Een doorlichting van het media-imperium van Tony O'Reilly (Kevin McMullan)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 6. DE MACHT VAN O’REILLY

 

“The great myth about the modern day proprietors is that their power is less than it used to be. The fiefdoms of Beaverbrook, Northcliffe and Hearst, often invoked as the zenith of proprietorial omnipotence, were in fact smaller by every criteria than the enormous, geographically diffuse, multi-lingual empires of the latest newspaper tycoons.” (Coleridge, 1994, p. 2).

 

 

1. INLEIDING

 

Tot nog toe hebben we een doorlichting gemaakt van het media-imperium van O’Reilly. Hetgeen we nu gaan doen is kijken wat voor een eigenaar O’Reilly precies is en wat zijn invloed is op zijn mediabezittingen. Hiermee gerelateerd zullen we vervolgens bekijken welke macht hij daardoor verkrijgt. Het spreekt voor zich dat we ons daarbij voornamelijk zullen toespitsen op Ierland waar de dominantie van Independent Newspapers het grootst is.

 

 

2. O’REILLY DE ‘NUMBER-CRUNCHER’

 

O’Reilly is ontegensprekelijk de grote man binnen Independent News & Media. Hij is met een aandelenpercentage van 27 %, dat maar liefst zo’n 350 miljoen euro waard is, de hoofdaandeelhouder (Leahy, 2001, 29 april). Maar de invloed van O’Reilly binnen Independent News & media is nog groter dan die 27 % doordat de andere aandeelhouders voornamelijk O’Reilly-fans en familieleden[88] zijn (McGrath, 1998, 30 december).

 

“In any case, the board is staffed with O’Reilly acolytes and loyalists.” (Leahy, 2001, 29 april).

 

Maar wat voor een eigenaar is O’Reilly nu? Volgens Coleridge (1994) kunnen we kranteneigenaars onderverdelen in zes overlappende categorieën:

 

1. De ‘Aristocrats’ zijn tycoons die een imperium overerfden. Hun familie is meestal al generaties lang in de krantenwereld actief.

2. De ‘Opportunists’ zijn spelers die een groot kapitaal of een kleine krant erfden en van daaruit een media-imperium uitbouwden. Rupert Murdoch en Conrad Black vallen onder deze categorie.

3. De ‘Political Manipulators’ gebruiken hun kranten als instrument om politieke doelen te bereiken, om hun politieke visie te verspreiden. Hersant bijvoorbeeld.

4. De ‘Number-Crunchers’ zijn diegenen die hun kranten louter beschouwen als middelen om geld mee te verdienen.

5. De ‘Exhibitionists’ zijn actief in de krantenwereld omwille van de glamour die gepaard gaat met het bezitten van dagbladen. Maxwell was hier een mooi voorbeeld van.

6. Dan rest er nog een laatste categorie van eigenaars die vrijwel nooit op de voorgrond treden en die men niet of nauwelijks kent.

 

O’Reilly wordt door Coleridge (1994) in de ‘Number-Cruncher’-categorie geplaatst. Hij is afkomstig uit het gewone zakenleven en veel geld verdienen is ongetwijfeld één van zijn voornaamste drijfveren. Van andere tycoons krijgt O’Reilly soms het verwijt dat hij “too marketing-led [is] to have the authentic heart of a press baron.” (Coleridge, 1994, p. 6).

 

Dat winst maken zijn voornaamste drijfveer is leidt Coleridge (1994) onder andere af uit de vaststelling dat hij een keten van regionale kranten in Australië runt. Veel prestige is er hieraan niet verbonden, dus kan de reden enkel geld zijn.

 

“His ownership meets only one criteria – money making.” (Coleridge 1994, p. 470).

 

Het commerciële in O’Reilly komt onder meer tot uiting in:

 

- De verplichting opgelegd aan alle afdelingen van de mediagroep om veelvuldig te rapporteren over de omzet- en winstcijfers. Die bestudeert hij dan grondig om te zien hoe de winst kan opgedreven worden. Net zoals hij vroeger Heinz runde beheert hij nu zijn mediabelangen (Coleridge, 1994). Zijn eerste bekommernis is rendement voor de aandeelhouders:

 

“I’m pretty tyrannical in running a business on the notion that I’m a trustee for the shareholders – and to a degree and by the proxy, for the workers – but first, for the owners and shareholders of the business.” (O’Reilly geciteerd in: Walsh, 1992, p. 308-309).

 

- Het jaarlijks organiseren van een drie dagen durende meeting waarop alle managers én hoofdredacteurs van de kranten aanwezig moeten zijn om de algemene richtlijnen uit te zetten en om duidelijk te maken wat van iedereen verwacht wordt, vooral dan in commercieel opzicht (O’Toole, 2000).

 

- De prominente aanwezigheid van ‘sales and marketing’-afdelingen in de mediagroep wereldwijd en de uitgebreide publieksonderzoeken die alle afdelingen van Independent News & Media voeren om te zien hoe het marktsegment nog kan worden opgedreven (Independent News & Media, 2001; http://www.wilson& horton.co.nz). De vervaging tussen de redactionele en commerciële afdeling (‘kerk en staat’) waarvan sprake in hoofdstuk 1 zien we hier dus zeker ook.

 

- Zijn marketingbenadering van zaken. O’Reilly beschouwt zijn kranten als merken, net zoals Heinz of Waterford een merk is.[89] De bedoeling is om de merken populairder te maken. Innovaties gaan niet om het verbeteren van de kranten, maar om die van de kranten als merken (Coleridge, 1994).

 

“Truly great brands are far more than just labels for products; they are symbols that encapsulate the desires of consumers, they are standards held aloft under which the masses congregate.” (O’Reilly geciteerd in: O’Toole, 2000, p. 1151).

 

- Zijn geloof in de universele consument, in de globalisering van merken en producten en in het heilzame karakter ervan (O’Toole, 2000).

 

“For Tony O’Reilly, the great symbolic event of the last decade was not so much the fall of the Wall as the opening of the first McDonald’s in Moscow.” (O’Toole, 2000, p. 1145).

 

- Het feit dat hij geen problemen heeft met het bezitten van tabloids van bedenkelijke kwaliteit zoals de Star en de Sunday World, terwijl hij zelf vroeger een ‘celebrity’ was door zijn rugbykwaliteiten en dat zijn bastaardafkomst zeker zou zijn uitgekomen indien toen tabloids hadden bestaan in Ierland (O’Toole, 2000).

 

“In many cases we try to lead public taste, but in most we follow it.” (O’Reilly geciteerd in: O’Toole, 2000, p. 1149).

 

 

3. DE INVLOED VAN KRANTENEIGENAARS

 

“No corporation, media or otherwise, will fail to use its power if it feels a threat to its future or to its profits.” (Bagdikian, 2000, p. 91).

 

Vele auteurs (onder andere Alger, 1998; Badikian, 2000; McChesney, 1999) wijzen er op dat media-eigenaars een invloed uitoefenen op hun respectieve bezittingen, iets wat ook door het bekende onderzoek van Breed (1995), Social Control in the Newsroom, bevestigd werd. Men moet die invloed niet zien als zou de eigenaar expliciete bevelen gaan geven aan redacteurs en journalisten, maar eerder onrechtstreeks door het aanstellen van hoofdredacteurs en door het subtiel aangeven van wat al dan niet gewenst is. De eigenaar staat in voor aanwervingen, ontslagen en promoties en geeft zo aan wat van journalisten verwacht wordt (Breed, 1995; Herman & McChesney, 1997).

 

Ook Coleridge (1994) stelt dat kranteneigenaars, hoewel ze het zelf meestal ontkennen, wel degelijk een invloed hebben op de inhoud van hun bladen:

 

“Much more than his editors or general editors who might at any moment be dismissed and replaced, the proprietor sets not just the agenda but the whole mood and context and level of expectation.” (p. 534).

 

De invloed die eigenaars over hun kranten uitoefenen is niet zo rechtstreeks en flagrant als misschien vroeger het geval was. Er zijn subtiele manieren om ervoor te zorgen dat de krant er uit ziet zoals je wilt. Een subtiele manier is om ongewenste berichten kort en oppervlakkig te laten behandelen en om gewenste berichten uitgebreid en frequent aan bod te laten komen. Zo bepaal je voor de lezer wat belangrijk is en, vooral, wat niet. Nieuwsselectie is inherent verbonden met het maken van dagbladen, elke hoofdredacteur moet beslissen wat belangrijk genoeg is om in het dagblad te verschijnen. Voor het publiek is het zeer moeilijk te achterhalen of persoonlijke belangen van de eigenaar, als persoon of als onderneming, deze selectie mee bepaald hebben. Het is in ieder geval zo dat de hoofdredacteur aangesteld wordt door de eigenaar en dat die perfect op de hoogte is van wat al dan niet ‘geschikt’ is voor publicatie om vervolgens veranderende vormen van zelfcensuur toe te passen (Bagdikian, 2000). Het is echter bijzonder moeilijk deze beïnvloeding aan te tonen:

 

“ Most difficult of all to document is the implicit influence of corporate chiefs. Most bosses do not have to tell their subordinates what they like and what they dislike. Or if such an explanation is necessary, it is not necessary to repeat the lesson.” (Bagdikian, 2000, p. 36).

 

Naast deze meer rechtstreekse vorm van beïnvloeding kan een eigenaar ook onrechtstreeks tewerk gaan, door het opleggen van financiële verplichtingen. Zo kan van een krant bijvoorbeeld geëist worden dat ze een bepaalde winstmarge bereikt. Hierdoor is ze dan vaak genoodzaakt besparingen door te voeren waardoor het vergaren van nieuws goedkoper dient te gebeuren (het grondig uitwerken van bepaalde zaken zal dan financieel niet meer haalbaar zijn). Hoe strengere financiële eisen de eigenaar stelt, hoe meer de krant de commerciële toer op zal gaan (Alger, 1998; Giles, 1999, 2 maart). We zagen net dat O’Reilly zeer strenge financiële verplichtingen oplegt en dus heeft hij via deze financiële weg zeker al een invloed (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 3, waar hoofdredacteur Doyle onder commerciële druk de Irish Independent ging populariseren), maar ook meer rechtstreeks is dat het geval…

 

 

4. DE INVLOED VAN O’REILLY

 

O’Reilly heeft de reputatie zich inhoudelijk niet te moeien met zijn mediabezittingen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Murdoch zal men bij O’Reilly geen al te flagrante beïnvloedingsvoorbeelden vinden (Healy & Power, 2000, 26 oktober; McCarthy, 1998, 7 maart). Niemand hoeft aan hem toestemming te vragen om een bepaald onderwerp te kunnen aanpakken. Wel moet de algemene lijn van de krant gerespecteerd worden door de redacteurs, want “at the end of the day if we find an editor constantly chafes at the sort of policy we’ve laid down then we obviously don’t want him in the group.” (O’Reilly geciteerd in: Coleridge, 1994, p. 466). O’Reilly geeft hier met andere woorden blijk van het feit dat, alhoewel de vrijheid van de journalisten gerespecteerd wordt, ze zich aan de algemene regels dienen te houden.

 

Vooral in verband met berichtgeving over zijn niet-mediale belangen kunnen we ons vragen stellen en vermoeden dat er een zekere invloed is. Journalisten die voor Independent News & Media werken weten natuurlijk wie hun baas is en wat hij allemaal bezit en zullen bijgevolg wel twee keer nadenken vooraleer bijvoorbeeld een negatief artikel te schrijven over het Heinz-consortium. Toch meent Coleridge (1994) dat O’Reilly, meer dan andere tycoons, kritiek over zijn andere belangen duldt en dat hij vasthoudt aan zijn non-interventiepolitiek.

 

Dat zijn kranten een invloed hebben op de samenleving en hij op zijn kranten wordt door O’Reilly evenwel soms zelf erkend. Zo is hij altijd al tegen het geweld geweest in Noord-Ierland en heeft hij inspanningen geleverd om het vredesproces te steunen. Zijn kranten geven in dat opzicht nooit positieve berichtgeving in verband met het I.R.A.:

 

“Many would argue that O’Reilly played a significant role in the peace process, if only through the Sunday Independent’s determined efforts to derail it through its systematic crude demonising of many of those involved on the nationalist side of the equation.” (“Global Warrior not ready to call it a day”, 1999, 3 januari).

 

Het is daarbij misschien niet zo ver gezocht om de vaststelling dat de sympathie voor het I.R.A. de afgelopen 20 jaar ontzettend gedaald is in de Ierse Republiek te linken aan de groeiende dominantie van de Independent-groep van O’Reilly.

 

In het jaarverslag van Independent News & Media van 2001 maakt O’Reilly melding van het feit dat zijn kranten in Zuid-Afrika hun steentje bijdragen aan de strijd tegen aids:

 

“Our newspapers have taken a leading role in informing and educating the South African population and in a campaign to persuade the drug companies to provide all of Southern Africa with extremely low-cost drugs to fight HIV. We believe that our publications are playing a pivotal role in this, and all of the editors are enormously focused in their efforts to increase the sale of generic drugs throughout Southern Africa.” (O’Reilly geciteerd in: Independent News & Media, 2001, p. 10).

 

Deze positieve beïnvloeding wordt graag toegegeven, maar er zijn ook negatieve voorbeelden van waar er een invloed was van bovenaf in de kranten van O’Reilly, die uiteraard met klem worden ontkend. Ik geef er een viertal:

 

1) In hoofdstuk 2 zagen we hoe het Atlantic Resources van O’Reilly op zoek was naar olie aan de Ierse kust. Atlantic Resources was een beursgenoteerd bedrijf en dus voor een haar aandelenkoers afhankelijk van de vraag naar aandelen. Dat positieve berichtgeving in verband met de mogelijkheid tot het vinden van olie de vraag deed aanwakkeren is niet meer dan logisch. We kunnen ons dan ook vragen stellen omtrent het positieve geluid afkomstig van de Irish Independent in de jaren ‘80. De krant publiceerde meermaals artikels met de hoopgevende boodschap dat het niet lang zou duren vooraleer het zwarte goud in grote hoeveelheden uit de Ierse bodem zou spuiten. De aandelen schoten fenomenaal de hoogte in. Op het einde werd er geen voldoende olie gevonden om boorplatformen te plaatsen en liep alles met een sisser af. De aandelen daalden weer en O’Reilly maakte veel verlies, net zoals vele aandeelhouders (Fallon, 1994). Was er toen een invloed van bovenaf? Walsh (1992) meent in ieder geval van wel. Volgens hem waren er meerdere bestuursmensen van Independent Newspapers die aandelen hadden in Atlantic Resources en er dus alle belang bij hadden dat er een positief klimaat gecreëerd werd. We zullen het allicht nooit met zekerheid kunnen stellen, maar het is op z’n minst toch wel een merkwaardige vaststelling. Feit is dat “the prices of the shares depended on speculation in the newspapers, and O’Reilly owned many of them.” (O’Toole, 2000, p. 1150).

 

2) Een goed voorbeeld van de invloed is de weergave van de Dalkey-brand in de Irish Independent. De Dalkey was een appartementsgebouw in Dublin. In 1986 gingen er na een gasontploffing enkele appartementen in lichterlaaie op, waaronder een van O’Reilly. Hij bezat er een appartement voor het geval hij zich in alle discretie met een dame wilde terugtrekken. In de Irish Independent werd er op pagina 5 verslag uitgebracht en vernoemde men bij naam enkele eigenaars die hun woning verloren hadden, maar niet die van O’Reilly. De Irish Press en de Irish Times deden dit wel, én op de eerste bladzijde. Dat O’Reilly zelf dit zou bevolen hebben is niet echt waarschijnlijk. Het voorval toont eerder hoe redacteurs rekening houden met hun oversten, en bij het selecteren en filteren van nieuws een vorm van zelfcensuur toepassen (Walsh, 1992).

 

3) De berichtgeving over de mislukte overnamepoging van Fairfax in de Ierse kranten was verschillend naargelang ze al dan niet in bezit waren van O’Reilly. De Sunday Press vond dat de geloofwaardigheid van O’Reilly en Independent Newspapers was aangetast, terwijl de Sunday Independent duidelijk een andere mening had. “Fight for Fairfax helped Independent” was één van de koppen en het artikel ging voort:

 

“…the Independent is known to every bank in Australia, its management creditability has been examined and its management agenda has been studied…The Independent proved its international credentials and suggested it was capable of taking on pretty formidable challenges.” (artikel Sunday Independent geciteerd in: Walsh, 1992, p. 342).

 

4) We zagen dat O’Reilly een persoonlijke vriend van Nelson Mandela is en dat ze soms zelfs samen Kerstmis vieren. Nu krijgen de kranten van Independent News & Media South Africa in Zuid-Afrika de kritiek om te pro-ANC te zijn (O’Sullivan, 1998, 12 maart).

 

Besluitend kunnen we stellen dat “nobody seriously doubts that O’Reilly’s influence, however passive, is pervasive.” (O’Toole, 2000, p. 1149). Zo dacht ook de Competition Authority erover, toen O’Reilly geweigerd werd een meerderheidsparticipatie te nemen in de Sunday Tribune (cfr. hoofdstuk 3):

 

“There would not seem to be a possibility that an editor could be completely independent of the proprietor of the paper, and it seems unlikely that this could ever be properly established. At the end of the day, the editor is constrained by commercial and financial considerations, which can be conclusive. The editor may exercise self-censorship, deliberately or unconsciously. There may be direct interference by the proprietor, or influence may be imposed in more subtle ways, and an editor may take heed of the proprietor for the fear of losing his job.” (Competition Authority, 1992, p. 54).

 

 

5. DE POLITIEKE MACHT VAN O’REILLY

 

Wanneer je een invloed hebt op je mediabezittingen en wanneer blijkt dat die mediabezittingen de markt domineren, dan verkrijg je een grote politieke macht. Politici zijn voor verkiezingen afhankelijk van het beeld dat van hen opgehangen wordt in de media en zijn bijgevolg voorzichtig wat betreft zaken die de eigenaars van die media aanbelangen.

 

“Media power is political power. Politicians hesitate to offend the handful of media operators who control how those politicians will be represented – or not represented – to the voters.” (Bagdikian, 2000, p. XV).

 

Murdoch kan bijvoorbeeld dingen doen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië louter omwille van het feit dat hij er zoveel mediamacht heeft. Er worden bepaalde zaken oogluikend toegelaten door politici omdat men weet dat hij zich anders bij de volgende verkiezingen wel eens zou kunnen wreken (Alger, 1998).

 

Ook O’Reilly kan in zijn thuisland door zijn talrijke mediabelangen heel wat van politici gedaan krijgen. Ze beseffen maar al te goed dat je geen verkiezingen kan winnen indien 80 % van de kranten tegen je gekant zijn en wensen bijgevolg liever O’Reilly te vriend te houden. Zeker na wat net vóór de verkiezingen in 1997 gebeurde. O’Reilly eiste van de regering dat ze harder zou gaan optreden tegen de illegale distributeurs van televisiesignalen omdat Princess Holding daardoor veel verlies maakte. Omdat de regering niet kordaat genoeg optrad, publiceerde de Irish Independent op de ochtend van de verkiezingen een editoriaal op de frontpagina met de boodschap aan haar lezers om op de Fianna Fail/Progressive Democrat-oppositie te stemmen – en dat terwijl de Independent-groep altijd anti-Fianna Fail geweest was! Het gevolg was dat de toen aan de macht zijnde regenboogcoalitie de verkiezingen verloor en men een machtswissel kreeg (zie hoofdstuk 3). De nieuwe regering zorgde ervoor dat er snel een oplossing gevonden werd voor de MMDS-impasse (Horgan, 2001; McCarthy, 1998, 7 maart). Nu nog steunen de Independent-kranten de Fianna Fail/Progressive Democrats-coalitie, wat heel recent nog tot kritiek leidde vanuit de hoek van Labour, die vindt dat de steun, met verkiezingen in het vooruitzicht, toch wel al te overdreven is (O’Regan, 2002, 1 maart). Dat de steun van kranten aan een bepaalde politieke partij wel degelijk een invloed heeft op het kiesgedrag van de lezers toont ons een analyse van Paul Whiteley (2000, 9 mei) aan. Hij merkte op dat het merendeel van de lezers van een krant voor de partij stemde waar de krant achter stond. Men kan natuurlijk zeggen dat dit komt doordat de lezers een krant kiezen die hun eigen politieke voorkeur weerspiegelen en dat er dus van invloed geen sprake is. Whiteley (2000, 9 mei) erkent dat dit scenario een rol speelt, maar merkt dat er toch een invloed is van de krant naar de lezer toe:

 

“If, as seems likely, both things are happening at the same time then clearly editors, or in some cases newspaper proprietors, are exercising real political power.” (Whiteley, 2000, 9 mei).

 

De macht die O’Reilly heeft op politiek vlak is iets wat erkend wordt door Garret FitzGerald, die de eerste minister van Ierland was tijdens het grootste deel van de jaren ’80. Hij geeft toe dat hij regelmatig praatte met zijn goede vriend O’Reilly en om diens mediale steun vroeg:

 

“I certainly would have been seeking his assistance in terms of the papers at that time. If I was ringing him, it wasn’t just for a general chat.” (Garret FitzGerald geciteerd in: O’Toole, 2000, p. 1150).

 

Hij herinnert zich ook hoe de Irish Independent opeens veranderde van toon ten opzichte van de regering, en dat door toedoen van de olieregelgeving:

 

“He felt that the terms we were imposing for oil were too tough and he wanted them changed. (…) He became irritable and angry. And I didn’t think he was very helpful to us afterwards as a result.” (Garret FitzGerald geciteerd in: O’Toole, 2000, p. 1151).

 

Fitzgibbon (2001, 16 september) gaat zover te stellen dat O’Reilly de politici in Ierland in zijn binnenzak heeft. Hoe kan het anders dat niemand protesteerde toen O’Reilly Eircom overnam en zo een niveau van dominantie verkreeg in de Ierse media dat geen parallellen kent in de Westerse wereld.

 

“Does it matter? The government obviously thinks not. If the taoiseach[90], his coalition partners and the opposition leaders are happy to live with this level of dominance, then what drives us to distance ourselves from the stance of those democratically-elected politicians? Could it be that, unlike them, we have no fear of falling out with O’Reilly’s media empire?” (Fitzgibbon, 2001, 16 september).

 

Meermaals werd O’Reilly benaderd om bovenop deze onrechtstreekse politieke invloed een politiek mandaat te bekleden, en dat door de twee grote partijen in Ierland. Dat zowel Fine Gael als Fianna Fail, die per slot van rekening recht tegenover elkaar stonden tijdens de burgeroorlog na de oprichting van de Vrijstaat in 1922, hem wilden binnenrijven wijst er ons op wat voor een figuur O’Reilly is. Hij vertegenwoordigt niet een ideologisch geladen historische achtergrond, maar een visie van managementcompetentie als grote troef in deze universele wereld. Vooruitgang door het omarmen van de nieuwe liberale wereldorde, dat is de boodschap die hij naar Ierland bracht en nog steeds brengt. Ook in de Verenigde Staten kon hij een (Republikeinse) politieke carrière beginnen (zie hoofdstuk 2). Hij weigerde echter telkens en sluit nu uit ooit nog in de politiek te gaan. Maar dat hij meer dan ooit een politieke invloed heeft is duidelijk (O’Toole, 2000). Allicht is er het besef dat je meer kan bereiken door politici te beïnvloeden dan door zelf in de politiek te gaan.

 

“Today, the desire of most leaders of media corporations is not to become president of the United States; it is to influence the president of the United States.” (Bagdikian, 2000, p. 10).

 

O’Reilly gaf de lobbymacht die hij heeft in Ierland ooit toe. In 1983 verklaarde hij dat hij door zijn nauwe banden met de Ierse politici weinig problemen had met het verkrijgen van vergunningen om olie op te pompen aan de Ierse kust:

 

“Since I own thirty-five per cent of the newspapers in Ireland, I have close contacts with the politicians. I got the blocks I wanted” (O’Reilly geciteerd in: McCarthy, 1998, 7 maart).

 

Dat die 35 % inmiddels 80 % geworden is doet ons het ergste vrezen.

 

 

6. BESLUIT

 

O’Reilly runt een media-imperium om voornamelijk commerciële redenen. Independent News & Media is één van de zaken die hij bezit met het oog op het verdienen van geld. Hij is in de eerste plaats een zakenman: Heinz, Waterford Wedgwood, Arcon, Fitzwilton, Independent News & Media,… het is allemaal hetzelfde. De commercialiseringstrend uit hoofdstuk 1 komt hier met andere woorden zeer duidelijk naar voren.

 

Alhoewel O’Reilly een non-interventionistische reputatie heeft, zien we dat de inhoud van zijn kranten wel degelijk door hem beïnvloed wordt. Onrechtstreeks, via het opleggen van financiële verplichtingen, maar ook rechtstreeks. Het stelselmatig afbreken van het I.R.A. of de positieve berichtgeving in verband met de kans op het vinden van olie zijn door zijn toedoen op z’n minst gestimuleerd.

 

Door het controleren van 80 % van de krantenmarkt in Ierland heeft O’Reilly tevens een enorme politieke macht. Weinig politici zullen hem ook maar een strobreed in de weg leggen, getuige daarvan de overname van Eircom waardoor de dominantie enkel nog groter werd. O’Reilly controleert nu eenmaal de beeldvorming van politici en sinds de opmerkelijke bocht van 180° tijdens de verkiezingen van 1997 is men meer dan ooit bewust van zijn macht.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[88] Vooral de zonen Gavin, Cameron en Tony junior zijn prominent aanwezig (McGrath, 1998, 30 december).

[89] Zo heeft hij het in een toespraak tot de aandeelhouders van Independent News & Media op 31 mei 2000 over het feit dat “in each location around the world Independent News & Media has identifiable brand strengths which can command great consumer loyalty and good margins.” (O’Reilly geciteerd op: http://www.independent newsmedia.com).

[90] Taoiseach is de Ierse benaming voor de eerste minister.