Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het 'reëel bestaande socialisme'? (Jan Buelinckx).

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

DEEL III

RADICAAL-LINKS EN DE GEBEURTENISSEN VAN 1989-1991: OVERLEVEN OF STERVEN?

 

In dit deel wordt de hoofdvraag, de kern van deze thesis, behandeld: hoe overleefden de KP(B), de SAP en de PVDA de val van het communisme? Het bronnenmateriaal dat ik hiervoor geconsulteerd heb, is vrij divers: partijkranten, ledenbladen, congresdocumenten, partijresoluties en persberichten. Ook worden enkele interviews in de tekst verwerkt. In voetnoot staat steeds de persoon, de datum en de plaats.

 

Bij elke partij zal ongeveer dezelfde indeling gevolgd worden. Eerst volgt steeds de analyse en de reactie met betrekking tot de politiek van Gorbatsjov en de gebeurtenissen 1989-1991. Vervolgens wordt er getracht om een overzicht van gevolgen voor de partij op te stellen en in een laatste onderdeel wordt een bondig besluit geformuleerd

 

HOOFDSTUK 1: DE KOMMUNISTISCHE PARTIJ VAN BELGIË (KPB)

 

Zoals reeds in de historische voorstelling vermeld, was de KPB in 1988 een federale partij geworden. Het merendeel van het geconsulteerde bronnenmateriaal heeft betrekking tot de Vlaamse Kommunistische Partij. De analyse die de Franstalige KP maakte van de internationale gebeurtenissen is echter gelijkaardig.[226]

 

 

1. Partij-analyse van de val van het ‘reëel bestaande socialisme’

 

1.1. Gorbatsjov: op hoop van zegen!

 

The ascent of Mikhail Gorbachev to power in March 1985 as General Secretary of the Communist Party of the Soviet Union (CPSU) was initially welcomed by all sections of Western Communist opinion. [227]

 

Er was oprecht geloof in de figuur van Gorbatsjov. De KP dacht dat Gorbatsjov de man was die de noodzakelijke hervormingen en verbeteringen kon doorvoeren na de periode van stagnatie onder Brezjnev. Men zag hem als een vredestichter, als een vertegenwoordiger van het ‘democratisch socialisme’.[228]

 

De perestrojka- en glasnostpolitiek van Gorbatsjov werd met grote aandacht gevolgd. In de maanden juli en augustus van 1987 schreef Jef Turf wekelijks een artikel over de evolutie van de Sovjetunie. Daaruit bleek dat de KP geloof hechtte aan de politiek van Gorbatsjov. De serie was niet voor niets getiteld “70 jaar later: op weg naar een volwassen socialisme.”  Turf zag de nieuwe Sovjetlijn als een “globale revolutie”[229]  en als een “nieuwe weg naar een nieuwe wereld”[230].

 

In een artikel in november van dat jaar werd de perestrojka zelfs bestempeld als een absolute ‘must’. De Sovjetunie en het internationale communisme kon in de ogen van de KP enkel overleven mits grondige hervormingen en vernieuwingen.[231]

 

1.2. De gebeurtenissen in China en Oost-Europa

 

1.2.1. China: het Tien An Men-incident

 

Het neerslaan van de studenten- en arbeidersprotesten in China, op het Tien An Men-plein, werd door de KP veroordeeld. In De Rode Vaan werd er niet echt uitvoerig over bericht. Een diepgravende analyse van de feiten in China konden we niet terugvinden. Naast een interview met toenmalig BRT-radiocorrespondent Paul De Maeseneer[232] konden we ook volgende bedenking van filosoof Rudolf Boehm over de situatie in China lezen:

 

“De bloedige konfrontatie tussen leger en ongewapende jongeren in Peking is een vreselijk feit. De in dit verband gevoerde diskussie over ‘revolutionair’ of ‘kontrarevolutionair’ lijkt nergens op. De revolutie in China bestond in de afschaffing van de private eigendom in de produktiemiddelen, en niemand heeft vernomen dat de protesterende studenten deze revolutie ongedaan wilden maken.”[233]

1.2.2. Oost-Europa: de omwentelingen

 

De omwentelingen in Oost-Europa werden uitvoeriger gevolgd in de partijpers. Er verschenen tal van artikels over de evoluties in Hongarije, Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije en Roemenië. Op een vrij genuanceerde manier werd hierover bericht. Er werd ingezien dat de Oost-Europese communistische regimes aan het einde van hun latijn waren.

 

Op 22 december 1989 verscheen in De Rode Vaan een editoriaal van partijlid Filip Delmotte. Daarin werd de analyse van de KP omtrent de vele gebeurtenissen die in het najaar van 1989 plaatsvonden grotendeels duidelijk gemaakt. Ik neem hieronder een deel van zijn tekst over:

 

“De stormachtige verandering van het internationale klimaat doet sommige geesten op hol slaan. Fukuyama, medewerker van president Bush van de Verenigde Staten, behoort tot dat soort. Zijn boodschap luidt: de koude oorlog is voorbij, het kapitalisme is eruit tevoorschijn gekomen als overwinnaar, de geschiedenis heeft haar eindpunt bereikt. Amen.

 

Dergelijke profetieën over de Heerlijke Nieuwe Wereld moeten een zwaar belaste keerzijde verdoezelen: armoede en werkloosheid, sociale onzekerheid, schrijnende ongelijkheid, vernietiging van het natuurlijke evenwicht, verslindende wapenproduktie, nukleaire waanzin,… Men hoeft alleen maar achter de glitter op de reklamepanelen te kijken om het te zien. Een realiteit die in de derde wereld tot de zoveelste macht vermenigvuldigd wordt. […]

 

Het refrein van het failliete kommunisme moet elke hoop op een alternatief de grond inboren. De euforie van de nieuwe profeten zou wel eens een grote vergissing kunnen zijn. Dat beseffen zij ook wel, en bijgevolg moet elk uitzicht op een demokratisch socialisme de grond ingeboord worden.

 

De Vlaamse kommunisten hielden zaterdag jl. een trefdag over de ontwikkelingen in het reëel bestaande socialisme. Er tekende zich een ruime consensus af: wat zich afspeelt is niet het failliet van het kommunisme of socialisme, maar van het Stalinisme en zijn uitwassen. Met geweld en repressie kan men geen duurzame maatschappij vestigen. Het is niet eensklaps dat de KP dat ontdekt, zij zegt dat al jaren.

 

De KP heeft de Russische inmenging in Tsjechoslovakije in 1968, de militaire staatsgreep in Polen in 1981, ondubbelzinnig veroordeeld. Zij keurt radikaal de bloedige repressie in Roemenië af, net zoals het bloedbad van Tienanmen. Het reëel bestaande socialisme gaat ten onder aan de tegenstelling tussen de eigen idealen en de bestaande realiteit, tussen de menselijke behoeften en de remmende strukturen van staat en partij.

 

In sommige Oosteuropese landen zijn de ontwikkelingen zorgwekkend. Velen zijn er verblind door de artikelen in de Westerse uitstalramen. De illusie in het westers systeem is omgekeerd evenredig met de afkeer tegen de bestaande regimes.

 

Maar de ontwikkelingen in Oost-Europa stellen ook nieuwe perspektieven. Met het verdwijnen van de koude oorlog zullen de militaire uitgaven in toenemende mate in vraag worden gesteld. De vredesbeweging heeft een reservoir aan ideeën en verwachtingen geschapen die niet zo gemakkelijk meer te counteren zijn.

 

De strijd voor een demokratisch socialisme gaat onverminderd voort. Nu is de inzet in West en Oost de radikale demokratie. Niet alleen op het politieke vlak, maar ook op het beslissende domein van de ekonomie. De hernieuwde SED-PDS is als eerste kommunistische partij in Oost-Europa daarmee begonnen: het zoeken van een weg tussen het stalinistisch socialisme en de heerschappij van het multinationale monopoliekapitaal. Ze verdient daarin al onze steun.”[234]

 

De KP zag dus in de omwentelingen van 1989-1990 de val van het ‘stalinisme’ en niet de val van de gehele socialistische ideologie, zoals Fukuyama het beweerde. Het was niet omdat de Oost-Europese regimes gefaald hadden, dat de hele socialistische idee gefaald had. De KP trachtte dit duidelijk te maken door haar perspectief, dat van een ‘democratisch socialisme’ diametraal tegenover het ‘stalinisme’ te zetten. De verstarde bureaucratieën werden zonder enige vorm van goedpraten veroordeeld.[235]

 

Een zeer krachtige veroordeling kwam er ook naar aanleiding van de bloedige gebeurtenissen in Roemenië:

 

 “In nauwelijks een week tijd heeft het Roemeense volk diktator Ceaucescu en zijn klan vermorzeld. De ‘grote leider’ was een levend voorbeeld van de verwording en het totaal verlies aan realiteitszin die voortvloeit uit onbeperkte alleenheerschappij.”[236]

 

De partij putte hoop uit het feit dat de Koude Oorlog en daarmee de directe Oost-West-confrontatie was afgelopen. Ze meende dat dit een kans was voor de democratische linkerzijde om met een propere lei te herbeginnen. Er werd echter gewaarschuwd voor een grootschalig offensief van de rechterzijde om met het falen van het ‘reëel bestaande socialisme’ in Oost-Europa ook de West-Europese welvaartstaten, die er gekomen waren door de strijd van de linkerzijde, in vraag te stellen en af te bouwen. 

 

Over het ophefmakende essay van Fukuyama verscheen in dezelfde Rode Vaan van 22 december 1989 een gans dossier met extra uitleg en kritieken van verschillende progressieven. De ideeën van Fukuyama werden beschouwd als ‘misplaatst triomfalisme’ en ‘a-historisch optimisme’. De geschiedenis was immers nooit gedaan zolang de mensheid zou bestaan. De mens zou altijd streven naar sociale verbeteringen.[237]

 

Veel aandacht ging ook uit naar de Duitse kwestie. De opstand die in de DDR had plaatsgevonden tegen het verstarde regime was volgens de KP in de eerste plaats een roep naar meer democratie. Er was nog altijd een sprankeltje hoop dat de DDR zou evolueren naar een democratische socialistische staat. Om die hoop duidelijk te maken verschenen er tal van interviews in De Rode Vaan met Oost-Duitse politici die geloofden in een democratisch socialisme, zoals Jürgen Tallig van de linkse oppositie[238], Markus Wolf, ex-chef van de Stasi[239] en toenmalig staatshoofd Egon Krenz[240]. Toch werd er al gevreesd dat de BRD de DDR op termijn zou opslokken en dat er terug sprake zou zijn van een eengemaakt Duitsland.

 

De uiteindelijke eenmaking van Duitsland in oktober 1990 deed de redactie van De Rode Vaan besluiten tot een extra dossier over de DDR. Daarin werd gesteld dat de kapitalistische restauratie een feit was en dat het onmogelijk was geworden de klok terug te draaien. De BRD had de DDR op minder dan een jaar tijd opgeslokt. De DDR was ten prooi gevallen aan een massale uitverkoop van haar economische activiteiten. Er werd voorspeld dat de Oost-Duitse bevolking een sombere tijd tegemoet ging.[241]

 

1.3. De implosie van de Sovjetunie

 

Over de implosie van de Sovjetunie werd uiteraard veel gepraat en gediscussieerd. De ondergang van de Oost-Europese satellietstaten deed de vraag rijzen hoe lang het ‘moedersysteem’ het nog zou trekken.

 

Rudolf Boehm stelde zich in een artikel in De Rode Vaan ernstige vragen bij de evolutie van de perestrojkapolitiek van Gorbatsjov:

 

 “De gehele nieuwe geschiedenis (of om voor de geleerde wereld begrijpelijk te blijven: ‘recente evolutie’) in de landen van het enige tot nog toe reëel bestaande socialisme is toch wel begonnen in maart 1985 met de plannen van Michail Gorbatsjov voor een ‘revolutionaire’ hervorming van de ekonomie in de Sovjetunie. Net die plannen hebben echter na bijna vijf jaar nog steeds geen grijpbare vruchten gedragen.”[242]

 

Meer en meer werd duidelijk dat de desintegratie van de Sovjetunie onomkeerbaar was. Het sterk opkomende nationalisme in de verschillende republieken en de enorme kloof tussen perestrojka en glasnost ondermijnden het hele Sovjetsysteem. In het laatste nummer van De Rode Vaan van 1990 verkondigde partijlid Filip Delmotte volgend standpunt met betrekking tot de evolutie van de Sovjetunie:

 

“De Sovjet-Unie staat op een kruispunt van wegen. Een definitieve machtsstrijd lijkt ingezet. Het tijdperk Gorbatsjov staat of valt met de oplossing van de dringende binnenlandse problemen. Zal er een Unie van Sovjet-republieken blijven bestaan, en hoe zal die eruit zien? Of valt de USSR uiteen in 10, 15 natie-staten? Blijft de Sovjet-Unie überhaupt socialistisch, en wat zal dat inhouden? Of evolueert de USSR naar een (in het beste geval: sociaal gekorrigeerde) kapitalistische marktekonomie? En tenslotte, zullen deze veranderingen de demokratie verdragen? Of zal een militaire coup het vroegtijdig einde bezegelen van een revolutie die nu reeds de wereldorde grondig heeft dooreengeschud?” [243]

 

De augustuscoup, hoewel door sommigen voorspeld, kwam als een donderslag bij heldere hemel. Zowel de Vlaamse als de Waalse KP veroordeelden de staatsgreep. Zo liet de Vlaamse KP volgend persbericht verspreiden:

 

 

Vlaamse KP veroordeelt staatsgreep USSR (19 aug. 1991)[244]

 

De Vlaamse Kommunisten zijn geschokt door het bericht deze morgen dat er een staatsgreep heeft plaatsgehad in de USSR.

 

De KP meent dat door deze ondemokratische gang van zaken het probleem van de legitimiteit van de macht nog meer in gevaar komt.Het is duidelijk dat de Soviet-Unie op verschillende vlakken in de moeilijkheden was geraakt (we verwijzen daarbij naar de nationaliteitenkwestie en naar de ekologische, ekonomische en sociale problemen). Maar er kan geen twijfel over bestaan dat de problemen moeten aangepakt worden via een sterkere uitbouw en steviger fundering van de demokratie, niet via het tegendeel.

 

De KP is er zich tevens van bewust dat nu ook het gevaar bestaat van een repressie tegenover hervormingsgezinde en demokratische krachten in het land, wat ten stelligste dient afgekeurd. We hebben niet alleen schrik voor de mogelijke repressie, maar we hopen ook dat met de staatsgreep geen sneeuwbal op gang wordt gebracht die de ontspanning en demokratisering in Europa en het wereldwijde ontwapeningsproces (toch de belangrijkste verwezenlijkingen van Gorbatsjov) in het gevaar zouden brengen.

 

Ook in De Rode Vaan werd er gereageerd op de staatsgreep van de zogenaamde hardliners van de bureaucratie. Op de voorpagina van het nummer van 23 augustus 1991 stond de kop Back to the Future? Politiek redacteur Miel Dullaert schreef in zijn editoriaal:

 

“Deze week sloeg de schrik ons om het hart. Was men in de Sovjet-Unie begonnen met een eigen versie van de film Back to the Future, vrij vertaald ‘Terug in de tijd’, waarvan de ingrediënten veel minder vredelievend zijn. Werden de tanks, de censuur, de leerboekjes van Stalin begin deze week terug van zolder gehaald? Is het zo moeilijk te leren uit de geschiedenis? Ooit werden al eens soldaten en tanks ingezet. In Polen en Tsjechoslowakije bijvoorbeeld. Men kent het resultaat. Het is een cliché maar voor sommigen blijkbaar nog niet gekend: met bajonetten kan men veel maar niet er op gaan zitten.”[245]

 

Ook toenmalig voorzitter van de Unie van Kommunisten, het overkoepelend orgaan van de Vlaamse en de Waalse KP, Louis Van Geyt, reageerde geschokt op de staatsgreep in de Sovjetunie:

 

“Als je de rug toekeert naar demokratisering maak je de moeilijkheden alleen maar groter. Als je de rug keert naar een federaliseringsproces, als je de centrale macht terug probeert op te bouwen ten nadele van de autonomie van de republieken, dan drijf je de spanningen op.”[246]

 

Zeer interessant was ook de reactie van Regenboog-woordvoerder en ex-Humo-hoofdredacteur Willy Courteaux:  

 

“Een coup gebeurt altijd zeer bruusk, maar er waren tekenen dat een staatsgreep erin zat. Men spreekt over de fouten van Gorbatsjov, maar de vraag is of het wel fouten waren. Met zo’n erfenis. Men spreekt nu over de erfenis van Stalin en Lenin. Het gaat natuurlijk veel verder: de erfenis van de geschiedenis van Rusland. […] Eén van de fundamentele fouten die men in de Sovjet-Unie gemaakt heeft is dat men met een ander politiek ekonomisch systeem, niets anders gedaan heeft dan het Westen nabootsen en getracht het te overtroeven op domeinen waar het Westen oogverblindende resultaten boekte. Zij hebben niet geprobeerd een andere maatschappij op te bouwen. Zij hebben geen homo sovieticus gekreëerd. Zij hebben geen ander soort groei voortgebracht, alleen het Westen geïmiteerd in het soort levenswijze, in de bewapeningswedloop. Denk aan Kroetsjovs’ uitspraak tegen Nixon over het inhalen en voorbijsteken van de VSA.”[247]

 

1.4. Conclusie

 

We hebben kunnen vaststellen dat de KP de gebeurtenissen in het Oostblok en in de Sovjetunie vrij genuanceerd benaderde. De artikels in De Rode Vaan lieten zich kenmerken door een zekere afstandelijkheid. De redenen voor het falen van het socialistisch experiment werden in het systeem zelf gezocht. Er werd weinig gegrepen naar excuses of verzachtende omstandigheden. Het falen werd toegegeven. Kernachtig samengevat kwam de KP-analyse hier op neer: wat er in het Oostblok ten onder gaat is een commando-socialisme, een stalinistisch socialisme, dat te weinig inspanningen deed om zichzelf een democratisch karakter te geven en onder druk van volksprotesten zichzelf heeft moeten ontbinden. Verderop in dit hoofdstuk vinden we een historisch referentiekader terug dat de partij opmaakte naar aanleiding van een poging tot partijvernieuwing. In dat referentiekader wordt de analyse nog eens zeer duidelijk uitgelegd (cfr. infra).

 

2. Gevolgen voor de partij

 

2.1. De ontgoocheling

 

De snelle opeenvolging van de turbulente gebeurtenissen 1989-1991 betekende de zo goed als finale doodsteek voor de KP. De meerderheid van de leden die de partij nog niet verlaten had, reageerde ontgoocheld. Een gevoel van ontreddering had zich van hen meester gemaakt. Het falen van de Sovjetunie werd ook als een persoonlijk falen gezien. KP-lid Jos De Raedt verwoordde het als volgt:

 

“De omwentelingen in Oost-Europa – de totale ineenstorting van het socialistische kamp, het triomf van het kapitalisme – laten bij ons kommunisten diepe sporen na. We voelen ons verweesd, ontmoedigd. Toch denk ik dat er aspekten zijn in deze nieuwe toestand die perspektieven bieden voor de toekomst van de klassestrijd."[248]

 

Bepaalde andere leden waren er heel snel bij om ideologische conclusies te trekken uit het falen van het Sovjetexperiment. Onder hen toenmalig Vlaams KP-voorzitter Ludo Loose:

 

“Grootscheepse idealen zijn uit de mode, en het socialisme is nu eenmaal, na de recente ontwikkelingen, een nogal onbescheiden ideaal. Ook de potentiële aanhang van radikaal-links staat kritischer tegenover dat soort ideaal dan in het verleden. De huidige generatie laat zich niet meer door een partij voorschrijven wat ze er moet van vinden. Voor radikaal-linksen moet dat een extra argument zijn om voorgoed te breken met dogmatisme en ideologische scherpslijperij. Het is juist een argument om het streven naar een integrerende, socialistische visie op de maatschappij zeer kritisch te benaderen en eerder op te komen voor een radikaal alternatief en het kapitalisme te begraven samen met de tot op heden gevoerde ‘experimenten’ van zgn. Reëel socialisme.”[249]

 

Ook Ludo Abicht stelde vast dat het falen van de Sovjetunie het hele socialistische project mee in diskrediet had gebracht:

 

“De kater is reëel: de internationale solidariteit heeft een gevoelige deuk gekregen (China, Vietnam, Cuba); niets is nog netjes zwart/wit.”[250]

 

Jan Debrouwere, die jarenlang internationaal secretaris was, verliet de KP in grote ontgoocheling. In zijn boek Waarom valt Icarus? Het communistisch netwerk verwoordde hij het als volgt:

 

“Ik deed wat ik dacht goed te zijn. Al denk ik vandaag over vele dingen het goede niet meer, wat ik er eens over dacht. Ik had een aandeel in het nemen van besluiten, die ik nu verkeerd vind. Ik heb dingen geloofd, waarvan ik nu de onwaarheid wil aantonen, en waarvan ik me heb moeten bevrijden. […] Maar ik hoopte dat de communistische partij nog een instrument ten goede zou kunnen blijven, en wou daarbij helpen. Ik vreesde dat menige discussie ongeneeslijke wonden zou slaan, en dat de partij ze niet meer aankon, zonder uiteen te spatten. Erdoor zijn mensen van me vervreemd, waarvan ik niet wilde dat ze van me vervreemdden. En dat spijt me.”[251]

 

Ook in het boek De laatste communisten: hun passies, hun idealen van VRT-journalist Ivan Ollevier uitten verschillende KP’ers hun ontgoocheling over de ondergang van het ‘reëel bestaande socialisme’ en van de partij.[252]

 

Een minderheid van de partij reageerde eerder boos en strijdlustig. Volgens hen was de Sovjetunie ten onder gegaan door een grootschalig kapitalistisch offensief en door het werk van buitenlandse geheime diensten. Deze KP’ers die door de anderen werden gezien als ‘stalinisten’ of  ‘brezjnevianen’ konden zich niet verzoenen met het failliet van het Sovjetexperiment en met de teloorgang van de KP. Sommigen van hen zouden overstappen naar de PVDA (cfr. infra).      

 

2.2. Partijverlaters

 

Zoals reeds vermeld verlieten er heel wat mensen de partij naar aanleiding van het einde van het Sovjetsysteem. De daling van de ledenaantallen was echter al veel langer ingezet. In een artikel van José Gotovitch in Brood en Rozen, Tijdschrift voor de geschiedenis van sociale bewegingen is een tabel te vinden met de evolutie van de ledenaantallen.[253] Ik neem deze tabel hier over.

 

1921

467

1936

8500

1953

17000

1967

12927

1980

8135

1922

500

1937

8892

1954

16239

1967

12590

1981

7583

1923

500

1938

8829

1955

14265

1968

12159

1982

6846

1925

700

1939

10000

1956

13664

1969

11634

1983

5957

1926

900

1943

8035

1957

11794

1970

10553

1984

5528

1927

900

1944

11306

1958

11328

1971

10012

1985

5446

1928

1200

1945

87892

1959

11345

1972

9953

1986

5044

1929

250

1946

76194

1960

11589

1973

9570

1987

3372

1930

1081

1947

57295

1961

13985

1974

9450

1988

3134

1931

1081

1948

44683

1962

14465

1975

9600

1989

3000

1932

3241

1949

38361

1963

14064

1976

9523

1995

600

1933

3128

1950

24360

1964

14157

1977

9269

 

 

1934

1500

1951

22215

1965

14320

1978

8792

 

 

1935

2600

1952

19276

1966

13421

1979

8790

 

 

 

 

Bij de partijverlaters kunnen we verschillende categorieën onderscheiden. Een eerste groep waren de overlopers naar andere partijen. Een aantal leden stapte over naar de groenen van AGALEV of naar de sociaal-democraten van de SP. Enkele hardliners vonden de weg naar de PVDA. Een tweede groep partijverlaters waren diegenen die zich niet meer in de partij bleven engageren, maar in andere sociale bewegingen, in NGO’s bijvoorbeeld, verder werkten. Een derde groep waren diegenen voor wie het genoeg was geweest. Ze gaven het engagement op om verschillende redenen zoals zware ontgoocheling, ouderdom, onverenigbaarheid met andere bezigheden, etc…

 

2.3. Partijwerking

 

Van een goede partijwerking was in de nasleep van de periode 1989-1991 weinig te merken. Er werd wel veel gediscussieerd over hoe de nieuwe partij/beweging er uit zou moeten zien. Die discussies waren goed te volgen in het sporadisch verschijnende ledenblad Feiten en Argumenten. Ook de nieuwe resolutie met betrekking tot de omvorming van de KP bleef in de praktijk een dode letter. Door sommige afdelingen werd er dan ook geklaagd over deze gebrekkige interne werking. De cel Deurne bijvoorbeeld was niet te spreken over de evolutie van partij naar debatclub:

 

“De waarheid is dat er tè veel gedebatteerd wordt en tè weinig aan werk op het terrein geleverd wordt, iets wat de gewone burger beslist niet ontgaat.[…] Korrekter zou zijn dat al diegenen die willen werken in de partij, maar die werking in het kader plaatsen van het opdoeken van de partij, konsekwent zijn en de partij verlaten. In dàt geval wordt er wèl eerlijk gespeeld en dient voor de beslissing van de betrokken partij-, daarna ex-partijleden, respekt aan de dag gelegd worden. In de partij blijven om als dusdanig mee te kunnen stemmen voor het opdoeken van de partij, is een kwalijke houding.”[254]

   

Eigenlijk zou men op basis van de gegevens, die in het ledenblad Feiten en Argumenten verschenen, kunnen stellen dat de partijwerking van 1992 tot 1994 zo goed als ‘nihil’ was.

 

2.4. Partij of beweging?

 

Het einde van het ‘reëel bestaande socialisme’ in Oost-Europa en in de Sovjetunie veroorzaakte niet alleen ontreddering, maar deed ook een interne discussie op gang komen. Hoofdvraag in die discussie was hoe het nu verder moest met de verschrompelde KP? Welke lessen moesten er getrokken worden uit het verleden? Welke strategie moest er gevolgd worden? Moest de partij behouden blijven? Wat voor soort perspectief moest er uitgewerkt worden?

 

2.4.1. De discussie

 

De discussie begon al in 1990, na het verdwijnen van de Oost-Europese socialistische regimes, maar ze kwam in een soort stroomversnelling naar aanleiding van de staatsgreep tegen Gorbatsjov in augustus 1991. Een week na de feiten opende politiek hoofdredacteur Miel Dullaert in De Rode Vaan de discussie. Hij pleitte voor een bundeling van alle progressieve krachten:

 

“In West-Europa zal links zich moeten herpakken wil het niet verdwijnen in de marge van een geschiedenis waarvan de grote hoofdstukken nu worden geschreven door centrum-rechts. Links en al wat vooruitstrevend is in West-Europa zou zich massaal moeten gemobiliseerd achten om de demokratische en progressieve krachten in het centrum en oosten van Europa te steunen. Het inruilen van een bureaukratisch socialisme voor een wild-west kapitalisme van de Treuhandanstalt biedt voor de volkeren daar geen enkele oplossing, integendeel. Wij moeten ons inzetten dat de slinger niet te ver en niet te lang naar rechts uitwijkt want dat zou ons duur te staan kunnen komen. Maar ook in eigen huis is er veel werk aan de winkel. De strijd voor ontwapening, een beter leefmilieu, sociale rechten zit in een impasse. Enkel een groots projekt, waarin op een zeer brede schaal konvergerend en aktief gereageerd wordt door alle progressieve krachten kan de impasse doorbreken.”[255]

 

In hetzelfde nummer ging dezelfde Miel Dullaert verder. Hij liet de lezers weten dat er een discussie was opgestart hoe het verder moest met de partij. Hij stelde het als volgt:

 

“Sedert maanden is het probleem gesteld van een ander type partij of formatie. Dat zal hoogst waarschijnlijk leiden tot een aangepaste terminologie, laat staan een aangepaste naam. Het zou schadelijk zijn nu vooruit te lopen op dat proces ondanks het feit dat door de recente gebeurtenissen het probleem zich op nog kortere termijn stelt dan we lang gedacht hebben voor de coup. Dat moet verder rustig bekeken worden door de leden en militanten van de KP in Vlaanderen en hun progressieve gesprekspartners (in Wallonië en Brussel zal de PC in zijn eigen omstandigheden zijn keuzen bepalen). Elk neemt daarin zijn verantwoordelijkheid. De Unie van Kommunisten zal als een soort overlegcentrum fungeren en mag niets doen om zelfstandige processen vanuit de respektievelijke formaties te bemoeilijken.”[256]

 

Begin september 1991 keurde de Vlaamse KP-leiding onder leiding van Ludo Loose een document goed waarin gepleit werd voor de omvorming van de Vlaamse KP tot een open marxistische formatie. Een discussie over dit document in de verschillende partijgeledingen zou hierover uitsluitsel moeten geven. Filip Delmotte maakte in De Rode Vaan duidelijk dat dit document er niet plotseling was gekomen:  

 

“Dit is geen plotse wending die uit de toverhoed van Ludo Loose, voorzitter van de KP, gegrepen is. Wie de KP een beetje van naderbij kent, wist dat het omvormingsproces al een tijd aan de gang is. Maar de dramatische coup in de Sovjetunie op 19 augustus accelereert de diskussie hierover.”[257]

 

Het bewuste discussiedocument stelde dat het communistische experiment was mislukt door vier voorname oorzaken. Dat was ten eerste de ontbinding van het bestaande socialistische systeem, ten tweede de afnemende betekenis van de traditionele arbeidersklasse als potentieel transformerende factor, ten derde de grenzen aan de ongebreidelde technologische en industriële ontwikkeling, en tenslotte de toenemende onmacht van politieke partijen om antwoorden te geven op de reële problemen. Ik neem hier enkele belangrijke passages van het document over:

 

Verklaring en discussiedocument van de Vlaamse Raad
van de KP (3 sept. 1991)

 

“De Vlaamse kommunisten verheugen zich over de mislukking van de staatsgreep in de Sovjetunie door de nostalgici van het ‘autoritaire socialisme’. De volkeren van de (voormalige) Sovjetunie zoeken zich nu via democratische en vreedzame weg oplossingen voor hun reële problemen. […]

 

De Vlaamse KP stelt vast dat dit zeventigjarig kommunistisch experiment voor de ontwikkeling van een socialistische maatschappij vastgelopen is. Van de belangrijkste oorzaken daarvoor zijn het monolitisme van het ‘reële socialisme’, de eenheid van partij, staat en ideologie, het ontstaan van een bevoorrechte elite en o.m. hierdoor het verdwijnen van het militantisme. Met de ineenstorting van dit socialistisch model valt een fenomeen weg dat bijna drie kwart eeuw als tastbaar alternatief referentiepunt fungeerde voor vele krachten die de hegemonie van het kapitalistisch ontwikkelingsmodel in vraag stelden, democratische waarden en normen naar voren schoven. […]

 

Tegenover het gevaar van deze alleenheerschappij van het kapitaal is een brede linkse democratische machtsopbouw, die de zuilen overstijgt, noodzakelijk […]

 

De Vlaamse kommunisten willen meewerken aan een discussieproces gericht op een nieuwe linkse benadering, die breder is dan partijprogramma’s, maar een democratisch links project inhoudt, gericht op het doorbreken van de heersende ideologische hegemonie en de ontwikkeling van nieuwe maatschappelijke idealen, ordeningsmodellen, waarden en doelstellingen.

 

De Vlaamse raad van de KP legt daarom volgende voorstellen ter discussie:

 

-  de Vlaamse KP houdt op te functioneren als een partij in de klassieke betekenis en zal zich omvormen tot een open politieke formatie van marxistische signatuur die in een discussieproces samen met andere progressieven zoekt naar een nieuwe toekomst voor een alternatieve groen-linkse politiek en beweging.

-  de nieuwe formatie wenst samen met andere geïnteresseerde groepen de voorwaarden te creëren waarin vooruitstrevende bewegingen en stromingen elkaar kunnen ontmoeten, gedachten uitwisselen en overleg plegen voor de ontwikkeling van een gezamenlijk alternatief.

 

Om deze rol op te nemen zal o.m. het IMAVO (Instituut voor Marxistische vorming) fungeren als een ontmoetings-, studie- en discussieforum voor progressief Vlaanderen. Het weekblad ‘De Rode Vaan’ wordt nog verder open gesteld als een stem van progressief Vlaanderen; uitgever en redactie zullen worden hervormd en krijgen een pluralistische linkse structuur. […]

 

De Vlaamse Raad van de KP vraagt aan alle partijgeledingen in de komende twee maanden hierover de discussie te ontwikkelen en concrete initiatieven aan te brengen die mee de basis kunnen vormen van een perspectief voor een nieuw links alternatief in Vlaanderen.

               

Daarnaast richt de KP zich tot brede lagen van het Vlaams progressief lappendeken om in de komende maanden tot een inhoudelijke vraagstelling over te gaan over de nieuwe uitdagingen waar links voorstaat, ook al zijn er niet direct pasklare antwoorden te formuleren.

 

De Vlaamse kommunisten wensen dit proces te ontwikkelen met maatschappelijk relevante krachten uit de sociale, politieke en basisbeweging. Zij willen zich niet opsluiten binnen de kleine linkse stromingen die nog steeds blijven vasthouden aan voorbijgestreefde ideologische en dogmatische denkbeelden en weigeren in te zien dat de voorwaarden waarbinnen de vooruitstrevende bewegingen werken ten gronde veranderd zijn.”[258]

 

Waar geen melding van gemaakt werd in de aanzet tot de discussie was het feit dat Ludo Loose naar de traditionele pers was gestapt om zijn verhaal uit de doeken te doen. Op 10 september verscheen in de meeste kranten dat de KP ophield te bestaan.[259] Een groot aantal militanten reageerde verrast. Zonder enige voorafgaande raadpleging was Ludo Loose gaan verkondigen dat de partij in de huidige vorm ophield te bestaan, maar zichzelf zou omvormen tot een open linkse beweging. Voor de publieke opinie leek het nu alsof de KP volledig verdwenen was uit de politieke arena, terwijl dat natuurlijk niet waar was. De partij bleek echter te zwak om dit ‘misverstand’ voldoende recht te zetten.

 

De discussie over het beruchte document van Ludo Loose verliep in De Rode Vaan en in het ledenblad Feiten en Argumenten. Ze werd gevoerd door KP-leden en KP-sympathisanten.

 

In De Rode Vaan begon de discussie op 20 september 1990 onder de titel Kommunisme op een keerpunt. Een omvorming van de KP? Naast de weergave van het document was er reeds een felle reactie van de anti-apartheidsactiviste Hélène Passtoors. Een kort fragment:

 

“Om het zo polemisch mogelijk te stellen: als de KP is wat ze in deze oppervlakkige, misleidende en autokratische verklaring lijkt te zijn, dan is het geen kommunistische partij die het socialistische ideaal, onze haalbare utopie, vertegenwoordigt. Dan kan de leiding inderdaad beter de zaak opdoeken en ruimte scheppen voor de mensen met inzet en overtuiging.”[260]

 

In het volgende nummer stelde Willy Courteaux zich de vraag of de omvorming van partij naar open beweging geen grote verdwijntruc zou zijn:

 

“Om het konkreet uit te drukken: de overschakeling van de KP als politieke partij naar politieke diskussiegroep zal vermoedelijk op termijn (en wellicht op korte termijn) leiden tot verdwijning van de groep. Wat op het eerste gezicht op zelfoverschatting lijkt, zou wel eens een gekamoufleerde vorm van defaitisme kunnen zijn.”[261]

 

In het derde deel van de discussie in de partijkrant uitte academicus André Mommen eveneens zijn twijfels over de discussie op zich. Hij formuleerde het als volgt:

 

“Een groot debat opzetten over het verdwijnen van de KP in Vlaanderen klinkt onzindelijk, omdat die partij al geruime tijd heeft opgehouden een eigen politiek projekt te vertegenwoordigen. Ook nieuwe initiatieven om de impasse te doorbreken en in de populariteitstesten beter te scoren hebben blijkbaar gefaald.”[262]

 

De partijafdeling uit Oostende schreef in hetzelfde nummer een boze reactie, onder meer over het feit dat ze niet op voorhand geraadpleegd was over het document van Ludo Loose:

 

“Met verontwaardiging hebben we over de radio het interview gehoord en bijkomende informatie in de pers gelezen met betrekking tot de ontbinding van de KP. Dat vooraf de basisorganisaties, de afdelingen niet werden geraadpleegd lijkt ons, eens te meer, een miskenning van alle demokratische normen. Het ziet ernaar uit dat het de bedoeling is geweest het geheel van de Partij voor een voldongen feit te plaatsen. In een periode waar het anti-kommunisme, gedeeltelijk terecht voor wat Oost-Europa betreft, maar niet relevant voor wat de Westerse partijen en ideologie betreft, aan de dagorde staat, geeft het eigenhandig optreden van Ludo Loose ons de indruk dat hij zich wellicht in een ‘goed’ daglicht heeft willen plaatsen tegenover diegenen die het Kommunisme in zijn geheel willen diskrediteren. […] Tot slot willen we er nog de nadruk op leggen dat niet de vage ‘partijgeledingen’, maar een Nationaal Kongres gemachtigd is zich uit te spreken over de toekomst of de ontbinding van de KP en de optie die voor haar pers wordt uitgestippeld. Gebrek aan demokratie, eens te meer, is de oorzaak van de moeilijkheden waarin onze Partij verzeild is geraakt.”[263]

 

In de vierde bijdrage van de discussie stelde ex-lid Jef Turf dat de communisten hun pogingen tot hervorming en verbeterde werking hadden verknoeid.[264] Jos Wolles was meer genuanceerd en hij betreurde eveneens het optreden van Ludo Loose:

 

“Met de wijze waarop de KP-voorzitter de verklaring van de Vlaamse Raad, de partij om te vormen tot een open marxistische formatie, via de media wereldkundig heeft gemaakt, heeft hij bij de (weliswaar smalle) basis van de partij zeer slecht gescoord.”[265]

 

Het volgende nummer van De Rode Vaan bevatte twee bijdragen van ‘gevestigde waarden’ Rudolf Boehm en Leo Michielsen. Filosoof Boehm vroeg zich af of het communisme nog een toekomst had[266] en historicus Michielsen wees erop dat het falen van het ‘reëel bestaande socialisme’ een goede leerschool kon zijn voor een toekomstperspectief[267].

 

De KP-afdeling van Brugge liet in haar bijdrage duidelijk weten dat ze niet wenste te verzaken aan de communistische identiteit:

 

“Afdeling Brugge van de KP wil zijn ongenoegen laten blijken over het feit dat ze het standpunt van de Vlaamse Raad moest vernemen via de media. Dit heeft bij velen de indruk gewekt dat de ontbinding in kannen en kruiken was, en dat de partijbasis – in het beste geval! – alleen nog zal geraadpleegd worden over wat ervoor in de plaats komt. De afdeling vindt het noodzakelijk om te blijven bestaan als kommunistische groep of vereniging van kommunisten. De kommunistische identiteit is essentieel. Er blijft behoefte aan een groep van gelijkgezinden, waar de ideologie een bindend element vormt. Die identiteit staat geenszins openheid, noch samenwerking in de weg. Maar samenwerking moet altijd van twee (of meer) kanten komen; dus is de houding van de andere(n) mee bepalend. Openheid kan in elk geval niet begrepen worden als het verbleken van het eigen profiel om anderen bij een ‘nieuw projekt’ te betrekken. De wijze waarop kommunisten zich in de toekomst wensen te organiseren is een andere zaak. De partijvorm is geen heilig principe. Essentieel is de idee dat een vereniging of groep van kommunisten blijft bestaan. …”[268]

 

Ook de Antwerpse afdeling stipte dezelfde zaken aan als de Brugse:

 

“De vergadering van de KP-leden van de federatie Antwerpen op 9 december 1991 zijn niet akkoord met de wijze waarop zij kennis hebben gekregen langs verschillende media inzake de opheffing van de KP. De aanwezige militanten zijn er wel van overtuigd dat de partij op basis van de marxistische beginselen de noodzakelijke struktuurwijzigingen moet ondergaan in funktie van de maatschappelijke evolutie. Daarom moet er een groep of een vereniging van kommunisten blijven bestaan met het doel in alle openheid naar andere linksen en maatschappelijke groepen toe te werken, met het behoud van de eigen identiteit.”[269]

 

2.4.2. De uiteindelijke oplossing: de KP blijft de KP

 

Op een Vlaamse KP-trefdag van 11 januari 1992 werd een nieuwe discussietekst opgesteld die de keuze over de toekomst van de partij tussen twee opties liet. De eerste optie was de creatie van een nieuwe open marxistische formatie – tussen beweging en partij – rondom de KP. De tweede optie hield de oprichting in van een communistische vereniging of groep die zich zou inzetten in brede maatschappelijke bewegingen. In de discussie op de trefdag kwam de laatste optie meer en meer naar voor, omdat die in overeenstemming werd gevonden met de reële mogelijkheden en ambities van een erg gedecimeerde partij.[270]

 

Uiteindelijk werd er na een serieuze discussie over die fundamentele keuze volgende resolutie opgesteld:

 

Na discussie wordt tegen het einde van de namiddag volgende tekst goedgekeurd (38 voor, 0 tegen, 9 onthouding):

 

Resolutie trefdag Vlaamse KP:

 

De Vlaamse communisten hebben zich op hun Trefdag van 11 januari 1992 uitgesproken voor een nieuwe aangepaste organisatiestructuur met een duidelijke communistische identiteit. Deze vindt haar uitdrukking in een levend Marxisme, de verwerking van het gedachtegoed en de ervaringen van de arbeiders- en communistische beweging en de aanbreng van progressieve en groenlinkse stromingen.

 

Vermits de Vlaamse communisten afstappen van de klassieke partijorganisatie zal hun optreden niet uitsluitend uitgaan van hun eigen organisatie, maar ook doorheen hun samenwerking met de oude en nieuwe sociale en democratische bewegingen, en, eventueel met medewerking in democratische partijen. Dit sluit niet uit dat het opportuun kan zijn eigen standpunten van de organisatie bekend te maken en het initiatief te nemen tot aktie.

 

Dit vergt het vermijden van elke vorm van ‘entrisme’, met een consequente eerbiediging van de democratische regels. De bedoeling is het politiseren van het milieu waarin men werkt. Politiseren bestaat er in de problemen waarmee men in de beweging begaan is te situeren in het geheel van de economische, sociale en politieke verhoudingen.

 

Functioneel hierbij is het tot standbrengen van een voortdurend en open overleg, een uitwisseling van ervaring en verdieping a.h.v. nieuwe inzichten.

 

De bestaande structuren vervullen veeleer een coördinerende dan een leidende rol. Belangrijke beslissingen worden genomen na een zo ruim mogelijk georganiseerd democratisch overleg.

 

Bij de discussie omtrent het al dan niet behoud van de benaming ‘communistisch’ dienen zowel de positieve als de negatieve bijbetekenissen afgewogen.

 

In de rest van het voorjaar van 1992 werd er verder gediscussieerd over deze resolutie. Naar aanleiding van het 4de Vlaams KP-Congres dat in mei van dat jaar werd gehouden, werd een ontwerpresolutie opgesteld. In die ontwerpresolutie werd de omvorming van de KP tot open marxistische beweging voorgesteld.[271] Na drie discussiesessies werd uiteindelijk een eindresolutie bekomen. De discussiesessies gingen wederom over het al dan niet behouden van de term ‘partij’. Hieronder volgen enkele fragmenten uit die discussies.  

 

Ludo Loose, de man die de hele discussie in beweging bracht, beet de spits af. Hij herhaalde nog maar eens dat het socialistisch project in diskrediet was gebracht:

 

“De krisis van het ‘reële socialisme’ heeft de geloofwaardigheid in de maakbaarheid van ons maatschappelijk projekt zwaar gediskrediteerd. De analyse van vorige kongressen werd bevestigd: in wezen zaten er reeds fouten bij de start van de opbouw van het socialisme. Marx kon niet alles voorzien. Nieuwe en bijkomende tegenstellingen hebben zich ontwikkeld en brengen de toekomst van de mensheid in gevaar.”[272]

 

Miel Martens, vakbondsafgevaardigde bij Sabena, stelde de hele discussie in vraag:

 

“Misschien zijn de krachtsverhoudingen veranderd, maar er is toch nog altijd een kapitaal, er worden nog altijd mensen uitgebuit. Ik pleit voor het behoud van de partij alleen al omwille van de nagedachtenis van alle kameraden die gestreden hebben en gevallen zijn voor de partij. Al is de partij nog klein, de strijd is nog niet gestreden.”[273]

 

Jos Wolles vond dat er niet zo moest vastgehouden worden aan de term ‘partij’:  

 

“Het al te sterk vasthouden aan de term ‘partij’ gaat voorbij aan wat ons bindt, m.n. de communistische identiteit, en die komt in nagenoeg elke paragraaf tot uiting. Daar wordt zeker geen schoon schip mee gemaakt, het klopt niet dat men die idealen wil verlaten.”[274]

 

Ook Ludo Abicht vond het niet zo belangrijk om vast te houden aan de benaming ‘partij’. Hij vond dat er lang genoeg was gediscussieerd en dat er een stemming moest komen:

 

“De verschillende meningen zijn ondertussen na maanden discussie voldoende bekend, verder discussiëren zal weinig nieuwe elementen aanbrengen noch overtuigen.”[275]

 

Volgens John Kennes mocht men niet zo defaitistisch zijn. Hij bleef hopen in een goede partij:

 

“De term ‘partij’ weglaten zou gelijk staan met het verspreiden van de asse … Er is een toekomst voor een KP die niet sectair is en zijn structuren aanpast.”[276]

 

Filip Delmotte daarentegen hechtte meer aandacht aan de toekomstige identiteit dan het toekomstige organisatieconcept:

 

“Het kan niet de bedoeling zijn om het verleden af te schrijven (inspiratie, wortels, …); onze identiteit moet een centrale plaats behouden. Het instrument ‘partij’ is bijkomstig en vandaag waarschijnlijk overbodig.”[277]

 

Deze weergave van enkele standpunten moet aantonen dat de partij verdeeld was over de toekomstige opties. Uiteindelijk werd er via een stemming beslist dat de term ‘partij’ behouden bleef. 27 leden stemden voor het behoud; 21 stemden tegen en 1 lid onthield zich. Vervolgens werd eveneens de inmiddels aangepaste ontwerpresolutie goedgekeurd mits 8 onthoudingen. 

 

De uiteindelijke resolutie bevatte twee grote onderdelen. Het eerste deel was de politieke verklaring. Daarin werden de fundamenten van de communistische identiteit, het historisch referentiekader, de evolutie van de toenmalige wereldordening en het toekomstperspectief  geformuleerd. In het tweede deel werd de omvorming van de KP uit de doeken gedaan. Naast een tiental punten hoe de nieuwe partij er zou moeten uitzien, werden er ook voorlopige statutaire bepalingen uitgewerkt.[278]   

 

Vermits de KP, net zoals alle andere traditionele communistische partijen in West-Europa, beïnvloed werd door de historische evolutie van de Sovjetunie, lijkt het me interessant om het nieuwe historische referentiekader van de KP hieronder over te nemen. In dat referentiekader werd op een vrij genuanceerde manier de historische rol van het communisme en van het Sovjetexperiment geëvalueerd:   

 

“De historische wortels van het communisme en socialisme gaan terug tot lang voor de eerste wereldoorlog. De breuk tussen de reformistische en de revolutionaire stroming leidde tot de stichting van de Communistische Internationale en de wereldwijde oprichting van communistische partijen. Marx verwees naar de term ‘communisme’ in twee verschillende betekenissen: 1. Als een politieke beweging van de arbeidersklasse in de kapitalistische wereld en 2. Als een klassenloze maatschappijvorm waartoe de strijd van de arbeidersklasse zou leiden.

 

De fundamentele bijdrage van Marx en Engels bestaat uit een grondige ontleding van de maatschappelijke verhoudingen, inbegrepen de heersende ideologie, en het aanduiden van de globale nieuwe verhoudingen die het resultaat zijn van de vorige door wezenlijke tegenstellingen uitgeholde verhoudingen. […]

 

De mens maakt de geschiedenis, maar dan wel op basis van een objectieve ontwikkeling die hij sterk kan beïnvloeden maar niet kan omkeren.

 

In het debat over het ideaal van een communistische (socialistische) samenleving moet men vermijden die te herleiden tot haar economische dimensies ten koste van noodzakelijke concepten omtrent democratie, recht, ethiek, vrijheid, individu en bewustzijn.

 

De strijd voor maatschappelijke emancipatie vertoont continuïteit maar geen rechtlijnigheid; er zijn breuken en keerpunten. […]

 

De analyse en verklaringen van de belangrijke theoretici zijn onvermijdelijk plaats- en tijdgebonden. Dit geldt ook voor de belangrijke gebeurtenissen die een universele maar ook een conjuncturele betekenis hebben. […]

 

De Oktoberrevolutie van 1917 , aanzet om in moeilijke omstandigheden een socialistische maatschappij op te bouwen, wekte grote hoop. In weerwil van haar miskenning van fundamentele rechten en vrijheden, heeft de USSR gedurende een halve eeuw een niet te ontkennen en doorslaggevende rol gespeeld als een alternatief voor het kapitalisme (ten dele in de arbeidersbeweging, overwegend in bevrijdingsbewegingen).

 

Ondanks buitenlandse interventies en internationaal isolement, kende de Sovjetunie – nochtans ten koste van een fiasco in de landbouwsector en van miljoenen slachtoffers – de spectaculaire successen van de eerste vijfjarenplannen. Na de Tweede Wereldoorlog kon de Sovjetunie dank zij de overwinning op het fascisme en de wederopbouw van het land haar prestige nog vrij lang ophouden. Ook kon ze prat gaan op belangrijke realisaties op het gebied van onderwijs, cultuurspreiding, sociale wetgeving en volksgezondheid, tevens op spectaculaire verwezenlijkingen op het gebied van wetenschap en techniek.

 

Reeds zeer vroeg werd in brede progressieve milieus scherpe en terechte kritiek uitgebracht op het stalinisme en op de toenemende ontaarding van het sovjetsysteem die leidde tot zijn uiteindelijke ineenstorting. Neergang die enerzijds het gevolg was van de strijd gevoerd door de kapitalistische wereld voor het indijken van het socialisme (militaire interventie, isolatie-politiek, economische druk, embargo, bewapeningswedloop), anderzijds van binnenlandse toestanden zoals beperkt aanbod van consumptiegoederen, zwarte marktcircuit, privileges, bureaucratie, reisbeperkingen, beperking van meningsuiting, opsluiting en het misbruiken van de psychiatrie, dwangarbeid en executies evenals militaire interventies in het buitenland.

 

De westerse communistische partijen waren doorheen hun korte geschiedenis nauw verbonden met het sovjetsysteem. Hoewel het stalinisme ware ravages aanrichtte in de rangen van de westerse communistische partijen, namen vele eerlijke communisten een geloofshouding aan in verband met de Sovjetunie en Oost-Europa. Door haar houding van ‘kritische solidariteit’ – vaak met veel te weinig klemtoon op ‘kritisch’ – zag de meerderheid van de leden van deze partijen al te laat in dat dit systeem kenmerken van een totalitair regime vertoonde, die onverenigbaar waren met een democratische (onze!) opvatting van het socialisme. Dit liet diepe sporen na. Weliswaar namen vele westerse communisten sedert tientallen jaren stilaan afstand van het zogenaamde Oosteuropese model, maar toch werd de ontwikkeling van een eigen democratisch profiel gehypothekeerd. Het eurocommunisme dat in de jaren zeventig enig elan ontwikkelde, oordeelde dat de revolutionaire uitstraling van het sovjetexperiment uitgeput was na 1968, voornamelijk in de ontwikkelde industriële wereld met gevestigde democratische tradities. Het zocht een eigen democratische weg naar het socialisme. De zware hypotheek van het verleden en de aarzeling het imago van het ‘reële socialisme’ te beschadigen, verhinderden echter de doorbraak van het Westeuropese communisme. De geleidelijke aftakeling kon niet vermeden worden.

 

De hervormingspogingen van Chroesjstjov en Gorbatsjov hadden onweerlegbare positieve aspecten m.b.t. de destalinisatie, het handhaven van de vrede, de afbouw van de bewapeningswedloop, het beëindigen van de koude oorlog en het tot stand brengen van meer democratische verhoudingen in Oost-Europa. Ze slaagden er echter niet in een democratisch socialisme in de Sovjetunie tot stand te brengen.

 

De stelling dat het socialisme de meeste kans maakt zich te ontwikkelen vanuit een ontwikkelde kapitalistische maatschappij met gevestigde democratische tradities en instellingen, die de vrucht zijn van een lange emancipatiestrijd, wint aan betekenis. Wat de verantwoordelijkheid van de progressieve en linkse beweging in deze landen bevestigt.

 

Het is nu voor iedereen duidelijk geworden dat het zogenaamde socialistische model in Oost-Europa, in zijn totaliteit, niet het socialisme was dat zovelen sedert een eeuw nastreven. Het waren allemaal systemen die bepaalde elementen van het socialisme in zich droegen (zoals een planeconomie die weliswaar te centraal bureaucratisch georganiseerd was).

 

De tegenstelling tussen de praktijk van het zogenaamde reëel bestaande socialisme en zijn verval enerzijds, en het officiële discours anderzijds, heeft de idee zelf van het socialisme bij velen ongeloofwaardig gemaakt en het imago van communisme en socialisme schade berokkend.

 

Ondanks deze negatieve bladzijden uit de geschiedenis van de communistische beweging kan de radicale linkerzijde bogen op een verleden van vaak heldhaftige inzet van miljoenen militanten in de strijd voor sociale vooruitgang, tegen de kapitalistische uitbuiting, voor democratische rechten en vrijheden, tegen het kolonialisme, het fascisme en de bezetter, voor de vrede, evenals voor haar aandeel in tal van kleine en grote democratische acties, in de syndicale en politieke strijd..

 

De eer en de waardigheid, de moed en het denken van de communistische beweging draagt de naam van zoveel bekende en onbekende militanten die het beste van zichzelf gaven.” [279]

 

Uit dit historisch referentiekader blijkt dus duidelijk de analyse die de KP heeft gemaakt van de val van het ‘reëel bestaande socialisme’ (cfr. supra). Het ‘stalinisme’, het totalitaire karakter van de Sovjetunie had, volgens de KP, de hele communistische ideologie bezoedeld. Het zou moeilijk worden om het blazoen op te poetsen.    

 

2.4.3. Naar een vernieuwde KP-Vlaanderen

 

De resolutie van het 4de Vlaams KP-Congres was in feite de eerste aanzet tot vernieuwing. In de praktijk was daar tussen 1992 en 1994 bijna niets van te merken. Vanaf 1995 groeide geleidelijk aan een consensus om verder te werken als partij en om de vernieuwing door te drukken. In oktober 1997 werden op een Algemene Vergadering de nieuwe statuten officieel goedgekeurd. Hiermee was de vernieuwde KP-Vlaanderen geboren. In de inleiding van de statuten verwoordde politiek secretaris Jaak Perquy de wedergeboorte als volgt:

 

“Men is alleszins niet over één nacht ijs gegaan. Men is niet blind gebleven voor de precaire positie van de Kommunistische Partij in Vlaanderen, noch voor de algemene politieke, economische en maatschappelijke situatie. Maar men heeft zich net zo min laten vangen door een pessimisme of zich willen koesteren in een maatschappelijke politieke marginaliteit waar men het communisme blijkbaar graag in wegdrukt. Want geef toe, vele opinie-makers en de media verklaren de KP en de gehele communistische beweging liever dood, of erkennen haar alleen maar als voetnoot in het politieke landschap. De mate waarin men daarin volhardt doet vermoeden dat het om een strategie gaat. Het kadert in een constructie en bestendiging (koste wat het kost) van een maatschappelijke consensus ten dienste van het kapitalistisch systeem. Het mag dan ook niet verwonderen dat men critici van het systeem probeert te negeren. De KP is zich wel bewust van de positie waarin ‘men’ haar graag zou manoeuvreren, maar legt zich er niet bij neer. Zonder zichzelf te overschatten, maar toch met de nodige pretentie werkt ze verder aan de bestrijding van het kapitalisme en stelt zich achter een maatschappelijk project dat een waarlijk menswaardig bestaan voor iedereen mogelijk zou moeten maken. Ze probeert dat te doen, niet op basis van emotionele overwegingen of vage intentieverklaringen, noch op basis van blinde woede, resentimenten en gemakkelijke slogans, maar op basis van rationele en zakelijke analyses van de reële situatie en fundamenteel menselijke waarden. De strijd die de KP-Vlaanderen en de communistische beweging voert, blijft noodzakelijk”[280]

 

2.5. Toenadering naar andere progressieven

 

Door de volledige electorale neergang was de KP genoodzaakt te gaan zoeken naar bredere samenwerkingsverbanden. De discussie over de toekomst van de KP (cfr. supra) was daarbij een startpunt. Zo kwamen er langs Vlaamse kant betere contacten met de trotskisten van de Socialistische Arbeiderspartij (SAP). Dit had in 1991 geresulteerd in het project Regenboog. Bedoeling was een soort alternatief aan te bieden voor de communisten uiteraard, maar ook voor linkse socialisten, linkse ecologisten en partijloze progressieven. Het project faalde evenwel. Bij de verkiezingen van 1991 werden geen zetels gehaald. Bij de verkiezingen van 1995 werd hetzelfde nog eens geprobeerd met de Rood-Groene Beweging, maar ook dat samenwerkingsverband mislukte.[281]

 

Desalniettemin waren er verbeterde contacten gekomen met bepaalde progressieven, waaronder leden van de SAP. Met de PVDA werd er principieel niet samengewerkt. De KP verweet de partij van Kris Merckx en Ludo Martens sektair en dogmatisch te zijn. Vlaams KP-voorzitter Ludo Loose verwoordde het in 1994 als volgt:

 

“De PVDA heeft een zekere gauchistische aantrek, zonder dat de krisis van het stalinistisch model daar veel aan verandert, en heeft zich ingeworteld bij een aantal marginale loontrekkenden die zich kunnen herkennen in een zeker arbeids-populisme. […] Hun marginaal stand houden (zeer verwonderlijk gezien hun sektaire houding) heeft te maken met de permanente opbiedende die meer verdeelt in funktie van het eigen gelijk dan in funktie van maatschappijverandering.”[282]

 

Het streven naar meer toenadering verzandde uiteindelijk in eindeloze discussies en debatten. Hoofdvraag daarbij bleef steeds: op basis van welk platform vormen we een samenwerkingsverband?

 

2.6. Verdwijnen van De Rode Vaan in 1992

 

Een ander teken aan de wand voor de finale ondergang van de KP was het verdwijnen van de partijkrant. Op 6 maart 1992 rolde het laatste nummer van De Rode Vaan van de persen van de Vlaamse Progressieve Uitgeverij (VPU). Nochtans was in oktober 1991 nog een vernieuwde Rode Vaan aangekondigd, maar dat bleek dus een doodgeboren kind te zijn.[283] Politiek redacteur Miel Dullaert schreef in zijn laatste editoriaal:

 

“Dit is het laatste kommentaar van de Rode Vaan. Na 71 jaar werd door de kommunisten op hun kongres van zaterdag 28 februari jl. besloten een einde te maken aan de Rode Vaan. Meteen werd een fase afgesloten van een lang proces waarin afscheid werd genomen van een partijweekblad dat in het huidige tijdsgewricht geen efficiënte rol meer kan vervullen voor de brede progressieve opiniestromingen. Er wachten nieuwe taken om de progressieve pers een rol te laten spelen.”[284]

 

Het congres van de Vlaamse KP waarvan sprake in bovenstaand afscheidstekstje keurde volgende resolutie goed met betrekking tot De Rode Vaan.[285]

 

Volgende motie wordt goedgekeurd met 37 voor, 8 tegen en 13 onthoudingen.

 

Resolutie m.b.t. De Rode Vaan

 

1. Akkoord met het principe van de redactionele autonomie

 

2. Verzekering van het pluralisme met de waarborg van een kommunistische aanwezigheid.

 

3. Het fiat aan de redactie, de raad van beheer van de V.P.U. en de redactionele adviesraad om de verdere technische stappen te zetten opdat het nieuw project ten laatste op 1 mei ’92 van start zou gaan.

 

4. De afspraak om op het 4de Vlaams Congres op 29 februari 1992 een volledig verslag te brengen van het verloop van de werkzaamheden.

 

Het verdwijnen van het persorgaan van de partij versterkte mee het beeld van de totale ondergang van de KP. Een partijkrant betekende immers een wapen in de sociale strijd. De partijstandpunten, de partij-analyses, het syndicale nieuws konden via dat medium ingang vinden bij de werkende bevolking. Dit werd nu opgegeven, meer dan waarschijnlijk ook door financiële problemen. Een 70-jarig symbool werd begraven.  

 

De Rode Vaan werd opgevolgd door het onafhankelijke progressieve blad Markant. Dat bleef ook niet lang bestaan. Sinds 1996 geeft de KP-Vlaanderen vier keer per jaar het bescheiden Agora uit.  

 

Langs Franstalige zijde was Le Drapeau Rouge al iets eerder verdwenen. De partijkrant werd er opgevolgd door Libertés. Ook dat persproject hield niet lang stand.[286]

 

2.7. Verkiezingsresultaten 1981-1995: waar zijn onze kiezers naartoe?

 

Tot slot is het misschien nog interessant om eens naar de electorale evolutie te kijken van de KP. Tot 1985 had de KPB vertegenwoordigers in het parlement. In 1985 verdwenen de twee laatste communisten uit het halfrond. Het electoraal failliet was toen een feit. Vanaf 1991 werd er langs Vlaamse en Brusselse kant niet meer onder eigen naam opgekomen bij de verkiezingen. Er werd geopteerd voor de samenwerkingsprojecten Regenboog, Gauches Unies en de Rood-Groene Beweging. Allen faalden evenwel.  De cijfers die we dus voor 1991 en 1995 te zien krijgen, zijn in feite enkel resultaten die in het Waalse Gewest behaald zijn.

 

Resultaten van de KPB-PCB bij de parlementsverkiezingen van 1971-1995 (Kamer)

[Bron: www.vub.ac.be/POLI/elections]

 

 

Koninkrijk België

1971

3,10%

1974

3,15%

1977

2,71%

1978

3,25%

1981

3,31%

1985

1,18%

1987

0,86%

1991

0,09%

1995

0,10%

 

 

3. Conclusie

 

De beide KP’s (KP-Vlaanderen en PC-Wallon et francophone) bleven bestaan na de ondergang van het ‘reëel bestaande socialisme’. Naar de buitenwereld toe leek het of ze uit het politieke landschap verdwenen waren. Dat had veel te maken met de grote ontreddering bij vele militanten, met zwakke perscontacten en met een zo goed als onbestaande partijwerking.

 

In de Vlaamse KP werd na veel discussie beslist om de benaming ‘partij’ te behouden. In de praktijk werd de Vlaamse KP eerder een marxistische discussievereniging.[287] Toch moet uit bovenstaand deel duidelijk blijken dat de neergang van de partij niet zo zwaar beïnvloed is door de gebeurtenissen in Oost-Europa en de Sovjetunie. De neergang was al veel vroeger ingezet, zoals we in de historische voorstelling hebben kunnen zien. De val van het  ‘reële communisme’ heeft de partij enkel nog verder verzwakt. Gedurende tal van jaren hield de KP zich op de achtergrond als een politieke discussiegroep. Vanaf 1995 kwam hier geleidelijk verandering in met de hernieuwde oprichting van de KP-Vlaanderen. Geleidelijk aan lijken jongeren en ouderen terug de weg te vinden naar de vernieuwde KP. De toenemende bewustwording over de huidige wereldorde dankzij de opkomst van de zogenaamde anti-globaliseringsbeweging zal daar wel iets voor tussen zitten.

 

De Franstalige KP bleef eveneens haar benaming behouden. Net zoals haar Vlaamse tegenhanger bleef de partij ook de eerste helft van de jaren negentig op de achtergrond. De jongste jaren is ze ook uit haar lange winterslaap aan het ontwaken.

 

Als electoraal zwakke kracht heeft de KP, zowel langs Vlaamse als langs Waalse kant toch een rol gespeeld in de Belgische politieke en sociale geschiedenis. Daar zijn verschillende leden en ex-leden van de partij het over eens. Zo beweert huidig politiek secretaris Jaak Perquy het volgende:

 

“Op heel wat vlakken heeft de KP ten minste iets betekend: in het bijzonder voor de werknemersbeweging, maar ook voor de nieuwe sociale bewegingen (ngo’s) en de vredesbeweging. Meestal was die invloed onrechtstreeks: druk op de ketel langs de linkerzijde. Vergelijkbaar met het reëel bestaand socialisme dat ondanks alles een mogelijk alternatief inhield: dat hield de druk op onze regimes om rekening te houden met de werknemersbelangen, sociale verzuchtingen, etc…”[288]

 

Ook Louis Van Geyt benadrukt die rol van de partij. De naoorlogse KP heeft volgens hem een niet te onderschatten rol gespeeld in de sociale strijd, in het vertegenwoordigen van de combattieve krachten van de twee grote vakbondsorganisaties, in de vredesbeweging en in de linkse frontvorming. Dat alles was sinds het Congres van Vilvoorde in 1954 ook de strategie van de partij: het nastreven van een zo breed mogelijke beweging om progressieve veranderingen te bewerkstelligen. De kans dat dergelijke beweging er ooit komt is volgens Van Geyt nog steeds mogelijk.[289]

 

4. Extra: Hoe zat het met de andere officiële communistische partijen in de rest van West-Europa?

 

De meeste officiële communistische partijen in West-Europa kwamen in de problemen in de periode 1989-1991. Directe oorzaak was natuurlijk de val van het communisme of ‘reëel bestaande socialisme’. Andere oorzaken van verval waren te zoeken in de slechte interne werking, in het anti-communistisch klimaat, in de opmars van het neoliberalisme en in de inkrimping van de traditionele arbeidersklasse. Sommige partijen verdwenen, andere hervormden zich, enkelen bleven op dezelfde weg voortdoen. Die evolutie deed de Britse auteur Bell tot het volgende besluit komen:

 

There is little left of what was once a coherent and well-funded movement with branches in every country in Western Europe.[290]

 

Een overzichtje van de voornaamste communistische partijen in westelijk Europa moet daarin enige duidelijkheid brengen.

 

De Duitse Bondsrepubliek (BRD) had met de DKP nauwelijks een communistische partij. De Oost-Duitse communistische SED vormde zich om tot PDS (Partij voor een Democratisch Socialisme) en bleef in oostelijk Duitsland een electorale kracht waarmee ze op nationaal vlak rond de 30 zetels haalde. Vandaag probeert ze ook in westelijk Duitsland wortel te schieten.[291]

 

De Finse Communistische Partij (SKP) ontbond zichzelf in april 1990 en ging op in de Linkse Alliantie. Deze laatste haalde bij de parlementsverkiezingen van 1991 19 zetels, wat een electorale vooruitgang betekende.[292]

 

De Franse Communistische Partij (PCF) vormde zich na 1991 om tot een meer reformistische communistische partij, maar ze bleef haar naam behouden. Ze bleef een vrij grote partij. Samen met de PCI was ze lange tijd in westelijk Europa de grootse communistische partij geweest. Even vormden ze samen de kern van het eurocommunisme, maar de Fransen richtten zich terug tot Moskou naar aanleiding van de Sovjetinterventie in Afghanistan.[293]

 

In Griekenland bleef de Griekse Communistische Partij (KKE) dezelfde orthodoxe weg volgen. Zo keurde het Centraal Comité de coup tegen Gorbatsjov in augustus 1991 nog goed. Electoraal bleef de partij rond de 6% steken.[294]

 

Het meest opmerkelijk was de transformatie van de Partito Communista Italiano (PCI) naar de Partito Democratico della Sinistra (PDS), een zuivere sociaal-democratische partij. Die transformatie was niet echt abrupt. De PCI was van in het begin al een buitenbeentje, onder andere met haar grote theoretici Antonio Gramsci, Palmiro Togliatti en Enrico Berlinguer. Sinds de jaren 1970 was met het zogenaamde eurocommunisme de PCI meer en meer richting sociaal-democratie opgeschoven. De zwenking naar PDS was niet naar de zin van een groep die Rifundazione Communista oprichtte – samen met groepen daarbuiten, onder wie trotskistische erfvijanden. Rifundazione haalde redelijke successen bij de verkiezingen in de jaren negentig.[295]

 

In Nederland werd in juni 1991 de Communistische Partij van Nederland (CPN) opgeheven.[296] Een aanzienlijk deel van de partij ging op in de meer gematigde formatie Groen-Links. Niet zo lang geleden ontstond de Nieuwe Communistische Partij van Nederland (NCPN). Het gaat hier om een vrij orthodoxe marxistisch-leninistische partij, zoals de vroegere CPN lange tijd was. Zij onderhoudt onder andere goede contacten met de Partij van de Arbeid van België (PVDA).

 

In Portugal bleef de Communistische Partij (PCP) verder de marxistisch-leninistische weg bewandelen. Er vond geen grote verandering plaats. De partij stond al langer bekend als één van de minst buigzame van Europa. Er werd wel minder sektair opgetreden tegenover de socialisten.[297]

 

In Spanje ging de eurocommunistische PCE op in het linkse samenwerkingsverband Izquierdia Unida. De partij, die nog steeds ongeveer 50.000 leden telt, domineert deze gekleurde coalitie.[298]

 

In Zweden kunnen de al lang tot Linkse Partij herdoopte communisten op een vrij grote aanhang rekenen. Zij zijn in het parlement vertegenwoordigd en zij bezorgen de sociaal-democraten vaak de nodige stemmen voor een meerderheid, zonder zelf in de regering te zitten.[299]

 

Het is opvallend dat in landen als Griekenland en Portugal de communistische partijen op de orthodoxe weg bleven voortwerken. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat er in die landen tot halfweg de jaren 1970 militaire dictaturen aan de macht waren en dat de communisten er het clandestiene verzet vormden.

 

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

[226] Voor een bespreking van de analyse van de Franstalige KP, zie: DELWIT (P.) en DE WAELE (J.M.), Le déclin et l’évanescence des communistes de Belgique (1978-1997). In: ‘Brood en Rozen, Tijdschrift voor de Geschiedenis van Sociale Bewegingen’, nr. 4, 1997, pp. 67-82.

[227] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 1.

[228] Zie: Het 27ste kongres van de KPSU. De ommekeer van Gorbatsjov. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 8, 20/02/1986 en Het 27ste kongres van de KPSU. Een nieuwe wind. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 10, 6/03/1989.

[229] TURF (J.), 70 jaar later: op weg naar een volwassen socialisme. “Perestroika-Glasnost is een globale revolutie. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 27, 2/07/1987.

[230] TURF (J.), 70 jaar later : op weg naar een volwassen socialisme. “Een nieuwe weg voor een nieuwe wereld.” In: ‘De Rode Vaan’, nr. 35, 27/08/1987.

[231] Gorbatsjovs voltreffer. ‘Perestroika: een must’. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 48, 26/11/1987.

[232] DELMOTTE (F.), Paul De Maeseneer: “Het donkerste moment van de nacht komt net voor het ochtendgloren.” In: ‘De Rode Vaan’, nr. 23, 9/06/1989.

[233] BOEHM (R.), De tweeslachtigheid van Marx’ denken. China, of wat is het probleem. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 24, 16/06/1989.

[234] DELMOTTE (F.), Het einde van de geschiedenis? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 51, 22/12/1989.

[235] Vergelijk met de analyse van de SAP. Zie deel III, hoofdstuk 2.

[236] VONCKX (D.), De dood van een diktator. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 52, 29/12/1989. Op de voorpagina van hetzelfde nummer stond in grote letters: Roemenië: volk tegen staatsterreur.

[237] Dossier Francis Fukuyama. Het einde van de geschiedenis? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 51, 22/12/1989.

[238] DULLAERT (M.) en RASQUIN (L.), DDR. “Geen ellebogenmaatschappij kreëren.” In: ‘De Rode Vaan’, nr. 51, 22/12/1989.

[239] DULLAERT (M.) en RASQUIN (L.), DDR. Markus Wolf, ex-chef van de Oostduitse spionagedienst. “Die mensen zeggen het socialisme niet vaarwel.”  In: ‘De Rode Vaan’, nr. 51, 22/12/1989.

[240] RASQUIN (L.), Egon Krenz (SED): “Onze socialistische fundamenten behouden.” In: ‘De Rode Vaan’, nr. 52, 29/12/1989.

[241] Dossier: De DDR  zaliger gedachtenis. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 50, 13/12/1991, pp. 13-20.

[242] BOEHM (R.), Een marxistisch antwoord op de krisis in Oost-Europa. ‘Kommunisme nu’. I: ‘De Rode Vaan’, nr. 3, 19/01/1990.

[243] DELMOTTE (F.) Heeft de Sovjet-Unie toekomst? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 52, 28/12/1990.

[244] Volledige weergave uit: ‘Feiten en Argumenten’, 12de jg., nr. 42/43, 1991.

[245] DULLAERT (M.), Back to the Future? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 34, 23/08/1991.

[246] DULLAERT (M.) en WILLEMS (R.), De gebeurtenissen in de Sovjet-Unie. Hoe reageren Vlaamse politici? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 34, 23/08/1991. Louis Van Geyt bevestigde nog eens dat standpunt in een interview dat ik met hem had op 8/05/2002 in Brussel.

[247] DULLAERT (M.) en WILLEMS (R.), De gebeurtenissen in de Sovjet-Unie. Hoe reageren Vlaamse politici? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 34, 23/08/1991. Willy Courteaux was dus geen lid van de KP. Hij had er wel goede contacten mee en hij schreef ook regelmatig artikels in De Rode Vaan.

[248] Bijlage bij ‘Feiten en Argumenten’, 11de jg., nr. 39, 1990.

[249] In: ‘Feiten en Argumenten’, 11de jg., nr. 39, 1990, p. 25.

[250] In: ‘Feiten en Argumenten’, 11de jg., nr. 39, 1990, p. 29.

[251] In: DEBROUWERE (J.), Waarom valt Icarus? Het communistisch netwerk. Leuven, 1992, p. 183. Dit is een zeer boeiend boek. Jan Debrouwere kwam als internationaal secretaris van de partij in contact met ‘grote mannen’ van de internationale communistische beweging. Hij had een zeer goed zicht op wat er misliep in het communistische netwerk.

[252] Zie: OLLEVIER (I.), De laatste communisten: hun passies, hun idealen. Leuven, 1997. Zie epiloog: Après le déluge. De communisten na het communisme.pp. 293-311. Het zou ons te ver leiden om daaruit fragmenten te citeren.

[253] GOTOVITCH (J.), Qu’est-ce que le Parti communiste de Belgique. A quoi a-t-il servi? In: ‘Brood en Rozen’, Tijdschrift voor de Geschiedenis van  Sociale Bewegingen’, nr. 4, 1997, p. 21. (themanummer: ‘Communisme in België’) De tabel is gebaseerd op het werk van de hoofdarchivaris van het CARCOB (Franstalige tegenhanger van het DACOB), Milou Rikir.

[254] In: ‘Feiten en Argumenten’, 15de jg., nr. 53, februari-maart 1994, pp.  9-10.

[255] DULLAERT (M.), Rekonversie? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 35, 30/08/1991.

[256] DULLAERT (M.), De gebeurtenissen met de Sovjet-KP. Nieuwe naam voor de KP? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 35, 30/08/1991.

[257] DELMOTTE (F.), Zelfbevraging van de kommunisten in Vlaanderen. De Kommunistische Partij op een keerpunt. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 37, 13/09/1991.

[258] In: ‘Feiten en Argumenten’, 12de jg., nr. 42/43, 1991 + In: ‘De Rode Vaan’, nr. 38, 20/09/1991.

[259] Een greep uit de krantenkoppen van 10 september 1991: in De Standaard stond ‘Vlaamse Kommunistische Partij stopt ermee’, De Morgen titelde ‘Vlaamse Kommunistische Partij wil zichzelf opheffen’, De Financieel Economische Tijd titelde ‘Vlaamse KP houdt het voor bekeken’, in de Gazet van Antwerpen stond ‘Vlaamse KP doet de boeken dicht’.

[260] PASSTOORS (H.), Barens- of stervensweeën van het Vlaamse kommunisme. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 38, 20/09/1991.

[261] COURTEAUX (W.), De Grote Verdwijntruuk. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 39, 29/09/1991.

[262] MOMMEN (A.), Dubbel falen. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 41, 11/10/1991.

[263] Nieuwe ‘beweging’ is geen alternatief. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 41, 11/10/1991.

[264] TURF (J.), De kans feestelijk verknoeid. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 42, 18/10/1991.

[265] WOLLES (J.), Regenboog: te smalle basis. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 42, 18/10/1991.

[266] BOEHM (R.), Een toekomst voor het kommunisme? In: ‘De Rode Vaan’, nr. 43, 25/10/1991.

[267] MICHIELSEN (L.), Het verleden als leerschool voor de toekomst. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 43, 25/10/1991. Het is interessant om de analyses van Leo Michielsen te lezen. Hij was één van de voornaamste intellectuelen van de partij. Hij trachtte vooral het marxisme levend te houden en aan te passen aan de snel veranderende maatschappelijke situatie. Zie: DEBROUWERE (J.) (red.), Stappen naar de verte. Leo Michielsen: leraar, marxist. Leuven, 1997. In dat boek zijn Michielsens belangrijkste teksten opgenomen.

[268] Kommunistische identiteit. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 50, 13/12/1991.

[269] Geen overhaaste besluiten nemen. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 2, 10/01/1992.

[270] KP-trefdag. De partij is dood, leve de kommunisten. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 3, 17/01/1992.

[271] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 47, april 1992, pp. 13-26.

[272] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992, p. 6.

[273] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992, p. 9.

[274] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992, p. 9.

[275] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992, p. 9.

[276] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992, p. 11.

[277] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992, p. 12.

[278] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992, pp. 17-30.

[279] In: ‘Feiten en Argumenten’, 13de jg., nr. 48, juni 1992.

[280] In: Statuten van de Kommunistische Partij-Vlaanderen. Gent, 1998, p. 6.

[281] Aan Franstalige kant was er een soortgelijk initiatief met Gauches Unies.

[282] In :’Feiten en Argumenten’, 15de jg., nr. 53, februari-maart 1994.

[283] De Nieuwe Rode Vaan. In: ‘De Rode Vaan’, 4/10/1991: “Bericht van de redaktie: Als redaktie-kollektief willen wij duidelijk stellen dat wij niet de klok willen terugdraaien en het orgaan worden van één enkele politieke formatie. Noch zou het gezond zijn dat financierders van persorganen de redaktionele autonomie zouden aantasten. Wij zijn het enige open progressieve opinie-weekblad in Vlaanderen. Wij voelen ons verantwoordelijk voor onze taak ten aanzien van het zoeken naar een alternatief voor de huidige verloedering van sociale verhoudingen in de wereld en de hypothekering van het milieu voor de komende generaties. Daarin hebben wij echter de morele steun en effektieve samenwerking nodig van onze lezers en van alle progressieven, niet alleen intellektuelen en politici maar ook werkers aan de basis.Tot slot wensen wij de Kommunistische Partij veel moed toe met haar nieuwe formule!”

[284] DULLAERT (M.), Niet versagen. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 10, 6/03/1992.

[285] Integrale weergave uit ‘Feiten en argumenten’, 13de jg., nr. 46, februari 1992, p. 26.

[286] “Op woensdag 6 februari kraaide de Waalse haan voor een nieuw links dagblad voortgekomen uit de Drapeau Rouge, tot dan toe het dagblad uitgegeven door de Parti Communiste. Libertés is breder van koncept dan de opgeheven kommunistische partijkrant en wil daarmee in betere voorwaarden funktioneren om een breed links, progressistisch publiek aan te spreken.” Zie: DULLAERT (M.), Nieuw links dagblad. De Waalse haan kraaide voor ‘Libertés’. In: ‘De Rode Vaan’, nr. 6, 8/02/1991.

[287] André Mommen stelde het als volgt: “De KPV heeft geen eigen politieke werking, ze heeft nauwelijks nog invloed in de vakbeweging, ze komt niet op bij de verkiezingen. Ze probeert nog wat aan marxismepromotie te doen. En voor de rest is het een soort Davidsfonds waar mensen elkaar ontmoeten.” In: ‘Knack’, 27/10/1999.

[288] Correspondentie via e-mail met Jaak Perquy, 5/03/2002. Jaak Perquy is de huidige politiek secretaris van de KP-Vlaanderen.

[289] Interview met Louis Van Geyt, 8/05/2002, Brussel.

[290] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism.  Oxford, 1993, p. 13.

[291] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 184.

[292] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 183.

[293] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 184.

[294] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 185.

[295] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 186.

[296] Twee degelijke historische studies over de CPN: VERRIPS (G.), Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991. Amsterdam, 1996. en VOERMAN (G.), De meridiaan van Moskou. De CPN en de Communistische Internationale (1919-1930). Amsterdam, 2001.

[297] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 187.

[298] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 188.

[299] In: BELL (D.S.), Western European communists and the collapse of communism. Oxford, 1993, p. 187.