Alcoholverslaving bij vrouwen. (Yasmina Seery)

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

FASE IV

Verruimend denken over de probleemsituatie

 

IV.1.EEN CONTEXTUELE VISIE OP DE VERSLAVING: 4 DIMENSIES

 

IV.1.1.Het toepassen van Nagy's ideeëngoed

 

Aansluitend gingen we op zoek naar wat communicatietheorieën ons leren over het omgaan met mensen met een verslavingsprobleem.

Verslaving is slechts één van de vele mogelijke reacties op een ongelukkig psychosociaal functioneren. Het is een reactie waardoor de oorspronkelijke problematiek verergert. In dit opzicht verschilt middelengebruik niet van veel andere inefficiënte strategieën om psychisch leed het hoofd te bieden. Verslavingsproblematiek en geestelijke gezondheidsproblematiek vertonen een grote overlapping.

Verslaving is een hardnekkig en dwingend symptoom. Hardnekkig, omdat zelfs na langdurige abstinentie toch nog herval kan optreden. En dwingend, omdat het symptoom zelf nieuwe problemen veroorzaakt, waar de hulpverlener niet omheen kan. Dikwijls is men genoodzaakt eerst iets te doen aan de sociale en medische gevolgen van verslaving. Aldus slorpt de pathologie zoveel aandacht, tijd en energie op, dat het gevaar bestaat dat men niet meer toekomt aan het beïnvloeden van de factoren die aanleiding geven tot het verslavingsgedrag.

Verslaving is een multifactorieel en multicausaal fenomeen. Het samengaan van de onderlinge interactie tussen een groot aantal factoren bepalen of iemand verslaafd wordt of niet. Naargelang men welbepaalde factoren benadrukt, onderscheidt men diverse verklarings- en behandelmodellen. Hier wordt beschreven hoe het ideeëngoed van I. Boszormenyi-Nagy in de hulpverlening aan verslaafden van toepassing is. Eerst wordt verslaving in zijn zeer diverse facetten beschreven. Er wordt nader ingegaan op wat de ethiek van verschuldigde zorg en verdiend vertrouwen betekent wanneer er verslaving optreedt. Daarna worden contextuele therapeutische interventies beschreven. Tenslotte wordt er stilgestaan bij twee typische fenomenen in de verslavingszorg: motivatie en herval.

In zijn contextuele benadering onderscheid I. Boszormenyi-Nagy vier dimensies in de relationele werkelijkheid van ieder mens (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). De vierde dimensie is de belangrijkste leidraad: de dimensie van de relationele ethiek. Het is echter een noodzakelijke voorwaarde de andere dimensies, namelijk de feiten, de psychologie en de transactiepatronen mee in beschouwing te nemen. Aan de hand van deze dimensies stippen we hier een (niet-uitputtend) aantal factoren aan.

 

IV.1.2.De feiten

 

Verslavende producten brengen psychische veranderingen teweeg die over het algemeen als prettig ervaren worden. Verslaving ontstaat bij middelen waarbij gewenning optreedt en de tolerantie stijgt (Van Dijck, 1979). Het staken van gebruik geeft een effect dat tegengesteld is aan het door het middel veroorzaakte effect. Tolerantieontwikkeling en onthoudingsverschijnselen, controleverlies en -zucht zijn fenomenen die ertoe leiden verslaving als een ziekte te beschouwen.

Langdurig en overmatig gebruik van bijvoorbeeld alcohol kan hersenbeschadiging veroorzaken. Cerebrale beschadiging verzwakt de regulerende vermogens om weerstand te bieden aan de impuls om te gaan drinken.

De farmacologische vicieuze cirkel en de cerebrale cirkel zijn niet de enige feiten waar de contextuele therapeut naar kijkt. Ook andere feiten worden in beschouwing genomen: iemands verslavingsgeschiedenis aan verslaving gerelateerde problemen (bijvoorbeeld verlies van werk, contacten met justitie...) en natuurlijk ook de feiten die op het eerste gezicht weinig met verslaving te maken hebben, zoals bijvoorbeeld erfelijke ziekten, adoptie, instellingsverleden, echtscheiding, sociaal milieu, ras, belangrijke levensgebeurtenissen en traumatische gebeurtenissen zoals geweldpleging, incest, suïcide.

 

IV.1.3. De psychologie

 

Uit geen enkel onderzoek blijkt dat verslaafden een andere persoonlijkheid hebben dan mensen zonder verslavingsproblemen. Alcoholisten bijvoorbeeld gebruiken alcohol om onlustgevoelens te onderdrukken. Ze voelen zich schuldig over hun gebruik. Dit onaangename gevoel verdwijnt door weer te drinken (psychische cirkel) (Van Dijck, 1979).

Het sociaal-cognitieve leermodel ziet verslaafd gedrag als aangeleerd en gereguleerd door dezelfde mechanismen als elk ander gedrag (Walburg, 1980). Verslaving kan gezien worden als: over géén andere manier beschikken om moeilijkheden en negatieve gevoelens te hanteren behalve slikken, spuiten, gokken,...Vanuit deze optiek zal behandeling vooral bestaan uit het trainen van vaardigheden.

Een ander verklaringsmodel op de tweede dimensie is de psychoanalytische theorie: deze gaat ervan uit dat verslaving voortkomt uit diep in het onbewuste gewortelde conflicten. Maar anders dan in psychoanalytisch georiënteerde therapieën, zal de contextuele therapeut zich niet concentreren op de overdracht van gevoelens op de therapeut. Deze overdracht wordt onderkend, maar zoveel mogelijk gelaten waar ze is ontstaan, namelijk in de "natuurlijke context".

De ontwikkelingspsychologie leerde hoe kritiek en onvervangbaar bepaalde ontwikkelingsfasen zijn. Denk bijvoorbeeld aan theorieën over psychopathische en narcistische karakterontwikkeling. Deze theorieën hebben belangrijke consequenties voor het handelen van de therapeut in de vierde dimensie.

 

IV.1.4. De transacties

 

Middelenmisbruik leidt tot ruzies en spanningen in het sociale milieu. Deze conflicten leiden ertoe dat de betrokkene zich steeds meer als een hopeloze verslaafde gaat zien en naar deze rol zal handelen (sociale cirkel).

Verslaving kan een functie hebben in het instandhouden van een pathologisch evenwicht in een gezin of partnerrelatie. Het kan een middel zijn om gezinsfase-overgangen te overwinnen. Er bestaat niet zoiets als hét verslaafde gezin. Verslaving komt voor in verschillende types van gezinnen. In een omgeving waar alcohol bijvoorbeeld heel geaccepteerd is, makkelijk te verkrijgen en statusverhogend is, is de kans groter dat alcohol misbruikt wordt (Van Dijck,1979). In de gezinstherapeutische literatuur wordt aangegeven dat de interpersoonlijke context moet veranderen, wil men de verslaving doorbreken.

De contextuele therapeut onderkent het belang van de axioma's van de communicatietheorie, van machtsstructuren, systemen en subsystemen, zondebokfenomenen, feedbackmechanismen, enzovoort. Zijn interventies zijn echter in de eerste plaats gericht op de ethische dimensie. Verandering in ethiek van een relatie gaat vaak gepaard met verandering in de dimensie van de interacties.

 

IV.1.5. De relationele ethiek

 

Contextuele interventies worden op deze dimensie geënt. De begrippen loyaliteit, rechtvaardigheid en betrouwbaarheid in de relatie liggen aan deze dimensie ten grondslag. Iemand is verslaafd wanneer de psychoactieve stof betrouwbaarder is dan intermenselijke relaties. Een illustratie hiervan is de alcoholist die zegt: "Johnny Walker is mijn beste vriend: hij was er altijd wanneer ik hem nodig had."

 

IV.1.5.1.Balans van geven en nemen

Wanneer iemand opgenomen wordt in een ontwenningskliniek, is het meestal snel duidelijk dat de balans van rechtvaardig geven en nemen tussen de cliënt en zijn omgeving flink uit evenwicht is. Waar er verslaving is, daar is het vertrouwen zwaar geschonden.

Eva (33 jaar) is depressief en begon excessief te drinken na het verlies van één van haar kinderen door wiegendood. Eva's beide ouders waren gestorven in een auto-ongeval toen ze twee jaar was. Haar grootmoeder, die voor de opvoeding van Eva zou zorgen, kon het verlies van haar dochter en schoonzoon niet verwerken. Ze was zo depressief dat ze de zorg voor Eva niet aankon. Eva werd in weeshuizen geplaatst. Ze is woedend op haar grootmoeder, die haar zo in de steek heeft gelaten, maar is tegelijk ook zeer loyaal aan haar door ook op haar beurt weer haar andere kinderen te plaatsen, omdat ze niet voor hen kan zorgen omwille van een vastgelopen rouwproces. Eva ziet niet voor wie ze nog kan zorgen, voor wie ze nog van betekenis is.

 

IV.1.5.2.Onzichtbare loyaliteit

Wat meestal minder zichtbaar is bij een opname, is het feit dat verslaafde mensen ook loyale mensen zijn. Op het eerste gezicht maken ze een onbetrouwbare indruk. Ze worden vaak gezien als zwak, afhankelijk, onverschillig, zonder wilskracht.

Zoals iedereen die geboren is, heeft ook een verslaafde loyaliteitsbanden. Loyaliteit is de bestaansgrond van elke mens. Door geboorte is iedereen onverbrekelijk verbonden met twee ouders, die een door vorige generaties opgebouwd erfgoed doorgeven (Boszormenyi-Nagy &Spark, 1973). Loyaliteit komt tot uitdrukking in een relationeel-ethische context

Bij het onderzoek van loyaliteitsbanden van verslaafden wordt uiteraard nagegaan of verslavingsproblemen in de familiegeschiedenis meer voorkomen. Bij het opstellen van een genogram of in gesprekken met familieleden zal steeds nagevraagd worden hoe men in vorige generaties eventueel omging met dergelijke problematiek. Uit onderzoek is bekend dat kinderen van alcoholisten meer risico lopen om zelf problemen te krijgen met alcohol (van der Keuken & Carmiggelt, 1990).

Echter, het ontwikkelen van een verslaving bij mensen die een familieverslavingsgeschiedenis hebben, is slechts één van de vele risico's die deze mensen lopen. Met loyaliteit wordt hier zeker niet bedoeld dat een zoon alcoholist moet worden omdat zijn vader alcoholist was. Onderzoek van de loyaliteitsbanden is niet in de eerste plaats gericht op het symptoom; maar wel op de rechtvaardigheid van de relatie (Bernal,1990). Het is een onderzoek naar verstoorde balansen van geven en ontvangen. Het is een proces waarbij onrecht erkenning krijgt, waarbij onzichtbare loyaliteiten zichtbaar gemaakt worden. Dit zijn stappen in de richting van autonomie.

 

IV.1.5.3.Onrecht en verlies

Veel verslaafden stellen zich de vraag waarom ze verslaafd zijn. Ze kennen de nadelige gevolgen van hun verslaving, en toch hervallen ze telkens weer. Zelf zoeken ze verklaringen in levensfeiten die onrechtvaardig zijn.

 

Louise(26) heeft zich als kind verstoten gevoeld toen ze naar het internaat moest. Ze zegt dat ze geen liefde van haar moeder heeft gekregen.

Opvallend veel verslaafden verwijzen naar feiten waar ze groot en onrechtvaardig verlies leden.

 

Eva verloor haar ouders toen ze twee jaar was. Ze is beginnen drinken na de dood van haar kind. Het leven zelf was onbetrouwbaar.

 

Christine verloor haar schoonheid. Door een zwaar verkeersongeval kreeg ze een gezicht vol zware littekens.

 

Verslaving is trouwens een symptoom waarbij het niet altijd duidelijk is of het verlies oorzaak of gevolg van de verslaving is. Meestal zijn verslaafden in een vicieuze cirkel van verlies en middelenmisbruik terechtgekomen. Verlies verwijst naar eindigheid, naar sterfelijkheid. Een inadequate manier om met onverdraaglijke en onrechtvaardige sterfelijkheid om te gaan, is verslaafd worden. En in het symptoom komt de dood weer om de hoek kijken: verslaving kan een flirt met de dood zijn, het kan een langzame vorm van zelfmoord zijn (Beimers, 1988).

 

IV.1.5.4. Parentificatie

Onrechtvaardigheid ligt dikwijls in het feit dat kinderen ouders moesten zijn voor hun ouders, en daar geen erkenning voor gekregen hebben. Ze werden geparentificeerd: hun uitingen van loyaliteit werden geëxploiteerd.

 

Eva herinnert zich dat ze als klein kind haar grootmoeder hielp en troostte, wanneer deze door verdriet om het verlies van Eva's ouders het werk niet aankon. In het weeshuis werd Eva ingeschakeld om te helpen bij de verzorging van andere kinderen.

 

IV.2.HET ONTWENNINGSPROCES IN VIER FASEN

 

De bedoeling is de belangrijkste stadia aan te duiden in het ontwenningsproces. Deze studie is gebaseerd op wat ik leerde in het uitstekende werk van Stephanie Brown, 'Treating the Alcoholic' en tevens op gegevens van mensen die zelf dit proces hebben doorgemaakt. Doordat ik een tweetal jaar aan dit project werkte, had ik de gelegenheid meerdere mensen met deze problematiek te leren kennen.

 

IV.2.1. De fase van het drinken

 

De eerste fase is de fase van "het drinken". Het ontwikkelen van alcoholisme is gekenmerkt door een verandering in het drinkgedrag en in het denken. De persoon wordt getekend door een toenemende nood aan alcohol en tegelijkertijd door een toenemende ontkenning aan deze nood. Het proces van een zich ontwikkelend alcoholisme vereist immers de uitsluiting van alle informatie die het drinkgedrag in vraag stelt. Het gevolg is dat men zijn relaties, zijn activiteiten, zijn interesses meer en meer inkrimpt, zeker als ze strijdig zijn met het kunnen drinken. Het zelfbeeld en het wereldbeeld zijn gekenmerkt door een geloof in zelfcontrole. Alle informatie die dit absoluut geloof in vraag stelt wordt ontkend en ontkracht door velerlei verdedigingsmechanismen. Het gevolg is dat de verslaafde zich opsluit in een ontoegankelijke wereld, als het ware een glazen bol, om zijn drinken te beschermen. Zijn handelen is geheel gericht op het verkrijgen van het middel, terwijl zijn denksysteem volledig gericht wordt om de verslaving te ontkennen. Hij leeft dus in een omsloten, rigide en onbuigzame wereld, een gesloten denksysteem.

Alcohol wordt de overheersende kracht en het organiserende principe van het handelen. De dagelijkse activiteit, de hobby, het werk, de vrienden, alles wordt meer en meer gekozen in functie van het mogen en kunnen drinken. Het denken wordt beheerst door twee principes, die paradoxaal lijken ten aanzien van het handelen, namelijk "ik ben geen alcoholist" en "ik kan mijn drinken controleren". De omgang met en de gebeurtenissen in de omgeving worden op zo'n manier uitgelegd dat ze het drinkgedrag moeten verrechtvaardigen. Alcohol wordt het organiserend principe van het gezin, maar de aanwezigheid van een verslavingsprobleem moet ontkend worden. De alcohol wordt 'een geheim'.  Soms wordt het drinken ook een hulp om pijnlijke conflicten te vermijden. Het zelfbeeld vernauwt en alle creatieve en ontwikkelingskrachten worden geblokkeerd. Het gehele denksysteem -waardoor de mens de zin begrijpt en de zin geeft aan zin omgeving, de anderen en zichzelf- dit gehele systeem is fundamenteel gestoord. In A.A. termen spreekt men over het Alcoholische denken.

Het gevolg is dat het individu terugvalt op een zeer primair levenssysteem dat het drinkgedrag moet in stand houden en hem van corrigerende ervaringen afsluit. Alle informatie in verband met het drinken wordt zodanig vervormd en verdraaid dat ze overeenkomt met het verslaafd gedrag. Door het voordurend vervormen en beperken van de informatie verliest de alcoholist het contact met de werkelijkheid. Daardoor stopt zijn persoonlijke ontwikkeling en valt hij geleidelijk terug in zeer primitieve fasen. Een niet-verslaafde daarentegen laat voortdurend nieuwe ervaringen en informatie uit de werkelijkheid toe, waardoor hij zelf verder ontwikkelt als persoon en waardoor hij steeds toegang krijgt tot een steeds grotere wereld. Bij een verslaafde gebeurt het omgekeerde: zijn wereld wordt steeds kleiner en zijn persoonlijkheid wordt steeds meer leeg. Zo ontstaat een secundaire persoonlijkheid, die gekenmerkt wordt door het overheersen van ontkenningsmechanismen, het falen van constructieve activiteit en toenemende afhankelijkheid.

Jo bleef geloven dat er geen probleem was, omdat ze tot voor kort slechts in periodes dronk. Zo overtuigde ze zichzelf dat ze het drinken onder controle had. Meestal probeerde ze op woensdag te ontnuchteren, zodat ze op vrijdagavond schijnbaar gezond haar kleine voor het weekend bij haar moeder kon ophalen. Op zondagavond overviel haar dan de eenzaamheid nadat ze haar dochtertje weer bij de oma had gebracht, zodat ze een reden vond om opnieuw te beginnen drinken. Na verloop van tijd bleek de situatie onhoudbaar. In haar nuchtere periode kreeg ze een aanval van epilepsie omdat haar lichaam de plotse ontwenningen niet meer aankon. De ontnuchtering zelf begon steeds meer tijd in beslag te nemen, waarschijnlijk doordat haar lichaam verzwakte. Ze dronk in plaats van te eten. De alcohol werkte eetlustremmend.

Zo maakt men allerlei constructies om het drinken te ontkennen of als een normaal gebeuren te laten voorkomen. Men gelooft in de illusie van de vrije keuze. Achteraf bekeken, als men zelfs vele jaren terugblikt en eerlijk ten opzichte van zichzelf blijft, moet men toegeven dat het drinkpatroon langzaam gegroeid is en steeds vermeerderd is.

Jo was als zestienjarige in een gemengde jeugdbeweging, waar ze reeds bij het uitgaan zoveel "kon" drinken als de gemiddelde jongen van de groep. En toen ze gehuwd was dronk ze gezellig elke avond een paar glaasjes wijn, terwijl haar man na zijn dagtaak met een paar welverdiende biertjes de dagelijkse stress te lijf ging.Voor haar was het een vorm van aanpassing. De man had de gewoonte van huis uit. Bij  zijn ouders werd ook elke avond gedronken. Geen van beiden tilde zwaar aan dat soort alcoholgebruik. Ook later in het verslag van het maatschappelijk onderzoek voor de voogdij van de kinderen verklaart de man geen problemen met zijn vrouw ondervonden te hebben in verband met alcohol gedurende de jaren dat ze gehuwd waren. Nu geeft Jo toe dat het een manier was om met haar ontevredenheid binnen de relatie om te gaan.

Hier vinden we het co-dependency fenomeen terug. Het is opvallend hoeveel vaker in de literatuur vrouwen medeverantwoordelijk worden gemaakt voor het gedrag van hun man, terwijl omgekeerd, in de schaarse gevallen dat er aandacht is voor drinkende vrouwen en hun partner, de man wordt afgeschilderd als een schuldloos slachtoffer van haar drankgebruik, en niet als iemand die daar ook het zijne aan zal hebben bijgedragen. (Forth-Finegan, 1991).

Marlo Werner, in Herr Abhängig und Frau Co, een boekje over haar ervaringen als gediagnosticeerde "co-dependent" beschrijft Werner hoe de vrouwen van te veel drinkende mannen het altijd verkeerd doen: "Hoe een vrouw zich ook gedraagt, haar gedrag kan altijd als reden gezien worden dat haar partner drinkt. Is zij degene die het gezin bij elkaar houdt en er voor zorgt dat alles blijft functioneren wordt ze als te dominant gezien, als een vrouw die alles in de hand wil houden. Gedraagt ze zich afwachtend en passief dan krijgt ze het etiket van de duldende vrouw. Probeert ze zich van haar drinkende man te distantiëren krijgt ze te horen dat ze geen begrip heeft voor zijn problemen en is ze egoïstisch. Drinkt ze mee, dan heeft ze zich te veel aangepast. Lukt het haar nog enigszins om haar eigen stemming niet te laten verzieken en is ze nog tot een minimum aan eigen plezier in staat dan gaat men ervan uit dat ze frivool en oppervlakkig is. Als ze zich verweert door hem de huid vol te schelden is ze het type van de vrouw die haar man achtervolgt. Nog vernederender vind ik de volgende theorie die ervan uitgaat dat vrouwen een afhankelijke partner hebben uitgezocht vanwege hun verborgen wens om "nodig" te zijn. Ik ben mijn man op vakantie tegengekomen toen ik zeventien was en had echt heel wat anders voor ogen dan een afhankelijke partner."

De verwachtingen die aan de vrouw van een alcoholafhankelijke man worden gesteld zijn soms buitensporig hoog. Werner beschrijft hoe van haar, als mede-afhankelijke verwacht werd dat ze in de 'natte' fase van haar man weliswaar aanwezig bleef maar zich emotioneel van hem distantieerde, niet ging redden en zorgen, om vervolgens, als hij in een 'droge' fase was aangeland, de relatie weer te hervatten alsof er niets was gebeurd. Welke gevoelens zij zelf ondertussen had ontwikkeld kwam nauwelijks ter sprake, of ze na alles wat ze had meegemaakt nog van haar man kon houden: geen punt van discussie. Het is bij de eenzaamheid waar vrouwen van alcoholische mannen in terecht kunnen komen nog een wonder dat acht à negen op de tien bij hun man blijven, terwijl zo weinig mannen dat op kunnen brengen wanneer hun vrouw drinkt.

 

Wanneer we met Jo praten over haar relatie is ze terughoudend. Ze had veel verdriet toen ze in de steek gelaten werd door haar man, maar op dit punt ligt dat nu reeds ver achter haar. Ze ziet nu in dat deze relatie voorbestemd was te mislukken. Ze pasten in vele opzichten niet bij elkaar. Toch moet ze toegeven dat haar alcoholgebruik veel daalde toen ze uit elkaar gegaan waren. Ze werd er zich van bewust dat het dagelijkse gebruik van alcohol toch niet zo normaal was.

 

IV.2.2. De overgangsfase

 

De tweede fase of de overgangsfase wordt aangemeld wanneer er barsten beginnen te komen in het rigide defensiesysteem dat alcohol centraal aanwezig moet houden en tezelfdertijd deze aanwezigheid moest ontkennen. De nadelen en de problemen beginnen te overwegen ten opzichte van de voordelen. Men drinkt niet meer voor de roes, maar meer en meer om het steeds groter wordende lijden te verminderen. Men lijdt onder de lichamelijke aftakeling, de angst voor vernietiging, de schuldgevoelens, de toenemende sociale agressie en de isolering. Wanneer de doorbraak van de ontkenning succesvol is, dan gebeurt er een overgave: men erkent zijn wanhoop, men zit op de bodem ("to hit the bottom"). Men wordt overheerst door een gevoel van mislukking. Men geeft toe dat men het drinken niet kan laten. De erkenning van deze onmacht heeft ook als gevolg dat het denken over zichzelf en over zijn gedrag verandert. "Ik ben alcoholist en ik kan mijn drinken niet controleren." De verandering dient te gebeuren op twee niveau's: het handelen en het denken.

Abstinent worden is een verandering van psychologische identiteit. Het is een groeiproces dat geleidelijk gebeurt. Men kan wel abrupt stoppen met drinken, maar daarmee is het systeem van waarden nog niet vernieuwd. Deze vernieuwing van waarden is even dramatisch en moeizaam als de fysische ontwenning. Het proces naar abstinentie toe is aanvankelijk een aarzelend heen en weer gaan tussen nuchter-proberen-te-zijn en opnieuw drinken. Men spreekt dan ook van een fluctuerende identiteit. Slechts na totale erkenning kan het herstelproces beginnen. Ook in deze fase blijft alcohol de centrale focus.

Jo: "Soms droom ik dat ik voor dag en dauw voor een gesloten winkeldeur sta, op zoek naar alweer een nieuwe fles."

Op dit moment treden er in de omgeving enkele nieuwe elementen op. Deze kunnen een kapitale rol spelen in de verdere groei naar abstinentie. Typisch vaak evenwel is de ambivalente houding van de alcoholist. Soms onderneemt men een poging tot contactname met AA. Men voelt zich aangetrokken, maar wijst weer af. Vaak gebeurt hier een afhankelijkheidsbehoefte: van de afhankelijkheid van alcohol gaat men naar een afhankelijkheid ten opzichte van AA.

Jo is een paar keer naar een AA - meeting geweest. Persoonlijk vond ze er niet veel aan. De groep was te groot en naar haar gevoel te heterogeen. De vergaderingen waren uitsluitend op "de drank" gericht en voor Jo's problemen niet echt de oplossing, vond ze. Haar problemen waren veel groter dan de alcohol alleen. Er was de agressieve relatie waarin ze vastzat, de financiële problemen en vooral het gevecht rond de kinderen. Ze vond er geen ruimte, zegt ze, om daarover te kunnen praten.

Ze had zich ook een jaar geleden twee keer laten opnemen. Een keer in een algemeen ziekenhuis en een keer in een instelling gespecialiseerd in het behandelen van depressies. Telkens ging ze na één of twee weken alweer naar huis. Soms moet men verschillende opnames meemaken vooraleer men echt de ontwenningsbehandeling aanvaardt. Ook hier kan er een shift in afhankelijkheid optreden, namelijk van het middel naar het centrum of de leefgroep.

Langdurige individuele begeleiding is een noodzaak. Het probleem is echter iemand te vinden die voldoende kennis heeft van verslaving en die de juiste houding weet aan te nemen. Een gepaste hulpverlener is diegene die het alcoholprobleem en de ontkenning ervan blijft centraal stellen in de begeleiding en daarnaast een warme en ondersteunende relatie aanbiedt.

De familieleden wensen doorgaans niets liever dan dat hun gezinsgenoot ophoudt met drinken. Toch kunnen zij ook vaak verkeerd reageren op zo'n beginnende ontwenning. Ze vinden het moeilijk om hun zorgende rol op te geven, ofwel vinden ze dat zij teveel in de kou blijven staan en dat er teveel aandacht gaat naar diegene die ontwent... Zo kunnen zij al dan niet bewust toch weerstand bieden tegen de abstinentie door bijvoorbeeld de behandeling vroeger te doen afbreken of door een negatieve houding aan te nemen ten opzichte van AA.

Typisch in deze fase is de verwarring rond de eigen identiteit en rond de kijk op de anderen. Abstinentie vereist een totale ommekeer van opvattingen, van waarden (van 'ik heb controle' naar 'ik heb geen controle over mezelf' en van 'ik ben geen verslaafde' naar 'ik ben een verslaafde'). De vroegere opvattingen waren doordrenkt van "alcoholische waarden". Deze zijn nu bij het aanbreken van de abstinentie volkomen waardeloos geworden. De persoon heeft geen waarden en geen houvast meer. Alles moet opnieuw begonnen worden. En dit vergt zoals een kind naar volwassenheid opgroeit veel tijd. Ontwende mensen weten niet meer hoe zich te gedragen tussen anderen.

De overgangsfase is een fase van scheiding. Het is een moeizaam afscheid nemen van iets waarmee men zo sterk verbonden leefde. Deze periode is te vergelijken met de rouwfase die men doormaakt als men een dierbare verliest. Het is door een samengaan van uitwendige gebeurtenissen en inwendige veranderingen dat de "waardenloosheid" van de alcoholische identiteit meer en meer duidelijk wordt. De echte abstinentie echter wordt pas ingezet als de emotionele overgave gebeurd is. De totale erkenning van de onmacht, het zich neerleggen bij zijn falen is de voorwaarde opdat er een hergeboorte  kan gebeuren.

Vooraleer de totale overgave gebeurt is er vaak een heen- en weergaan tussen abstinentie en drinken, dit op basis van een wisselende opvatting over de controle van het drinken. De erkenning van onmacht gebeurt op een geleidelijke manier en de groei daar naartoe eindigt met de aanvaarding dat men opnieuw geboren moet worden.

Op het vlak van de ontwikkelingspsychologie kunnen we nu stellen dat de persoon start met de uitbouw van een nieuwe structuur. Het niveau van functioneren is evenwel nog primitief en beperkt. Alleen eenvoudige en goed afgelijnde ervaringen kunnen toegelaten worden door de nog erg jonge en kwetsbare identiteit. Complexe gebeurtenissen, emotioneel intense ervaringen en zware verantwoordelijkheden zullen in deze fase teveel verwarring, stress en angst meebrengen.

Jo laat alle administratieve zaken afhandelen door de sociale dienst van het centrum en probeert bewust haar geest volledig af te sluiten van alle financiële beslommeringen die haar thuis wachten. We vragen haar voorzichtig of ze de maatschappelijk werkster die toezicht houdt op haar jongste dochter wenst in te lichten over haar opname. Blijkbaar vindt ze dat wel belangrijk.

De belangrijkste mechanismen voor het groeiproces in deze fase gelijken dan ook sterk op deze van de vroegkinderlijke fase, namelijk imitatie (gedrag), identificatie (cognitief) en afhankelijkheid (affectief).

Bijna dagelijks belt Jo mij of haar zus op. In één van die telefoontjes vertelt ze dat ze zich voelt alsof ze op kamp is. Het doet haar denken aan de tijd dat ze zestien was. Enkele van haar medepatiënten volgen cursussen en dit lijkt haar ook een goed idee. Maar ze weet niet goed welke richting uit. Bovendien wil ze daar in het centrum niet aan beginnen, maar liever dichter bij huis. Pas na anderhalve maand praat ze over de toekomst.

Tenslotte dient vermeld dat de rol van de ontkenningsmechanismen in deze fase positief is. Het alcoholgedrag en -denken moeten voortdurend geconfronteerd worden, doch de rest van het gedrag en de persoonlijkheid worden liefst "beschermd". De jonge identiteit is te zwak om allerlei kritiek en schuldgevoelens te dragen. De ontkenningsmechanismen moeten de persoon toelaten alle aandacht te richten op de ontwenning zelf in de hier-en-nu-situatie. Een te grote confrontatie met het persoonlijk verleden en verantwoordelijkheden riskeert om elke poging tot opbouwen van een nieuwe identiteit in de grond te boren.

 

IV.2.3. De fase van het vroege herstel

 

In de eerste periode van het werkelijk nuchter zijn is, de fase van het vroege herstel is de aandacht grotendeels gericht op het zich leren gedragen zonder alcohol. Het onbehagen ten gevolge van het gemis, de schuldgevoelens, de massale vrije tijd, de wankele nieuwe zekerheden vragen oneindig veel aandacht en energie. Toch kan er in dit stadium ook al gewerkt worden aan relaties met de omgeving los van het ontwenningsprobleem. Eveneens begint men open te staan voor nieuwe waarden en interpretaties over zichzelf zonder dat deze direct aan ontwenning gebonden zijn. Men kan bijvoorbeeld nieuwe taken als ouder aangaan of creativiteit ontwikkelen langs nieuwe hobby's. Deze fase lijkt op het aanvatten van een onbekende reis, die zowel opwindend als vreesaanjagend is. Naast deze constante activiteit is een houding van actieve afhankelijkheid t.a.v. de hulpverlener of het gezin kenmerkend.

In verband met deze behoefte aan afhankelijkheid ("receptive posture") is het opvallend dat men gemakkelijker steun zoekt bij mensen die hetzelfde probleem kennen of gekend hebben. Tegenover derden, bijvoorbeeld familieleden, vroegere vrienden, is het vaak moeilijk deze afhankelijkheidsbehoefte te erkennen en men heeft de neiging zich sterk onafhankelijk tegenover hen op te stellen.

Het aanvaarden van deze afhankelijkheidsbehoefte (positive self-indulgence) enerzijds en het verkrijgen van voldoende steun en begrip anderzijds (veiligheid) zijn een noodzakelijke voorwaarde opdat er groei zou kunnen gebeuren. De persoonlijkheid is nog te zwak, te confuus en te "infantiel" om op eigen houtje succesvol te experimenteren.

De focus blijft ook in deze fase gericht op de ontwenning zelf. Door het wegvallen van de drank en van de "alcoholpersoonlijkheid" moet men nu allereerst een nieuw gedrag aanleren en nieuwe waarden vinden die dat gedrag richten. Oude gedragingen en oude regels kloppen niet meer. Typische ervaringen zijn de gevoelens van kwetsbaarheid en verloren-zijn; de neiging tot sociale isolering ten gevolge van de schuldgevoelens; de neiging tot depressies,tot wanhoop en herhaald gevoel van nooit te lukken; het gevoel van machteloosheid, onhandigheid en onzekerheid; de aanhoudende angst voor herval; de ervaring van de verveling door de massa tijd die vrij komt.

In de vroege herstelperiode staan deze ontwenningsproblemen dan ook op de eerste plaats. Het komt er op aan zeer concrete en efficiënt alternatieven te leren voor allerlei dagelijkse situaties, zoals de omgang met vroegere vrienden, het bijwonen van feestjes, het omgaan met conflicten,...Waar men vroeger hopeloos probeerde de controle te verwerven over de alcohol, verwerft men nu wel geleidelijk de controle over zijn gedrag in allerlei concrete situaties. Deze shift in controle brengt de bevestiging mee dat een leven zonder alcohol ook mogelijk is. Naast het persoonlijk leerproces en de daaraan verbonden bevrediging is da aanwezigheid van externe steun absoluut noodzakelijk.

In het interactieproces met de omgeving gebeurt er in deze fase een onopvallende doch erg belangrijke verandering. Voorheen verliep het gedrag als volgt: een impuls werd direct gevolgd door een reactie (S-R). De behoeftebevrediging moest onmiddellijk gebeuren. Nu verloopt dit proces enigszins anders. De bevrediging moet niet meer automatisch gebeuren. Immers tussen de impuls en de reactie komt er steeds de idee "ik ben een alcoholist".(S - cognitie - R) Deze korte gedachtensnede onderbreekt de automatische reactie (craving ->> alcohol drinken) en maakt daardoor een andere reactie mogelijk (craving ->>ik ben alcoholist ->> ik drink niet meer).

Belangrijk eveneens is de herontdekking van de omgeving als niet-drinker. Dit kan een eindeloos boeiende ervaring worden.

Jo kan opnieuw genieten van een wandeling, ook al is het winters koud. Ze leest opnieuw de dagelijkse kranten, iets wat ze al jaren niet meer deed. Ze hervindt haar interesse in de politieke cultuur van het land en bedenkt daarbij dat ze sedert jaren niet meer naar het nieuws op de televisie gekeken heeft. Gulzig verslindt ze elk boek dat ze voor het eerst weer zelf gaat uitkiezen.

Naast het geboeid worden door nieuwe ervaringen blijft er evenwel ook angst bestaan. De angst om te hervallen en angst om te falen in de prestaties. In bepaalde situaties moet men nu immers geheel nieuwe gedragingen stellen zoals een feest doorbrengen of zelfs ergens gewoon het woord nemen zonder te drinken. Men ontdekt bij de beginnende ontwenning dat er heel wat vragen en problemen zij die moeten herwerkt worden. Het vermogen tot verwerking en integratie in deze fase is evenwel minimaal. Er domineren twee reactiepatronen. De euforie en de depressie (zelfbeklag en rouw).

Enkele weken na het stoppen met drinken breekt soms een fase van euforie aan. Men voelt zich happy, men meent alles aan te kunnen, men is overactief, men voelt zich in de zevende hemel en vooral, men ontkent alle andere problemen dan het drinken. Deze periode van euforie en actieve ontkenning kan dagen, weken of zelfs een jaar duren. Ze vindt haar betekenis in het feit dat in deze fase alle aandacht moet gaan naar het ontwenningsprobleem zelf. De ontkenning van andere problemen laat dan deze specifieke focus toe. Het individu leert nieuw gedrag en nieuwe regels om met zijn abstinentie om te gaan.

Depressie, zelfbeklag en rouw komt eveneens vaak voor. Dysfore gevoelens, zelfbeklag, onrust, schuldgevoelens, faalangst en minderwaardigheidsgevoelens zijn typisch. Mannen en vrouwen reageren soms verschillend in deze fase. Mannen reageren vaker en langer met het eufoorpatroon. Dit sluit aan op een typische neiging tot macht en controle. Vrouwen daarentegen worden gemakkelijker depressief en ze reageren meer vijandig tegenover de directe omgeving. Het drinken gaf hen vroeger de illusie onafhankelijk te zijn en een eigen ruimte te hebben in de relatie. Abstinentie staat dan gelijk met het verlies van de zelfstandigheid met als gevolg een vijandige reactie ten aanzien van de omgeving.

Bij Jo vinden we al deze dysfore (tegengesteld aan 'eufore') gevoelens terug. Vooral de schuldgevoelens ten opzichte van haar kinderen wegen zwaar. Ze heeft het moeilijk met de overbezorgde rol die haar moeder nog steeds speelt in de opvoeding van haar dochtertje.

In deze fase worden dus de bouwstenen gelegd voor een nieuwe identiteit. De focus blijft op de ontwenning, namelijk hoe geeft men zijn leven opnieuw zin als niet-drinker. Dit leerproces verloopt lang zeer concrete ervaringen in een op actie gericht leven. De pedagogische component staat centraal: door een houding van actieve ontvankelijkheid leert men allerlei nieuwe gedragingen en regels. De belangrijkste mechanismen (ontwikkelingspsychologisch gezien) zijn: assimilatie en accommodatie. Met andere woorden er kunnen reeds hogere processen gebeuren in de interactie met de omgeving, zij het in beperkte mate. De meest voorkomende leerprocessen zijn nog imitatie en identificatie.

Op affectief vlak overheerst de afhankelijkheidsbehoefte. Er is een begin van ontwikkeling mogelijk naar  meer gedifferentieerde gevoelens, zoals bijvoorbeeld in de ouder-kind relatie. De ontkennings- en defensieve systemen blijven sterk in vergelijking met de dieperliggende persoonlijkheidsproblematiek. Dit laat toe alle energie te besteden aan de uitbouw van de nieuwe persoonlijkheid.

 

IV.2.4. De fase van het verdergaand herstel

 

De vierde fase is de fase van het verdergaand herstel. Deze periode wordt gekenmerkt door een stabiliteit in het abstinent gedrag en door het vaste vorm krijgen van de nieuwe persoonlijkheid. Er wordt nu meer aandacht gegeven aan zelfkritiek en zelfonderzoek waardoor men een bredere kijk krijgt op de anderen en op zichzelf. Waar in de vroegere periode de aandacht moest gaan naar het zoeken en het verwerven van concrete gedragingen staat nu dat men zich op de gedachteninhoud zelf concentreert. Men kan nu blijven stilstaan bij angst, verlangens, onrust, behoeftedrang, ... Men kan nu in zichzelf deze impulsen en gevoelens laten ontwikkelen, ermee in dialoog gaan en eventueel experimenteren met nieuwe verantwoordelijkheden en gedragsvormen in de concrete wereld.

Soms gebeurt er een herwerking van vroegere gebeurtenissen in het leven (van de verslavingsfase), soms is er een zeer bewuste verwerking van actuele levensgebeurtenissen. (de ouderrol, het ouder worden, de beroepsrol,...). Het is dus een fase van expressie van zijn eigen persoon en van open interactie met de omgeving. In deze fase kan men best gebruik maken van ontdekkende vormen van psychotherapie, die dus een exploratie beoogt van dieperliggende persoonlijkheid.

De wetenschap "ik ben een alcoholist" en "ik kan mijn drinken niet controleren" is nu een natuurlijk onderdeel geworden van de gedachte, de normen en het oordeel. Het is één van de basistonen geworden van de eigen muziek, één van de basistinten van kleur geven aan het leven, al dan niet, min of meer, bewust aanwezig. Aanvaarding brengt rust en geeft vrijheid. Een geregelde bewuste herinnering aan het feit dat men alcoholist is, is noodzakelijk. Hervallen in deze fase kan nog voorkomen. Er zijn mensen die na 5, 10, 15 jaar hervallen. Het is dus van belang dat men de aandacht aan het verslaafd-zijn niet laat verslappen.

In deze fase vindt men geleidelijk zijn plaats terug in het gezin en het werk. Men verwerft oude en nieuwe territoria door verantwoordelijkheden consequent te dragen. Overeenkomstig met de nieuwe identiteit grijpen er trouwens vaak ingrijpende veranderingen plaats in de interacties: men is assertiever en zelfstandiger, men ontwikkelt een eigen creativiteit, men neemt initiatieven... Deze verandering in het gedrag wordt niet steeds enthousiast onthaald door de anderen. Soms is er wel steun en aanmoediging, soms stuit men op onbegrip. Het meest typische conflict in dit verband is het ongeloof en het onbegrip van de omgeving ten aanzien van de blijvende opvatting dat men alcoholist is en niet meer drinkt. Bepaalde echtgenoten waren zeer ongelukkig toen men dronk, maar nu zijn ze evenzeer geschrokken door het idee van blijvende abstinentie. Ze ervaren deze abstinentie als een stigma, als een blijvende smet, want zij zijn getrouwd met een alcoholiste(e).

Anderzijds kan de abstinentie van de partner een verborgen probleem van drinken aan bod brengen bij de anderen. Deze poogt herhaaldelijk de abstinentie te saboteren om zijn eigen verslaving te kunnen handhaven. Het positieve bij al deze conflicten is dat men ze nu openlijk durft aangaan. De ontkenningsmechanismen worden gauw doorbroken, ze werken nu niet meer om pathologische gedragingen te beschermen.

Het herstel van de persoonlijkheid is niet een spiegel worden van wat men vroeger was. Door de ontwenning ontstaat een geheel nieuwe persoon met andere waarden, met een andere spiritualiteit. De basis van deze nieuwe persoonlijkheid ligt in het aanvaarden van de eigen beperktheid. Er gebeurt een shift van de controle die men in zichzelf legde naar een hogere macht, een wezen, een structuur, een ordening, ... Men stelt zichzelf in het centrum. Men verlaat zijn egocentrisme en zijn omnipotentie. Het verliezen van het vals geloof in almacht maakt nu plaats vrij voor de echte vermogens van het Ik. Zo groeit er een geleidelijk groter wordende autonomie.

De kijk op de anderen wordt nu bepaald door de ervaring van gelijkwaardigheid. In plaats van vijandig rivaliteit komt nu meer solidariteit. Interdependentie of wederzijdse erkenning staat tegenover vroeger isolement of vroegere afhankelijkheid.

Tijdens de fase van verdergaand herstel is het abstinentiegedrag een routine geworden. Dit geeft dan de ruimte om verder zijn persoonlijkheid uit te bouwen. We spreken over een nieuwe identiteit die de ervaring van het alcoholist-zijn heeft verwerkt en een nieuwe spiritualiteit vindt. Men voelt zich autonoom, zelfstandig en vanuit dit zelfvertrouwen gaat men een wederzijdse interactie aan met de omgeving. Er is geen vervorming meer van de werkelijkheid nodig om zich in stand te houden, men kan een directe dialoog aangaan met een wereld die steeds toegankelijker wordt. Met andere woorden de reciprociteit is hersteld.

Vanuit de ontwikkelingspsychologie spreekt men van flexibel ego: d.w.z. een persoonlijkheid die met alle prikkels uit de omgeving kan omgaan, kan kiezen met wie hij contact houdt en wat hem verrijkt.

Op het vlak van gevoelens stellen we een voortdurende verfijning (differentiatie) vast en de afhankelijkheidsbehoefte evolueert naar het vermogen van wederzijdsheid in de relaties.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende