Smokkel in het Land van Waas tijdens de Eerste Wereldoorlog. (Steven van Waesberghe)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK III : DE DUITSE INVAL

 

1. De invasie

 

1.1 België houdt stand

 

Op dinsdag 4 augustus verklaarde Duitsland Frankrijk de oorlog. Nog steeds verklaarde Duitsland België de oorlog niet, in de hoop dat de Belgen zouden bijdraaien en zich niet verzetten. Desalniettemin trokken de Duitse troepen die ochtend om negen uur de grens over op het plateau van Hervé richting Luik. De bevolking in Luik had er vertrouwen in, want de moderne Luikse forten waren oninneembaar. Luik was waarschijnlijk het zwaarst gepantserde fort van Europa. Een ring van twaalf ondergrondse forten lag op zeven kilometer van de stad. Inderdaad stonden de Duitsers voor een veel groter tegenstand dan ze verwacht hadden. Luik kon pas ingenomen worden door listigheid. Om vier uur in de ochtend van 6 augustus kreeg de Belgische commandant van de oostelijke forten telefonisch bevel zich terug te trekken. Later bleek dat bevel afkomstig te zijn van een Belg die voor de Duitsers werkte (de man werd gefusilleerd). De dag daarna, 7 augustus, viel Luik in Duitse handen, maar de Luikse forten zouden het uithouden tot 16 augustus.[20]

Op 9 augustus kwam er uit Berlijn een verzoeningsvoorstel. Het Belgisch leger had zich moedig bewezen, maar moest de Duitse overmacht onder ogen zien.[21] Dit kon België niet aanvaarden, nu de bevolking begeesterd was door het Belgisch nationalisme. En trouwens, stond België er op dat moment niet goed voor terwijl Duitsland zijn geplande aankomst in Parijs moesten uitstellen? Op 12 augustus begonnen de beschietingen van de Luikse forten, die vier dagen zouden duren. Op 18 augustus moest het vermoeide Belgische leger van nog maar zo’n 150.000 man zich onder het kanonnengebulder en tussen de ontplofte obussen terugtrekken naar de fortengordel rond Antwerpen.[22]

 

1.2 Duitse frustraties

 

De Duitsers, die gedacht hadden over België heen te walsen, kwamen bedrogen uit. Hun frustraties zouden dan ook bekoeld worden op die botte Belgen. Hun eerste obstakel dat ze tegenkwamen was het stadje Visé, dat toen iets meer dan 2.200 inwoners telde en op 2,5 km van de Nederlandse grens lag. De brug was opgeblazen en de Duitsers werden opgewacht door geweerschoten van Belgen aan de overkant van de oever. Uit wraak werd het stadje in twee dagen met de grond gelijk gemaakt, 38 inwoners werden geëxecuteerd en 631 naar Duitsland gedeporteerd. Ook het verzet van de Luikse forten zou gewroken worden. In het dorp Mélen werden in vier dagen meer dan honderd mensen omgebracht en 60 huizen in brand gestoken.[23]

De opmars van de Duitsers, die moord en terreur met zich meebracht, zette zich voort. Achter hen lieten ze dorpen met massagraven en leeggeplunderde en afgebrande huizen na. Zo kwamen ze op 19 augustus aan in Aarschot, dat dezelfde ochtend nog verlaten was door het Belgisch leger. Wederom waren de Duitsers woedend op de Belgen die het hun toch zo moeilijk maakten. De troepen waren gelegerd op het marktplein toen ze geweerschoten hoorden. Op de markt brak er paniek uit en begonnen de soldaten in het wilde weg te schieten. Hierbij werd een officier dodelijk getroffen. Als vergeldingsactie werden de huizen rond de markt systematisch in brand gestoken en honderdvijftig mensen gedood. Het bleek dat de schoten die voor de paniek zorgden afkomstig waren van Duitse soldaten die vanuit een herenhuis op een lege straat schoten. Maar onder de Duitse soldaten deden al snel verhalen de ronde over francs-tireurs (burgersluipschutters), een mythe die nog meer ellende zou brengen in België. Zo ook deed het francs-tireursverhaal dienst in Leuven, toen twee Duitse compagnies in de vallende schemering in verwarring op elkaar begonnen te schieten. De Duitse slachtoffers werden gewroken en Leuven brandde drie dagen lang. Zo ook werden een tal andere steden geterroriseerd: Andenne (200 doden), Dinant (665 doden)[24], Tamines (380 doden)[25]… In totaal zijn er in de maanden augustus en september 5500 Belgische burgers omgebracht. Dit gebeurde meestal na een mislukte militaire operatie. Zo zijn de gruwelen begonnen in Dinant toen de Duitsers door Franse soldaten de Maas niet konden oversteken.[26]

