Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK  I: TYPOLOGIE OP BASIS VAN HET BRONNENMATERIAAL

 

1.7. SPELEN.

 

Alvorens de bespreking van de curatores voor de spelen aan te vangen, is het nodig even aan te stippen dat in deze categorie personen die worden aangeduid als munerarii niet aan bod komen.  Een munerarius is een magistraat die bij wet verplicht is om munera publica te organiseren voor zijn gemeente.  Het betreft een vrijwillige inspanning, een daad van evergetisme.[392]  Zij verschillen dus in dit opzicht van de curatores die een cura opgelegd krijgen als munus personale of als munus mixtum.  Dat er een verschil bestaat tussen de munerarius en een curator kan ook epigrafisch worden aangetoond.  We vinden het bewijs terug in drie inscripties.  Inscriptie CIL VIII, 24 (P.10.) vermeldt de twee functies naast elkaar: ‘… curator muneris pub(lici), munerarius, …’.  Inscriptie CIL IX, 804 vermeldt: ‘… curator muneris, munifico, …’ waarbij in dit geval volgens de Epigrafia anfiteatrale dell’Occidente Romano, III, Regiones Italiae II-V, Sicilia, Sardinia et Corsica ‘munificus’ synoniem is voor ‘munerarius’ en geen adjectiefvorm zoals het gewoonlijk voorkomt.[393]   Een laatste inscriptie die het verschil tussen een munerarius en een curator duidelijk aantoont, is terug te vinden in AE 1975, 252.  We lezen hier: ‘… familiam gladiatoriam ex sua liberalitate ob honorem q(uin)q(uennalitatis) primus ediderit, item…alium d[iem] enixe curaverit…’.  Een andere benaming voor een munerarius is editor.[394]  Aangezien na verloop van tijd de vrijwillige inzet van de eigen middelen door de magistraten afnam, creëerde men ter vervanging een functionaris speciaal bevoegd voor de cura muneris publici.[395]

 

1.7.1. Soorten curatores op basis van formele kenmerken

 

Wat Italië betreft, werden volgende dertien vormen geattesteerd:

 

Wat de provincies betreft, werden volgende zeven vormen geattesteerd:

In deze categorie vinden we zeer veel verschillende vormen en uitdrukkingswijzen terug.  Aangezien een indeling op basis van formele kenmerken in dit geval weinig zinvol is zonder rekening te houden met de inhoudelijke aspecten, gaan we onmiddellijk over naar het volgende deelhoofdstuk. 

 

1.7.2. Soorten curatores op basis van inhoudelijke kenmerken

 

We zullen trachten een zinvolle indeling van de opgesomde vormen te realiseren en telkens aangeven waarom we die bepaalde vormen bij elkaar plaatsen.

 

1.7.2.1. Groep I

De eerste groep bestaat uit volgende vormen: curator muneris [418], curator muneris publici [419], curator muneris gladiatori [420] en curator muneris publici gladiatori [421].  Deze vormen werden bij elkaar geplaatst omdat ‘munus’ verwijst naar dezelfde inhoud als ‘munus gladiatorium’.  Het gaat dus in beide gevallen om gladiatorenspelen.[422]  ‘Publicus’ duidt aan dat het initiatief uitgaat van de gemeente en dat de gemeente de spelen bekostigt.  We veronderstellen dat wanneer ‘publici’ ontbreekt ook impliciet moet worden verstaan dat het initiatief wordt genomen en gefinancierd door de gemeente.  Zij duidt dan curatores aan die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de spelen.[423]

 

1.7.2.2. Groep II

In deze groep worden volgende vormen verzameld: curator muneris Catiniani [424], curator muneris Reginiani [425], curator muneris Tulliani [426], curator muneris Tup[---] [427], curator muneris gladiatori Villiani [428], curator muneris pequiniae Aquillianae II [429] en curator calendarii pecuniae Valentinianae HS DC [430].  Deze munera hebben als gemeenschappelijke factor dat ze worden bekostigd met intresten afkomstig van giften die bij testament werden nagelaten door privé-personen aan de gemeente die op deze manier de organisatie van de periodieke spelen kon verzekeren.[431]  Men komt tot deze vaststelling op basis van het cognomen of het nomen, dat steeds in de inscriptie wordt weergegeven als adjectief door middel van het suffix -anus, van de persoon die de fundatie deed en voorafgegaan door de term ‘munus’.[432] 

Deze curatores dienden erop toe te zien dat de clausules, verbonden met de fundatie, steeds werden gerespecteerd. [433]  Deze cura was een munus personale en geen munus mixtum.[434]

Met betrekking tot de vorm, is er één omschrijving die verduidelijking vraagt.  Men zou immers kunnen twijfelen of de vorm wel tot ons onderzoeksmateriaal behoort. 

Het betreft de vorm curator calendarii pecuniae Valentinianae HS DC [435].  Volgens de Epigrafia anfiteatrale dell’Ocdcidente Romano, II, Regiones Italiae VI-XI oefent deze curator dezelfde functie uit als een curator muneris niettegenstaande de term ‘muneris’ hier niet werd gebruikt.  De curatores muneris waren gewoonlijk oud-magistraten die veel ervaring hadden op financieel gebied en daarom ook vaak werden aangeduid als curator bij de spelen om erop toe te zien dat het fonds, bestemd voor munera, correct werd beheerd.  Zoals de curator calendarium in een gemeente de boekhouding van die gemeente controleerde, zo moest ook deze curator muneris controle uitoefenen op het beheer van het geld dat afkomstig is uit de fundatie van C. Titius Valerius, bestemd voor de organisatie van munera publica.[436]  Hoewel de term ‘muneris’ ontbreekt, leidt het geen twijfel dat het hier gaat om een curator met dezelfde functie als een curator muneris.

 

1.7.2.3. Groep III

De derde groep bevat een aantal omschrijvingen in plaats van de korte formule ‘curator muneris’.  We zullen elk van deze omschrijvingen apart bespreken en zo onderzoeken wat van een curator muneris wordt verwacht.

De eerste vorm die we ontleden, is acceptis HS XXV m(ilibus) n(ummum) pecunia publica alium diem enixe curaverit [437], vrij vertaald als ‘nadat hij 25.000 HS had ontvangen die afkomstig waren uit de gemeentekas heeft hij met inspanning/ met enthousiasme een andere dag (gladiatorenspelen) verzorgd’.[438]  Hier wordt duidelijk aangegeven dat de persoon de spelen heeft georganiseerd met geld uit de gemeentekas, ‘pecunia publica’, zonder zijn eigen middelen aan te spreken.  Het gaat dus over een munus personale en geeft weer hoe men oorspronkelijk de taak van de curator zag: enkel toezicht en beheer, een zuiver fysieke inspanning waarbij concentratie van de geest wordt verwacht, kortom zoals het in de Digesten wordt omschreven[439].[440]

Ook de vormen curam muneris publici splendide administraverit [441], gladiatori muneris publici curam susciperet [442] en in suscipienda gladiatori muneris cura tam sumptuose iniunctum sibi munus explicuerit [443] verwijzen volgens M. Fora eveneens naar een cura van de munera publica zonder eigen financiële inbreng van de persoon die met de cura werd belast.[444]  Wij zijn het hier eens met M. Fora, maar willen toch nuanceren voor één van de omschrijvingen, met name in suscipienda gladiatori muneris cura tam sumptuose iniunctum sibi munus explicuerit [445].  Het werkwoord ‘suscipere’ dat kan worden vertaald als ‘opnemen’[446] laat inderdaad veronderstellen dat het gaat om het beheer zonder eigen financiële inbreng, maar de daaropvolgende woorden ‘sumptuose iniunctum sibi munus explicuerit’ tonen aan dat de persoon het bedrag dat hem door de gemeente ter beschikking was gesteld, vermeerderd heeft met eigen kapitaal.  Wij besluiten hiertoe op basis van het werkwoord ‘explicuere’, waarvan één van de betekenissen ‘uitbreiden’ is.[447]

We zouden dus kunnen besluiten dat wanneer de combinatie van het substantief cura en een bijbehorende werkwoordsvorm zoals ‘suscipere’, ‘administrare’ en ‘curare’ niet vergezeld worden van uitdrukkingen die een nuance aanbrengen, we te maken hebben met een munus personale en niet met een munus mixtum.[448] 

Mogen we uit het voorgaande dan afleiden dat de vorm die verwijst naar de functionaris zelf, namelijk ‘curator’, betekent dat de persoon zijn eigen middelen inzet?  Dit was mogelijk, maar niet noodzakelijk.  Het gebruik van ‘curator’ op zichzelf  kan zowel naar een munus personale als naar een munus mixtum verwijzen.  In dergelijke gevallen kan geen uitspraak worden gedaan.  Soms krijgen we aanwijzingen die laten vermoeden dat de functionaris een financiële bijdrage heeft geleverd.  De vorm ad munus publicum… edendum curator [449] bevat naar mijn mening zulke aanwijzing.  De vorm ‘edendum’ kan in verband worden gebracht met ‘editor’ aangezien deze woorden zijn afgeleid van hetzelfde werkwoord ‘edere’.  Een editor is een magistraat die aan evergetisme doet door de organisatie van spelen, volledig door hem gefinancierd.  Op deze wijze zouden we kunnen denken dat de term ‘edendum’ een eigen financiële inbreng van de curator inhield.  We reiken hier slechts een hypothese aan, geen vaststaand feit aangezien ‘edere’ geen financiële connotatie heeft.

 

1.7.2.4. Groep IV

De laatste groep wordt gevormd door slechts drie personen.  Eén persoon wordt aangeduid met de titel curator ludorum publicorum [450], de andere titel werd fragmentair overgeleverd waardoor we nog beschikken over curator ludorum [---] [451].  Men zou deze titel kunnen aanvullen met ‘publicorum’, maar er bestaan ook nog andere mogelijkheden die dan zouden specificeren om welke spelen het gaat.  Met ‘ludorum’ kunnen verschillende soorten spelen worden bedoeld.  Het kan gaan om ludi scaenici (toneelspelen), om venationes (jacht op wilde dieren in het circus), om gladiatorenspelen of een strijd tussen atleten.[452] 

De derde persoon in deze groep is de curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae [453].   We herinneren ons dat deze vorm reeds werd besproken in categorie 1.6.2. met betrekking tot de stedelijke financiën.[454]   Wanneer men in de secundaire literatuur nagaat tot welke groep deze curator behoort, vinden we hem steeds terug bij de categorie financiën. [455]  De reden waarom wij hem ook in de categorie van de spelen plaatsen, is de zin die volgt op zijn titel ‘curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae’:‘…, curator pecuniae publicae exigen/dae et adtribuendae / in ludos cum accepisset public(um) / lucar remisit et de suo erogationem fecit, / …’.  We lezen hier dat de curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae het geld dat de gemeente hem ter beschikking stelde om spelen te organiseren teruggaf en de spelen met eigen kapitaal liet plaatsvinden.  Waar het om gaat is dat zijn curatele functie waarvan we reeds suggereerden dat ze bestond uit het innen van belastingen en andere te betalen bedragen, mogelijk betrekking had op het innen van belastingen die door de inwoners van de gemeente moesten worden betaald om de spelen te financieren.[456] 

We kunnen deze functie dus op twee manieren interpreteren.  Enerzijds kunnen we de titel ‘curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae’ aannemen zonder een verband te leggen met de zin die er op volgt.  We beschouwen deze curator dan als de persoon die verantwoordelijk is voor het innen van de verschuldigde sommen aan de gemeente, zodat hij in de categorie van de financiën kan worden geplaatst.  Anderzijds is het mogelijk deze titel uit te breiden tot ‘curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae in ludos’ waardoor een inkrimping van zijn bevoegdheden optreedt.  Zijn verantwoordelijkheid zou dan immers beperkt zijn tot het innen van belastingen voor het departement van de spelen.  Vanuit dit gezichtspunt moet de curator dan ook worden geklasseerd in de categorie van de spelen.  Zodoende vinden we deze curator terug in beide categorieën.

 

1.7.3. Aanwijzingen in verband met de curatele functie op basis van de inscripties

 

1.7.3.1. Duur van de functie

Bij de vormen curator muneris gladiatori quadriduo [457], curator muneris gladiatori tridui [458] en curator muneris diei (sic) unus [459] wordt de duur van de spelen aangegeven.   Onrechtstreeks vinden we ook een aanwijzing terug in de vorm acceptis HS XXV m(ilibus) n(ummum) pecunia publica alium diem enixe curaverit [460].  Belangrijk is dus ‘alium diem’, ‘een andere dag’, wat impliceert dat de spelen één dag hebben geduurd.

We merken dat de duur varieerde van één tot vier dagen.  Gedurende die dagen werd de curator belast met het beheer van het geld beschikbaar voor de spelen.  Indien het ging om een munus mixtum mag men stellen dat wanneer er gedurende drie of vier dagen spelen werden gehouden dit voor de betrokken curator een dure onderneming was. 

Totnogtoe werd nog niemand geattesteerd die gedurende vijf dagen curator muneris is geweest, maar M. Fora signaleert wel inscripties waarin sprake is van spelen die vijf dagen duurden.[461]  De meeste inscripties getuigen echter van spelen die gedurende één tot vier dagen plaatsvonden.[462]  Van de vier genoemde curatores oefenden twee curatores hun functie uit gedurende één dag[463] en één curator gedurende vier dagen[464].  Volgens M. Fora bleef de duur van de spelen ongewijzigd door de eeuwen heen.[465]

 

1.7.3.2. Financiële aspecten 

Twee vormen maken melding van een bedrag dat bestemd was voor de organisatie van de spelen, namelijk  acceptis HS XXV m(ilibus) n(ummum) pecunia publica alium diem enixe curaverit [466] en curator calendarii pecuniae Valentinianae HS DC [467].

De eerste vorm, acceptis HS XXV m(ilibus) n(ummum) pecunia publica alium diem enixe curaverit, heeft het over een bedrag van 25.000 HS.  De tweede vorm zegt dat C. Titius Valentinus een donatie van 600.000 HS heeft gedaan.  Elke vijf jaar werden met de intrest - 5 à 6 % op het ter beschikking gestelde bedrag - spelen georganiseerd.  De curator kreeg dan een maximumbedrag van 150.000 à 180.000 HS onder zijn beheer.[468]

Aangezien deze twee attestaties op zichzelf ons niets vertellen over de kostprijs van de spelen, plaatsen we ze, op basis van gegevens van M. Fora, in verhouding met andere attestaties in verband met de organisatie van spelen en creëren zo een orde van grootte met betrekking tot de kostprijs van de spelen.  Het dient vermeld te worden dat in totaal slechts zes bedragen, inclusief de twee bedragen die wij hier bespreken met betrekking tot de curatele functie, werden geattesteerd in verband met de kosten die de spelen met zich meebrachten.  Dit betekent dat deze cijfers mogelijk niet representatief zijn voor het geheel van de aan de spelen bestede bedragen.  Wanneer we de cijfers overlopen, constateren we: dat het laagste bedrag dat werd gespendeerd 13.000 HS bedroeg; dat tweemaal een som van 25.000 HS ter beschikking werd gesteld[469] en éénmaal een som van 50.000 HS; dat dan een sprong gemaakt wordt naar een bedrag van 150.000 à 180.000 HS, de intrest van de fundatie van C. Titius Valentinus en tenslotte dat de hoogste som 200.000 HS bedroeg. [470]

Om ons een idee te kunnen vormen van de omvang van de bedragen, kunnen we ze vergelijken met een aantal andere cijfers.  Ten tijde van Domitianus (81-96 n.Chr.) bedroeg het maandloon van een gewoon soldaat 100 HS.  Een stuk landbouwgrond van ongeveer 15 are (iugerum) kostte tussen de 1000 en 1200 HS.[471]  We merken dus duidelijk dat de bedragen die aan de organisatie van spelen werden besteed opmerkelijk hoog lagen.

 

Dat men veel geld uitgaf aan de organisatie van spelen blijkt uit het ‘Senatus consultum de sumptibus ludorum gladiatoriorum minuendis’, te situeren ca.176-178 n.Chr..[472]  Een bepaling hieruit zegt dat de waarde van de spelen die werden gehouden, moest worden vastgelegd op basis van het belang en de rijkdom van de gemeente.  De druk om de spelen steeds prachtiger en meer spectaculair te maken, belastte zowel de magistraten als andere vooraanstaande personen en woog zwaar op de gemeentefinanciën.[473]

Er werden vanuit Rome beperkingen opgelegd omtrent de bedragen die de gemeenten uit de gemeentelijke schatkist ter beschikking konden stellen om spelen te organiseren.  Het senatus consultum dateert uit de 2e helft van de 2e eeuw als de financiële crisis reeds ernstige vormen had aangenomen.  Dit betekent dat in deze crisisperiode de gemeenten zeer grote bedragen bleven besteden aan spelen en niet in het minst snoeiden in de uitgaven voor de organisatie hiervan. 

 

1.7.3.3. Inspraak van het volk

De titel rogatus ab ordine pariter et populo gladiatori muneris publici curam susciperet [474] vertelt ons dat de persoon tot curator was aangesteld op vraag van de ordo decurionum, maar evenzeer op vraag van het volk.  Dit betekent dat het volk een bepaalde kandidaat kon voorstellen aan de ordo decurionum en inspraak had bij hun beslissing. 

We veronderstelden dat de term ‘gladiatori muneris publici curam susciperet’ wees op een munus personale en niet op een munus mixtum.  De curator werd niet verondersteld eigen vermogen aan te spreken bij het beheer van het geld en het toezicht op de organisatie van spelen.  Men kan zich afvragen waarom het volk dan toch aandringt om die bepaalde persoon te belasten met deze taak, ook als ze weten dat hij de spelen niet geldelijk zal steunen.  Wanneer iemand die een carrière wenste uit te bouwen het volk kon overtuigen om als curator door de ordo decurionum te worden aangesteld, stelde hij daar waarschijnlijk beloftes tegenover.  Zo zou hij eventueel de organisatie van spelen of een voedseluitdeling kunnen beloven indien het volk zijn kandidatuur naar voren bracht bij de ordo decurionum.  De aanstelling in een curatele functie kon een springplank zijn voor de verdere ontwikkeling van een municipale carrière.  Indien hij zijn taak als curator goed volbracht door de organisatie van opzienbarende spelen, kon hij op deze wijze het vertrouwen winnen van de ordo decurionum en ook de gunst van het volk verkrijgen. 

 

1.7.3.4. Toevoeging van bijwoorden die appreciatie uitdrukken

In drie omschrijvingen vinden we een bijwoord terug dat aangeeft hoe de curator zijn taak heeft volbracht: curam muneris publici splendide administraverit [475], in suscipienda gladiatori muneris cura tam sumptuose iniunctum sibi munus explicuerit [476] en acceptis HS XXV m(ilibus) n(ummum) pecunia publica alium diem enixe curaverit [477].  De woorden ‘splendide’, ‘sumptuose’ en ‘enixe’, te vertalen als respectievelijk ‘schitterend’, ‘overvloedig’ (financieel) en ‘met inspanning / met enthousiasme’, zijn bijwoorden die blijk geven van de wijze waarop de uitvoering van de cura werd gepercipieerd door het volk en de ordo decurionum, ongeacht of het geld voor de spelen werd voorzien door de gemeente of door tussenkomst van de curator.  We zouden deze bijwoorden kunnen beschouwen als een soort beoordeling, uitgedrukt door de oprichters van de inscriptie.  Eenmaal hebben de inwoners van de gemeente zelf besloten tot de oprichting van een inscriptie en spreken zij dus zelf hun lof uit over de manier waarop de spelen werden georganiseerd door de geëerde.[478]  Tweemaal treedt de ordo decurionum op als oprichter.[479]  Dit betekent niet dat zij, bij het uitdrukken van waardering, enkel uit eigen naam spreken maar eveneens uit naam van het ganse volk.

Wij vinden dergelijke lovende beoordelingen enkel terug in inscripties met betrekking tot de spelen wat erop wijst dat iemand die gezorgd had voor sensationele spelen ten zeerste werd geapprecieerd door het volk en de ordo decurionum en daarvoor ook bijzonder werd geëerd.  Dit betekent dat er veel belang werd gehecht aan de spelen en dat de organisatie hiervan een middel verschafte om zijn populariteit en zijn aanzien te laten toenemen (of afnemen). 

 

1.7.4. Welke informatie wordt ons door de Digesten aangereikt?

 

De Digesten verschaffen ons geen informatie over de cura muneris als persoonlijke publieke verplichting of als munus mixtum.  Gezien de centrale plaats die de spelen innamen in het dagelijkse leven van elke Romein door de eeuwen heen, is dit nogal verwonderlijk.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[392] SABBATINI TUMOLESI, P., Recensione a G. Ville, La gladiature en Occident dès origines à la mort de Domitien, in : Rivista di Filologica Classica, 112, p.105.

[393] Epigrafia anfiteatrale dell’Occidente Romano, III, Regiones Italiae II-V, Sicilia, Sardinia et Corsica (M. BUONOCORE), p.42.

[394] Epigrafia anfiteatrale dell’Occidente Romano, III, Regiones Italiae II-V, Sicilia, Sardinia et Corsica (M. BUONOCORE), p.144.

[395] SABBATINI TUMOLESI, P., Recensione a G. Ville, La gladiature en Occident dès origines à la mort de Domitien, in : Rivista di Filologica Classica, 112, p.105.

[396] CIL XIV, 2114 (I.2.); CIL IX, 690 (I.78.); CIL IX, 804 (I.79.); CIL IX, 1705 (I.74.).

[397] CIL XIV, 2972 (I.13.); CIL XIV, 3011 (I.15.); CIL IX, 3025 (I.79.); CIL IX, 5016 (I.111.).

[398] AE 1992, 245 (I.46.); CIL X, 1785 (I.63.); Eph. Ep., VIII, nr.370 (I.68.).

[399] CIL XIV, 3014 (I.12.).

[400] CIL IX, 447 (I.82.).

[401] AE 1964, 19 (I.109.).

[402] ILS 6742 (I.147.).

[403] CIL X, 226 (I.85.).

[404] CIL XI, 6369 (I.119.).

[405] CIL X, 6090 (I.49.).

[406] CIL X, 6240 (I.50.).

[407] CIL X, 4643 (I.56.).

[408] AE 1975, 252 (I.86.).

[409] CIL IX, 452 (I.83.).

[410] CIL XIV, 375 (I.3.).

[411] CIL VIII, 1225 (P.6.).

[412] REYNOLDS, J.M. & PERKINS, J.B.W., The inscriptions of Roman Tripolitania, 594 (P.7.);CIL II, 2343 (P.21.).

[413] REYNOLDS, J.M. & PERKINS, J.B.W., The inscriptions of Roman Tripolitania, 601 (P.9.).

[414] CIL VIII, 24 (P.10.); CIL XII, 1529 (P.18.).

[415] CIL XII, 1585 (P.15.).

[416] CIL XII, 3290 (P.17.).

[417] AE 1964, 181 (P.28.).

[418] CIL XIV, 2114 (I.2.); CIL IX, 690 (I.78.); CIL IX, 804 (I.79.); CIL IX, 1705 (I.74.); REYNOLDS, J.M. & PERKINS, J.B.W., The inscriptions of Roman Tripolitania, 594 (P.7.);CIL II, 2343 (P.21.).

[419] CIL XIV, 2972 (I.13.); CIL XIV, 3011 (I.15.); CIL IX, 3025 (I.79.); CIL IX, 5016 (I.111.); CIL VIII, 24 (P.10.); CIL XII, 1529 (P.18.).

[420] AE 1992, 245 (I.46.); CIL X, 1785 (I.63.); Eph. Ep., VIII, nr.370 (I.68.)

[421] CIL XIV, 3014 (I.12.); AE 1964, 181 (P.28.).

[422] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.41.

[423] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.77.

[424] CIL IX, 447 (I.82.).

[425] AE 1964, 19 (I.109.).

[426] ILS 6742 (I.147.).

[427] CIL VIII, 1225 (P.6.).

[428] CIL XII, 1585 (P.15.).

[429] CIL X, 226 (I.85.).

[430] CIL XI, 6369 (I.119.).

[431] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.76.

[432] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.77.

[433] Epigrafia anfiteatrale dell’Occidente Romano, III, Regiones Italiae II-V, Sicilia, Sardinia et Corsica (M. BUONOCORE), p.34.

[434] LANGHAMMER, W., Die rechtliche und soziale Stellung der Magistratus Municipales und der Decuriones, p.181.

[435] CIL XI, 6369 (I.119.).

[436] Epigrafia anfiteatrale dell’Occidente Romano, II, Regiones Italiae VI-XI (G.L. GREGORI), p.29, nr.10.

[437] AE 1975, 252 (I.86.).

[438] We weten op basis van dezelfde inscriptie dat hij reeds een familie van gladiatoren had laten vechten voor  zijn rekening als dank voor zijn verkiezing tot quinquennalis.

[439] Dig. 50.4.1.3: zie bijlage p.94.

[440] SABBATINI TUMOLESI, P., Recensione a G. Ville, La gladiature en Occident dès origines à la mort de Domitien, in : Rivista di Filologica Classica, 112, pp.104-5.

[441] CIL X, 6240 (I.50.).

[442] CIL X, 6090 (I.49.).

[443] CIL X, 4643 (I.56.).

[444] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.76.

[445] CIL X, 4643 (I.56.).

[446] MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, pp.303-4.

[447] MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, p.107.

[448] Dit in tegenstelling tot combinaties met het werkwoord ‘agere’ dat mogelijk wel duidt op een munus mixtum.

[449] REYNOLDS, J.M. & PERKINS, J.B.W., The inscriptions of Roman Tripolitania, 601 (P.9.).

[450] CIL IX, 452 (I.83.).

[451] CIL XII, 3290 (P.17.).

[452] SABBATINI TUMOLESI, P., Gladiatorum paria. Annunci di spettacoli gladiatorii a Pompei, p.174 ; CEBEILLAC GERVASONI, M., Les magistrats des cités italiennes de la seconde guerre  punique à Auguste: Le Latium et la Campanie, pp.106-7.

[453] CIL XIV, 375 (I.3.).

[454] Curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae: zie supra p.98.

[455] LIEBENAM, W., Städteverwaltung im römischen Kaiserreiche, p.312; KORNEMANN, E., Real-Encyclopädie, IV, coll.1804; DE RUGGIERO, E., Dizionario epigrafico di Antichità Romane, II, 1339.

[456] CEBEILLAC GERVASONI, M., Les magistrats des cités italiennes de la seconde guerre punique à Auguste: Le Latium et la Campanie, p.108.

[457] CIL X, 1785 (I.63.).

[458] Eph. Ep., VIII, nr.370 (I.68.).

[459] CIL IX, 1705 (I.74.).

[460] AE 1975, 252 (I.86.).

[461] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.50: CIL IV, 3884; CIL IV, 9974; CIL IV, 9984 a, b; AE 1982, 276.

[462] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.50.

[463] CIL IX, 1705 (I.74.), AE 1975, 252 (I.86.).

[464] CIL X, 1785 (I.63.).

[465] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.50.

[466] AE 1975, 252 (I.86.).

[467] CIL XI, 6369 (I.119.).

[468] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.63.

[469] Hierbij werd de vorm acceptis HS XXV m(ilibus) n(ummum) pecunia publica alium diem enixe curaverit’ geteld (AE 1975, 252 (I.86.)).

[470] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, pp.63-4.

[471] http://geocities.com/Athens/Delphi/ 9601/ nummi/coins.html: ondanks de titel gaat het toch over romeinse munten.

[472] Dit senatus consultum is slechts een fragment van een redevoering die door een senator in de senaat werd gehouden ca.176-178 n.Chr..  Het volledige fragment is terug te vinden in CIL II, inscriptie 6278.  Met betrekking tot ons fragment gaat het om r.45 tot r.55.

[473] LANGHAMMER, W., Die rechtliche und soziale Stellung der Magistratus Municipales und der Decuriones, p.181.

[474] CIL X, 6090 (I.49.).

[475] CIL X, 6240 (I.50.).

[476] CIL X, 4643 (I.56.).

[477] AE 1975, 252 (I.86.).

[478] CIL X, 6240 (I.50.).

[479] CIL X, 4643 (I.56.); AE 1975, 252 (I.86.).