis heeft grondvesten. Om het te doen ineenstorten moet gij aan die grondvesten raken. Ge kunt het dak veranderen. Ge kunt nieuwe vensters plaatsen. Ge kunt de gevel opnieuw schilderen. Nu kunt ge niet meer zeggen: er is niets veranderd, als ge in plaats van pannen een ander dak hebt, als ge in plaats van een witte gevel, een roze gevel hebt, dan is er iets veranderd. Maar ge kunt natuurlijk niet beweren dat het wezen, de natuur van dat huis gewijzigd is.”[174]

 

De SAP-POS werd onder deze benaming gesticht in 1984. De partij was de feitelijke opvolger van de Revolutionaire Arbeidersliga (RAL-LRT). Die was in 1971 gesticht. Die datum was zeker niet de geboorte van het Belgisch trotskisme.

 

1. Ontstaan van de trotskistische stroming[175]

 

Bij het ontstaan van de KPB in 1921 zagen we al dat er onenigheid was tussen de groep rond War Van Overstraeten en de groep rond Joseph Jacquemotte. De trotskistische stroming bestond al binnen de KPB sinds 1925, parallel met de opkomst van de zogenaamde Linkse Oppositie onder leiding van Leon Trotski[176] in de Sovjetunie. In maart 1928 kwam het tot een openlijke breuk. Die had alles te maken met de politieke evolutie van de Sovjetunie. Van 1923 tot 1927 woedde er een hevige machtsstrijd binnen de KPSU over de bureaucratisering van de partij. Leon Trotski profileerde zich als de leider van de stroming die zich verzette tegen de bureaucratisering. Zijn Linkse Oppositie verloor het pleit van Stalin en de zijnen.  

 

2. De trotskisten, 1928-1945[177]

 

Een sterke minderheid binnen de KPB sloot zich aan bij de Russische Oppositie. Ze werd uitgesloten uit de partij en richtte de Kommunistische Oppositie op. Ideologisch steunde men op de theorieën van Marx, Engels, Lenin, aangevuld met die van Trotski over de permanente revolutie, de noodzaak van arbeidersraden, het revolutionair internationalisme, de ‘bureaucratische ontaarding’ van de Sovjetunie, etc…[178] De Oppositie startte met veel enthousiasme, maar werd op haar beurt verscheurd door een strategische keuze: een nieuwe partij oprichten, ofwel heraansluiting vragen bij en oppositie voeren in de Derde Internationale. Ook deze discussie had internationale wortels: tot 1933 hoopte Trotski dat de Derde Internationale kon hervormd worden tot een instrument ter verspreiding van de revolutie, en bijgevolg moest er voorlopig geen nieuwe organisatie opgebouwd worden. Inlichtingen van een dubieus informant deden hem echter besluiten om de Belgische Oppositiegroep – gezien haar relatieve sterkte – als aparte partij te laten werken. In 1930 kwam Trotski op deze beslissing terug, maar enkel de afdeling Charleroi onder leiding van Leon Lesoil volgde de nieuwe richtlijn. Deze minderheid scheurde zich af en noemde zichzelf de Linkse Kommunistische Oppositie. Ongeveer hetzelfde moment richtte de meerderheid de Liga van Internationale Kommunisten op, onder leiding van Adhemar Hennaut. Deze organisatie verloor snel aan belang door een reeks problemen: de gebrekkige centralisatie, het wegvallen van een internationaal verband, de overstap van enkele militanten naar de groep rond Lesoil, etc… Op het einde van de jaren dertig stond Hennaut aan het hoofd van een marginale organisatie.

 

In 1933 opperde Trotski de oprichting van de Vierde Internationale. De houding van de Duitse communisten en de Komintern tegenover de machtsovername van Hitler in januari 1933 was voor Trotski het bewijs dat de Derde Internationale gefaald had en niet meer kon worden omgevormd in een daadkrachtige revolutionaire organisatie. Een nieuwe internationale gebaseerd op onafhankelijke partijen was daarom nodig. In de loop van de volgende jaren zocht hij medestanders om dit project te doen slagen.

 

De Linkse Kommunistische Oppositie werd onder impuls van Leon Lesoil herdoopt in de Ligue Communiste Internationaliste (Bolchévique-léniniste). In 1934-1935 besliste de meerderheid van deze groepering om lid te worden van de Belgische Werkliedenpartij (BWP). Dit betekende het begin van de strategie van het entrisme.

 

Trotski dacht dat er een beslissende strijd ging geleverd worden in West-Europa en wilde via de weg van het entrisme krachten winnen om tot een revolutionaire hergroepering te komen. Een minderheid onder leiding van Georges Vereeken weigerde dit entrisme en richtte een  groupuscule op: de Ligue Communiste Internationale (Trotskiste).

