Analyse en situering van het verzet in de stad Kortrijk: 1940-1944. (Petra Demeyere)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk VI: De bevrijding

 

            In dit hoofdstuk zullen we de rol van het Kortrijkse verzet, zowel bij de bevrijdingsgevechten als bij de overname van het beleid van de stad belichten. Vooraleer we dit doen, gaan we eerst dieper in op de verwoesting van de stad door de geallieerde luchtaanvallen en de reactie van de Kortrijkse bevolking hierop. Daarna bieden we een antwoord op volgende vraag: kunnen we stellen dat de repressie van september 1944 een spontane reactie was of volgens een welbewust plan werd uitgevoerd in Kortrijk? Werden de buitensporigheden door de leden van het verzet gedaan of was het eerder een gevolg van het ontbreken van een machtsvacuüm, waardoor alle lagen van de bevolking de kans zagen om aan de plunderingen deel te nemen en de haat jegens de Duitse bezetting en zijn gevolgen op die manier te uiten?

 

1. Inleiding

 

            Op 6 juni 1944 startte de landing in Normandië, waarmee de grootste gecombineerde zee-, land- en luchtoperatie uit de militaire geschiedenis begon. Het verrassingseffect bij de Duitse legerleiding bleek erg groot. De Duitsers dachten immers dat de landing in Normandië een afleidingsmanoeuvre was. Ze geloofden in een tweede ontscheping in het Pas de Calais of in België. Daarom verbeterden ze de kustverdediging. Veel inwoners van de kustgemeenten werden dan ook geëvacueerd.[556] Alhoewel de landing in Normandië erg onverwacht kwam, konden de Geallieerden dit voordeel niet uitspelen en moesten ze wachten op een tweede offensief einde juli om het Duitse overwicht te breken. De troepen van generaal Montgomery, het Britse 2de leger en het Canadese 1ste leger kregen de opdracht Vlaanderen te bevrijden.[557]

 

            De snelle opmars van de Geallieerden verplichtte de Duitsers op hetzelfde tempo terug te trekken. Op 1 september 1944 stond de 21ste legergroep van Montgomery nog in Arras, maar dan stortte de Duitse verdedigingslijn ineen. Op 2 september 1944 trokken de eerste Amerikanen België binnen. Op zondag 3 september 1944 werd Brussel bevrijd en nog diezelfde dag werden ook de steden Ath, La Louvričre, Doornik, Roeselare en Ronse ingenomen door de Geallieerden. Op maandag 4 september volgden Leuven, Lier, Mechelen en Antwerpen. ‘s Anderendaags kwam de Belgische Militaire Zending uit Londen aan. Luitenant Pierre Everaert was verbindingsofficier van de Belgische Zending bij het Bureel der Civil Affairs te Kortrijk en zijn opdracht bestond erin zoveel mogelijk getrouwe en volledige informatie te verstrekken omtrent de essentiële problemen in zijn ambtsgebied. Het grootste deel van West-en Oost-Vlaanderen zat toen nog in de greep van het Duitse 15de leger.[558]

 

Met de bevrijding in zicht maakten de Belgische regeringsmilieus zich zorgen over de manier waarop het grondgebied zou bevrijd worden. Men was niet enkel bevreesd voor de politieke bedoelingen van de grote verzetsbewegingen -Londen wantrouwde zowel de rechtse als de linkse bewegingen- maar ze waren eveneens ongerust over de houding van de geallieerde troepen. De regering wilde in geen geval dat het verzet zich in de plaats van het burgerlijk gezag zou plaatsen. Belangrijker nog was dat de grondwettelijke continuďteit, het voortbestaan van de democratische instellingen, zou primeren.[559]

 

            Anderzijds vreesden de collaborateurs het ergste. Dit was niet ongegrond, want in september 1944 zou er een ware vloedgolf van arrestaties en interneringen plaatsvinden. In de eerste maanden van de repressie, namelijk van “zwarte” september 1944 tot mei 1945, regeerde de straat. Een belangrijke vraag kan hier gesteld worden: wat was deze volksrepressie eigenlijk? Was dit een spontane reactie of werd dit volgens een bewust plan uitgevoerd? De Vlaamse historicus Lode Wils schrijft hierover het volgende: “Deze trieste episode is volgens een welbewust plan uitgevoerd, de volkswoede was door de communisten en hun aanhang in scčne gezet, de wederrechtelijke opsluitingen en moorden zijn volgens een al vroeger neergeschreven scenario uitgevoerd.[560] Of dit werkelijk zo was, blijft nog altijd omstreden. Een tweede vraag duikt eveneens op: kan men de gebeurtenissen tijdens de bevrijding een volksrepressie of een straatrepressie noemen? Wanneer men niet aanvaardt dat bepaalde verzetsgroeperingen politieke bedoelingen hadden en dat sommige buitensporigheden werden begaan door de weerstandsgroeperingen, dan spreekt men van straatrepressie. Bij dit soort repressie werden ook de feiten niet voorbereid met zwarte lijsten en bevrijdingscomitčs.[561] Het is dus eigenlijk riskant om, achter de gebeurtenissen uit de bevrijdingsdagen als een weloverwogen plan, de campagne van een of andere politieke beweging te zien. Een gedeelte van de bevolking heeft zich laten verleiden tot het vernielen van bezittingen en mishandelen van incivieken, maar dit is misschien gelieerd aan het klimaat van elke fin-de-guerre.[562]

 

 

2. De bevrijding van Kortrijk en de repressie

 

2.1. De vernieling van de stad

 

Met de nakende bevrijding in zicht zou Kortrijk steeds vaker getroffen worden door geallieerde luchtaanvallen. De bezettingsjaren 1943 en vooral 1944 werden in Kortrijk steeds geassocieerd met zware bombardementen. Vanaf juli 1943 waren het station van Kortrijk en het vliegveld van Wevelgem het uitgelezen doelwit. In het vooruitzicht van de geplande landing moest de Duitse oorlogsindustrie zoveel mogelijk vernield worden en de produktie ervan in grote mate afgeremd worden. Om de aanvoer van versterkingen naar het invasiefront te verhinderen werden vooral de fabrieken die voor de Luftwaffe werkten en alle oost-west verbindingen zoveel mogelijk ontredderd. Tot de circa 80 aangewezen “railway targets” behoorde eveneens de draaischijf Kortrijk. [563]

 

Op passiezondag, 26 maart 1944, omstreeks 21 uur werd Kortrijk 20 minuten lang getroffen door een zware luchtaanval. Er werden 2100 bommen uitgeworpen, die voor het merendeel op het vormingsstation en de buurt terecht kwamen. Men telde 250 doden en een 100-tal gewonden.[564] Er kwamen ook 7 bommen terecht op de Kortrijkse gevangenis, gelegen in de nabijheid van het station, waarbij ongeveer 30 opgeslotenen de dood vonden. Voor anderen was het bombardement een bevrijding: ze konden ontsnappen en in de clandestiniteit gaan.[565] Overal waren reddingsploegen volop bezig met het zoeken naar overlevenden. Voor het gezin van Albert Derbecourt, aanhanger van de Dietse standpunten, kon geen hulp meer baten. Op het gehavende vormingsstation werden een duizendtal arbeiders, waaronder 450 door de Werbestelle opgeëist, ingezet om de sporen vrij te maken.[566]

 

De verwijten aan het adres van de geallieerde legers bleven niet achterwege. Dit alles was koren op de molen voor de Nieuwe- Ordegezinden die van de omstandigheden gebruik maakten om de Geallieerden in diskrediet te brengen. Leieland reageerde als volgt: “DUIZEND BOMMEN OP STAD KORTRIJK- 25 DODEN-VREESELIJKE VERNIELINGEN” met daaronder een oproep van de Waffen-SS: “De barbaarscheid roept om wraak. Zonen van Leieland meldt U bij de SS, het eenige juiste antwoord op de moordenaars van Uw stadsgenoten”.[567] 

 

Op 10 mei 1944 kwamen, tussen 23 uur 17 tot 23 uur 37, een 500-tal bommen neer op de strook “Marionetten” tot het Sint-Janskerkhof. Ook werd aanzienlijke schade aangericht op de Pottelberg in de Bruyningstraat en de Markesteenweg. Er werden 10 doden geteld. Op 15 mei volgde er nog een zware luchtaanval. Die was vooral te wijten aan het feit dat de Duitsers geen gelegenheid mochten krijgen om de berokkende schade aan de spoorlijnen en -materiaal te herstellen. [568] Op 21 juli 1944 kende Kortrijk de twee zwaarste aanvallen. De eerste aanval gebeurde van 0.55u. tot 1.12u. waarbij vooral de oost-en westkant van de stad werden getroffen. De tweede aanval gebeurde tussen 1.55u. tot 2.15u., waarbij bommenwerpers in verschillende aanvallen hun lading op het centrum, de zuid-, noord- en westkant van het stadsgebied uitwierpen. Er waren 172 doden en een 1000-tal gewonden. [569] Sommigen stellen dat Kortrijk er van alle Vlaamse steden het ergste aan toe was. Het grootste deel van de bevolking van de stad trok naar de meer landelijke dorpen daar deze gespaard bleven van de geallieerde bombardementen. Zo daalde de Kortrijkse bevolking in de binnenstad tot 4000.[570]

 

Enkele weken voor de bevrijding diende het schepencollege zijn ontslag in bij de gouverneur. De reden van hun ontslag luidde als volgt: “... de heele westkant van de stad, tot en met het stadscentrum , zoo goed als vernield werd door de opeenvolgende bombardementen die voor het vormingsstation bedoeld werden. Moest het zelfde nu wat den oostelijken kant der stad betreft zich herhalen, dan is er weinig hoop dat nog iets van de stad recht blijft... de paniek neemt zoodanige proporties dat er mede te rekenen valt dat weldra zeer weinig inwoners nog te Kortrijk zullen blijven. Het schijnt dus ook niet mogelijk in die omstandigheden, personen met verantwoordelijkheid als geneesheren, politieofficieren, zelfs schepenen, den plicht op te leggen in de stad te blijven”. [571] Maar de gouverneur meldde dat hij niet bevoegd was daarover een beslissing te nemen en dat hij het verzoekschrift had doorgestuurd naar de Secretaris-Generaal. In afwachting namen de burgemeester en het schepencollege hun ambt verder waar.[572]

 

2.2. Het keren van de geallieerde krijgskansen en de scherpere houding tegenover de Duitsgezinden

 

Naast de geallieerde aanvallen vonden er eind ’43, begin ’44 steeds meer aanslagen plaats op Duitsgezinden. Voor het verzekeren van hun veiligheid werd de Germaanse SS-Vlaanderen versterkt met leden van de DeVlag. Zo ontstond tussen april 1944 en augustus 1944 het Veiligheidskorps met de bedoeling weerstand te bieden tegen de steeds toenemende aanslagen tegen collaborateurs. Dit Veiligheidskorps stond onder de leiding van Louis Desmet, de stadssecretaris, en Albert De Jonghe, leraar aan het Koninklijk Atheneum.[573]

 

            Toen het nieuws van de definitieve doorbraak aan het Duitse front door de Geallieerden in Normandië bekend raakte, en het Duitse leger tot de aftocht gedwongen werd, begonnen zich te Kortrijk de eerste tekenen van het einde van de bezetting te manifesteren. Vanaf dan zullen ook meer en meer sabotagedaden aan de spoorwegen in de streek gemeld worden.[574] Wanneer de Geallieerden op 22 augustus 1944 Parijs en Marseille ingenomen hadden, verschenen overal te Kortrijk graffiti met de opschriften “Leve de OF. Leve de weerstand”.[575] Tijdens de laatste dagen van augustus 1944 begon de Duitse overheid met de ontruiming van alle burelen, lokalen en instanties die over de hele stad waren ingericht. Ook de voedsel- en brandstofdepots aan het station werden zo vlug mogelijk ontruimd.[576] In het Kortrijkse maakte het Geheim Belgisch Leger aanstalten om aan de eindstrijd deel te nemen en mobiliseerde veel van zijn leden.[577]

 

            Op 1 september 1944 vertrok laat in de avond een trein met collaborateurs aan het station, die door verzetslieden werd beschoten. Louis Desmet en Robert Coene vertrokken per auto. Op zondagmorgen 3 september 1944 raakte het nieuws bekend over een gevecht aan de Groeningebrug, tussen Duitse soldaten en leden van de weerstand. Dezelfde namiddag werd bevestigd dat de Geallieerden Brussel hadden bevrijd. Engelse verkenningsvoertuigen van de 1ste Highland Light Infantery Brigade bevonden zich op dat ogenblik niet ver van de zuidelijke rand van de stad. Bevreesd voor mogelijke Duitse weerstand bleven ze wachten. Vanzodra de meeste Duitsers de stad verlaten hadden en de bevolking zich bevrijd waande, namen de plunderingen en vernielingen aanvang. [578]

