Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK III

 

MEI 1947 - APRIL 1954: DE MOEIZAME HEROPBOUW VAN HET KRANTENBEDRIJF

 

B. DE BASISIDEOLOGIE VAN DE STANDAARD [45]

 

De basisideologie van De Standaard - zoals ze weerklonk uit de richtlijnen van de vzw De Schakel - bouwde gedeeltelijk voort op de vooroorlogse traditie. Ook toen al stond de krant bekend als verdediger van de christelijke en de Vlaamse waarden. Na de herverschijning in 1947 werden daaraan door de opstellers van de richtlijnen - de vzw De Schakel en de NV De Standaard - twee principes toegevoegd: de verdediging van de parlementaire democratie en de (sociaal-gecorrigeerde) vrije markteconomie[46]. Deze vier principes bleven gehandhaafd tot in 1976, en zelfs erna.

“Op kerkelijk gebied poogde De Standaard de leer van de Kerk op theologisch en moreel vlak te verdedigen. Het was niet onze taak de kerkelijke leer te verkondigen - dat was de taak van priesters, bisschoppen en paus -  maar wel wilden wij bepaalde gebeurtenissen in het licht stellen van onze christelijke overtuiging, zonder daarom de informatie te kleuren met ons geloof. Standpunten namen wij in conform de kerkelijke leer. Op Vlaams vlak waren wij de overtuiging toegedaan dat de grieventrommel nog geen verleden tijd was. Wij streden voor de verwezenlijking van de totale ontvoogding van het Vlaamse volk. Op economisch vlak stonden wij de vrije onderneming voor, zonder evenwel te vervallen in een bandeloos liberalisme. Wij ijverden voor het gecontroleerde vrije initiatief en voor de sociaal-gecorrigeerde vrije markteconomie. Tot slot verdedigden wij de parlementaire democratie. Wat de invulling van de staatstructuur betreft waren wij van oordeel dat het Belgisch staatsverband moest behouden worden. Daarin evolueerden we van culturele autonomie geleidelijk naar een federalistisch staatsmodel.”[47]

Deze vier principes waren erg breed, en lieten voldoende ruimte om niet in een sectair vaarwater te komen. Van de redacteurs werd verwacht dat zij in hun artikels en commentaarstukken deze beginselen geen geweld zouden aandoen. Wanneer bvb. over stakingen geschreven werd, was het niet de bedoeling dat een redacteur dit verweermiddel van de arbeiders zou verdedigen: eerder diende hij de nadruk te leggen op het belang van een goede verstandhouding tussen arbeiders en patroons. De vier beginselen moesten worden verdedigd, wat niet betekent dat de redacteurs ze daarom noodzakelijkerwijs zelf moesten aanhangen. Leo Picard, Joris De Maegt en Luc Vandeweghe bvb. waren vrijzinnigen, al vormt dit uiteraard geen beletsel om christelijke waarden aan te hangen. Maar het was bvb. niet verplicht of vereist om wekelijks een misviering (of jaarlijks de IJzerbedevaart) bij te wonen.

Hoe werd die basisideologie nu doorgegeven op nieuwe redacteurs? Hoe werden zij a.h.w. ‘doordrenkt’ van die basisideologie? Bij de aanwerving werd in sommige gevallen de basisideologie aangestipt, zonder dat dit leidde tot een soort ‘gewetensonderzoek’. Van een echte scholing of een cursus na de aanwerving was evenmin sprake. Volgens Albert De Smaele gebeurde dit in een eerste periode vooral door te praten en te discussiëren. Er waren de dagelijkse gesprekken met de rubriekleiders, en er waren de individuele besprekingen. In een latere periode bleven die gesprekken, individueel of in groep, een belangrijk element in het doorgeven van de basisideologie, maar daarnaast dook een nieuw element op: de opleiding van de redacteurs. Vooraleer een eerste artikel in de krant verscheen, werd de redacteur in kwestie gedurende een aantal weken of maanden opgeleid hiertoe. Aan de zijde van een volwaardig redacteur diende hij proefartikels te schrijven over de meest uiteenlopende onderwerpen. In deze opleiding kwam de basisideologie uiteraard ter sprake.

Bovendien bestonden zekere controlemechanismen. Een artikel tegengesteld aan de basisideologie van de krant kon niet zomaar in de krant verschijnen. In de eerste plaats was er de chef van een afdeling die de artikels van de redacteurs onder hem nalas, of praatte over de inhoud van het artikel. Dan had je in tweede instantie nog de bureauredactie waarlangs alle kopij die in de krant zou verschijnen, moest passeren. Ook die kon artikels indien nodig tegenhouden of laten herwerken. En gebeurde het toch dat een artikel niet helemaal conform de basisideologie in de krant verscheen, dan werd de betrokken redacteur op het matje geroepen bij de verantwoordelijke van de redactie of De Smaele zelf, en werd hem met aandrang gevraagd dergelijke misstap niet nog eens te begaan.

Het was ten zeerste van belang dat iedereen op de hoogte was van de basisideologie en er voor een stuk van doordrenkt was. Op die manier ging iedereen in dezelfde richting, schreef globaal genomen iedereen in dezelfde trant (inhoudelijk dan). De basisideologie speelde een erg belangrijke rol in de selectie van onderwerpen waarop de redactie de nadruk zou leggen. Zeker in de eerste jaren waarin de redactie onderbemand was en onmogelijk alle terreinen van de samenleving konden worden bestreken, woog ze zwaar door. Bij het innemen van standpunten was de basisideologie evenzeer in het achterhoofd aanwezig. De gebeurtenissen en het in te nemen commentaar werd voortdurend - naderhand waarschijnlijk onbewust – tegen het licht van de basisideologie geplaatst.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


[44] Durnez, De Standaard I, 555.

[45] Wij steunen hiervoor op de lectuur van de krant, en alle interviews met Standaard-journalisten en Albert De Smaele. Zie ook de interviews met politieke e.a. personaliteiten, die eveneens dezelfde principes vooruitschoven als basisideologie van De Standaard.

[46] De term ‘sociaal-gecorrigeerde vrije markteconomie’ werd op het einde van de jaren ’40 gelanceerd door Ludwig Erhard, de voorman van de Duitse christen-democratische politieke partij CDU. In vrijwel gans Europa viel op dat ogenblik een koerswijziging te constateren van een links-etatistisch beleid naar een meer liberaal beleid. Erhard gebruikte de term om aan duidelijk te maken dat het hier niet ging om een ongebreideld liberaal (economisch) , maar wel om een (economisch) beleid dat het sociale aspect mee voor ogen hield.

[47] Interview Albert De Smaele 18/2/99.