De politieke partijen en de taalwetgeving. Een argumentatieanalyse van de Kamerdebatten (1873-1963). (Maarten Van Ginderachter)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Woord vooraf

 

Een woord vooraf zonder bedankjes is zijn naam niet waardig. Mijn promotor prof. B. De Wever wil ik bedanken voor zijn hulp en in het bijzonder omdat hij mij de kans heeft gegeven een maand lang op de bureauredactie van de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging te werken; een ervaring die me bij het schrijven van mijn eindverhandeling van pas kwam. Petra Gunst verdient het ook vermeld te worden.

     De verantwoordelijkheid voor taal-, tik-, en andere vormelijke fouten wentel ik graag af op mijn beide redacteuren: Tom Sierens die in zijn oneindige goedertierenheid de werkzaamheden aan zijn doctoraatsverhandeling staakte om mij ter zijde te staan en mijn vriendin Griet Van de Walle, die in de beste maieutische traditie negen maanden lang aan het kraambed dezer stond. Voor de inhoud is er maar één zondebok: ondergetekende.

     Ten slotte wil ik Bert en Bea bedanken omdat ze op die druilerige maartdag in 1973 vroeger dan gewoonlijk hun televisieavondje onderbraken en omdat het voor hen vanzelfsprekend was dat ik bleef studeren.

Gent juli 1998,

Maarten Van Ginderachter

 

 

Lectori salutem

 

Hoewel de parlementaire annalen van de Kamer bezwaarlijk opwindende literatuur genoemd kunnen worden, doorbrak Herman Vos ergens in december 1997 de monotonie waar ik me al zo op ingesteld had. In uitgesteld relais hoorde ik hem vanuit 1932 zeggen:

“Over honderd jaar, mijnheer Van Cauwelaert, wordt misschien de geschiedenis der Vlaamsche beweging geschreven in een proefschrift van den een of anderen Germaanschen philoloog aan onze Vlaamsche universiteit. Ik ben ervan overtuigd, dat wij allen daarin dan wel de absolutie zullen krijgen, M. Van Cauwelaert, M. Huysmans en ook wij [...].”[2]

Als germanist en historicus (in spe), afgestudeerd aan de eerste vernederlandste universiteit van het land, voelde ik me rechtstreeks aangepord door Vos. Mijn opzet was weliswaar bescheidener dan dé geschiedenis van de Vlaamse beweging te schrijven, maar Vos, Van Cauwelaert en Huysmans de absolutie geven of verdommen, dat meende ik wel aan te kunnen. Op dat moment dacht ik immers nog een normatieve analyse te zullen maken van de argumenten van de Kamerleden en de ‘drogredenaars’ van de ‘orthodoxe disputanten’ te kunnen scheiden.

     Mij is echter overkomen wat nagenoeg elke historicus meemaakt die zijn onderwerp te lijf gaat met een mooie theorie: de bronnen laten zich niet makkelijk op een Procrustesbed binden. Het argumentatiemodel dat ik vanuit de praktijk ontworpen had voor mijn eindverhandeling als germanist voldeed wonderwel voor de analyse van de parlementaire annalen, maar voor de synthese van mijn onderzoeksresultaten bleek het als een tang op een varken te slaan. Er restte me in februari 1998 niets anders dan van koers te veranderen. Het resultaat van deze koerswijziging ligt hier voor u.

     Prosit.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[2] Herman Vos tijdens de bespreking van de taalwet op het bestuur van 1932 (A.P.C., 1931-1932, 21 januari 1932, p. 518).