Ondertussen vorderden de Duitsers in hun opmars en kwamen op 16 augustus Dinant binnen gemarcheerd.

 

1.3 Verdedigingslinies doorbroken

 

Op 20 augustus trokken de Duitsers al Brussel binnen. Eind augustus bevond het Belgisch leger zich binnen de fortenkring rond Antwerpen. In de nacht van 24 op 25 augustus werd Antwerpen door een zeppelin gebombardeerd en de Engelsen konden Antwerpen niet bevoorraden, omdat Nederland de Westerschelde voor oorlogsschepen afgesloten had. De situatie zag er benard uit. Toch was er een lichtpuntje toen de Belgen de op 26 augustus het zwaar gehavende Mechelen heroverden. Maar al gauw zou blijken dat het een verloren zaak was, en op 6 oktober besloot Albert het veldleger via het Waasland te laten terug trekken. De vesting Antwerpen gaf zich uiteindelijk op 10 oktober over. De Belgische soldaten zwierven nu tien weken na de mobilisatie rond in Vlaanderen. Geen regiment meer, regimenten zonder officieren, soldaten zonder bevelen… het Belgische leger was stukgeslagen. Meer dan dertigduizend soldaten vluchtten naar Nederland, en met de tienduizenden burgervluchtelingen, om in daar geïnterneerd te worden. Dertigduizend anderen werden krijgsgevangenen in Duitsland. Een deel werd per trein over Gent geëvacueerd. En de rest dwaalde verder rond in West-Vlaanderen, om uiteindelijk in de IJzerlinie terecht te komen.[27]

 

 

2. Lokeren, een Wase stad aan de vooravond van de oorlog

 

2.1 Paniek onder de bevolking

 

In de nacht van 1 augustus liepen politieagenten door de Lokerse straten van deur tot deur om de jongens te verwittigen dat ze zich binnen enkele uren moesten aanmelden in hun depot. Uiteindelijk werden er in Lokeren alleen al zo’n 1 000 man gemobiliseerd. Vanaf nu werden de stedelingen overstelpt met ‘straffe verhalen’ en verkeerde berichtgevingen die ze maar al te graag geloofden. “De Engelsen zijn ontscheept te Oostende, de Fransen zijn reeds in Namen en langs het noorden komt een Russisch leger ter hulp. Antwerpen zit vol Russen.” De volgende dag kregen de Lokeraars de verhalen over gruwelen te Leuven te horen. Wat kon men nog geloven, of wat wilde men nog geloven? Toch koos het gemeentebestuur voor het ergste scenario en schakelde in het midden van augustus een burgerwacht in die bruggen, wegen en spoorlijnen moest bewaken. Het duurde niet zo lang of de menselijke fantasie zette de hele stad in rep en roer. In de voormiddag van zaterdag 22 augustus 1914 zorgde de machinist van de buurttram Lokeren – Overmere voor heel wat opschudding. De man beweerde dat hij in Overmere verscheidende Ulhanen[28] had gezien, maar dat was nog niet alles, ze hadden de weg gevraagd, en kwamen dus zeker af naar Lokeren. Het nieuws verspreide zich als een lopend vuurtje door de stad en de mensen sloten zich op in hun huizen. De Lokerse burgemeester Van Raemdonck had besloten om de Duitsers tegemoet te gaan met politiecommissaris Blanckaert en adjunct De Moor, de witte vlag moest dragen. Alle vuurwapens moesten in het Vredegerecht ingeleverd worden, maar Lokeren kreeg die dag geen Ulhaan te zien.

Wel kwamen diezelfde dag de burgerwachten van Verviers, Laken en Schaarbeek aan in Lokeren. Zij moesten zich voor de Duitse troepen terugtrekken en konden niet ingelijfd worden het Belgisch leger. De Duitsers erkenden hen niet als vijandelijke troepen. Ze waren dus ‘vlees noch vis’, omdat ze wel onder de wapens waren maar niet mochten vechten.

Ondertussen verschenen allerlei verordeningen van het stadsbestuur. Zo moest de herbergen sluiten om 20u30 sluiten, alle lichten gedoofd zijn en iedereen thuis blijven. Dit werd ingevoerd uit vrees voor Duitse ‘vliegers’ en opdat zo de burgerwachten des te beter de stad konden bewaken. Er werden ook maximumprijzen ingevoerd om de woekerprijzen tegen te gaan.

Enkele prijzen:

Nu verschenen er ook vluchtelingen uit de streek van Uitbergen, Schoonaarde, Mechelen, Boom, Lebbeke, Opwijk…in het Lokerse straatbeeld. De schrik stond nog op hun gezichten te lezen. Voor velen een denkbeeldige schrik, schrik voor een vijand die ze niet gezien hadden. Sommigen waren halsoverkop vertrokken en hadden hun hele hebben en houden achtergelaten.

De eerste echte paniek in Lokeren ontstond wanneer op vrijdag 4 september Dendermonde door de Duitsers was ingenomen en in brand gestoken. Die avond werd Lokeren overstelpt met vluchtelingen uit Dendermonde, Grembergen en omstreken. Nu begonnen ook de eerste Lokeraars de voorbereidingen te nemen om te vluchten. De tocht van de vluchtelingen volgde de weg naar Eksaarde en Moerbeke met Nederland als einddoel. De volgende ochtend kon men in zuidoostelijke richting de rookwolken uit het brandende Dendermonde zien opstijgen.

De Belgen hadden de brug over de Schelde in Dendermonde opgeblazen om zo de Duitsers een verdere doorbraak naar de Belgische kust te beletten.[31] Als antwoord lieten de Duitsers een smeulend Dendermonde achter.

 

2.2 De komst van de vijand

 

De volgende zondag, 6 september, kwam de eerste Duitser in Lokeren aan. Hij kwam alleen de stad binnen gereden op een fiets en met een geweer over de schouder. De soldaat had een weddenschap afgesloten met zijn kameraden dat hij op zijn eentje de stad zou innemen. De soldaat reed richting stadhuis om te onderhandelen met de plaatselijke overheid.

Op het moment van de onderhandelingen doken in Lokeren twee Belgische soldaten zonder regiment op. Ze hadden de Duitser gezien en wilden hem krijgsgevangen nemen. De Duitse soldaat eiste bescherming van het gemeentebestuur en met veel moeite werden de twee overtuigd de stad te verlaten.

De onderhandelingen hielden in dat de stadsoverheid ongehinderd de doortocht verleende aan de Duitsers. De stad zou geen leed ondervinden als er geen soldaten aanwezig waren, de burgers geen vijandelijke daden ondernamen en de alle wapens ingeleverd waren.

Of de twee Belgische soldaten de krijgsoverheid hadden verwittigd, is niet geweten, maar diezelfde avond kwamen in Lokeren talrijke Belgische soldaten uit Antwerpen toe om de vijand te overvallen als hij zich in de stad zou wagen. Nu vluchtte er een deel van Lokerse bevolking, omdat zij vreesden dat, nu de Duitse voorwaarden waren overtreden het er zou gaan stuiven. De volgende dag was er geen enkele Duitser te zien.

Het zou duren tot 7 oktober tot de Duitsers de Schelde over geraakten, en de volgende dag, 8 oktober, stond Lokeren op het veroveringslijstje van de Duitsers. De bevolking en de Belgische soldaten, die zich in de wijk Boxlaar hadden opgesteld, vluchtte halsoverkop. Voor de soldaten was de keuze simpel: of de Durme oversteken of krijgsgevangene worden. Van de vijftig landsverdedigers die de oversteek waagden, verdronken er zes.

In de nacht van 8 op 9 oktober werd Lokeren bestookt. De stad werd gebombardeerd met shrapnells en granaten. Shrapnells veroorzaken geen brand, granaten wel. Lokeren werd nog gespaard, want indien obussen zouden gebruikt zijn, dan zouden de vernielingen niet te overzien zijn. Onder de bevolking is bij deze beschietingen slechts een slachtoffer gevallen, Victor De Vliegher. Deze veertigjarige man werd in zijn tuin op de Kouter in de buik getroffen door een stuk shrapnell.[32]

 

 

3. Stekene, een Wase grensgemeente aan de vooravond van de oorlog

 

3.1 Spionitis

 

Ook in Stekene werden de jonge mannen opgevorderd, het zouden er zo’n 300 zijn. In een reactie hierop bekoelde de bevolking zijn frustratie en woede op alles wat Duits is of naar Duits neigt. Ook vreemdelingen moesten het vergelden, er heerste een ‘spionnenziekte of spionitis’, zoals dr. Van Haelst het omschrijft. Die ‘spionitis’ werd aangewakkerd door een maatregel die op 14 augustus uitgevaardigd werd tegen spionnen. Die maatregel hield in dat de soldaten op hun brieven geen verblijfplaats mochten zetten uit angst dat spionnen de brieven zouden kunnen onderscheppen en de vijand zou kunnen verwittigen van de positie van het Belgisch leger. Dit had tot gevolg dat de familieleden hun soldaat ook niets konden terugschrijven. Eind augustus werd de maatregel uitgevaardigd dat het verkeer van fietsen opschortte. Deze maatregel was wel niet van toepassing voor veeartsen, artsen, ambtenaren en staatsbedienden.

 

3.2 Vluchten naar Nederland

 

Stekene is geen uitzondering op gebied van misleidende berichten en op hol geslagen menselijke fantasieën. Zo sloegen een deel van de inwoners van Stekene op de vlucht toen een groep van de burgerwacht werd aanzien als Ulhanen.

Als grensgemeente kreeg ook Stekene heel wat vluchtelingen over de vloer. Eind augustus zijn het vooral vluchtelingen van de streek rond Mechelen, het zijn de eerste vluchtelingen die Stekene te zien krijgt. Op 4 september kwamen de eerste vluchtelingen van Dendermonde toe. Dit was een teken voor vele Stekenaars dat de Duitsers niet ver meer waren, en de vlucht uit Stekene begon.[33]

In de periode van augustus tot oktober 1914 vluchtten er zo’n 2 miljoen Belgen naar het buitenland, een deel opgejaagd door Duitse terreur, maar het grootste deel gedreven door verschrikkelijke verhalen over de Duitsers. Van die 2 miljoen Belgen kwam ongeveer de helft in Nederland terecht.[34]

In Nederland werden de vluchtelingen opgevangen bij particulieren. Het was geen zeldzaamheid dat de Nederlanders de kans grepen om uit de vluchtelingen munt te slaan. Om zulke wanpraktijken tegen te gaan, werd in Koewacht door een comité, dat al collectes hield voor de Belgen, een lijst opgesteld van kamers en vastgelegde verhuurprijzen in de gemeente. Al snel was er een tekort aan eten, alle winkels in Koewacht waren uitverkocht. De honderden Belgische koeien die de vluchtelingen hadden meegenomen, werden onder politietoezicht in weiden ondergebracht, en zorgden voor melk. De burgemeester gaf het bevel alle aanwezige tarwe onmiddellijk te dorsen, en elke inwoner die een oven bezat werd ingeschakeld als bakker.[35]

Weldra telden Nederlandse gemeenten zoals Koewacht, Zuiddorp, Overslag, Westdorp en Sluis meer vluchtelingen dan eigen bevolking. Men was dus verplicht de behoeftige vluchtelingen naar hoger gelegen gemeenten door te sturen: Hulst, Axel, Sluiskil, Philippine, Zaandam, Steen…[36]

Deels onder druk van de Duitsers, die in het voorjaar van 1915 dreigden met confiscatie van eigendommen, zou een heel deel vluchtelingen terugkeren. Maar door toedoen van de Nederlandse regering, die het vluchtelingenprobleem opgelost wilde zien, hadden de Duitsers de garantie gegeven dat de vluchtelingen geen kwaad zou overkomen. Alleen de dienstplichtige mannen zouden in krijgsgevangenschap moeten gaan.[37]

Op 4 november 1914 liet de burgemeester van Hulst, F. van Waesberghe, een proclamatie uitgaan, waarin hij de bevolking te kennen gaf dat de Duitse overheid in België aan de Nederlandse gezanten in Brussel had meegedeeld, dat in haar bedoeling lag de uitgeweken Belgen te doen terugkeren, zodat er weer een normale toestand zou heersen in België. Daarbij werd door de Duitsers het volgende gepubliceerd:

 

“Onder de Belgische vluchtelingen in Nederland is het gerucht verbreid, dat, wanneer zij eenmaal in België zijn teruggekeerd, de Duitsche autoriteiten hun den terugkeer naar Nederland om familie af te halen zouden verbieden. De Gouverneur-Generaal wenscht dat tegen dit valsche gerucht, dat aan het herstel van regelmatige toestanden in de grensstreken in de weg staat, worde opgetreden en dat de vluchtelingen zullen weten, dat het hun geoorloofd is hunne familie te gaan terughalen”.[38]

 

Zo was het vluchtelingenaantal in Nederland in december geslonken tot 200 000, en in mei 1915 bleef daar nog maar de helft van over. Uiteindelijk bleek dat er een kleine 100 000 vluchtelingen overgebleven waren in Nederland bij de wapenstilstand.[39]

Stekene kreeg niet enkel vluchtelingen op bezoek, maar ook burgerwacht en soldaten. Op 2 oktober trekken de Belgische soldaten door Stekene richting Moerbeke. De volgende dag werden er 128 soldaten en 19 officiers ingekwartierd in Stekene. Nu de inwoners van de grensgemeente dachten alles gezien te hebben, marcheerden Engelsen op 4 oktober door de eens zo rustige gemeente.

 

3.3 De komst van de vijand

 

Uiteindelijk kreeg ook Stekene op 10 oktober het bezoek van de vijand, die van Puivelde en Sinaai kwam. Het was een voorpost met een Duitser op de fiets gevolgd door twee ruiters, die op hun beurt gevolgd werden door een andere fietser, zo kon er altijd één ontsnappen bij geval van aanval om de anderen te verwittigen. Toen de Beierse infanterie op het marktplein kwam, werd er na een teken van een officier in het rond geschoten, maar niemand werd geraakt. Belgische soldaten die zich in burger hadden verkleed, werden zonder pardon gefusilleerd. Toen een Belgische soldaat in de Lamstraat een Ulhaan neerschoot, kreeg Stekene de volle laag salvo’s en schrapnells. Het zou hierna duren tot 8 november voor zich weer een Duitser in Stekene vertoonde. Toen de bezetters zich niet meer toonden na hun gewelddadig bezoek, werd Stekene geplaagd door het stelen en plunderen van hun landgenoten. In die periode van anarchie in de gemeente zagen enkelen hun kans om met de jachtwachter af te rekenen, nu wapens waren verboden uit vrees voor Duitse represailles. De jachtwachter had echter nog een Browning op zak en schoot één van zijn belagers dood en verwondde er twee.[40]

Heel wat Belgische soldaten waren de grens nog niet overgestoken in de hoop nog een bres door de Duitse linies te slaan en zo het nog vrije België te bereiken. Tegen de avond bereikten de Duitsers Stekene en men hoorde de schoten op het marktplein. Een 400 à 500 Belgische soldaten konden, met de hete adem van de Duitsers in de nek, de moed niet meer opbrengen, en kozen het hazenpad richting Koewacht. Voor dat ze de grens overstaken losten ze een aantal geweerschoten om zo te doen uitschijnen dat ze door de Duitsers op de hielen zaten. Dit was het sein voor andere soldaten in de omgeving om het op een lopen te zetten met één gedachte in het hoofd: “Redden wie zich redden kan!”. Honderden soldaten kwamen de grens over, sprongen over sloten, omheiningen en heggen, vluchtten in huizen en schuren. De volgende dag, zondag 11 oktober 1914, toen de inwoners van Koewacht naar de mis gingen, vonden ze het hele dorp bezaaid met sabels, geweren, ransels, gamellen, soldatenmutsen, dekens, mantels, jassen, patronen en allerhande andere voorwerpen die inderhaast weggeworpen waren. Maar ook auto’s, andere voertuigen en fornuizen waren achtergelaten.[41]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[20] DE SCHAEPDRIJVER S., De Groote Oorlog – het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 1997, pp.67-70.

[21] DE SCHAEPDRIJVER S., De Groote Oorlog – het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 1997, p.72.

[22] CRAMER M., DE WAELE M., HENDRICKX –VAN DER AVERT G., Vluchten voor de Groote Oorlog – Belgen in Nederland 1914 –1918, Amsterdam, 1988, pp. 4-5.

[23] DE SCHAEPDRIJVER S., De Groote Oorlog – het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 1997, p.79.

[24] het boek ‘Vluchten voor de Groote Oorlog’ heeft het over 674 doden in Dinant

[25] een dorpje ten oosten van Charleroi en ten zuidwesten van Jemeppe

[26] DE SCHAEPDRIJVER S., De Groote Oorlog – het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 1997, pp. 80-90.

 

[27] DE SCHAEPDRIJVER S., De Groote Oorlog – het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 1997, pp.93-98.

[28] Zodra de mensen het woord Ulhaan hoorden uitspreken, kregen ze de schrik op het lijf. De naam Ulhaan kwam het eerst voor in de zestiende eeuw voor de Aziatische ruiters die dienst deden in het Poolse leger. Vanaf 1807 werd dezelfde benaming overgenomen in het Pruisisch leger voor de ruiters met lans. De verhalen welke over deze stoutmoedige mannen de ronde deden leidden tot een ware angstpsychose. Nochtans waren deze mannen niet meer te duchten dan andere Duitse soldaten, maar het was vooral hun plotse verschijnen en hun even snel verdwijnen dat de bevolking hen deed aanzien als zeer gevaarlijke heerschappen. Hun verrassend snel optreden, hun geheimzinnige tactiek en het vermijden van het contact met de bevolking deed die angstpsychose nog groeien. De melding dat ze her en der telefoondraden doorknipten of spoorwegrails losmaakte, bezorgde hen een bedenkelijke reputatie. Voor de boeren betekende het ongestraft door hun velden rennen, een schending van hun eigendommen. Voor de plaatselijke bevolking zijn de Ulhanen tevens de eerste Duitse soldaten die ze te zien kregen en de voorboden van het naderende gevaar. Als veiligheidsmaatregelen gaven de gemeentelijk overheden het bevel alle vuurwapens in te leveren uit vrees voor onverwachte woede-uitbarstingen van het volk. Het was immers bekend dat de Ulhanen, als ze eenmaal beschoten zijn geweest, niet terugschrikken om hun woede te koelen met represailles tegen onschuldige burgers. LAMPAERT R., België tijdens de Eerst Wereldoorlog – 1914: de inval, Erpe, 1994, p.17.

[29] VLAMINCK C., Het Etappengebied in België tijdens den oorlog 1914-1918, s.l., 1925, pp. 5-12.

30 Consumptieprijzen: basis april 1914 = 100 in 1995 = 16.010,35

 

[31] LAMPAERT R., België tijdens de Eerst Wereldoorlog – 1914: de inval, Erpe, 1994, p.56.

[32] VLAMINCK C., Het Etappengebied in België tijdens den oorlog 1914-1918, s.l., 1925, pp. 5-12.

[33] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst delen 1-4, XII, 1993, 1, pp.7-24; 70-105; 167-177; 193-226.

[34] CRAMER M., DE WAELE M., HENDRICKX –VAN DER AVERT G., Vluchten voor de Groote Oorlog – Belgen in Nederland 1914 –1918, Amsterdam, 1988, pp. 4-5.

[35] OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, pp. 62-63.

[36] VLAMINCK C., Het Etappengebied in België tijdens den oorlog 1914-1918, s.l., 1925, p. 23.

37 OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, p. 64.

 

[38] OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, p. 65.

[39] DE SCHAEPDRIJVER S., De Groote Oorlog – het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 1997, p. 105.

[40] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 5, XIII, 1994, 1&2, pp.53-88.

[41] OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, pp. 63-64.