| Criminaliteit in het land van Waas 1700 - 1750. (Peter Catthoor). | 
| home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende | 
Deel 2: De misdrijven
HOOFDSTUK 4: DE OVERIGE MISDRIJVEN
A. MISDRIJVEN TEGEN DE OPENBARE ORDE EN 
VEILIGHEID
De misdrijven tegen de openbare orde en de 
veiligheid maken in de eerste helft van de achttiende eeuw 8,6% uit van het 
totaal aantal misdrijven. Vooral in de periode 1710- 1740 tieren ze welig (24 
gevallen van de 30). In beide oorlogsperiodes loopt hun aantal sterk terug.
 
| 
    
    
      Soort Misdrijf | 
    
    
      1700-09 | 
    
    
      1710-19 | 
    
    
      1720-29 | 
    
    
      1730-39 | 
    
    
      1740-50 | 
    
    
      TOTAAL | 
| 
      Politieke misdrijven | 
            3      
    
     | 
            5 | 
            6 | 
            8 | 
            2 | 
           24 | 
| 
      Troebelen | 
      | 
            3 | 
      | 
      | 
      | 
            3 | 
| 
      Militaire misdrijven | 
      | 
            1 | 
      | 
      | 
      | 
            1 | 
| 
      Belastingsmisdrijven | 
            1 | 
            1 | 
      | 
      | 
      | 
            2 | 
| 
      TOTAAL | 
            4 | 
           10 | 
            6 | 
            8 | 
            2 | 
           30 | 
1. BANBREUK
Onder banbreuk verstaat men het door een tot 
verbanning veroordeeld persoon breken van de opgelegde ban. Met andere woorden, 
het is het verschijnsel waarbij een persoon opnieuw het gebied of het land 
binnenkomt waaruit hij eerder voor een bepaalde tijd was verbannen.
Voorbeeld ter illustratie: op 26 juni 1721 werd 
Olivier Windhey een eerste keer veroordeeld wegens landloperij en het plegen van 
diefstallen. Na een geseling werd hij voor 12 jaar uit het Waasland verbannen. 
Ze zouden hem er echter gauw gaan terugzien. Wegens banbreuk werd hij op 8 juni 
1724 opnieuw voor 25 jaar verbannen.
Voorbeeld ter illustratie: Louys Van Landeghem 
werd op 18 april 1731 door de vierschaar van Sint- Niklaas voor 10 jaar 
verbannen wegens vechtpartijen en dreigementen aan het adres van een paar 
nachtwakers. Nauwelijks een paar weken later dook hij opnieuw in de regio op 
(ditmaal gewapend met twee pistolen). Hij werd gegeseld en voor 25 jaar 
verbannen, ditmaal zelfs uit de keizerlijke landen en dus niet meer enkel uit 
het Waasland alleen. Opnieuw brak L.V.L. zijn ban. Na een geseling en 
brandmerking werd hij tot een levenslange verbanning veroordeeld, en dit op 
risico van de galg. Hij had echter in het Waasland nog een openstaande rekening 
te vereffenen. Het ging om een oude vete met een nachtwaker die hij tegen elke 
prijs wou uitvechten; getuige de volgende uitspraak die hij deed te Hulst enkele 
dagen na zijn derde veroordeling: “eerst Joos Van Bossche en stadhouder van 
Lande om de hoek leggen, daarna wil ik gerust sterven.” Op 27 augustus 1733 werd 
L.V.L. opgemerkt op de jaarmarkt van Beveren. In herberg ‘Vogelerjonck’ kon hij 
gearresteerd worden. Zijn onverzadigbare dorst naar wraak leidde hem op 28 
januari 1734 naar de galg.[2]
Soms bleek een bepaalde persoon een gegronde 
reden te hebben om terug te keren. De strafrechters dachten daar evenwel anders 
over.
Voorbeeld ter illustratie: de 32 jarige Michiel 
Van Couteren was op 27 september 1727 gegeseld, gebrandmerkt en levenslang 
verbannen uit de keizerlijke landen. Toch kwam hij nog regelmatig het land 
binnen. Volgens hem was dat om zijn hoogbejaarde ouders te bezoeken en nadien om 
de begrafenis te regelen. Toch werd hij opnieuw gegeseld, gebrandmerkt en 
levenslang verbannen, en ditmaal op risico van de galg.[3]
Voor welke misdrijven waren deze personen 
eigenlijk gestraft en verbannen uit het Waasland of uit Vlaanderen? Sommige 
mensen hadden elders in Vlaanderen misdrijven gepleegd en waren daarvoor uit 
Vlaanderen verbannen. Hierdoor waren ze ook in het Waasland pakbaar wegens 
banbreuk.
2. 
VEROORZAKEN VAN TROEBELEN EN VERSTOREN VAN DE OPENBARE ORDE
Onder deze noemer kunnen drie zaken geklasseerd 
worden. Ze vonden alle drie plaats in de jaren ’10. De grens met de zaken die 
vallen onder het fysiek geweld was niet altijd even makkelijk te trekken.
Voorbeeld ter illustratie: in het jaar 1716 
werd Waasmunster bedreigd door overstroming van de Durme. De bewoners hadden 
daarom een dijk opgeworpen. De stadhouder van Sint- Niklaas kwam met enkele 
soldeniers echter de dijk opnieuw doorsnijden (de reden is ons onbekend). Hierop 
begonnen enkele mensen de rest van de bevolking op te jutten en op te zetten 
tegen de stadhouder die onder een regen van stenen moest vluchten. Eenmaal met 
versterking teruggekeerd werden een paar oproerkraaiers opgepakt. Eén van hen 
was Michiel Laureys. Hij moest blootshoofds tot God en justitie om vergiffenis 
vragen en een boete van 100 gulden betalen.[4]
Voorbeeld ter illustratie: Jan Audenaert had, 
na een paar glazen te hebben gedronken, ruzie gekregen met gerechtsdienaar Frans 
Brichels. Hierop uitte hij zijn frustratie door een raam en twee stoelen te 
vernielen en luidkeels op straat iedereen te beginnen verwijten.[5]
3. MILITAIRE MISDRIJVEN
Onder deze noemer kan één soort misdrijf worden 
verstaan; namelijk de hulp bij desertie. Verder zullen we kort nog even terug 
komen op de gevallen van misdrijven die door soldaten werden gepleegd.
3.1. 
HULP BIJ DESERTIE
Dit misdrijf kwam in het Waasland slechts 
éénmaal voor. Op 26 augustus 1719 kwam een groepje soldaten van het regiment van 
prins Louis Van Baden samen aan de gevangenis van Sint- Niklaas. Ze waren naar 
ginder gekomen om een deserteur op te halen. Pieter Pierotjan, woonachtig te 
Beveren, had de soldaten echter zien naderen en was de gevangenis 
binnengedrongen. Met een mes sneed hij de touwen van de deserteur door waardoor 
die kon ontkomen. Wat het motief van P.P. was is ons niet bekend.[6]
3.2. 
MISDRIJVEN DOOR SOLDATEN GEPLEEGD
Zoals in de vorige hoofdstukken reeds werd 
vermeld werden sommige misdrijven in het Waasland gepleegd door groepjes 
soldaten. Bij twintig zaken was dit het geval. Welke criminele feiten, en in 
welk aantal, werden door deze soldaten gepleegd?
De reden voor het opduiken van deze gevallen 
van soldatencriminaliteit ligt uiteraard in het talrijk aanwezig zijn van 
soldaten op het Wase grondgebied. Enkele oorzaken kunnen hiervoor aangehaald 
worden.
Ook tussen beide oorlogen in kende het 
Waasland, onder andere wegens zijn strategische ligging en de aanwezigheid van 
de schipbruggen, een sterke militaire aanwezigheid en bezetting. Dit was vooral 
het geval in de grensgemeenten omdat daar talrijke forten waren opgetrokken. In 
Stekene verbleven er in het jaar 1702 bijvoorbeeld, en dit telkens op een 
verschillend tijdstip, 13 regimenten.[8] 
Hun verblijf duurde soms meer dan vier maanden. Sommige auteurs zijn van mening 
dat het aan de vele troepenverplaatsingen te danken was dat Stekene zich in de 
loop van de zestiende en zeventiende eeuw tot een kleine stad ontwikkelde.
Maar ook kleine dorpen werden in de 
troepenverplaatsingen betrokken. Zo kregen Sint- Gillis en De Klinge als 
grensgemeenten ook vaak af te rekenen met 
aanwezigheid en inkwartiering van soldaten. Deze inkwartiering gebeurde 
in de huizen van particulieren en in “kampementen” of kon plaats vinden in de 
talrijke herbergen. Sommige herbergen te Stekene en Sint- Gillis waren daardoor 
2/3 van het jaar door militairen ‘bezet’.
Voorbeeld ter illustratie: de 22 jarige David 
Rossignol uit Sint- Valerie (Normandië) was soldaat in de compagnie van kapitein 
Grinville. Op 17 juli 1704 was hij binnengedrongen op de graanzolder van boer 
Matthieu Van Bunder uit Stekene. Hij roofde ook nog 138 florijnen en 2 louis 
d’or. Deze misdaad werd beschouwd als een overtreding van het 54e 
artikel van het reglement van zijne Majesteit. Na een brief van graaf de 
Bergeijck, de intendant- generaal van de financiën en minister van oorlog, werd 
D. R. veroordeeld tot de galg.[11]
Toch lijkt het ons dat veel van dergelijke 
wandaden en soldateske uitspattingen oogluikend werden toegestaan en dat 
bestrafte soldaten maar een kleine minderheid vormden die toevallig pech hadden 
gehad of zich hadden laten betrappen, deels omdat de militaire overheid er zich 
niet voor interesseerde of andere dingen aan het hoofd had of er gewoon niet in 
slaagde er iets aan te doen. Het lijkt ons dat de meeste soldaten hun wandaden 
hebben kunnen bedrijven zonder er ooit voor te zijn bestraft (voor eigenlijke 
controle dienen de dossiers van de militaire rechtbanken te worden 
geraadpleegd).
4. BELASTINGSMISDRIJVEN
Onder de noemer belastingsmisdrijven wordt hier 
het verschijnsel van de smokkel bedoeld. Onder smokkelen werd het volgende 
verstaan: “verboden goederen of goederen waarvoor rechten moeten betaald worden 
heimelijk vervoeren over de grens.” Het begrip smokkel omvat dus twee 
componenten: enerzijds een materieel element; namelijk het heimelijk over een 
staatkundige grens brengen van goederen. Anderzijds een intentioneel element: 
het oogmerk om wetten of reglementen te ontduiken om er financieel voordeel uit 
te halen of om economische maatregelen te omzeilen.
Toch hebben we in de gerechtelijke enkwesten 
twee zaken van smokkel teruggevonden. In één ervan ging het meer om illegaal 
stoken van drank.
Voorbeeld ter illustratie: in 1706 werden 
Adriaen De Zutter en Pieter Van Puivelde opgepakt wegens “complotteren” tegen 
zijne Majesteits placcaeten. Beide mannen hadden lakens en andere 
textielgoederen vanuit Antwerpen het Waasland binnengesmokkeld.[14]
Voorbeeld ter illustratie: in het jaar 1714 
werd in het Waasland een georganiseerde bende drankstokers en smokkelaars 
opgerold. De belangrijkste bendeleden waren Frans Mariman, Adriaen Van Huije en 
Cornelis Du Buffon. In de brouwerij van A. V. H. was een illegale stokerij 
opgericht. Het geproduceerde bier en brandewijn werd dan aan de geïnteresseerde 
herbergiers in het Waasland geleverd. Voor die laatsten was dit voordelig 
aangezien er op deze manier geen tollen en accijnzen dienden te worden betaald. 
Het aantal herbergiers dat aan deze zwendel meedeed was trouwens bijzonder 
groot.
B. ZEDENDELICTEN
Zedendelicten kwamen in het Waasland niet veel 
voor. Slechts vijf gevallen zijn bekend. Ze zijn over de verschillende decennia 
heen evenwichtig verdeeld, op uitzondering van de jaren ’20. In die periode vond 
er geen enkel zedendelict plaats. De andere uitzondering vormt het decennium 
1740- 50; toen deden er zich twee zaken voor die onder de zedendelicten kunnen 
worden gerangschikt. De vijf zedendelicten bestonden uit vier gevallen van 
aanranding- verkrachting en één geval van bigamie.
1. AANRANDING VAN DE EERBAARHEID -VERKRACHTING
Verkrachting was van oudsher een zeer zwaar 
misdrijf waartegen alle wetgevingen streng zijn opgetreden.[16]
Voorbeeld ter illustratie: de 14 jarige Anna 
Halewijn was op 10 juli 1701 op weg naar de hoogmis in Belsele. Ze was in het 
gezelschap van haar broer Pieter Halewijn, haar zus Catharina Halewijn en 
Adriaan Van Hecke. Onderweg stootte het gezelschap echter op Jacobus Penneman 
die een eindje met hen meetrok. Ter hoogte van het landgoed van Adriaan Suy 
lokte J. P. Anna mee in het koren waar hij haar vastgreep, op de grond smeet en 
verkrachtte. Ze kreeg ook nog een paar klappen. Blijkbaar was ze nog een maagd, 
want het jonge meisje bloedde tijdens en na de vreselijke daad.[17]
Voorbeeld ter illustratie: in de zomer van 1740 
werd Petronnella D’Hooghe op de hofstede van haar vader door landman Jan De 
Ruysscher aangerand en verkracht. De dader bleek een gewelddadige kerel te zijn 
die ook nog voor een paar vechtpartijen en een diefstal werd veroordeeld tot 
geseling en een 30 jarige verbanning uit de keizerlijke landen.[18]
2. BIGAMIE
 
| 
 | 
[1] RAB, Criminele sententies, nr. 1897 (41e, 54e en 76e sententie).
[2] RAB, Criminele sententies, nr. 1897 (98e, 117e en 123e sententie).
[3] RAB, Criminele sententies, nr. 1897 (122e sententie).
[4] RAB, Criminele sententies, nr. 1897 (24e sententie).
[5] RAB, Gerechtelijke enkwesten, nr. 1728 (2e enkweste).
[6] RAB, Gerechtelijke enkwesten, nr. 1702 (1e enkweste).
[7] F. VANHEMELRYCK, Ellendelingen…, p. 146.
[8] F. ANNAERT, Stekene en zijne kerk, 1898, pp. 174-175.
[9] B. DE BRUYNE, op.cit., p. 84.
[10] F. VANHEMELRYCK, op.cit., p. 156.
[11] RAB, Criminele sententies, nr. 1896 (15e sententie).
[12] P. LENDERS, “De politieke crisis in Vlaanderen omstreeks het midden der achttiende eeuw”, in: Verhandelingen van de koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, XXV, Brussel, Paleis der Academiën, 1956, p. 211.
[13] S. GYSELINCK, De smokkelhandel in het Land van Waas tijdens de achttiende eeuw, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1999, p. 16.
[14] RAB, Gerechtelijke enkwesten, nr. 1701 (6e enkweste).
[15] RAB, Gerechtelijke enkwesten, nr. 1719 (2e enkweste).
[16] F. VANHEMELRYCK, Misdadigers tussen…, p. 169.
[17] RAB, Gerechtelijke enkwesten, nr. 1701 (2e enkweste).
[18] RAB, Criminele sententies, nr. 1897 (157e sententie).
[19] D. HEIRBAUT, Cursus Algemene Rechtsgeschiedenis, p. 82.
[20] F. VANHEMELRYCK, op.cit., p. 181.
[21] L. T. MAES, Vijf eeuwen stedelijk strafrecht…, p. 234.
[22] RAB, Criminele sententies, nr. 1897 (33e sententie).