Vergelijkend onderzoek naar de ‘Police générale’ in het departement van de Isère en het departement van de Schelde tijdens het Directoire (1795-1799). (Daan Sanders)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

BESLUIT

 

Zoals reeds eerder aangehaald betrof de term ‘police générale’ de algemeenheid van de burgers en hield zich bezig met alle morele en fysische belangen van de samenleving, zoals de controle op deserteurs en dienstweigeraars, brigands, vagebonds en bedelaars, buitenlanders, pers en drukkerijen, émigrés, de verschillende cultussen, het gevangeniswezen en de publieke gebouwen, e.a. In dit tweede deel van deze licentiaatsverhandeling kozen we voor vijf van deze thema’s of groepen waarvan de controle op deze groepen betrekking had op de algemene politie.  Aan de hand van de bronnen van het Isère –en Scheldedepartement en de aanvullende literatuur werd bij elk thema ten eerste de algemene situatie in de Franse republiek belicht, om vervolgens in een tweede en een derde deel meer specifiek in te gaan op de toestand in beide departementen.

 

In het eerste hoofdstuk werd de controle op de pers besproken.  Tijdens de thermidoriaanse periode en het eerste Directoire bestond deze controle nauwelijks ondanks pogingen en kende de pers in de Franse republiek een vrijheid die bijna even groot was als tijdens de eerste drie jaren van de Franse Revolutie.  Na de staatsgreep van 18 fructidor van het jaar V (4 september 1797) veranderde dit.  Persvrijheid verdween en een strikte controle op de pers van de opposities werd opgelegd.            

In het Isèredepartement werd tijdens het eerste controle nauwelijks controle uitgevoerd.  Zowel de pers van de rechtse als van de linkse oppositie konden vrij hun gang gaan.  Tijdens het tweede Directoire paste men duidelijk de situatie aan.  Aan perscontrole werd weer vrij veel belang gehecht.  Kranten als ‘le Courrier patriotique de l’Isère’ en ‘le Clairvoyant’ werden verboden.  Niettemin konden de beide opposities hun kranten, weliswaar onder een andere naam, al snel weer laten verschijnen.

Het harde beleid van Du Bosch tegenover de politieke opposities had in het Scheldedepartement gevolgen voor de pers en de perscontrole.  Periodieken van beide opposities binnen het Scheldedepartement waren vrij schaars, omdat ze zeker tijdens het tweede Directoire, maar ook in de periode 1795-1797 van dichtbij gecontroleerd werden.  Wel werden er verschillende kranten van gematigder revolutionaire strekking verspreid die naarmate het Directoire vorderde, steeds meer kritiek uitten op Du Bosch.  Hiertegen konden Du Bosch en zijn steeds kleiner aantal aanhangers minder goed op reageren.  De anti-revolutionaire oppositiekranten van buiten het Scheldedepartement waren ook binnen het Scheldedepartement verspreid.  Van echte maatregelen tegen de verdeling van dergelijke kranten was pas sprake tijdens het tweede Directoire.  Tenslotte gebruikten de tegenstanders van het Franse regime onder meer door het harde beleid van Du Bosch op de oppositiekranten als voornaamste wapen pamfletten.  Deze waren immers moeilijker te controleren door de departementale autoriteiten.

 

Het onderwerp vreemdelingen en de controle op deze groep vormden ons tweede hoofdstuk.  Tijdens de jaren 1794/95-1799 werd het vreemdelingenbeleid in de Franse republiek vrij strikt voortgezet.  Meerdere specifieke maatregelen m.b.t. buitenlanders van tijdens het radicaal-revolutionaire regime werden na het opstellen van de grondwet van het jaar III in een nieuw decreet (decreet van 23 messidor van het jaar III) ingepast.  Deze maatregel werd tijdens het eerste Directoire behouden en verder aangevuld door kleinere decreten en besluiten.  Tijdens het tweede Directoire werd de controle nog verscherpt met andere decreten.  Naast de meer specifieke maatregelen m.b.t. buitenlanders werden ook algemenere middelen gehanteerd die tevens van toepassing waren bij de controle op de groepen die in de volgende hoofdstukken werden besproken.

Door een tekort aan informatie over buitenlanders in de bronnen konden we voor wat het Isèredepartement betreft enkel de kwestie van de Italiaanse vluchtelingen nauwkeurig behandelen.  Dit probleem van de Italiaanse vluchtelingen moest men kaderen in de context van de oorlog die in Italië woedde.  Van januari tot mei 1799 werden verschillende Piëmontezen die een gevaar konden betekenen voor het Fransgezind regime gedeporteerd naar Grenoble.  Vanaf mei 1799 vluchtten met de dreiging van de vijandige legers verschillende Italianen naar de Franse republiek waaronder ook het Isèredepartement.  De controle op beiden verliep in dit departement zonder problemen.

