Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:

Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL 6: BESLUIT

Wat kunnen we nu besluiten uit ons onderzoek? In hoeverre stroken de resultaten van ons onderzoek met onze hypotheses?

Uit de analyses blijkt vooreerst dat er een groot verschil bestaat tussen de historische realiteit, zoals deze uit de literatuur over dit onderwerp naar voren komt, en de algemene persberichtgeving hieromtrent. Het kwantitatieve onderzoek bewees dat er in het algemeen en over de gehele periode over de kwestie Oost-Timor zeer weinig geschreven werd. Vele van de geselecteerde gebeurtenissen komen niet of nauwelijks voor in de pers. We zien hierbij een kleine verbetering na 1989. De ontwikkelingen in de wereldpolitiek spelen hierbij blijkbaar een grote rol. Ook de aard van de berichtgeving weerspiegelt deze ontwikkeling. We zien vanaf 1989 een algemene uitbreiding en verandering wat betreft de lengte, de inhoud, de onderwerpen, het type van gebeurtenissen en het type van berichtgeving.

Verder kunnen we uit de conclusies afleiden dat de algemene verschillen tussen de berichtgeving van de drie landen niet zo dramatisch groot is.

Zij bevestigen de meeste kenmerken van het portret van de westerse pers zoals beschreven in het tweede deel: bijna exclusieve aandacht voor conflictuele gebeurtenissen, elite-onderwerpen, -landen en -actoren, aanwezigheid van “etnocentrisme” in de berichten, grote afhankelijkheid van persagentschappen, desinteresse voor de nuances en de oververeenvoudiging van het conflict…

De complexiteit van de kwestie Timor wordt in het algemeen thematisch gereduceerd tot een beperkt aantal schematische categorieën. De nieuwsberichten focussen duidelijk op de spectaculaire aspecten van de gebeurtenissen, zoals geweld, arrestaties, rellen. Naar de echte achtergrond, de lokale machtsverhoudingen, de invloed van vreemde en buitenlandse elementen dient meestal geraden te worden.

De kwestie Oost-Timor wordt in het algemeen voorgesteld als één of ander voorbeeld van inheems geweld en  haat in de Derde Wereld. Dit is dan waarschijnlijk ook het beeld dat de meeste lezers in het Westen hebben over dit conflict.

Uit de conclusie van de kwalitatieve analyse blijkt echter dat er een onderscheid dient gemaakt te worden tussen de nationale selectie van het nieuws en de redactionele selectie.

De westerse pers in het algemeen toont duidelijk meer overeenkomsten dan nationale, politieke of ideologisch gemotiveerde verschillen.

De verschillen in berichtgeving zijn, zoals reeds gezegd, eerder toe te wijzen aan de stijl, de aard en de ideologische positie van de krant zelf, dan aan de nationale positie van een land. Zo blijkt dat de Portugese pers in haar geheel toch weinig verschillen vertoont met de andere landen in haar berichtgeving over Oost-Timor (niettegenstaande we toch een groot verschil verwachtten). Intern vertoont zij daarentegen wél onderling verschillen (en tegenstellingen). Zo is de linkse politieke ideologie van O Público de bepalende factor die haar unieke berichtgeving over Oost-Timor bepaalt. De berichtgeving in de Diário de Notícias vertoont veel meer gelijkenissen met de Amerikaanse en Nederlandse pers dan met de berichten uit O Público.

Wat het geheel van onze hypotheses betreft, bevestigt ons onderzoek de veronderstelling dat economische verbondenheid met het land waarover bericht wordt een bepalende factor is. We zien dan ook een duidelijke verbetering in de berichtgeving naarmate de economische belangen tussen het Westen en Indonesië verminderen.

Het onderzoek bevestigt anderzijds dat politieke en culturele factoren desalniettemin een grote rol spelen in de keuze van de bron, de aandachtspunten en de inhoudelijke klemtonen van de krant zelf.

De slechte kwaliteit van de berichtgeving over Oost-Timor in de westerse pers is waarschijnlijk te wijten aan de lage nieuwswaarde van het conflict. Oost-Timor voldoet namelijk niet aan vele van de factoren die volgens Galtung en Ruge het nieuwsselectieprocédé bepalen in de westerse pers.

Voor wat de Verenigde Staten betreft bestaat er geen enkele culturele of historische verbondenheid met het gebied. Daarentegen zijn voor dit land enkel de economische en politieke belangen met Indonesië van groot belang (vooral voor 1989). Voor wat Nederland betreft zijn er de historische associaties met de eigen dekolonisatieproblematiek én de economische belangen  verbonden  aan  dit conflict.

Voor Portugal zijn factoren als “ideologische en culturele verwantschap” en “historische verbondenheid” wél aanwezig, maar zij lijken weinig invloed te hebben op de nationale persberichtgeving (het effect van deze factoren op de verschillende kranten lijkt eerder polariserend te werken).

De theorie van Galtung en Ruge geeft ons slechts een beperkt aantal redenen voor het selectieproces. Deze factoren hebben wel een zekere graad van invloed, maar naast deze psychologische en culturele factoren bestaan er andere die het nieuwswordingsproces bepalen: namelijk de economische en politieke variabelen. We hebben gezien dat dergelijke factoren zelfs nog doorslaggevender zijn dan de nieuwsfactoren van Galtung en Ruge.

Culturele verbondenheid is in de persberichtgeving van een land over een ander land dus slechts een variabele die weliswaar een belangrijke betekenis en coherentie verleent aan de grove economische en politieke feiten, maar die hierbij niet doorslaggevend is. De kritiek van K.E. Rosengren op de theorie van Galtung en Ruge is dus gegrond.

De relevantie van de resultaten van ons onderzoek hangt in hoge mate ook af van hun plaatsing in een ruimere context van internationale en geopolitieke nieuwsvorming.

We kunnen niet ontkennen dat de interpretatie van persberichtgeving te maken heeft met machtsverschuivingen op het politieke en economische vlak én met hun universele geldigheid in de rest van de wereld.

Zo vertellen de gegevens over het buitenlands nieuws m.b.t. Oost-Timor ons heel wat over de veranderende machtsverhoudingen in een complexe (nieuws)wereld. Feiten, gebeurtenissen en ontwikkelingen zijn niet énkel nieuwswaardig door hun inherente geopolitieke of economische betekenis. Ook andere factoren als taal, cultuur en koloniaal verleden spelen toch een duidelijke rol in het nieuwswordingsproces. Deze laatste zijn echter niet van beslissende invloed. Internationaal nieuws is het resultaat van een complex geheel van uiteenlopende actoren.

 

De aandacht van de westerse elitelanden heeft echter niet enkel te maken met een geopolitieke machtsverhouding, maar ook met een duidelijke hegemonie op de nieuwsmarkt zelf.

De resultaten van de analyses tonen dat er in de nieuwsvorming een impliciet systeem van regels en waarden bestaat dat een stereotiepe beschrijving van evenementen en een gestandaardiseerde structuur van nieuwsschema’s, naar stijl en retorisch vermogen, bepaalt. Deze overheersing van een bepaalde journalistieke nieuwscode in de verspreiding van internationaal nieuws doet vermoeden dat de meeste persberichtgeving wordt gebracht vanuit een eenzijdig perspectief: dat van een klein aantal nieuwsmakers die een culturele homogeniteit nastreven.

De vraag is natuurlijk vanwaar dit systeem afkomstig is.

De grote afhankelijkheid van internationale nieuwsagentschappen bewijst dat deze homogeniteit in het nieuws te wijten is aan de dominante, globale monopoliepositie van deze agentschappen. Gezien de historische ontwikkeling van de pers in de wereld (zie deel 1), is dit impliciet systeem van codering waarschijnlijk gevormd en verspreid door de westerse pers en de persagentschappen.

Gezien het weinige verschil tussen de berichten van persagentschappen en de berichten van plaatselijke correspondenten, lijkt er een globale consensus te bestaan over de inhoud van het nieuws over het buitenland.

Deze consensus is niet alleen afhankelijk van hetgeen de persagentschappen rapporteren, maar ook van de impliciete professionele ideeën over de aard en waarde van het nieuws. Een deel van deze globale professionele ideologie is ontwikkeld onder invloed van de dominante westerse (kapitalistische) praktijken. Zij is oorzaak en gevolg van de aanpassing van de ideologie van de gedomineerde aan de dominante (westerse) ideologie van het voortschrijdend kapitalisme. Dit is zeker zo wat betreft de culturele en technologische domeinen zoals internationale communicatie.

De productie en distributie van internationaal nieuws lijken de productie en distributie van een koopwaar - informatie - te zijn geworden in een internationaal systeem dat onderworpen is aan de wetten van de vrije markteconomie.

Omgekeerd en in wisselwerking hiermee stimuleert de culturele en ideologische bevoogding en indoctrinatie deze afhankelijkheidsrelatie. De notie vrije pers of een onafhankelijke informatievoorziening is dus net zo min als op andere vlakken van deze handelsmarkt nog van toepassing. De retorische motivatie van deze principes dient beschouwd te worden als een ideologisch waas om de ware (economische) belangen te verbergen.

Toch lijken er ook enkele tendensen  te bespeuren die tegen deze maskering ingaan. Ook zien we een verandering in de wijze waarop manipulatie via het persmedium gebeurt. Het is opvallend dat platvloerse verzinsels en waarheidsvervalsingen duidelijk achterwege blijven en er zelfs een schijnbare objectiviteit optreedt, want de manipulatie gebeurt op geraffineerde wijze door middel van arbitraire selectie of ordening van feiten. Zo heeft het  overbeklemtonen van gebeurtenissen die weinig betekenis hebben, het samenplaatsen van losse feitjes zodat deze een kunstmatig ‘eenheids’-karakter verwerven of het presenteren van gebeurtenissen op zo’n wijze dat een objectieve evaluatie onmogelijk wordt, hetzelfde psychologische effect als flagrante manipulatie. Het feit dat de internationale pers, onder het motto van de “vrije pers”, zich algemeen als objectief en neutraal promoot, vergroot het gevaar op blindelings geloof in de voorgestelde feiten.

Het is duidelijk dat de machtspositie van deze westerse gecodeerde berichtgeving enkel kan doorbroken worden door de berichtgevingstrategieën als deze die we in de Portugese O Público terugvinden. Westerse journalisten zouden moeten inzien, tenminste op individueel niveau, dat meer structurele achtergrond en contextualisering van de gebeurtenissen van essentieel belang zijn in de internationale berichtgeving. Anderzijds stelt de vraag zich - maar het antwoord hierop valt niet binnen het bestek van dit onderzoek – of deze krant dezelfde strategie zou volgen in kwesties die moeilijker liggen (bijv. de oorlog in Tsjetsjenië). M.a.w. wij pleiten niet voor één bepaalde krant, maar wel voor een bepaalde berichtgevingstrategie.

Zolang de economische belangen de doorslaggevende rol blijven spelen in de nieuwsvorming en zolang de monopoliepositie van de westerse persagentschappen gehandhaafd blijft, zullen de pogingen van kranten als O Público gedoemd zijn een enige druppel in de oceaan te blijven.

Het lezerspubliek dient daarentegen te leren een ander soort berichtgeving (met andere accenten, andere onderwerpen, andere invalshoeken) te accepteren en zijn sociopolitieke context te verwijden.

Met de bedenking in het achterhoofd dat de pers vaak één van de belangrijkste (of althans meest complete) bronnen is voor de kennis van de nieuwsfeiten (al dan niet over het buitenland), kunnen we stellen dat de kans zeer groot is dat onjuiste voorstellingen en een sterk vertekend wereldbeeld overheersen bij het  grote publiek.

Over de impact van dit alles zegt dit onderzoek niets.

Dat is dan weer een ander verhaal...

 

NAWOORD

 

Tot slot dient vermeld te worden dat deze studie slechts een bijdrage wil vormen tot het onderzoek  naar de werkelijke invloed van de media op de opinievorming.

Ondanks een aantal methodologische vraagtekens, zijn de resultaten toch van grote waarde voor het onderzoek naar buitenlandse en internationale nieuwsstromen. Bovendien verbergen de tabellen en grafieken heel wat complexe verbanden en diepere inzichten in de mechanismen van internationaal nieuws. De resultaten die hierboven werden weergegeven vormen zoals reeds gezegd slechts een bijdrage aan een groter geheel. De bedoeling is dat zij slechts aanzet zijn tot eventueel verder onderzoek  naar aanverwante thema’s en onderwerpen.

We willen niet beweren dat dit onderzoek een representatieve steekproef is voor algemene conclusies over de westerse buitenlandse pers. Om tot zulke uitspraken te komen dienen zowel de kwalitatieve analyse als de kwantitatieve analyse verder uitgewerkt te worden met veel meer gedetailleerd onderzoek over langere termijn.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende