Een bijdrage tot de stedelijke lexicografie. Een terminologisch onderzoek aan de hand van diplomatische bronnen. (Steven Van Impe)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

Wat zijn nu de resultaten van dit onderzoek naar enkele middeleeuwse nederzettingstermen? De doelstelling was om door een lexicografisch onderzoek een definitie te vestigen voor deze termen, om zo een bijdrage te leveren tot het historisch onderzoek naar het ontstaan en de evolutie van de middeleeuwse steden, en dit door te vertrekken vanuit de naamgeving van de verschillende nederzettingen zoals deze uit de bronnen blijkt.

De lexicografische doelstelling is zeker bereikt: ik heb kunnen vaststellen dat het woordgebruik in de onderzochte bronnen vrij vast is, en dat er nauwelijks sprake is van een ‘terminologische vaagheid’ in de oorkonden uit de Zuidelijke Nederlanden van vóór de 13de eeuw. De onderzochte termen zijn vrij specifiek te definiëren, hoewel uitzonderlijk een ‘foutief’ gebruik voorkomt. Dit kan verschillende redenen hebben: chronologische of geografische betekenisverschillen (bijvoorbeeld als de oorkonde uit een ander gebied komt, of een falsum of geïnterpoleerde kopie uit een latere periode is), sociale betekenisverschillen (bijvoorbeeld het verschil tussen het volkse Burg en het latijnse burgus, wat in één Brugse oorkonde tot een gebruik van het germanisme burgus 1 leidde), marginale betekenissen (bijvoorbeeld civitas als ambt, als geheel van bisschoppelijke ambtenaren of als synoniem van saeculum: het aardse, het vergankelijke, ...) of onduidelijkheid aangaande de aard van de nederzetting zelf (bijvoorbeeld Atrecht, hoofdplaats van een bisdom maar in feite gegroeid als een typisch castrum).

 

Tenslotte kunnen we dus nu een beperkt lexicon van nederzettingstermen opstellen, ten gebruike van de interpretatie van oorkonden uit de Zuidelijke Nederlanden, ca. 600-1200.

 

Burgus

1. Bevolkingsnederzetting met voornamelijk ambachtelijke activiteiten, gegroeid rond een burcht. De burgus is niet noodzakelijk omwald of omgracht.

2. = Castellum, doch slechts zeer uitzonderlijk gebruikt als germanisme.

 

Civitas

 1. Bisschopsstad, al dan niet ommuurd.

 2. = Castrum, doch slechts uitzonderlijk gebruikt.

 3. Het aardse, het vergankelijke, leven.

4. Bisdom, doch slechts zeer uitzonderlijk gebruikt en vermoedelijk enkel in oorkonden uit een uitheems scriptorium.

 

Urbs

 1. Bisschopsstad, al dan niet ommuurd (= Civitas 1).

 2. = Castrum, doch vrij uitzonderlijk.

 3. = Castellum, doch vrij uitzonderlijk.

 

Municipium

 = Castrum? Deze term werd slechts zeer zelden gebruikt.

 

Castrum

 Ommuurde nederzetting met meestal een castellum (vaak twee) en een aanzienlijke bevolking die zowel in de ambachtelijke als de commerciële sectoren actief is.

 

Castellum

 Versterkte burcht, meestal slechts bestaande uit een donjon met een omwalling en omgrachting, en vaak omgeven door een castrum dat een beperkte bewoning en een castrale kerk of kapel omvat.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende