Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK  I: TYPOLOGIE OP BASIS VAN HET BRONNENMATERIAAL

 

1.8. LUSUS IUVENALIS.

 

In deze categorie zullen de curatores lusus iuvenalis worden behandeld.  Hierbij hebben wij ervoor gekozen de indeling in de deelhoofdstukken die in vorige categorieën werd gebruikt, niet aan te houden. 

Bij de aanvang van het onderzoek naar dit type curatores was niet duidelijk of de curatores lusus iuvenalis behoorden tot het college van de Iuvenales of dat zij werden aangeduid door de ordo decurionum.  Indien zij toch stedelijke functionarissen zouden zijn, is een analyse op basis van formele en inhoudelijke kenmerken weinig zinvol wanneer men slechts over twee vormen beschikt waarvan de inhoud dezelfde is.  Men gebruikt de vormen curator lusus iuvenalis[480] en curator lusus iuvenum [481] gewoon door elkaar.  Ook aanwijzingen in verband met de curatele functie ontbreken en de Digesten maken geen melding van deze soort curatores.  Alvorens wij echter de functie analyseren, dient uiteraard eerst beslist te worden of de curatores lusus iuvenalis behoren tot de municipale curatores

 

Vooraleer we met de bespreking van start gaan, willen we er op wijzen dat we enkel de functie curator lusus iuvenalis of curator lusus iuvenum zullen onderzoeken.  Over andere functies bestaat geen twijfel dat zij curatores waren binnen de collegia Iuvenum.  Tot laatstgenoemde behoort onder andere de functie curator iuvenum.  Deze curator was bevoegd voor het beheer van de financiën en de goederen van het college en ook voor het toezicht op de uitvoering van decreten en werken.[482]

 

1.8.1. De curator lusus iuvenalis: functionaris binnen het college of stedelijk functionaris?

 

Bij het verzamelen van het epigrafisch materiaal werd getwijfeld of de curatores lusus iuvenalis moesten worden opgenomen.  Bij het doorlopen van een aantal basiswerken uit de secundaire literatuur merkten we dat de curatores lusus iuvenalis in opsommingen of bij besprekingen in verband met de municipale curatores niet werden opgenomen of dat slechts vaag naar deze categorie werd verwezen.  W. Langhammer, die een aantal categorieën van municipale curatores bespreekt, rept met geen woord over de curatores lusus iuvenalis.  Ook W. Liebenam wiens werk grotendeels handelt over het municipale bestuur en zijn functionarissen, vermeldt alle types van curatores die we totnogtoe hebben besproken, uitgezonderd de curatores lusus iuvenalis.  In de Real-Encyclopädie vinden we eveneens alle categorieën van curatores terug, maar opnieuw zonder verwijzing naar de curatores lusus iuvenalis.   De Dizionario epigrafico di Antichità Romane is de énige die bij de categorie van spelen verwijst naar de curator lusus iuvenalis.  In tegenstelling tot de min of meer exhaustieve opsomming van referenties naar elk type curator, vinden we slechts twee referenties naar de curatores lusus iuvenalis terug.[483]  Op basis van deze twee referenties kunnen we twee veronderstellingen maken.  Het zou kunnen dat op het moment dat deel II (het deel waarin de curatores worden beschreven) werd gepubliceerd slechts twee van deze categorie van curatores waren geattesteerd.  De tweede mogelijkheid is dat de Dizionario zelf geen zekerheid had tot welke categorie zij behoorden.  Deze laatste veronderstelling werd bevestigd wanneer we de opsomming van de curatores binnen een college bekeken.  Daar vonden we nog vier andere curatores lusus iuvenalis terug.[484] 

 

We waren dus genoodzaakt op zoek te gaan naar meer specifieke secundaire literatuur. 

Het oudste werk dat we raadpleegden, was het werk van H. Demoulin uit 1897.  Het college koos zoals alle andere colleges zelf haar patroni en bestuursleden.  Er wordt een opsomming gegeven van de bestuursleden binnen het college.  We lezen dat men ook een curator aanduidde, maar dat die niet mocht worden verward met de curator lusus iuvenalis, die volgens H. Demoulin een municipale functionaris was.[485]  De eerstgenoemde curator is de curator iuvenum wiens functies reeds werden vermeld. 

De iuvenalia waren spelen die werden georganiseerd door de collegia iuvenum in de steden.  Op een loden toegangsbewijs voor het (amfi-)theater of het circus werd rond een afbeelding van het hoofd van Iuno de tekst ‘sacr(a) Lani(vina) iuven(alia)’ gegraveerd.  Aangezien de cultus ter ere van Iuno de publieke cultus van Lanuvium was, besluit De Rossi dat de iuvenalia waren verbonden met de municipale sacra.  De iuvenalia zouden dus deel hebben uitgemaakt van feesten tot de welke de oude culten van elke gemeente aanleiding gaven.  H. Demoulin vindt dit een plausibele verklaring en sluit zich aan bij De Rossi.[486]  Een soortgelijke mening vinden we bij P. Ginestet.  Deze gaat echter een stap verder door te stellen dat de sacra uitgevoerd door de jeugd ‘iuvenalia’ worden genoemd omwille van de leeftijd van de celebranten.[487] 

Daarom lijkt het waarschijnlijk dat de gemeente de kosten, of tenminste een deel ervan, voor haar rekening nam.  Daar de gemeentelijke schatkist vaak niet over voldoende middelen beschikte, zocht men een weldoener die de kosten voor de organisatie van de spelen op zich wou nemen.  Men gaf hem de titel van curator lusus iuvenalis.

P. Ginestet oordeelt op basis van het voorgaande dat de curator lusus iuvenalis moet worden beschouwd als een vertegenwoordiger van de gemeente.  Ook het feit dat het merendeel van de personen die curator lusus iuvenalis zijn geweest tot de meest vooraanstaande personen van de gemeente behoorden of vooraleer ze als curator werden gekozen een aantal belangrijke municipale functies hadden uitgeoefend, deed P. Ginestet besluiten dat deze curatores geen lid meer waren, als ze dat ooit al waren geweest, van het college en bijgevolg niet door het college konden worden aangeduid als curator lusus iuvenalis.[488] 

Ook M. Jaczynowska is van mening dat de curator lusus iuvenalis een municipale functionaris was.  Zij maakt geen onderscheid tussen de curatores lusus iuvenalis en andere curatores die door de gemeente werden aangeduid.  Allen waren van een vrij hoge sociale rang en werden aangeduid voor het vervullen van niet alledaagse taken die van de belaste personen een (vaak) vrij aanzienlijke financiële inzet verwachtte.[489]

 

1.8.2. Taken van de curator lusus iuvenalis.

 

Een eerste en belangrijkste opdracht voor de curator lusus iuvenalis was het financieren van de iuvenalia.[490]  P. Ginestet beweert dat de curator zelf voorstelde om de kosten van de iuvenalia op zich te nemen.  De gemeente verleende de weldoener als dank hiervoor de titel ‘curator’: ‘ce financement était assuré par un bienfaiteur payé par l’honneur du titre’.[491]  Ook in dit geval gaat het om een cura als munus personale.  ‘Munus’ impliceert immers niet steeds dat een persoon door de ordo decurionum werd verplicht een cura op zich te nemen, dit kon ook op vrijwillige basis gebeuren.[492]

De tweede taak van de curator bestond uit de organisatie van de iuvenalia.  Dit deed hij samen met een aedilis die verbonden was aan het college.[493]  De curator lusus iuvenalis besliste over de aard van de spelen.  Hij hield daarbij rekening met de voorkeur van het publiek en paste het programma aan hun wensen aan.[494]  De inhoud kon variëren van een imitatie van een krijgsspel of een voorstelling van schermkunsten tot theaterspelen.[495]

Volgens H. Demoulin ziet M. Rostovtzeff[496] nog een andere taak weggelegd voor deze curator.  M. Rostovtzeff zou zich hiervoor hebben gebaseerd op twee zaken: ten eerste op een inscriptie uit Aquae Sextiae[497] waarin men spreekt over een jongeman met de woorden ‘docili lusu iuvenum bene doctus’ en ten tweede op de titel zelf van de leden van het college die sodales lusus iuvenum werden genoemd.  Zijn stelling was dat het woord ‘lusus’ niet enkel mocht worden begrepen als ‘spel’, maar ook moest worden begrepen als ‘school’.  Hij beweert dat binnen de collegia iuvenum een fysieke training werd verschaft of oefeningen werden aangeleerd die de jongeren demonstreerden tijdens de spelen.  De gymnastische oefeningen stonden onder de leiding van de curator lusus iuvenalis.  Hoewel H. Demoulin deze interpretatie vreemd vindt, beseft hij dat hij het epigrafisch bewijsmateriaal (de inscriptie uit Aquae Sextiae) niet kan negeren en sluit zich aan bij M. Rostovtzeff.[498]  M. Rostovtzeff meent dat een militair doel aan de basis van de instelling van deze colleges lag, namelijk de vorming van een sterke jeugd voor het leger door middel van een fysieke training.[499]  Binnen dit kader zou de curator lusus iuvenalis de jongeren dan moeten voorbereiden op hun militaire opleiding.

M. Jaczynowska en P. Ginestet spreken de stelling tegen dat de collegia lusus iuvenalis een voorbereiding op het leger zouden moeten vormen.  Zij stellen dat de gymnastische oefeningen gewoonweg een formele imitatie van de echte actie waren.  De aangeleerde oefeningen die de militaire actie uitbeeldden, dienden enkel om te worden gedemonstreerd tijdens de Iuvenalia.[500]  Geen van beiden vermeldt de taak van curator lusus iuvenalis als leermeester van fysieke oefeningen, dus zij ontkennen noch bevestigen deze taak van de curator.

Wanneer we aannemen dat de curator lusus iuvenalis ook met deze taak was belast en daarbij rekening houden met de repliek van M. Jaczynowska en P. Ginestet die het militaire doel ontkennen, moeten we de taak van curator lusus iuvenalis als instructeur van fysieke oefeningen niet zozeer beschouwen als een persoon met een quasi militaire opdracht.  We kunnen deze curator dan veeleer zien als iemand die, met het oog op ontspanning, de jeugd voorbereidt op de demonstratie van het geveinsde krijgsspel tijdens de spelen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[480] CIL XIV, 409 (I.10.); CIL XIV, 4616 (I.11); CIL XIV, 2592 (I.40.); CIL X, 6555 (I.53.).

[481] CIL XI, 4371 (I.115.); CIL XI, 4386 (I.116.); CIL XI, 4395 (I.117.).

[482] DEMOULIN, H., Les collegia iuvenum dans l’Empire romain, 1897, pp.16-7; JACZYNOWSKA, M., L’organisation intérieure des ‘collegia iuvenum’ au temps du Haut-Empire romain, in: Gesellschaft und Recht im griechisch-römischen Altertum, II, pp.96-7.

[483] DE RUGGIERO, E., Dizionario epigrafico di Antichità Romane, parte II, p.1341.

[484] DE RUGGIERO, E., Dizionario epigrafico di Antichità Romane, parte II, p.1343.

[485] DEMOULIN, H., Les collegia iuvenum dans l’Empire romain, 1897, p.15 - p.17 - p.36.

[486] DEMOULIN, H., Les collegia iuvenum dans l’Empire romain, 1897, p.38.

[487] GINESTET, P., Les organisations de la jeunesse dans l’Occident Romain, p.146.

[488] GINESTET, P., Les organisations de la jeunesse dans l’Occident Romain, p.133.

[489] JACZYNOWSKA, M., L’organisation intérieure des ‘collegia iuvenum’ au temps du Haut-Empire romain, in: Gesellschaft und Recht im griechisch-römischen Altertum, II, p.104.

[490] GINESTET, P., Les organisations de la jeunesse dans l’Occident Romain, p.133; JACZYNOWSKA, M., L’organisation intérieure des ‘collegia iuvenum’ au temps du Haut-Empire romain, in: Gesellschaft und Recht im griechisch-römischen Altertum, II, p.104.

[491] GINESTET, P., Les organisations de la jeunesse dans l’Occident Romain, p.133.

[492] LANGHAMMER, W., Die rechtliche und soziale Stellung der Magistratus Municipales und der Decuriones, p.159.

[493] DEMOULIN, H., Les collegia iuvenum dans l’Empire romain, 1897, p.36; JACZYNOWSKA, M., L’organisation intérieure des ‘collegia iuvenum’ au temps du Haut-Empire romain, in: Gesellschaft und Recht im griechisch-römischen Altertum, II, p.104; .

[494] GINESTET, P., Les organisations de la jeunesse dans l’Occident Romain, p.157.

[495] GINESTET, P., Les organisations de la jeunesse dans l’Occident Romain, p.155 – p.158

[496] DEMOULIN, H., Encore les collegia iuvenum dans l’Empire romain, 1899, p.5.

[497] CIL XII, 533.

[498] DEMOULIN, H., Encore les collegia iuvenum dans l’Empire romain, 1899, pp.6-7. 

[499] DEMOULIN, H., Encore les collegia iuvenum dans l’Empire romain, 1899, p.8.  De aanwijzingen die M. Rostovtzeff ziet voor deze stelling zijn terug te vinden op pp.8-10. 

[500] JACZYNOWSKA, M., Les associations de la jeunesse romain de sous le Haut-Empire, pp.62-3; GINESTET, P., Les organisations de la jeunesse dans l’Occident Romain, p.155.