Tussen twee werelden: hotsende, botsende, trillende jeugd. Rock’n’roll, Vlaanderen en de jaren vijftig. (Kasper Demeulemeester)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Rock’n’Roll in Vlaanderen

 

Hoe vet waren de Vlaamse kuiven[31]?

 

 

1. Inleiding

 

De vraag die bij iedereen zich stelde die ik over mijn thesisonderzoek vertelde, was: “Rock’n’Roll in Vlaanderen? En wat moet ik me daarbij voorstellen? Will Tura? The Kids? Helmut Lotti?” Deze verwarring is natuurlijk volledig te begrijpen en was voor mij ook één van de hoofdredenen om aan dit onderzoek te beginnen. Omdat ik doorheen de jaren al vrij veel kennis had verworven over de geschiedenis van de popmuziek, vond ik het des te verbazingwekkender dat ik me op een paar vage namen na niets kon voorstellen bij “Vlaamse Rock’n’Roll in de jaren vijftig.” Nu is het zo dat er over dit onderwerp nog niet bijster veel geschreven is[32], dus moest ik mij tot de documenten uit die tijd wenden om te weten te komen wat er nu eigenlijk gebeurd was.

De twee tijdschriften waartoe ik me gewend heb om zo direct mogelijk in contact te komen met het gegeven waren Juke Box en Humo/Humoradio. Door in deze tijdschriften de frequentie van het voorkomen van artikels over R’n’R te bestuderen en de inhoud van die artikels te analyseren en te kaderen tegen de andere artikels over muziek die ze publiceerden, heb ik gepoogd een beeld te krijgen van de mogelijke aan- of afwezigheid van R’n’R in Vlaanderen.

Een andere bron die ik heb gebruikt om me een beeld te vormen van “R’n’R in Vlaanderen in de jaren vijftig” zijn de persartikels die verschenen zijn naar aanleiding van de verschillende R’n’R-films die sinds het midden van de jaren vijftig in de Belgische zalen verschenen. Naar gelang van hoe deze artikels hun visie op R’n’R uitten, kon ik de artikels uit Humo en Juke Box een beetje situeren tegenover de algemene maatschappelijke context.

 

 

2. De pre-Rock’n’Roll-periode: the American Connection  [33].

 

 

Als er één plaats in België is die we kunnen aanduiden als de bakermat van de Belgische popgeschiedenis, dan is dat Antwerpen. We kunnen het zelfs toespitsen op één familie, namelijk het Antwerps geslacht Van Hoogten[34]. De vraag die hier onherroepelijk rijst is: “Hoe kan één enkele familie verantwoordelijk zijn voor zoiets als R’n’R in België?”

Natuurlijk waren zij niet de enigen die meespeelden in het gebeuren, maar zonder hen zou alles nooit zo snel en zo verrassend uitgebreid geweest zijn. Het verhaal van voor 1955 is dus vooral hun verhaal.

 

 a.1945-1955

 

Wat de familie Van Hoogten en meer bepaald de broers René, Jos en Albert, zo’n unieke positie gaf, was de zogenaamde “American Connection” die hen verbond. Tijdens de oorlog zaten René en Jos immers in de States, terwijl Albert in Antwerpen de Amerikaanse troepen van illegale drank voorzag. Bij hun terugkeer naar België na WOII bracht het Amerikaanse duo ook Amerikaanse jazzplaten mee, die in het bruisende en euforische Antwerpen vlot hun afnemers vonden bij de café-uitbaters die in het bezit waren van een jukebox. Nu de zaken zo vlot liepen begon Albert zelfs jukeboxen te importeren en na een tijdje besliste hij om net als zijn vader die voor de oorlog een jazzplatenwinkel had gehad, een platenzaak op te richten, die hij Ronny doopte. In deze context kunnen we ook het hoogst opmerkelijk feit vermelden dat België in de jaren 1953-1956 in absolute cijfers op wereldschaal de uitgesproken nummer één was op het gebied van de import van Amerikaanse jukeboxen, met meer dan een straatlengte voorsprong op Canada[35]. Het is dus haast niet overdreven te zeggen dat er in elk Belgisch café die naam waardig een jukebox stond. Natuurlijk komt dit cijfer pas tot haar volle recht als we ons reralieren dat er nergens anders zoveel cafés zijn als in België. Dit neemt echter niet weg dat er duidelijk iets aan de hand was. We kunnen op zijn minst spreken van een uitgesproken gerichtheid op de Amerikaanse cultuur.

Een andere factor die een bepalende invloed had in Antwerpen was de stationering van de Amerikaanse en Canadese militairen daar. Voor hen werden swing- en boogie-orkesten overgehaald uit de U.S.A en zo kon Antwerpen er van dichtbij kennis mee maken. Door deze directe connectie met de vernieuwingen die aan de gang waren aan de andere kant van de Atlantische oceaan, was men er in België vrij vroeg bij. Dit resulteerde in een aantal muzikanten die heel hard hun best deden om het niveau te halen van hun Amerikaanse voorbeelden, maar er ondanks hun talent niet in slaagden meer te zijn dan doorslagjes van het origineel.

 

Albert Van Hoogten had ondertussen ook een platenlabel opgericht, Ronnex. Door zijn broer René, die in Amerika het label Moonglow runde, slaagde Albert er steeds in meer Amerikaanse platen hier sneller naartoe te halen, waardoor België en vooral Vlaanderen een relatief voordeel had t.o.v. haar buurlanden. Het plan was op het Ronnex-label ook Belgisch talent een kans te geven. Degene die hier aanvankelijk het meeste succes mee zou boeken, was Freddy Sunder.

 

Sunder nam een coverversie op van het Hank Williams-nummer Kaw Liga. Williams, een Amerikaanse Hillbilly-zanger, zou verbaasd opgekeken hebben als hij Sunders’ Kaw Liga Boogie zou gehoord hebben. De verrassende combinatie van blanke C&W en zwarte boogie, kan gerust pre-rock genoemd worden en Sunder scoorde er in 1953 dan ook een dikke hit mee, zonder dat iemand (en Sunder zelf nog in het minst) een idee had dat ze deel uitmaakten van de langzaam aanzwellende schokgolf die uiteindelijk op de wereld zou losbarsten en Rock’n’Roll zou genoemd worden. Typerend voor de hele Belgische situatie was dat Van Hoogten het publiek voorloog dat Sunder een Amerikaan was. Alles wat uit de States kwam, had immers op voorhand al meer kans op succes. Op het moment dat, na een jaar van succesvolle leugens en een aantal hits, uitkwam dat Sunder eigenlijk een klein Belgske was, was het meteen ook uit met het succes. Van Hoogten wou dus in geen geval iets doen aan het ontbreken van een eigen Belgische muziekcultuur. De enige muziekcultuur die wie hier hadden was die die op vrij creatieve en ietwat originele manier iets deed met hetgeen in het buitenland succes had.

 

Een ander element dat we bij het hele verhaal van R’n’R in Vlaanderen niet mogen vergeten, is dat Sunders succes aanvankelijk niet gemaakt werd door platenverkoop, airplay op de radio of café-jukeboxen, maar op de sinksenfoor[36]. Daar, rond de botsauto’s, waar meisjes en jongens elkaar onder blinkende spots ontmoetten en volwassenen niets te zoeken hadden, daar lag de wieg van de R’n’R in Vlaanderen. Maar dat is het vervolg van ons verhaal.

 

Na Sunders blamage als Belg was het met Ronnex nog niet afgelopen, wel in tegendeel. Van Hoogten vormde een aantal bands die aan de lopende band vrij succesvolle opnamen uitbrachten en met het nummer Jitterbug Boogie introduceerden de Jitters o.l.v. Big Edgards de Jitterbug in België en een rage was geboren[37]. Het werd steeds meer duidelijk dat het dansmuziek was dat de mensen nodig hadden en toevallig was er daar net een klein mannetje met een ongehoord ritme die niets liever wou dan around the clock rocken. Zonder dat ze het wisten lagen de teenagers hier te lande te wachten op Bill Haley.

Voor we daar echter dieper op ingaan, moeten we eerst de muzikale achtergrond beschrijven van het tableau van de vroege jaren vijftig.

 

b. Jazz en klassiek: verwijdering van het publiek

 

Op het gebied van de klassieke muziek is er één dominante tendens die volledig overheerst: na de tweede wereldoorlog keren de componisten zich af van de wereld en verliezen zichzelf steeds meer in extreme atonale en avant-gardistische composities waar het traditionele burgerlijke publiek niets meer van begreep en vooral niets meer bij voelt. Van belang voor deze jonge componisten was om muziek de maken waar twee elementen uit geschrapt waren: persoonlijkheid en publiek[38].

 

Ook de jazzmuziek, dé amusementsmuziek van voor en vlak na de tweede wereldoorlog, verwijdert zich van haar publiek[39]. De bebop, de toonaangevende jazzstijl van de jaren vijftig, is in geen geval nog de feestmuziek voor de gewone man die de swing en de big band-jazz waren. Het is alternatieve, intellectuele muziek waar volop in op wordt gegaan in de clubs van Harlem en de existentialistische kelders van Saint-Germain-des-Près, en ja, ook in het Antwerps havenkwartier vindt de bop een trouwe aanhang, maar voor het gewone volk is deze muziek verloren.

 

De nieuwe stijlen volgen elkaar door de constante drang tot vernieuwing in een steeds sneller tempo op en zijn veelal niet meer te onderscheiden van elkaar. Dit is één van de redenen waarom bij de doorbraak van R’n’R men vermoedt dat het hier alweer gaat om een nieuwe jazz-stijl die binnen de kortste keren zal worden achterhaald. Langzamerhand zouden we naar een situatie groeien waarbij elke subcultuur zijn eigen muziekstijl had en alle bijbehorende stijlelementen. Maar zover waren we nog niet. Ondanks alle evoluties binnen de jazz blijft de swing (mainstream-jazz), het populairste genre binnen de jazz, waar films als The Benny Goodman Story en The Glenn Miller Story zeker voor iets tussen zitten. We mogen natuurlijk Louis “Satchmo” Armstrong en Sidney Bechet niet vergeten, de twee populairste jazzmuzikanten van de jaren vijftig, evenmin als onze trots Toots Thielemans, op dat moment de enige Belg die erin zal slagen met succes de oversteek naar de USA te maken. Een andere jazzmuzikant die doorheen het decennium uiterst geliefd zal blijven is Lionel Hampton, die met zijn onwaarschijnlijke, uitbundige live-shows het publiek al een klein voorsmaakje geeft van wat R’n’R zal teweeg brengen[40] en onder andere een onuitwisbaar moment in de R’n’R-geschiedenis zal neerschrijven als zijn saxofonist tijdens een show in België zo’n uitbundige solo blies in When the Saints, dat het publiek door het dolle heen raakt[41].

 

c. Populaire muziek voor 1955

 

Het was niet zo dat de R’n’R het tijdperk inluidde van het overwicht van de Amerikaanse muziek, aangezien dit tijdperk al begonnen was aan het einde van de jaren twintig en in de jaren dertig. In 1952 kwam bijvoorbeeld 65% van de in België verkochte platen uit de USA en in 1956 was dat 82%[42]. Er was dus inderdaad wel een evolutie in de jaren vijftig, maar deze was slechts relatief. Sinds het begin van de jaren vijftig begon de vocale amusementsmuziek de overhand te krijgen op instrumentale[43].

Frankie Laine, Perry Como en Frank Sinatra scoorden nog steeds vlot hits, al konden ook de Franse chansonniers het Belgische publiek bekoren. Georges Brassens, Leo Ferré en onze Jacques Brel zongen tenminste over hun authentieke gevoelens vanuit hun hart en hun buik, in tegenstelling tot de prefab crooner-hits die men ons vanuit Tin Pan Alley onophoudelijk in de maag splitste; zelfs Charles Aznavour en Gilbert Bécaud zorgden voor de eerste Belgische taferelen van tieneridolatrie. Ook Zuid-Amerikaanse deuntjes vonden vlot hun weg naar het Belgische publiek dat zich wel kon vinden in die zomerse, luchtige klanken[44].

De populaire dansorkesten die de zangers begeleidden konden ook nog steeds op een stevige aanhang rekenen, zelfs zonder hun vocalisten. Helmut Zacharias, Eddie Barclay en Ray Anthony bleven de top voor veel Belgen, net als de vaderlandse ensembles o.l.v. onder andere Francis Bay en Eddie De Latte.

Langzamerhand kunnen een aantal Vlaamse zangers, zoals Will Ferdy en Jean Walter zich een positie verwerven aan het populaire muziekfirmament, zich inspirerend op hun Franse of Amerikaanse voorbeelden. Dat de Vlaamse artiesten zo weinig aan de bak komen heeft veel te maken met het feit dat er in België op Van Hoogtens Ronnex na geen platenindustrie was en dat er dus enkel filialen waren van grote buitenlandse maatschap-pijen die eerst hun eigen artiesten wilden verkopen en eventueel daarna pas iets met Vlaamse artiesten doen[45]. Trouwens, deed Ronnex al iets met Vlaamse artiesten, dan liet men hen onveranderlijk covers opnemen van buitenlandse nummers. Dit zou echter veranderen doorheen de jaren vijftig, wanneer ook bijvoorbeeld muziekuitgever Jacques Klüger van World Music platen zou beginnen verdelen en opnemen.

Een van de meest succesvolle Vlaamse artiesten van die tijd was Bobbejaan Schoepen, de Vlaamse cowboy. Hij sprong mee op de wagen die in het begin van het decennium C&W even boven aan de populaire muziek plaatste. Hij zou echter de band met zijn Vlaamse eigenheid behouden wat hem boven die rage deed uitstijgen en hij behield zijn publiek en werd zelfs steeds populairder.

Als er één kenmerk is waardoor de hits van Nat King Cole, Helmut Zacharias en Perry Como in 1954 verbonden worden dan is dit ze zich allemaal situeren in een trage, mooie, seksloze en onwerkelijke wereld, waar de modale jongere zich steeds moeilijker in kon terugvinden. Sommigen zouden dan ook op zoek gaan naar iets nieuws en een jaar later zou dat er zijn: Rock’n’Roll!

 

3. 1955 [46]

 

 

a. Stilte voor de storm

 

In januari 1955 verscheen voor de allereerste keer een Belgische hitparade in Song Parade. Het betrof de verkoop van december 1954, samengesteld door Jean Meeusen, NIR-man[47] en redacteur bij het blad van Albert Van Hoogten[48]. Perry Como stond op één, Sh-Boom van The Chords, algemeen beschouwd als een van de eerste avant-R’n’R-nummers, stond op vier- in een uitvoering van de brave Four Bells. Een eerste signaal van verandering !. De hitparade bestond normaal voor 100% uit nummers afkomstig uit het buitenland, met een reusachtig overwicht van Amerikaanse platen. Deze hitlijst van Meeusen kan - net zomin als alle andere uit de jaren vijftig - beschouwd kan worden als een objectieve weergave van de verkoopscijfers. Door de geringe informatie die er was konden de tijdschriften die de lijsten publiceerden zonder enig probleem een plaat die pas uitgekomen was in hun lijst verwerken of de lijst wat aanpassen om zo hun sponsors, (uitgeverijen van liedjes en platenmaatschappijen) een plezier te doen. Dat dit meespeelde in het geval van Van Hoogten, die uiteindelijk zijn eigen handel moest laten draaien, mag ons niet verbazen.

 

De hitparades van begin 1955 illustreren deze stellingen. Dé succesnummers van begin 1955 waren immers de mambo, de blanke vocal groups, Nat King Cole en Helmut Zacharias met zijn dansorkest. In de golf van vocal groups, kwamen echter een aantal nummertjes mee die het gewone zeemzoeterige overstegen en zachtjesaan de eerste stappen naar R’n’R zetten. Sh-boom vernoemden we al, een ander was Ko Ko Mo van de Crew-Cuts. Toen het ging allemaal ongelooflijk snel. In mei was het exclusief Amerikaans karakter van de hitparade vrijwel geheel verdwenen en stonden er bijna evenveel Europese als Amerikaanse platen in de hitparade. En wie was één van deze nieuwelingen die op 7 was binnengeslopen? Bill Haley, met, ironisch genoeg, Mambo Rock. De eerste brug van de ruige R’n’R naar het brave Europese publiek werd geslagen door een combinatie met het populaire Zuid-Amerikaanse deuntje. Twee maanden zou hij het in de hitparade uithouden. Het is echter moeilijk te achterhalen in hoeverre deze single echt een succes was. In de media werd er met geen woord over gerept, radioprogramma’s voor zulke muziek bestonden nog niet en Song Parade was het enige magazine dat zich met lichte muziek inliet (in de rubriek in Humoradio over dit onderwerp werd nog met geen woord gerept over Haley).

 

In juli en augustus 1955 leek alles weer bij het oude: charmezangers en vocal groups maakten weer de staat van dienst uit, de grote hit van het moment was Bob London’s Lola. Vanaf augustus zagen we de opkomst van een nieuwe rage, de dialectsongs met als voornaamste exponent de Amsterdammer Johnny Jordaan. Maar in september was Bill Haley terug met Razzle Dazzle waarmee hij even zijn neus in de hitparade binnenstak. Al deze kleine signalen verzonken echter in het niets in vergelijking met de bom die zou inslaan in november.

 

b. November ’55: Blackboard Jungle en het begin van een nieuw tijdperk

 

Eerder al was geprobeerd om Rock around the Clock te lanceren, maar het grote succes bleef uit. Dat het nummer uiteindelijk toch is kunnen doorbreken en zo’n ongelooflijke impact heeft gehad, hebben we voor een groot deel te danken aan Jimmy DeKnight. Hij was de componist van het nummer en zat ook in de filmwereld. In 1955 was hij technisch adviseur bij de realisatie van de film Blackboard Jungle[49] van Richard Brooks, een film over (delinquente) jongeren die in opstand komen tegen het gezag van hun leraars op school. DeKnight slaagt erin zijn nummer op de soundtrack van de film te krijgen, als openingsnummer en als “exit music” bij de aftiteling (Regisseur Brooks wou R’n’R voor de hele soundtrack, maar dit werd afgewezen door MGM als te vulgair. Hadden ze geweten welke commerciële mogelijkheden ze door hun eigen bekrompenheid misten…). Door het verbinden van R’n’R aan dit thema werd de muziek meteen gebrandmerkt als gevaarlijk: voor de ouders een reden om zich zorgen te maken, voor de teenagers een onweerstaanbare aantrekkingskracht. De gevolgen van deze ingreep zouden niet te overzien zijn en werken door tot in onze tijd. Aan de band tussen R’n’R en films is in hoofdstuk 5, Rock’n’Roll in de Cinema, gewijd.

 

Vast staat dat zonder deze film er nooit sprake zou geweest zijn van de R’n’R-revolutie. De reden hiervoor is zo simpel dat er vaak overheen gedacht wordt. Het komt allemaal neer op één vraag: waar moesten de jongeren die nieuwe muziek leren kennen? In geen geval op de radio, daar moesten ze niet van dromen. Moesten ze de plaatjes kopen? Mogelijk, maar wat dan? Slechts weinige jongeren hadden hun eigen platenspeler en als ze er al één hadden produceerde die al bij al maar een beperkt volume en was het beluisteren van plaatjes toch vooral een rustige slaapkamerbezigheid. In de dancings dan maar, of op de jukeboxen of botsauto’s? De uitbaters hadden geen reden om het risico te nemen zo’n nieuw en onbetrouwbaar geluid te programmeren, het leek immers verre van zeker dat dit vreemde, Amerikaanse geluid ook hier in ons Vlaand’renland zou aanslaan waar Yellow Rose of Texas en Johnny's Potpourri toen de grote hits waren. Voor de jongeren was het dus een unieke gelegenheid om met dit uniek geluid kennis te maken. Mag het ons dan nog verbazen dat er sporadisch koppeltjes opstonden van hun bioscoopstoeltjes om een dansje tussen de rijen te doen?

 

Opvallend is ook als we de reacties destijds in de pers erop nalezen, dat er van R’n’R hoegenaamd geen sprake is. Rock around the Clock wordt steevast jazz genoemd. In Le Peuple klinkt het als volgt: “ce jazz…cynique, viscéral, direct à la manière d’un uppercut…[50]” Men moest het uiteindelijk ergens bij indelen en wisten de meeste verslaggevers veel dat er achter dit nummertje meer zat dan een soort extreme jazz, dat er nog een hele beweging zou volgen. Pas in de latere artikels over de film zou men hem indelen bij de R’n’R-films[51].

 

Op zo’n explosie kwam zelfs in Humoradio reactie (wat geen verrassing mag zijn, als we erbij denken dat toenmalig Song Parade-hoofdredacteur en later Juke Box-oprichter Jan Torfs er zijn wekelijks rubrieken over lichte muziek had: Johnny’s lichte Muziekalbum –onder het pseudoniem Johnny- en Moderne Muziek voor Moderne Mensen –onder zijn eigen naam). In Johnny’s lichte Muziekalbum schreef hij een artikel over het feit dat de oorspronkelijke Bill Haley and his Comets niet meer bestaan: “het meest rhytmische kleine ensemble genoemd…bereiken een vaart en vuur, is ongelooflijk…Stuk voor stuk vol rhythme en levenslust.” Natuurlijk refereert hij in dit artikel ook aan de “openings- en eindtrack van de film Blackboard Jungle: Rock around the Clock![52]” Bovendien geeft Humoradio met het opnemen van de rubriek muzikale wistgedatjes aan dat het belang van populaire muziek onherroepelijk aan het stijgen is. In deze rubriek verschijnt op 23/12/55 het bericht dat Bill Haley een nieuwe single had: Rock-a-beatin’-boogie, waar we verder niets van zullen horen.

Rock around the Clock zou zeven maanden genoteerd staan in Song Parades top 20, en als hoogste notering in januari 1956 een tweede plaats bereiken. Maar dan zijn we al in 1956.

 

 

4. 1956 [53].

 

 

a. Het Rock’n’Roll-jaar

 

Dit zou in Vlaanderen hét jaar van de R’n’R worden.Niet dat er later geen grotere successen meer geboekt werden, maar R’n’R zou nooit meer zo hip worden als gedurende die twaalf gekke maanden die begonnen met Bill Haley op de tweede plaats in de hitparade. Achter Tony Bell met Charel / O wat zijde gij schoon. En hiermee is de toon gezet, want hoe populair R’n’R ook zou worden in 1956, het zou nooit de populariteit bereiken van de dialectliedjes. Dit is een gegeven dat we nooit uit het oog mogen verliezen wanneer we het verhaal van R’n’R in Vlaanderen vertellen. R’n’R was niet het populairste genre en zou het ook nooit worden. De grote impact van R’n’R lag dus niet in het feit dat het zoals de dialectliedjes opeens heel de hitparade overnam, maar elders. R’n’R was anders. Het werd door een groot deel van het publiek helemaal niet geapprecieerd. Het was een genre dat aansloeg bij een beperkt deel van de bevolking (de teenagers) voor wie het hún muziek werd. Maar daarover later meer.

 

b. Bill Haley en Little Richard, Juke Box en Song Parade

 

Rock around the Clock stond in de top 5 van de hitparade tot in april 1956, en toen stond See You Later Alligator al klaar op 9 om de fakkel over te nemen, wat het dan ook zou doen met een vierde plaats in mei[54]. Met dit nummer zou hij echter in Song Parade slechts een achtste plaats bereiken. Het verschil tussen beide hitlijsten zou de volgende maand nog opvallender worden: een derde plaats voor R-O-C-K in Juke Box, een 15de in Song Parade. Voor de eerste maal zien we ook een andere R’n’R-coryfee opduiken: de “waanzinnige” Little Richard met zijn Long Tall Sally. Hier is de discrepantie tussen beide hitparades haast onwaarschijnlijk: in Song Parade zal Little Richard veel prominenter aanwezig zijn dan in Juke Box. Zo haalt zijn Long Tall Sally in SP de tweede plaats, in JB de negende. Zijn volgende single, Tutti Frutti haalt de zesde plaats in SP, maar haalt die van JB zelfs niet. Rip it Up, dat verschijnt in oktober, is een algemeen succes omdat tegelijk de versie van Little Richard en die van Bill Haley verschijnt, en haalt dus in beide hitparades de zesde plaats. De verklaring voor zo’n opvallende verschillen, is niet zo moeilijk te geven. Albert Van Hoogten was, zoals we weten, de man achter Song Parade en achter Ronnex. Door de Amerikaanse Van Hoogten-connectie had dit label de platen van Little Richard exclusief en veel vroeger dan elders in Europa[55]. Het mag ons dus niet verbazen dat zijn platen in Van hoogten Hitparade hoger scoorden. Bill Haley’s platen zouden daarentegen consequent hoger scoren in JB, de nieuweling op de markt en de grote concurrent van SP. Torfs had naast JB nog een paar andere wapens achter de hand om de verkoop van de platen van zijn sponsors te stimuleren. Zo was er zijn wekelijkse rubriek in Humoradio ( waar het verschijnen van See You Later Alligator al in maart aangekondigd werd[56].). Vanaf 1955 had hij zijn tweewekelijks radioprogramma Klanken van Heden voor Mensen van Vandaag op de N.I.R. Dat was echter niet het enige radioprogramma waarin vanaf 1956 R’n’R te horen zou zijn: vanaf juni 1956 kwam Alan Freeds beruchte Jamboree Rock and Roll Show via Radio Luxemburg ook de Belgische huiskamers binnen.

 

Als we het eerste nummer van JB (1/5/1956) van naderbij bekijken blijkt dat Jan Torfs op dat moment nog het magazine gebaseerd op songteksten in gedachten had. Eén van die teksten is See You Later Alligator. Ook hitlijsten nemen een belangrijk deel van het nummer in: de hitlijsten van Vlaanderen (Nederlands gezongen, Amerikaanse stijl, Diverse en Franse genre), de JB-Hitparade, en de hitlijsten uit het buitenland (USA en Frankrijk). De aandacht is dus mooi verdeeld tussen de verschillende invloeden waar we in België mee te maken krijgen. Ook prijkt een foto van de rondborstige Pin-up Mamie Van Doren in het nummer, wat het nieuwe magazine zeker niet geliefd zal gemaakt hebben bij ouders, priesters en leraars. Later zouden er nooit meer dergelijke foto’s verschijnen, behalve natuurlijk van de onoverkomelijke Brigitte Bardot.

 

Maar ook R’n’R komt een aantal keren aan bod, zij het in kleine artikeltjes en steeds zonder foto. Maar tussen al deze stukjes zit ook het allereerste Belgisch stukje over Elvis Presley. Want, terwijl hij in de States langzamerhand alle mogelijke records aan het breken was, was hij hier in Belgen nog steeds een nobele onbekende gebleven. Jan Torfs geeft hem als eerste in Europa[57] 15 regels aandacht onder de noemer “een Amerikaanse zanger die u zeker moet onthouden[58].” Elvis wordt hier geïntroduceerd met de volgende gevleugelde woorden: “Voor het notitieboekje: een combinatie van rock’n’roll, cowboystijl en enthousiasme wordt gebracht door de 21-jarige Elvis Presley. Deze jongeman veroorzaakt momenteel sensatie in de USA en zijn platen vliegen weg. Hij heeft te andere van de opbrengst twee Cadillacs gekocht (een gele en een purperen) terwijl hij in de garage nog een motor en een stationwagen heeft staan! Voor een gast van 21 kan dat tellen, vindt u niet?[59]” In Humoradio schreef Torfs in mei ook een stuk over Presley, waarin ongeveer hetzelfde staat als in zijn stuk in JB, bovendien vermeldt hij nog dat Heartbreak Hotel op 1 staat in de States. In hetzelfde nummer van Humoradio wordt voor het eerst in dat blad het woord “rock and roll” vernoemd, maar het staat naast rhytm and blues en wordt als rage gelijkgesteld met de dialectrage[60].

 

In de volgende JB was R’n’R nog sterker aanwezig. In een artikel over zangers die hun eigen liedjes schrijven werden we er aan herinnerd dat Bill Haley er in 1953 ook al stond met Crazy Man Crazy, niet dat daar toen een haan naar kraaide, maar Bill Haley was nu hot. Zijn A.B.C.-Boogie was aanwezig als Sing-along-Song (liedjesteksten die in JB verschenen) en in de hitlijsten kwam Haley drie maal voor. En Haley’s volgelingen stonden al te trappelen want tussen de muzikale wistgedatjes stond tot twee maal toe een artikeltje met de titel Rock and Roll, het één gaf een opsomming van alle namen die hier in de toekomst wel eens zouden kunnen doorbreken (waarvan 80% onbekend is gebleven), het ander ging over de commotie die de rage (zoals het steevast genoemd werd) in de Verenigde Staten veroorzaakte. Tevens herinnerde Alan Freed de ouders, die op sommige plaatsen R’n’R bij wet wilden laten verbieden, eraan dat zij ook “geswingd hadden op de muziek van Benny Goodman en Glenn Miller?[61]

 

Voor de eerste keer stond Elvis’ naam op de advertentie van RCA met Heartbreak Hotel, wat echter volledig aan ons land voorbij gaan, net als zijn volgende single I want you, I need you, I love you. De samenwerking met JB blijkt steeds zeer duidelijk vanaf nu: als hij bijvoorbeeld R-O-C-K van Bill Haley aankondigt, maakt hij tegelijk reclame voor JB[62], waarna er in JB ook reclame voor Humoradio zou verschijnen.

 

Maar Bill Haley’s ster taande vooralsnog niet. In de juli-editie van JB kreeg hij een paginagroot artikel en twee van zijn nummers kregen hun tekst in Sing-along-Song. In het artikel kunnen we drie boodschappen onderscheiden: er wordt een heel vooruitstrevend rassenstandpunt ingenomen (men maakt bij Juke Box en bij Humoradio consequent geen onderscheid tussen rassen en doet zelfs aan positieve discriminatie), Haley ziet zichzelf als degene die de jongeren opnieuw laat dansen en begin 1957 zou hij zeker naar België komen. In de hitlijsten stond hij driemaal terwijl ook Little Richards (sic) zoals gezegd voor het eerst opduikt. In de hitparade uit de USA staat Haley ook driemaal en Elvis twee keer. Toch vreest Torfs in Humoradio dat hij in België niet zo zal doorbreken[63], al geeft hij de “Marlon Brando van de Juke Box,” de “nieuwe Johnnie Ray” ook een hele pagina in JB, waar Presley’s leven in verhaald wordt[64].

 

Ook Chuck Berry krijgt hier een vermelding. Zijn naam wordt bovendien nog weggelaten: er wordt gewag gemaakt van een “nieuw origineel Amerikaans liedje: Roll over Beethoven and tell Tschaikowsky the News.” Een (sic) is hier zeker niet misplaatst. Het zou het laatste zijn dat we van hem zouden horen voor lange tijd en het volgende bericht dat we over hem zouden ontvangen betrof zijn schandaal en arrestatie.

 

Het ijs begon te breken. In de volgende aflevering van JB was het nog steeds Bill Haley die de plak zwaaide, maar hij was de enige niet meer: Little Richard stond er nog steeds (als Little Richards), Elvis’ naam dook nog steeds op en Gene Vincent werd met Be Bop a Lula, net als in Humoradio, binnengehaald als de volgende sensatie uit de USA[65].

 

Dat R’n’R een echt nieuwsitem geworden is, blijkt heel duidelijk wanneer Humoradio in oktober een artikel publiceert getiteld Rock and Roll, waarin een poging gedaan werd om een verklaring te geven voor dit onwaarschijnlijke fenomeen[66]. Dat R’n’R zo berucht is in Vlaanderen wordt voor een groot deel toegeschreven aan de “kranten die R’n’R als aanleiding gebruikten om verhaaltjes te schrijven.” Het artikel geeft een verhelderende kijk op de visie van velen op R’n’R: “Wat is Rock and Roll eigenlijk? Welke hypnotiserende, magische invloed schuilt er in die rhythmische muziek die op vele jongeren obsederend werkt en er hen schijnt toe aan te zetten zalen te vernielen en zetels kapot te stampen, als we sommige kranten mogen geloven.” Hypnotiserend, magisch, obsederend en vernielend? Het fenomeen R’n’R moet inderdaad als een volledig mysterie zijn overgekomen op de mensen als men bedenkt dat teruggegrepen wordt naar termen uit de sfeer van het bovennatuurlijke en onverklaarbare. Toch doet de auteur van het artikel nog een poging om het effect van R’n’R toe te schrijven aan wereldse factoren. Zo, schrijft hij, bestaat R’n’R al jaren als zwarte, oncommerciële muziekvorm. Het is pas sinds de blanke muziekindustrie zich er mee heeft ingelaten dat er herrie van gekomen is. Volgens de auteur is R’n’R voor jongeren de “manier om de bloemetjes buiten te zetten, op een onbeschaafde manier,” waarop natuurlijk represailles moeten volgen. Maar toch mogen we de schuld niet in de schoenen van de R’n’R schuiven, weet hij ons nog te vertellen, maar in die van de mensen, Bill Haley op kop, die er “een helse kermis van gemaakt hebben.” Omdat deze kermis gefabriceerd was, opperde men dat het een rage, een modegril betrof die binnen een paar jaar uitgewoed zou zijn. Voor de auteur kunnen we R’n’R het best zien als een “symptoom van de ontredderde tijd” van toen. Hier raakt de auteur volgens mij inderdaad de kern van de zaak aan, maar hij gaat er niet dieper op in. Dit is echter dezelfde kernkwestie die ik in dit werk onderzoek en dit zal dus zeker verder nog aan bod komen.

 

Op dit artikel komen een hoop reacties binnen in Open Venster, de lezersbrievenrubriek van Humoradio. Wat daarbij vooral opvalt is de verschillende strekking van de reacties. Zo zijn er brieven met een anti-rock, anti-jazz en pro-klassiek karakter, andere brieven verdedigen jazz en breken R’n’R af, terwijl nog andere vurig opkomen voor R’n’R (de serene naam van Bill Haley) en de klassieke groten een veeg uit de pan geven (knullen als Bach en Beethoven). Zo kunnen we zien dat het publiek duidelijk verdeeld was over de plaats die de verschillende muziekstromingen verdienden. Als we immers in dezelfde Humoradio de Poll (populariteitsverkiezing) van 1956 bekijken zien we daar toch Bill Haley op 1 staan bij Groepje (buitenland)[67]. Het mag dus duidelijk zijn dat het publiek van Humoradio allesbehalve een homogene groep van R’n’R-haters of –liefhebbers was, wat evenmin het geval zal geweest zijn in de rest van Vlaanderen.

 

R’n’R begon echter steeds meer een onontwijkbare waarde te worden in het Belgische cultuurlandschap. Zo zou men in Brussel op 12 oktober getuige zijn van de eerste R’n’R danswedstrijd hier te lande[68]. In de pers verschenen verslagen van dit merkwaardige fenomeen. En, tot ieders grote verbazing, bleek het echt niet zo erg te zijn als iedereen gedacht had. Want, wat blijkt? “Les fanatiques du rock n’roll ne sont, après tout, que de gentils petits garçons et des filles ayant la danse dans le sang, qui ne désirent nullement moléster les passants, ou se battre avec la police, mais obéissent bien sagement aux ordres du speaker ou aux injonctions des officiers de police.[69]” De politie, was in grote getale aanwezig was,maar moest uiteindelijk afdruipen “avec dans leur camion un seul jeune homme à qui on fera la grosse voix et les gros yeux avant de l’envoyer coucher[70]. In een ander artikel wordt er nog eens op gewezen dat ondanks de uitbundigheid en het enthousiasme dat de jongeren ten toon spreidden, deze steeds blijk gaven van een “gentillesse parfaite.” Na de wedstrijd gingen ze naar huis “dans le calme…surveillés par la police.” Toch blijft men kritisch. Zo moet de lezer weten dat de mode “R’n’R” zal overgaan en dat ze onschuldig is, maar onmiddellijk volgt de waarschuwing geen enkele schadelijke uitspatting toe te staan, waarna de verslaggever toch weer toegeeft dat hij R’n’R eigenlijk best wel amusant vindt en “qu’on prend un très grand plaisir à les entendre à la radio ou au disque[71].” Conclusie: R’n’R in België is oké. In het tweede deel van het artikel werpt de auteur echter een blik over de grens en ziet dat het daar veel minder goed is. Hij onderwerpt Elvis en Bill Haley aan een diepgaand onderzoek. Elvis krijgt al meteen een serieus pak voor zijn broek: een goed jazzzanger, maar wel een aanstoker van collectieve hysterie en brutaliteiten, door zijn erotische uitstraling, zijn bakkebaarden en zijn onbeschaamd gedrag die van hem een hartenbreker maken. Elvis wordt verantwoordelijk gesteld voor bloedige rellen in Washington, Oslo en Londen. En Bill Haley? Die heeft de R’n’R zijn ware vorm gegeven, is de koning van de R’n’R op orkestraal gebied en een excellent jazzmusicus. We zouden haast beginnen denken dat het reusachtige Decca-logo dat het midden van de pagina siert (Decca is het platenlabel van Haley) niet alleen de danswedstrijd heeft gesponsord, maar ook het artikel, een praktijk die in die tijd waarschijnlijk niet zo afgekeurd werd als nu. De auteur besluit zijn artikel met de wens dat R’n’R hier in België niet voor zulke misstanden zou zorgen als in het buitenland, zodat de “afficionados” hun muziek geliefd konden houden bij het publiek.

 

c. Oktober ’56: Rock around the Clock.

 

Na het succes van Blackboard Jungle zag men bij de grote film- en muziekmaatschappijen in de States in dat in de combinatie van R’n’R en film wel eens het instrument kon liggen om de wereld te veroveren. Men plande dus een film rond Bill Haley en zijn Comets, en noemde deze, creatief als ze waren, Rock around the Clock. Er bestond niet de minste twijfel dat het een hit zou worden. Zo kreeg de film in september al twee pagina’s in JB[72]. De grote storm werd dus verwacht, in de hand gewerkt en aangekondigd. We kunnen hier dus eigenlijk al constateren dat het wilde, spontane wat het hele prille begin van de R’n’R kenmerkte al begon over te gaan. De commercie had de toekomst van het genre stevig in haar greep en de wereld zou er niet meer aan kunnen ontsnappen.

 

Ook in het oktobernummer van JB[73] kon men er niet naast kijken: Bill Haley was de man. Samen met zijn Comets prijkt zijn foto op de cover, op pagina 3 wordt nogmaals aangekondigd dat hij naar België zal komen (in samenwerking met JB!), op pagina 10 een paginagrote advertentie voor Rock around the Clock, weer een songtekst van hem in Sing-along-Song, zijn naam in alle hitparades en de uitslag van de Bill Haley-wedstrijd. Hierin wordt melding gemaakt van de vier meest verkochte 78-toeren platen van de jongste vier weken: vier van Bill Haley. Al lijkt dit onwaarschijnlijk, het is gewoon een feit dat tegen die tijd de meeste platen niet meer op 78-toeren verschenen, dus veel concurrentie was er in die categorie niet meer. En als klap op de vuurpijl komt helemaal achteraan in het magazine een verslag over de rellen die in Londen uitbraken bij de vertoning van de film Rock around the Clock, onder de titel “Met scheermessen”. In Paddington, waar de rellen zich voorgedaan hadden, “haalden de Teddy Boys weer hun kuren uit. Toen de film begon klapten, huilden en dansten de Teddy Boys in de zaal.” De directeur die in de halfduistere zaal de gemoederen probeerde te bedaren, kreeg enkele halen met een scheermes over zijn gezicht en moest naar het ziekenhuis afgevoerd worden. Eén persoon werd aangehouden. Bestaat er betere reclame? Naast alle andere Haley-mania kon niets dat de Belgische teenagers meer motiveren dan problemen met de beruchte Teddy Boys in het grote Londen. Door zulke artikels werd in heel Europa een sfeer gecreëerd van spanning, dingen-doen-die-eigenlijk-niet-mogen en R’n’R-waanzin. In vergelijking met dit Bill Haley-bombardement verging zelfs het artikel van een pagina over Elvis, de “foto van de maand” van KayRock and Roll Waltz” Starr en het paar andere stukjes over R’n’R in het niets.

JB en Humoradio waren niet de enigen die vol spanning uitkeken naar het verschijnen van Rock around the Clock, ook in andere kranten en tijdschriften kon men steeds meer lezen over deze gecontesteerde rage, dit dubieuze fenomeen.

 

Wat steeds terugkomt in de artikels over de film, die het geromantiseerde verhaal vertelt van het ontstaan van R’n’R door de ontdekking van Bill Haley en zijn Comets, is dat deze film het keerpunt betekent voor de R’n’R wat betreft de overgang van een sociaal naar een commercieel fenomeen. De film is het bewijs van een ongenadige commercialisering van een hobby. In de Daily Worker van 21 juli 1956 klonk het dat niet R’n’R een obsceen gebeuren was maar de commercialisering ervan[74].

 

De film werd voorafgegaan door berichten over rellen in cinemazalen in de States en Groot-Brittannië, ontketende en oncontroleerbare jongeren die om de een of andere “magische” reden de controle over zichzelf verloren en zich over gaven aan wilde dansen en beestachtig geweld. Dit leidt tot reacties die blijk geven van een onbegrip dat zelfs voor die tijd overdreven lijkt. Zo wordt, naar aanleiding van het verschijnen van de film, in La Libre Belgique het volledig commerciële doel van de schepper (!) van R’n’R omschreven als een dans uitvinden gebaseerd “sur le principe fondamental du jazz – le swing- en ayant soin d’en exclure tout élément musical proprement dit: le Rock’n Roll n’est pas de la musique, c’est un rythme obstiné et frénétique qui, spontanément, invite à ma danse – mieux, à la gesticulation[75].” De auteur van het artikel, goed beseffend dat hij het niet begrijpt, gaat op zoek naar de reden waarom het net de film was die zoveel reactie veroorzaakte. Ligt het aan de mystificatie van de film, aan het toeval of aan de gevoerde publiciteitscampagne? Volgens hem, en hij kan wel eens gelijk hebben, liggen de redenen dieper dan dat. De film maakt immers van een sociaal fenomeen een cultus, met Bill Haley als hogepriester. De film is meer dan een commercieel wapen, het is een verdoken manifest om de “barbaarse muziek” op de koningstroon van muziekland te plaatsen. En wat is het uiteindelijke doel van deze cultus? Geld. Veel geld. En welke tactiek zal het meeste opleveren? De verheerlijking van steeds weer nieuwe idolen die de leegte moeten vullen die ontstaan is toen God verdween. Het is een af te raden film voor “redelijke” mensen. Hierachter schuilt duidelijk al één van de belangrijkste redenen waarom R’n’R zoveel tegenkanting heeft gekregen. Hoe kon er immers ooit iets goeds voortkomen uit een rage gericht op het irrationele deel van de mens? Wat kon hiervan de waarde zijn? Voor de meeste brave zielen die na WOII het land weer hadden opgebouwd in het zweet huns aanschijns, moet het geleken hebben of de duivel in eigen persoon er zijn hand in had.

 

We kunnen ons ook de vraag stellen waarom het net met die film zou zijn dat de R’n’R-bom zo ongenadig hard zou aankomen. Op een bepaalde manier is het antwoord weer uiterst simpel, en uiteindelijk hebben we het antwoord al gegeven. De voornaamste reden dat Rock around the Clock zo’n succes was heeft te maken met het feit dat de film overal aanwezig was en zo voor de meeste Belgen de eerste kennismaking met R’n’R gebeurde via deze film. De televisie stond nog maar in haar kinderschoenen en in de meeste dorpen was er nog een bioscoop. Het was het einde van het tijdperk van de buurtbioscoop; misschien was de R’n’R wel één van de laatste fenomenen die hier in België zo’n invloed heeft gehad wegens de klassenoverschrijdende en alomtegenwoordige bioscoopcultuur. In vergelijking met het uitkomen van een nieuw plaatje of een radioprogramma was een nieuwe film een heel gebeuren en als deze film dan nog een hele mythe met zich meedroeg van geweld en problemen met jongeren, dan kon men er van op aan dat niemand aan de invloed van die film zou ontsnappen.

Iedereen sprak en schreef er dus ook over.

 

In La Métropole verscheen een reactie van een jongere die op genuanceerde wijze een beeld van de R’n’R probeerde te schetsen. Hij beschrijft R’n’R als gezond en vrolijk, want jong en dynamisch. Het is een beetje een primitieve vorm van jazz, maar zonder het beruchte element van erotiek en gedegenereerd plezier dat iedereen erin vermoedde. De dans was enkel een soort geritmeerde gymnastiek en uiterst braaf en zedig vergeleken met de tango, de mambo en de trage walsen die beoefend werden door volwassenen op bals die zogenaamd zoals-het-hoort waren. R’n’R is dus onschuldig, maar dan stelt zich weer de vraag naar het waarom van al dat geweld, die vernielingen bij de vertoningen. Volgens de jongere die hier aan het woord is ligt de schuld bij het medium film. Ook al zal in de film het geweld aan het einde vergezeld worden van een goede moraal en een happy end, de jongeren in de zaal zullen enkel het geweld onthouden en het overnemen in hun gedrag. We moeten hierbij wel opmerken dat nergens in het artikel de link met de film Rock around the Clock gelegd wordt, de films die aangevallen worden zijn Blackboard Jungle en The Wild One[76]. De link tussen het geweld en de R’n’R-films als Rock around the Clock wordt dus gelegd in die soort films die, door de associatie van kledij en muziek met geweld, een bepaald ideaalbeeld voor de jongeren creëren. R’n’R is op zichzelf dus onschuldig, maar via films wordt de associatie met geweld gelegd die zich dan uitwerkt in het gedrag van jongeren bij uiterst onschuldige filmvertoningen als die van het brave muziekfilmpje Rock around the Clock.

 

In De Standaard wordt besloten dat als je na het zien van deze film hysterisch wordt van R’n’R, er iets niet in orde is met uw geestelijk evenwicht en u hoognodig een psychiater moet raadplegen, “tenzij u de film gebruikt als alibi om eens flink de bloemetjes buiten te zetten.[77]” Dat is dus het enige excuus om van R’n’R te genieten: een feestje willen bouwen. Het begint de mensen dus te dagen dat, als je rationeel verzot bent op R’n’R omwille van de technische en intellectuele kwaliteiten ervan, er iets niet klopt, maar als het je te doen is om het plezier, het irrationele uitleven, dit wel te begrijpen is. Ergens anders kan men tevens een gelijkaardige opmerking lezen: “C’est un film à ne pas manquer pour ceux qui s’intéressent aux phénomènes d’hysterie collective.” Ook de Gazet van Antwerpen klaagt in dezelfde teneur: “Men vraagt zich af hoe het mogelijk is met een brave, onbenullige en af en toe zelfs vervelende prent als deze zo in “trance” te geraken. Tenzij men er naar toe komt om eens ferm pret en herrie te maken.” Volgens dezelfde krant is het ook niet nodig om naar de bioscoop te gaat als je zulke herrie wil horen, het volstaat de radio aan te zetten[78]. Het onbegrip dat uit deze reactie blijkt is stuitend. Op de radio was immers vrijwel geen R’n’R te horen en zelfs indien het er was moet iedereen toegeven dat het verschil in impact tussen een klein radiootje - stil spelend om niemand te provoceren- en het cinemageluid met dat reusachtige magnetiserende zilveren scherm groter is dan dag en nacht. Het frappantste aan het artikel in Gazet van Antwerpen komt echter helemaal op het einde waar de raadg wordt gegeven “VOOR VOLWASSENEN.[79]” Bij mijn weten was deze film in het geheel niet verboden voor jongeren, wat trouwens vrij absurd zou geweest zijn, aangezien in die film noch geweld, noch seks, noch aanstootgevend taalgebruik te bespeuren waren. De raadgeving van de Gazet lijkt langs de ene kant ingegeven door een soort zelfgenoegzaam normbepalen en langs de andere kant een poging om op eigen houtje de invloed van de film te beperken.

 

Wat ook opvallend is, is dat de oorspronkelijke titel van de film zelfs op de achtergrond raakt ten voordele van de titel Rock and Roll, de Franstalige titel van de film. Het fenomeen en de film beginnen dus ook in naam samen te vallen. De film krijgt wel de kritiek geen goed beeld te geven van wat R’n’R eigenlijk is, aangezien hét kenmerk van R’n’R (net als van de moderne wereld) snelheid is, en de film zelfs voor zijn tijd uitzonderlijk traag vooruit gaat.

 

In Humoradio verschijnen woedende brieven tegen het uitkomen van deze film. Zoals wel meer gebeurde wordt de link gelegd met “minder beschaafde” samenlevingen. Zo vergelijkt een lezer het gebeuren in de film met zoeloes in actie, maar dan erger, want zoeloes weten niet beter, terwijl uit een andere hoek de typische twist weerklinkt die heerste tussen zogenaamde R’n’R-vrienden en herrieschoppers. Want ook al werden beide door de pers steeds in dezelfde lade gestoken, toch kunnen we spreken van twee totaal verschillende groepen van jongeren, die elkaar enkel ontmoetten tijdens voorstellingen in de bioscoop, aangezien dit de enige publieke plaats was waar men openlijk R’n’R kon beleven. De R’n’R-vrienden reageren door te stellen dat zij niet van R’n’R houden omwille van de herrie, maar omdat zij mensen van hun tijd zijn, en R’n’R levendig, dus een exponent van hun tijd, is[80].

 

Maar de zuurste reactie komt uit onverwachte hoek. In Brabo, het blad van het Antwerps stedelijk onderwijs, haalt R’n’R de eerste drie bladzijden van het blad. Och arme…Rock and Roll, heet het artikel, gebaseerd op een lezersbrief. Dit stuk, dat van begin tot eind vergeven is van de vooroordelen, vergissingen en tendentieuze stellingen, is van de hand van een jazz-liefhebber die het een schande vindt dat een waardeloos gedoe als R’n’R elementen uit de jazz overneemt. De Kids, de roepnaam voor de R’n’R-fans, zijn volgens de auteur door figuren als Alan Freed en Bill Haley zo gek gemaakt dat ze volledig door het lint gaan, wat er zelfs voor gezorgd zou hebben dat er doden vielen (vreemd genoeg valt daar nergens anders iets over te lezen). De schuld voor het overwaaien van deze storm van barbarij wordt bij de film Rock around the Clock gelegd, waarvoor volgens de briefschrijver Blackboard Jungle als thema (sic) gebruikt werd. Hij ziet de toekomst voor de jazz somber in, aangezien het grote publiek er niet in slaagt jazz en R’n’R van elkaar te onderscheiden en de slechte reputatie van R’n’R dus ook de jazz zal schaden. De lezersbrief wordt enthousiast onderschreven door de redactie van het blad, waar men blij is dat die idiote jongelui zonder hersenen met hun grote muil, eens te horen krijgen hoezeer ze toch te beklagen zijn[81].

 

 d. Enkel Haley? De rest van 1956

 

Als we het novembernummer van JB onder ogen nemen, merken we dat de R’n’R-hype zijn invloed niet gemist heeft. Waar je zou verwachten dat het een hele aflevering over Rock around the Clock zou worden, is niets minder waar, en dit om de eenvoudige reden dat het vorig nummer al in het teken van de film stond. Wat opvalt is dat bijvoorbeeld een rubriek als “Dit is Nieuws” verdwenen is, en wat is er in de plaats gekomen? Rock and Rollertjes. Korte nieuwtjes uit R’n’R-land. En wat, of beter, wie stond er op de cover? Elvis Presley, begeleid in vette letters door de aankondiging “Alles over R’n’R.” En pagina drie en vier waren geheel gevuld met de rubriek “Rock and Roll Rendez-Vous.” Indien nog iemand twijfelde aan het feit dat R’n’R aangekomen was, dan zou hij nu wel overtuigd worden: op pagina 15 stonden alle acht succestitels van Bill Haley opgesomd, op pagina 16 nog 4 songteksten van Bill Haley uit de film en op pagina 18 een paginagrote advertentie van Decca voor dezelfde al wat verdikkende dertiger met de babykrul op zijn voorhoofd, terwijl op pagina 17 een advertentie stond voor ene Chuck Rhubarb and his Sergeants met Rock at the Port. En dit was nog niet alles. Advertenties voor Elvis en FerryRock Barendse (van het onvergetelijke Rock’n’Rollmops), een aankondiging voor de eerste keer Hitparade op TV (met Rock around the Clock!) en op de achterflap de veelzeggende vraag “Rock and Roll?” en het antwoord “Coral,” waarmee deze platenfirma zichzelf aanprees. Maar wat misschien het belangrijkste verschil was, viel de aandachtige lezer op in de Hitlijsten. Dat in de Amerikaanse top zeven R’n’R-nummers stonden, was niet zozeer van belang, in tegenstelling tot de veranderde opbouw van de hitparades. Waar er voorheen een even groot belang toegekend werd aan de vier (Nederlands gezongen, Amerikaanse stijl, Franse genre en Diverse elk een hitlijst van tien nummers lang), kregen de Nederlandse en de Amerikaanse nu 13 vermeldingen, ten koste van de andere twee, die er slechts zeven meer hadden[82]. Het was duidelijk waar de focus van het JB-publiek lag. En uiteindelijk moeten we hier zelfs besluiten dat dit niet op de eerste plaats een overwinning was voor de Amerikaanse muziek, al had de R’n’R er natuurlijk baat bij vooral voor het Vlaamse en Nederlandse lied. Tien jaar eerder had men nooit gedacht deze slag nog thuis te halen, aangezien muziek in de Nederlandse taal toen volledig dood en commercieel onvruchtbaar werd geacht. Deze verandering in het muzieklandschap is dus vooral het gevolg van de R’n’R- en dialectliedjesrage. En nog altijd zijn de twee belangrijkste vertegenwoordigers in de hitparade Angelsaksische en Nederlandstalige liedjes. Dank je, Bill. Dank je, Johnny Jordaan.

 

In de laatste JB van dat woelige jaar 1956 is de novemberstorm al een beetje gaan liggen. De brave Four Aces sieren de cover weer, de verhoudingen in de hitparades zijn aangepast (10 voor Nederlands en Amerikaans, 5 voor Frans en diverse) en ergens achteraan, tussen promotie voor Willy Lustenhouwer en Kurt Edelhagen vinden we een uitnodiging om allemaal aanwezig te zijn bij de opname van de eerste single van Rockin’ Harry en zijn rockers. Zoals al te merken viel aan de naam van dit ensemble gaat het hier om een Belgische R’n’R-band stuk voor stuk bestaand uit gerespecteerde Belgische muzikanten van het lichte lied die hun R’n’R-jasje aantrekken en op de wagen springen met schockende (dixit JB) songs als Ne fais pas l’idiot , Joe en Funny Beat en vooral bekend zijn om Uncle Jeff, hun versie van Rock around the Clock. Tegen deze achtergrond kunnen we het ontstaan situeren van de Rock’n’Roll Show in Antwerpen, georganiseerd door platenzaak Rock-Ola en SP, waar jazz-doorslagjes van R’n’R-hits door onder meer de orkesten van saxofonist Jack Sels en gitarist Marcel Bossut de R’n’R-honger van het Vlaamse publiek moesten stillen.

 

R’n’R is op een paar maanden tijd geëvolueerd van een heet en gevaarlijk nieuwtje naar een gevestigde en populaire waarde in de amusementsmuziek. Zo heeft R’n’R sinds november een vaste rubriek van 2 pagina’s, Rock and Roll Rendez-Vous genoemd. In de tweede aflevering van deze rubriek wordt het ontstaan van R’n’R beschreven. Het is er vooral om te doen aan te tonen dat R’n’R niet, zoals bijvoorbeeld de Hoola-Hoop, een rage was die uit het niets kwam, maar een muzikaal genre met een lange geschiedenis. In dit Rendez-Vous neemt Jan Torfs onder de noemer Rockertjes en Rollertjes vijf persknipsels uit andere bladen op, zonder commentaar, om de JB-lezers toch een idee te geven hoe alleen ze stonden met hun idee in het Vlaanderen van die tijd. (R’n’R was ondertussen een regelrecht modewoord geworden en het werd langzaamaan ook buiten de muzikale context gebruikt. Zo kunnen we in Humoradio een artikel lezen getiteld De Rock and Roll van het speerwerpen, toch een duidelijk teken dat het woord begrepen en dus ook ingeburgerd raakte in brede lagen van de bevolking[83].)

 

Deze JB bevat ook de eindejaars-populariteitspoll, waaruit we kunnen opmaken in hoeverre R’n’R eigenlijk op het voorplan van deze business stond. Wat redelijk tegenvalt. Op het hoogtepunt van de R’n’R-rage staat Bill Haley, die nooit populairder zou worden dan toen, pas op de tweede plaats bij de groepjes, na de Four Aces (In Humoradio’s poll was hij eerste geëindigd[84].). Elvis staat bij de zangers slechts op zes[85].

 

e. Elvis in 1956.

 

Dit lijkt de geschikte plaats te zijn om toch iets meer in te gaan op het fenomeen-binnen-het-fenomeen, Elvis Presley. Want, zoals misschien al opgevallen was, is zijn carrière zelfs in de prille jaren van de R’n’R in de jaren vijftig anders verlopen dan die van de rest van het genre. Er wordt veel gezegd dat Elvis R’n’R was. Dit valt niet tegen te spreken, het genre zou met hem geboren worden en zou feitelijk ook met hem ophouden te bestaan nog lang voor de man zelf het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Elvis was R’n’R, maar hij was veel meer dan dat. Hij was een ster, een tieneridool. De eerste en misschien wel de grootste van allemaal. En dit kunnen we eigenlijk al merken van in 1956. Zo had Elvis zijn eigen pagina in JB, niet direct gelinkt aan R’n’R. Foto’s stonden centraal, en informatie over zijn privé-leven. Een opmerkelijke prestatie, die niemand hem voorgedaan had, al zouden er nog velen volgen. Dit is frappant als we beseffen dat Elvis’ eerste Belgische hit, Hound Dog, pas in november 1956 onderaan de SP-hitparade zou verschijnen. Pas in januari 1957 zou het de JB-hitparade bestormen (terwijl het nummer in de USA in 1956 al alle records gebroken had). Evenmin waren er films van hem verschenen. En toch sprak iedereen over hem. Echter niet altijd in positieve bewoordingen. Zo publiceert het weekblad ABC, magazine voor cultuur en wetenschap, als één van de eerste (Ciné-Télé-Revue heeft op 23 januari 1956 Elvis al op haar cover staan met de boodschap Champion de “Rock’n Roll” – noteer de veelzeggende aanhalingstekens) een coververhaal over de rijkste ex-truckchauffeur ter wereld en daarbij wordt de zure pen niet gespaard. R’n’R wordt de Rock and Roll-bacil genoemd, een besmettingsgevaar voor Europa, dat volgens het blad wel vlug zal uitgewoed zijn. Elvis wordt een 21-jarige jongeman uit Memphis met zijn vettige lange haar en een boksersneus in een week gezicht, de profeet van deze extatisch-hysterische combinatie van zang, dans en muziek. Het artikel laat doorschijnen dat Elvis beter in de gevangenis zou zitten en dat hij best wel persoonlijk verantwoordelijk gesteld kan worden voor de R’n’R-relletjes[86]. Maar ABC is niet alleen. Ons Zondagsblad viel Elvis ook vooral aan op zijn uiterlijke kenmerken. “Presley’s sukses is niet te danken aan zijn lichamelijke schoonheid, zijn kapaciteiten, zijn stem, zijn vriendelijkheid, maar wel zijn gemeenheid. Elvis heeft een grof, zielloos gezicht waarbij zijn bakkebaardjes nog de gemeenheid vergroten. Hij heeft geen manieren, hij spreekt op een barse, brutale toon. Hij staat op het podium op een dergelijke onbetamelijke wijze te schudden, dat men hem in verscheidene staten met gevangenis heeft bedreigd wegens het bederven van de jeugd. In één woord: het is een droevig figuur.[87]” Wat opvalt in deze beschrijving is dat het net stuk voor stuk deze gebreken zullen zijn die in de toekomst op een positieve manier zouden worden ingevuld door Elvis' antipool, Pat Boone.

 

In Het Volk wordt geïnsinueerd dat de wulpse en hypnotiserende Elvis, voor wie het predikaat zanger niet langer van toepassing is, geloof nog godsdienst kent en enkel bekend is omdat hij steeds compleet gedrogeerd het podium opkruipt[88]. Wat dus niet waar was. Elvis was een uiterst gelovige jongen en in de tijd wist hij nog heel goed van alle verdovende middelen af te blijven. Maar het wordt nog erger. In het Nieuws van de Dag wordt ons gemeld dat Elvis en zijn consorten niet alleen niets met muziek te maken hebben, maar ook nog lelijke oproerkraaiers zijn die als doel hebben de maatschappij, waar onze ouders en voorouders voor gevochten hebben, te destabiliseren en zelf het roer in handen te nemen. We zullen zien in hoeverre ze gelijk hadden.

 

Volgens sommige bronnen[89] zou het eerste Elvis-artikel in Humoradio pas in 1957 verschijnen, maar eind 1956 stond zijn foto ook al in de rubriek Moderne Muziek voor Moderne Mensen en een week later krijgt zijn prestatie in de film Love Me Tender, die hier pas zou verschijnen in maart 1957, al lovende kritiek in dezelfde rubriek[90].

 

Maar het echte Elvis-vuurwerk zou pas losbarsten in 1957, als zijn eerste twee films in de zalen zouden komen en zijn singles gaan scoren. Commercieel gezien draaide het Elvis-circus echter al op volle toeren. In JB en SP verschenen constant artikeltjes en advertenties en RCA hield vast aan haar aanwezigheidspolitiek. Zo kwamen al Elvis’ singles terecht in de Belgische platenbakken, ook als ze compleet niet verkochten. Men ging ervan uit dat zulk een reusachtige ster heel snel bij ons zou doorbreken. Alle singles moestenhier voorradig zijn[91]. Ook al zijn teksten werden uitgebracht én vertaald in het Nederlands[92].

 

 

5. 1957 [93]

 


 

 a. Het begin van het einde?

 

De hitparades begin 1957 toonden de totaalheerschappij van Doris Day en haar Vlaamse versie Jo Leemans met hun onvergetelijke Que sera sera. Het nummer zal drie maanden op één staan, terwijl in de lagere regionen van de hitparade Elvis, Bill Haley en Little Richard met elkaar streden om de titel van Koning van de R’n’R. Elvis maakt met Hound Dog zijn intrede in de Belgische hitparade, Bill Haley boekt zijn laatste succes in de jaren vijftig met Don’t knock the Rock en Little Richard plukt de vruchten van de R’n’R-film The Girl can’t help it met de gelijknamige single. Eén andere groep profiteert echter nog meer van het effect van een film op de platenverkoop en dit waren de Platters. Eind 1956 hadden ze met Only You, hun eerste nummer uit Rock around the Clock, hun eerste stappen gezet in de hitparade, en begin 1957 staan ze ook met The Great Pretender in de top vijf. Ook zij kunnen dus gebruik maken van heel de R’n’R-hetze om succes te boeken met hun zoetgevooisde close harmony-liedjes.

 

Ook hier is het waarschijnlijk raadzaam toch even aan te stippen dat het verschil tussen JB en Sp op de ondertussen bekende wijze toch niet te ontkennen viel. Zoals we konden verwachten, scoort Little Richard veel hoger in SP en Bill Haley en Elvis Presley in JB. The Platters daarentegen scoren ongeveer even goed in beide muziekbladen. Zij zullen er ook in slagen onafgebroken in de hitparade te staan tussen november 1956 en november 1957, met maximaal 4 nummers tegelijkertijd in april. Een reusachtig succes dus. Hun succes is mede te danken aan het feit dat zij de brug wisten te slaan tussen de R’n’R, waar ze door de film Rock around the Clock onlosmakelijk mee verbonden waren, en de lieve Highschoolpop die het einde van de R’n’R zal inluiden, waar ze het mooie en romantische element mee gemeen hadden.

 

Want, we moeten eerlijk zijn, 1957 is geen R’n’R-jaar meer. Natuurlijk duiken er regelmatig nog R’n’R-nummers in de hitparade op, maar van een boom zoals we die in 1956 kenden is hoegenaamd geen sprake mee. Fats Domino boekt meerdere successen, en men noemt dit R’n’R. Natuurlijk viel de brave man voor de platenmaatschappijen vrij probleemloos te verkopen aan de onwetende Belgen, die er geen idee van hadden dat deze boogie-woogie-zanger al sinds 1949 succesvol was in de States. Zo verschijnt in de januari-editie van Jb een stukje getiteld Fats Domino, rock’n’roll-artist[94]. Uiteindelijk kon je op dat moment alles met een opvallend ritme en een zwarte sound verkopen, als je maar het woord R’n’R op tijd en stond liet vallen.

 

Op de keper beschouwd was er niets dat de R’n’R-tegenstanders ervan zou kunnen overtuigen dat R’n’R meer was geweest dan een rage. Het beste bewijs daarvoor was dat reeds in april alle ogen gericht waren op de volgende rage: de Calypso. Nu heeft het achteraf bekeken iets ironisch dat de commentaren van toen Calypso op hetzelfde niveau plaatsten als R’n’R: R’n’R is nu nog steeds een begrip dat in de hele samenleving doorgedrongen is, terwijl Calypso bij weinigen nog een belletje doet rinkelen. Toch zullen de naam Harry Belafonte en zijn Banana Boat Song wel bekender gebleven zijn. Belafonte slaagde erin om de Caraïbische muziek op de kaart te zetten, maar hij was de enige in zijn genre. Daardoor was de Calypsorage maar een kort leven beschoren was, ondanks het feit dat het Duitse schlagergeweld Freddy (wie zou ooit zijn Heimweh kunnen vergeten?) ons ook op zijn versie vergastte.

 

Tegen dit rage-denken ging Jan Torfs in JB steeds in. In de rubriek Rock and Roll Rendez-Vous gaf hij in meerdere afleveringen de geschiedenis van R’n’R, waarbij jij vooral aantoonde dat er voor 1955 ook al R’n’R was. In het Rendez-Vous van januari 1957 geeft Torfs ons een opsomming van alle artiesten die R’n’R brengen. Wat daarbij vooral opvalt, is dat eigenlijk slechts heel weinig van de groepen, zangers of zangeressen onder de noemer R’n’R geplaatst kunnen worden. Dit liet hem toe de rage te plaatsten binnen een breder muzikaal spectrum, R’n’R te legitimeren als een volwaardig muzikaal genre. Op zulke momenten merken we dat JB het werk is van iemand die echt van muziek houdt, die van zijn hobby zijn beroep heeft gemaakt, iets wat hij zelf trouwens bevestigde[95]. Zo wist hij in die januari-editie te melden dat in 1934 al een nummertje gemaakt was, Rock and Roll getiteld, door de Boswell Sisters. In hetzelfde nummer wordt in het hierboven vermelde stukje over Fats Domino voor de eerste keer melding gemaakt van Pat Boone. Zoals we zullen merken en ook al eerder opgemerkt hebben kunnen we er zeker van zijn dat hoe meer succes Pat Boone zal boeken, hoe dichter we bij het einde van het R’n’R-tijdperk komen. Maar wat het meest opvalt is het artikeltje met de poëtische titel Bobbejaan Rock’n’Rollmops. Het zal niemand verbazen dat hierin verhaald wordt hoe Bobbejaan Schoepen, in die periode razend populair, zijn versie opgenomen had van Rock’n’Rollmops, de Hollandse-R’n’R-hit-met-een-haringgeurtje van Ferry Barendse. Jan Torfs maakt hier gebruik van zijn editoriale vrijheid en noemt Bobbejaan met vele lengten voorsprong Vlaanderen’s eerste rock-er. Ook al kunnen we de waarheid hiervan betwisten, toch gunnen we het deze veelzijdige artiest die het Vlaamse poplandschap zo lang kleur gaf. Voor Bobbejaan was 1957 trouwens een onmiskenbaar topjaar: nummer één hits, een deelname aan het Eurovisiesongfestival, een tournee door de States, geen andere zanger van het lichte lied had hem hier zoiets voorgedaan.

 

Ook al lijkt de R’n’R-woede dan uitgewoed, JB slaagt er op eenvoudige wijze in de teenagers in spanning te laten wachten door een lijst te publiceren van alle R’n’R-films die in de nabije toekomst in België zouden verschijnen en op de Elvis Presley-pagina wordt zijn eerste film, Love Me Tender, ook al aangekondigd voor de volgende maand[96].

 

De eerste maanden van 1957 worden op R’n’R-gebied gedomineerd door twee kwesties: de mogelijke komst van Bill naar België en de nieuwe trend om de twee rages van 1956, R’n’R en dialectsongs, te combineren in R’n’R dialectsongs. In Humoradio besteedt men aan beide kwesties aandacht. Bill Haley krijgt, net al in JB een biografisch stukje (waaruit blijkt dat de populaire rocker toch niet zo hip is als gedacht. Zijn hobby’s zijn zeilen, jagen en vissen, maar het liefst van al speelt hij met zijn drie kleuters. Rock’n’Roll?) en er verschijnt een lijstje met titels van R’n’R-dialectsongs dat ik u niet wil onthouden: Rock en Rolleke, Allei Madame, J’ai deux amours Rock…and Roll! en Volle Petrole, Rock[97]. Zo maken ze ze toch alleen maar bij ons. Op deze manier ontstaat er toch zoiets van een Belgische versie van de R’n’R, zij het op parodiërende wijze.

 

In februari kondigt men bij JB en Humoradio aan (wat dus eigenlijk op Jan Torfs neerkomt, aangezien hij nog steeds de lichte muziek-rubriek verzorgde in Humoradio) dat Bill Haley eind van de maand of begin maart naar België zou komen[98]. Het bericht siert samen met zijn foto de cover en de pagina’s 3 tot en met 5 van JB, terwijl we aan de advertenties en de hitparade kunnen merken dat The Platters populairder zijn dan alle anderen. In JB verwacht men duidelijk nog dat de R’n’R-golf in Vlaanderen nog niet afgelopen is, want weer worden er twee R’n’R-films voorgesteld, en weer krijgen we twee nieuwe namen voorgeschoteld: Johnny Cash en Tommy Steele[99].

 

JB doet de volgende maand een vreemde zet: op de cover ( de eerste in het nieuwe grote formaat) verschijnt een foto van ene Lilian Briggs, de High Priestess of Rock’n’Roll. Dat er verder noch in JB, noch ergens anders iets te vinden is over die dame is vreemd, maar illustreert weer dat voor velen het genoeg leek om het woord Rock’n’Roll te vermelden om succes te hebben, maar dat dit duidelijk niet altijd het geval was. Maart 1957 was trouwens de laatste maand dat Bill Haley nog verkoopbaar was als R’n’R-icoon. Hij zou voor 1968 geen hits meer hebben, hij komt niet meer voor in Humoradio na deze maand (Zelfs dan nog komen we hem in maart enkel tegen in een lezersbrief waar een lezer Haley afschrijft en opkomt voor Davy Crockett en zijn pelsmutsen. Dit op zich vrij hilarisch feit kunnen we enkel verklaren als we goed onder ogen zien dat voor de meeste mensen op dat moment R’n’R een rage was zoals er al zovele geweest waren en dat de recentste rage de vorige herleidde tot flauw, ouderwets en achterhaald.) JB onderneemt voor de laatste keer een Haley-offensief(je): drie songtekten, een verslag van zijn optredens in Engeland (Bill Haley triomfeert!…een groot feest, zonder vandalisme) waarmee het een tegengewicht probeert te vormen voor het bericht dat hij dan toch niet naar België zou komen, dit in tegenstelling tot The Platters, die aangekondigd hebben dit wel te zullen doen[100]. Gevolg? De aprilcover is voor The Platters, Bill Haley’s naam wordt slechts tweemaal vermeld.

 

In maart kwam ook Elvis’ eerste film, Love Me Tender, uit. Niettegenstaande het feit dat deze film een ongezien kassucces was, zorgde hij in geen geval voor commotie zoals we gezien hadden na Rock around the Clock. Verschillende redenen waren hiervoor verantwoordelijk. Om te beginnen, en bovenal, was het nieuwe, explosieve en onberekenbare eraf. Ten tweede was Love Me Tender ook helemaal geen R’n’R-film, ook al zingt Elvis er een aantal liedjes in. Het was een klassieke western waarin Elvis slechts de derde rol vertolkte. Al deze feiten in acht genomen waren de kritieken in de Vlaamse pers niet mals voor Elvis. De vooroordelen die heersten over hem beïnvloedden zonder twijfel de manier waarop de recensenten naar de film keken. Zo besluit Het Nieuws van de Dag dat het een film is die het niet waard is er 25 frank inkomgeld voor te betalen[101]. Maar op de Elvis-films wordt dieper ingegaan in het hoofdstuk over R’n’R-films.

Ondertussen kwamen stukje bij beetje de grote successen van het buitenland ook in België terecht. Tommy Steele, Elvis’ grote concurrent in Groot-Brittannië, verwierf een zekere bekendheid die zich vooral uitte in een aanhang onder de R’n’R-jeugd en vermeldingen in de stukjes van Jan Torfs, maar niet in commerciële successen[102]. Eind april wordt in Humoradio geopperd dat er al een opvolger voor Elvis klaarstaat: Jerry Lee Lewis. Ook in het januarinummer van Jb werd zijn komst al aangekondigd. Het valt inderdaad niet te ontkennen dat op dat moment Jerry Lee Lewis the next big thing leek te worden, door zijn waanzin, zijn uitzinnige podiumact, zijn kwajongensuiterlijk en natuurlijk ook niet te vergeten door het feit dat hij blank was. Maar ondanks het feit dat hij in oktober van dat jaar even zou proeven van de hitparade, zou hij nooit doorbreken in België.

 

De R’n’R-golf is tot rust gekomen. In Humoradio worden we er nog aan herinnerd dat R’n’R zal blijven, onder een andere naam, en gepolijst, maar het ritme zal nooit meer verdwijnen! In hetzelfde nummer verschijnt het eerst grote Elvis-artikel, waarover verder meer. In JB is R’n’R haast helemaal uit het magazine verdwenen. Voor de laatste maal staat het woord Rock’n’Roll op de cover, maar waar het voorheen op zichzelf genoeg was om de aandacht te trekken en dus in vette letters de cover vulde, staat het nu tussen al de rest onder een foto van grote dame Catarina Valente. Het rijk van de R’n’R lijkt over.

 

 b. 1957, deel 2: de rust keert weer

 

Indien naast Elvis één R’n’R-er zijn stempel op 1957 drukt, dan is dit de Tommy Steele, ironisch genoeg de Engelse Elvis genoemd. Het valt gewoon niet te ontkennen dat in Juke Box vanaf de zomer van 1957 haast geen R’n’R meer verschijnt, of het moesten stukjes over Elvis of Steele zijn. Dat Elvis’ verhaal iets apart is, wist u al, maar waar haalde Steele zijn populariteit vandaan en waarom is hij nu volledig vergeten? Het antwoord op de twee vragen is hetzelfde. Tommy Steele was een idool, gecreëerd in Engeland als reactie op Elvis’ reusachtig succes bij gebrek aan een eigen wereldster. Tommy Steele, wiens achtergrond gelijkaardig was aan die van Elvis, zou nooit zo beroemd zijn geworden indien Elvis er niet was geweest en indien de Engelsen niet weer met hun typische chauvinistische reflex mosten bewijzen dat zij, met hun geschiedenis en status, alles wat uit Amerika komt ook en beter kunnen. Dus kreeg Tommy Steele een platencontract, optredens, fotoreportages, een film. Het was vooral deze film, The Tommy Steele Story, die voor zijn populariteit zou zorgen. Naar aanleiding van deze film laat de filmrecensent van Humoradio zich echter ontvallen “we hebben helemaal niets tegen Rock’n’Roll, behalve het feit dat het zo’n imbeciel gedoe is.[103]

 

Voor het overige was JB volledig uitgerockt. Af en toe klonk de klassieke aankondiging “De nieuwe Elvis is gevonden!” nog eens, maar Tommy Sands - enkele maanden later in JB a sort of cleaned-up Presley, met gezonde, stimulerende sex in zijn stem[104] genoemd - en zijn consorten konden de beloften van de platenmaatschappijen niet inlossen.

 

In het septembernummer kunnen we twee interessante waarnemingen doen. Johnnie Ray, de zanger-met-de-krokodillentranen staat opeens terug op de cover. Voor het eerst immers zou een grote Amerikaanse popster ons land aandoen. Er waren al jazzconcerten (onder andere van Lionel Hampton) en alle grote Franse sterren hadden al meermaals hun opwachting gemaakt in de Brusselse en andere Ancienne Belgiques, maar een echte grote Amerikaanse vedette had een bezoek aan België nog nooit de moeite waard gevonden. Johnnie Ray zou de eerste zijn en sindsdien zijn vele duizenden hem gevolgd. Het werd aan de overkant van de oceaan duidelijk dat er in België een markt, een publiek en een infrastructuur was voor popmuziek. Van de ene dag op de andere stonden we op de wereldkaart van de popmuziek.

 

De andere interessante ontwikkeling die opvalt in JB van september was dat de R’n’R-katern, die vroeger minstens twee bladzijden bedroeg, nog slechts één klein kadertje ergens achteraan in het magazine toegemeten kreeg en dat er opeens een Pat Boone-pagina in het magazine stond. Waar dit voorrecht voorheen exclusief voorbehouden was aan Elvis, stond daar opeens een brave jonge huisvader uit de suburbs een pagina te vullen in het jongerenmagazine JB. Zoals we in het hoofdstuk over de geschiedenis van R’N’R konden lezen was Pat Boone het icoon van de zogenaamde Highschoolpop, een genre gecreëerd door de platenmaatschappijen als reactie op de oncontroleerbare en zo onafhankelijke R’n’R. Men had de best verkopende elementen uitgezocht van de Italo-Amerikaanse zangers die vóór de R’n’R de alleenheerschappij hadden, zoals Sinatra, Como en Frankie Laine. Doch nu een deel van hun publiek, de jeugd, verloren waren gegaan aan Elvis en zijn collega-vetkuiven werden deze elementen gecombineerd met hetgeen het best verkoopbaar was aan R’n’R: een idool. Het jonge imago, de toegankelijkheid, schoonheid en tegelijkertijd de onbereikbaarheid hadden van Elvis een ster gemaakt zoals er dan toe nog nooit één geweest was. Het was dus slechts een kwestie iemand te vinden die de delen van Elvis’ imago die sommigen afschrikten ontbeerde (openlijke seksualiteit, volkse afkomst, duidelijke zwarte invloeden, het gevaarlijke en mysterieuze in zijn verschijning) en deze karaktereigenschappen te vervangen door hun tegenpool zodat de zanger door iedereen geapprecieerd zou kunnen worden. Pat Boone was die man. Jong, rijk, mooi, romantisch, betrouwbaar, lief, met een zachte stem, een net pak en volledig ontdaan van alle seksualiteit. En wat voor muziek bracht Pat Boone? Zeemzoeterige en zielloze covers van (zwarte) R’n’R-nummers. Wat moet de overwinning van de grote platenmaatschappijen zoet gesmaakt hebben: ze hadden de R’n’R overwonnen en nog wel met hun eigen wapens. Tutti Frutti, Ain’t that a Shame, bij Boone deed het allemaal denken aan dezelfde potpourri die al jaren open staat. Flets, aangenaam maar naar niets concreets ruikend en bovenal, vervelend. Maar het sloeg aan, en hoe. Love Letters in the Sand, Boones eerste grote hit in België, stond zeven maanden in de top 20 genoteerd en bereikte als hoogste notering een tweede plaats. Dat was Elvis nooit gelukt. Dé oorzaak voor dit succes was natuurlijk dat Pat Boone een markt kon bereiken waar Elvis noch Bill Haley ooit aanspraak op hadden kunnen maken. De markt van tantes, moeders en andere volwassen vrouwen, maar ook brave huisvaders die hun kinderen wilden behoeden voor die verderfelijke R’n’R, net als de vele jongeren voor wie Elvis overkwam als te gevaarlijk en verboden om een geschikt idool en rolmodel te zijn, maar voor wie Pat Boone als een godsgeschenk kwam, lag nu open. Even Amerikaans en aantrekkelijk, maar op een veilige, geaccepteerde manier. Waar de R’n’R-rage op weinig goedkeuring kon rekenen omwille van het sterk modieuze, tijdsgebonden karakter van de beweging, hadden Pat Boone en de klas vanillezoete posterboys die na hem kwamen iets tijdloos, eeuwig. Het vluchtige van seks tegenover het eeuwige van de liefde. De vooroorlogse traditie tegenover de moderne vooruitgangsmaatschappij. Ondertussen is gebleken hoe eeuwig de Highschoolpop wel was, en hoe vluchtig R’n’R.

 

Eind 1957 bestonden R’n’R (onder de vorm van Presley en Steele) en Highschool een tijdlang echter naast elkaar. Zo kwam het dat in oktober, terwijl Pat Boone stormenderhand (voor zover dit begrip van toepassing kan zijn op hem) de hitparade veroverde, we het eerste echte R’n’R-concert in België konden meemaken. Er waren al evenementen geweest als de Eerste Internationale Rhythm Show in Dendermonde waarover een uiterst blijgemutste journalist wist te schrijven dat rock’n’roll een gezonde ontspanning is voor de jeugd¸ ondanks banvloeken van cultuursnobs en andere reumatieklijders[105], maar een echte buitenlandse ster hadden we toch nog niet mogen verwelkomen in ons klein Belgenlandje. Maar wat wil je, we stonden immers nog maar een maand op de wereldkaart van de internationale popmuziek.

 

 

Dat het een heel gebeuren was dat Tommy Steele in België optrad, zal dan wel niet moeilijk voor te stellen zijn. We hadden dat jaar al een Tommy Steele-wedstrijd gehad voor aankomend Belgisch rocktalent, waarvan de winnaar, Shorty Lee Smith (in het dagelijks leven de Brusselaar Pierre Giou) op het voornoemd Dendermonds Rhythmgebeuren mocht optreden, maar the real thing, dat was nieuw. De verwachtingen stonden dan ook hooggespannen. En voor één keer zouden ze ingelost worden ook. In JB 18 van oktober 1957 verscheen een uitgebreid verslag. Zelfs nu, nu we zoveel gewend zijn op het gebied van publieksmanipulatie, verbaast de doordachte, haast cynische manier waarop de avond opgebouwd was. In het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten kwamen enkele duizenden teenagers bijeen om voor het eerst iets te ondergaan waar ze tot dan enkel over hadden gehoord en gelezen: een R’n’R-show. Natuurlijk wist het publiek niet goed wat de avond zou brengen en groot was dan ook de verontwaardiging toen de voorstelling aanving met een documentaire over Amsterdam, tapijtweven en dergelijke onderwerpen. Het resultaat was, om Jan Torfs te citeren dat dertien minuten lang het Paleis voor “Schone Kunsten” zinderde onder het gefluit en het ahoe-geroep van een paar duizend verontwaardigde fans. Maar… de gewenste, gespannen atmosfeer Was er…[106]” Vervolgens projecteerde men een film over het leven en de carrière van Tommy Steele (mogelijkerwijs The Tommy Steele Story) die zeer enthousiast onthaald werd. De atmosfeer moet toen zo ongeveer tot het kookpunt gestegen zijn, aangezien de film een heleboel van Steeles rocknummers bevatte, waardor de kijkers nog alleen maar meer gingen uitkijken naar het concert zelf. Om de sfeer weer te geven die er toen in dat anders zo rustige paleis moet gehangen hebben citeer ik nogmaals ooggetuige Torfs. “En dan…kwam Tommy Steele zelf! De Beaux Arts zal wel zelden zo’n gedaver hebben meegemaakt. Over Tommy’s stem kunnen we u eigenlijk weinig vertellen. Om de eenvoudige reden dat we ze wegens het ontzettende lawaai niet hebben kunnen horen (we zaten nochtans op de tweede rij!).” De taferelen die volgen zijn memorabel: [een] jongeman, die plots op het podium springt en een verwoede solo-dans uitvoert tot hij er door de Brusselse politie wordt afgesleurd (foto links), het meisje met de paardestaart dat onafgebroken met bolle wangen en verdwaasde ogen op een trekfluitje staat te blazen, de rock-ende paartjes tussen de stoelen in, het hysterische en vervaarlijk zwetende meisje met de rode trui dat recht op haar zetel staat en met de armen naar Tommy gestrekt almaardoor “Tommy” roept (foto rechts), het politiekordon rondom Tommy, de geladen atmosfeer, de spanning…Dat moet u eigenlijk zelf meegemaakt hebben om het u te kunnen voorstellen.

 

Nog geen twintig minuten duurde het optreden. Twintig dolle, uitzinnige minuten. Tot de politie besloot dat het welletjes geweest was en de situatie niet meer in de hand te houden was. Tommy droop af en mocht zelfs niet meer terugkomen om zijn ovatie in ontvangst te nemen. Onze verslaggever besluit met de volgende bedaarde woorden: “Misschien is het maar beter dat het zo is afgelopen. Nu hèbben we tenminste nog een Paleis voor “Schone Kunsten.” Wat hebben we hier meegemaakt? R’n’R-hysterie in België? Wie had dat nog gedacht… Maar als we de zaken rustig in ogenschouw nemen moeten we toch concluderen dat het allemaal wel meeviel. Geen berichten van afgebroken stoelen, in katzwijm gevallen jonge deernes of vechtpartijen onder de overhitte jongemannen en slechts één arrestatie door de politie. Gewoon een typisch R’n’R-feestje dus. Wat wel was, was dat zo’n concert uniek voor België was en dat ook zou blijven. Geen van de andere R’n’R-sterren zou zich de moeite meer troosten om hier een show van dat kaliber neer te zetten. Bill Haley zou in 1959nog naar ons land komen, maar zijn optredens zouden een heel ander effect hebben dan Tommy Steele had die ene avond in Brussel.

 

De volgende maand werkt het effect van het concert nog door en wordt een hele pagina aan Tommy Steele gewijd. Voor het overige kunnen we enkel twee foto’s van Elvis bespeuren[107].

 

Dat niet enkel R’n’R voor bewogen optredens zorgt, wordt volgens JB bewezen bij het optreden van Frankie Laine. Er is zelfs sprake van rellen! Bij nader inzien blijkt het echter wel best mee te vallen, het gaat immers slechts om een aantal hysterische jongedames die zich niet meer konden bedwingen bij de aanblik van de Amerikaanse zanger en door de politie moesten ontzet worden.

 

Paul Anka maakt in dit nummer zijn debuut. Begrijpelijk, als men constateert dat de jongeman met het kwelende Diana al drie maanden in de hitparade staat. Terwijl ook de Everly Brothers met hun mooie samenzang voor de eerste maal bij de twintig meest verkochte platen van België staan en heel het land in volle spanning wacht op de Expo, kunnen we besluiten dat het land klaar was om zich volledig over te geven aan de Highschoolpop, ook al zou de King zijn plaats natuurlijk niet zomaar afgeven.

 

c. Elvis in 1957. De koning eist zijn troon op.

 

Zoals al aangekondigd zou 1957 het jaar van Elvis worden. Zijn films Love me Tender, Loving you, Jailhouse Rock en alle bijbehorende singles zouden voor eens en voor altijd zijn plaats vestigen onder de grootsten der aarde.

 

In januari kwam Hound Dog dus de hitparade binnen, de eerste Belgische hit van Elvis, maar absoluut niet zijn laatste. Een maand later was er al niets meer van te bespeuren.

Voor JB en SP werd Elvis al snel een toverwoord om meer te verkopen. Vooral foto’s van het idool of roddels over zijn privé-leven zorgden ervoor dat de verkoop van de magazines steil de hoogte inging. Ook Elvis-merchandising en andere prullaria zijn razend populair. Elvis-broeken, Elvis-riemen, Elvis-foto’s of Elvis-pennenzakken verkochten als zoete broodjes. Bij Juke Box komt men zelfs op het lumineuze idee om een Elvis uniform vast te leggen, zodat men de echte fans steeds kan herkennen. Aan de lezers wordt gevraagd wat zij in gedachten hadden als uniform. De reacties lopen zo sterk uiteen dat uiteindelijk beslist wordt om het gewoon te houden bij het Elvis-speldje[108]. Het mag ons eigenlijk niet verbazen dat een R’n’R-uniform vastleggen onmogelijk was. Het individualisme dat helemaal verweven zat in die nieuwe cultuurvorm, hing immers nauw samen met de opkomst van de consumptiemaatschappij. Uiteindelijk kwam het er op neer je gelijkgezinden te vinden, je zo te onderscheiden van de rest van de wereld, en als tweede stap je te onderscheiden van je gelijkgezinden om toch jezelf te kunnen zijn tussen mensen met dezelfde interesses.

 

Zoals al vermeld kwam Love Me Tender[109] in België rustig en zonder problemen uit, in tegenstelling tot de States waar verschillende voorstellingen moesten stilgelegd worden[110]. Al leek dit voor de teenagers teleurstelling, het maakte allemaal deel uit van het groot plan van Colonel Tom Parker, Elvis’ megalomane manager, die Elvis uit het teenager- en herriesfeertje wou halen en hem acceptabel maken bij het grote publiek. Een geniale zet, want Elvis zette de rol van “goeie” overtuigend neer, en veel ouders waren er na het zien van de film van overtuigd dat de geruchten over hem wel overdreveven moesten zijn. De filmbladen uitten net als Humoradio de bewering dat nu hij in zulke brave, niet-R’n’R-films meespeelde, zijn einde als superster wel eens in zicht kon zijn.

 

Deze twijfel leidde ertoe dat in mei voor het eerst één van de vier grote artikels die Humoradio elke maand publiceerde over Elvis ging, met de verzuchting “Elvis Presley, een tanende ster?” als kop[111]. Het artikel was een uitgewerkte studie over het fenomeen Elvis Presley. Wat het interessant maakt voor ons is dat het een andere mening weergeeft dan alleen die van Jan Torfs. Eerst en vooral geeft de auteur ons een beeld van de man Elvis. Een foto, met de veelzeggende woorden erbij “gitaar en stuiptrekkingen…hysterie in bomvolle zalen,” een relaas van een aantal mislukte optredens in de USA en een kleine biografie vormden de inleiding. Vervolgens gaat men op zoek naar een verklaring voor het fenomeen Elvis. Vreemd genoeg gaat men daarvoor niet op de eerste plaats ten rade bij muziekkenners of jongeren, maar bij psychiaters en psychologen. Vreemd, of toch niet? Het was voor Humoradio waarschijnlijk duidelijk dat Elvis meer was dan gewoon een zanger met bakkebaarden die ostentatief met zijn bekken zwaaide. Het was een fenomeen, één zoals men er nog nooit gezien had. De wetenschappers trachtten een verklaring te geven voor de hysterie en de opstandigheid van de jeugd. Volgens hen was de hysterie een gevolg van het feit dat de jongeren van tegenwoordig naar optredens van hun halfgod gingen, niet om naar muziek te luisteren, maar om zich te ontladen. R’n’R was niet enkel het symbool van opstand tegen schlagers en crooners, maar een symbool van een opstand die broeide tegen de hele gevestigde orde. In Elvis’ zang hoorden zij het symbool van zielloosheid en zoeken naar de zin van het leven wat eigen was aan de tijd, een tijd waarin ouders en kinderen het noorden kwijt waren en dus elkaar verweten krankzinnig te zijn. Ze wisten echter de lezers gerust te stellen: “niet gevreesd, de belangstelling begint te tanen”. Heren wetenschappers, indien u geweten had… Het tweede deel van het omvangrijke artikel bestond uit reacties van mensen uit Vlaanderen die direct of indirect in contact kwamen met het fenomeen Presley. Allereerst hadden ze de mening gevraagd van pater Servatius Visser, de bekende vriend van al wat jong is; van Bob Boon, de programmator lichte muziek bij het NIR; van Guido Veltman, de zanger-reporter-conférencier; van Jan Torfs en van Max, de klassieke muziek-criticus van Humoradio. Rode draad doorheen hun reacties is de intentie om de invloed van R’n’R te relativeren: R’n’R is een exponent van zijn tijd, het is oppervlakkig en van voorbijgaande aard (Het heeft al bijna afgedaan!)en zal zodoende op langere termijn weinig invloed hebben. Volgens hen wordt Elvis door de jeugd zo op handen gedragen omdat ze zich met hem kunnen vereenzelvigen, al is hij niet de meest getalenteerde der R’n’R-ers. Dat toegankelijke geeft hem toch dat je-ne-sais-quoi dat hem in invloed ver boven de anderen plaatst. Enkele van de reacties laten wel interessante invalshoeken op het fenomeen zien. Zo beschouwt Boon R’n’R als het einde van de normale evolutie van de lichte ontspanningsmuziek. Het is eigenlijk geen echte muziek meer, maar het gaat een stap verder en het maakt duidelijk dat het nodig was alle genres, die vastgeroest waren, op te heffen. Torfs geeft zelf ook een interessante en vrij onverwachte reactie. Hij vindt R’n’R muzikaal vrij waardeloos, maar hij beseft goed hoe nieuw dit ritme is voor de Belgische jeugd en besluit daar dan ook wijs uit dat R’n’R een invloed zal hebben die nog jaren zal doorwerken, hoewel hij wel vermeldt dat men sommige uitspattingen van de jeugd niet mag verwarren met R’n’R. De meest geprononceerde mening komt van Max, de muziekcriticus. Hij vindt R’n’R verachtelijk en wel om de eenvoudige reden dat het enkel aanleiding geeft tot geestloos, afgestompt barbarisme en tot het sentiment en niet tot het intellect spreekt, wat hij jammer vindt. Vervolgens geeft hij blijk van een uitzonderlijk inzicht. Hij stelt dat R’n’R zelfs nog verder gaat dan enkel tot het sentiment te spreken, het spreekt tot de ingewanden, die bezwaarlijk het mooiste deel van de mens genoemd kunnen worden, en om in de sfeer van de innerlijke mens te blijven sluit hij af met de boutade “…dat er muziek bestaat die men kan horen stinken.” De man zat er met al zijn razende kritiek waarschijnlijk niet eens zo ver naast toen hij het punt van impact van R’n’R niet in het hoofd, zelfs niet in het hart, maar in de ingewanden legde. R’n’R is uiteindelijk toch het ritme van de buik en de onderbuik, losgekoppeld van romantische gevoelens en rationele consideraties. Een uiterst boeiende invalshoek waar we in de conclusie van dit werk dieper op ingaan.

 

Natuurlijk kon een reactie van de lezers hierop niet uitblijven. In het Open Venster van twee weken later stonden twee brieven die op het onderwerp inspeelden. Zo reageerde één lezer op Max’ anti-R’n’R –tirade door te zeggen dat R’n’R misschien voor Max wel barbarisme mocht lijken, maar dat het voor de jongeren iets betekende waar ze tenminste hun hart aan kunnen ophalen, en alles vergeten, wat in de wereld van nu met haar oorlog en politiek gekonkel wel eens zeer nodig is[112]. Ook drie weken later woedde de discussie in het lezersforum nog. In twee brieven werd een vrij grove analyse van R’n’R gemaakt. De ene schreef dat het moeilijk was zich R’n’R als muziek voor te stellen en de andere vatte de hele beweging samen als een cultuuruiting van het whiskydrinkend chewing-gum-kauwende continent van over there. Hoe poëtisch dit ook mag klinken, toch is zeker dat de schrijver van deze bewering er niets positief mee bedoelde. Hoe dan ook…, het is duidelijk dat R’n’R een item was dat gevoelig lag, waarover de meningen sterk uiteen liepen. Meestal zou Elvis, als opvallendste en explicietste symbool van de beweging, de aanleiding zijn om de discussie te openen. Uiteindelijk luidde de conclusie van elke discussie: je bent er voor of je bent er tegen, een tussenweg kan niet.

 

Sinds 1957 kunnen we voor het eerst ook Elvis’ hits sporadisch horen tijdens de tieneruurtjes op de openbare omroep[113]. Maar zijn grote succes behaalde hij met de tweede film die hij in 1957 op het publiek losliet, Loving You, die in september bij ons verschijnt. Loving You komt hier twee maanden na de Amerikaanse première in de zalen. Het tijdsverschil tussen de twee continenten wordt alsmaar kleiner: Love Me Tender was immers pas vijf maanden na de Amerikaanse release uitgekomen in ons land. Jailhouse Rock/ Le Rock du Bagne/ Gevangenisrock, zijn volgende, zou al in december 1957 op België losgelaten worden. Dit wil dus zeggen dat in 1957 vanaf maart continu minstens één film van Elvis in de bioscoop liep. Het is dus niet te verwonderen dat het publiek volledig voor Elvis viel. Toch waren het toch vooral die twee laatste films (met Elvis in de hoofdrol), losjes gebaseerd op zijn eigen leven, waar een grote invloed van zou uitgaan. Zonder uitzondering waren het natuurlijk grote kassuccessen die de zalen lieten vollopen van de matinees op de middag tot en met de laatste avondvoorstelling. En hetgeen tot ieders verbazing zo lang uitgebleven was gebeurde met Jailhouse Rock: dansende koppeltjes in de gangen tussen de stoelen, feest in de bioscoop[114]! Het spreekt vanzelf dat er felle kritiek was van een bepaald deel van de critici. Vooral Loving You kreeg het hard te verduren. Elvis’ acteerprestaties worden met de grond gelijk gemaakt en er wordt de filmmakers verweten een film gemaakt te hebben die als enig doel heeft geld te verdienen en bovendien deze boodschap ook uit de dragen aan de kijkers[115].

 

Ook in Humoradio klinkt het nog scherper: “[De] scenarist wil ons laten geloven dat Elvis in de grond een eenvoudige, vriendelijke bengel is: dan is die scenarist een buitengewoon humorist of een brutale leugenaar[116].” Maar dit is niet meer, zoals voorheen, de heersende teneur van de reacties. Elvis heeft mettertijd aan krediet gewonnen bij het publiek en is boven de vooroordelen kunnen uitstijgen, al klinkt in omschrijvingen als l’idole pommadée de la jeunesse américaine of ce phénomène qui devait faire du Rock’n’Roll une sorte de culte[117] nog wel dat zure toontje door dat zo karakteristiek is voor de uitingen van vooropgezette mensen. De angst voor het onbekende, het irrationele, het sen- en seksuele maakten dan ook nog integraal deel uit van het culturele landschap in België.

 

In dezelfde periode waar de discussie in Humoradio plaatsvond, keert Elvis ook terug in de hitparades met All Shook Up. De laatste maal dat hij de top 20 bereikte was toen de titeltrack van de film Love Me Tender in februari de twintigste plaats innam. All Shook Up, nog steeds Elvis’ best verkochte single in de Lage Landen[118], zou twee maanden genoteerd blijven staan, net als opvolger Teddy Bear vanaf september. Maar als Teddy Bear, uit de soundtrack van Loving You, in oktober op 15 staat, staat Pat Boone met zijn Love Letters in the Sand al op 4 en als Elvis in december met Jailhouse Rock op 8 nieuw binnenkomt, staat Boone nog steeds op 5. Voor de goede verstaander wil dit zeggen dat het tijdperk van de R’n’R zo goed als afgelopen was.

 

 

6. 1958 [119]

 

 

Het getal alleen heeft voor ons, Belgen van na de tweede wereldoorlog, bijna een magische klank. Expo58 zou het denken van de Belgen voor eens en altijd naar de toekomst richten en het Atomium werd niet alleen het symbool van het atoomtijdperk, maar ook van ons land. De vraag is wat we van deze magie merkten in de wereld van de populaire muziek.

 

a. Een koning neemt de wapens op

 

Toen het jaar begon draaide Jailhouse Rock nog op volle toeren in de bioscopen en stond Louis Prima met Buona Sera op één, waar hij de volgende zes maanden ook blijven. Pat Boone stond driemaal in de top 20, Elvis tweemaal en Paul Anka stond op twee. De toon was gezet.

 

Ook als we de hitparade vergelijken met de inhoud van JB is het duidelijk dat Boone de man van het moment is. Zijn foto prijkt op de cover en in een artikel binnenin wordt er tevens vermeld waarom hij zo’n succes kent: hij is “the first teenage idol that grandma can dig too[120].”

 

Little Richard bekeert zich tot dominee, Jerry Lee Lewis scoort een kleine hit met Great Balls of Fire, in februari is er eigenlijk maar één nieuwtje in popland dat van belang is. Elvis Presley, de koning van de R’n’R, hét fenomeen van het moment in de States[121], moet het leger in! Hij heeft het lang kunnen uitstellen, maar nu, op 22-jarige leeftijd moet Elvis, net als elke andere Amerikaanse man, zijn legerdienst vervullen. 20 maart zal de dag worden waarop Elvis voor twee jaar uit de spotlights zal verdwijnen, wat voor velen wil zeggen dat het einde van zijn carrière in zicht is en voor vele fans is dit een drama waar men maar moeilijk overheen komt (zo lezen we in 1958 een brief van een fan waarin Elvis’ legerdienst gelijk gesteld wordt met zijn overlijden, wat een onoverkomelijk verlies betekent voor de teenagers[122]). Elvis krijgt in JB die maand dan ook de cover, twee Sing-along-Songs, een paginagrote advertentie en een artikel van twee bladzijden. In dit artikel vinden we een openhartig interview met Elvis, informatie over zijn legerdienst, een grote foto en ook een kleine foto van Elvis met een mandoline, die bij nader inzien een Vlaamse lookalike blijkt te zijn. Vooral het interview is interessant, aangezien hierin het begin vervat is van een campagne om de vooroordelen tegen Elvis weg te werken: we zien de man achter het idool, enkele hardnekkige mythes worden ontkracht en tegelijk krijgen weer nieuwe mythes vorm. Zo benadrukt de auteur hier dat Elvis een gelovig man is, ondanks alle geruchten die hem als goddeloos en duivels brandmerkten. Ook geeft hij toe dat hij soms wildvreemde meisjes op straat kust -omdat hij nu eenmaal graag kust- en dat het voor een meisje niet alleen belangrijk is dat ze een persoonlijkheid bezit, maar dat het haar ook niet aan sex-appeal mag ontbreken[123]. Zo legt hij de klemtoon op het seksuele aspect van zijn imago, wat hem zo aantrekkelijke en tegelijk ook zo gevaarlijk maakte. Hij steekt ook niet onder stoelen of banken dat hij niet vies is van geld, maar dat had hij eigenlijk nooit gedaan. Hij heeft er geen enkel probleem mee toe te geven dat hij auto’s verzamelt, iets wat op veel brave, spaarzame Vlaamse mensen een grote indruk, ten goede of ten kwade, moet gemaakt hebben. Wat ons echter vooral interesseert, is dat het beeld dat Elvis van zichzelf geeft voor veel Vlaamse jongeren als een rolmodel gold. Geld, schoonheid, seks, werelds genot… De materialistische idealen die de tweede helft van de twintigste eeuw vorm gaven, sijpelden langzaamaan het bewustzijn van de jeugd binnen en zouden volop de samenleving beginnen bepalen op het moment dat de jeugd van de jaren vijftig de volwassenen van de jaren zestig zouden worden. Maar dat is een verhaal voor later.

 

Het gevolg van het nieuws dat Elvis onder de wapens moest was dat de aandacht zich opeens weer veel meer op hem ging toespitsen. In één woord: Elvis was weer nieuws. Om uiting te kunnen geven aan de gevoelens van de fans over Elvis opende JB voor het eerst een brievenrubriek, die verscheen in het nummer van maart onder de titel Elvis: ons idool. Hun reacties zijn tekenend voor de sfeer die heerste onder de fans, en zullen hier daarom integraal weergegeven worden.

Grote mensen weten niet wat voor ons betekent. (ons 16 à 18-jarigen) Stellen we Elvis bijvoorbeeld tegenover Pat Boone. Pat heeft beslist een betere stem, maar heeft niet het dynamisme dat Elvis eigen is. Elvis is voor ons iemand, naar wie we kunnen opzien, méér nog dan bijvoorbeeld James Dean. Elvis kleedt zich als wij, denkt en doet als wij zouden doen…(Rudi Tack, Deurne)

 

De Vlaamse jeugd lijkt me oh, zo hopeloos ouderwets, of is het misschien gemis aan internationaal gevoel? Weet u dan niet dat het niet gemakkelijk is, iemand als Elvis als idool te hebben? Langs alle kanten tracht men hem van zijn voetstuk te halen, er is niemand onder mijn vriendinnen die hem graag hoort…(Greta Biesbrouck, Tollembeek[124])

 

We kunnen hier duidelijk zien in welke moeilijke positie de Vlaamse jeugd zich soms bevond. Niet enkel ouders en opvoeders keurden hun verering van Elvis af, ook onder hun leeftijdsgenoten was er groot onbegrip. Het was dus zeker niet het geval dat de hele Vlaamse jeugd collectief bezeten was door R’n’R. Om deze geïsoleerde Elvis-fans een kans te geven in contact te komen met gelijkgezinde zielen en hun het gevoel te kunnen geven dat ze niet alleen stonden richtte JB in april dan ook de Elvis-fanclub op, onder het motto We like Elvis[125].

 

Het was niet enkel in JB dat het nakende verdwijnen van Elvis uit het publieke leven een hernieuwde belangstelling voor zijn persoon als gevolg had. In veel persorganen kwam er pas uitvoerige berichtgeving over Jailhouse Rock in maart.

 

In de Gazet van Antwerpen bijvoorbeeld, waar een zeer interessant en uitvoerig artikel over de film en het fenomeen Presley verscheen. Vooral hun beschrijving van Elvis is memorabel: …zal in de toekomst in de encyclopedieën staan als de exponent van de hotsende en botsende jeugd die zich nooit met het bourgeois-leven (of met het leven in het algemeen) heeft kunnen verzoenen en zich daarom onder het uitstoten van zekere klanken (wat men soms ook zingen noemt) in alle mogelijk bochten en kronkels heeft gewrongen. Te oordelen naar het voorkomen van Presley zelf kan men deze jeugd dan ook gerust trillende jeugd noemen…zijn woeste gezangen, die gepaard gaan met de lichamelijke trillingen, doen Elvis op zo een perfecte manier van een normale mens onderscheiden[126]. Het mag duidelijk zijn dat de auteur van het artikel niet van Elvis houdt, maar hij heeft genoeg inzicht in de materie om te beseffen dat Elvis een factor is die niet meer weg te denken valt uit de wereld, al vermoedt hij dat de trillende jeugd wel vlug een ander idool zal vinden. Hij weet ook dat het geen zin heeft om te proberen het fenomeen Elvis rationeel te begrijpen, maar het volstaat om hem op het scherm aan het werk gezien te hebben om te beseffen welke impact die man kan hebben. Alles welbeschouwd is de Gazet blij dat Elvis naar het leger is, zodat het gevaar dat hij betekent voor de jeugd vermindert. Net als bij hun artikel over Rock around the Clock laat men het niet na om zelfstandig de waarschuwing “Voor volwassenen” bij te voegen.

 

Steeds zijn Elvis’ uiterlijke kenmerken het voorwerp van spot. La bêtise que semble abriter son physique mongole-négro-poupin réduit dans de notables proportions la sympathie que l’on pourrait nourrir pour ses indéniables dons naturels,” schrijft La Libre Belgique, dat hem verder ook nog vergelijkt met een kermisattractie, met de vrouw-met-de-baard zelfs[127].

 

Er heerst klaarblijkelijk een merkwaardige ambiguïteit in de publieke opinie over Elvis: langs de ene kant gunt men hem zijn succes omdat hij zonder twijfel capaciteiten bezit waar niemand omheen kan, maar langs de andere kant wordt hem een kwalijke invloed op de jeugd verweten, die meestal niet eens toegeschreven wordt aan zijn muziek of zijn films, maar aan zijn uiterlijke verschijning. We moeten ons niet te lang de vraag stellen wat het net was in die verschijning dat zoveel afkeer veroorzaakte. Het is heel simpel en telt maar vier letters: seks. Elvis was seks. Hij straalde het uit, in zijn stem, in zijn bewegingen, in zijn ogen, in zijn houding. En de puur seksuele aantrekking die van hem uitging was voor velen onweerstaanbaar, want net op dat punt was er voor de jeugd geen mogelijkheid om zich te uiten, om hun energie op te richten. Elvis was de eerste die hun die uitlaatklep gaf, nadat de Brando’s en Dean’s van deze wereld het pad geëffend en de deur op een kier gezet hadden. Dat dit hem in de pers titels als “de belichaming van deze decadentieperiode” en “ de incorporatie van goed én kwaad” opleverde, is eigenlijk niet meer dan normaal.

 

De volgende maanden blijft de aandacht voor Elvis, al zit hij ondertussen in het leger, onverminderd. Hij scoort nog een paar hits (Hard Headed Woman en King Creole, de titeltrack van zijn volgende film, die eind 1958 uitkomt), in JB krijgt hij consequent aandacht –zeker op het moment dat bekend wordt dat hij in Europa gestationeerd zal worden groeide de hoop weer even dat hij ook in België zal langskomen -en ook in Humoradio (dat vanaf april 1958 Humo genoemd) vergeet men niet om op geregelde tijdstippen zijn naam nog eens te laten vallen. Iedereen had verwacht dat Elvis, net als R’n’R, door zijn legerdienst uit de aandacht zou verdwijnen. Iedereen, behalve zijn fans en zijn entourage. Het plan om hem gedurende zijn tweejarige afwezigheid in de aandacht te houden was minutieus voorbereid en zou uiterst efficiënt blijken. Best of-compilaties werden uitgebracht en verkochten recordaantallen, zijn oude films kwamen opnieuw in roulatie en tot op de dag voor hij in het leger moest, was hij nog aan het werken geweest aan zijn volgende film, zodat die zou kunnen uitkomen terwijl hij onder de wapens was.

 

Er was natuurlijk, zoals we al gezien hadden, reusachtige concurrentie voor Elvis, die het, zeker op commercieel gebied in Vlaanderen, zou halen van hem, maar ze zou er niet in slagen Elvis tijdens de winterslaap van de R’n’R te doen vergeten en niemand zou erin slagen zijn plaats in te nemen. In vele meisjeskamers zou een kalender twee jaar aftellen.

 

b. De Expo haalt sterren naar België en iedereen danst de chachacha

 

Expo 58 heeft ons op muzikaal gebied niet al te veel revolutionairs bijgebracht. In het Amerikaans paviljoen was er echter veel plaats voor R’n’R en de positieve internationale uitstraling die België dat jaar even had, zorgden ervoor dat de Platters en Bill Haley naar ons land zouden komen. De Platters zouden dat jaar enkele concerten geven in de casino’s aan de kust en Haley beloofde dat hij ditmaal echt zou komen naar België en zijn vroeger verzuim zou goedmaken door welgeteld zeven maal op te treden in november. Dat hij zich nu opeens wel de moeite wil getroosten om voor zijn Belgische fans te spelen, is te wijten aan het simpele maar spijtige feit dat Bill Haley op dat moment eigenlijk al helemaal geen ster meer was. Hij had geen hits meer, kwam nog slechts zelden voor in de bladen en was bovenal oud geworden.

 

Ondertussen ging het leven in de Vlaamse R’n’R-wereld zijn gewone gangetje. De sterren als Little Richard en Buddy Holly kregen sporadisch een vermelding in JB of Humo en in het Sportpaleis in Antwerpen werd in april een R’n’R-feest georganiseerd, waar, dixit JB, geen grote namen te noteren vielen, maar veel gedanst werd op onder andere calypso en skiffle. Ook dit was typisch voor de Belgische situatie: R’n’R wordt een roepnaam om jongeren mee te lokken en heeft al lang geen betrekking meer op het muziekgenre alleen. Het is een begrip geworden dat dynamiek, dansen en gewoon fun inhoudt. De artiesten die wel speelden waren de onvermijdelijke Freddy Sunder met zijn rock-repertorium, het Antwerps dialect-ensemble de Strangers en de 13-jarige Jackie Dennis, waar ik verder niets over ben te weten gekomen behalve dan dat hij in de volgende JB plots 15 jaar zou zijn. Er blijven aan de lopende band R’n’R-films uitkomen, al blijkt ook hier de benaming niet noodzakelijk te slaan op de muziek die men daar logischerwijs mee zou verbinden als men leest dat Paul –Diana- Anka, waar evenveel R’n’R inzat als in een plechtig communicantje, de hoofdrol in één van die films vertolkte[128]. Dezelfde Paul Anka zou trouwens in november ons land aandoen[129].

 

In het Belgisch poplandschap zou men zich beginnen roeren. De Chakacha’s, het chacha-project van drummer Gaston Bogart,hadden een wereldhit met Eso es el amor en hadden een groot aandeel in het ontstaan van de nieuwe rage. Om dit te bereiken moesten ze zich wel voordoen als Zuid-Amerikanen, net als Freddy Sunder in de tijd had voorgewend een Amerikaan te zijn. Maar de tijd van leugens en schaamte om het Belg-zijn was aan het verdwijnen. In de kleine kolommen van JB werd ondertussen immers het eerste Vlaamse popidool geboren: Will Tura coverde Bye Bye Love van de Everly Brothers en zette daarmee zijn eerste stappen naar onsterfelijke roem. Onsterfelijk binnen België weliswaar, maar toch[130].

 

Een opvallend en vrij komisch item dat opgenomen wordt in JB 30 is een korte handleiding Leer Rock’n’Roll spreken.

 

 

Hieruit blijkt toch wel in hoeverre “R’n’R zijn” overeen kwam met “Amerikaans zijn.” Ook de associatie tussen “niet met je tijd meegaan” en “anti-R’n’R-zijn” is opvallend[131].

Het daaropvolgende grote R’n’R-evenement is de komst van Bill Haley naar België. Zeven maal zou hij de brave Belgische oren komen teisteren met zijn mix van een forse beat, Country & Western, Dixieland en populaire melodietjes –zoals ze hem de maand daarvoor in Jb aankondigen. Hoe groot zou de ontgoocheling zijn…half lege zalen, fluitconcerten tijdens de trage nummers en op wat overdreven geduw en getrek na een handtekeningensessie in de Grand Bazar al helemaal geen heisa of vernielingen. Als men aan Haley de vraag stelt waarom hij denkt dat het zo rustig is gebleven tijdens zijn Belgische concerten in tegenstelling tot elders, laat hij uitschijnen dat België eigenlijk maar een achterlijk land is waar men niets van R’n’R begrepen heeft[132]. Wat de brave man zelf duidelijk nog niet begrepen had, was dat hij wel degelijk afgedaan had.

 

Wat ook zo langzamerhand afgedaan had, was het jaar 1958. Voor we het echter volledig mochten opbergen, kregen we nog de zoveelste Elvis-explosie te verwerken, want in december kwam King Creole, Elvis’ eerste echt serieuze film, in de zalen. Bij het uitkomen van de film wordt een heuse parade door het centrum van Brussel georganiseerd en ondanks een lichte bezorgdheid van de overheid over mogelijke relletjes verloopt het hele gebeuren vlekkeloos al is er wel sprake van een heuse volkstoeloop. De langspeelplaat die bij de film hoorde stond ondertussen al enkele maanden in de hitparade en in JB was de reclame die voor film en plaat gemaakt werd maandenlang paginagroot en alomtegenwoordig. Doordat Elvis in deze film voor het eerst resoluut gecast wordt als een serieuze acteur (de rol die hij speelt is stevig geënt op James Dean in Rebel without a Cause) en de film haast overal goede kritieken krijgt, komt Elvis weer een stap dichter bij het afwerpen van zijn gevaarlijk imago en de acceptatie door het grote publiek en de kritiek. Ook in JB zou Elvis vanaf dan gepresenteerd worden als een moderne heilige -niet roken, drinken of vloeken[133]-, waar de grote reclame-inkomsten die aan Elvis verdiend konden worden zeker wel in meegespeeld zullen hebben, al mogen we ook niet vergeten dat hij zelf ook wel veranderd was. Vooral de dood van zijn moeder, die hij nooit zou verwerken, heeft daar een grote rol in gespeeld. Maar voor le pape du Rock’n’Roll, l’empereur du rock, de jongen die ergens in Duitsland aardappelen zit te schillen, le roi du bon vieux Rock’n’Roll de 1956[134], betekent het einde van 1958 ook het einde van Elvis The Rocker, die we nadien niet meer zouden terugzien.

 

 

7. 1959 [135]

 

Elvis zit in het leger, de R’n’R houdt zijn winterslaap. Of is er meer aan de hand en betekent de stilte die er heerst daadwerkelijk het einde van de R’n’R? Wat er ook van zij, 1959 zou een dramatisch jaar worden in popland en tegen het einde van het jaar zouden de meeste mensen ervan overtuigd zijn dat R’n’R juist een rage, een mode was geweest net al de hula-hoop, de chacha en de yo-yo op dat moment modeverschijnsels waren. Wie ondertussen nog moeilijk een modeverschijnsel genoemd kon worden, was Elvis.

 

a.Meer van hetzelfde of helemaal niets meer?

 

In Humoradio werd het al vanaf de eerste editie van het nieuwe jaar duidelijk: Elvis, wiens King Creole op dat moment een groot succes was, zou blijven! Zo verschijnt er in dat nummer een lezersbrief waarin gesteld wordt dat er gewoon teveel aandacht is voor Elvis, wat die niet verdient. Maar langs de andere kant nemen ze in hun reportagereeks “De Atoomgeneratie,” over de jeugd van de jaren vijftig, ook een vraag op over Elvis en R’n’R. In de eerste aflevering werden een aantal bekende jonge (intellectuele) Vlamingen aan de tand gevoeld. Jan Torfs, die weer geïnterviewd werd, erkende de waarde van Elvis: “Een jongeman die een hele generatie begeestert moet toch iets speciaals hebben. M. Deweerdt, een jonge actrice stelt dat Elvis niet alleen voor haar geen waarde heeft, voor het merendeel van de Vlaamse jongeren evenmin. De derde persoon die daar zijn mening over uit is Hugo Claus, op dat ogenblik een jong, gecontesteerd en succesvol schrijver. Tot mijn grote verbazing uitte hij wat ik bijna in letterlijk dezelfde termen had gedacht: “Elvis heeft waarde omdat hij de heupen heeft losgemaakt en de mensen van een schaamtegevoel heeft bevrijd.” Heupen, ingewanden, onderbuik. Muziekrecensent Max, Hugo Claus en ondergetekende zaten op hetzelfde spoor[136]. In het tweede deel van “De Atoomgeneratie” komen zeven onbekende, maar even intellectuele jongeren aan het woord. Bij hen overheerst de mening dat Elvis op zich niet veel waarde heeft, maar dat toch niet kan ontkend worden dat het ritme van R’n’R iets onweerstaanbaar en aantrekkelijk heeft[137].

 

In JB wordt de Presley-pagina consequent gevuld al is het nieuws dat erin verschijnt soms van een erbarmelijk niveau. Zo kunnen we in januari lezen dat Elvis wel degelijk niet dood is, maar misschien wel blond. Maar ja, hoe moest men elke maand een pagina vullen over iemand die volledig ontoegankelijk in het leger zat en daar net als de rest van collega-miliciens absoluut geen nieuws produceerde[138].

 

Geen nieuws is goed nieuws, zegt men dan. In februari was er echter wel nieuws en zoals men dan verwachten kan, was dit het slechtste nieuws dat ons in lange tijd uit popland bereikt had. In de States was een vliegtuig neergestort en aan boord van dat vliegtuig zaten Buddy Holly, Ritchie Valens en de Big Bopper. Holly, die in de States al een grote ster was en bij ons ook regelmatig een kadertje kreeg ergens in JB of Humoradio en het alternatieve idool was voor vele jongeren. Valens, die op dat moment in de USA een hit scoorde met La Bamba en net als Big Bopper een van de grote talenten van de R’n’R was. Niet voor niets zou Don McLean deze dag later the day the music died noemen. Ook in Humoradio is men geschokt: De Dood vloog mee, kopte men boven het artikel met de foto's van de betreurden[139].

 

Maar, stond de wereld die dag heel even stil, het leven ging door. Ook in de hitparades waar door het succes van King Creole Elvis een vaste klant was geworden. Toch kunnen we constateren dat op hem en de Teenyboppers Paul Anka, Neil Sedaka, Fabian en Frankie Avalon na de hitparade verdacht veel leek op die van vóór 1955. Zelfs Pat Boone was weer uit de aandacht verdwenen. Was er dan toch niets veranderd? Heel even merken we Eddie Cochran en Ritchie Valens op, maar hét succes van 1959 zou weer Belgisch zijn: Rocco Granata boekt met zijn Marina wereldwijd succes.

 

1959 was trouwens het jaar waarin we voor het eerst echt kunnen spreken van Belgische R’n’R-ers die hun eigen aanhang krijgen en een zekere mate van populariteit bereiken, al zouden ze geen echte hits scoren.

 

b. Burt Blanca en Dan Ellery: België zoekt zijn Elvis

 

Burt Blanca, een vijftienjarige snotaap uit de buurt van Brussel met een grote liefde voor Elvis en een gitaartalent, richtte samen met zijn broer het Elvis-coverbandje The King Creoles op nadat hij het eerst met zijn eigen bandje The Fellows had geprobeerd. Burt werd vrij succesvol in België en later ook in het buitenland, deed tournees in Frankrijk met onder andere Gene Vincent, maar in de jaren vijftig zou het grote hitparadesucces uitblijven[140].

 

Dan Ellery was het andere Belgische rock-idool, al mag dat met de nodige lepels zout genomen worden. Hij had de looks, de moves en woonde tussen 1949 en 1953 in Amerika. Terug in Gent ging hij aan de slag bij The Belgian Stars, een typisch balorkest, maar Ellery kreeg er de kans om, de gitaar los rond de schouders, een uur per avond Belgische R’n’R te produceren. Hij vertelt zelf: “Ik had behoorlijk wat succes, want in die streek was ik de enige die flirtte met rock’n’roll[141].” Hij zou ook profiteren van de verschillende talentenjacht-wedstrijden die vanaf 1958 regelmatig georganiseerd werden. Door zijn jongensachtige look en de combinatie van exotisch Amerikaans en bereikbaar Vlaams verscheen hij in JB (voor de eerste keer in december 1959) en Song Parade wat hem een schare Vlaamse meisjesfans en heel wat optredens opleverde. De rest van zijn verhaal is typerend voor het verhaal van de Belgische R’n’R. Als Ellery ergens ging optreden ging hij zonder groepje, maar stelde samen met een vriend-gitarist (Jef De Visscher) een begeleidingsband samen uit de plaatselijke fanfare. In 1965 zou hij nog een hit scoren, maar uiteindelijk zou hij, net als zovelen in België om te overleven eender waar men hem werk aanbood gaan spelen[142].

 

En verder? Danny Fischer (van de grote eighties-hit Just another Guy), de Westvlaamse Elvis Tino Serlet, de Belgische Engelsman Pete Monti en Micky Michiels[143], die beiden zo graag een Teenybopperidool wilden zijn. Geen van hen brak echt door, allen zijn ze volledig vergeten, opgeslokt door de anonimiteit van het verleden.

 

Al deze jongemannen hadden een gelijkaardige droom, maar stuk voor stuk bleven ze op het niveau van het naspelen of imiteren van hun idolen. Van originaliteit en vernieuwing was hoegenaamd geen sprake. Er was talent, er was techniek, maar er was geen basis om op terug te vallen. Waar de Amerikaanse R’n’R-ers een hele traditie van zwarte en blanke muziek hadden, hadden de Vlaamse would-be-rockers enkel Elvis, Bill Haley en de andere grote sterren om zich op te baseren. Pas op het moment dat er hier in Europa iemand op zoek zou gaan naar de roots van de R’n’R en verder zou kunnen reiken dan het product zelf, kon er iets nieuws ontstaan. Wat dan rond die tijd ook zou gebeuren wanneer vier jonge snaken uit Liverpool hun haar lieten groeien en samen een groepje vormden dat later geschiedenis zou schrijven als de meest succesvolle groep uit de popgeschiedenis.

 

Een andere factor die misschien meespeelde bij de ontwikkeling –of het gebrek daaraan- van de Belgische R’n’R, was het feit dat wij hier toegang hadden tot de originele uitvoeringen van de Amerikaanse hits. In Wallonië bijvoorbeeld, kwam men enkel in contact met de Franse versies van de nummers, wat daar wel zou leiden tot een heel eigen vorm van R’n’R: de yé-yé. In Nederland zou er ook iets soortgelijks gebeuren wanneer de Indonesische bevolking, die altijd al een veel directer contact had met de Amerikaanse cultuur, de Indorock-beweging zou beginnen. In Vlaanderen waren er natuurlijk de klassieke vervlaamsingen van de Amerikaanse hits, maar deze had meestal niets meer met R’n’R te maken. Aangezien we de originele versies van de nummers hadden en de verhouding tot het Angelsaksische cultuurgoed ook beter was dan biojvoorbeeld in Frankrijk kwam er hier dan ook geen reactie kon komen tegen al de flauwe versies van de echte hits en er dus ook geen eigen versie van R’n’R. Maar laten we ons troosten met de idee dat in Wallonië ook geen eigen productie van yé-yé kwam en men het daar dus moest stellen met de Franse sterren.

 

c. Het vervolg van 1959

 

Veel zaaks was het niet, wat de rest van 1959 ons zou brengen. Door de opkomst van Cliff Richard kwam Tommy Steele terug in de belangstelling. Jan Torfs ging op bezoek bij Elvis in Bad Nauheim en zou één van de weinige Belgen zijn die de man ooit de hand zouden drukken. We zagen de opkomst van Brenda Lee, het eerste R’n’R-meisje; Peter Krauss werd de eerste Duitse R’n’R-ster; Chuck Berry kwam terug in JB omdat hij gearresteerd wegens het feit dat hij een afspraak had proberen te maken met een blank meisje. Dat er bij dat incident veel meer aan de hand was komt niet tot uiting in JB, wat ook pleit voor het blad omdat het het aanklagen van racisme voorop stelde op sensationele berichtgeving. Welk R’n’R-nieuws was er dan nog? Pim Maas won in Nederland de Elvis-wedstrijd en kreeg ook zijn vijf minuten in de schijnwerpers; Little Richard heeft zich weer eens bekeerd tot de Kerk en last but not least wordt de vroegere Elvis-fanclub niet meer vermeld, het is nu de Teenagers Fanclub van de Avalons, Cliffs, Fabians en consorten waar iedereen warm voor gemaakt wordt.

 

Enkel in Humoradio is er nog commotie als in het Open Venster een brief verschijnt van het Oudercomité van Sint-Niklaas. In hun furieus schrijven worden ritme, R’n’R, orgieën, trance en de duivel gelijkgeschakeld en geassocieerd met eender welke vorm van lichte muziek. Het ergste van alles is nog dat hun brief gericht is tegen de zingende paters[144], zoals Pater Mestdagh en Père Duval, vrome zielen die niet anders beogen dan de jeugd te bereiken via een medium dat de jongeren interesseert. De reactie van de andere lezers is dan ook massaal, al kunnen we wel opmerken dat nergens R’n’R blind verdedigd wordt en er meestal op gehamerd wordt dat men een onderscheid moet maken tussen de verschillende soorten lichte muziek en op korte tijd wordt duidelijk dat ongeveer niemand de mening van het oudercomité deelt. R’n’R is geen echt twistpunt meer.

 

 

8. 1960 [145]

 

Ik beëindig mijn onderzoek in 1960, ten eerste omdat daar de jaren vijftig ophouden en mijn vooropgezet onderzoeksplan enkel de jaren vijftig besloeg, maar ten tweede, en veel belangrijker, omdat 1960 vrijwel zeker het jaar is dat we kunnen aanduiden als het laatste dat nog met één been in de eerste R’n’R-golf stond. Het meest markante punt om dit te illustreren is het feit dat Elvis in 1960 uit het leger zal terugkeren en aan de volgende periode van zijn carrière begon, die we de post-R’n’R-periode kunnen noemen. En als Elvis de R’n’R al achterliet…

 

a. De Koning keert terug naar de troon van een veranderd rijk.

 

1960 een mager R’n’R-jaar noemen zou een understatement zijn. Zo is het bijvoorbeeld helemaal niet overdreven te stellen dat het jaar 1960 op rock- en popgebied pas in maart begon, toen Elvis uit Duitsland naar huis weerkeerde. Er waren wel enkel faits divers geweest die overwaaiden uit Amerika, zoals de schandalen waarbij de Platters en Alan Freed in opspraak kwamen, respectievelijk voor zedenfeiten en voor het aanvaarden van steekpenningen bij het samenstellen van radioprogramma’s. Maar waar zulke berichten een paar jaar eerder groot nieuws zouden geweest zijn, maken ze hier weinig indruk. De Platters komen zelfs nog op de voorpagina van JB[146]. De cover van de editie van maart is veelzeggend: een foto van Elvis met in grote letters erbij vermeld: 24/3 demob. Uiteindelijk zouden het nog een paar weken minder worden. Op 7 maart is hij al weer thuis. En het werd tijd, want bij RCA zitten ze door hun voorraad op voorhand opgenomen Elvis-singles heen, ze hebben er zelfs al één op de markt moeten brengen waar enkel een stuk uit een persconferentie op stond. Het onding bereikte de tweede plaats in de Amerikaanse hitparade[147]. Op het moment dat Elvis echter uit het leger komt is hij, zeker in de Vlaamse hitparades, nergens meer te bekennen, al zou dat niet lang duren. In april is hij immers al terug met Stuck on You. Het zou ook hier in Vlaanderen Elvis-records breken: 17 weken hitparade en een vierde plaats als hoogste notering. In JB kunnen we zowaar wat kritiek op de politiek van het blad tegenover Elvis en de andere sterren noteren: JB zou door te overdrijven in hun artikels over de sterren een verafgodingscultus willen aanwakkeren[148]. We hebben het ze nooit weten tegenspreken.

 

Elvis is dus terug en al wie daar ooit aan getwijfeld heeft zwijgt wijselijk. Over het al dan niet voortbestaan van R’n’R zijn de meningen echter wel verdeeld. In JB wordt bepleit dat het nog helemaal niet gedaan is met R’n’R, er was toch immers nog Cliff Richard[149]? Ze zouden gauw genoeg inzien dat de Engelse superster meer het einde dan een nieuwe start betekende voor de R’n’R. In Humo, zoals het blad sedert de naamsverandering begin 1960 heet, klinkt het tegenovergestelde argument. In een artikel naar aanleiding van Elvis’ thuiskomst wordt de dood van de R’n’R afgekondigd en wel omdat bleek dat R’n’R helemaal geen spontaan succes was, maar een kunstmatige schepping. Volgens Humo was R’n’R een creatie van Elvis, meer dan omgekeerd, wat betekende dat, nu Elvis R’n’R de rug toegekeerd had, R’n’R verweesd achterbleef en geen reden van bestaan meer had. Een ander argument dat hun zaak steunde was de interessante opmerking dat 35% van Elvis’ R’n’R-fans nu volwassen waren en de R’n’R al lang ontgroeid. Maar ook Humo twijfelde er niet aan dat Elvis’ succes zou voortduren, ten eerste om dat zijn toekomst al helemaal voor hem gemaakt en uitgetekend was, ten tweede omdat hij altijd door zijn talent, zijn charme en zijn vitaliteit de R’n’R overstegen had en meer waard was dan het beeld dat door de publiciteit opgehangen was over hem[150]. Het is trouwens tekenend voor het oncontroversiële karakter van Elvis in 1960 dat er hoegenaamd geen reactie kwam op dit groot artikel in Open Venster, wat daarvoor steeds was gebeurd.

 

En wat bleek: de nieuwe, gepolijste en gerijpte Elvis die iedereen kon appreciëren was een succesbom: er was niet alleen Stuck on You, er was ook en vooral O Sole Mio dat in september op 1 binnenkwam in de hitparades. Elvis zou de acht volgende maanden op één staan, met vier verschillende nummers. Ook De Volksgazet probeert het fenomeen Elvis te verklaren en geeft een diepgaande en heel zinvolle analyse van zijn verdienste voor de wereld. Als Elvis één grote verdienste heeft, is het wel die van grensoverschrijding. De tijd dat elk land apart en in hokjes dacht, ligt met Presley ver achter ons. Hij bracht de grote muzikale culturen van de internationale populaire muziek samen tot één toonaangevende stroming. Elvis laat Amerika en Europa op hetzelfde ritme ademen. Hij zet de bakens uit, hij bepaalt de richting. Of je Elvis nu kunt hebben of niet, het is onbegonnen de invloed van zijn werk te minimaliseren. Al overschatten ze hem misschien een beetje, Elvis ís het eerste icoon van een geglobaliseerde wereld met een universele cultuur. Niet alleen maakt hij een geniale mengvorm van totaal verschillende cultuuruitingen, hij zorgt er ook nog eens voor dat dit geluid, die cultuur de hele wereld bereikt. En het belang daarvan kun je inderdaad moeilijk overschatten.

 

Was er ondertussen nog iets noemenswaardig gebeurd in de (Vlaamse) R’n’R-wereld?

 

Eddie Cochran, waar men pas een jaar eerder kennis mee had gemaakt, was overleden in een auto-ongeval.

 

Er was een verrassing van bij onze noorderburen: Peter Koelewijn en zijn Rockets leverden het eerste R’n’R-nummer dat hier de eerste plaats van de hitlijsten zou bereiken: Kom van dat Dak af was net voor de grote Elvis-coup van september een superhit. Dat jaar zou er ons trouwens meer Nederlandse R’n’R in de maag gesplitst worden, zo hadden de Indorockers The Blue Diamonds op het einde van het jaar een dikke hit te pakken met hun hymne aan Ramona.

 

In Engeland kwam een einde aan een droom van vele tienermeisjes. Tommy Steele was getrouwd.

 

Op 1 augustus werd een wet uitgevaardigd die het jongeren van minder dan 18 jaar verbood om zonder hun ouders de toegang te krijgen tot danszalen. Het inspireerde de Vlaamse band The Seabirds tot Protestrock, het eerste sociaalgeëngageerde rocknummer in de Belgische popgeschiedenis en nog steeds een dijk van een nummer.

 

In november kregen we een R’n’R-programma op de openbare televisie: éénmaal kregen Pete Monti, Dan Ellery en Peter Koelewijn de kans te tonen wat ze konden voor de BRT-camera’s, maar de directie zag er niet veel heil in, en na één uitzending werd het terug afgeschaft.

 

Op de radio nam Guy Mortier Schudden voor gebruik in handen en maakte er het eerste volwaardige teenagerprogramma van.

 

In december krijgen we echter van onze vrienden van jb een hoopvol bericht: de Vaderlandse Rock komt op en groepen als The Jokers en The Cousins zouden in de jaren zestig relatief succesvol worden.

 

In diezelfde maand december wordt JB door de Interdiocesane Perscommissie veroordeeld tot de categorie publikaties voor de jeugd die voorbehoud vergt wegens inhoud of uitgever[151], omwille van de losse wijze waarop het blad met verkering en verloving omgaat, omwille van de vedetten-cultus die aangekweekt wordt en omwille van het ondermijnen van gezag van school en ouders.

 

En toen waren, voor iemand zich er goed en wel van bewust was, de jaren vijftig afgelopen.

 

 

9. Conclusie van dit deel

 

Dat was ons verhaal van R’n’R in Vlaanderen in de jaren vijftig en al was het de bedoeling om doorheen het relaas duidelijk te maken in hoeverre al die losse feiten toch één geheel vormden, toch kan het misschien nuttig zijn om nog even de aandacht te vestigen op bepaalde punten.

 

Als we de hele periode overschouwen kunnen we zeker en vast besluiten dat, hoewel R’n’R onmiskenbaar aanwezig was in ons land, het toch lijkt dat we die aanwezigheid moeten relativeren. Zo zou praktisch alle invloed die R’n’R in Vlaandere had, in de steden of in de directe omgeving daarvan plaatshebben. De grens tussen platteland en stad was in die tijd uiteraard nog veel scherper dan nu.

Op commercieel en cultureel gebied bleef R’n’R steeds op de tweede of derde rij staan. Dit is echter slechts wat men aan de oppervlakte kan constateren. De échte impact van R’n’R valt nu eenmaal vrij moeilijk af te lezen uit verkoopscijfers en artikels in tijdschriften.

 

R’n’R was nieuw. Het had een geluid dat zo radicaal anders was dan alles wat men hier tevoren bij ons gehoord had. Het had een ritme dat rare dingen met de mensen deed en dichter bij de brousse dan bij de beschaafde Westerse samenleving leek te staan. Men wist niet wat ermee aan te vangen, men kon het niet plaatsen, het was ongrijpbaar en niet rationeel te begrijpen. In de States was het vooral een kwestie van de zwarte beat die de blanke wereld bereikte. De ogen aldaar gingen open: er was een hele onbekende wereld die daar voor de neus lag, zonder dat daaraan ooit aandacht was besteed. Een zware cultuurschok was het gevolg: jongeren konden het wel plaatsen in zijn context, want die context was hun eigen leefwereld. In Vlaanderen was de situatie helemaal anders. Voor ons was het verband met een zwart, onderdrukt deel van de bevolking afwezig. De verrassingsaanval van R’n’R kwam als slag in het gezicht van de brave Vlamingen. We merken dit voornamelijk aan het rage-karakter dat men aan R’n’R toeschrijft: men kon niet geloven dat iets als R’n’R, dat uit het niets met zulk een ongekende kracht opdook, een blijvend karakter zou kunnen hebben. Enerzijds had men natuurlijk gelijk, want de pure R’n’R zoals we die tussen 1955 en 1958 kenden, verdween inderdaad grotendeels en, net als een rage betaamt, vrij snel. Maar het kwaad was al geschied: R’n’R was doorgedrongen in het maatschappelijk bewustzijn, de vooroordelen en scrupules hadden een serieuze deuk gekregen en de weg naar de toekomst lag open. De vraag was enkel nog hoe het gat dat gevallen was door het volwassen worden van Elvis zou ingevuld worden.

 

Maar ook hiermee moeten we oppassen: het is niet omdat Elvis gerijpt uit het leger terugkwam, dat hij zijn fans kwijt was. Hij was populairder dan ooit, maar zijn functie als icoon van de jeugd en de generatiekloof vervulde hij niet meer. Toch was Elvis, en hij alleen, ervoor verantwoordelijk dat doorheen de magere jaren van de R’n’R, 1959 en 1960, de eer van het genre hoog gehouden werd en de brug naar de pop-explosie van de jaren zestig gelegd werd.

Wat we ons ook kunnen afvragen is waarom de R’n’R-boom hier slechts zo kort geduurd heeft, nog veel korter dan in de USA Het was niet de geringe populariteit van het genre die hier verantwoordelijk voor was, noch de afkeuring door de gevestigde waarden hier te lande, maar een andere, veel eenvoudiger reden. Op het moment dat R’n’R groot wordt, is er nog een significant tijdsverschil tussen de USA en het oude continent. Het duurde over het algemeen minstens drie maanden voor een plaat, een film of een trend de oversteek van de Atlantische oceaan maakte. De R’n’R zou die time-gap dichten, maar natuurlijk ging dit niet van de ene dag op de andere. Getuige de decalage in tijd bij het verschijnen van de verschillende Elvis-films. Waar dat verschil in het begin nog gemakkelijk vijf maanden kon bedragen, kwam Stuck on You, Elvis eerste single na zijn legerdienst, tegelijkertijd uit in Amerika en in Europa. R’n’R is dus een van de grote mondialiserende krachten geweest. Dit verklaart dan ook waarom het R’n’R-tijdperk hier slechts zo kort duurde. Doordat het tijdverschil steeds slonk, had Highschoolpop veel minder tijd nodig om bij ons te geraken dan R’n’R, wat er dus voor zorgde dat de R’n’R-periode hier een stuk minder lang duurde.

 

Er zijn natuurlijk een hoop vragen waar we hier geen antwoord op hebben kunnen geven, omdat het onderzoek van deze problemen een heel specifieke zoektocht veronderstelt. Zo kan men zich de vraag stellen in welke mate R’n’R een invloed heeft gehad op de communautaire kwestie in het cultuurlandschap. Hoe groot was de invloed van het Ancienne Belgique-monopolie van de francofone familie Mathonet? Wat was het gevolg daarvan voor de Vlaamse artiesten? Het probleem werd in dit onderzoek wel enkele keren aangeraakt, maar om die kwestie tot op het bot uit te spitten, is specifiek onderzoek vereist. Andere invalshoeken waar ik niet dieper op ben kunnen ingaan zijn het verschil tussen het platteland en de stad, tussen de elite en het volk…Dit zijn stuk voor stuk invalshoeken die zeker de moeite waard zouden zijn om dit onderzoek te verdiepen.

 

We hebben ook kunnen constateren dat er vrijwel geen sprake was van een integratie van R’n’R en de Vlaamse populaire muziek, tenzij we de dialect-R’n’R-songs beschouwen als een vernieuwend en invloedrijk gegeven. Wel was er parallel aan de opkomst van R’n’R een groei te merken van het Vlaams karakter in de lichte muziek. Het besef dat de populaire muziek een gegeven is dat niet mag genegeerd worden zorgde ervoor dat platenmaatschappijen steeds meer kansen zouden geven aan lokaal talent. Het is in die context dat we de opkomst van Will Tura, het eerste Vlaamse tieneridool, en van de eerste kleinkunstenaars (Jules De Corte, kOr Van Der Goten en Miel Cools) kunnen situeren Net als de grote successen die geboekt werden door de Chakacha’s en Rocco Granata. Freddy Sunder’s dagen, toen bekend maken dat je een Belg was gelijk stond aan commerciële zelfmoord, lagen achter ons. Binnenlandse muziek in België zou het echter nooit volledig halen op de hits uit het buitenland en Belgische artiesten werden nooit echte toppers in het buitenland. Dit is de wijten aan de beperktheid van het taalgebied, het aanvankelijk ontbreken van een degelijke infrastructuur en aan het gebrek aan een eigen stijl, want waar er hier te lande wel succes kon geboekt worden met kopieën van grote buitenlandse sterren, had men daar in het buitenland absoluut geen boodschap aan. Wat betreft eigen Vlaamse R’n’R in de jaren vijftig komt dit er kort gezegd op neer dat daar gewoon geen sprake van was.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[31] Op de foto Bobbejaan Schoepen, uitgedost voor zijn uitvoering van Rock’n’Rollmops. Foto uit Juke Box, 01/1957.

[32] Er zijn een paar werken die toch iets dieper op het onderwerp ingaan en die ik dan ook aangewend heb om mij te helpen bij dit onderzoek. Ten eerste is er Wit-Lof from Belgium. 40 jaar popgeschiedenis in België van DE COSTER en De Bruycker en ten tweede is er Elvis, King of Belgium van VERBRUGGEN. Ook heb ik nuttig gebruik kunnen maken van het gedeelte over populaire muziek in De fifties in België, getiteld De desintegratie van de muziekcultuur. door VAN DEN EYNDE.

[33] Op de foto: Freddy Sunder, uit DE COSTER en DE BRUYCKER, Wit-Lof from Belgium, p.12.

[34] DE COSTER en DE BRUYCKER, op.cit. p. 9.

[35] Humoradio, 15/9/1957.

[36] DE COSTER en DE BRUYCKER, op.cit., p13.

[37] Idem, p.14.

[38] VAN DEN EYNDE De desintegratie van de Muziekcultuur, p. 140, In: De Fifties in België

[39] Idem, p. 142.

[40] VAN DEN EYNDE De desintegratie van de Muziekcultuur, p. 168, In: De Fifties in België

[41] Juke Box, 7, 11/1956, p. 4.

[42] Juke Box, 09/1957.

[43] VAN DEN EYNDE De desintegratie van de Muziekcultuur, p. 146, In: De Fifties in België.

[44] VAN DEN EYNDE De desintegratie van de Muziekcultuur, p. 146, In: De Fifties in België

[45]VAN DEN EYNDE De desintegratie van de Muziekcultuur, p. 148, In: De Fifties in België

[46] Op de foto: Bill Haley (midden boven) and his Comets.

[47] Het NIR (Nationale Instituut voor Radio-omroep) was de toenmalige Belgische openbare omroep.

[48] COLLIN, Het Belgisch Hitboek, p.9.

[49] VAN DEN EYNDE De desintegratie van de Muziekcultuur, p. 176, In: De Fifties in België.

[50] In Le Peuple, 11/11/1955.

[51] Bijvoorbeeld in Libération van 02/02/1987 en in Humo, 12/04/1984.

[52] Humoradio, 13/11/1955, p.51.

[53] Op de foto: filmposter van Rock around the Clock de film met Bill Haley.

[54] In mei 1956 was het eerste nummer van Juke Box verschenen. De hitparade waar ik in het vervolg gebruik van maak, is degene die in JukeBox gepubliceerd werd, al zal ik soms verwijzen naar die in Song Parade om een idee te geven van de verschillen tussen beide hitlijsten.

[55] DE COSTER en DE BRUYCKER, op. cit. p.11.

[56] Humoradio van 18/3/1956.

[57] VERBRUGGEN, Elvis, King of Belgium, p.20.

[58] Juke Box, n°1, p.30.

[59] ibid., ook geciteerd in VERBRUGGEN, op.cit, p.20.

[60] Humoradio, 27/5/1956.

[61] Juke Box, 6/1956, p.29.

[62] Humoradio, 10/6/1956.

[63] Humoradio, 22/7/1956

[64] Juke Box, 7/1956.

[65] Juke Box, 8/1956

[66] Humoradio, 21/10/1956.

[67] Humoradio, 4/11/1956.

[68] VANDEN EYNDE, De desintegratie van de muziekcultuur, p.175 In: De Fifties in België.

[69] Week-End, s.d. (waarschijnlijk 10/1956) In persmap Rock around the Clock.

[70] ibid.

[71] Week-End, s.d. in persmap Rock around the Clock.

[72] Juke Box, 09/1956.

[73] Juke Box, 10/1956.

[74] The Daily Worker, 21/07/1956. In persmap Rock around the Clock.

[75] La Libre Belgique, 21/10/1956. In persmap Rock around the Clock.

[76] La Métropole, 22/11/1956 In persmap Rock around the Clock.

[77] De Standaard, 22/10/1956. In persmap Rock around the Clock..

[78] Gazet van Antwerpen, 20/10/1956. In persmap Rock around the Clock.

[79] Gazet van Antwerpen, 20/10/1956. In persmap Rock around the Clock.

[80] Humoradio, 18/11/1956.

[81] Brabo, 12/1956, pp.1-3.

[82] Juke Box, 7, 11/1956.

[83] Humoradio, 25/11/1956

[84] Humoradio, 4/11/1956.

[85] Juke Box, 8, 12/1956.

[86] ABC, geciteerd in VERBRUGGEN, op.cit. p. 22-23.

[87] Ons Zondagsblad, in Juke Box 8 van 12/1956.

[88] Het Volk, in VERBRUGGEN, op. cit. p. 23.

[89] VERBRUGGEN, op.cit p. 31.

[90] Humoradio, 23/12/1956 en 30/12/1956.

[91] VERBRUGGEN, op.cit. p. 25.

[92] Idem, p.28.

[93] Op de foto: Elvis Presley in Jailhouse Rock

[94] Juke Box, 01/1957

[95] Mondeling interview met Jan Torfs.

[96] Juke Box, 01/1957

[97] Humoradio, 13/01/1957.

[98] Humoradio, 24/02/1957.

[99] Juke Box, 02/1957.

[100] Juke Box, 03/1957.

[101] Het Nieuws van de Dag, geciteerd in VERBRUGGEN, op. cit. p. 36.

[102] Hierover is de informatie tegenstrijdig. Het Hitboek vermeldt wel dat hij 6 maanden genoteerd stond met Singing the Blues van Guy Mitchell, maar in de hitparade zelf, of in de Juke Box staat enkel Guy Mitchell vermeldt als uitvoerder. Van Jan Torfs vernam ik dat hij inderdaad een parallele hit met Singing the Blues. Vandaar dus al die plotse aandacht.

[103] Humoradio, 15/09/1957.

[104] Juke Box, 10/1957

[105] DE COSTER en DE BRUYCKER, op.cit. p.18.

[106] Juke Box, 10/1957. Het hele verhaal over dit optreden komt uit hetzelfde artikel.

[107] Juke Box, 11/1957.

[108] Juke Box, 10/1957.

[109] De volledige titel in België was: Love Me Tender/ Le cavalier du crépuscule/ Een ruiter in de avondstond.

[110] VERBRUGGEN, op.cit. p. 35.

[111] Humoradio, 26/5/1957.

[112] Humoradio, 09/06/1957.

[113] VERBRUGGEN, op. cit.p.39

[114] Idem, p. 35 en pp.39-42.

[115] Onder andere in La Libre Belgique van 08/11/1957, in persmap Loving you.

[116] Humoradio, 01/12/1957

[117] Uit persmap Jailhouse Rock.

[118] VERBRUGGEN, op. cit, p.39.

[119] Op de foto Elvis Presley tijdens zijn legerdienst in Duitsland.

[120] Juke Box, 01/1958.

[121] Humoradio, 26/01/1958

[122] In een brief van Rudy Heyvaert aan Juke Box, 10/1958.

[123] Juke Box, 02/1958

[124] Juke Box, 03/1958

[125] Juke Box, 04/1958

[126] Gazet van Antwerpen, 14/3/1958. In persmap Jailhouse Rock.

[127] La Libre Belgique, s.d. In persmap Jailhouse Rock.

[128] Juke Box, 05/1958.

[129] VERBRUGGEN, op.cit. p. 44.

[130] DE COSTER en DE BRUYCKER, op.cit. p. 19.

[131] Juke Box, 10/1958.

[132] Juke Box, 12/1958.

[133] Juke Box, 01/1959

[134] Verschillende reacties die in de pers verschenen naar aanleiding van King Creole. In de persmap van de film.

[135] Op de foto: Links: Burt Blanca, rechts: Dan Ellery.

[136] Humoradio, 04/01/1959.

[137] Humoradio, 11/01/1959.

[138] Juke Box, 02/1959.

[139] Humoradio, 24/03/1959

[140] DE COSTER en DE BRUYCKER, op. cit. p.23.

[141] Ibid.

[142] DE COSTER en DE BRUYCKER, op. cit. pp.23-25.

[143] Idem, p.26

[144] Humoradio, 13/09/1959.

[145] Op de foto: Peter Koelewijn

[146] Juke Box, 01/1960.

[147] VERBRUGGEN, op.cit., p. 67.

[148] Juke Box, 04/1960.

[149] Juke Box, 04/1960.

[150] Humo, 03/03/1960

[151] Voor de volledige brief, zie Bijlage 2.