Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK  I: TYPOLOGIE OP BASIS VAN HET BRONNENMATERIAAL

 

1.6. FINANCIËN.[341]

 

1.6.1. Soorten curatores op basis van formele kenmerken en korte markering van de

termen

 

Wat Italië betreft, werden volgende zes vormen geattesteerd:

 

Wat de provincies betreft, werd volgende vorm geattesteerd:

In dit deelhoofdstuk beperken we ons tot een korte verklaring van de kernwoorden en gaan we na of aan de woorden een verschillende betekenis wordt toegekend.  Dit lijkt misschien ietwat overbodig, maar volledigheidshalve en voor alle duidelijkheid hebben we besloten dit toch te doen.

De kernwoorden zijn: ‘pecunia publicae’, ‘arca’, ‘aerarium’, ‘exigere’, ‘attribuere’ en tenslotte ‘peculium’. 

‘Pecunia publicae’ kunnen we vertalen als ‘geld van de staat’ of ‘geld van het volk’.[350]  Met de vertaling ‘geld van de staat’ wordt uiteraard niet het geld van de schatkist op rijksniveau bedoeld, maar het geld van de gemeentelijke schatkist.  De vertaling ‘geld van het volk’ is uiteraard ook mogelijk aangezien het gaat om gemeenschapsgeld dat enkel wordt beheerd door de gemeente.

‘Arca’ betekent hier ‘kist’.[351]  Hier wordt natuurlijk de schatkist bedoeld.  Er werden twee vormen geattesteerd met het kernwoord ‘arca’ in.  De éne vorm luidt enkel curator arcae [352], terwijl de andere vorm luidt curator arkae Puteolanorum [353].  Wanneer de naam van de gemeente erbij wordt vermeld, is het duidelijk dat het om de schatkist van die gemeente gaat. 

Zelfs indien de gemeente niet expliciet wordt vermeld, mogen we toch zeker zijn dat ‘arca’ verwijst naar de ‘gemeentelijke schatkist’.

De term ‘aerarium’ wordt vertaald als ‘staatskas’ of ‘staatsschatkamer’.[354]  ‘Staat’ dient hier dus geïnterpreteerd te worden als gemeente en niet als de staatskas op rijksniveau.  De vorm is alleszins wat zijn vertaling in het Nederlands betreft, duidelijker dan de vertaling van ‘arca’, ‘kist’. 

Wanneer we even nagaan in welke mate de drie kernwoorden voorkomen, dan stellen we vast dat slechts driemaal de term ‘arca’ gebruikt werd[355],  daarentegen achtmaal de term ‘pecunia publicae’[356] en eveneens achtmaal de term ‘aerarium’[357]

Twee andere termen die worden aangetroffen, zijn ‘exigere’ en ‘attribuere’.[358]  De betekenis van ‘exigere’ in een financieel kader is ‘innen’[359], de betekenis van ‘attribuere’ is ‘belasten met’ of ‘een cheque afgeven’[360].  Een inhoudelijke verklaring van wat wordt bedoeld, zal in deelhoofdstuk 1.6.2 worden gegeven. 

In de provincies werd de term ‘peculium’ geattesteerd, wat men kan vertalen als ‘vermogen’[361].  De toevoeging ‘rei publicae Glanico’ verduidelijkt over wiens vermogen het gaat.

Vervolgens hebben we nog drie vormen die bestaan uit curator ‘pecuniae’ / ‘arcae’ gevolgd door een persoonsnaam.[362]  Wat met deze vormen wordt bedoeld, zal in het volgende deelhoofdstuk worden verklaard.

Eén vorm, namelijk curatores pecuniae [---] [363], blijft ongedefinieerd aangezien de steen werd beschadigd en de rest van de inscriptie niet meer leesbaar is.  Men zou zich een reeks aanvullingen kunnen voorstellen van wat volgde op ‘pecuniae’.  Bij de vormen die reeds kort werden aangeraakt, zijn de twee meest voor de hand liggende mogelijkheden ‘publicae’ en de naam van een persoon.  Hoewel een dergelijke vorm nog niet werd geattesteerd, zou eveneens onmiddellijk de naam van de gemeente kunnen worden ingevuld zonder dat die wordt voorafgegaan door ‘publicae’.  We mogen met zekerheid stellen dat deze curatores mogen meegerekend worden bij het onderzoeksmateriaal omdat we zelfs zonder aanvulling weten dat het gaat om geld dat aan de gemeenschap ter beschikking werd gesteld.  We besluiten dit omdat de curatores normaliter werden aangeduid door de ordo decurionum en hun curae oorspronkelijk tot het ambtsgebied van de magistraten behoorde.  Indien het zou gaan om geld dat was bestemd voor privé-doeleinden, zou men geen curator die weliswaar geen magistraat was maar toch als een stedelijk functionaris kan worden beschouwd, aanstellen.

Na de betekenissen van de gebruikte termen kort onderzocht te hebben, kunnen we concluderen dat, wanneer we de termen ‘exigere’ en ‘attribuere’ voorlopig buiten beschouwing laten, elke vorm hetzelfde uitdrukt en rechtstreeks verband houdt met het geld van de gemeentelijke schatkist.

 

1.6.2. Soorten curatores op basis van inhoudelijke kenmerken

 

Om de soorten curatores en hun taken in verband met het municipale geldwezen op een overzichtelijke wijze te verklaren, verdelen we de curatores die in het vorige deelhoofdstuk werden opgesomd op basis van hun formele kenmerken in drie groepen. 

De eerste groep is de groep die het grootste aantal vormen en ook het grootste aantal personen telt.  Het gaat om de vormen curator pecuniae publicae [364], curator aerarii [365], curator arcae[366] en de vorm geattesteerd in de provincie curator peculi [367] die hetzelfde betekent als curator pecuniae publicae[368].  Ook de vorm curator pecuniae [---] [369] wordt bij deze groep gerekend.  Door de analyse van de betekenis kwamen we reeds tot de vaststelling dat al deze curatores waren belast met het toezicht en het beheer van het geld van de gemeentelijke schatkist.  Dit betekent dat zij dezelfde functie uitoefenden als de municipale quaestores met dezelfde titels, namelijk de quaestores pecuniae publicae[370], de quaestores aerarii[371] en de quaestores arcae[372].[373] 

 

De tweede groep bestaat uit twee inscripties die de vorm curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae [374] vermelden.  Het eerste deel van de titel ‘curator pecuniae publicae’ moet niet meer worden verklaard, maar wat er precies wordt bedoeld met de toevoeging ‘exigendae et adtribuendae’ is niet echt duidelijk.  In de secundaire literatuur vinden we twee interpretaties terug.  De eerste die over deze vorm uitweidt, is Th. Mommsen.  Oorspronkelijk meende hij dat de twee curatores met deze titel zich niet onderscheidden van de curator operum publicorum.[375]  Hij heeft echter deze opvatting herzien en interpreteert nu deze functie als ingesteld om de gemeentelijke financiën van Ostia, waaruit beide curatores afkomstig waren, te reorganiseren of orde op zaken te stellen.[376]

De tweede interpretatie is afkomstig van W. Liebenam.  Hoewel hij niet helemaal overtuigd lijkt, is hij geneigd deze curatores te beschouwen als inners van het pachtgeld. Het innen van openbare inkomsten kon volgens fragment 50.4.18.9 van de Digesten ook worden opgelegd als munus personale.[377]  De verklaring die W. Liebenam geeft, sluit in elk geval nauw aan bij de vertaling van ‘exigere’.  ‘Exigere’ verwijst specifiek naar het innen van belastingen, de vectigalia

Wat moeten we precies verstaan onder ‘adtribuendae’?  Een eerste verklaring die we aanreiken is vrij eenvoudig.  We zouden ‘attribuere’ kunnen vertalen als ‘belasten met’, wat we dan moeten interpreteren als het innen van te betalen schulden aan de stad, pachtgeld en tolgelden.[378]  In dit opzicht kunnen we ‘attribuendae’ beschouwen als een uitbreiding van ‘exigendae’.  Een andere betekenis van ‘attribuere’ die werd vermeld, is ‘een cheque afgeven’.[379]  Wij veronderstellen dat dit ook kan verwijzen naar de manier waarop het geld van de betaalplichtige in de stedelijke schatkist terechtkwam.  Van de curator pecuniae publicae werd verwacht dat hij vooraf het te innen bedrag in de schatkist stortte en het nadien van de betaalplichtigen vorderde.  Als deze laatste in gebreke bleven, was het tekort voor rekening van de curator.  Deze hypothese verklaart tegelijkertijd ook de omvorming van het beheer van de stedelijke financiën van een munus personale naar een munus mixtum.

 

De derde groep bevat de vormen waarin ‘curator pecuniae / arcae’ worden gevolgd door een persoonsnaam.[380]  Dit betekent dat iemand werd aangesteld als beheerder van een aparte kas.  Het betreft een fonds dat door een privé-persoon, gewoonlijk via testament, aan de gemeente ter beschikking werd gesteld. De naam van de schenker wordt steeds uitdrukkelijk in de inscriptie vermeld.[381] 

 

Men kan zich afvragen waarom de gemeenten curatores aanduidden als ze over quaestores beschikten om de gemeentefinanciën te beheren.

Vóóreerst moet worden gezegd dat niet elke gemeente over quaestores beschikte.  In dergelijke gemeenten behoorde het financiële beheer tot de bevoegdheden van de duumviri.  Zolang zij deze verantwoordelijkheid konden dragen, bijgestaan door de aediles, was de magistratuur van quaestor overbodig.  Dit was voornamelijk het geval in kleinere gemeenten.[382]  Wanneer de magistraten het tijdelijk te druk hadden, kon een dergelijke gemeente nood hebben aan een extra beheerder van de gemeentelijke schatkist.  Omdat de nood slechts tijdelijk was, opteerde men veeleer voor een privé-persoon die werd belast met de zorg of de controle als munus personale, dan voor de creatie van een permanente magistraatsfunctie. 

Wanneer echter een gemeente zich ontwikkelde, breidden ook de verantwoordelijkheden van de magistraten uit.  Dit zorgde dan niet voor een tijdelijk maar wel voor een permanent probleem.  In dit geval was het interessanter om quaestores aan te stellen dan steeds opnieuw te zoeken naar personen om te belasten met een munus personale.  Toch konden de steden naast quaestores ook nog curatores arcae, curatores aerarii of curatores pecuniae publicae aanstellen.  De uitbreiding van een gemeente ging vaak gepaard met een uitgebreider en complexer financieel beleid.[383] Er ontstonden vertakkingen binnen het financieel beheer die in sommige gevallen werden bestuurd door daarvoor aangeduide curatores.   De curatores die instonden voor het beheer van fundaties als geschenk aan de gemeenten zijn daar mogelijk een voorbeeld van.

 

1.6.3. Aanwijzingen in verband met de curatele functie op basis van de inscripties

 

De eerste vorm die een bijzonderheid bevat, is in comitis factus curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae.  Deze woordvolgorde vinden we terug in inscriptie CIL XIV, 375 (I.3.).  In inscriptie CIL XIV, 376 (I.4.) is de woordvolgorde omgekeerd, curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae in comitis factus.  De toevoeging ‘in comitis factus’ betekent vrij vertaald ‘verkozen door de volksvergadering’.  Dit is opmerkelijk daar normaliter de ordo decurionum beslist wie wordt belast met een munus personale, dus de curatores aanduidt. 

Volgens Th. Mommsen slaat ‘in comitis factus’ echter niet terug op de curatele functie, maar op de functie die deze voorafgaat in de inscriptie, namelijk ‘II vir censoriae potestatis quinquennalis’[384] en ‘censor’[385].  De specificatie houdt verband met de functie van censor Censores werden gekozen in de volksvergadering en waren niet alleen verantwoordelijk voor de census, maar maakten ook een soort begroting op.  Th. Mommsen koppelt hun taak als censor aan de curatele functie waardoor hij de vorm curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae verklaart als een persoon die orde op zaken moest stellen op het gebied van de stedelijke financiën.  De verklaring dat ‘in comitis factus’ terugslaat op de censura is wel aanvaardbaar voor inscriptie CIL XIV, 375 (I.3.) waar de woordvolgorde II vir censoriae potestatis quinquennalis in comitis factus curator pecuniae publicae exigendae et adtribuendae is, maar verliest aan overtuigingskracht wanneer we weten dat in inscriptie CIL XIV, 376 (I.4.) de curatele functie met de toevoeging ‘in comitis factus’ zes regels verder dan de censura wordt vernoemd.  Th. Mommsen is zich hiervan bewust, maar geeft geen verdere verklaring.[386]

Hoewel wij de verklaring van Th. Mommsen voor de inscriptie CIL XIV, 375 (I.3.) plausibel vinden, stellen wij toch voor ook in dit geval ‘in comitis factus’ te zien als een specificatie bij de curatele functie.  De hypothese die wij naar voren schuiven vertrekt van de onmogelijkheid dat de volksvergadering op eigen initiatief kon samenkomen.  Zij kon enkel door de ordo decurionum of door de magistraten worden bijeengeroepen.  De volksvergadering beschikte over geen recht van amendement en kon dus enkel de voorstellen van de magistraten aanvaarden of verwerpen in de vorm waarin ze waren ingediend.  Blijkbaar had de gemeenteraad een geschikte kandidaat voor de curatele functie gevonden en wilde de goedkeuring van de volksvergadering over zijn keuze verkrijgen.  Waarom men in dit geval een beroep deed op de volksvergadering kan te ma-ken hebben met de belangen die het volk had bij de keuze van een betrouwbaar persoon .

 

De tweede vorm die onze aandacht vraagt, is de vorm curator pecuniae publicae iterum a decurionibus per tabellam creatu [387].  Opvallend is de expliciete vermelding ‘per tabellam creatu’.  Dit houdt verband met de manier waarop men door de decuriones werd gekozen of aangeduid.  ‘Tabella’ betekent ‘stemtafeltje’[388] wat erop wijst dat de stemming in de gemeenteraad om deze persoon voor de tweede maal aan te stellen tot curator pecuniae publicae schriftelijk en geheim was.  Dit deed men enkel bij belangrijke aangelegenheden want in de meeste gevallen werden beslissingen genomen bij openbare stemming.[389]  De reden waarom men hier een geheime stemming hield, is niet duidelijk.  Misschien is er een verband met het feit dat men deze curator voor de tweede maal onmiddellijk na elkaar dezelfde curatele functie toewees, terwijl dit in principe was verboden. 

 

1.6.4. Welke informatie wordt ons door de Digesten aangereikt?

 

In de Digesten vinden we slechts één fragment terug dat aansluit bij de curatores belast met het toezicht op de gemeentelijke schatkist en dat is fragment 50.4.18.9.  Hierin wordt enkel vermeld dat commissarissen die werden gekozen om de openbare inkomsten van de steden te innen, een munus personale vervullen.  Het fragment werd reeds aangehaald bij de interpretatie van de vorm curator pecuniae publicae et exigendae [390] in deelhoofdstuk 1.6.2.[391]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[341] Opmerkelijk in verband met deze categorie is dat W. Langhammer die als énige auteur in de secundaire literatuur meer aandacht besteed aan de municipale curatores die wij hier behandelen, bij zijn bespreking van de soorten curatores géén melding maakt van curatores in verband met de stedelijke financiën.

[342] CIL XIV, 2171 (I.1.): Ocranianae; AE 1946, 186 (I.110.): Ennianae. 

[343] CIL X, 4873 (I.57.): Vitrasianae.

[344] CIL XIV, 375 (I.3.); CIL XIV, 376 (I.4.).

[345] CIL IX, 441 (I.81.); CIL XI, 3256 (I.131.); AE 1914, 148 (I.59.) ; CIL XI, 3258 (I.132.); CIL XI, 3261 (I. 133); AE 1990, 342 (I.126.).

[346] CIL XI, 3868 (I.124.).

[347] ILS 5063 (I.70.) ; CIL XI, 3382 (I.134.).

[348] CIL V, 2504 (I.138.); CIL V, 2822 (I.139.); CIL V, 2861 (I.140.); AE 1953, 33 (I.141.); Sartori, F., Iscrizioni romane, in : AIV, CX, 1951-52, p.273, nr.5 (I.142 .); CIL V, 5866 (I.143.); CIL V, 6348 (I.144.); CIL V, 5906 (I.145.).

[349] CIL XII, 1005 (P.14.).

[350] ‘Publica’: MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, p.243.

[351] ‘Arca’: MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, p.28.

[352] CIL XI, 3382 (I.134.).

[353] ILS 5063 (I.70.) .

[354] ‘Aerarium’ : MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, p.17.

[355] CIL X, 4873 (I.57.); ILS 5063 (I.70.); CIL XI, 3382 (I.134.).

[356] CIL XIV, 375 (I.3.); CIL XIV, 376 (I.4.); CIL IX, 441 (I.81.); CIL XI, 3256 (I.131.); AE 1914, 148 (I.59.) ; CIL XI, 3258 (I.132.); CIL XI, 3261 (I.133.); AE 1990, 342 (I.126.).

[357] CIL V, 2504 (I.138.); CIL V, 2822 (I.139.); CIL V, 2861 (I.140.); AE 1953, 33 (I.141.); Sartori, F., Iscrizioni romane, in : AIV, CX, 1951-52, p.273, nr.5 (I.142.); CIL V, 5866 (I.143.); CIL V, 6348 (I.144.); CIL V, 5906 (I.145.).

[358] CIL XIV, 375 (I.3.); CIL XIV, 376 (I.4).

[359] ‘Exigere’: MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, p.106.

[360] ‘Attribuere’: MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, p.33.

[361] ‘Peculium’: MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, pp.207-8.

[362] CIL XIV, 2171 (I.1.): Ocranianae; AE 1946, 186 (I.110.): Ennianae; CIL X, 4873 (I.57.): Vitrasianae.

[363] CIL XI, 3868 (I.124.).

[364] CIL IX, 441 (I.81.); CIL XI, 3256 (I.131.); AE 1914, 148 (I.59.) ; CIL XI, 3258 (I.132.); CIL XI, 3261 (I.133.); AE 1990, 342 (I.126.).

[365] CIL V, 2504 (I.138.); CIL V, 2822 (I.139.); CIL V, 2861 (I.140.); AE 1953, 33 (I.141.); Sartori, F., Iscrizioni romane, in : AIV, CX, 1951-52, p.273, nr.5 (I.142.); CIL V, 5866 (I.143.); CIL V, 6348 (I.144.); CIL V, 5906 (I.145.).

[366] ILS 5063 (I.70.) ; CIL XI, 3382 (I.134.).

[367] CIL XI, 3868 (I.124.).

[368] DE RUGGIERO, E., Dizionario Epigrafico di Antichità Romane, II, p.1339.

[369] CIL XII, 1005 (P.14.).

[370] Enkele voorbeelden: CIL X, 1216; CIL IX, 1168; CIL X, 20; CIL V, 53.

[371] Enkele voorbeelden: CIL IX, 4198; CIL X, 5920; CIL V, 2785; CIL XIV, 409.

[372] Enkele voorbeelden: CIL XI, 4389; CIL X, 451; CIL XI, 3215.

[373] De opgesomde vormen van quaestores zijn niet exhaustief.  Er zijn quaestores met nog andere soortgelijke titels en taken.  We hebben hier enkel die vormen van quaestores weergegeven die wat hun vorm betreft overeenstemen met de vormen die werden geattesteerd in verband met de curatores.

[374] CIL XIV, 375 (I.3.); CIL XIV, 376 (I.4.).

[375] DE RUGGIERO, E., Dizionario Epigrafico di Antichità Romane, II, p.1339.

[376] Ephemeris Epigrafica, III, p.328.

[377] Dig. 50.4.18.9: zie bijlage p.96; LIEBENAM, W., Städteverwaltung im römische Kaiserreiche, p.312.

[378] MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, pp.32-3.

[379] MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, pp.32-3.

[380] CIL XIV, 2171 (I.1.): Ocranianae; AE 1946, 186 (I.110.): Ennianae; CIL X, 4873 (I.57.): Vitrasianae.

[381] DE RUGGIERO, E., Dizionario Epigrafico di Antichità Romane, II, p.1339.

[382] LANGHAMMER, W., Die rechtliche und soziale Stellung der Magistratus Municipales und der Decuriones, pp.157-8.

[383] LIEBENAM, W., Städteverwaltung im römische Kaiserreiche, p.299; LANGHAMMER, W., Die rechtliche und soziale Stellung der Magistratus Municipales und der Decuriones, p.159.

[384] CIL XIV,375 (I.3.): ‘II vir censoriae potestatis quinquennalis’.

[385] CIL XIV,376 (I.4.): ‘censor’.

[386] Ephemeris Epigrafica, III, p.328.

[387] AE 1990, 342 (I.126.).

[388] MALLINCKRODT, H.H., Prisma Handwoordenboek, Latijn-Nederlands, p.304.

[389] DUTHOY, R., Het institutionele kader van de Romeinse gemeente, in: Hermes, 3, 2, p.9.

[390] CIL XIV, 375 (I.3.); CIL XIV, 376 (I.4.).

[391] Zie supra: p.98.