 

            De leiders van het verzet bereidden zich op zondag 3 september voor om het gezag over de stad in handen te nemen. Gustaaf Viaene begaf zich naar het gemeentehuis met zijn OF-politie en militanten, waarbij Marcel Vercammen, de OF-instructeur, Marcel Verthé, Jaques Vanhaesebrouck, commandant van de P.M. en Marie -Louise Lottin, verantwoordelijke voor de sluikpers, aanwezig waren. [579] De schepenen Jules Coussens en Vital Depraetere deden hun intrede in het stadhuis, waar de leiders van het OF zetelden. De schepenen hadden het bestuur van tijdens de oorlog al uit zijn functie ontheven en verklaarden alle personeelsbenoemingen, die tijdens de bezetting gedaan waren, nietig. Ze herstelden tevens de vooroorlogse magistratuur in haar ambt.[580] Arthur Mayeur, die tijdens de bezetting door de oorlogsburgemeester Luciaan Rijckeboer vervangen werd, nam op maandag 4 september 1944 -in samenspraak met de leiding van het verzet- de leiding van de stad terug over. Onder voorzitterschap van Mayeur vergaderde de schepenen Gaston Bossuyt, Jules Coussens, Alfred De Taeye en Vital Depraetere. Tegen acht stadsbedienden werd een schorsing uitgesproken. Robert Terrie werd als stadssecretaris aangesteld, daar Louis Desmet de stad had verlaten.[581] De rijkswacht, politie en weerstanders werden belast met de ordehandhaving in de stad. ‘s Avonds kwamen de Engelsen op de Grote Markt aan; andere geallieerde troepen kwamen na het vertrek van de Engelsen de stad niet binnen. In de nacht van zondag op maandag 4 september 1944 werden de woningen van collaborateurs bewerkt: de meest voorkomende opschriften zijn hakenkruizen, SS’er, verrader en nazi. Bij Jozef Supply stond in druipende zwarte letters “oorlogsschepen”. [582]

 

Op dinsdag 5 september 1944 slaagde een sterk bewapende colonne Duitse soldaten erin rond 14 uur de stad binnen te dringen via de Beheerstraat en Overleie en zo het grootste deel van de Leiebruggen te bemachtigen. Een nieuw gevecht ontstond aan de Leie. De leiders van het OF staken de koppen bijeen op het stadhuis, naar aanleiding van dit komende gevecht. Daar waren eveneens brigadecommandant Vekemans van de Rijkswacht, stafhouder Emile van den Berghe, Mr. Michiel Vandekerckhove, politiecommissaris Arthur Blondeel en -tot grote ergernis van de partizanen- Tony Herbert in uniform van Belgisch officier aanwezig. Op 5 september 1944 kwamen 8 verzetslieden, waaronder Henri Breulheid, Julien Dewildeman en de commandant Albert Steelant, allen lid van het Geheim Leger, om bij de bevrijdingsgevechten. [583] Willy Lecluyse eveneens lid van het Geheim Leger, raakte zwaar gewond tijdens deze gevechten en liet het leven op 15 september 1944 ten gevolge van de opgelopen verwondingen. [584]

 

            Op 6 september 1944 was de stad definitief bevrijd. In de St.-Maartenskerk werd de zondag een plechtig Te Deum aangeheven ter gelegenheid van de bevrijding van de stad. De gemeenteraad, die sinds 7 april 1941 niet meer bijeengekomen was, hield haar eerste zitting op 18 september 1944.[585] In de voormiddag van 9 september werden de Nieuwe Orde-gezinden geconfronteerd met de eerste wilde uitbarstingen van geweld en plunderingen. Hoewel leden van het OF en het Geheim Leger hun manschappen onder controle trachtten te houden, liepen de spanningen onder de bevolking hoog op. Op zaterdag 9 september diende het OF zijn lijsten in, met de namen van de collaborateurs die moesten aangehouden worden. [586]

 

2.3. De intensiteit van de repressie tijdens de bevrijdingsdagen.

 

Door de afwezigheid van elke vorm van gezag, in combinatie met het ontbreken van de nodige middelen binnen het politiekorps om de orde te handhaven, brak er tijdens de bevrijdingsdagen een ware volksopstand uit. Toch bleef deze in Kortrijk vrij beperkt. Nadat de Duitse overheid voor het overgrote deel de stad had verlaten, werd het ontstane machtsvacuüm gauw opgevuld door het vooroorlogse bestuur. Op 3 september waren de vooroorlogse schepenen Jules Coussens en Vital Depraetere reeds terug op het stadhuis en de volgende dag kwam het schepencollege, in aanwezigheid van de vooroorlogse burgemeester Arthur Mayeur, al bijeen. Op dat ogenblik was Kortrijk nog niet bevrijd. Het enige wat we kunnen stellen is dat de politie ook in het Kortrijkse niet over voldoende manschappen beschikte, waardoor ze niet konden verhinderen dat er “baldadigheden” werden gepleegd.

 

Vaak waren de collaborateurs de enige slachtoffers van het wegvallen van de wet en de orde tijdens de bevrijding. Een dergelijke toestand beschreef burgemeester Arthur Mayeur aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. “ Op zondag 4 september 1944, na den aftocht der laatste Duitse soldaten, hebben gewelddadige benden gebruik makend van de verwarring en de afwezigheid van de wettelijke overheid, zowat overal de stad geplunderd en schade aangebracht bij personen die bekend stonden als Duitsgezind en medewerkers van den vijand.” Toch blijkt dat het niet alleen de collaborateurs en hun huizen waren die eraan moesten geloven, want uit een verslag over de OF-werking in de septemberdagen blijkt het volgende: “het eerste wat wij ons als taak oplegden was het voorkomen van grote plunderingen in de voedselopslagplaatsen, die gedaan werden door een groot deel van de bevolking. Op vele plaatsen lukte het ons, maar op enige moest met geweld en gewapende hand opgetreden worden., want de burgers waren brutaal en vol haat tegen de nieuwe rijken en de verraders”.[587]

 

Hieruit kan men dus ten eerste afleiden dat de plunderingen ook tegen personen waren gericht die voordeel hadden genoten bij de Duitse overheersing en ten tweede dat het overgrote deel van de Kortrijkse bevolking bij deze plunderingen betrokken was en zelfs niet tot een of andere verzetsgroepering behoorde. Uit het interview met W.V. blijkt: “ Toen de plunderingen begonnen in september 1944 en ons ouderlijk huis in de Jan Breydellaan ook onderhevig was aan de plunderingen, trok Robert Mattelaer, die rechtover ons woonde en lid was van het OF, zijn kostuum van het verzet aan en verdedigde met zijn revolver ons huis tegen deze plunderende bende. De mensen werden na de bevrijding wel lastig gevallen, maar het was het “crapuul”(uitschot) van Moeskroen die dit kwam doen, niet de verzetsmensen van Kortrijk”. [588] Ook Jozef Vandenbulcke stelde: “De plunderingen in ons huis waren niet het werk van de verzetsmensen uit Kortrijk. Zij wisten wie wij waren en ze lieten ons gerust. We hebben gedurende de bezetting zelf weinig last ondervonden van het verzet”. [589] Natuurlijk is er geen zekerheid voor het feit dat er helemaal geen verzetsmensen waren betrokken bij de plunderingen en dat ze het eventueel gemunt hadden op de zogenoemde “zwarten”. Het is zo dat het Kortrijkse verzet een enorme stijging in het ledenaantal zal ondervinden in 1944, waardoor het moeilijker werd voor de “kopstukken van het verzet en de verzetsmensen van het eerste uur” om een goeie controle uit te oefenen op (de eventuele bedoeling van) deze leden. [590]

 

2.4. De schade en de eventuele tussenkomst van de stad

 

Het stadsbestuur was zich bewust dat de stad Kortrijk de schade zou moeten vergoeden en zo voor aanzienlijke uitgaven zou geplaatst worden. De financiële toestand van de stad was erg bedenkelijk en het stadsbestuur vroeg aan de regering of “zij niet van plan was de uitgaven ten laste te nemen of te vergoeden als oorlogsschade zoals gedaan werd na den oorlog 1914-1918”. [591] Op 8 december 1944 besliste het schepencollege en de burgemeester “dat het stadsbestuur niet zou tussenkomen in het herstellen van schade door besmeuring en beschildering aan gebouwen”.[592] Daarentegen werden soms wel begrafenisplechtigheden op kosten van het stadsbestuur gedaan. Zo ook met de begrafenis van Henri Breulheid, verzetsstrijder, die “tengevolge van de kwetsuren opgeloopen in den strijd voor de bevrijding van de stad” overleden was. [593]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[556] L. De Vos, De Bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen, Leuven, 1994, p. 41.

[557] J. Neckers, De Bevrijding, Antwerpen, 1984, pp. 16-17.

[558] W. Pauwels, De verdachten van september ’44. Illegale interneringen tijdens de repressie, Antwerpen, 1994, p. 55.

   A. Prevost, Het Kortrijkse van 30 september tot 12 november ’44. Drie verslagen van Lt. P. Everaert, verbindingsofficier van de Belgische Zending bij het Bureel der Civil Affairs te Kortrijk, gedagtekend 10, 13.10 en 1.11.1944, In: Koninklijke geschied- en oudheidkundige kring van Kortrijk, Handelingen Nieuwe Reeks, LVI, 1990, p. 55.

[559] W. Pauwels, De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog, Antwerpen, 1994, p. 14.

[560] L. Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging. Geschiedenis van het Davidsfonds in en rond Wereldoorlog II. Deel 3, Leuven, 1989, pp. 247-253.

[561] W. Pauwels, op.cit., p. 47.

[562] L. Huyse, S. Dhondt, Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België 1942-1952, Leuven, 1991,    p. 46.

[563] J. Rommel, Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog, Kortrijk, 1986, p. 46.

[564] L. De Vos, op.cit., p. 37.

[565] A. Devos, Ik ben het niet geweest, mijnheer de rechter, In: Curtricke, 167, 1991, pp. 87-88.

[566] J. Vanbossele, Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog. De verwoesting van de stad. Deel III, Kortrijk, 1988, p. 101.

[567] Leieland, 1/04/44.

[568] J. Neckers, op.cit., pp. 10-11.

[569] J. Rommel, op.cit., pp. 46-47.

[570] L. De Vos, op.cit., p. 39.

[571] M.S.A.K., College van Burgemeester en Schepenen, samenstelling 1932-1944, bundel 2458.

[572] M.S.A.K., Brief van de gouverneur aan de burgemeester 19 augustus 1944, bundel 2458.

[573] I. Declercq, Het politieke leven in Kortrijk (1938-1947), Leuven, OLV, 1993, p. 153.

[574] J. Vanbossele, op.cit., p. 147.

[575] J. Vanbossele, op.cit., p. 200.

[576] J. Rommel, op.cit., pp. 48-50.

[577] J. Vanbossele, op.cit., p. 207.

[578] J. Vanbossele, op.cit., p. 213.

[579] N.M.W., Verslag over het optreden van het OF bij de inname van Kortrijk, doos A/12.

[580] J. Vanbossele, op.cit., pp. 222-223.

[581] J. Vanbossele, op.cit., p. 229.

[582] J. Vanbossele, op.cit., p. 229.

[583] P. Vancolen, De Hedendaagse Tijd, In: De geschiedenis van Kortrijk, Tielt, 1990, p. 388.

[584] U.V.G.L., Persoonlijk dossier van Lecluyse Willy, II/30701. Persoonlijk dossier van Dewildeman Julien, III/307486. Persoonlijk dossier van Steelant Albert, II/307485, Persoonlijk dossier van Breulheid Henri, 19280/MRP.

[585] R. Tanghe, P. Vancolen, Gedenkboek Stad Kortrijk. 1830-1976, Kortrijk, 1978, p. 219.

[586] N.M.W., Verslag over het optreden van het OF bij de inname van Kortrijk, bundel A/12. 

[587] I. Declercq, op.cit., pp. 200-201.

[588] Eigen verzameling documenten, interview door auteur afgenomen met W.V. op 13/03/00.

[589] Eigen verzameling documenten, interview door auteur afgenomen met L.V. op 11/03/00.

[590] Eigen verzameling documenten, interview door auteur afgenomen met Omer Vandemeulebroucke op 2/04/00.

[591] M.S.A.K., Plunderingen na de bevrijding, bundel 2823.

[592] M.S.A.K., Beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen van 4 september 1944 tot 27 juni 1947, bundel 7269.

[593] M.S.A.K., loc.cit.