Voor wat het Scheldedepartement betreft, kunnen we aan de hand van de onderzochte bronnen vaststellen dat de controle op buitenlanders toch zijn doeltreffendheid miste.  De administratie van het Scheldedepartement en de commissaris van het uitvoerend Directoire bij deze administratie bleven dan wel een goede uitvoering van de op zich goede maatregelen m.b.t. buitenlanders benadrukken bij de lagere autoriteiten en verscherpten deze in sommige gevallen met aanvullende departementale besluiten of circulaires, maar niettemin waren de resultaten pover.  Zeer weinig aanhoudingen van buitenlanders die een gevaar konden betekenen voor de Franse republiek, werden immers verricht.

 

In een derde hoofdstuk stonden we stil bij de controle op bedelaars en vagebonden.  Als gevolg van de economische en financiële crisis waren bedelaars en vagebonden in grote getale aanwezig in de Franse republiek tijdens de thermidoriaanse periode en het Directoire.  Het beleid dat tegen hen gevoerd werd gedurende de jaren 1794/95-1799 was weinig origineel en sloot goed aan op de politiek die tijdens het Ancien Regime werd gevoerd.  Naast de hulpverlening werden controle en repressie op vagebonden en bedelaars toegepast.  Weinig of geen belangrijke decreten m.b.t. deze controle en repressie op deze twee groepen werden tijdens de jaren 1794/95-1799 uitgevaardigd, voornamelijk omdat enkele belangrijke wetten van de voorgaande periodes van de Franse Revolutie gehandhaafd bleven.  

Het kleine aantal documenten m.b.t. bedelarij en vagebondage in de bronnen van het Isèredepartement liet ons niet toe om de gehele periode nauwkeurig te analyseren.  Toch kwamen we m.b.v. het onderzoek, ingesteld door Merlin, o.a. te weten dat tijdens het jaar IV bedelaars en vagebonden zowel in de steden als op het platteland van het departement van de Isère een ernstig probleem waren.  Desondanks de maatregelen die van kracht waren, verliep de controle in dit departement allesbehalve uitstekend.

Ook in het Scheldedepartement vormden bedelaars en vagebonden als gevolg van de economische malaise tijdens de jaren 1794/95-1799 een serieus maatschappelijk probleem.  Een strikte controle werd naast hulpverlening nagestreefd.  Verschillende besluiten van de departementale administratie m.b.t. bedelaars en vagebonden werden dan ook ingevoerd.  Bovendien benadrukte deze administratie en vooral de commissaris van het uitvoerend Directoire bij deze administratie verschillende keren een goede uitvoering van zowel de specifieke decreten m.b.t. bedelaars en vagebonden als de algemenere maatregelen.  Niettemin bleek ook hier dat controle en repressie vaak weinig resultaat opleverden.  Het aantal bedelaars en vagebonden bleef immers hoog en relatief weinig arrestaties werden verricht.                                   

 

Het voorlaatste hoofdstuk handelde over de controle op deserteurs en dienstweigeraars.  Verschillende redenen (economische crisis, slechte toestand en onrechtvaardigheid in de Franse legers, massarekrutering, mentaliteit, e.a.) zorgden ervoor dat desertie en dienstweigering tijdens de jaren 1794/95-1799 zo’n hoge vlucht konden nemen.  Verschillende decreten m.b.t. de controle en repressie op deserteurs en dienstweigeraars werden uitgevaardigd.  Tevens waren ook de algemenere middelen hierop van toepassing.  Niettemin bleek toch dat de machthebbers en de politie-instanties vrij machteloos stonden tegenover desertie en dienstweigering.

In het Isèredepartement versterkten topografische factoren en de nabijheid van twee legers de desertie en dienstweigering nog.  Ondanks de schaarse informatie blijkt toch dat er wel degelijk pogingen waren om tot een goede controle en repressie te komen, maar dat deze vrij vruchteloos waren.  De dienstweigering en de desertie bleven immers hoog tot en met het einde van het Directoire.  Ook met tuchteloze soldaten had de bevolking van het Isèredepartement wel eens te kampen.  Een goede preventie was hier echter zo goed als onmogelijk, zodat een zware vervolging en bestraffing van deze soldaten de voornaamste oplossingen waren.

Desertie en dienstweigering namen in het Scheldedepartement zeker na de invoering van de conscriptie in september 1798 grote vormen aan.  Deze conscriptie druiste immers in tegen alle lokale tradities en was naast de hoge graad van dienstweigering ook de aanleiding van de Boerenkrijg.  Ondanks het benadrukken door de departementale autoriteiten van een goede uitvoering van de maatregelen m.b.t. controle en repressie van dienstweigeraars en deserteurs, leverde de controle uitgevoerd door de verschillende politie-instanties weinig resultaat op.  Naast deze twee problemen had men in het Scheldedepartement ook te maken met deserteurs van het Oostenrijkse leger of andere coalitielegers.  Zij namen vaak de leiding over bendes brigands op het platteland en werden door de Franse machthebbers bekeken als felle contrarevolutionairen.  De uitvoering van controlemaatregelen op deze deserteurs verliep hier zeker tijdens het tweede Directoire iets succesvoller.

 

Het laatste onderwerp dat aan bod kwam in het tweede deel van deze licentiaatsverhandeling, was de controle op brigands.  Brigandage of banditisme was tijdens de Franse Revolutie het sterkst aanwezig gedurende de jaren 1794/95-1799.  Ook hier waren economische recessie en in mindere mate het politiek wanbeleid de voornaamste oorzaken van de ernst van dit probleem.  Verschillende decreten m.b.t. de controle en de repressie die vrij zwaar was, waren reeds van  kracht of werden uitgevaardigd tijdens de jaren 1794/95-1799, maar konden zeker tijdens het eerste Directoire niet goed worden toegepast door de politie-instellingen.  Een betere organisatie en in mindere mate een zwaardere repressie hadden op het einde van het Directoire hun invloed op de lichte daling van het banditisme.

In het Isèredepartement waren bendes brigands in grote mate actief tijdens de thermidoriaanse periode en het Directoire.  Hierbij valt duidelijk op dat de gebieden in het noordwesten van het departement in de nabijheid van Lyon meer getroffen werden door dit fenomeen dan de andere gebieden.  De autoriteiten van het Isèredepartement stonden vrij machteloos tegenover de hoge graad van brigandage.  De politie-instellingen waren immers niet in staat om de controle op de brigands (zowel de specifieke als de algemenere maatregelen) op een degelijke manier uit te voeren.  Niet zelden werden daarom detachementen soldaten ingezet in de gebieden die tijdens een bepaalde periode het meest getroffen waren door de brigandage.  Alhoewel door hun patrouillering een afname van dit fenomeen was vast te stellen in verschillende kantons, kwamen de bendes brigands in vele kantons terug na het vertrek van deze detachementen.

Brigandage of banditisme vormden ook in het Scheldedepartement tijdens de door ons bestudeerde periode een groot probleem.  Naargelang de periode en het gebied kon de graad van brigandage natuurlijk wel verschillen.  Zo merkten we dat in het jaar IV zeer veel brigands actief waren.  De controle door de politie-instellingen op de brigandage was zeker tijdens het eerste Directoire en in iets mindere mate tijdens het tweede Directoire vrij zwak te noemen.  In vele kantons moesten bijgevolg een detachement soldaten worden ingezet om de politie bij te staan.  Vaak leverde dit een positief resultaat op.  De brigandage werd niet alleen tijdelijk de kop ingedrukt maar ook werden er in talrijke kantons van dit departement arrestaties verricht door deze soldaten.

 

Tot slot kunnen we dus stellen dat, ondanks behoorlijk goede maatregelen (decreten, besluiten, e.a.) m.b.t. de controle van de vijf door ons bestudeerde onderwerpen die van kracht waren of uitgevaardigd werden tijdens de jaren 1794/95-1799, de uitvoering van deze maatregelen door de politiële instanties tijdens dezelfde periode in zowel het departement van de Isère als het Scheldedepartement vaak ondoeltreffend was.  Alhoewel, zoals we in ons eerste deel van deze licentiaatsverhandeling aanhaalden, de politie tijdens het Directoire gekenmerkt werd door een verhoogde centralisering en professionalisering, bleef de efficiëntie van de uitvoering van de controle op marginale groepen en op groepen die een gevaar konden betekenen voor de maatschappij (zoals vagebonden en bedelaars, deserteurs en dienstweigeraars, brigands, vreemdelingen en het perswezen) vrij klein.  Weliswaar waren vele van deze groepen dan wel sterk vertegenwoordigd in de maatschappij en meer specifiek in het Isère- en Scheldedepartement en vormden ze een groot probleem, toch liet het politieapparaat op dit vlak vaak steken vallen.         

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende