Vrijen en trouwen te Deinze (1699-1893). Een historisch-demografische studie van het premaritaal gedrag in een kleine stad. (Eva De Wulf)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk IV: Partnerkeuze

 

4.1  Sociale endogamie

 

In alle milieus werd het huwelijk beschouwd als een belangenkwestie en slechts in de tweede plaats als een gevoelskwestie.  Het draaide niet rond het feit dat twee mensen vrij kozen voor een huwelijk maar dat ze zich naast de liefde lieten leiden door de materiële toestand van de beide families en dat ze een gezin stichtten, dat in grote mate continuïteit verzekerde van het familiepatrimonium.  Sociale endogamie was verbonden aan de idee dat de sociale orde onveranderlijk blijft.  Ieder mens werd geboren in een bepaalde klasse waaruit hij niet scheen te ontsnappen enkele uitzonderingen daar gelaten[67].  Dit gegeven vond men meermaals terug in talrijke zegswijzen, zoals daar zijn “gelijk goed, gelijk bloed” en “Bouwt en trouwt met uws gelijk, arm met arm en rijck met rijck, net met kuys en mors met vuyl, valck met valck en uyl met uyl”[68].

 

We hebben de bevolking van Deinze opgesplitst in drie klassen respectievelijk de elite, de middenklasse en de volksklasse.  Tot de elite behoorden de renteniers, de beoefenaars van een vrij beroep en enkele industriëlen, die we zagen opduiken in het laatste kwart van de 19de eeuw.  Tot de middenklasse rekenden we de grote groep van de zelfstandige ambachten, de lagere intellectuelen en de handelaars.  In de lagere klasse zaten het dienstpersoneel, de textiel- en fabriekarbeiders en de dagloners vervat, met andere woorden de personen die voor hun inkomen afhankelijk waren van loonarbeid.  De landbouwersklasse beschouwden we bij de middenklasse.

 

Slechts 23 personen in Deinze ressorteerden onder de elitegroep.  De overgrote meerderheid waren beoefenaars van een vrij beroep.  De topklassen van Deinze waren zeer groepsgebonden.  Geen enkel huwelijk werd afgesloten buiten de eigen sociale groep.  A.M. Vermeulen kwam tot dezelfde conclusies tijdens een onderzoek naar de sociale endogamie van de 19de eeuwse Gentse bevolking[69].  Tot de elite van Gent behoorden adel, eigenaars en het kruin van groothandelaars, fabrikanten en intellectuele beroepen.

De Gentse elite vormde één homogeen blok dat zich sociaal lieerde via het huwelijk.  Voor 1840/50 huwde de passieve Gentse elite vooral met elkaar.  Vanaf het midden van de 19de eeuw zag men echter een verschuiving optreden ten gevolge van de agrarische en industriële crisis.  De passieve elite legde steeds meer contacten met de hoge actieve burgerij en ging met hen zelfs nuptiale bindingen aan.  Zelden kwamen er huwelijken voor met ondergeschikten uit de midden-en volksklassen[70]

 

In Deinze kan men dezelfde evolutie waarnemen.  In het begin van de 19de eeuw vond men enkel huwelijken terug tussen de passieve elite onderling; ze vormden een homogeen blok.  Vanaf het midden van de 19de eeuw vond men huwelijken terug tussen de traditionele grondadel en de belangrijkste koopmannen en de opkomende industriëlen.  Slechts twee huwelijken werden bezegeld tussen ambachtslieden en beoefenaars van een vrij beroep.  Het betrof zelfstandige ambachtslui van de rijkere luxe-en precisiesector.  In dit geval een uurwerksteller en een koperslager met respectievelijk een vroedvrouw en een onderwijzeres.  Desondanks de echtgenotes behoorden tot de elite, bleven ze toch het zwakke broertje op de huwelijksmarkt, aangezien zij trouwden met personen uit de middenklassen.  Er werd tijdens de 19de eeuw in Deinze geen enkel huwelijk gesloten tussen een lid van de elite en een loontrekkende.

 

De middenklasse in Deinze bestond uit zelfstandig artisanaat, kleinhandel, lagere intellectuelen en de betere landbouwers; dit was de meest sociaal mobiele bevolkingslaag.  Alhoewel de contacten, al dan niet nuptiaal, bij voorkeur werden gelegd binnen de eigen sociale en zelfs professionele groep, gebeurde er een zekere doorstroming, zelden naar boven, meer frequent naar beneden toe.  De middenklassen vormden dankzij deze flexibiliteit een buffer tussen de elite en het volk.  We kunnen dit gegeven stofferen met cijfermateriaal.  In de middenklasse kwamen er gedurende de 19de eeuw 174 huwelijken voor.  Hiervan werden er 102 bezegeld binnen de eigen groep, terwijl er slechts 72 allianties werden aangegaan met leden van de volksklasse.  Slechts twee ambachtslui zijn gepromoveerd tot de elite.  De landbouwers waren vrij conservatief en huwden binnen dezelfde beroepsklasse.  De ambachtslui en koopmannen hadden meestal een echtgenote die ofwel geen beroepsvermelding meekreeg op de huwelijksakte ofwel geen erkend beroep uitoefende.  Het viel op dat vooral in de commerciële sector kansen lagen om sociaal te promoveren.  Enkele koopmannen (4) zijn erin geslaagd om een huwelijk aan te gaan met iemand uit de eliteklasse.  De kleinere handelaars bleven echter binnen dezelfde klasse trouwen.

 

Gedurende de gehele 19de eeuw was in de lagere klassen van Deinze de sociale endogamie minstens even strak als bij de elite.  Dit gegeven bestendigde de opmerking dat het voor een proletariër moeilijk was om sociale promotie te maken.  Massaal werden huwelijkspartners gerekruteerd uit eigen kring.  Er werden 221 huwelijken afgesloten waarvan minstens één partner behoorde tot de lagere klasse.  Daarvan werden 149 huwelijken afgesloten tussen twee leden van de volksklasse.  De dagloners waren de meest gegeerde huwelijkspartners, aangezien zij zowel konden tewerkgesteld worden in de primaire als in de secundaire sector.  De overige 72 huwelijken, waarbij een alliantie werd gemaakt met een lid van de middenklasse, werden vooral bezegeld met dienstpersoneel.  Ook de textielarbeiders leken gegeerde partners voor de middenklasse. 

 

Met dit onderzoek hebben we pogen te bewijzen dat in de 19de eeuw de huwelijken vooral afgesloten werden binnen de eigen sociale klasse.  De elite poogde haar familiepatrimonium te beschermen en uit te breiden via een doorgedreven vorm van huwelijkspolitiek.  Ze vormden een homogeen blok dat zich niet vermengde met de volksklassen.  Uit het onderzoek blijkt nu ook dat de volksklassen minstens even conservatief waren als de top van de maatschappij.  Hieruit kan men afleiden dat sociale promotie in de 19de eeuw bijna onmogelijk was.

 

We hebben bovenstaande gegevens schematisch weergegeven.

 

Tabel IV 1: De partnerkeuze en het sociaal milieu in Deinze, 1807-1892.

 

De elite

X

Rentenier

Vrij beroep

Landbouwer

Ambacht.

Koopman

Z.B.

Onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

Rentenier

4

 

1

 

4

 

 

Vrij beroep

1

1

1

2

 

5

4

 

De middenklassen

X

Handelaar

Ambacht

Landbouwer

Z.B

Onbekend

Ambachtslui

9

7

6

10

15

Koopman

1

 

2

8

6

Landbouwer

 

 

15

4

5

Bediende

1

1

 

6

6

 

De volksklassen

X

Dienstpers.

Textielarb.

Arbeider

Dagloner

Z.B

Onbekend

Dienstperson.

11

5

11

12

1

1

Textielarbeider

 

7

14

26

3

1

Arbeider

 

 

13

16

4

 

Dagloner

 

 

 

20

 

4

 

De gemengde huwelijken tussen de midden-en volksklassen

X

Dienstmeid

Textielarb.

Arbeider

Dagloner

Ambachtslui

21

21

9

6

Handelaar

5

 

 

 

Landbouwer

5

3

2

 

Bediende

4

1

 

 

 

Onbekenden

X

 

Onbekend

 

 

 

 

 

Onbekend

 

11

 

 

 

4.2 Socio-professionele endogamie

 

4.2.1 Sociaal milieu en partnerkeuze in Tourouvre-au-Perche [71]

Beroep schoonvader

Beroep man

 

Landbouw

Handel/ diensten

Ambacht/ nijverheid

Dagloners/ arbeiders

Totaal

Landbouw

32,6

12,7

23,3

31,4

100

Handel /      diensten

14,9

60,9

12,5

11,7

100

Ambacht/ nijverheid

3,5

12,6

44,2

39,7

100

Dagloners/ arbeiders

4,6

2,9

25,5

67,0

100

 

Landbouw

55,1

14,2

17,7

16,1

Handel /      diensten

21,3

58,2

8,1

5,1

Ambacht/ nijverheid

7,9

18,6

44,4

25,8

Dagloners/ arbeiders

15,7

9.0

29,8

53,0

Totaal

100

100

100

100

 

4.2.2 De socio-professionele endogamie in Deinze

 

We hebben naar het voorbeeld H. Charbonneau ook de professionele endogamie onderzocht in Deinze[72].  Voor Deinze opteerden we voor de jaren 1867/68 (38 huwelijken met de beroepsvermelding van de schoonvader) en 1891/92 (60 huwelijken).  In onderstaande tabel presenteren we onze resultaten.

 

Beroep schoonvader

Beroep man

 

Landbouw

Handel/ diensten

Ambacht/ nijverheid

Dagloners/ arbeiders

Totaal

Landbouw

66,67

 

33,33

 

100

Handel /      diensten

10,00

30,00

20,00

40,00

100

Ambacht/ nijverheid

 

16,67

83,33

 

100

Dagloners/ arbeiders

 

33,33

33,33

33,33

100

 

Beroep schoonvader

Beroep man

 

Landbouw

Handel/ diensten

Ambacht/ nijverheid

Dagloners/ arbeiders

Totaal

Landbouw

25,00

 

50,00

25,00

100

Handel /      diensten

 

44,44

55,56

 

100

Ambacht/ nijverheid

 

20,00

53,33

26,67

100

Dagloners/ arbeiders

6,67

6,67

20,00

66,67

100

 

In de jaren 1867/68 trouwden de landbouwers en de ambachtslieden zeer groepsgebonden, respectievelijk 66,67 % voor de landbouwers en 83,33 % voor de ambachtlieden.  De klasse van de handelaars/diensten en dagloners/arbeiders waren sociaal mobiele klassen; ze allieerden vaak buiten de eigen groep. 

 

Tijdens de jaren 1891/92 zag men een evolutie in het huwelijksgedrag.  De landbouwers huwden steeds vaker met vrouwen uit andere klassen.  De ambachtslieden werden sociaal mobieler maar de huwelijken binnen de eigen klasse bleven dominant.  De handelaars gingen steeds meer huwen met ambachtslui en binnen de eigen groep.  De dagloners/arbeiders huwden nu ook vaker groepsgebonden.

 

Tegen het einde van de 19de eeuw diende er zich in Vlaanderen een herschikking van de huwelijksmarkt aan.  Tengevolge van de industrialisatie en de afbouw van de exclusieve tewerkstelling in de landbouw werd de partnerkeuze veel vrijer.  Vanaf dan beïnvloedde het ritme van de conjunctuurgolven, met zijn fasen van economische groei en recessie, de huwelijkssluitinge op een beslissende manier.[73]

 

 

4.3 Regionale endogamie

 

4.3.1 Inleiding

 

Een tweede belangrijke element van de partnerkeuze in de 19de eeuw was de regionale endogamie.  Volgens C. Vandenbroeke werden 2/3 van de huwelijken afgesloten tussen personen uit eenzelfde gemeente.[74]  In de pré-industriële maatschappij beschikte men nog niet over moderne vervoermiddelen en moest men te voet of met de fiets “te vrijen gaan”.  De voorkeur om te huwen met een meisje uit de eigen streek werd verwoord in allerlei zegswijzen.  Zoals bijvoorbeeld ‘Wie als hij vrijt te verre vlieght, die wordt bedrogen of bedriegt’ en ‘ Als iemand zoekt te zijn getrouwd, die zich niet in zijn land en houdt, maar hier en elders loopt en vliegt, die wordt bedrogen of bedriegt.[75]

 

J.Dûpaquier gaf verschillende redenen weer voor deze beperkte mobiliteit van de vrijgezellen.  Hij formuleerde het als volgt: ‘le faible étendu du réseau de rélations, pression des parents en faveur du mariage dans la paroisse et parfois des raisons professionnelles.  En général on se mariait à l’intérieur de son groupe professionnel ou de celui de son père, ou en tout cas un groupe voisin.’[76] Men kende niet alleen de familie van de bruid of de bruidegom maar ook hun vermogen en reputatie.  Met andere woorden vloeide de regionale endogamie voort uit de sociale endogamie.  De laagste klassen van de maatschappij zochten bij voorkeur een partner uit de eigen streek.  Een welvarende persoon was mobieler omdat het moeilijk was om een geschikte, vermogende partner te vinden in het geboortedorp.

 

Als men dan toch een partner zocht buiten de eigen dorpskern ging men niet verder dan in een straal van 15 km.  De huwelijkspartners kwamen dan vooral uit de omringende dorpen.  We laten M. Laget even aan het woord: ‘La journée de marche paraît imposer un périmètre limité aux fréquentations préconjugales’.  Vrijers die zich over meer dan 5 of 10 kilometers verplaatsen en er met andere woorden meer dan één of twee uren macheren voor over hadden om hun lief op te zoeken waren grote uitzonderingen.[77]

Bij een huwelijk tussen partners uit een verschillend dorp, werd de nieuwkomer als een vreemde vogel beschouwd.  Hij moest zich tegenover de plaatselijke huwelijkskandidaten met enkele pinten als het ware ‘vrijkopen’.[78]

 

De meeste koppels waren dus dorpelingen, die elkaar ontmoeten op bals, kermissen, op het werk en dergelijke meer.  De meeste activiteiten werden niet gescheiden voor jongens en meisjes.  De jongeren kwamen op vrij jonge leeftijd in contact met de andere sekse.  De periode bij uitstek voor deze aktiviteiten waren de maanden april tot en met juli.  Talrijke (huwelijks)feesten, kermissen en vooral bedevaarten kwamen in deze maanden voor.

 

4.3.2  De regionale endogamie in Deinze

 

We hebben ook in Deinze een onderzoek verricht naar de regionale endogamie.  We hebben onze gegevens in tabelvorm weergegeven.

 

Tabel IV 3: Herkomst van de vrouwen in de 19de eeuw, Deinze

Jaar

Deinze

< 5km

5-15 km

>15 km

 

 

 

 

 

1807

9

2

1

6

1808

8

2

8

0

1819

7

3

5

0

1820

17

1

1

1

1831

11

5

8

6

1832

10

2

3

0

1843

12

3

6

1

1844

8

2

4

1

1855

18

1

6

0

1856

12

5

4

1

1867

14

4

3

2

1868

12

3

2

0

1879

11

8

2

4

1880

17

5

2

4

1891

20

4

7

3

1992

25

4

3

3

Totaal

211 (58,29)

54 (14,92)

65 (17,95)

32 (8,84)

 

De meeste huwelijken werden inderdaad afgesloten tussen Deinzenaars, zo’n 58,29%.  Zoals we reeds in de inleiding hebben vermeld, werd de partner meestal gevonden in de eigen dorpskern.  Eén van de redenen was onder meer het gebrek aan moderne vervoermiddelen.  Deinze had een sterk uitgebouwde handels-en transportsector sinds de 18de eeuw.  In de jaren dertig van de 19de eeuw werd deze sector nog uitgebreid door het aanleggen van een spoorweg en het graven van het Schipdonkskanaal.  Er werd ook een reglement uitgevaardigd voor het inrichten van een wekelijkse markt.  Deinze werd met andere woorden beter bereikbaar voor vrijgezellen.  Ondanks al deze veranderingen bleven de vrouwen toch honkvast.  Ze verkozen te trouwen in hun geboortedorp.

 

Op volgende pagina gaan we na of mannen al even honkvast waren als vrouwen.

 

Tabel IV 4: Herkomst van de mannen in de 19de eeuw, Deinze

Jaar

Deinze

< 5km

5-15 km

>15 km

 

 

 

 

 

1807

8

0

5

5

1808

7

4

4

3

1819

8

1

2

4

1820

11

1

5

3

1831

15

2

6

7

1832

5

3

5

2

1843

8

2

7

5

1844

8

4

1

2

1855

13

2

7

3

1856

8

8

2

4

1867

11

6

5

1

1868

6

3

2

6

1879

9

5

6

5

1880

9

10

3

6

1891

12

9

3

10

1992

16

6

4

9

Totaal

154 (42,54)

66 (18,23)

67 (18,51)

75 (20,72)

 

De mobiliteit van de mannen was groter dan hun vrouwelijke tegenhangers.  Slechts 154 mannen huwden in hun geboortedorp of zo’n 42,54%.  Ze kwamen meestal uit een straal van meer dan 5 km rond Deinze, namelijk 39,23%van de gehuwde mannen.  Deinze was dan ook een belangrijke ontmoetingsplaats voor handelaars en sinds de jaren dertig beschikte Deinze ook over een uitgebreid transportnet.  De vrijgezellen konden zich te voet, met de fiets of met de trein sinds de jaren dertig naar Deinze begeven.  Tijdens de crisisperiode (1843-1867) ging het aandeel van de mannelijke vrijgezellen, uit een straal van 15 km, dalen.  Pas vanaf het einde van de jaren zestig nam hun aandeel in Deinze opnieuw toe.

 

De meeste mannen waren dus mobieler dan de vrouwen, dus werden er meer huwelijken afgesloten in het geboortedorp van de vrouwen.  Was Deinze met andere woorden een matrilokale samenleving?  We hebben het gegeven onderzocht en kwamen tot volgende resultaten:

 

Tabel IV 5: De plaats waar het huwelijk werd voltrokken in 19de eeuwse Deinze

Jaar

Dorp vr en man

Dorp vrouw

Dorp man

Andere

1807

4 (26,27)

5 (33,33)

4 (26,67)

2 (13,33)

1808

1 (8,33)

6 (50,00)

4 (33,33)

1 (8,33)

1819

3 (25,00)

3 (25,00)

6 (50,00)

0

1820

8 (47,07)

6 (35,29)

3 (17,65)

0

1831

4 (16,00)

9 (36,00)

9 (36,00)

3 (12.00)

1832

2 (15,38)

7 (53,85)

4 (30,77)

0

1843

5 (26,32)

9 (47,37)

4 (21,05)

1 (5,26)

1844

4 (33,33)

4 (33,33)

4 (33,33)

0

1855

9 (42,86)

7 (33,33)

5 (23,81)

0

1856

3 (17,65)

8 (47,06)

5 (29,41)

1 (5,88)

1867

5 (29,41)

7 (41,18)

5 (29,41)

0

1868

5 (35,71)

8 (57,14)

0

1 (7,14)

1879

5 (23,81)

10 (47,62)

5 (23,81)

1 (4,76)

1880

4 (18,18)

11 (50,00)

6 (27,27)

1 (4,55)

1891

6 (20,00)

14 (46,67)

7 (23,33)

3 (10,00)

1892

11 (32,35)

13 (38,24)

8 (23,53)

2 (5,88)

Totaal

79 (26,25)

127 (42,19)

79 (26,25)

16 (5,32)

 

De meeste huwelijken vonden plaats in het geboortedorp van de vrouw, we hebben dus te maken met een matrilokale samenleving.  Volgens C. Vandenbroeke werden 2/3 van de huwelijken afgesloten tussen personen afkomstig uit eenzelfde dorp[79].  Het percentage van dit soort huwelijken lag in Deinze lager; het betrof slechts iets meer dan ¼ van de huwelijken.  Zoals uit vorige tabellen is gebleken was de mannelijke bevolking mobieler dan de vrouwelijke.  Vrouwen waren honkvaster en slechts uitzonderlijk huwden ze op een andere locatie dan hun geboortedorp, namelijk slechts 5,32%.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[67] DUPAQUIER J., BIRABEN J.N., ETIENNE R.,  Histoire de la population française, Paris, 1988, 4dl, dl 2: de la Renaissance à 1789, p 450.

[68] VANDENBROEKE C.,  Vrijen en trouwen van Middeleeuwen tot heden, Brussel/Amsterdam, 1986,p. 43.

[69] VERMEULEN (A.M) De huwelijksacten van de burgerlijke stand als bron voor de sociaal-economische geschiedschrijving, in: Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, 1985, p.203-222.

[70] VERMEULEN (A.M) De huwelijksacten van de burgerlijke stand als bron voor de sociaal-economische geschiedschrijving, in: Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, 1985, p.203-222.

[71] CHARBONNEAU H., Tourouvre-au-Perche aux XVIIe et XVIIIe siècles.  Etude de démographie historique, INED,1970, pp.86-87.

[72] CHARBONNEAU H., Tourouvre-au-Perche aux XVIIe et XVIIIe siècles.  Etude de démographie historique, INED,1970, pp.86-87.

[73] VANDENBROEKE C., o.c., p.30.

[74] VANDENBROEKE C., Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, Leuven, 1984, p.89.

[75] DE COCK A.,o.c., p.120

[76] DUPAQUIERJ., o.c., p.36

[77] VANDENBROEKE C., Vrijen en trouwen van de Middeleeuwen tot heden, Brussel-Amsterdam, 1986, p.26.

[78] VANDENBROEKE C., o.c., p.26.

[79] VANDENBROEKE C.,  Vrijen en trouwen van de Middeleeuwen tot heden, Brussel-Amsterdam, 1986, p.26.