 

Begin 1936 werd de entristische groep uit de BWP uitgesloten en werden onmiddellijk besprekingen gestart met de groep Vereeken. Het resultaat was een fusie in oktober 1936: de Revolutionair Socialistische Partij/Parti Socialiste Revolutionnaire (RSP/PSR). De belangrijkste leiders waren Leon Lesoil, Georges Vereeken en Walter Dauge. Binnen deze partij was er heel wat onenigheid over de aanpak van de Belgische politieke toestand. Toch was het weer de internationale politieke oriëntatie die voor een nieuwe splitsing zorgde. Een groepje rond Vereeken ging niet akkoord met de oprichting van de Vierde Internationale in 1938 en ging op gescheiden weg verder[179]. De grote meerderheid was voor de oprichting van de Vierde Internationale. Centraal document werd het Overgangsprogramma[180], een programma dat een reeks overgangseisen stelde zoals planning van de economie, arbeiderscontrole en machtsbeperkende maatregelen tegenover kapitalisten. In 1941 was er weer een naamsverandering. De PSR werd nu de Parti Communiste Révolutionnaire (PCR). Er werd een clandestiene werking uitgebouwd om het verzet te organiseren. De PCR engageerde zich echter niet in het Onafhankelijkheidsfront (OF) dat ze te burgerlijk en te nationalistisch vond, maar probeerde vergeefs een Arbeidersfront op te richten.

 

Door de nazi-terreur was de PCR op het einde van de oorlog herleid tot een kleine club. In januari 1946 kwam er weer een fusie met de Groupe Communiste Trotskiste, die niet meer onder leiding van Vereeken stond maar onder leiding van Pierre Le Grève. De nieuwe partij heette de Parti Communiste Internationaliste (PCI). De verhoopte pre-revolutionaire toestand kwam er niet. Het uitbreken van de Koude oorlog en de uitvoering van het Marshall-plan verkleinden de mogelijkheden van de trotskisten nog verder. De partij verschrompelde door verkeerde analyses, door interne crisissen, door persoonlijke conflicten, etc… Ook van de internationale leiding kwam er geen oplossing: het Tweede Wereldcongres in 1948 gaf nog steeds als richtlijn om autonome massapartijen op te bouwen. Niet lang daarna werd een koerswijziging voorgesteld: er moesten geen inspanningen meer geleverd worden voor het oprichten van autonome partijen, maar er moest binnen de traditionele arbeidersorganisaties aan basiswerk gedaan worden.[181] In vele landen weigerde een aanzienlijk deel van de trotskistische partijen deze strategische wijziging. In België was de meerderheid gewonnen voor het entrisme. Dat had veel te maken met het prestige van Ernest Mandel, die lid was van het Internationaal Secretariaat van de Vierde.

 

3. Het naoorlogse entrisme[182]

 

In verschillende landen had het entrisme plaats in de communistische partijen; in België werd gekozen voor de Belgische Socialistische Partij (BSP) omdat men op grond van de bestudering van de Koningskwestie meende dat een toekomstige radicalisatie zich daar zou voordoen. Bedoeling was om via revolutionaire propaganda en ledenrecrutering een brede voorhoede te vormen die op basis van haar ervaringen tot een revolutionair programma zou komen. De groep entristen wist in te spelen op verschillende evoluties: neergang van de traditionele Belgische industrie gecombineerd met de opgang van het renardisme, de oppositiekuur van de BSP, de crisis in Kongo en vooral de staking tegen de eenheidswet. Na enkele moeilijke beginjaren werd een eerste succes geboekt door Emile Van Ceulen die de Jeune Gardes Socialistes (JGS) activeerde op basis van een radicaal programma. De eerste recruteringen vonden plaats binnen de JGS.

 

1954 was een zeer belangrijk jaar. Naast niet te onderschatten internationaal werk, namelijk steun aan de Algerijnse FLN in diens dekolonisatiestrijd, begon ook de werking in het ABVV. De eis voor structuurhervormingen en economische planning werd door de trotskisten en de renardisten gesteld. Het renardisme was van centraal belang voor de trotskisten: zij konden immers deze syndicale strijdbeweging op het  politieke terrein brengen. Het was de wil van de trotskisten om met die beweging druk uit te oefenen op de BSP-leiding. Hiervoor werd het blad La Gauche opgericht door Ernest Mandel met de steun van de syndicalisten Jacques Yerna en André Renard. Enkele jaren later, in 1959, richtte Marcel Deneckere de Vlaamse tegenhanger Links op. Hetzelfde jaar nam de BSP de eis van structuurhervormingen over. De situatie werd minder gunstig tijdens de staking tegen de Eenheidswet. Er kwam een breuk tussen La Gauche en André Renard toen het blad aanstuurde op een mars op Brussel. Renard koos tijdens de staking voor de federalistische uitweg en richtte in 1961 het Mouvement Populaire Wallon (MPW) op. De trotskisten trachtten een breuk met het MPW te vermijden. Na het overlijden van Renard in 1962 waren er drie tendenzen die elkaar de leiding van de MPW betwistten: de trotskisten onder leiding van Ernest Mandel, de syndicalisten onder leiding van Jacques Yerna en de nationalisten onder leiding van François Perin. In 1964 zou de MPW uiteenspatten.

 

Ondertussen waren op internationaal vlak weer enkele wijzigingen en splitsingen gekomen. Begin jaren zestig brak de Argentijn Posadas met de Vierde Internationale en richtte zich tot trotskisten en niet-trotskisten om een nieuwe internationale op te bouwen. Ook in België werd een ‘posadistische’ groep opgericht. In 1965 verliet Michel Raptis (‘Pablo’) de Vierde Internationale en richtte de TMRI op, de internationale revolutionair marxistische tendens. In België sprong het groepje rond Vereeken op de kar van de zogenaamde ‘pablisten’.    

 

Nog in 1964 kwam een einde aan het entrisme in de BSP op het zogenaamde ‘Onverenigbaarheidscongres’: lidmaatschap van de BSP was niet verenigbaar met een leidende functie in het MPW of met het schrijven in La Gauche of Links. De trotskisten probeerden na deze breuk, die ze zeker niet gewenst hadden, organisaties links van de BSP te creëren. In Brussel, waar ze het sterkst stonden, resulteerde dit in de oprichting van de Union de la Gauche Socialiste. In Vlaanderen kwam Marcel Deneckere, hoofdredacteur van Links tot een compromis met de BSP-leiding. Er was reactie van enkele dissidenten en van een aantal Socialistische Studenten en Jongsocialisten. Zij verenigden zich in de Socialistische Beweging Vlaanderen en gaven De Socialistische Stem uit, dat in 1969 werd vervangen door Rood. Ook in Wallonië moesten de trotskisten zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Het MPW verloor het grootste deel van haar linkerzijde. Het deel dat in het MPW bleef was in de minderheid ten opzichte van de wallinganten. Dat kwam duidelijk aan de oppervlakte in 1965 toen de Parti Wallon des Travailleurs (PWT) werd opgericht: wallingant François Perin werd de leider van deze sterke federatie. Na  de verkiezingen van 1965 kwam er een breuk tussen de linkerzijde en Perin. Die laatste vormde met andere wallingante partijen het Front Wallon. De trotskisten en hun sympathisanten bleven voort werken in de PWT.

 

Het eindresultaat na 14 jaar entrisme was niet echt fantastisch: er bleven slechts drie kleine organisaties: de PWT in Wallonië, de UGS in Brussel en de SBV in Wallonië. In oktober 1965 werden ze overkoepeld door de Socialistische Arbeiderskonferentie (SAK) die ongeveer 1000 leden telde.

 

Ondertussen was de JGS uitgesloten uit de BSP door een incident op een viering van 100 jaar Eerste Internationale in 1964. De JGS was numeriek zwak na de uitsluiting. In Vlaanderen waren in 1962 en 1963 nieuwe kernen van de Socialistische Jonge Wacht ontstaan. Zij leunden sterk aan bij de trotskisten van de Vierde Internationale.

 

4. De contestatiebeweging van de jaren 1960: nieuwe inzichten[183]

 

De trotskisten reageerden verward op deze nieuwe situatie. De SAK raakte niet echt van de grond, de strategie van het entrisme had gefaald. Mei 1968 zou de doorslag geven in de oprichting van een nieuwe voorhoedepartij. Voor een aantal geradicaliseerde jongeren was noch de sociaal-democratie, noch het Moskou- of Pekingcommunisme een aantrekkelijk alternatief. Daarom grepen sommigen terug naar de geschriften van Trotski. Om twee redenen vonden de trotskisten de studentenopstand belangrijk: men kon er kaders recruteren en de opstand had een voorbeeldfunctie. De studenten konden als minst controleerbare groep in de samenleving een eerste bres slaan in het kapitalistische bestel en zo aan de arbeiders tonen dat een oppositie tegen het kapitalisme en de politieke en sociale leiders mogelijk was. Het Negende Wereldcongres van de Vierde Internationale speelde daarop in en stelde een koerswijziging voor. Het entrisme moest verlaten worden ten voordele van de strijd met ‘open vizier’. De grondlijnen van deze nieuwe strategie en nieuw type partij werden een jaar later, op 21 en 22 november 1970 op een massabijeenkomst te Brussel vastgelegd. 3000 afgevaardigden uit verschillende landen kwamen er bijeen onder het motto Voor de Socialistische Verenigde Staten van Europa. Het congres stelde vast dat de wereldsituatie zich gevoelig gewijzigd had. Nieuwe generaties waren in de contestatie gevormd, de stalinistische bureaucratie was in crisis, de sociaal-democratie miste elke slagkracht. Een nieuwe leninistische organisatie moest de spontaneïstische beweging van studenten en arbeiders een revolutionair perspectief bieden. De herboren Vierde Internationale sprak zich uit voor een socialisme gegrondvest op de collectieve toe-eigening van de productiemiddelen en de financiële instellingen, op de socialistische planning van de economie en op het zelfbeheer van de bedrijven en de staat door de arbeiders. Om daartoe te komen was in de industriële kapitalistische landen een ‘socialistische revolutie’ (via een revolutionaire algemene staking) nodig, die een overgangsprogramma moest verwezenlijken van planificatie en arbeiderscontrole. In de Derde Wereld werd de ‘permanente revolutie’, de overgang van het antikoloniaal via het anti-imperialistisch naar het socialistisch stadium noodzakelijk geacht. In de gedegenereerde bureaucratische arbeidersstaten (Oost-Europa en de Sovjetunie) was de ‘politieke revolutie’ nodig om tot een waarachtig socialisme te komen. 

 

5. De Revolutionaire Arbeidersliga (RAL)[184]

 

In juni 1971 werd de Revolutionaire Arbeidersliga (RAL) opgericht door militanten van het SAK, van de SJW en de JGS. Het stichtingscongres had tot doel om de ervaringen van de oude en de nieuwe generatie samen te brengen. Dat mislukte ten dele. De aanwezigheid van twee boegbeelden als Ernest Mandel en Van Ceulen betekende een gedeeltelijke continuïteit. In de leiding zaten echter vooral kaders van de nieuwe generatie. Er vond een geleidelijke centralisatie plaats en er werden vrijgestelden verkozen.[185]

 

Tijdens de eerste jaren van het bestaan van de RAL bleef de werking onder de radicale jongeren zeer belangrijk. Dit betekende dat de meeste aandacht uitging naar studenteneisen en de internationale problematiek (de militaire coup in Chili, de Vietnam-oorlog, etc…). Het hoogtepunt was ongetwijfeld de massabeweging in 1972-1973 tegen Van den Boeynants, wanneer deze als minister van defensie het uitstel voor militaire dienst na de middelbare school wilde afschaffen. De discussie over de ‘sterke staat’ en de ‘fascisering’ was op dat moment zeer levendig. Na weken van betogingen, prikacties, stakingen en bezettingen moest Van den Boeynants in het zand bijten. Na een tijdje werd dit studentenwerk ondergeschikt gemaakt aan binnenlands politiek en syndicaal werk. Er werd tussengekomen in stakingen en geijverd voor de 36-urenweek.[186] Het werk binnen de georganiseerde vakbonden ABVV en ACV werd van primordiaal belang. Verschillende militanten trokken de fabrieken in om de revolutionaire ideeën te verspreiden en om het leven van de arbeiders beter te begrijpen. De uitstraling van de RAL werd eveneens verhoogd door de recrutering van vele bekenden uit de culturele sector. Bekendste voorbeeld was de toneel- en filmregisseur Robbe De Hert.

 

In 1972 was er een kleine afscheuring. De Groupe Marxiste Internationaliste werd opgericht onder leiding van Guy Desolre. Tot 1980 gaf hij het blad La Brèche uit.

 

De RAL leed niet veel schade en bleef koortsachtig verder werken. Het socialisme moest gevestigd worden door een grote algemene staking met actieve bezetting van de bedrijven, de democratische verkiezing van stakingscomités, de coördinatie daarvan op regionale en nationale schaal, de instelling van de arbeiderscontrole in de bedrijven, de onteigening van het grootkapitaal en de vorming van een arbeidersregering.[187]

 

De RAL had niet alleen een syndicalistische kern. Ook het socialistisch feminisme werd hoog in het vaandel gedragen.[188] De discriminatie van alle onderdrukte groepen (vrouwen, migranten, homoseksuelen, etc…) werd aangeklaagd.  

 

Zoals reeds vermeld was de KPB als traditionele vertegenwoordiger van de Belgische radicale linkerzijde niet echt tevreden met de opkomst van die nieuwe radicaal-linkse bewegingen. KPB-voorman Jef Turf uitte duidelijke kritiek:

 

“De Revolutionaire Arbeidersliga (RAL) recruteert meest uit de kringen van sociaal-democratische jongeren, hoofdzakelijk aan de universiteiten. Hun specialiteit bestaat er in de fouten die de communisten in vroegere perioden hebben begaan om te vormen tot karikaturen en ze nadien als beginsel te nemen. Ze verwerpen alle democratische verworvenheden van de arbeidersstrijd en houden het bij een model van arbeidersraden die alle macht naar zich toe trekken. Zij verwerpen de idee van een breed democratisch front en zoeken hun heil veeleer in harde, revolutionair ‘zuivere’ kernen die de arbeidersklasse naar de algemene werkstaking moeten leiden, waardoor het socialisme bereikt zal worden.”[189]

 

Vanaf 1977 werd aan alle verkiezingen deelgenomen. Tot de oprichting van de SAP in 1984 werd nooit meer dan 1% behaald. Meermaals werd gepoogd een kartel af te sluiten met de KPB en in mindere mate met AMADA. Onder het motto ‘Eenheid in Verscheidenheid’ groeide de RAL uit tot de pleitbezorger voor linkse eenheid, links van de sociaal-democratie. Dat moet natuurlijk met enige nuance bekeken worden. In een brochure uit 1977 typeerde de RAL haar wil tot eenheid namelijk als volgt:

 

“De RAL is niet van plan om af te zien van haar revolutionaire ideologie, programma en strategie. En we vragen dit uiteraard ook niet van de andere organisaties en militanten. Wat we wel vragen is: laten we nagaan waarover de eenheid nu reeds mogelijk is. Laten we dat telkens en telkens weer onderzoeken. Systematisch ijveren om vooroordelen, maneuvers, sektarisme en ultimatums weg te werken. En aldus vanaf nu de samenwerking in de praktijk verwezenlijken.”[190]

 

De houding tegenover de KPB werd verderop in de brochure duidelijker omlijnd:

 

“De Kommunistische Partij heeft een dubbele tactiek van eenheid. Enerzijds zoekt de KP ten allen prijze de eenheid met de leiding van BSP, ABVV en, in mindere mate, ACV. […] Anderzijds weigert de KP een politieke eenheid aan haar eigen linkerzijde. […] De eenheid van de linkerzijde die de KP wel nastreeft, maakt deel uit van haar strategie om zoveel mogelijk krachten op te doen om de BSP te dwingen de ‘grote eenheid’ op te leggen.”[191]

 

Over AMADA was de RAL helemaal niet te spreken:

 

“AMADA, tenslotte, heeft een radicaal-sektaire opvatting en een manipulatorische praktijk.”[192]  

 

Het was vrij duidelijk dat de RAL háár opvatting van de eenheid als de enige juiste zag. Het eigen ideologisch platform werd als het beste naar voren geschoven.

 

Wat de internationale politiek van de RAL betrof, steunde de partij de revolutionair-socialistische krachten tegen de ‘stalinistische bureaucratieën van de gedegenereerde arbeidersstaten’ van Oost-Europa en de Sovjetunie. In de Derde Wereld steunde ze alle anti-kolonialistische en revolutionaire krachten in hun ‘permanente revolutie’ naar het socialisme. Zo werd in 1979 de hoop gesteld in de Sandinisten in Nicaragua. De RAL en later de SAP zouden de Nicaraguaanse revolutionairen blijven steunen.[193]

 

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig begon de neergang van de RAL. De studentenradicalisatie was verdwenen, een groot deel van de jonge generatie van 1968 stapte het professionele leven in en verliet de partij. Het activisme daalde gevoelig. De partij voerde noodgedwongen hervormingen door. Er moest een verbeterde arbeiderswerking komen, er moest een goede leiding komen met zorg voor het financiële en materiële aspect, er moest meer duidelijkheid in het politieke werk komen. Uit deze hervormingen ontstond in 1984 de Socialistische Arbeiderspartij (SAP).

 

6. De Socialistische Arbeiderspartij (SAP)[194]

 

De nieuwe partij bleef de revolutionaire trotskistische principes trouw. In de Statuten van 1984 stond duidelijk dat de SAP, als Belgische Afdeling van de Vierde Internationale zich tot doel stelde “om de diktatuur van het proletariaat over de uitbuitende klassen en de socialistische demokratie in te stellen”.[195] Dat zijn volgens de SAP noodzakelijke voorwaarden om te komen tot een klassenloze maatschappij, bevrijd van alle uitbuiting en onderdrukking.

 

Het programma van de nieuwe partij bleef steunen op de klassieke teksten van het marxisme, de programma-teksten van de eerste vier congressen (1919-1922) van de Derde Internationale (Komintern), van de Internationale Linkse Oppositie en van de Beweging voor de Vierde Internationale (1933-1938), op het Overgangsprogramma (1938) en op de programmateksten van de Vierde Internationale en van het stichtingscongres van de RAL (1971).[196]

 

De partijwerking bleef gebaseerd op het principe van het ‘democratisch centralisme’. Kort samengevat betekende dat: democratie in de interne discussie om tot beslissingen te komen; discipline in de toepassing van de beslissingen.[197] Het tendensrecht bleef eveneens gelden. Dit recht kwam op het volgende neer:

 

“De SAP erkent het recht van haar leden om tendenzen of frakties te vormen op basis van een geschreven platform. Dit recht betekent het onvervreemdbaar recht van elke minderheid om een tendens of fraktie te vormen en te genieten van de demokratische rechten die daaruit voortvloeien. […] Om over deze rechten te beschikken, moet een tendens of fraktie erkend worden door het Centraal Komitee, of door het afdelingsbureau in geval van voorbereiding van een afdelingskonferentie.”[198]

 

Boegbeeld van de partij bleef professor Ernest Mandel. Hij stond internationaal bekend als een voortreffelijk marxistisch econoom en als dé trotskistische ideoloog bij uitstek. Hij zat niet alleen in de leiding van de partij, maar ook in die van de overkoepelende Vierde Internationale. De meeste analyses kwamen dan ook van zijn hand.

 

In de partijkrant Rood van 1985 formuleerde de SAP klaar en duidelijk wat voor een partij ze was en wat haar doelstellingen waren. Ik neem hieronder die partijvoorstelling over om de lezer duidelijk te maken wat voor een soort partij de SAP is.

 

Wat wil de SAP?

 

1.          De SAP is een Partij van arbeiders en jongeren, van strijdsyndicalisten en feministen. De SAP is aktief in de bedrijven, de vakbonden, de vrouwenbeweging, de internationale solidariteit, de jongerenstrijd, de strijd tegen fascisme en racisme. De SAP gelooft dat alleen het socialisme een einde kan stellen aan uitbuiting, onderdrukking, krisis en oorlog.

 

2.          De SAP is een demokratische partij. De SAP wil de voorhoede van de arbeidersklasse organiseren om de strijd te voeren voor het socialisme op wereldvlak. Daarom is de SAP ook de Belgische afdeling van de Vierde Internationale.

 

3.          Het demokratisch socialisme heeft niets te maken met de bureaukratische diktatuur in de USSR, Oost-Europa of China. De politieke en ekonomische macht moet werkelijk in handen zijn van de werkende bevolking, georganiseerd in demokratisch verkozen en afzetbare raden (zelfbeheer).

 

4.          We zullen het socialisme niet bereiken door langzame hervormingen, parlementsverkiezingen, regeringsdeelname met de burgerij, sociaal overleg met het patronaat. De SAP strijdt voor de revolutionaire verovering van de politiek macht door de algemene staking, de ontbinding van het burgerlijk repressie-apparaat, de onteigening van de kapitalistische klasse, de vorming van een arbeidersstaat, steunend op de arbeidersraden in bedrijven en wijken.

 

5.          De arbeidersklasse zit in een moeilijke defensieve positie. De traditionele leiders verergeren die situatie, de SAP voert een strijd op lange termijn om de arbeidersbeweging voor een politieke koersverandering te winnen. De SAP verwerpt iedere “soberheid” en wil het geld halen waar het zit. De SAP eist de nationalisatie van de banken, holdings en sleutelindustrieën, arbeiderskontrole in de bedrijven, drastische inkorting van de werktijd zonder loonverlies en met aanwervingen, een Plan dat iedereen werk en een degelijk inkomen geeft.

 

6.          De SAP staat vooraan in de organisatie van de weerstand tegen de patronale aanvallen. De SAP roept op voor het eenheidsfront van alle syndicale en politieke arbeidersorganisaties, om het kapitalistisch offensief te breken. De algemene staking moet voorbereid worden, de rechtse regering moet verjaagd worden. Er moet een regering komen van de grote arbeidersorganisaties, gesteund op het gemeenschappelijk vakbondsfront, die de werkelijke belangen van de arbeiders verdedigt. Als zo’n arbeidersregering wordt afgedwongen, zal de SAP eisen dat ze radicale en antikapitalistische maatregelen treft.  

 

7.          De kracht van de werkende bevolking om te strijden tegen werkloosheid, miserie, oorlog, diskriminatie berust in de eerste plaats in de twee grote vakbonden. De SAP militeert om van ABVV en ACV opnieuw strijdbare, demokratische organisaties te maken, in dienst van de arbeidersbelangen. De SAP wil samenwerken met alle strijdsyndicalisten voor de herovering van de vakbonden.

 

 

De opvolger van de RAL bleef al bij al zeer klein. Het werk binnen de vakbonden bleef het belangrijkst. Doelstelling daarbij was in de eerste plaats het strijdsyndicalisme bevorderen en revolutionair-socialistische standpunten verspreiden onder de vakbondsmilitanten.

 

Ook in andere massabewegingen was de SAP actief. Zo had ze ook haar aandeel in de grote vredesbetogingen in de eerste helft van de jaren tachtig. Ze bleef eveneens de pleitbezorger van de linkse frontvorming.

 

De aanslagen van de CCC brachten ook de SAP in vervelende papieren. Er werd echter van in het begin duidelijk gemaakt dat de partij niets met die aanslagen te maken had. Vermoed werd dat het om een complot ging van binnen- en buitenlandse geheime diensten om de linkerzijde en de vredesbeweging te discrediteren. 

 

7. Conclusie

 

De trotskistische beweging is altijd zeer klein gebleven. We hebben gezien welke turbulente geschiedenis ze achter de rug heeft. Verschillende organisaties met verschillende benamingen zagen het daglicht. Ook werd er gewerkt binnen de sociaal-democratie en de vakbonden. Vanaf 1970-1971 kwam er meer duidelijkheid met de oprichting van de RAL. Deze partij, die in eerste instantie vooral studenten wist aan te trekken, groeide uit tot een vaste, weliswaar kleine kracht in de radicale linkerzijde. Door interne problemen werd de RAL in 1984 omgedoopt in de SAP. De partij bleef grotendeels op dezelfde weg voortdoen. Het werken binnen de vakbond, het streven naar meer democratische rechten en het actief deelnemen aan massabewegingen bleven de voornaamste activiteiten. De linkse eenheid op basis van een democratisch socialistisch platform bleef de doelstelling van de SAP.

 

Of de SAP door haar afstandname van de - in haar ogen - bureaucratische regimes in het Oostblok terreinwinst kon boeken na de val van die regimes, zullen we zien in deel III, hoofdstuk 2.

 

8. Nog een opmerking

 

De SAP is vandaag niet de enige vertegenwoordiger van het Belgisch trotskisme. Tot in 1991 had je binnen de SP-PS de revolutionair marxistische tendens Militant-Vonk, de Belgische afdeling van de Committee for a Workers International (CWI). Het kwam in 1992 tot een splitsing. Militant ging alleen verder als Militant-Links en begon zich te profileren als een onafhankelijke linkse beweging/partij. Vonk ging gewoon verder als Vonk en bleef binnen de SP-PS opereren. Vandaag lijkt Militant-Links, onlangs omgedoopt tot Linkse Socialistische Partij (LSP), de overhand te krijgen binnen de Belgische trotskistische beweging, vooral door haar deelorganisatie Internationaal Verzet, die heel wat radicale jongeren aanspreekt.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

[174] In: MANDEL (E.), Kapitalisme vandaag. Gent, 1971 (RAL-schrift nr. 1).

[175] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: DE BEULE (N.), Het Belgisch trotskisme. Gent, 1980. DE CONINCK (R.), Inventaris van het archief van de Belgische Afdeling van de Vierde Internationale. Gent, s.d. WOLFERS (F.), L’origine du mouvement trotskyste en Belgique. Bruxelles, 1975.

[176] Leon Trotski (1879-1940), echte naam: Lev Davidovitsj Bronsjtein, communistisch theoreticus en politicus, samen met Lenin leider van de Russische Oktoberrevolutie in 1917, tussen 1917 en 1924 minister van buitenlandse zaken en van defensie van de Sovjetunie, werd in de interne machtsstrijd voor de opvolging van Lenin opzijgeschoven door Josef Stalin, werd de leider van de Kommunistische Oppositie, werd hiervoor in 1929 uit de Sovjetunie verbannen, stichtte in 1938 de Vierde Internationale, werd in 1940 in Mexico door een stalinistisch agent vermoord.

[177] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: DE BEULE (N.), Het Belgisch trotskisme. Gent, 1980. DE CONINCK (R.), Inventaris van het archief van de Belgische Afdeling van de Vierde Internationale. Gent, s.d.

[178] Onder de belangrijkste werken van Trotski kunnen gerekend worden: The Revolution Betrayed. London, 1937, waarin de theorieën van de ‘bureaucratisering’ en de ‘permanente revolutie’ worden uitgelegd; Geschiedenis der Russische revolutie. Amsterdam, 1978, een 3-delig werk over de Oktoberrevolutie van 1917; Stalin: de man en zijn invloed. Leiden, 1949, een tractaat over zijn grote rivaal Stalin.

[179] Vereeken noemde zijn in 1938 afgescheurde groep eerst Contre le Courant, later de Groupe Communiste en tijdens de Tweede Wereldoorlog Groupe Communiste Trotskiste (GCT).

[180] Zie: TROTSKI (L.), Overgangsprogramma: de doodsstrijd van het kapitalisme. Gent, 1978. (RAL-schrift, nr. 15) Het was het eigenlijke stichtingsprogramma van de Vierde Internationale.

[181] Deze koerswijziging werd voorgesteld door Michel Raptis (‘Pablo’), één van de belangrijkste leden van het Internationaal Secretariaat van de Vierde Internationale.

[182] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken: DE CONINCK (R.), Inventaris van het archief van de Belgische Afdeling van de Vierde Internationale. Gent, s.d. LORNEAU (M.), Le mouvement trotskyste belge, septembre 1939-décembre 1964. In: ‘Courrier hebdomadaire du CRISP’, nr. 1062-1063, 21/12/1984. VRANCKEN (I.), De Belgische trotskistische beweging: 1964-1971. Brussel, 1987.

[183] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BREPOELS (J.), Arbeiderspartijen links van de sociaal-democratie. In: Wat zoudt gij zonder het werkvolk zijn? deel 2. Leuven, 1981. CHAUVIER (J.M.), Gauchisme et ‘nouvelle gauche’. In: ‘Courrier hebdomadaire du CRISP’, nr. 602-603, 4/05/1973. DE CONINCK (R.), Inventaris van het archief van de Belgische Afdeling. Gent, s.d. VRANCKEN (I.), De Belgische trotskistische beweging: 1964-1971. Brussel, 1987.

[184] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BREPOELS (J.), Arbeiderspartijen links van de sociaal-democratie. In: Wat zoudt gij zonder het werkvolk zijn? deel 2. Leuven, 1981. CHAUVIER (J.M.), Gauchisme et nouvelle gauche en Belgique. In: ‘Courrier hebdomadaire du CRISP’, nr. 602-603, 4/05/1973. CORIJN (E.), Een rode geschiedenis. In: ‘Rood’, 16/12/1976. DE CONINCK (R.), Inventaris van het archief van de Belgische Afdeling van de Vierde Internationale. Gent, s.d. SCHELTIENS (V.), François Vercammen over dertig jaar RAL en SAP.In: ‘Rood’, 7/09/2001.

[185] Zie: Basisteksten Revolutionaire Arbeidersliga, Belgische Afdeling van de Vierde Internationale. Brussel, 1971.

[186] De strijd voor arbeidsduurvermindering is een typisch punt van radicaal-linkse partijen.

[187] Zie bijvoorbeeld: Een strijdprogramma voor de arbeidersklasse. Gent, 1977. (RAL-schrift nr. 7)

[188] Zie: Geen feminisme zonder socialisme, geen socialisme zonder feminisme. Gent, 1977. (RAL-schrift nr. 9) Eén van de boegbeelden van de socialistische feministische beweging was Ida Dequeecker. Zij publiceerde tal van brochures over gelijkheid van rechten, over vrouwenemancipatie en recht op abortus.

[189] In: TURF (J.), Een politieke identiteit voor communisten. Antwerpen, 1977, p. 143.

[190] In: Onze strijd voor de eenheid. Brussel, Fonds Leon Lesoil, 1977, p. 1. (RAL-schrift nr. 8)

[191] In: Onze strijd voor de eenheid. Brussel, Fonds Leon Lesoil, 1977, p. 5. (RAL-schrift nr. 8)

[192] In: Onze strijd voor de eenheid. Brussel, Fonds Leon Lesoil, 1977, p. 7. (RAL-schrift nr. 8)

[193] Zie: De Sandinisten. Brussel, SAP, 1986. (SAP-schrift nr. 4)

[194] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: DE CONINCK (R.), Inventaris van het archief van de Belgische afdeling van de Vierde Internationale. Gent, s.d. SCHELTIENS (V.), François Vercammen over dertig jaar RAL en SAP. In: ‘Rood’, 7/09/2001.

[195] In: Statuten van de Socialistische Arbeiderspartij. Brussel, SAP, 1984, p. 9. (SAP-schrift nr. 1)

[196] In: Statuten van de Socialistische Arbeiderspartij. Brussel, SAP, 1984, p. 9. (SAP-schrift nr. 1)

[197] In: Statuten van de Socialistische Arbeiderspartij. Brussel, SAP, 1984, p. 14. (SAP-schrift nr. 1)

[198] In: Statuten van de Socialistische Arbeiderspartij. Brussel, SAP, 1984, p. 14. (SAP-schrift nr. 1)