Het conflict SAP - Van Zeeland 1934-1940 en de weerslag op de Belgische politiek. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II: 

BESCHRIJVING VAN HET CONFLICT

 

HFST. 21: DE VERDERE LEVENSLOOP VAN SAP EN VAN ZEELAND TOT DE TWEEDE WERELDOORLOG

 

Na het ontslag van zijn regering zette Van Zeeland noodgedwongen een stap terug. Hij trok zich vrijwel volledig uit het openbare leven terug. Sap daarentegen werd in zijn eer hersteld, en maakte een heel vlugge comeback op het politieke vlak.

 

Paul Van Zeeland zette noodgedwongen een stap terug

 

Na 25 oktober 1937, datum waarop hij het ontslag van zijn regering had aangeboden aan de koning, trok Van Zeeland zich voorlopig terug uit het openbare en politieke leven. In de Kamer vertoonde hij zich niet meer, en bij de volgende (vervroegde) parlementsverkiezingen van 2 april 1939 figureerde hij zelfs niet eens meer op de kandidatenlijsten.

Toch mag hieruit niet geconcludeerd worden dat Van Zeeland vrijwillig afstand deed van de macht. Integendeel ondernam hij verschillende pogingen om zich zoveel mogelijk in het centrum van de macht te handhaven. Einde 1937 nog ijverde hij ervoor benoemd te worden tot gouverneur van de Nationale Bank[533], waarvan hij per K.B. van 23 juli 1937 de statuten had veranderd[534]. In dit streven genoot hij de steun van Spaak en verschillende andere ministers. Hendrik de Man, die liever Georges Janssen op deze post had gezien, hield echter het been stijf en weigerde Van Zeeland zijn steun. Begin 1938 kregen de rexistische kranten bovendien lucht van het voornemen van de oud-premier. Prompt werd een heftige perscampagne op touw gezet die de genadeslag betekende voor Van Zeelands kandidatuur. Hij trok zich terug als kandidaat, en op 13 januari werd Janssen effectief tot gouverneur aangesteld.

In september 1938 herhaalde dit scenario zich. Ditmaal ging het om het voorzitterschap van de door de eerste regering - Van Zeeland in het leven geroepen Bankcommissie, waarvan de oud-premier eventueel de leiding zou nemen. Eind september 1938 ageerde o.m. De Standaard hier erg heftig tegen. Uiteindelijk blies Van Zeeland zelf de hele zaak af[535].

Maar nog gaf hij de moed niet op. Einde 1938, begin 1939 circuleerden in het politieke milieu hardnekkige geruchten als zou Van Zeeland terug in een regering van nationale unie treden, eventueel zelfs als premier. Volgens Henau “was hij graag bereid deze taak te aanvaarden, maar enkel indien hij samen met zijn ambt de toelating kreeg een tijdlang met besluitwetten te regeren”[536]. Dit opzet bleef echter zonder gevolg, vooral door het verzet dat tegen deze plannen rees bij Gutt en Sap.

Uiteindelijk zou Van Zeeland pas in 1949 zijn comeback maken op het politieke voorplan. Toen werd hij minister van buitenlandse zaken benoemd, wat hij zou blijven tot in 1954.

 

De steile opgang van Gustaaf Sap

 

Verguisd door bijna het hele politieke establishment na 16 maart 1937, slaagde Sap er desalniettemin toch in zich na de val van de regering - Van Zeeland heel vlug opnieuw op te werken tot de hoogste politieke functies van het land.

Toch bracht hij nog eerst nog een poosje in de wachtkamer door. Dit belette hem niet te blijven streven naar concentratie van alle Vlaamse katholieke krachten. Daarnaast volhardde hij in zijn verzet tegen elke regering van nationale unie, na de val van Van Zeeland geleid door Janson, en later door Spaak. Tegen de oud-premier zelf bleef hij zich onverzoenlijk opstellen. Zo hielp hij mee beletten dat die gouverneur van de Nationale Bank of voorzitter van de Bankcommissie werd.

Begin maart 1938 werd Sap terug toegelaten tot de katholieke rechterzijde, nadat zijn partijgenoten met blozende wangen hun vergissing hadden toegegeven[537]. In de schoot van de rechterzijde was daartoe een bijzondere commissie opgericht, onder het voorzitterschap van baron de Kerkhove d’Exaerde. Met unanimiteit van stemmen gaf zij op 1 maart 1938 volgend communiqué uit: “De Bijzondere Commissie belast door de rechterzijde met het onderzoek van het geval Sap, Verlangend de beste eendracht te zien heerschen onder de leden der rechterzijde, drukt den wensch uit dat de h. Sap wederom zou opgenomen worden in den schoot der rechterzijde.”[538] Aan de terugkeer van Sap werd geen enkele voorwaarde vastgekoppeld.

Zijn macht en invloed groeiden vlug. Dit blijkt duidelijk uit een schrijven van Aloys Van de Vyvere aan Frans Van Cauwelaert, beiden aartsvijand van Sap, wat trouwens ook uit de brief spreekt. “Wat mij groote pijn aandoet, dat is dat Sap met zoo weinig moeite, en enkel omdat hij kwaadwillig is, voor gansch het land als den erkenden hoofdman der katholieke oppositie fungeert. Gij moogt het gelooven, hij zal al de burgers en de boeren achter hem krijgen, enkel omdat hij op één punt in de waarheid is: de tegenwoordige regeering kan niet meer voort regeeren. En de macht die hij daardoor verovert is zoo groot dat men genoeg voelt hoe, in den grond, alleman hem met eerbied en schier bewondering behandelt. De regeering zelf vertroetelt hem onderduims. Daar heb ik bewijzen van. En het Directorium (van de KVV)! Verbist (de voorzitter ervan) moest naar Thielt en Roeselare komen vergadering houden. Sap heeft het hem verboden en hij heeft niet kunnen gaan!”[539]

Einde 1938 en begin 1939 deden geruchten de ronde als had de koning Sap gevraagd om in een regering van nationale unie te treden. “Uit goede bron verneem ik,” zo schreef Van de Vyvere aan Van Cauwelaert, “dat Sap erop pocht dat hij, door den Koning gepolst is geworden, om in een groot ministerie ‘de la réconciliation nationale’ te treden met Van Zeeland en Spaak, en dat hij tot dusverre geweigerd heeft. En ik denk dat er een grond van waarheid in schuilt.”[540] In zijn antwoord bevestigde Van Cauwelaert deze geruchten.

Op 18 april 1939 trad Gustaaf Sap daadwerkelijk in de regering. Het betrof evenwel geen kabinet van nationale unie, maar wel de katholiek-liberale regering - Pierlot II, waarin Sap de portefeuilles van economische zaken en middenstand toegewezen kreeg. Als collega’s trof hij o.m. aan Camille Gutt en Charles d’Aspremont Lynden, de twee andere voormalige grote verzetsstrijders tegen Van Zeeland[541].

In feite was deze snelle terugkeer van Sap op het politieke voorplan uiterst merkwaardig. Nog geen twee jaar voor hij terug minister werd, had Sap in de politieke wereld helemaal alleen gestaan, na zijn scherpe kritiek op de regering en haar premier. Dat hij desondanks zo vlug zijn comeback kon maken, valt hoofdzakelijk te danken aan het feit dat het verdere verloop der gebeurtenissen Sap volledig gelijk gaf, zowel in zijn aantijgingen m.b.t. de Nationale Bank, als in zijn voorspellingen omtrent de nieuwe economische politiek die Van Zeeland had gevoerd, die inderdaad op een mislukking was uitgelopen.

Na de val van de tweede regering - Pierlot op 3 september 1939, maakte Sap opnieuw deel uit van de derde regering onder diens leiding. Vanaf 5 januari 1940 kreeg Sap naast economische zaken en middenstand zelfs een derde departement onder zijn hoede, dat van ravitaillering[542]. Velen tipten hem als toekomstig eerste minister, maar zijn onverwachte dood op 17 maart 1940 besliste daar anders over[543].

 

ANNEX: REALITEIT OF HINEININTERPRETIERUNG

 

Na de ganse beschrijving van het conflict tussen Sap en Van Zeeland blijft een erg belangrijke vraag voorlopig nog onbeantwoord. Er dient immers nagegaan in hoeverre er gedurende de jaren ’30 zelf sprake was van dit conflict. In welke mate leefde het conflict op het moment dat het zich afspeelde, vanaf wanneer werd er melding van gemaakt, en hoe intensief gebeurde dit? Of hebben waarnemers misschien vooral pas na de dood van Sap de tweespalt tussen beide personaliteiten aangedikt?

Om een antwoord op deze vraag te formuleren, gingen we verschillende bronnen na. In een peiling naar de mate waarin tijdgenoten een twist onderkenden tussen beide politieke zwaargewichten, namen we eerst en vooral een aantal kranten en weekbladen onder de loupe. Om aan de mogelijke tegenwerping te ontsnappen dat het conflict misschien kunstmatig door de pers werd gecreëerd, onderzochten we daarnaast ook een aantal archieven en memoires van politici, evenals de parlementaire handelingen. Tot slot gingen we na in hoeverre Sap en Van Zeeland zelf hun relatie als conflictueus beschouwden.

 

Dag- en weekbladen

De eerste geruchten over onenigheid tussen Sap en Van Zeeland sijpelden, zij het heel beperkt in aantal, in de pers door vanaf einde augustus 1934, op een moment dat beiden als minister zitting hadden in de regering - de Broqueville. De krant Réalités gaf toen een beschrijving van Paul Van Zeeland, waarbij ze er de nadruk op legde dat die zich altijd veel beter voordeed dan hij in werkelijkheid was. Over de relatie tussen hem en Sap schreef de krant: “Lorsque M. Sap se mit à élaborer ses projets de réformes, il trouva toujours devant lui, dans les réunions du Conseil des ministres, ‘le conseiller technique’ Van Zeeland, inlassablement occupé à contrecarrer toutes les dispositions qu’il enviseagait. Il n’est pas exagéré de dire qu’à ce moment-là ces deux compétences s’affrontaient comme deux chefs d’école, à moins que ce ne soit comme deux chefs de bande.[544] De redactie verweet Van Zeeland dat die elk project van Sap eerst trachtte te blokkeren om vervolgens, als het project dan toch was goedgekeurd, het gerucht te laten verspreiden dat hij het in feite was die de voorstellen redigeerde, terwijl Sap slechts als uitvoerder fungeerde.

Veelvuldig deden geruchten over een twist tussen Sap en Zeeland pas vanaf eind oktober 1934 de ronde, toen het duidelijk werd dat de regering - de Broqueville niet lang meer zou stand houden. O.m. volgend verhaal deed de ronde: “M. Van Zeeland est le technicien de l’ équipe. C’est pourquoi les politiciens parmi lesquelles il siège ne le comprennent pas, le traitent en qualité négligeable. On dit que M. Sap le consulte pour les queues de cerise et ignore son existence pour les problemes importants. M. Sap est jaloux de M. Van Zeeland à tel point qu’il a fallu des semaines avant que M. Sap admette que son collègue écrive sur du papier à lettre autre que celui chiffré ‘Cabinet du Ministre des Finances’. En obligeant M. Van Zeeland à employer un tel papier, M. Sap croyait avoir autorité sur lui. Il a fallu l’intervention du premier Ministre pour tolérer que le vice-gouverneur de la Banque Nationale puisse employer du papier portant en tête ‘Cabinet du ministre Van Zeeland’.[545] Een andere versie van het briefpapier-verhaal luidde precies omgekeerd: zgz. was Sap ooit eens razend zijn ministerie komen binnengestoven omdat Van Zeeland juist wel zijn briefpapier had gebruikt[546]. Wat er ook van aan was, in alle geval was het toch een veeg teken aan de wand m.b.t. hun relatie. Er mag dan ook besloten worden dat zeker vanaf oktober 1934 zoiets bestond als het conflict Sap - Van Zeeland.

Op 12 oktober 1934 bood Van Zeeland zijn ontslag aan de premier aan en vanaf 25 oktober verscheen hij niet meer op de kabinetsraad, om op 9 november definitief ontslag te nemen. Al spoedig lekte dit alles uit naar de pers, die in haar berichtgeving erover voortdurend refereerde aan het conflict tussen de twee ministers. Op 19 oktober berichtte La Gazette in dit verband: “Le bruit court avec persistance que M. Paul Van Zeeland va donner sa démission de membre du gouvernement. Le motif: il ne s’entendrait nullement avec M. Sap (…).”[547] Ook andere kranten en weekbladen als Le Pays Wallon, L’Indépendance belge, La Nation belge, L’Etoile belge, Vooruit, Le Flambeau, etc. brachten nog tot halfweg november met de regelmaat van de klok gelijkaardige verslaggeving.

 

Toen Van Zeeland eind maart 1935 door de koning tot formateur werd aangesteld, doken de geruchten over zijn slechte relatie met Sap opnieuw op, waarbij telkens verwezen werd naar het kabinet - de Broqueville. Zo viel over Van Zeelands poging tot regeringsvorming o.m. te lezen: “Et l’opinion? Attendons ses réactions devant le nouveau ministère. Des publicistes aux gages de la france lui reprocheront sans doute sa politique monétaire; des intérêts privés lésés se déchaîneront contre lui, M. Sap ne se souviendra-t-il plus de ses anciennes jalousies? On pourrait écrire d’avance la musique discordante de l’opposition.[548]

Op 29 maart kreeg de regering ondanks heftige oppositie toch het fiat om van start te gaan. Heel gauw ontpopte Sap zich tot ‘le chef de l’opposition’, wat zijn weerklank vond in de pers. Daarbij werd nu en dan, als Sap zich weer eens had geroerd, gerefereerd aan het conflict tussen hem en Van Zeeland. Af en toe staken verwijten de kop op dat zijn aanvallen op de regering hem ingegeven werden door persoonlijke wrok jegens de premier. De voorgeschiedenis vanaf het kabinet - de Broqueville bleef meestal achterwege.

De heftigste aanval op de regering volgde op 16 maart 1937, met Saps beruchte interpellatie over o.m. onregelmatigheden binnen de Nationale Bank. Dagenlang heerste hier rond in de pers de grootste beroering, waarbij opnieuw ten volle het conflict tussen Sap en Van Zeeland werd opgerakeld. Eén van de perscommentaren luidde als volgt: “(…) On connaissait M. Sap politico-financier, pourri, satisfaisant des rancunes tenaces en vidant son carnet de notes dans les mains de Degrelle. (…) On savait aussi que M. Sap nourrissait, contre le gouvernement actuel, une haine féroce, et notamment contre le Premier ministre, M. Van Zeeland, à qui il ne pardonne pas d’avoir résolu la crise, résorbé le chômage, assaini les finances, et surtout, mis les banquiers à leur place. Mais on ne serait pas douté que ce personnage pétri de haine aurait été jusqu’à avancer, en pleine Chambre, des choses qu’il ne savait pas prouver et qui tendaient à salir son adversaire triomphant.[549] Alle journalisten brachten in herinnering hoe Sap zich reeds van bij het begin van de regeringen - Van Zeeland onverzoenlijk had opgesteld tegen het kabinet, en de premier in het bijzonder. Over de strubbelingen die zich in de schoot van de regering - de Broqueville in 1934 hadden voorgedaan, werd slechts door enkelen gerept.

Vanaf juli 1937 explodeerde het ‘schandaal van de Nationale Bank’ en leidde dit uiteindelijk tot de val van de regering - Van Zeeland eind oktober. In het relaas van deze gebeurtenissen was het conflict Sap - Van Zeeland tussen de regels, en soms zelfs expliciet, heel pertinent aanwezig.

 

Nog tot halfweg 1938 vielen in de pers echo’s van het conflict te bespeuren. Toen de hetze rond het scheefgelopen budget voor 1938 in juni van dat jaar losbarstte verwezen sommige kranten er weer naar. Dit was o.m. het geval in L’Avant-Garde, La Cité Nouvelle en De Tijd, die het Sap kwalijk namen dat hij via De Standaard oud-premier Van Zeeland omwille van zijn wrok nog steeds lafhartig bleef aanvallen. Anderzijds kroonde eveneens in juni 1938 de oppositiekrant De Nieuwe Staat Sap tot winnaar in zijn strijd tegen Van Zeeland, toen het verslag van het strafrechtelijk onderzoek tegen de Nationale Bank bekend gemaakt werd.

 

Archieven, memoires van politici en parlementaire handelingen

Niet alleen voor journalisten, maar ook voor collega-politici daagde het erg vlug dat tussen Sap en Van Zeeland onverzoenbare tegenstellingen waren gerezen. Op 20 augustus 1934 al berichtte premier de Broqueville hierover aan de koning[550]. Later verwees hij er opnieuw naar toen hij in een nota aan de koning schreef dat “le Conseil des Finances ne donnera rien si le ministre actuel des Finances reste à son poste; c’est lui qui a fait échouer la mission spéciale confiée à bon droit à M. Van Zeeland et Ingenbleek.[551]

In de verslagen van het comité restreint dat binnen de regering - de Broqueville was gevormd, kwam het conflict weer bovendrijven tussen de regels door. Daarnaast berichtte de Lichtervelde er over aan de Broqueville, toen hij de werkzaamheden van het comité beschreef: “Sap prétend que Van Zeeland n’a pas d’idées pratiques et il a préparé tout seul une série de mesures concernant le crédit.[552] Voor de goede verstaander was het meteen duidelijk dat Sap helemaal niet opgezet was met de assistentie van Van Zeeland.

 

Ook in hun memoires deden verscheidene politici uitvoerig het relaas van de onenigheid tussen Sap en Van Zeeland, die volgens hen ontstaan was gedurende de regering - de Broqueville. Dit was o.m. het geval in de memoires Marcel-Henri Jaspar, die een paar pittige details aangaf (Cfr. Infra, p. 192), van Philip Van Isacker en Carton de Wiart, alsook in een interview met Gaston Eyskens[553].

 

Daarnaast kan ook uit de parlementaire handelingen worden afgeleid dat er zoiets bestond als een conflict tussen de twee politici, ontstaan tijdens de regering - de Broqueville, waarvan hun collega’s maar al te goed op de hoogte waren. Dit werd een eerste keer duidelijk in de debatten op 29 maart 1935 rond het regeringsprogramma van het kersverse kabinet - Van Zeeland. Toen verklaarde Borginon: “Inderdaad, de achtbare heer Sap is toch gedurende geruimen tijd minister geweest, en hij heeft waarachtig aan iedereen wel doen gevoelen, dat hij minister van financiën was, nietwaar mijnheer Van Zeeland?”[554] Op deze uitspraak weergalmde een veelbetekenend gelach van op vrijwel alle banken in de Kamer.

Sporadisch keerden dergelijke opmerkingen terug gedurende de volgende twee jaren, tot aan de interpellatie van Sap op 16 maart 1937. Toen stonden de redevoeringen van sprekers die Saps aantijgingen wilden weerleggen of gewoon veroordelen, vol van verwijzingen naar een conflict tussen Sap en Van Zeeland. Piérard verwoordde dit het best van allemaal: “Quelle est la raison du caractère personnel que vous (Sap) avez donné au débat? Ce n’est un secret pour personne, mon cher collègue, que depuis longtemps déjà vous nourrissez à l’adresse du chef du gouvernement une inimité personnelle, une rancune que vous avez manifestée du temps qu’il était votre collaborateur dans le gouvernement de Broqueville. Et d’un![555] In de debatten van de buitengewone zitting van de Kamer op 9 september 1937 e.v. kwamen opnieuw referenties aan het conflict los.

 

Sap en Van Zeeland zelf over hun wederzijdse relatie

De vraag dient niet alleen gesteld naar de mate waarin het conflict leefde bij tijdgenoten, maar zeker en vast ook hoe Sap en Van Zeeland zelf tegen hun relatie aankeken. Beschouwden zij haar als conflictueus of niet?

 

Van Zeeland besefte alleszins heel goed dat het tussen hem en Sap niet boterde. In zijn onuitgegeven memoires schreef hij over het kabinet - de Broqueville, dat hij het in verschillende opzichten niet eens was “avec des membres éminents du cabinet, notamment M. Sap, le Ministre des Finances, avec qui les relations n’étaient pas bonnes, et qui n’y mettait aucune volonté, au contraire[556]. Ook in zijn ontslagbrief aan premier de Broqueville maakte hij gewag van bepaalde moeilijkheden tussen leden van het kabinet, waardoor het voor hem  onmogelijk was om naar behoren te functioneren.

Toen hij regeringsleider werd kreeg hij af te rekenen met heftig weerwerk van Sap, wat soms resulteerde in een steekspel van redevoeringen, waarin woord en wederwoord mekaar aflosten. Dit was o.m. het geval op 26 en 27 oktober 1935 toen Van Zeeland in zijn toespraak repliceerde op één van Sap van de dag voordien.

Het verzet tegen de regering kwam het duidelijkst naar voor t.g.v. de interpellatie van 16 maart 1937. Van Zeeland voelde klaar aan dat deze interpellatie kwam van iemand die hem niet in het minst gunstig gestemd was, en zijn repliek begon dan ook met de woorden: “Messieurs, je vais d’abord essayer de répondre à l’interpellation ‘au’ premier ministre, ensuite je répondrai à l’interpellation ‘contre’ le premier ministre.[557] Later zou Van Zeeland nog over de beruchte interpellatie verklaren: “L’interpellation n’est pas un moyen de faire tomber un homme dans une chausse-trape; c’est une méthode par laquelle on doit chercher loyalement à faire la lumière sur des points qui sont obscurs. Or, l’interpellateur (Sap) avait soigneusement préparé son discours. Il l’avait écrit; les termes en étaient pesés; (…) Je fus surpris par la deloyauté de l’attaque. (…) Aurions-nous pu ne pas répondre immédiatement à l’interpellation? Vous savez bien que non, car ce que voulait l’interpellateur, c’était, par une série d’insinuations, laisser planer un doute sur moi.[558]

 

Sap van zijn kant stak niet weg Van Zeeland geen warm hart toe te dragen. Hij verklaarde dit openlijk in de pers, en zelfs tegenover de koning[559]. Hij vermeldde er echter altijd bij dat hij niet Van Zeeland als persoon viseerde, maar wel zijn ideeën evenals hetgeen waar hij voor stond, nl. premier van een regering van nationale unie. “Personenkwesties”, zo stelde Sap, “moeten immers in de maat van het mogelijke vermeden worden. Personen zijn niets, de zaak echter is alles; personen verdwijnen, maar de zaak blijft bestaan en moet gediend worden.”[560]

In de regering - de Broqueville reeds kon Sap met zijn minister zonder portefeuille Van Zeeland niet overweg. Diens ideeën vond hij maar niets, en bovendien had hij geen hulp nodig van deze technicus, door de koning in de regering gedropt. Al snel noemde hij hem en zijn collega Ingenbleek dan ook zijn ‘kindermeiden’.

Op 29 maart 1935 kwam ‘kindermeid’ Van Zeeland echter aan het hoofd van een regering van nationale unie te staan. Sap kondigde in de wandelgangen aan ‘une politique irréductible’ te zullen voeren. Hij voegde de daad bij het woord met heel wat redevoeringen buiten en binnen het parlement. Daarin viel hij niet alleen de regeringspolitiek aan, maar haalde hij geregeld zwaar uit naar premier Van Zeeland zelf, wat toch als een indicatie mag beschouwd worden van een reëel bestaand conflict tussen beide heren. In het parlementaire debat over het wetsontwerp tot wijziging van de wet op de militie en dienstverplichting bvb., verklaarde Sap: “De eerste-minister, in plaats van die aangekondigde zeer belangrijke verklaring af te leggen, vandaag, bij het begin der zitting, dus op een oogenblik dat iedere ernstige bespreking uitgesloten is. Mijnheer de eerste-minister, ‘t is eigenlijk beschamend en onwaardig van u van, op die manier, een debat te wurgen.”[561] In andere besprekingen in de Kamer kwam hij dikwijls tussen om de premier in het ongelijk te stellen of aan te vallen. Ook in Saps ogen zal dus wel degelijk van een conflict sprake zijn geweest, zonder dat het daarom een persoonlijke twist hoefde te zijn.

 

Besluit

Na het voorgaande behoeft het eigenlijk geen betoog meer dat er m.b.t. het conflict tussen Sap en Van Zeeland geen sprake kan zijn van zoiets als Hineininterpretierung. Vooreerst was men in ruime politieke kring op de hoogte van het bestaan van een latente onenigheid tussen beide politici, die er zich zelf ook bewust van waren. Daarnaast had ook de publieke opinie weet van de twist, dit via de pers, die in bepaalde kritische perioden heel uitvoerige berichtgeving erover bracht. Het conflict tussen Sap en Van Zeeland was dus vast en zeker een realiteit op het moment zelf dat het zich afspeelde, en werd niet post factum opgeblazen buiten alle proporties.

Wat het ontstaan ervan betreft, kan met stellige zekerheid de periode van de regering - de Broqueville worden aangeduid. Alle waarnemers en betrokkenen houden het daarop. M.b.t. de intensiteit van de beleving van het conflict, kunnen enkele cruciale periodes naar voor worden geschoven, als daar waren de nakende val van de regering - de Broqueville, de heftige oppositie van Sap bij de vorming en het begin van de eerste regering - Van Zeeland, en vooral ook de beruchte interpellatie van 16 maart 1937. Ook tussen en na deze gebeurtenissen werd wel eens gerefereerd aan het conflict, zij het niet zo veelvuldig als gedurende voornoemde gebeurtenissen. Daarnaast is het ook zo dat niet steeds de volledige lijn van het conflict werd gezien. Zo werd bvb. n.a.v. Saps interpellatie vrijwel nergens vermeld dat de moeilijkheden met Van Zeeland al aansleepten sinds hij samen met hem in de regering - de Broqueville zetelde. In het algemeen kan worden gesteld dat vaak aan het conflict werd gerefereerd, zonder dat het volledige verloop of de voorgeschiedenis erbij werden geschetst.

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

[533] Henau, Paul Van Zeeland, 175.

[534] Op het moment van de statutenwijziging was Van Zeeland nog premier. Volgens Henau was het zo dat Van Zeeland zich op dat moment nog steeds zag als de volgende gouverneur van de Nationale Bank. Hij verzekerde er zich via de hervorming dan ook van dat hij de nieuwe en ware leider van de financiële sector in België zou worden. Henau, Paul Van Zeeland, 155-156.

[535] Henau, Paul Van Zeeland, 175.

[536] Henau, Paul Van Zeeland, 174.

[537] Durnez, De Standaard, 360.

[538] “Naar herstel van eendracht in de rechterzijde van de Kamer”, De Standaard (2 maart 1938) 1.

[539] Aloys Van de Vyvere aan Frans Van Cauwelaert 25 april 1938; AMVC, AVC, briefwisseling aan Van Cauwelaert, 1938

[540] Aloys Van de Vyvere aan Frans Van Cauwelaert 27 december 1938; AMVC, AVC, briefwisseling aan Van Cauwelaert, 1938

[541] Luykx, Politieke geschiedenis, 553.

[542] Luykx, Politieke geschiedenis, 553.

[543] Gedenkboek Gustaaf Sap 1886-1940, 50-51.

[544] Réalités. Quotidien politique, économique et financier (27-28 augustus 1934) 1.

[545] “Actualités: M. Van Zeeland … et les autres”, Le Pays Wallon (25 oktober 1934) 3.

[546] “Miettes”, La Gazette (19 november) 3.

[547] La Gazette (19 oktober 1934) 1.

[548] Le Bien Public (26 maart 1935) 1.

[549] “Comment Sap l’hitlérien l’homme des petits papiers et des petites combines voulut mettre sa main dans celle des communistes”, Le Peuple (18 maart 1937) 1.

[550] Nota van Capelle 20 augustus 1934; AKP, IIc / Br. Briefwisseling regering de Broqueville

[551] Nota van de Broqueville aan de koning s.d. (waarschijnlijk 9 november); AKP, XIV / 2 Crise ministérielle 13-24 novembre 1934 ministère Theunis

[552] de Lichtervelde aan de Broqueville 8 augustus 1934; ARA, PDB, nr. 142

[553] Eyskens, Het laatste gesprek, 34-35.

[554] PHK, zittingsjaar 1934-35, 724.

[555] PHK, zittingsjaar 1936-37, 1024.

[556] Voorlopig en nog onuitgegeven manuscript van de biografie van Van Zeeland door Dumoulin en Dujardin.

[557] PHK, zittingsjaar 1936-37, 1008.

[558] PHK, buitengewoon zittingsjaar 1937, 9.

[559] Consultatie M. Sap 28 oktober 1937; AKP, XIV / 9a Crise ministérielle 25 oct. -24 nov. 1937.

[560] “Een politieke rede van oud-Minister Sap te Meulebeke”, De Standaard (13 september 1937) 3.

[561] PHK, zittingsjaar 1936-37, 323.