Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK III

 

MEI 1947 - APRIL 1954: DE MOEIZAME HEROPBOUW VAN HET KRANTENBEDRIJF

 

C. DE STANDAARD-GROEP

 

De raad van beheer en de dagelijkse leiding van de NV De Standaard

De NV De Standaard was in handen van de familie Sap, die de meerderheid der aandelen in handen had[48]. Dat De Standaard zich in familiebezit bevond, was helemaal geen uitzonderlijk fenomeen binnen de toenmalige dagbladpers. Heel wat krantenbedrijven waren eigendom van één familie. Zo was Het Handelsblad eigendom van de familie Velge, Het Nieuws van den Dag van de familie Duplat-Huyghe, Gazet van Antwerpen van de familie Le Grelle, het Belang van Limburg van de familie Theelen, etc. Andere kranten waren dan weer in handen van organisaties. Zo was de BSP eigenaar van Volksgazet, Le Peuple en Vooruit, en bezat het ACW Het Volk[49].

Van meet af aan na de oorlog nam Antoinette Gylsen, de weduwe van Gustaaf Sap, de functie op van voorzitster van de raad van beheer van de NV De Standaard. Andere leden waren Karel De Baerdemaeker en J(oz)ef Clottens. Zij waren ook vóór 1940 reeds lid geweest van de beheerraad. De beheerders mengden zich niet rechtstreeks in redactionele aangelegenheden. “De raad van beheer besliste over de grote principiële problemen: bvb. de aankoop van een nieuwe drukpers, de loonschaal van de redacteurs, etc. Ze kwam niet tussen in het dagelijks bestuur van de vennootschap. In de samenstelling van de redactie bvb. kwam ze niet tussen, in het bepalen van standpunten in een concrete campagne evenmin.”[50] Niettemin mag haar inbreng m.b.t. het reilen en zeilen van de groep niet worden onderschat. Albert De Smaele getuigde in dit verband: “De uiteindelijke oplossing in het naoorlogse conflict en alles wat met het opnieuw verschijnen van onze bladen te maken had, moest door haar worden goedgekeurd evenals alle principiële beslissingen buiten de dagelijkse bedrijfsproblematiek. De buitenwereld zag haar niet dikwijls op het voorplan. In een paar gevallen, waar het belangrijk was haar overtuiging te onderstrepen door haar aanwezigheid, trad zij op. Zo woonde zij, in de eerste periode na de oorlog, een aantal IJzerbedevaarten bij, zonder vertoon, als echte bedevaartganger, wel wetend dat haar aanwezigheid een duidelijke bevestiging zou betekenen voor het standpunt van de krant.”[51]

Bestuurder van de NV De Standaard werd vanaf 1947 Albert De Smaele. Dit lag in de lijn der evolutie: gedurende de ganse overnamestrijd had hij aan de zijde van mevr. Sap gestaan, en was dikwijls opgetreden als vertegenwoordiger van de NV in allerlei gesprekken en onderhandelingen. Wanneer de NV De Standaard vanaf april 1947 terug Het Nieuwsblad uitgaf en vanaf mei De Standaard, trad De Smaele a.h.w. logischerwijs naar voor als bestuurder (of directeur-generaal in de nieuwe terminologie) van de krantengroep.

 

De geleidelijke groei van de Standaard-groep[52]

In de beginjaren ’50 begon de Standaard-groep aan een geleidelijke uitbreiding. In 1952 lanceerde De Smaele een Franstalige tegenhanger voor het door de Standaard-groep uitgegeven weekblad Ons Volk, nl. Chez Nous. Het wekte enige beroering dat de Vlaamsgezinde Standaard-groep een Franstalig blad ging uitgeven. Om niet in tegenspraak te komen met de statuten, en om de verschillende weekbladen ietwat gescheiden van elkaar te houden, richtte hij voor het nieuwe weekblad een aparte maatschappij op, de NV Mirax. Voor de redactie van het nieuwe weekblad deed De Smaele een beroep op de Editions du Lombard, de Brusselse uitgeverij van de stripbladen Tintin en Kuifje. Uit dit samenwerkingsakkoord met de Brusselse uitgeverij vloeide voort dat het kinderweekblad Ons Volkske in nauwe samenwerking met de Kuifjestudio’s geproduceerd werd. Tevens verscheen ook voor Ons Volkske een Franstalige tegenhanger: Chez Nous Junior.

De nieuwe uitgaven kenden in Wallonië en zelfs in Frankrijk een groot succes. Daardoor geïnspireerd lanceerde Albert De Smaele in 1952 ook in Frankrijk een nieuw weekblad, Chez Nous - France. Hij richtte daarvoor in Parijs een nieuwe NV op: de SA Unide, een letterwoord voor Union Interfamiliale d’Edition. Deze Société Anonyme (SA) nam de productie en verspreiding van het nieuwe weekblad voor haar rekening. Het was dankzij het succes van alle voornoemde weekbladen, en m.a.w. mede dankzij Waalse en Franse centen, dat de Standaard-groep aan haar verdere opmars kon werken.

Als gevolg van het succes dat de weekbladen kenden, liet Albert De Smaele in 1953 een diepdrukinrichting bouwen in het West-Brabantse Kobbegem, aan de steenweg van Brussel naar Aalst. Dit gebeurde voor rekening van de NV Periodica, die aan de Jacqmainlaan te Brussel al de dagbladen van de Standaard-groep drukte. Een tweede gevolg was de toename van het aantal personeelsleden van de Standaard-groep. De Smaele stond als bestuurder in 1947 aan het hoofd van een onderneming met 250 personeelsleden. In 1950 was dit aantal reeds opgelopen tot 326, en in 1952 liep dit aantal op tot rond de 400[53]. Een derde gevolg van het succes was dat er financiële middelen vrijkwamen om een verdere opmars te bewerkstelligen op de dagbladmarkt. In de tweede helft van de jaren ’50 zou deze verdere opmars worden ingezet.

 

Propaganda, oplage en lezerspubliek

De krant had het in het begin niet makkelijk om zich zomaar te handhaven. Er was immers sprake van een heftige concurrentie op de dagbladmarkt. In 1950 bvb. bestonden niet minder dan veertien Nederlandstalige katholieke dagbladen[54]. Verder verschenen ook nog één communistische krant en twee socialistische en twee liberale Nederlandstalige dagbladen. Daarnaast dient benadrukt dat op het einde van de jaren ’40 en in de beginjaren ’50 nog heel wat Vlamingen Franstalige kranten kochten. De Brusselse krant La Libre Belgique bvb. verkocht tienduizenden exemplaren in Vlaanderen. Ook Le Soir werd in Vlaanderen veel gelezen. In Gent werd het Franstalige La Flandre Libérale uitgegeven, in Antwerpen La Métropole en Le Matin. Concurrentie te over dus.

Toch stuurde de krant fel overdreven positieve berichten de wereld in. Op 14 juni 1947 hield de krant ‘Een praatje met onze lezers over … De Standaard’. De krant verscheen inmiddels een zestal weken, en kende naar eigen zeggen een grandioos succes: de oplage steeg nog. De krant drong er bij haar lezers wel op aan om een vast lezer te worden en bovendien voor het einde van de maand een nieuwe lezer aan te brengen. “Het is voor U een kleine moeite. Maar de kleine inspanning van velen maakt van De Standaard het sterkste en meest invloedrijke blad in Vlaanderen. En teven het beste blad!”[55]

Niet alleen via het aanspreken van de lezer in de krant, maar ook via andere methodes poogde de Standaard-groep lezers te werven. In de loop van 1947 kwam een systeem in voege, dat elke werknemer die een nieuwe abonnee aanbracht, een premie van tien frank ontving boven op zijn loon. Wat later werd een personeelslid belast met ledenwerving. Samen met een door hem samengesteld team gingen ze affiches plakken, waren ze aanwezig op grote gebeurtenissen en gingen ze van deur tot deur op zoek naar lezers.

Begin 1951 trad een verandering op in de strategie der verkoopspromotie. “Onder leiding van Edmond Grimonpont werd een ploeg propagandisten samengesteld, waarmee Octaaf Willems op pad moest om systematisch dorpen en steden te gaan ‘bewerken’. Voor het eerst per auto.”[56] Vooral t.g.v. wielerwedstrijden, kleine zowel als grote, werd een stevige verkoopspromotie gevoerd. Dit was ook t.g.v. van andere sportmanifestaties het geval. Daarbij werd gebruik gemaakt van een radiowagen die de ganse tijd actief was. Op te merken valt dat in eerste instantie voor Het Nieuwsblad propaganda werd gemaakt. De Standaard-groep mikte vooral op winst via Het Nieuwsblad. De Standaard was in haar optiek een krant voor de intellectuele Vlaamse bovenlaag en hoefde dan ook zo sterk niet gepromoot te worden.

De inspanningen wierpen relatief snel vruchten af. Daar waar De Standaard in 1947 op 21000 exemplaren werd verspreid, was dit aantal in 1949 al gestegen tot 31000. De vooruitgang van Het Nieuwsblad was nog markanter. In 1947 kende het blad een oplage van 80000 exemplaren, in 1949 was het aantal exemplaren opgelopen tot 110000[57]. In het begin van de jaren ’50 bleven de oplagecijfers vrijwel ongewijzigd. Volgens Luykx mag voor deze periode van een stabilisatie worden gesproken in de krantenverkoop[58]. In de beginperiode onderging De Standaard vooral concurrentie van twee andere dagbladen: De Nieuwe Gids en La Libre Belgique. Terwijl eerstgenoemde concurrent vlug wegdeemsterde, bleef laatstgenoemde veel langer standhouden in Vlaanderen. Nog in 1956 verkocht La Libre Belgique 75000 exemplaren in Vlaanderen[59]. Het Nieuwsblad onderging vooral concurrentie van Gazet van Antwerpen, dat in 1951 een oplage van 124 000 exemplaren had, en van Het Laatste Nieuws, met een oplage van 296 563 exemplaren in 1951[60]. Uit de cijfers valt m.a.w. af te leiden dat de kranten van de NV De Standaard ondanks de groei van de oplage nog steeds achterop hinkten bij de concurrentie.

Wat de samenstelling van het lezerspubliek in de periode 1947-54 betreft zijn geen solide gegevens voorhanden. De eerste wetenschappelijke peiling naar de samenstelling werd pas in 1964 uitgevoerd. Wat we wel weten is dat het van meet af aan de bedoeling was dat De Standaard zich zou richten tot de Vlaamse intelligentsia. “Wij waren een krant voor intellectuelen. De hele Vlaamse intelligentsia, ook de vrijzinnigen, lazen De Standaard.”[61] Het Nieuwsblad richtte zich eerder tot de brede lagen van de bevolking. Dat De Standaard in eerste instantie bedoeld was voor een intellectueel publiek valt af te leiden uit de aandacht die ze schonk aan binnen- en buitenlandse politiek, economie en cultuur. De zogenaamde ‘gebroken armen en benen’, de eerder ‘spectaculaire’ verhalen, het sportnieuws etc. kwam in de krant erg weinig aan bod.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


[48] Het is niet bekend hoeveel % van de aandelen van de NV De Standaard de familie Sap in handen had. Nergens vonden we hierover exacte gegevens terug, om de eenvoudige reden dat geen enkele aandeelhouder bij wet verplicht was zijn precies aantal aandelen mede te delen. Uit het lidmaatschap van de raad van beheer van de vennootschap kan evenmin worden afgeleid hoeveel aandelen een lid precies bezat.

[49] De Bens, De pers in België. In deze situatie trad in de volgende decennia geen verandering in: nog in 1970 was La Dernière Heure bvb. in handen van Maurice Brébart, La Libre Belgique in handen van Jourdain, etc. De familiale bezitsstructuur hield stand tot in de jaren ’70.

[50] Interview Albert De Smaele 25/2/99. De praktijk ondersteunt deze stelling van De Smaele.

[51] Durnez, De Standaard II, 25.

[52] Op basis van Durnez, De Standaard II, 145 e.v., alsook op basis van ‘Nota in verband met de evolutie van de Standaard-groep’, ongedateerd [van na 1976, van de hand van Albert De Smaele]. Archief Albert De Smaele, los stuk.

[53] Nota ‘De Standaard-groep: profiel van een onderneming’, 22 september 1966. Archief Albert De Smaele, map ‘profiel-organigram’.

[54] Het betrof Het Handelsblad, De Gentenaar, Het Belang van Limburg, Het Nieuws van den Dag, Het Volk, De Landwacht, Gazet van Antwerpen, Gazet van Mechelen, De Standaard, De Gazet, Het Nieuwsblad, De Nieuwe Gids, De Antwerpse Gids, en ‘t Vrije Volksblad. Het communistische dagblad was De Rode Vaan, de twee socialistische waren Volksgazet en Vooruit, de twee liberale Het Laatste Nieuws en De Nieuwe Gazet. Luykx, De ontwikkeling, 25-27.

[55] De Standaard (14 juni 1947).

[56] Durnez, De Standaard II, 74.

[57] Durnez, De Standaard II, 77. De auteur stipt zelf aan dat deze gegevens met de nodige reserves moeten worden benaderd. In die tijd bestonden immers nog geen waterdichte statistieken. Een betrouwbare oplagecontrole kwam pas later tot stand. De gegevens zijn afkomstig uit L’Indicateur Publicitaire.

[58] Luykx, Evolutie van de communicatiemedia.

[59] Durnez, De Standaard II, 78-79.

[60] Luykx, De ontwikkeling, 98 e.v. Op te merken valt dat een volledige vergelijking van de oplagecijfers van de verschillende kranten voor deze periode onbegonnen werk is, vanwege een tekort aan gegevens. Hoger merkten we trouwens tevens op dat de bestaande gegevens bovendien niet steeds even betrouwbaar zijn.

[61] Interview Manu Ruys 17/11/99. Zie ook interview Albert De Smaele 25/3/99. Het valt wel te betwijfelen of in de eerste periode al niet-katholieken De Standaard lazen.