Joseph Mobutu: sterke man of bloeddictator? Een analyse van de berichtgeving in de binnen- en buitenlandse pers over de opkomst van het Mobuturegime.  (Filiep Stellamans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

I. Inleiding

 

1. Onderwerp

 

Net na de tweede en definitieve staatsgreep van Mobutu omschrijft De Volksgazet de man als volgt: “Joseph-Désiré Moboetoe, het nieuwe Congolese staatshoofd, is een rustige familievader, hoofd van een gezin met vijf kinderen. Hij is een autodidact, een verwoed lezer, liefhebber van klassieke muziek en van sport, voornamelijk voetbal. Hij is, zo zegt men, bijzonder intelligent en gevat, en hij voelt zich thuis in elk midden. [1]. Tegenwoordig staat de naam Mobutu heel anders synoniem voor het prototype van een meedogenloze, militaire dictator. Aanvankelijk werd de komst van Mobutu toegejuicht als een alternatief voor de volledig uit de gratie gevallen Lumumba. Ook vijf jaar later bij zijn tweede en definitieve staatsgreep werd hij opgehemeld, toegejuicht en gezien als een redder in nood van de twistzieke en onbekwame Congolese politiek. Geleidelijk aan zou de teneur van de berichtgeving over Mobutu veranderen naarmate de ware aard van de generaal steeds duidelijker werd.

Ik heb met deze verhandeling gepoogd te achterhalen welk beeld in de Westerse dagbladpers werd opgehangen van de persoon Joseph Désiré Mobutu. Dit beeld is onderhevig geweest aan een sterke evolutie, van gematigd positief naar uiterst negatief op het einde van zijn regime. Daarnaast bleek ook dat de nationaliteit en signatuur van de verschillende dagbladen een sterke invloed hebben gehad op de verslaggeving en op het beeld dat van Mobutu naar voren kwam. Het opzet van deze verhandeling bestond er voornamelijk in een overzicht en een specifieke datering te geven van de verschillende beelden en opvattingen die over Mobutu heersten in de dagbladpers, gedurende de jaren 1960. Dit decennium kan beschouwd worden als de periode waarin Mobutu zijn machtsstrijd aanvangt en geleidelijk aan alle gezag rond zijn persoon weet te centraliseren.

 

 

2. Afbakening van het onderzoek

 

In het verleden is reeds meermaals onderzoek gevoerd naar beeldvorming in de dagbladpers over zowel het koloniale als het onafhankelijke Congo. Eerder had Zana Etambala het al een aantal keer in zijn monografieën over de beeldvorming over Congo in de pers [2]. Daarnaast werden ook al een aantal licentiaatsverhandelingen aan het thema gewijd [3]. Ook verslaggevers van verschillende kranten en andere media [4] hebben reeds hun persoonlijk gekleurde bedenkingen neergeschreven over diverse thema’s uit de Congolese geschiedenis. Voor zover ik kan opmaken is er echter nog geen systematisch onderzoek gevoerd naar de beeldvorming in de dagbladpers over de opkomst van het Mobuturegime. Zoals op te merken valt, gaan de meeste van deze verhandelingen over de koloniale periode of over de onafhankelijkheidsperikelen (1960 – 1965). Ik heb met deze verhandeling gepoogd een volgende periode in de Congolese geschiedenis te bestuderen. Met de totstandkoming van het Mobuturegime ontvoogdt Congo zich immers definitief van het moederland, en wordt de basis gelegd van een regime dat 32 jaar Congo in zijn greep zou houden. De komst en machtsgreep van Mobutu leiden ontegensprekelijk een nieuwe periode in de Congolese geschiedenis in. Daarom heb ik onderzocht welk opvattingen er over deze persoon heersten in de binnen- en buitenlandse pers, in welke mate de verschillende dagbladen en verslaggevers vertrouwen of wantrouwen koesterden tegenover de latere dictator, en hoe dit beeld onderhevig werd aan verandering naarmate ‘de luipaard’ steeds meer en meer zijn ware gelaat toonde.

 

 

3. Verantwoording en methode

 

3.1. Verantwoording

 

Het onderzoek werd opgebouwd rond de vraag: welk beeld van Joseph Désiré Mobutu komt naar voren in de dagbladpers tussen 1960 en 1967 ? Aan welke evolutie is dit beeld onderhevig ? En in welke mate verschilt dit beeld in de Belgische, Amerikaanse en Franse dagbladpers ?

Mijn licentiaatsverhandeling is in de eerste plaats een studie van de berichtgeving over de persoon Mobutu. Vertrekkende vanuit de kennis die we hebben opgebouwd over de persoon Mobutu en zijn regime hebben we onderzocht in welke mate deze berichtgeving positief dan negatief geladen is. Daarnaast heeft de studie ook een duidelijke politieke inslag. Het Mobutu-regime is namelijk onlosmakelijk verbonden met de Franse, Belgische en Amerikaanse buitenlandse politiek. Niet alleen hebben België, de VS en Frankrijk Mobutu toegestaan (en in bepaalde mate aangemoedigd) om over te gaan tot een staatsgreep, ze hebben zijn regime ook jarenlang mee in stand gehouden. Hoewel de relatie tussen het Congo van Mobutu en deze drie landen hoogtes en laagtes kende, kunnen we toch stellen dat België, Frankrijk en de VS gedurende de eerste jaren van zijn regime de voornaamste bondgenoten en partners van Mobutu zijn geweest. Niet alleen was men verbonden via economische relaties, (vaak door privé-maatschappijen) er werden ook nauwe diplomatieke contacten onderhouden tussen deze drie landen enerzijds en Congo anderzijds. Toch kunnen we stellen dat de relaties tussen België en Mobutu tussen 1960 en 1968 een vrij wisselend patroon hebben gekend. Als kolonel en later als generaal liet Mobutu zich graag omringen en adviseren door Belgische technici. Er zijn (voorlopig) geen bewijzen gevonden die aantonen dat Belgische inlichtingendiensten Mobutu gesteund hebben bij zijn tweede staatsgreep. Desalniettemin wordt zijn staatsgreep in België toegejuicht [5]. Toch zal de relatie met België al snel verzuren. In eerste instantie werden de relaties op economisch vlak grondig verstoord. In 1966 vaardigde Mobutu immers de zogenaamde Bakajika-wet uit waardoor de Congolese staat opnieuw grond-, bos- en mijnrechten overnam. Enkele maanden later, in januari 1967, nationaliseerde Mobutu de Union Minière du Haut Katanga. Daarnaast werden de Belgische privé-maatschappijen meer en meer verdrongen door Amerikaanse, Franse, Italiaanse, Japanse, … ondernemingen die eveneens probeerden munt te slaan uit Congo. België verloor met andere woorden zijn economische greep op zijn vroegere kolonie. In tweede instantie ontwikkelde zich in de Congolese media steeds meer en meer een anti-Belgische teneur, waarbij ‘de Belgen’ als zondebok werden aangehaald voor alles wat mis liep in de Congolese samenleving [6].

De relaties tussen Mobutu en Washington tussen 1960 en 1968 kunnen als zeer warm tot intiem bestempeld worden. Na zijn staatsgreep in 1960 verdrongen de Amerikaanse adviseurs steeds meer de Belgische in de entourage van Mobutu. Het is aangetoond dat Mobutu bij zijn eerste en tweede staatsgreep in 1965 sterk gesteund werd door Amerikaanse inlichtingendiensten [7]. Vanuit de Koude Oorlog-optiek wilden de VS dan ook kost wat kost vermijden dat Congo in handen viel van de communisten. De installatie van het Mobuturegime, dat zich immers van meet af aan zeer anticommunistisch opstelde, leek dan ook de garantie dat Congo in het ‘Westerse kamp’ zou blijven. De relatie tussen de VS en Congo bleef de volgende jaren dan ook uitstekend. Bovendien pikten Amerikaanse multinationals op economisch vlak meer dan een graantje mee [8].

Parijs had de Belgische aanwezigheid in Congo steeds als een foutje in de geschiedenis beschouwd. De eerste jaren na de onafhankelijkheid hield Frankrijk dan ook een oogje in het zeil in de Congolese politiek. Anders dan de VS heeft Frankrijk echter nooit actief ingegrepen. Vóór 1965 onderhield Mobutu nauwelijks contact met Parijs. Na 1965 kon men de diplomatieke contacten als vrij positief omschrijven, zonder dat ze echt intiem worden. Franse multinationals vonden wel de weg naar Congo. Toch is het wachten op de ambtstermijn van president Giscard d’Estaing (vanaf 1975) vooraleer de relaties hoogst vriendschappelijk werden [9].

 

3.2. Methode

 

In deze verhandeling wensen we ons specifiek toe te leggen op de opkomst en machtsstrijd van Mobutu. Een specifieke datering hiervan is uiteraard een punt dat voor discussie vatbaar is. Het is immers moeilijk, indien niet onmogelijk, om precies te stellen wanneer Mobutu zijn machtspositie effectief stevig had geconsolideerd. Te meer omdat de verschillende auteurs een eigen periodisering en afbakening hanteren bij de bespreking van de dictatuur van Mobutu. Uiteindelijk hebben we ervoor geopteerd om de periode tussen 1960 en 1968 te beschouwen als het tijdperk waarin Mobutu zijn macht uitbouwt. In 1960 zal Mobutu immers via zijn staatsgreep voor het eerst op het voorplan treden. Vervolgens zal hij er achter de schermen in slagen om via het leger zijn positie verder te verstevigen. In 1965 verschijnt hij opnieuw op het politiek toneel om de macht opnieuw over te nemen. Drie jaar later kan men stellen dat Mobutu vrij stevig in het zadel zit en dat hij de voornaamste binnenlandse vormen van oppositie heeft uitgeschakeld. Bovendien zijn tegen 1968 de eerste vormen van zijn economische, institutionele, sociale en culturele politiek zichtbaar.

De periode die wie hier bespreken omvat dus ongeveer acht jaar. Binnen het tijdsbestek van een licentiaatsverhandeling is het onmogelijk om alle geselecteerde kranten over deze gehele periode te analyseren. Daarom hebben we ervoor geopteerd om ons onderzoek te concentreren rond vijf ‘sleutelgebeurtenissen’ of ‘sleutelmomenten’. In eerste instantie hebben we vijf gebeurtenissen geselecteerd die uitvoerig worden beschreven in de geschreven media. In tweede instantie was het ook een vereiste dat het ging om ‘sleutelmomenten’ die ons inzicht konden verschaffen omtrent de beeldvorming in de media over enerzijds de opkomst van Mobutu en anderzijds de structuur van zijn economische, sociale en institutionele politiek zoals die zich aftekent in de eerste jaren van zijn regime. In derde instantie was het eveneens de bedoeling dat we via de analyse van deze sleutelmomenten inzicht kregen in de onderlinge relaties tussen Mobutu en zijn drie Westerse bondgenoten. Uiteindelijk viel de keuze op de volgende vijf sleutelmomenten: de eerste staatsgreep van Mobutu (september en oktober 1960), de tweede staatsgreep van Mobutu (november 1965), de pinksterophangingen (eind mei en juni 1966), de Zaïrisatie van de UMHK (januari 1967), de aanhouding van Moïse Tshombe en de opstand van de Katangese gendarmes en huurlingen (juli tot november 1960).

In september 1960 trad Mobutu voor het eerst op de voorgrond. Hij kon toen echter nog niet beschouwd worden als ‘de sterke man in Congo’. Zijn machtsinstrument, het leger, was slecht georganiseerd en verdeeld. In het Westen heerste vooral ongerustheid over zijn opvattingen en plannen. Vijf jaar later stond het gezag van Mobutu echter op een veel hoger peil. Bovendien werd zijn staatsgreep gesteund en toegejuicht door de Westerse regeringen. Mobutu leek de geknipte persoon om opnieuw orde te brengen in de Congolese maatschappij. Bovendien kon hij, in volle Koude Oorlog, tot het ‘kapitalistische kamp’ gerekend worden. Een dik jaar later bleek reeds dat de generaal de repressieve middelen niet schuwde. Mobutu schrok de wereld op door vier politici in het openbaar op te hangen. De Westerse regeringen keken echter de andere kant op. In januari 1967 werden de relaties tussen België en Congo wel grondig verstoord, wanneer Mobutu de Union Minière nationaliseerde. Privé-maatschappijen in de VS en Frankrijk reageerden minder negatief, dit gebeuren kon immers openingen bieden voor hen. In juli 1967 tot slot werd Moïse Tshombe aangehouden in Algiers. Tshombe, die eerder ook op de gratie van het Westen kon rekenen, was reeds veroordeeld in Congo. Na zijn aanhouding kwamen enkele huurlingenlegers onder leiding van de Belg Jean Schramme en de Fransman Bob Denard in opstand. Zij kregen de steun van enkele departementen van de Katangese gendarmerie. Er kan niet veel twijfel over bestaan dat het hier gaat om vijf ‘sleutelmomenten’ in het verloop van de diplomatieke contacten tussen Mobutu enerzijds en Frankrijk, de VS en België anderzijds tussen 1960 en 1967.

 

 

4. Omschrijving van het bronnenmateriaal

 

4.1. De kranten

 

Deze licenciaatsverhandeling is het resultaat van een krantenonderzoek. Bij de selectie van deze kranten was het de bedoeling om een beeld te verkrijgen dat representatief was voor de Belgische, Franse en Amerikaanse dagbladpers. Voor de Belgische pers werd, rekening houdend met de sterk verzuilde maatschappij, geopteerd voor drie kranten van elk een andere ideologische snit. Uiteindelijk viel de keuze op De Standaard, Het Laatste Nieuws en De Volksgazet. Daarbij worden zowel de katholieke, de liberale en de socialistische zuil vertegenwoordigd. We hebben er dus voor geopteerd om drie Vlaamse kranten en geen Waalse te analyseren. We gaan er namelijk min of meer van uit dat het onderscheid tussen de Vlaamse en Waalse media inzake verslaggeving over buitenlands (en Congolees) nieuws vrij klein is. Daarom leek het ons een stuk interessanter om het onderzoek te verbreden naar de buitenlandse media toe. Bij de keuze van de drie dagbladen werd ook rekening gehouden met de oplage, de spreiding, de doelgroep, het kwalitatieve niveau en de mate waarin de redactie aandacht besteedt aan buitenlands nieuws. Zo omvat het Vlaamse perslandschap in de jaren 1960 bijvoorbeeld wel meer belangrijke katholieke dagbladen zoals Het Volk. Maar uiteindelijk viel de keuze toch op De Standaard omwille van de aandacht die in deze krant werd besteed aan de Congolese kwestie. Wat de keuze van de buitenlandse dagbladen betreft, viel de keuze op Le Monde en Le Figaro voor de Franse pers en The New York Times en The Washington Post voor de Amerikaanse pers. Het gaat hier dus om kranten die in het buitenland bekend zijn en die de reputatie hebben een hoge graad van onafhankelijkheid, objectiviteit, correctheid en kwaliteit te bezitten. Het zijn stuk voor stuk dagbladen met een hoge gezagswaarde, die bovendien één voor één ruim aandacht besteden aan buitenlands nieuws. Verder gaat het ook om kranten die hoofdzakelijk gelezen worden door de sociaal meer elitaire groepen. In tegenstelling tot bepaalde meer ‘populaire kranten’ kunnen we er dus van uitgaan dat deze vier dagbladen door hun reputatie en lezerspubliek een zekere invloed kunnen hebben op de institutionele besluitvorming en de publieke opinie van het desbetreffende land.

Gaston Durnez wees er al op dat tijdens de jaren 1960 de dagbladpers de concurrentie ondervond van een nieuw fenomeen: de televisie. Veel meer dan vroeger moest een schrijvende verslaggever dus op zoek gaan naar ‘een andere invalshoek’, naar couleur locale die de televisie niet kon geven. De lezer had meer dan ooit nood aan ‘achtergrondbijdragen en dossiers’. Het spreekt voor zich dat deze tendens ten goede komt aan de kwaliteit van het bronnenmateriaal dat we in deze verhandeling wensen te analyseren [10].

 

4.2. De Belgische dagbladen

 

In 1914 werd binnen de kringen van de Vlaamse Beweging de nv De Standaard opgericht. Daarbij werd als opzet vooropgesteld om een “katholiek Vlaams dagblad te Brussel uit te geven”. Kort na de oorlog kende het blad enkele moeilijkheden. De Standaard werd onder meer een verschijningsverbod opgelegd omdat de krant actief was geweest tijdens de oorlog. Daarnaast trad er een ideologisch dispuut op tussen de hoofdaandeelhouder (de familie Sap) en de raad van beheer. Vanaf de jaren 1940 – 1950 werd De Standaard opnieuw de gezaghebbende stem die ze voor de oorlog was geweest en had opnieuw invloed op de opinievorming over grote thema’s. De krant was nog steeds Vlaamsgezind, maar wilde de band met België toch niet doorbreken. Verder slaagde men erin om een aantal dagbladen zoals Het Nieuwsblad en De Gentenaar op te kopen. Het bedrijf ontwikkelde zich tijdens de jaren 1960 tot een reus op de kranten- tijdschriften-, drukkerij- en boekenmarkt [11]. In de persgids van het interdiocesaan perscentrum uit 1971 omschreef Win Van der Biesen (toenmalig assistent aan de KULeuven) De Standaard als een gematigd Vlaams-vooruitstrevend katholiek dagblad. Op binnenlands vlak was het blad naar zijn mening eerder rechts (waarbij vaak de CVP wordt gesteund) Op buitenlands vlak was De Standaard volgens Van der Biesen veel kritischer en minder pro-Amerikaans dan de meeste Belgische kranten [12]. Daarnaast heeft ‘rubriekleider buitenland’ (en later ‘directeur van de redactie’) E. Troch (Luc Vandeweghe) een bepalende rol gespeeld in de houding inzake buitenlandse politiek doorheen de jaren 1960. Troch wenste als historicus ‘de feiten voor zich te laten spreken’. Hij zette bij voorkeur alles uiteen aan de hand van citaten en een nauwkeurig relaas van de feiten. Eigen mening en voorkeur bleek vooral uit de keuze van de feiten en hun voorstelling. Troch was een voorstander van vreedzame coëxistentie tussen de communistische en Westerse machtsblokken, wat in volle Koude Oorlog niet overal in goede aarde viel [13].

De Volksgazet ontstond uit een fusie tussen de uitgesproken socialistische dagbladen De Werker en De Volkstribuun. Het eerste nummer verscheen in 1914. De Volksgazet zou uitgroeien tot het blad van de socialistische beweging te Antwerpen. Vanaf 1953 begon het langzaam bergafwaarts te gaan met De Volksgazet. De krant werd immers gekenmerkt door een gebrek aan vernieuwing. Langzamerhand kreeg De Volksgazet een ouderwets imago en ontbrak het aan adverteerders. Bovendien was het blad doctrinair links en ze had te weinig lezers. Dit in combinatie met totaal wanbeheer leidde in 1978 tot het faillissement van de De Volksgazet [14].Ondanks een achteruitgang bleef De Volksgazet gedurende de jaren 1960 het belangrijkste dagblad van socialistische signatuur. Luc Boone (docent aan de KULeuven) omschreef de krant in 1970 als een sterk partijgebonden dagblad. De officiële standpunten van de Socialistische Partij werden nagevolgd en verdedigd. Boone zag daarin een mogelijke reden voor haar achteruitgang. Verder zou haar traditionele antiklerikale inslag toch al wat getemperd zijn [15].

In 1888 werd het dagblad Het Laatste Nieuws opgericht. De krant moest dicht bij het volk staan en bovenal Vlaams, liberaal en vrijzinnig zijn. Na de Tweede Wereldoorlog zou de publicatie van de krant snel weer hervat worden, al zou het uitgesproken Vlaamse karakter van het blad toch afnemen. In 1957 werd een meerderheidsaandeel in de Antwerpse liberale krant De Nieuwe Gazet verworven. Vanaf 1963 waren alle aandelen zelfs in handen van Het Laatste Nieuws [16]. Hoewel het blad bij haar oprichting de opdracht had om ‘de Vlaamse humanistische liberale opvatting te steunen, te verdedigen en te verspreiden’, wijst Wim Van der Biesen er in de persgids van het Interdiocesaan Perscentrum uit 1971 op dat de liberale strekking van Het Laatste Nieuws minder uitgesproken was dan voorheen. De Krant steunt weliswaar het Vlaams Liberaal Verbond, maar neemt soms afstand van de officiële PVV-standpunten. Verder omschrijft Van der Biesen het dagblad als een typische volkskrant met een overwegend informatief karakter. Daarnaast heeft de krant doorgaans kwalitatief de beste foto’s van de Belgische kranten [17].

 

4.3. De Franse dagbladen

 

Hoewel het prestige en de gezagswaarde van Le Monde vrij groot is, is het een relatief jonge krant. Het blad werd opgericht na de nazibezetting van Frankrijk in 1944. Generaal De Gaulle oordeelde dat Frankrijk nood had aan een dagblad dat zowel in binnen- en buitenland respect genoot. Op de voorpagina van deze eerste editie werden de voornaamste streefdoelen van de krant als volgt beschreven: “de lezers op een snelle en volledige manier duidelijke en correcte informatie te verschaffen en het herstellen van de Franse ‘grandeur’ en vrijheid”. Hubert Beuve-méry werd hoofdredacteur van de nieuwe krant. Het blad verwierf tussen 1945 en 1952 al snel een reputatie van onafhankelijkheid en betrouwbaarheid [18]. Onder impuls van Beuve-méry veroverde Le Monde in de loop van de jaren 1950 zijn onbetwistbare plaats tussen de Europese elite dagbladen. Beuve-méry bleef 25 jaar aan het hoofd van de redactie en bleef vechten voor politieke, financiële en morele onafhankelijkheid. Hij werd opgevolgd door Jacques Fauvet die de lijn van Beuve-méry voortzette [19].

In de persgids van het Interdiocesaan Perscentrum van 1971 wordt Le Monde omschreven als onafhankelijk avondblad dat bekend staat om haar uitgebreide en juiste informatie over buitenlandse en Franse binnenlandse politiek. Er wordt zelfs gesteld dat haar ideologische onafhankelijkheid haar de neiging verschaft zich op te werpen als rechter in alle domeinen van de actualiteit [20].

Le Figaro ontstond al in januari 1826 als een licht satirisch weekblad dat vooral over het artistieke leven in Parijs (zoals mode, theater en sensatie) schreef. Doorheen de jaren is Le Figaro echter geëvolueerd naar een kwaliteitskrant die ver af stond van het weekblad dat in 1826 voor het eerst was verschenen. Tijdens de jaren 1950 begon het blad een campagne tegen het groeiende communisme. Vanaf dit ogenblik kreeg de krant ook meer de reputatie van een gematigd conservatief blad te zijn. Wat het internationale nieuws betreft, werd de krant als vrij pro-Amerikaans beschouwd, behalve dan wanneer het standpunt van de Franse regering sterk afweek van het Amerikaanse. Doorheen de jaren 1950 en 1960 bleef het prestige en de verspreiding van Le Figaro verder stijgen. In 1968 kon het blad al beschouwd worden als één van de beste dagbladen wereldwijd [21]. De hoofdredacteur van Presse-Actualité te Parijs Yves L’Her stelt in 1970 dat Le Figaro kan beschouwd worden als een gematigd conservatief dagblad. Verder zou het blad een afkeer vertonen van extremisme (zoals bijvoorbeeld het communisme) en rondt het liever de scherpe kantjes wat af teneinde botsingen te voorkomen[22].

 

4.4. De Amerikaanse dagbladen

 

The New York Times werd op 18 september 1851 opgericht als een nieuw goedkoop dagblad voor de bevolking van de stad. Vanaf de eerste hoofdredacteur, Albany Raymond, werd The New York Times een dagblad voor een hoog intellectueel publiek [23]. Ondanks de morele en ietwat conservatieve toon bleef The New York Times zijn hele geschiedenis lang toch vooral een krant die de lezer een goed uitgebalanceerd en zwaar dieet van nieuws (vooral buitenlands nieuws) voorschotelde. Tot op vandaag heeft The New York Times zijn prestige weten te bewaren. Het blad heeft lezers over de gehele wereld en ontbreekt in bijna geen enkele academische bibliotheek. Veel van zijn prestige haalt het blad uit zijn accurate verslaggeving, en zijn ruime aandacht voor internationaal nieuws gebaseerd op het verslag van reporters ter plaatse [24]. Ook doorheen het Koude Oorlog – klimaat van de jaren 1960 streefde The New York Times een neutrale positie na in haar verslaggeving over het internationale nieuws. Zo werd het blad doorheen de jaren 1960 geloofd voor zijn verslaggeving over de Berlijn crisis [25] en China [26]. De Persgids van het Interdiocesaan perscentrum prees The New York Times eveneens voor zijn objectiviteit. Journalist Guide Van Hoof omschreef The New York Times als een krant waarbij ‘reporting’ en ‘interpretatieve analyses’ voorrang krijgen op het opiniëren [27].

The Washington Post heeft niet steeds het prestige en de gezagswaarde genoten die het vandaag kent. De krant zou pas uitgroeien tot het kwaliteitsblad dat het vandaag is na de overname door Eugene Meyer in de jaren 1930. Onder leiding van Meyer en nadien diens dochter en schoonzoon Philip en Katherine Graham zou The Washington Post uitgroeien tot een krachtig, onafhankelijk en ernstig dagblad [28]. De rubriek over buitenlands nieuws was lange tijd ietwat magertjes geweest. Vanaf het eind van de jaren 1950 kwam daar echter verandering in toen Phil Graham twee overzeese bureaus installeerde. Pas vanaf de jaren 1960 slaagde The Post erin zich te onderscheiden op het vlak van buitenlands nieuws, dankzij reportages over de Varkensbaai, Vietnam en het Midden-Oosten [29]. Doorheen de jaren 1960 heeft The Washington Post definitief zijn positie verworven naast aartsrivaal The New York Times als één van de twee topkwaliteitskranten in de Verenigde Staten. Dit statuut verkreeg The Washington Post voor een stuk uit zijn lezerscliënteel. Het blad wordt dagelijks gelezen door Amerikaanse congresleden, senatoren en een meerderheid van de besluitnemers in de bedrijfswereld en lagere politieke kringen [30].

 

 

5. Biografie van Joseph-Désiré Mobutu

 

5.1. De Opgang van ‘Jef’ Mobutu (1930 – 1960)

 

5.1.1. Soldaat en journalist

 

Joseph-Désiré Mobutu werd geboren in Lisala op 14 oktober 1930. Zijn vader Albéric Bemany was als cuisinier een knecht van de blanken. Als kind liep Mobutu school bij de paters kapucijnen. De kleine Mobutu groeide dus op in een uitgesproken koloniale context. Volgens zijn latere hofbiograaf Francis Monheim zou hij slechte herinneringen hebben overgehouden aan deze periode. Monheim stelde meerbepaald dat Mobutu zou gerebelleerd hebben tegen het feit dat de missionarissen weigerden in het Frans les te geven terwijl hij net die taal goed meester was. Vervolgens liep Mobutu middelbare school bij de Broeders van de Christelijke Scholen in Coquilhatstad. Daar werd hij echter weggestuurd. Volgens Monheim omdat hij zonder toelating enkele dagen extra verlof had genomen [31].

In november 1950 schreef Mobutu zich in de Ecole Centrale des Sous-Officiers te Luluaberg. Daar volgde hij gedurende twee jaar een cursus secretariaat en boekhouding. Hij behaalde de graad van sergeant. Na drie jaar Luluaberg werd hij overgeplaatst naar het hoofdkwartier van de Congolese Weermacht te Leopoldstad. Ondertussen werd hij ook journalist bij de Congolese krant Actualités Africaines. Daar hij militair was, moest Mobutu schrijven onder de schuilnaam J. Debanzy. Peetvader van Actualités Africaines Pierre Davister nam hem er onder zijn vleugels. In 1958 bezocht Mobutu voor het eerste België. Naar aanleiding van de wereldtentoonstelling in Brussel werden een grote groep Congolezen de toelating gegeven om naar Brussel te komen, waar een reusachtig Congopaleis werd opgetrokken. Terug in Congo woont Mobutu één van de toespraken van Lumumba bij. Hij werd na afloop meteen lid van de MNC, en een fervent Lumumbist. Vijf weken na de opstand van januari 1959 kreeg Mobutu opnieuw de kans om naar België af te reizen. Sabena had namelijk enkele Congolese journalisten als vertegenwoordigers van de Congolese pers uitgenodigd. Mobutu hoopte (zoals vele Congolezen) om zijn studies verder te zetten in België. Met behulp van William Ugeux (directeur van Inforcongo) verkreeg hij een voorlopige verblijfsvergunning voor zichzelf en zijn gezin en een stagebeurs aan Inforcongo. Mobutu verbleef meer dan een jaar in Brussel en volgde tijdens zijn stageperiode cursussen in de Sociale School van Brussel. Zijn periode in België gaf Mobutu inzicht in de staatsstructuur van het land. Daarnaast legde hij er ook bepaalde contacten. Zijn verblijf in Brussel stelde hem in staat om van heel nabij de twee rondetafelconferenties ter voorbereiding van de Congolese onafhankelijkheid te volgen. Hoewel Mobutu niet effectief deelnam aan de rondetafel verrichte hij, als secretaris van Lumumba, toch veel werk achter de schermen. Hij verwierf er een gedreven obsessie om naam te verwerven in de Congolese geschiedenis.

Na de rondetafel werden de voorbereidingen getroffen voor de onafhankelijkheid. Meteen ontstonden er verhitte debatten tussen Kasavubu en Lumumba. Mobutu bleef tegelijk journalist en particulier secretaris van Lumumba. Toch deed hij diverse pogingen om de vetes tussen de kandidaten te sussen. Op 24 juni was de kogel door de kerk. De regering Lumumba en het parlement werden gevormd. Enkele dagen later op 30 juni reisde koning Boudewijn en zijn ministers naar Leopoldstad voor de officiële onafhankelijkheidsviering van Congo. In de regering Lumumba werd Mobutu belast met defensieaangelegenheden. Zo begon er stilaan een militaristisch zaadje in hem te ontkiemen[32].

 

5.1.2. Kolonel tijdens de onafhankelijkheidsperikelen

 

De feestelijke en licht euforische sfeer van de onafhankelijkheid zou echter niet lang duren. Op 5 juli, na het weinig tactische optreden van generaal Janssens [33], ging het leger in het LeopoldII-kamp aan het muiten. De muiterij sloeg op 7 juli over naar het belangrijkste garnizoen van Thijsstad, Kamp Hardy. Mobutu werd naar Thijsstad gestuurd, maar kon de gemoederen niet bedaren. Kasavubu en Lumumba beslisten om over te gaan tot drie topbenoemingen in het leger. Kolonel Henniquiau werd kabinetschef op het ministerie van Landsverdediging, Victor Lundula werd opperbevelhebber van het leger en Joseph Mobutu ‘chef d’état-major’ met de graad van kolonel van de Armée Nationale Congolaise. [34]

Tot overmaat van ramp scheurde de rijke provincie Katanga zich op 11 juli onder het leiderschap van Moïse Tshombe af. De afscheiding werd niet afgekeurd door België. Integendeel, België begon een pro-Katangese politiek te voeren. Lumumba en Kasavubu riepen daarop prompt de hulp in van de UNO. Lumumba dreigde er zelfs mee aan te kloppen bij de Sovjet-Unie indien de VN zijn vraag zou negeren. De VN-troepen kwamen uiteindelijk tussenbeide. Mobutu wou kost wat kost zijn gezag over het leger behouden en nam deel aan de strijd tegen de opstandelingen [35]. Op 9 augustus volgde Albert Kalonji, de traditionele chef van de Balubas het voorbeeld van de Katangezen: hij riep de autonome staat Zuid-Kasaï uit. Lumumba beval een militair offensief tegen Bakwanga, de hoofstad van de provincie. Op 27 augustus namen troepen die onder het bevel stonden van stafchef Mobutu Bakwanga in. De rebellen beschikten niet over een leger en de inname van de hoofstad werd een echt bloedbad. De soldaten moordden hele dorpen uit, de VN sprak van volkerenmoord. De misdaden van de ANC-soldaten leidde tot verontwaardiging in de internationale pers. Het was echter Lumumba die als grote schuldige werd aangewezen. Hoewel Mobutu de moordpartijen niet onmiddellijk had bevolen, ging hij er wel prat op dat hijzelf de hele operatie had geleid zonder hulp uit het buitenland [36]. Zijn Belgische raadsman Pierre Davister adviseerde hem in deze context: ‘Joseph, laat je daar nooit op voorstaan’ [37].

De conflictueuze relatie tussen Lumumba en het Westen leidde ondertussen steeds meer en meer naar een open breuk. In Washington en Brussel werd Lumumba gezien als gevaarlijk en onvoorspelbaar. Bovendien raakte de Congolese premier het ook niet eens met VN secretaris-generaal Dag Hammarskjöld. Terwijl Lumumba de VN-troepen zag als een instrument in handen van de Congolese regering waarmee het de integriteit van zijn grondgebied kon beschermen, hoopte Hammerskjöld met de interventie vooral de orde te herstellen. Daarbij wilde hij de VN-troepen niet inzetten om een probleem van intern politieke aard op te lossen. Het conflict met Katanga moest volgens hem via onderhandelingen worden opgelost onder de paraplu van de VN. De kloof tussen beiden werd langzamerhand groter, en werd op 15 augustus zelfs een breuk [38]. Op 5 september zwichtte president Kasavubu voor de druk uit Brussel en ontsloeg hij Lumumba als premier. Hij zou worden opgevolgd door Jozef Ileo. Lumumba liet zich echter niet zomaar opzij zetten. Hij reageerde door op zijn beurt Kasavubu te ontslaan. Twee dagen later op 7 september ging Lumumba naar het parlement en de senaat om zijn beslissing te verdedigen. Daar kreeg hij het voor elkaar dat beide kamers hem een volmacht schonken waarmee hij de president uit zijn ambt kon ontzetten. Even leek het er op dat Lumumba de machtsstrijd zou winnen [39].

 

5.2. De Aanloop naar de macht (1960 – 1965)

 

5.2.1. De eerste staatsgreep

 

Nadat de president en de premier elkaar om beurten hadden afgezet was Congo in een diepe constitutionele crisis gedompeld. Bovendien had de nieuwe premier Jozef Ileo moeite om zijn positie te consolideren. Op dit moment liet kolonel Mobutu voor het eerst politiek van zich spreken. Hij kondigde op 14 september via de radio aan dat hij beslist had om de twee kamers, de president en de premier te ‘neutraliseren’ tot 31 december 1960. Mobutu kon in dit stadium nog niet beschouwd worden als ‘de sterke man’ van Congo. Zijn machtsinstrument, het leger, was gedesorganiseerd, slecht bewapend, ongedisciplineerd en verdeeld volgens etnische lijnen. In Brussel heerste er aanvankelijk vooral ongerustheid. Ook in Washington wist men amper wie Mobutu juist was. Op 20 september ging Mobutu over tot de aanstelling van het college van commissarissen-generaal. Omdat deze ploeg vooral bestond uit jonge universitairen en technici werd ze in de volksmond wel eens ‘het college van studenten’ genoemd [40].

In Brussel beschouwde de nieuwe minister voor Congolese zaken d’Aspremont Lynden de commissarissen in de gegeven omstandigheden als de waarborg voor een daadwerkelijke opposite tegen Lumumba. De Belgische regering nam dan ook van meet af aan een positieve houding aan tegenover het college. Dat bleek bijvoorbeeld uit de verhoging van de kredietlijnen voor Congo in de Centrale Bank. Aangezien de diplomatieke betrekkingen officieel nog steeds verbroken waren situeerde de steun van de Belgische regering zich vooral achter de schermen. De Belgische regering streefde vooral een anti-Lumumba coalitie na door zo veel mogelijk de relaties tussen Kasavubu, Mobutu en de commissarissen te bevorderen [41]. Daarnaast hadden Washington, Parijs, Brussel en de VN-leiding al laten verstaan dat Kasavubu president moest blijven. Bovendien bleek ook al heel vlug dat een hele resem commissarissen hun sympathie voor Kasavubu niet verborgen. Deze had de boodschap duidelijk begrepen. Door op 29 september, in aanwezigheid van het diplomatieke corps in Leopoldstad, zelf de commissarissen te installeren en te beëdigen nam hij het initiatief opnieuw over [42].

Vanaf deze periode begon Mobutu overigens goede contacten te onderhouden met de Amerikanen. Het was voor de VS, in volle Koude Oorlog, van vitaal belang dat dit enorme land in het hart van het Afrikaanse continent in handen bleef van het kapitalistische Westen. Congo was immers zeer rijk aan strategische grondstoffen zoals uranium (de eerste Amerikaanse atoomwapens werden immers in 1942 geproduceerd met uranium uit Katanga), kobalt, vanadium en colombium-tantalium. Het is dan ook geen toeval dat de perikelen na de onafhankelijkheid de VS in de ban hielden.

Ook Frankrijk volgde de Congocrisis met argusogen op. Tijdens de jaren 1960 was Frankrijk vooral latent aanwezig gebleven. De Franse regering beschikte over een voortreffelijke equipe van Afrika- deskundigen (onder leiding van Jacques Foccart). Men was sterk vertrouwd met het Congodossier, maar verleende er geen voorrang aan. Parijs had in deze periode namelijk andere Afrikaanse zorgen. In Ivoorkust, Gabon en Niger en andere kolonies werd in 1960 een onafhankelijkheidsstrijd gevoerd, terwijl er in Algerije een bloedige burgeroorlog was uitgebroken. Daarnaast zag De Gaulle in Lumumba niet meteen een pion van het Oostblok maar eerder een francofone regeringsleider, die geen directe bedreiging leek te vormen voor de Franse Afrika-politiek. Frankrijk nam een min of meer neutrale en afwachtende houding aan [43].

Desondanks bleef men in het Westen Lumumba als een bedreiging zien. De arrestatie van de voormalige premier was dan ook voor het college van commissarissen vrij snel een doel op zich. Op 10 oktober kwam Mobutu in actie. Vanuit het onderzochte telexverkeer bleek overigens dat vanuit Brussel pogingen werden ondernomen om Mobutu te overtuigen om zijn oude vriend te arresteren. In ruil voor de arrestatie van Lumumba kreeg hij de belofte van technisch-militaire steun aan het ANC. Mobutu zou echter niet slagen in zijn operatie om Lumumba te arresteren. Hij stootte namelijk bij de residentie van Lumumba op VN-troepen. Vanaf dat ogenblik bevond Lumumba zich in toestand van feitelijk huisarrest. Hij verbleef na de mislukte arrestatiepoging in zijn residentie, waar de VN-troepen hem beschermden tegen ongewenste indringers, maar de ANC-soldaten van Mobutu stonden paraat om hem te arresteren indien hij zijn residentie zou verlaten [44].

In december zou Antoine Gizenga echter op het toneel verschijnen. Gizenga was de hoofdstad ontvlucht en had zich in de Oost-provincie gevestigd (de grote Lumumba-basis). Op 2 december zou hij de Congolese Volksrepubliek in het leven roepen met Stanleystad als hoofdstad. Van daaruit hoopte hij het land te heroveren en het wettelijk gezag over heel Congo te herstellen [45]. Na een kleine twee maand huisarrest in Leopoldstad voelde Lumumba zich absoluut niet meer veilig in zijn versterkte residentie. Er werd een plan gesmeed om Lumumba uit zijn residentie te loodsen en naar Stanleystad te brengen. Daar zou hij aan de zijde van Gizenga zijn machtspositie opnieuw kunnen uitbreiden. Op 27 november slaagde Lumumba er in om uit zijn residentie te ontsnappen. Het is duidelijk dat de aankomst van Lumumba in Stanleystad de politieke en militaire kaarten in Congo gevoelig kon dooreenschudden. Meteen werd een hardnekkige zoektocht georganiseerd naar de oud-premier, waar ook Belgische raadgevers en de CIA een actieve rol in hebben gespeeld [46]. Onderweg genoot Lumumba kennelijk van zijn populariteit. Hij begon steeds meer en meer meetings te houden, waarmee hij kostbare tijd verloor. Op 1 december werd de voormalige premier opgepakt door de soldaten van Mobutu die de achtervolging hadden ingezet. Alvorens Lumumba werd overgebracht naar de gevangenis werd hij eerst nog even tot bij de residentie van Mobutu gebracht. Die keek koel en minachtend toe hoe zijn soldaten zijn voormalige leermeester mishandelden [47]. Zelfs in gevangenschap bleef Lumumba een bedreiging, daar hij onder de militairen in de gevangenissen nog steeds veel aanhangers had. Regelmatig werden door groepen ANC-soldaten pogingen ondernomen om Lumumba te bevrijden uit de gevangenissen waar hij verbleef. Steeds vaker ging men zowel in Brussel als in Leopoldstad met het plan spelen om hem uit te leveren aan de Katangese regering. Het leidde immers weinig twijfel dat hij door zijn aartsvijanden, de groep rond Tshombe, geliquideerd zou worden. De druk op Tshombe om Lumumba te laten overvliegen naar Elisabethstad verhoogde. Op 17 januari 1961 landde Lumumba samen met Maurice Mpolo en Joseph Okito in Elisabethstad. Tijdens hun gevangenschap waren deze drie meermaals in elkaar getimmerd door militairen, en ook tijdens de vlucht werden ze zwaar toegetakeld. Enkele uren na hun landing werden ze vermoord [48].

 

5.2.2. Carrière in het leger tegen de achtergrond van rebellie

 

In januari 1961, nadat zijn voornaamste tegenstander was uitgeschakeld, trok Mobutu zich uit het politieke leven terug en liet hij de burgers weer aan de macht. Hij zou echter de komende maanden en jaren op militair gebied de handen meer dan vol hebben. Op verschillende plaatsen braken opstanden en revolutionaire bewegingen uit. In oktober 1962 startte Mobutu, ondertussen gepromoveerd tot generaal, met een offensief tegen het nog steeds onafhankelijke Katanga. De jonge ANC-troepen waren echter onvoldoende uitgerust en werden door de Katangese vechtersbazen in de pan gehakt. Een nieuw offensief met behulp van de VN-troepen kreeg de Katangese soldaten echter wel klein. In januari 1963 werd Katanga opnieuw volledig geannexeerd.

Kort nadien zou opnieuw een opstand uitbreken. Na een kort verblijf in China keerde Lumumbist Pierre Mulele terug naar de provincie Kwilu. Hij ontketende er een boerenopstand die Congo maandenlang in haar greep zou houden. Vanaf januari 1964 ging het aantal aanslagen crescendo en nam ook de repressie tegen de bevolking die niet meewerkte toe. Tegelijkertijd beraamde Christophe Gbeneye (eveneens een prominent Lumumbist) vanuit Brazzaville een offensief. Hoewel Gbeneye de leiding nam, was het Gaston Soumialot die met de organisatie van de rebellie op het terrein werd belast. In februari 1964 landde hij in het oosten van Congo, meer bepaald in Bujumbura. In het oosten hadden de Lumumbisten zich immers weer weten te organiseren en deze streek was dan ook de geschikte plaats om een offensief tegen de regering in Leopoldstad te organiseren. Tegen augustus 1964 bezetten deze rebellen, die zichzelf ‘Simba’s’ noemden, de helft tot twee derde van Congo. De lokale bevolking en de blanke kolonisten werden daarbij massaal geterroriseerd. Openbare liquidaties, plunderingen, verkrachtingen, folteringen en mensonterende vernederingen waren daarbij nooit veraf. Mobutu spande zich in om het grondgebied te heroveren en het centraal gezag te herstellen. Maar dat was een bijna onmogelijke taak. Zijn nationale leger was ongedisciplineerd, onderbemand, de soldaten waren slecht betaald en muiterij was nooit veraf. Bovendien waren de ANC-soldaten doodsbang van de Simba’s en de magische krachten die aan hen werden toegeschreven. De Simba’s waren er immers van overtuigd dat rituele wassingen en zuiveringsrituelen vóór de strijd hen immuun maakte voor kogels.

De druk op het ANC werd bijna ondraaglijk. Daarom besloot de regering in Leopoldstad om er een oude bekende bij te halen: Moïse Tshombe. Begin juli 1964 werd Tshombe onthaald door president Kasavubu in Leopoldstad, en meteen na zijn aankomst werd hij al benoemd tot de nieuwe premier in opvolging van Adula. In Leopoldstad veronderstelde men dat Tshombe de enige man was die het hoofd zou kunnen bieden aan de rebellen. Om de strijd tegen de Simba’s aan te gaan trommelde Tshombe zijn trouw gebleven Katangese soldaten op maar ook Europese huurlingen (zoals de huurlingenlegers van Bob Denard, Jean Schramme en Mike Hoare). Ze hadden de steun van Tshombe maar het was Mobutu die de contracten tekende en hen op het terrein de bevelen gaf. Met de hulp van deze ervaren vechtmachines heroverde Mobutu de controle over het land. Het was in deze context dat de generaal heldendaden zou verricht hebben op de brug nabij Kamanyola [49]. Aangemoedigd door de huurlingen gingen de ANC-soldaten echter opnieuw hun boekje te buiten aan terreur ten opzichte van de Congolese plattelandsbevolking. Openbare liquidaties, mishandeling van verdachten en algemene repressie waren schering en inslag [50]. Desalniettemin was Mobutu nu de verpersoonlijking van de nationale eenheid. Zijn leger was weliswaar onbekwaam gebleken om op eigen kracht de strijd tegen de rebellen te winnen, maar hij had de Republiek voor de chaos behoed. Hij was er zich evenwel van bewust dat zijn leger een allegaartje bleef van onbetrouwbaren en een zuiveringsoperatie drong zich op. Daarom stemde Mobutu in met een zuiveringsoperatie door de burgerlijke autoriteiten. Tientallen officieren en onderofficieren die bij het debacle in het oosten betrokken waren, moesten voor een militaire rechtbank verschijnen en werden geëxecuteerd. Wat overbleef van het ANC vertoonde meer eenheid dan ooit te voren [51].

 

5.2.3. De Tweede Staatsgreep

 

Ondertussen kreeg Tshombe moeilijkheden om zijn positie als premier te consolideren. Zijn politieke rivaal Victor Nendaka, riep eind augustus een congres bijeen in Bukavu. Daarbij kon hij een groot aantal verkozenen van Tshombes Conaca overhalen om de partij te verlaten. Op deze manier ontstond een sterk offensief tegen Tshombe met als voornaamste spilfiguur Victor Nendaka. Daarnaast groeide ook het wantrouwen van president Kasa-Vuba tegenover Tshombe. Begin oktober was de groep rond Tshombe en de oppositie ongeveer even groot. Uiteindelijk besliste Kasavubu op 13 oktober om via een presidentiële ordonnantie Tshombe en zijn regering te ontslaan. Hij stelde daarbij ook meteen een nieuwe formateur aan: Evariste Kimba. De regering Kimba werd echter niet goedgekeurd door het parlement. De Congolese politiek zat dus opnieuw in een impasse. Op dit moment achtte Mobutu het moment gekomen om definitief de macht in handen te nemen. Nadat hij zich van de steun had verzekerd van zijn Amerikaanse vrienden [52] pleegde hij opnieuw een staatsgreep. Op 25 november verspreidde de radio Leopoldville om 5u30 ’s ochtends een officieel communiqué van het ANC. Het bericht kondigde aan dat de top van het ANC beslist had om een einde te maken ‘aan de machtsstrijd van de politici’, en daarbij Kasavubu en Kimba had afgezet. Daarnaast zou een regering gevormd worden door kolonel Mulamba en zou generaal Mobutu de presidentiële taken op zich nemen. Later verklaarde Mobutu dat hij voor de volgende vijf jaar president zou blijven. Kasavubu aanvaardde zijn ontslag en trok zich terug in zijn geboortestreek. Voor zijn oude vriend Moïse Tshombe was geen plaats meer in de regering [53].

 

5.3. Het eerste decennium (1965 – 1974)

 

5.3.1. Consolidatie van de macht

 

Al vlug bleek dat Mobutu een vrij persoonlijke invulling gaf aan het woord ‘democratie’. Op 7 maart 1966 kondigde hij aan dat het parlement geen controle meer mocht uitoefenen op zijn presidentiële besluiten. Enkele dagen later eigende hij zich de wetgevende macht toe. Het parlement zou enkel nog ‘geïnformeerd’ worden en niet meer geraadpleegd. Alle wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht lag voortaan in handen van de president. Daarnaast reduceerde hij in april 1966 het aantal provincies van 21 tot 12, en later zelfs nog tot 8. Op 20 mei 1967 werd de Mouvement Populaire de la Révolution (MPR) opgericht nadat eerder het meerpartijenstelsel was opgedoekt. De MPR werd de enige, bij grondwet toegelaten partij. In 1974 ging men zelfs nog een stap verder, en werd het ‘Mobutisme’ als officiële nationale ideologie ingesteld.

Daarnaast bleek ook al vrij snel dat Mobutu er niet voor terugdeinsde zijn tegenstanders fysiek uit te schakelen. Tijdens de nacht van 29 op 30 mei 1966 werden vier politici opgepakt omdat ze een complot tegen de leider zouden beraamd hebben. Het ging om Emmanuele Bamba, Alexander Mahamba, Evariste Kimba en Anay. Een dag later werd er een uitzonderingsrechtbank samengesteld, die de vier beschuldigden zonder enig gerechterlijk onderzoek, preciese beschuldiging, rekwisitoor of verdediging en na 5 minuten beraadslaging ter dood veroordeelde. Een dag later werden de vier ‘samenzweerders’ opgehangen voor een menigte van 200.000 personen. Andere mogelijke concurrenten zoals Pierre Mulele en Moïse Tshombe werden in ballingschap gestuurd. Tshombe zou in 1967 bij verstek veroordeeld worden voor hoogverraad. Op 30 juni 1967 werd zijn privé-vliegtuig gekaapt en werd Tshombe naar Algiers gebracht. Daar werd hij gevangen gezet tot en met zijn dood in 1969. Pierre Mulele zou in 1968 gebruik maken van een amnestiemaatregel om terug te keren naar Kinshasa. Hij zou echter kort na zijn terugkeer als oorlogsmisdadiger terechtgesteld worden.

In 1966 sloegen een aantal Katangese gendarmes in Kisangani aan het muiten. De soldaten waren namelijk ontevreden over hun betaling. De opstand werd neergeslagen door het ANC en de huurlingen van Jean Schramme en Bob Denard. Deze twee mannen werden hiervoor overigens gedecoreerd door Mobutu. Aan de gendarmes werd later amnestie beloofd als ze zich zelf kwamen aangeven. Diegenen die daar op ingingen, werden gedood. Zelf Schramme was hierover geschokt, en keerde zich af van zijn vriend Mobutu. Wanneer Mobutu in 1967 volledige zekerheid had over de Amerikaanse steun besloot hij dat zijn vroegere wapenbroeders te lastig waren geworden en wou hij zich van hen ontdoen. Daarom bedankte Mobutu zijn huurlingen voor de gewezen diensten en ontwapende hen of integreerde ze in het nationale leger. Schramme en Denard riepen ‘verraad’ en samen met andere huurlingentroepen en Katangese gendarmes kwamen ze vanaf juni 1967 in opstand. De hele zaak werd voorgesteld als een samenzwering met Westerse (en dan vooral Belgische steun). De Belgisch-Congolese betrekkingen koelden opnieuw af. In november 1967 zou het ANC Bukavu ontruimen. Met veel moeite werd de opstand bedwongen. Onder druk van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid werden de Katangese gendarme amnestie verleend. Enkele duizenden die naar Angola gevlucht waren, waagden het terug te keren. Kort na hun terugkeer werden ze echter systematisch geliquideerd [54].

Vanaf eind 1971 maakte Mobutu en het MPR van de culturele bevrijding van de koloniale ergernis een belangrijk agendapunt. Op 27 oktober 1971 veranderde de naam van het land in de republiek Zaïre. Twee maanden later werd voor het eerst de nieuwe nationale hymne ‘La Zaïroise’ officieel ingehuldigd en werd een nieuwe nationale vlag onthuld. Vanaf 1972 werd het tempo van de authenticiteitpolitiek zelfs nog opgedreven. De aanspreektitels ‘monsieur en ‘madame’ werden vervangen door ‘citoyen’ en ‘citoyenne’, de ‘abacost’ werd als nationale klederdracht opgelegd, pasgeboren kinderen moesten verplicht een Bantoenaam dragen, de Franstalige namen van de Congolese kranten moesten vervangen worden door titels in Bantoenamen en de haartooi in Europese stijl werd verboden.

Daarnaast werden ook de universiteiten het slachtoffer van het Mobutisme. In 1968 braken er voor het eerst onrusten uit toen de studenten de liberalisering van het regime eisten. Dit zette kwaad bloed, en de Union Générale des Etudiants Congolais (UGEC) werd opgedoekt. Een jaar later op 4 januari 1969 werd opnieuw een studentenmanifestatie georganiseerd. Deze eindigde op een treffen tussen de UGEC en ordestrijdkrachten die vuurwapens gebruikten. De tientallen doden werden in een massagraf geworpen en enkele dagen later werden alle studentenverenigingen verboden. Twee jaar later kwam het opnieuw tot een zwaar treffen. Op 2 juni 1971 herdachten de studenten van Lovanium hun overleden kameraden binnen de omheining van de campus. Het leger probeerde de manifestatie uiteen te slaan en het kwam opnieuw tot zware rellen. De universiteit werd gesloten, en de meeste ingeschreven studenten werden in het leger ingelijfd. Kort daarna werd het hoger en universitair onderwijs hervormd en kreeg het een eenheidsstructuur. De Université nationale du Congo (UNC) werd opgericht. Voortaan was er nog slechts één universiteit, met één rector en drie campussen.

 

5.3.2. De nationalisering van de economie en de ‘Witte Olifanten’

 

Sinds de onafhankelijkheid waren de meeste bedrijven ‘staten in de staat’ geworden. Vooral de Union Minière du Haut Katanga (UMHK) was voor Mobutu een doorn in het oog. Op 9 juli werd de Bakjikawet goedgekeurd. Deze bepaalde dat de staat opnieuw volledige beschikking had over alle grond-, bos- en mijnrechten die vóór 30 juni 1960 waren afgestaan. Alle bedrijven van Congolees recht werden dan ook verplicht om hun sociale en administratieve zetel naar Congo over te hevelen vóór 1 januari 1967. De Union Minière weigerde haar zetel naar Kinshasa over te brengen, waarop de Congolese regering de uitvoer van koper opschortte, de rekeningen van de Union Minière blokkeerde, en een voorlopig beheers- en bestuurscomité benoemde. Op 31 december 1966 werd de Générale Congolaise des Minerais (Gécomin) opgericht. De volgende dag op 1 januari 1967 onttrok de regering aan de Union Minière de toelating tot ontginning, verwerking en verkoop van ertsen. De Union Minière werd met ander woorden genationaliseerd, wat voor de Belgen een slag in het aangezicht was. De Congolisatie was een feit en Mobutu had het pleit gewonnen [55].

Na de testcase van de UMHK achtte Mobutu in 1973 de tijd rijp om zijn greep op de Congolese economie te versterken. Op 30 november kondigde hij de Zaïrisering van de economie aan. Alle buitenlandse productie-eenheden en ondernemingen die eigendom waren van buitenlanders moesten in handen komen van Congolesen. Mobutu creëerde zo rondom zich een toplaag van rijke ondernemers die de grote bedrijven in handen kregen. Deze rijke toplaag werd ook wel ‘de baronnen van het regime’ genoemd. Deze maatregel bleek al vlug een fiasco. De Congolese staat bleek geen goede beheerder te zijn. Op 17 september 1976 werd beslist dat de gezaïriseerde bedrijven weer konden overgenomen worden door hun vroegere eigenaars. Velen bedankten echter, het gouden kalf was al verdronken. Op de koop toe heerste er ook nog een conjuncturele crisis omwille van de oliecrisis en de internationale daling van de koperprijs en de prijs van andere grondstoffen [56].

Het regime heeft in de loop der tijden een hele reeks grote en prestigieuze projecten opgezet (later ‘Witte Olifanten’ genoemd). Het ging stuk voor stuk om projecten die geenszins de Congolese bevolking ten goede kwamen maar des te meer de buitenlandse ondernemingen die enorme winsten boekten met de bouw. Bovendien werd door de enorme propaganda de eigen bevolking en de wereldopinie zand in de ogen gestrooid. Bekendste voorbeelden zijn het Ingahoogspanninsproject (een prestigieuze stuwdam en de langste elektriciteitslijn ter wereld), het Centre de Commerce International du Zaïre (een handelscentrum gehuisvest in een modern torencomplex) en La Cité de la Voix du Zaïre (een complex dat bestemd was om het telecommunicatienet van de nationale televisie en radio te verwezenlijken) en het staalbedrijf in Maluka. Geen van deze ondernemingen heeft ooit degelijk gefunctioneerd, niettemin hebben enkele Franse, Italiaanse en Amerikaanse bedrijven met de bouw van deze projecten een gouden zaak gedaan [57]. Congo bleef voor het buitenland naast een belangrijk klant voor grote contracten, een betrouwbaar leverancier van grondstoffen. Industrialisering kwam er niet, zodat de buitenlandse multinationals de winsten op de verwerking van grondstoffen bleven opstrijken [58].

 

5.4. Het Tweede decennium (1975 – 1985)

 

5.4.1. Shaba I en Shaba II

 

Tien jaar na zijn staatsgreep zat Mobutu dus stevig in het zadel. In mei 1975 besloot hij in Angola te interveniëren. In Angola was er immers een burgeroorlog aan de gang. Roberto Holden bekampte er met zijn nationaal bevrijdingsfront (FNLA) het MPLA van president Augustino Neto. Bij zijn bestrijding van het FNLA maakte Neto overigens gebruik van Katangese gendarmes die eerder al gevlucht waren naar Angola en jonge Lunda’s die de repressie in hun provincie ontvlucht waren. Ze vormden een ervaren legertje dat men ‘de Zwarte Pijlen’ noemde. Met meer dan tienduizend Congolese soldaten werd Angola langs twee kanten binnengevallen. De operatie draaide echter uit op een fiasco en de Congolese troepen werden in de pan gehakt.

Nadien zou Neto met behulp van de ‘Zwarte Pijlen’ het FNLA verslaan. De Angolese president had dus een morele schuld tegenover de Katangezen. Daarom stond hij toe dat de Katangees Nathanaël Mbumba zich ontpopte tot de militaire heerser van het noorden van Angola. Mbumba beschikte over kisten vol buitgemaakte diamanten en een gehard legertje. Hij richtte prompt het Nationaal Bevrijdingsfront voor Congo op (FNLC). In maart 1977 staken deze Katangezen de grens over naar Congo. De Congolese garnizoenen van Kapanga, Dilolo en Mutshasha sloegen zonder vechten op de vlucht. Bovendien werden de gendarmes van het FNLC door de lokale bevolking met enige sympathie ontvangen. Met behulp van Belgische, Franse, Marrokkaanse en Senegalese troepen (vervoerd met Franse militaire transporttoestellen) werden de Katangezen echter teruggedrongen. Een jaar later waagde het FNLC opnieuw zijn kans. Op 13 mei 1978 plaatste men een verrassingsaanval en drong men door tot Kolwezi. Opnieuw snelden Westerse troepen Mobutu ter hulp om ‘Congo tegen het communistische gevaar te beschermen en om het leven van de bedreigde Europeanen in Congo te redden’. Achteraf zou blijken dat Mobutu zelf enkele Belgen had laten ombrengen om Brussel over de brug te krijgen. Zijn regime was gered, maar zijn prestige had een flinke deuk gekregen [59].

 

5.4.2. De gevolgen van de Shaba-oorlogen

 

Na de Shaba-oorlogen drong het besef door dat het Congo van Mobutu dringend aan een economische herstelkuur toe was. Op internationale conferenties werd beslist dat men Congo er weer bovenop wilde helpen met vers buitenlands kapitaal door het land onder curatele te stellen. Een aantal instellingen kwamen onder de leiding van buitenlandse experts, zo stelde het Internationaal Muntfonds de gepensioneerde Duitse bankier Blumenthal aan tot directeur-generaal van de Nationale Bank [60]. Een tweede gevolg van de Shaba-oorlogen was het feit dat de oppositie weer van zich liet horen. Zo wordt in december 1983 de Union pour la Démocratie et le Progrès Social (UDPS), onder leiding van Etienne Tshisekedi opgericht. Ze vormde lange tijd de belangrijkste bedreiging voor Mobutu. Bepaalde opposanten bevonden zich in het buitenland waar ze fel uithaalden naar Mobutu [61].

 

5.5. Het Derde decennium (1986 – 1995)

 

5.5.1. Een nieuw tijdperk

 

Tegen het eind van de jaren 1980 waaide er een nieuwe wind door de internationale politiek. De Muur van Berlijn viel, de communistische regimes in Oost-Europa stuikten in elkaar en de regimes die zich in Afrika ooit beroept hadden op één of andere vorm van communisme of socialisme waren op sterven na dood. De Koude Oorlog was met ander woorden voorbij en er brak een nieuw tijdperk aan. De VS had nood aan andere bondgenoten dan het soort dictators dat ze vanaf de jaren ‘60 gedoogd hadden. De dictators moesten nu vervangen worden door democratie. Ook de economische waarborgen die Mobutu in het verleden nog kon bieden volstonden niet meer. Hij en zijn ‘baronnen’ waren corrupt en zijn bestuur vergleed naar anarchie. Bovendien had de voogdij van het IMF, rechtstreeks en met behulp van herstelplannen, geen indrukwekkende resultaten afgeworpen. Mobutu had de les begrepen. Zijn regime was aan een nieuwe fase toe [62].

Op 24 april 1990 kondigde Mobutu aan dat hij een streep trok onder de eenheidspartij. Vanaf dat ogenblik werd het meerpartijenstelsel, het multisyndicalisme en de persvrijheid weer ingevoerd. Al gauw schoten de nieuwe politieke formaties als paddestoelen uit de grond. Er ontwikkelde zich een geharrewar van voortdurend wisselende coalities, allianties en verbonden. Deze enorme versnippering kwam Mobutu goed uit, aangezien hij zo een ‘verdeel en heers’ politiek kon voeren.

Zoals in andere Afrikaanse landen, als Liberia, Sierra Leone en Somalië verschrompelde in de jaren ‘90 de staat in Congo. Wat overbleef van de overheid diende enkel nog om machthebbers en krijgsheren te verrijken. De staat bleek niet meer in staat om minimale diensten als onderwijs, gezondheidszorg, regelgeving, onderhoud van de wegen, veiligheid, … te voorzien. Bij de Congolese bevolking ontstond er een mentaliteit van ‘débrouillez-vous’ of ‘neem je lot in eigen handen’. Daarnaast was de Congolees ook mondiger geworden. Dat ondervond Mobutu aan den lijve wanneer hij in de zomer van 1991 een nationale conferentie organiseerde. Op de conferentie waren allerhande kleine organisaties vertegenwoordigd die op het terrein invulling gaven aan het begrip democratie. De conferentie zette zijn tanden in twee lijvige dossiers. Enerzijds was de Commission des Biens Mal Acquis in het leven geroepen, die moest onderzoeken wie er door corrupte praktijken onrechtmatig fortuin had verkregen. Anderzijds werd de Commision des Assassinats in het leven geroepen, die onderzoek voerde naar alle onopgehelderde moordzaken en verdwijningen. Dan vond Mobutu het welletjes en kondigde aan dat de slotzitting ten laatste op 5 december 1992 moest worden gehouden. Er was geen tijd meer om de rapporten door de voltallige vergadering te laten goedkeuren. Ook al nekte Mobutu de conferentie, de oppositie kreeg hij niet meer stuk [63].

Doorheen de jaren 1990 wisselde Mobutu manipulaties verder af met repressie van de ergste soort. Zo richtten Mobutu’s elitetroepen (de Division Spéciale Présidentielle) onder andere een bloedbad aan op de campus van de universiteit van Lumumbashi. Daarnaast greep hij ook terug op middelen die vroeger niet tot zijn arsenaal behoorden, zoals plunderingen. In september 1991 kwam een eerste golf van plunderingen door het leger in Kinshasa tot stand. In januari 1993 deed men dat nog eens dunnetjes over. De eerste golf van plunderingen kwam tot stand net na de start van de nationale conferentie, de tweede golf net nadat Mobutu oppositieleider Tshisekedi, onder druk van de Nationale Confentie [64] had aangesteld als premier. Als Mobutu de rooftochten niet had aangestoken, kwamen ze hem wel goed van pas om aan te tonen dat de nationale conferentie of de regering Tshisekedi alvast niet de lakens uitdeelden in Congo. Bovendien betaalden de troepen op deze manier zichzelf, en moest de uitgeputte staatskas niet aangesproken worden [65].

 

5.5.2. De val van het regime

 

Eind 1994 had Mobutu alle krediet van het Westen verloren. Het IMF stuurde aan op een schrapping, buitenlandse groepen investeerden niet meer in Congo, en België, Frankrijk en de Verenigde Staten hadden hem afgeschreven en legden de ontwikkelingssamenwerking stop. Verder bleek het leger (op zijn persoonlijke garde, de DSP, na) een ordeloze bende te zijn geworden die zich vooral bekwaamde in struikroverij en brandschattingen. Bovendien dreigde Mobutu in geldnood te verkeren. Jaren voorheen was Mobutu dankzij het afromen van staatsinkomsten (de zogenaamde presidentiële dotatie, in 1974 geraamd op 1/5 van het Congolese overheidsbudget), onrechtstreekse belangen in grote buitenlandse maatschappijen en zijn 60% aandelen in de Banque De Kinshasa uitgegroeid tot één van de rijkste mensen ter wereld. Anno 1994 viel de koperproductie door verwaarlozing echter bijna zo goed als stil. De belastingen op de koperuitvoer vormden de belangrijkste inkomst van de Congolese politiek. Bijgevolg kwam Mobutu’s belangrijkste geldschieter (de Congolese staat) in het gedrang.

In 1996 raakte bekend dat Mobutu naar Zwitserland was getrokken om er zich van prostaatkanker te laten opereren. Na zijn terugkomst rukten de legers van Laurant Kabila onverbiddelijk op van Katanga naar de zee. Negen maanden na zijn operatie ontvluchtte Mobutu als een dief in de nacht zijn luxueuze residentie in Gbadolite. De prostaatkanker werd hem op 7 september 1997 fataal en hij stierf in Rabat [66].

 

 

II. De eerste STAATSGREEP VAN MOBUTU SEPTEMBER 1960

 

1. Het leger ‘neutraliseert’ de politici

 

1.1. Historiek en situering

 

De Congolese machtsstrijd was in september 1960 voorpaginanieuws in de verscheidene kranten. Overal werd argwanend toegekeken op het verloop van het politieke steekspel tussen Kasavubu en Lumumba. Op 13 september was Lumumba er immers in geslaagd de kamers te overtuigen om hem een volmacht te verlenen. Kasavaubu en Ileo betwistten de toekenning van deze volmacht, aangezien er volgens hen te weinig parlementairen aanwezig waren bij de stemming. Een dag later maakte Mobutu via de radio bekend dat hij de twee kamers, de president en de premier ‘neutraliseert’. Lumumba zou daarop naar het Leopoldkamp getrokken zijn om er de soldaten achter zich te scharen. Aanvankelijk leek dit te lukken want een aantal zwaarbewapende Lumumba-gezinde militairen slaagden er in om Mobutu te arresteren en hem daarna naar het kamp Leopold te brengen. Daar bleven de soldaten Mobutu trouw en bevrijdden hem opnieuw. Mobutu zou voor de rest van de dag in het kamp gebleven zijn en er de militairen rond zich geschaard hebben. Lumumba werd in het legerkamp belaagd door woedende Baluba soldaten. Hij slaagde er op het nippertje in om te vluchten in een officierenmess, waar hij beschermd werd door Ghanese UNO-troepen. Tot twee keer toe zouden een groep uitzinnige Congolese soldaten geprobeerd hebben de mess te bestormen, maar twee keer werd de aanval door de blauwhelmen afgeslagen.

 

1.2. Analyse

 

1.2.1. De Belgische dagbladpers

 

De eerste berichtgevingen over de radiotoespraak en de rellen in het Leopoldkamp sijpelen door in de kranten van 15 september. Het is vrij duidelijk dat Mobutu in dit stadium nog een nobele onbekende is en allerminst wordt gezien als een voorname protagonist in de machtsstrijd. Zowel De Standaard als Het Laatste Nieuws vermelden wel de radiotoespraak en mededeling van de kolonel, maar hechten er voorts weinig belang aan. Het grootste deel van de artikelen wordt aan de machtsstrijd tussen Lumumba en Kasavubu gewijd. De berichtgevingen zijn aanvankelijk nog grotendeels gebaseerd op melding van persagentschappen als Reuters, AFP, … en zijn bijgevolg vrij gelijklopend. Meestal wordt er vermeld wat Mobutu had aangekondigd in zijn officiële radiotoespraak. Daarin had hij laten weten dat het leger het bewind in handen neemt tot de crisis is opgelost. In afwachting worden de kamers, de president en de regering geneutraliseerd. Het bestuur zal in handen komen van een groep jonge Congolese universitairen die een ploeg van technici zullen vormen. Deze technici zullen het land regeren tot de politici het onder elkaar eens worden [67].

Many Ruys oordeelt de volgende dagen in De Standaard dat de situatie met de dag chaotischer wordt: Te Leopoldstad volgen de gebeurtenissen mekaar zo snel op dat de toestand met de dag verwarder wordt … Voorlopig weet men niet met zekerheid door wie het land eigenlijk bestuurd wordt [68]. Mobutu wordt dus nog niet gezien als de man die orde kan brengen, wel integendeel. Ruys omschrijft de situatie als totale chaos en de strijd om de macht verwordt volgens hem tot een groteske karikatuur. Volgens de verslaggever van De Standaard heeft de actie van de kolonel alleen maar meer chaos en verwarring tot gevolg: Loemoemba zaait terreur met zijn Patriciaanse garde en wordt dan almeteens afgezet door “kolonel” Moboetoe die beroep doet op een regering van studenten en in afwachting alles en iedereen “neutraliseert” zonder te weten wat dat juist betekent. Even later gaat hij zelfs nog iets dieper in op het optreden van Mobutu: Het toppunt is trouwens dat Moboetoe in zijn proklamatie tot de natie verklaart dat het leger – eerste oorzaak van de ineenstorting – thans de rol van wijze scheidsrechter zal vervullen ! Men zou er nog kunnen om glimlachen, maar achter die vaudevilleske chaos verbergt zich een werkelijkheid van dertien miljoen Kongolezen voor wie de toekomst somber is. Een toekomst van werkloosheid, hongersnood en tribale uitmoording. Voor deze sukkelaars is het geen klucht [69].

In Het Laatste Nieuws daarentegen lijkt men iets meer geloof te hebben in de mogelijkheid dat Mobutu een einde kan maken aan de verwarring en crisis. Zo kopt dit blad op 16 september: “Kolonel Mobutu blijft meester van de toestand”. De gebeurtenissen in het Leopoldkamp ziet men als een voorzichtige overwinning voor Mobutu: Hoewel de toestand zeker verward blijft, schijnt alles er op te wijzen dat het Congolese leger langzaam de macht in handen begint te krijgen en kolonel Mobutu steunt, doch niemand durft dat zeker te bevestigen [70]. Daarnaast stelt Het Laatste Nieuws dat de eerste poging van Lumumba om Mobutu uit te schakelen op een duidelijke mislukking is uitgelopen. Lumumba had echter geprobeerd om Mobutu te laten arresteren, maar volgens Het Laatste Nieuws kon deze ‘zonder veel problemen’ de situatie herstellen. Verder zou het leger zich in steeds grotere mate achter zijn persoon scharen, zonder hun trouw aan het staatshoofd prijs te geven [71]. Het Laatste Nieuws beschouwt Mobutu dus duidelijk van meet af aan als een vrij sterk en machtig figuur.

De Volksgazet lijkt aanvankelijk voorbij te gaan aan de staatsgreep van Mobutu. Op 16 september wordt de kolonel heel kort vermeld in het dagblad. De Volksgazet focust vooral op Lumumba. Zo wordt uitgebreid omschreven hoe Lumumba via de radio de bevolking had toegesproken. Daarnaast gaat men ook uitgebreid in op de volmachten die hem verleend werden door het parlement [72]. De gebeurtenissen in het Leopoldkamp of het optreden van Mobutu worden amper vermeld. De Volksgazet hecht dus weinig belang aan de staatsgreep van Mobutu. Mogelijk is de kolonel nog een nobele onbekende op de redactie van het dagblad, of verwacht men dat Lumumba eerstdaags de situatie weer in handen zal nemen.

 

1.2.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

De Amerikaanse dagbladpers reageert minder wantrouwig. Van meet af aan wordt er in The New York Times en The Washington Post een positief beeld opgehangen van de jonge generaal. Op 15 september schrijft verslaggever ter plaatse Henry Tanner dat de situatie door de staatsgreep van het leger voorlopig nog onduidelijk blijft, en dat het moeilijk uit te maken viel welke zijde het meest aansprak kon maken op de macht [73]. Een dag later lijkt Mobutu helemaal het vertrouwen van Tanner gewonnen te hebben. Mobutu wordt omschreven als a moderate voice in military and political circles [74]. Daarnaast zou hij ook meermaals tussengekomen zijn in de conflicten tussen de Congolese soldaten en de VN-troepen, en zou hij zo de orde hersteld hebben. Maar bovenal wordt de nederlaag van Lumumba en het Sovjet-blok in Congo omschreven. Veelzeggend is de onderstaande foto die op de voorpagina van het blad wordt gepubliceerd.


 

Daarop prijkt Mobutu die een boek vasthoudt. Op de kaft van het boek staat een foto van de Russische president Kroetsjov met de tekst ‘handen af van Congo’. The New York Times ziet in Mobutu dus duidelijk een aanhanger van het Westen. Lumumba daarentegen zou volgens het Amerikaanse dagblad in zijn strijd tegen Mobutu en Kasavubu zijn greep verloren hebben op veel van zijn militaire en burgerlijke aanhangers. The New York Times omschrijft languit de gebeurtenissen in het Leo-kamp en benadrukt (op basis van een getuigenis van een Brits soldaat) dat Lumumba slechts op het nippertje ontsnapt is aan een lynchpartij. De voormalige eerste minister zou zelfs door de troepen van Mobutu zijn ‘gered’ uit de officierenmess en naar zijn resident geëscorteerd. Er wordt echter niet uit het oog verloren dat Mobutu een voormalig Lumumbist is, maar toch vreest Tanner allerminst dat Mobutu de koers van zijn voormalige mentor naar het Sovjetblok zou volgen: Disregarding his recent actions, Colonel Mobutu’s political history seems to indicate he’s a “Lumumba man”. But he has consistently pursued a course of cooperation with United Nations forces in the Congo and has talked moderately while his former mentor was breathing defiance of everyone except Moscow [75].

The Washington Post noemt Mobutu ‘the emerging strongman’. Meer nog dan The New York Times ziet The Washington Post de staatsgreep van Mobutu als een onmiddellijke uitwijzing van de communisten: To cheers of Belgian settlers, Mobutu announced at a sidewalk cafe last night that he and the army had seized power from the politicians and intended to throw out the Communists and run the country for the rest of the year with Western technical assistance [76]. Reporter ter plaatse Russel Howe benadrukt dat de machtsstrijd nog niet voorbij is, ook al lijkt Lumumba even van het toneel verdwenen. Toch omschrijft hij Mobutu als the most leader-like figure to appear in this country yet. Volgens Howe is zijn enige machtfactor het leger. Daar zou hij de voorbije twee weken meer aanhang gekregen hebben nadat hij zich meer en meer had gedistantieerd van Lumumba. De stabiliteit van een Mobutu-regime zal volgens Howe afhangen van de mate en snelheid waarmee hij de effectieve steun zal ontvangen van alle gewapende krachten in het land. Howe acht het ook zeker niet uitgesloten dat hij bij zijn staatsgreep hulp zou gekregen hebben van Westerse personages. De Amerikaanse reporter is ook de mening toegedaan dat de kolonel het krediet van de VS-regering verdient omdat hij meer dan wie ook in Afrika de Russen een nederlaag heeft toegediend [77].

 

1.2.3. De Franse dagbladpers

 

Een compleet ander geluid is de eerste dagen na de staatsgreep te horen in de Franse dagbladen. Op 15 september spitsen zowel Le Monde als Le Figaro zich nog toe op de machtsstrijd tussen Kasavubu en Lumumba. De actie van Mobutu wordt nog niet vermeld. Le Monde stelt zelfs dat de passiviteit van het leger en de bevolking de anarchie nog in de hand werken [78].

Vanaf 16 september sijpelen de eerste berichten over de staatsgreep en de persoon Mobutu ook door in de Franse kranten. In tegenstelling tot de Amerikaanse dagbladen zijn zowel Le Monde als Le Figaro de mening toebedeeld dat de ingreep van Mobutu de anarchie enkel versterkt heeft. Volgens Le Monde kan een leger dat intern verdeeld is over etnische lijnen onmogelijk orde brengen: Cette armée elle-même est aussi anarchique que le reste du pays [79]. Volgens reporter ter plaatse Mannoni heeft de ingreep van Mobutu de toestand niet opgelost. Integendeel, Mobutu heeft er een derde regering bij gecreëerd die evenmin als de andere op een gezagsvolle basis kan rekenen. Ook over de specifieke politieke strekking van de kolonel is er volgens Mannoni niet echt klaarheid. Hoewel het volgens de Franse verslaggever duidelijk is dat hij zich tegen Lumumba kant, is het niet zeker in hoeverre hij Kasavubu steunt: On n’a pas établi si le colonel Mobutu favorise, en agissant de la sorte, les desseins de M. Kasavubu, dont les objectifs politiques ne diffèrent guère des siens, ou s’il satisfait d’autres ambitions que celles du président de la République et de M. Ileo. Mais son hostilité à la politique sinon à la personne de M. Lumumba est évidente [80].

Ook Max Clos van Le Figaro meent dat Mobutu nog over onvoldoende gezag beschikt om orde te brengen in de situatie. Clos schrijft op 16 september dat hij niet meteen zicht heeft op de gebeurtenissen in het Leo II – kamp en dat hij dus ook niet weet of de gebeurtenissen nu wel gunstig zijn voor Mobutu of voor Lumumba. Zijn grootste zwakte bestaat er volgens Clos in dat hij niet over veel mankracht beschikt die hem effectief trouw zullen blijven. Hij doet zich voor als de man die kan orde brengen, in werkelijkheid zou zijn staatsgreep al gestrand zijn nog voor hij goed en wel begonnen was: Le colonel Mobutu a cru qu’il suffisait de parler pour tout régler. En réalité, on ne peut même pas dire que son coup d’Etat a échoué. Il n’a jamais commencé. Le colonel n’avait pris aucune précaution. Il n’avait pas de troupes avec lui. Aucun point stratégique n’avait été occupé par ses hommes. Il ne lui est même pas venu à l’esprit de s’emparer de la personne de Lumumba. C’est à se cogner la tête contre les murs [81].

 

2. De uitwijzing van de Sovjet-ambassade

 

2.1. Historiek en situering

 

De daarop volgende dagen lijkt de toestand zich meer en meer in het voordeel van Mobutu te keren. Lumumba moet onder escorte van de Ghanese UNO-troepen de officierenmess verlaten, en lijkt een aantal dagen op de vlucht. Ondertussen had Mobutu de Russische en Tsjechische ambassade bevolen het land te verlaten. Met enige vertraging wordt daar op 18 september gevolg aan gegeven. Daarnaast ontzeggen Mobutu’s ANC-soldaten de Congolese volksvertegenwoordigers de toegang tot het parlement. Ook het radiostation wordt bewaakt door Mobutu’s troepen. Een dag later is de kolonel al het slachtoffer van een aanslag. De Congolese commandant Vital Pakasa zou geprobeerd hebben zijn overste neer te schieten. Mobutu had hem echter overmeesterd en komt ongedeerd uit de situatie. Op 19 september duikt Lumumba weer op. De voormalige premier beschikt nog steeds over de steun van de Guinese en Ghanese UNO-troepen en laat de verzamelde pers weten dat hij zich spoedig zal verzoenen met Kasavubu. Daarnaast veroordeelt hij het optreden van Mobutu. De aankondiging van Lumumba over een eventuele verzoening wordt meteen officieel tegengesproken door Kasavubu.

 

2.2. Analyse

 

2.2.1. De Belgische dagbladpers

 

In de Belgische dagbladen van 17, 18 en 19 november stijgt het vertrouwen en geloof in Mobutu zienderogen. De kolonel krijgt een soort aureool van ordebrenger. Hij lijkt nu definitief uit de schaduw te zijn getreden van Kasavubu, Lumumba of Ileo en volgens de verschillende dagbladen is hij zowat de enige persoon die met zijn krachtige optreden de constitutionele crisis kan oplossen.

De Standaard gaat aanvankelijk nog even door in de teneur van de vorige dagen. Zo beschrijft men zelfs zeer sarcastisch hoe Mobutu het bevel had gegeven aan de Sovjet-ambassade om het land te verlaten en hoe alles daar vervolgens zijn dagdagelijkse gangetje ging [82]. Op 19 november wordt de teneur echter ‘als bij toverslag’ gekeerd. Voor het eerst sinds een aantal weken lijkt het er volgens Manu Ruys op dat het politiek kluwen zich ontrolt: Na een krisis van veertien dagen tijdens welke het praktisch nooit mogelijk was te zeggen wie eigenlijk ’t bewind voerde, schijnt de 30-jarige Jozef Moboetoe thans de touwtjes vast in handen te hebben. Vooral dan de uitwijzing van de Russische en Tsjechische ambassade en de blokkade van het parlement lijken indruk gemaakt te hebben: Zaterdag liet Moboetoe zonder veel omhaal de Russische en Tsjechische ambassade, die de jonge republiek met hun propaganda overstroomden, sluiten en de ambassadeurs en hun personeel uit Kongo zetten. Zondag bewees hij andermaal de toestand volkomen meester te zijn toen hij het parlement verhinderde bijeen te komen. Aanhangers van Loemoemba trachtten vergeefs het parlement te betreden; zij werden door Moboetoes soldaten zonder veel moeite tegengehouden. De ontruiming van de twee ambassades en de woede van de MNC-parlementairen die de toegang tot het parlement werden ontzegd worden verder tot in detail omschreven. Volgens Ruys keert door het ingrijpen van Mobutu ook stilaan de rust in de Congolese hoofdstad terug. Daarnaast benadrukt hij ook dat Mobutu de hulp heeft gevraagd van Europese technici voor het herstel van de Congolese economie en dat er volgens een woordvoerder van een luchtvaartmaatschappij voor het eerst sinds de onafhankelijkheid meer Europeanen in Kongo zijn aangekomen dan vertrokken, nu Moboetoe de macht in handen heeft genomen [83].

Ook in De Volksgazet komt de persoon Mobutu stilaan meer en meer op de voorgrond. Ook het socialistische dagblad erkent dat Lumumba’s pogingen om de kolonel uit te schakelen een mislukking zijn en dat Mobutu nu op het voorplan komt: De poging van Lumumba, de politieke situatie weer in zijn macht te krijgen waren tot dusverre een mislukking. Zijn vroegere aanhanger kolonel Moboetoe, die woensdag de macht overnam, heeft de situatie thans goed in de hand. Daarnaast meent De Volksgazet dat het leger na enkele dagen aarzeling nu de zijde van Mobutu heeft gekozen ten nadele van Lumumba. Daarbij zouden ook een twintigtal medewerkers van Lumumba aangehouden zijn door de militaire politie, onder leiding van Mobutu. In tegenstelling tot De Standaard vermeldt De Volksgazet wel dat Mobutu het slachtoffer is geweest van een aanslag. Volgens het dagblad heeft Mobutu persoonlijk zijn belager overmeesterd. De verslaggeving over de uitwijzing van de Russische en Tsjechische ambassade is zeer miniem [84]. Op 17 september vermeldt de krant enkel dat in de Sovjet-ambassade wordt verklaard dat geen enkele officiële mededeling ontvangen is na Moboetoe’s beslissing om de communistische ambassades te sluiten. De ambassade ontving echter een door Ileo ondertekende brief. Over de effectieve uitwijzing wordt verder niks meer gepubliceerd [85].

Ook Het Laatste Nieuws schrijft dat Lumumba aan de verliezende hand is en dat Mobutu steeds meer de macht in handen krijgt. Het liberaal gezinde blad focust vooral op Mobutu, en stelt eveneens dat deze zijn macht op het leger weet te versterken ten koste van Lumumba. In tegenstelling tot De Volksgazet en zeker tot De Standaard lijkt de redactie van Het Laatste Nieuws er nooit aan getwijfeld te hebben dat er effectief gevolg zou worden gegeven aan het bevel tot uitwijzing van de Sovjetambassades. Zo wordt er op 17 september gepubliceerd dat hij [Mobutu] zijn mededeling herhaalde dat de leden van de Russische en ander communistische ambassades het land binnen de 48 uur zouden moeten verlaten. Volgens kringen, die nauwe betrekkingen onderhouden met de Russische ambassade te Leopoldstad, zou het personeel van de ambassade Congo zaterdag verlaten [86]. De mislukte aanslag op Mobutu wordt op 19 september vrij kort en sec vermeld. De verhindering van de kolonel om het parlement te laten samenkomen ziet Het Laatste Nieuws als een illustratie van zijn krachtdadigheid: Kolonel Joseph Mobutu, stafhoofd en opperbevelhebber van de Congolese strijdkracht heeft zondag nog eens bewezen, dat hij inderdaad de touwtjes in handen heeft, toen hij het Parlement verhinderde bijeen te komen [87].

 

2.2.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

Uiteraard is de uitwijzing van de Sovjetambassades in Congo voorpaginanieuws in Amerikaanse dagbladen. Toch ziet Henry Tanner van The New York Times de uitwijzing van de Sovjetambassades nog vooral als een daad van Kasavubu [88]. Niettemin zou Mobutu toch zijn greep op de hoofdstad verstevigd hebben. Zo zou hij onder andere een aantal leden van Lumumba’s persoonlijke staf aangehouden hebben. Ook de effectieve ontruiming van de ambassades wordt op 18 september uitgebreid omschreven [89]. Wanneer Mobutu op 19 september aan een aanslag ontsnapt, is Lumumba volgens Tanner de opdrachtgever van deze aanslag. Het feit dat de voormalige premier weer opduikt en bovendien een aanslag beraamt op het leven van Mobutu is volgens Tanner een bewijs dat hij nog niet volledig verslagen is. Bijgevolg is een oplossing voor de Congolese crisis misschien verder af dan men aanvankelijk hoopte [90].

Ook in The Washington Post wordt de ontruiming van de ambassades uitvoerig en zelfs vrij lyrisch beschreven [91]. Volgens reporter Howe is de poging van de Sovjet-Unie om vaste voet te krijgen in Centraal-Afrika nu defenitief mislukt. Deze uitwijzing is volgens Howe het gevolg van de machtsovername door Mobutu: The collapse of the Communist venture came as Mobutu moved swiftly to consolidate his power. Daarnaast benadrukt Howe dat Mobutu een aanhanger is van Kasavubu. Meer zelfs, Kasavubu is volgens de reporter van The Washington Post de politieke sleutelfiguur achter Mobutu. De kolonel zou overigens slechts opgetreden hebben nadat hij de goedkeuring van Kasavubu had verworven [92]. Hoewel de positie van Lumumba dus ontegensprekelijk sterk verzwakt is, mag hij volgens Howe nog niet helemaal worden afgeschreven: Although Mobutu appears to have the situation in hand – at least in Leopoldville – Lumumba obviously has not given up. Congolese sources reported his agents are circulating here trying to stir up tribal strife [93]. Net als in The New York Times wordt Lumumba beschouwd als het brein achter de aanslag op Mobutu: the first attempt on the life of Col. Joseph Mobutu Sunday was “carefully planned” by former Premier Patrice Lumumba to create a situation in which he could announce that only he could solve the country’s problems [94].

 

2.2.3. De Franse dagbladpers

 

De Franse dagbladen lijken nog steeds niet onder de indruk van Mobutu’s optreden. Zowel Le Monde als Le Figaro benadrukken dat de orde nog steeds niet is teruggekeerd in de Congolese hoofdstad. Er wordt ook opmerkelijk minder over de kolonel geschreven dan in de Amerikaanse en Belgische dagbladen. Dagelijks beschrijft men de posities van Lumumba, Kasavubu en in mindere mate Mobutu en de UNO. De uitwijzing van de sovjetambassades wordt erg summier geschetst. In Le Monde blijft de Congocrisis de voorpagina’s halen. Le Figaro daarentegen verplaatst het nieuws over Congo naar pagina’s verder in het dagblad. De artikelen aangaande Congo worden ook steeds beknopter.

Le Monde stelt niet meteen dat Mobutu aan de kant staat van Kasavubu. Het Franse dagblad meent eerder dat hij zichzelf een rol van ‘arbitre’ wil aanmeten. Men benadrukt eveneens dat zowel Lumumba als Kasavubu zich schijnbaar weinig aantrekken van hun ‘neutralisering’. Zo blijven beiden verder persmededelingen verspreiden en bovendien arriveerde er op 16 september een detachment soldaten uit Thysville, die trouw zouden zijn aan Kasavubu [95]. Verder meent reporter ter plaatse Eugène Mannoni dat Mobutu niet in staat blijkt om zijn ‘arbitrage’ op te leggen. Hoewel de jonge kolonel op de steun van een gedeelte van het leger kan rekenen, blijft Lumumba zeker niet onpopulair bij de soldaten [96]. Volgens Mannoni is het hoogst onduidelijk welke rol Mobutu in de toekomst kan vervullen [97]. Op 20 september voegt Mannoni daar aan toe dat men niet weet of Mobutu’s optreden een mogelijke verzoening heeft aangemoedigd, of heeft bemoeilijkt. Door iedereen te ‘neutraliseren’ zou hij immers de conflicten tussen de voornaamste protagonisten juist aangemoedigd hebben. Verder blijft men erbij dat Mobutu zijn leger allerminst volledig in handen heeft. Mannoni is eerder van oordeel dat Mobutu met de installatie van het college van commissarissen zijn eigen wankele positie probeert te redden: , le colonel Mobutu, pour sauver l’unité de l’armée et se sauver lui-même, menace à bref délai de jouer le troisième larron. Il promet, en bon colonel de pays troublé, tout simplement un «comité de salut public» [98].

Ook Le Figaro ziet in Mobutu allerminst een ‘sterke man’. Meestal wordt hij zelfs nog ‘le petit colonel’ genoemd. Volgens reporter Max Clos werkt Mobutu louter in opdracht van Kasavubu. Verder is volgens Clos de positie van Lumumba sterk verzwakt. De reporter van Le Figaro verwacht dan ook dat binnen enkele dagen de Congocrisis een afloop zal kennen en dat Kasavubu het pleit zal winnen [99]. Wanneer Lumumba op 19 september opnieuw opduikt is Clos ook hoogst verbaasd over diens uitlatingen over een eventuele verzoening [100]. Een dag later meldt Clos dat na de terugkeer van Lumumba ‘de verwarring opnieuw totaal’ is. Noch de clan rond Lumumba, noch de clan rond Kasavubu (nog steeds in één adem genoemd met Mobutu) zou sterk genoeg zijn om hun tegenstander uit te schakelen [101].

 

3. De Installatie van de regeringscommissarissen en de verzoeningspogingen

 

3.1. Historiek en situering

 

Tussen 20 september en 3 oktober is de berichtgeving over Congo algemeen een stuk oppervlakkiger en neutraler. Er wordt desalniettemin nog dagelijks bericht over Congo. De artikelen over Congo zijn echter niet langer voorpaginanieuws maar verdwijnen naar het middenstuk. Op 20 september stelt Mobutu zijn college van commissarissen voor, die een dag later hun intrek nemen in de verschillende ministeries. Op 29 september tenslotte beëdigt Kasavubu officieel de jonge commissarissen. Daarnaast slaagt Mobutu er in om enkele Lumumbisten het land uit te wijzen of te arresteren. Zo wordt op 23 september Antoine Gizenga (vice-premier in de regering Lumumba) gearresteerd. Een dag eerder werden al Lumumba’s perschef Michel en Renée Blouin uitgewezen. Deze laatste was een vrij raadselachtige Ghuinese dame die vaak vertoefde in de omgeving van Lumumba. Vermoedelijk had Renée Blouin (beter bekend als Madame Blouin) communistische sympathieën. Verder brengt Mobutu op 25 september een opgemerkt bezoek aan Lumumba. Nadien laat hij de internationale pers weten dat hij een rondetafelconferentie wenst te organiseren met alle betrokken partijen. Daartoe vaardigt hij zesentwintig militairen af die de verschillende regio’s en provincies van het land zullen aandoen (inclusief Katanga) om er de voornaamste politici en gouverneurs uit te nodigen voor deze rondetafel. Maar het voorstel zal, nadat Moïse Tshombe en nadien Patrice Lumumba hun uitnodiging hebben geweigerd, een stille dood sterven.

 

3.2. Analyse

 

3.2.1. De Belgische dagbladen

 

De Belgische dagbladen gaan verder door op het elan van de voorbije dagen. Mobutu wordt zelden echt bewierookt, maar men kan toch stellen dat de algemene teneur over Mobutu vrij positief is.

De Standaard bericht op 21 september dat het bestuur in Congo wordt overgenomen door de regeringscommissarissen. Het artikel is grotendeels gebaseerd op Mobutu’s persconferenties en diens mededelingen omtrent de installatie van de commissarissen. Mobutu’s verantwoording voor deze ingreep wordt letterlijk weergegeven, zonder veel kanttekeningen of bedenkingen [102]. Daarnaast beschrijft men op 22 september op vrij kleurrijke wijze hoe de verschillende commissarissen hun intrek hebben genomen in de verschillende ministeries die voorheen werden bewoond door Lumumba’s ministers [103]. Verder looft De Standaard Mobutu voor de uitwijzing van Michel en Madame Blouin: Het is daarom, en vanwege de grote invloed welke zij had op Loemoemba, dat kolonel Moboetoe de donkere schone voor de tweede maal uit Kongo heeft gewezen. Zij wordt verantwoordelijk gesteld voor een deel van de ellende die Kongo na zijn onafhankelijkheidsverklaring heeft moeten ondergaan [104]. Uit de arrestatie van Antoine Gizenga concludeert De Standaard verder dat Moboetoe nog steeds aan de winnende hand is in de strijd om de macht die in de hoofdstad wordt gevoerd [105]. Nadien begint er enigszins een lichte vorm van twijfel te ontstaan over het gezag van Mobutu. Nadat de generaal het idee van een rondetafel had gelanceerd, ondernam Lumumba immers een kleine autorit door Congo en verklaarde vervolgens in een persconferentie dat hij zich zou verzoenen met Kasavubu. Hoewel dit meteen werd tegengesproken door Mobutu en Kasavubu ontstaat er twijfel over de vraag of Lumumba’s rol helemaal is uitgespeeld. Daarnaast vraag men zich af of Mobutu de zaak wel zo stevig in handen heeft. De Standaard vermeldt op 27 september voor het eerst dat Mobutu niet zo heel zeker is van de trouw zijner soldaten. Het blad insinueert zelfs dat de reden waarom Mobutu streeft naar een rondetafelconferentie mogelijk meer is dan het louter willen terugbrengen van orde: Meer en meer heeft het er de schijn van dat kolonel Moboetoe niet over de onvoorwaardelijke steun van het gehele Kongolese nationale leger beschikt, en dat hij de verzoening tussen Kasa Voeboe en Loemoemba wil bespoedigen om nieuwe moeilijkheden met het leger te vermijden [106]. Daarnaast wordt er vermeld dat Mobutu fel geprotesteerd heeft tegen de UNO-escorte die Lumumba verkregen zou hebben tijdens zijn autorit door Leopoldstad. Hij zou ook geëist hebben dat de UNO-troepen meteen het Leopoldkamp verlaten. De Standaard omschrijft vrij cynisch dat hieraan geen gevolg werd gegeven en dat de UNO-soldaten verder hun gewone gangetje gingen in het Leopoldkamp. De Standaard ziet hierin dus ook een duidelijk signaal dat de macht van Mobutu aan het tanen is [107].

In De Volksgazet wordt de aanstelling van het college van commissarissen vrij oppervlakkig omschreven. Er wordt enkel een algemeen overzicht gegeven van de feiten zonder diepere analyses, duidingen of evaluaties [108]. Wanneer het idee van een rondetafel wordt gelanceerd, reageert De Volksgazet vrij positief en schrijft dat de kolonel voortgang schijnt te maken met zijn rol als bemiddelaar. Daarnaast beschrijft men kleurrijk en gedetailleerd hoe het bezoek van Mobutu aan Lumumba zou verlopen zijn. Nadat Mobutu toegang had verworven tot de residentie van Lumumba zou deze hem verweten hebben dat hij geprobeerd had hem te doen aanhouden en vermoorden. Daaropvolgend zou Lumumba volgens De Volksgazet het proces gemaakt hebben van alle imperialisten en hun medeplichtigen in een woordenvloed van drie kwartier. Mobutu zou een krant boven hebben gehaald en zou begonnen zijn met die te lezen teneinde Lumumba te kalmeren. Het gesprek zou daarna voort gegaan zijn op een gemoedelijker toon. Het spreekt voor zich dat de vermelding van deze anekdote eerder vleiend is voor Mobutu en veel minder voor Lumumba [109]. De daaropvolgende dagen begint het echter ook voor de redactie van De Volksgazet duidelijk te worden dat Mobutu de touwtjes misschien toch minder strak in handen heeft dan aanvankelijke gedacht werd. Zo wordt op 26 september het volgende gepubliceerd: Meer en meer heeft het er de schijn van, dat kolonel Moboetoe niet over de onvoorwaardelijke steun van het gehele Congolese nationale leger beschikt, en dat hij de verzoening tussen Kasavoeboe en Loemoemba wil bespoedigen om nieuwe moeilijkheden met het leger te vermijden. De Volksgazet vreest zelfs dat de toestand weer zou kunnen afglijden naar een totale chaos: Zondag hadden de waarnemers de indruk dat de toestand van thans net dezelfde is als enkele dagen voor de “staatsgreep” van Moboetoe. Inderdaad glijdt de toestand gevaarlijk naar de volslagen anarchie af, zo menen sommige Afrikaanse kringen van de Congolese hoofdstad, die niettemin hopen dat het college van commissarissen de toestand opnieuw vast in de hand zal weten te krijgen. Verwarring is eigenlijk het hoofdkenmerk van de huidige toestand [110].

Het Laatste Nieuws reageert gematigd enthousiast op de aanstelling van het college van commissarissen. Men stelt zelfs dat deze “typische Afrikaanse oplossing” in de komende dagen goede resultaten kan opleveren [111]. Een dag later wijdt men een volledig artikel aan Mobutu. Het artikel is gebaseerd op het verslag van een Britse journalist die een vraaggesprek met Mobutu had gehouden. Er wordt een beschrijving gegeven van Mobutu’s leefruimte, zijn gedrag, karakter, … Globaal genomen kunnen we stellen dat het portret vrij flatterend is. Mobutu wordt er zoals voorheen omschreven als een hardwerkende, bekwame man. Volgens Het Laatste Nieuws is hij er al in geslaagd om vele punten van zijn programma te verwezenlijken na zijn machtsovername. Toch vreest het dagblad dat de jonge kolonel iets te veel verantwoordelijkheid draagt op zijn nog jonge schouders. Volgens de Britse reporter leeft Mobutu namelijk de laatste dagen op slaappillen en werkt hij dag en nacht zonder deugdelijk voedsel [112]. Over het idee van de rondetafel lijkt Het Laatste Nieuws niet helemaal gelukkig. Men stelt zelfs dat er na de lancering van het voorstel meer dan ooit politieke verwarring heerst in Leopoldstad, waar eerste-minister Lumumba opnieuw uit zijn schelp is gekomen. Daarnaast heeft men ook weinig vertrouwen in het slagen er van, aangezien de Katangese regering liet weten dat ze zich afwendt van het streven van Mobutu om een verzoening tot stand te brengen tussen Lumumba en Kasavubu [113]. Over een mogelijke daling van Mobutu’s macht schrijft Het Laatste Nieuws nog niets.

 

3.2.2. De Amerikaanse Dagbladpers

 

Volgens The New York Times is de aanstelling van het college van commissarissen een belangrijke stap in de richting van de consolidatie van Mobutu’s macht: Colonel Mobutu’s powers appeared to be growing as the youthful members of the College of High Commissioners took over the modern administration building that houses most Government ministeries. (…) The move into the ministerial offices today was interpreted as a new, important step toward consolidation of Colonel Mobutu’s strength. The “College of High Commissioners” was his idea [114]. Daarnaast meent reporter Tanner dat deze stap een nederlaag is voor Lumumba: In spite of the careful display of nonpartisanship by the new commission it was clear tonight the appointment of the commission was a severe blow to Mr. Lumumba [115]. Wanneer het idee van een rondetafel wordt gelanceerd, vreest Tanner echter dat dit een terugkeer van Lumumba kan inluiden. Stilaan duiken de eerste twijfels op over het gezag dat Mobutu nog heeft over zijn leger. Op 25 september titelt The New York Times: comeback by Lumumba hinted: Mobutu acts to end Cong rift. In dit artikel meent Tanner dat Lumumba volgens sommige Afrikaanse diplomaten een ‘spectaculaire comeback’ zou maken. Verder zou Mobutu proberen om een positie van neutraliteit ten opzichte van Kasavubu en Lumumba aan te nemen, en zou hij streven naar een verzoening. Daarnaast vermeldt Tanner ook dat Mobutu volgens sommigen minder greep heeft op zijn leger, dan aanvankelijk gedacht. Al voegt de Amerikaanse journalist daar wel aan toe dat dit een gerucht is dat voornamelijk verspreid wordt door de aanhangers van Lumumba: Friends of Mr. Lumumba however had a different explanation for the change in Colonel Mobutu’s attitude. The colonel, they said, was faced with increasing restiveness among soldiers in his garrison [116]. Een dag later gaat The New York Times zelfs nog een stap verder en titelt: Victory in Congo seen by Lumumba. Tanner stelt nu zelfs formeel dat Lumumba minstens gedeeltelijk de steun van Mobutu heeft herwonnen [117].

Net als The New York Times ziet The Washington Post in de aanstelling van het college van commissarissen als ‘een verdere stap in de consolidatie van de macht van Mobutu’. Daarnaast bestempelt The Washington Post het college als uitgesproken ‘anticommunistisch’: Mobutu went steadily ahead consolidating his authority. His anti-communist general commissioners moved into Congo government offices following the ouster of stubborn officials of the fallen Lumumba regime [118]. Daarnaast vermeldt The Washington Post dat er een kleine demonstratie zou hebben plaatsgevonden in het Leopoldkamp. Enerzijds minimaliseert The Washington Post het voorval en benadrukt dat de optocht slechts honderd deelnemers kende en maar even duurde [119]. Anderzijds stelt The Post dat deze optocht toch ook iets zegt over de discipline en tucht in het leger: The demonstration showed however, that some soldiers in Leopoldville – though generally obeying Mobutu’s orders – are never far from mutiny and could not be relied on in case of serious trouble [120]. Het nieuws van een mogelijke verzoening komt voor The Washington Post als een donderslag bij heldere hemel. Volgens het Amerikaanse dagblad is de toenadering tussen de ‘pro-Westerse Mobutu’ en de ‘communistische Lumumba’ een ‘zeer verrassende wending’. Toch ontkent The Washington Post dat Mobutu toenadering zoekt omwille van zijn tanend gezag op het leger, maar eerder omdat hij onder druk wordt gezet door andere Afrikaanse staten en omwille van de blijvende populariteit van Lumumba in sommige delen van Congo: Mobutu favors Kasavubu’s general pro-Western politics, but is handicapped by the pressure of some African nations and by the passionate tribal support Lumumba enjoys among soldiers and civilians of Oriental Province [121]. The Washington Post lijkt dan ook lange tijd vertrouwen te hebben in het welslagen van een rondetafel, zeker nadat Kasavubu zijn steun heeft verleend aan het initiatief [122]. Toch benadrukt The Washington Post daarbij dat Mobutu allerminst van plan is het kabinet-Lumumba te herstellen. De voormalige premier zou hoogstens opnieuw deel kunnen uitmaken van een nieuwe regering [123].

 

3.2.3. De Franse dagbladpers

 

Volgens de Franse dagbladen blijft het echter chaos troef in Congo. Zowel Le Monde als Le Figaro blijven benadrukken dat de installatie van een stabiel regime of een verzoening van de voornaamste protagonisten voorlopig onrealistisch blijft.

Le Monde toont veel belangstelling voor de samenstelling van het college van commissarissen. Hoewel hun taak er voornamelijk in bestaat ‘het land te besturen, totdat er opnieuw eensgezindheid is ontstaan onder de politici’, gelooft Le Monde niet meteen dat ze ook effectief een neutrale status zullen aannemen: Qu’ils soient avant tout des “techniciens” ce n’est pas douteux, mais leur “apolitisme” ce n’est pas ainsi absolu qu’ils le font croire ou peut-être le croient. Ils rendent hommage a colonel Mobutu. De installatie van de commissarissen zal volgens Eugène Mannoni niet meteen leiden tot een verzoening. Integendeel, er is gewoon een derde regering bijgekomen: Tandis que les deux gouvernements – c’était en somme duex de trop – de MM. Lumumba et Ileo n’en finissent pas de vider leur querelle, un troisième pouvoir c’est constitue à l’appel du colonel Mobutu [124]. Het initiatief van een rondetafel juicht Le Monde toe. Volgens Mannonni is de grote bezieler hiervan echter niet zo zeer Mobutu maar Kasavubu. Mannoni vermelt dat Mobutu eerder al een verzoening onder leiding van het leger wou opleggen en dat Lumumba al voorstellen daartoe had verspreid. Toch heeft de rondetafel volgens Mannoni nu wel een realistische toekomst, aangezien Kasavubu nog steeds over het nodige prestige beschikt om deze te laten slagen [125].

Ook Max Clos van Le Figaro gelooft niet dat de commissarissen het land stabiliteit kunnen bijbrengen. Integendeel, aangezien ze aangesteld zijn door Mobutu en niet erkend zijn door Lumumba zwengelen ze de onderlinge conflicten enkel aan. Een dag nadat ze hun intrek hebben genomen in de ministeries omschrijft hij de toestand als volgt: La situation politique qui semblait se clarifier redevient très confuse. De nouveaux dangers de troubles pointent à l’horizon. Nous sommes dans un pays où n’existe aucun pouvoir organisé, où personne ne paraît capable d’en établir un. Volgens Clos verhindert de aanwezigheid van Lumumba elke vorm van stabiliteit: En réalité tout Le monde, depuis le président Kasavubu jusqu’au colonel Mobutu, en passant par le gouvernement Iléo et le haut-commissariat, est paralysé par la présence de M. Lumumba. C’est un abcès dont tous connaissent le danger, mais que personne n’a le courage de crever [126]. Verder hecht Le Figaro aanvankelijk weinig belang aan de pogingen die Mobutu onderneemt om een rondetafel te organiseren. Het initiatief wordt pas vermeld nadat blijkt dat Kasavubu zijn zegen heeft gegeven. Volgens Max Clos is Kasavubu nu voor het eerst ‘uit zijn ivoren toren getreden’. De reporter hoopt dan ook dat zowel Lumumba als zijn tegenstanders uit Kasaï en Katanga zullen ingaan op de uitnodiging om ‘onder het hoederschap van Kasavubu’ tot een consensus te komen. Hoewel Clos erkent dat Mobutu ‘le promoteur’ is, is de deelname van Kasavubu veel belangrijker voor het prestige en aanzien van de rondetafel [127].

 

4. Mobutu in ongenade ?

 

4.1. Historiek

 

Vanaf eind september begin oktober wordt de polemiek tussen Mobutu en Lumumba verder opgedreven. Op 10 oktober gaat Mobutu tot actie over en probeert met zijn troepen Lumumba te arresteren. Dit wordt hem echter verhinderd door de UNO-troepen die Lumumba nog steeds beschermen. In de loop van oktober zal Mobutu dan ook steeds duidelijker en vaker de houding van de blauwhelmen aanklagen bij de leiding van de VN. Op 16 oktober verbaast de kolonel vriend en vijand door een bezoek te brengen aan Moïse Tshombe in Elisabethstad. Ondanks de optimistische verklaringen van Mobutu na zijn terugkeer blijkt al vrij vlug dat Tshombe niet van plan is zijn onafhankelijkheid op te geven of deel te nemen aan een rondetafel. Ondertussen verzuurt de relatie tussen Mobutu en de VN. Het wordt immers steeds duidelijker dat Mobutu niet in staat is de verschillende partijen met elkaar te verzoenen. Daarnaast duiken er steeds vaker berichten op over soldaten die zich in de zwarte wijken van Leopoldstad zwaar misdragen. De verzuurde relatie wordt zelfs even een breuk. De kolonel stuurt de leiding van de blauwhelmen een ultimatum, waarin hij eist dat ze het land verlaten. Dit ultimatum wordt door de UNO-leiding genegeerd. Mobutu maakt dan ook plannen om naar New York te reizen om daar hoogst persoonlijk het hoofdkwartier van de VN te informeren over het onaanvaardbare gedrag van de blauwhelmen in Leopoldstad. Deze zouden hem immers verhinderen over te gaan tot de ‘strikt legale arrestatie’ van Lumuba. Uiteindelijk wordt dit plan ook begraven aangezien men vreest dat Lumumba van Mobutu’s afwezigheid gebruik zou kunnen maken om opnieuw de macht te grijpen.

 

4.2. Analyse

 

4.2.1. De Belgische dagbladpers

 

In de Belgische dagbladen moet Mobutu duidelijk aan prestige inboeten. Volgens De Standaard, De Volksgazet en Het Laatste Nieuws verliest Mobutu steeds meer zijn grip op het leger. Men verwacht dan ook niet langer van de kolonel dat hij een oplossing kan bieden voor de crisis.

Op 28 september vermeldt De Standaard voor het eerst dat Mobutu fel geprotesteerd heeft tegen de UNO-bescherming. Hij zou zelfs geëist hebben dat de UNO-troepen het Leopoldkamp zouden verlaten. De Standaard omschrijft vrij cynisch dat hieraan geen gevolg werd gegeven [128]. Ook na zijn arrestatiepoging op 10 oktober klaagt Mobutu de bescherming van Lumumba door blauwhelmen aan [129]. De UNO weigert echter om Lumumba uit te leveren aan Mobutu. Wanneer de kolonel de VN een ultimatum (waarin hij eist dat de blauwhelmen meteen het land verlaten) stuurt, wordt daar ook niet het minste gevolg aan gegeven. Over dit onderwerp publiceert De Standaard op 14 oktober de onderstaande cartoon.

 

 

Wanneer Mobutu terugkeert van zijn reis naar Elisabethstad lijkt het er even op dat hij er toch in slaagt om wat orde op zaken te stellen [130]. In De Standaard van 21 oktober krijgt zijn reputatie echter een stevige deuk, wanneer UNO-vertegenwoordiger Dayal zijn leger een ‘wanordelijke bende’ noemt. De Standaard stelt dat er een ‘gestage integratie van het Congolese leger’ plaatsvindt. Er zouden de jongste weken talrijke vechtpartijen, aanrandingen en mishandelingen hebben plaatsgevonden, waarvan Congolese soldaten de schuld droegen [131]. In de daaropvolgende dagen schrijft Manu Ruys dat de toestand in Kongo naar een belangrijk keerpunt evolueert. Volgens Ruys is Mobutu in feite een zwakke persoonlijkheid die zijn machtsinstrument, het leger, niet in handen heeft: Kolonel Moboetoe bevindt zich in een situatie die steeds hachelijker wordt. De golf van terreur die andermaal het leger overspoelt, heeft zijn krediet fel ondermijnd. Moboetoe is blijkbaar niet in staat zijn gezag te herstellen bij de wilde groepen van zwaar gewapende militairen die in de Afrikaanse hoofdstad ongestraft vrouwen uitkleden, burgers vermoorden, winkels plunderen en in brand steken. Daarnaast noemt Ruys Mobutu een onervaren en onstandvastige jongeman in kolonelsuniform wiens persoonlijke ambities verder reiken dan zijn staatkundig doorzicht. Volgens Ruys zou de VN-staf niet meer verwachten dat Mobutu in staat is om over de partijen heen een regime van nationale orde te vestigen. Hij verwacht dan ook dat de VN spoedig zijn steun zal onttrekken aan de kolonel en dat zijn rol min of meer uitgespeeld is: In de VN-kringen te Leo denkt men er dan ook ernstig aan het uitkomstloze regime van Moboetoe dat er niet in slaagt Kasa Voeboe en Ileo aan de macht te brengen, Loemoemba uit te schakelen of Tsjombe bij een federatie te betrekken eenvoudig de steun van de blauwhelmen te onttrekken, zodat het vanzelf in elkaar stort [132].

De berichtgeving over Congo in De Volksgazet is een stuk oppervlakkiger en korter. Bovendien is men in De Volksgazet een stuk voorzichtiger over de positie van Mobutu en met een voorspelling over de toekomst. Mobutu wordt niet openlijk afgeschreven, maar men stelt evenmin dat hij de touwtjes in handen heeft. Zo vermeldt het dagblad op 10 oktober dat er een korstondige politiemuiterij heeft plaatsgevonden in Leopoldstad. Toch heeft Mobutu volgens De Volksgazet nog steeds greep op zijn leger [133]. Daarnaast vermeldt het blad dat het ultimatum van Mobutu aan de VN genegeerd werd [134], en dat er de laatste dagen veel baldadigheden door Congolese soldaten in de Afrikaanse wijken te Leopoldstad gesignaliseerd werden [135]. Hoewel De Volksgazet erkent dat Mobutu’s leger volkomen gedesorganiseerd is, weigert men om Mobutu openlijk af te schrijven [136].

Het Laatste Nieuws is eveneens de mening toegedaan dat Mobutu’s macht steeds meer en meer verzwakt. Op 7 oktober titelt het blad: Verzwakte Mobutu blijft even krachtdadig. Volgens het artikel zou Mobutu de laatste tijd af te rekenen hebben met tuchtproblemen in zijn leger. De kolonel zou echter verklaard hebben dat hij reeds de nodige maatregelen heeft genomen en dat de discipline volledig hersteld is [137]. Ook na de negering van zijn ulitimatum door de UNO krijgt Mobutu’s aanzien een deuk. Op 15 oktober titelt Het Laatste Nieuws: Aanzien van Mobutu gedaald na schermutseling met UNO-bevel. Volgens Het Laatste Nieuws heeft Mobutu een duidelijke nederlaag geleden in de kortstondige Koude Oorlog met het hoofdkwartier van de Verenigde Naties. Daarnaast is Mobutu’s politieke positie volgens het blad eveneens verzwakt aangezien zijn poging om een rondetafel te organiseren mislukt is. Bovendien is men er zich ook van bewust dat Mobutu’s gezag op het leger aan het tanen is: Daar Mobutu het nationaal leger niet voldoende in handen heeft om een doeltreffende actie te ondernemen tegen het optreden van de UNO heeft hij zijn eigen aanzien ondermijnd in de ogen van president Kasavubu en van Justin Bomboko [138]. Ook enkele dagen later vermeldt Het Laatste Nieuws dat het hoe langer hoe duidelijker wordt dat Mobutu het leger niet meer in handen heeft [139]. Zo zou er tijdens de afwezigheid van Mobutu (naar aanleiding van zijn reis naar Elisabethstad) een brigade van 120 soldaten Leopoldstad verlaten hebben zonder toestemming. Het Laatste Nieuws meldt dan ook dat de zware onlusten die het leger op 24 oktober aanrichten geen verrassing zijn aangezien het leger elke week minder betrouwbaar wordt. Het blad meent dan ook dat Mobutu’s gezag een zware slag heeft gekregen [140]. Verder noemt Het Laatste Nieuws de uitlating van Dayal een kaakslag voor Mobutu wiens positie als “sterke man” geleidelijk meer afbrokkelt [141]. Hieruit blijkt duidelijk dat Het Laatste Nieuws niet verwacht dat Mobutu in de toekomst er zal in slagen een stabiel regime uit te bouwen.

 

4.2.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

Ook de Amerikaanse dagbladen merken op dat Mobutu’s gezag zienderogen daalt. In de loop van de maand oktober zal de teneur over Mobutu steeds negatiever worden, tot men hem uiteindelijk volledig afschrijft.

The New York Times schrijft bijvoorbeeld op 3 oktober al dat de machtsimpasse blijft voortduren in Congo. Hoe langer deze impasse duurt, hoe moeilijker het voor Mobutu zal worden om de rest van de wereld te overtuigen dat hij een reële invloed kan uitoefenen [142]. Enkele dagen later vermeldt The New York Times dat de trouw van het leger aan Mobutu nogal discutabel blijkt. Zo zouden er in het binnenland al diverse muiterijen zijn ontstaan. Volgens reporter Rosenthal zou Mobutu net over genoeg macht beschikken om zijn eigen positie te bewaren, maar lang niet genoeg om een realistische regering te vormen [143]. De mislukte arrestatiepoging van Lumumba is een verdere domper op het prestige van Mobutu. The New York Times noemt deze actie ‘a failure’ [144]. Enkele dagen later wordt Mobutu zelfs al ‘a would-be strongman’ genoemd [145]. Volgens The New York Times is voorlopig niemand (ook Mobutu niet) in staat om de machtsstrijd in Congo te beslissen. Dit wordt op 17 oktober passend geïllustreerd met onderstaand cartoon.

 

 

Wanneer blijkt dat de verzoeningspoging met Tshombe vruchteloos is gebleken en Dayal het leger ‘een ordeloze bende’ noemt wordt Mobutu volledige afgeschreven. Op 23 oktober kopt The New York Times op de voorpagina ‘Mobutu’s regime totters in Congo’. Volgens het Amerikaanse dagblad is Mobutu uitgeput door zijn gevecht tegen de oppositie en de revoltes in zijn leger. Verder zou de kolonel er bezorgd en gedemotiveerd uitzien en zou hij zich ‘verslagen voelen’. De plannen om af te reizen naar New York worden dan ook eerder omschreven als een vlucht: Colonel Joseph Mobutu virtually abonded his five-week-old military regime today. Verder acht men het heel onwaarschijnlijk dat Mobutu in de toekomst zijn controle over het land zou terugwinnen: It appereared unlikely he ever would resume his short-lived control of the Congo [146].

Een soortgelijk patroon vinden we terug in The Washington Post. Op 10 oktober vermeldt men voor het eerst dat ‘in de ogen van veel Afrikanen Mobutu’s staatsgreep er niet in geslaagd is het land leiding te geven en de problemen op te lossen’ [147]. In een ander artikel wijst Gavin Young (reporter van de London Observer) er op dat de naam ‘strong man’ niet meer terecht kan genoemd worden: He has been called the “strong man” of the Congo, but it is a misleading phrase. He is not a Nasser or a Kemal Ataturk. His hold on the unpredictable Congolese army is tenuous. Verder wijst Young er op dat zijn verzoeningspogingen eveneens op niets zijn uitgedraaid: Any reconciliation hopes have been greatly reduced by the confetti-cloud of bitter accusation bandied about indiscriminately by both sides [148]. Daarnaast is ook The Washington Post niet blind voor het gedrag van het leger. Volgens het Amerikaanse blad glijdt het gezag dat Mobutu had over zijn troepen nu zeer snel uit zijn handen [149]. Op 21 oktober schrijft The Washington Post: The military regime of Col. Joseph Mobutu tottered on the verge of collapse [150]. Net als The New York Times ziet The Washington Post de plannen van Mobutu om af te reizen naar New York als een vlucht. Reporter Goldsmith omschrijft Mobutu net als zijn collega als ‘verslagen, ontgoocheld, gedemotiveerd, …’. Hij waarschuwt er echter voor dat het communistische spook weer kan opduiken: Mobutu’s collapse could mean return of Communist influence in the Congo. It has been practically nil since Mobutu threw the Communist out of Leopoldville in September [151].

 

4.2.3. De Franse dagbladpers

 

Na de installatie van het college van commissarissen blijft het in de Franse dagbladpers geruime tijd vrij stil rond Mobutu. De aandacht van Le Monde en Le Figaro richt zich eind september – begin oktober vooral op het afspringen van de rondetafel, de situatie van Lumumba en de houding van Tshombe. Vanaf 11 oktober wordt de aandacht echter weer op de kolonel gevestigd, wanneer hij tevergeefs probeert Lumumba te arresteren.

Le Monde beschrijft gedetailleerd hoe de militaire operatie in zijn werk ging. Toch meent het blad dat het ultimatum dat Mobutu verstuurd aan de UNO slechts bluf was [152]. Hiermee hebben Mobutu en zijn college van commissarissen volgens Le Monde toch in zeker zin gezichtsverlies geleden: Le colonel a ainsi désavoué publiquement les membres de son collège des commissaires qui, il y a deux jours, avaient annoncé que si l’UNO ne permettait pas l’arrestation de l’ancien premier ministre, ils feraient prendre d’assaut la résidence de M. Lumumba gardée par des casques blues. Cependant, voulant vraisemblablement sauver la face des commissaires, qu’il a lui-même mis au pouvoir, le colonel Mobutu a annoncé que le blocus militaire serait maintenu indéfiniment [153]. Wanneer blijkt dat de Congolese soldaten zich steeds meer te buiten gaan aan plunderingen in de Afrikaanse wijken van Leopoldstad [154] meent Le Monde dat Mobutu’s rol is uitgespeeld: Le colonel qui, il a quelque semaines, passait pour l’homme fort du Congo, semble à son tour à la vielle de l’effondrement [155].

Le Figaro omschrijft de pogingen van Mobutu om Lumumba te arresteren uitvoerig, maar vrij zakelijk [156]. Vanaf 15 oktober gaat men over tot een iets diepere analyse. Volgens Le Figaro kan men uit de toestand opmaken dat Mobutu stilaan zijn gezag begint te verliezen. Zo kopt Le Figaro op 15 oktober: Le colonel Mobutu en perte de vitesse [157]. Verder wijst het blad er op dat de 4e brigade van het Congolese leger Leopoldville heeft verlaten, tegen het bevel van Mobutu in: Le colonel Mobutu, qui les avait fait venir à Leopoldville au début de la semaine pour l’aider à arrêter M. Lumumba, a vainement tenté de les retenir. Ce refus d’obéir aux ordres du colonel Mobutu semble indiquer que son emprise sur l’armée devient assez précaire. Een dag later schrijft reporter Henri De Linge hoe hij zelf aan de lijve ondervonden heeft hoe de soldaten in Leopoldstad tegenover de kolonel staan: Qu’on prononce le nom de Mobutu, ou pas, cela ne leur fait ni chaud ni froid [158]. Wanneer blijkt dat zijn verzoeningspoging met Tshombe op een sisser is uitgedraaid, meent Le Figaro dat Mobutu’s rol is uitgespeeld. Op 25 oktober schrijft de Franse krant dat het einde nabij is voor het militaire regime van Mobutu: Le “régime militaire” du jeune colonel Mobutu semble s’effriter rapidement. Il a suffi que le colonel parte samedi pour Coquilhatville, où il devait «inspecter» ses troupes, pour que ses soldates, à Leopoldville, soient pris d’une sorte d’ivresse collective, rossant, volant, se livrant à toutes sortes d’exactions contre leurs frères de couleur dans le quartier autochtone. Le Figaro stelt eveneens dat de reis van Mobutu naar New York eerder een vlucht is: Le colonel compte toujours s’envoler demain pour New York, pour aller demander à M. «H» son appui. Ses adversaires insuent que, en réalité, l’«homme fort», du Congo, sentant le pouvoir lui glisser des mains, cherche à se mettre à l’abri avant que la situation ne devienne explosive. Volgens Le Figaro zijn alle pogingen die Mobutu heeft ondernomen om de verschillende politieke fracties en clans te verzoenen mislukt. Voorts is het onmogelijk te weten in welke mate het leger Mobutu nog gehoorzaamt [159].

 

 

5. Conclusie en Interpretatie

 

Op 14 september maakt Mobutu ophef in de hele wereld door een staatsgreep plegen. Achteraf zou blijken dat Mobutu gehandeld heeft op aandringen van de CIA. Mobutu is immers de maanden voordien uitgegroeid tot een graag gezien gast op de Amerikaanse ambassade. De CIA zal hem dan ook het nodige geld toestoppen om de soldij van zijn soldaten te betalen en de macht over te nemen [160]. De Belgische regering reageert aanvankelijk verbaasd. Minister voor Congolese zaken d’Aspremont Lynden ziet in Mobutu echter al gauw een garantie voor een krachtige oppositie tegen Lumumba en steunt de kolonel [161].

In de Belgische dagbladen wordt er aanvankelijk erg verdeeld gereageerd. De Standaard meent dat het optreden van Mobutu Congo enkel maar dieper in de chaos sleurt. Het Laatste Nieuws is van mening dat Mobutu mogelijk juist orde op zaken kan stellen. De Volksgazet besteedt nauwelijks aandacht aan de staatsgreep. Wanneer echter blijkt dat Mobutu garant kan staan voor een daadwerkelijke oppositie tegen Lumumba slaat de teneur om. De drie Belgische dagbladen geven de kolonel enig vertrouwen en hopen dat hij de toestand kan normaliseren. Voorafgaand historisch onderzoek [162] heeft reeds aangetoond hoe fel Lumuba verketterd werd in de Belgische dagbladpers. Mobutu werd gezien als een alternatief voor de uit de gratie gevallen Lumumba. Daarnaast had de Belgische publieke opinie met lede ogen aanzien hoe de voormalige kolonie steeds verder in de afgrond stortte. Mogelijk hoopte men dat het krachtdadige optreden van Mobutu enige orde kon scheppen in de Congolese maatschappij. Na enkele weken zou echter blijken dat het gezag van Mobutu zwaar onderschat werd. Wanneer blijkt dat Mobutu zijn machtsinstrument, het leger, niet in de hand heeft zal zijn populariteit sterk dalen.

De Amerikaanse dagbladen juichen de staatsgreep meteen toe. Mobutu blijkt immers een bondgenoot te zijn van het ‘Westen’. Na het geflirt van Lumumba met de Sovjetunie was de dreiging dat Congo in handen zou vallen van het communisme immers niet denkbeeldig. Door de communistische ambassades het land uit te zetten verzekert Mobutu zich dan ook vrij snel van de steun van de Amerikaanse dagbladen. Toch kunnen The New York Times en The Washington Post niet blind blijven voor de zwakte van zijn gezag. Beide kranten moeten na verloop van tijd toegeven dat Mobutu toch niet de geschikte persoon is om leiding te geven aan de Congolese politiek. Typerend is de uitlatingen van reporter Young in The Washington Post, die waarschuwt voor een terugkeer van het communisme bij een eventuele verwijdering van Mobutu.

De Congocrisis werd van nabij gevolgd in de Franse media. Aan het begin van de jaren 1960 werden er echter onafhankelijkheidsoorlogen gevoerd in Ivoorkust, Gabon en Niger en andere Franse kolonies. Parijs had dus andere Afrikaanse zorgen. Ten opzichte van Congo heeft de Franse regering steeds een neutrale houding aangenomen [163]. Deze houding vindt enigszins zijn weerspiegeling in de berichtgeving van Le Monde en Le Figaro. In geen van beide kranten wordt de ingreep van Mobutu toegejuicht. Men vreest eerder dat de kolonel het land door zijn staatsgreep juist verder verdeelt. Doorheen de berichtgeving blijven beide kranten dan ook benadrukken dat de constitutionele chaos in Leopoldstad blijft voortduren. De Franse dagbladen hebben dan ook vrij vroeg oog voor de zwakte van Mobutu.

 

 

III. De tweede STAATSGREEP VAN MOBUTU november 1965

 

1. Mobutu grijpt de macht

 

1.1. Historiek en situering

 

Nadat de regering Kimba was afgekeurd door het Congolese parlement verkeerde het land opnieuw in een politieke impasse. Daarnaast verloor het staatshoofd stilaan zijn steun uit het Westen naarmate hij meer aanhang zocht bij de Unie voor Afrikaanse Eenheid. Op 25 november oordeelt generaal Mobutu dat zijn moment gekomen is. Nadat hij zich verzekerd heeft van de steun van zijn Amerikaanse bondgenoten pleegt hij een staatsgreep, al neemt hijzelf dat woord niet in de mond. Om 5u30 ’s ochtends verspreidt radio Leopoldstad een officieel communiqué van het ANC. Het bericht verkondigt dat de top van het ANC beslist heeft om een einde te maken ‘aan de machtsstrijd van de politici’. Later op de dag geeft Mobutu een persconferentie voor de verzamelde internationale pers.

 

1.2. Analyse

 

1.2.1. De Belgische dagbladpers

 

Op 26 november publiceren De Standaard, Het Laatste Nieuws en De Volksgazet hoofdzakelijk het officiële communiqué dat via de radio was verspreid en de voornaamste uitspraken van Mobutu op de persconferentie. Daarin verklaarde het kersverse staatshoofd dat hij voornemens was gedurende vijf jaar als president aan te blijven. Daartoe zou de Kongolese grondwet worden geamendeerd ten einde het hem mogelijk te maken het ambt van staatshoofd uit te oefenen. Als voornaamste oorzaak van zijn optreden noemde Mobutu: de wedloop naar de macht die ons in een blijvende politieke crisis heeft gestort. Iedereen heeft immers zelf kunnen vaststellen hoe onze politici ons naar de ineenstorting hebben geleid. Tot slot beklemtoonde hij ook nog dat dit geen militaire staatsgreep was en dat er evenmin een militaire dictatuur zou worden geïnstalleerd: Het leger neemt enkel de verantwoordelijkheid op die het heeft tegenover het land [164].

Daarnaast geven alle drie de kranten nog wat achtergrondinformatie over Mobutu zelf. We kunnen daarbij stellen dat de algemene teneur in alle drie de dagbladen vrij gelijklopend is. Het artikel in De Standaard is aan de hand van de Vlaamse journalist Jos Lamote, die Mobutu persoonlijk kende sinds zijn stage aan InforCongo. Lamote omschrijft hem als eenvoudig en joviaal in de omgang en als een man van de straat. Volgens Lamote zou Mobutu door een samenloop van omstandigheden min of meer in de militaire rol geduwd zijn die hij tussen 1960 en 1965 zou vervullen: De zachte ietwat romantische man die niets anders had gedaan dan wat artikels schrijven, werd ineens een militaire bevelhebber [165]. Daarnaast wordt de staatsgreep ook geanalyseerd vanuit internationaal oogpunt. Daarin stelt E. Troch dat de staatsreep gericht is tegen het beleid dat Kasavubu sinds het aan de dijk zetten van Tshombe voerde: Dit beleid werd gekenmerkt door een toenadering tot het Afrikaanse nationalistische kamp. Nu Mobutu aan de macht is mag men er dus volgens Troch zich aan verwachten dat de Congolese politiek opnieuw toenadering zal zoeken tot België: Moboetoes macht steunt op het leger. Hij heeft dit leger met Belgische hulp gereorganiseerd. In een onlangs gepubliceerd interview heeft hij nogmaals herhaald dat hij voorstander is van de integratie van Belgische officieren. … Met andere woorden het instrument waarmee Moboetoe politiek maakt is een Belgisch-Kongolees instrument [166].

Het beeld dat van Mobutu wordt opgehangen in De Volksgazet is nog een tikkeltje vleiender. De generaal wordt er omschreven als een rustige familievader, hoofd van een gezin met vijf kinderen. Hij is een autodidact, een verwoed lezer, liefhebber van klassieke muziek en van sport, voornamelijk voetbal. Hij is, zo zegt men, bijzonder intelligent en gevat, en hij voelt zich thuis in elk midden. Maar De Volksgazet looft hem toch vooral voor zijn enorm gezag en krachtdadigheid: Van Joseph-Désiré Moboetoe wordt gezegd dat hij wel een krachtdadig, maar tevens een bescheiden man is, die geenszins gezien wil worden als de “superman” waarvoor velen hem willen doen doorgaan. Nochtans beschikt hij ondanks zijn jeugdige leeftijd –hij is pas 35- over een haast legendarisch gezag, dat het hem mogelijk maakte dat in Kongo het geloof bleef heersen, dat alles terecht kwam zolang “hij” er was. Daarbij wordt ook nog eens benadrukt dat de gehele ingreep zonder bloedvergieten en zelfs zonder veel opwinding verlopen is. Om zijn persoonlijke moed en gezag nog wat dikker in de verf te zetten worden ‘de heldendaden’ van Mobutu op de brug nabij Kamanyola eveneens beschreven [167].

Het Laatste Nieuws is minder gul in het geven van complimentjes. Men vermeldt enkel dat Mobutu houdt, zoals het een goed militair past, van stiptheid en planning. De voornaamste oorzaak voor zijn optreden is volgens Het Laatste Nieuws eveneens de ‘groeiende anti-Belgische retoriek’ die de Congolese politiek de laatste tijd overheerste. Daarom zou Mobutu (die volgens het blad nog steeds pro-Tshombe is) het nodig gevonden hebben in te grijpen en Kasavubu te verwijderen: De redenen, die Mobutu tot optreden aanzetten, zijn van velerlei aard, maar vinden hun grondslag ongetwijfeld in zijn meningsverschil met president Kasavubu over het ontslag van de h. Tsjombe als eerste-minister. Met dit ontslag ging ook een opwelling gepaard van het smeulende gestook tegen de Belgen en meer in het bijzonder tegen Belgische deskundigen, die generaal Mobutu in de legerleiding bijstonden op een wijze waarmede niet iedereen het eens was [168].

 

1.2.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

De algemene teneur in de Amerikaanse dagbladen kan als gematigd positief beschouwd worden. Zowel The New York Times als The Washington Post onthouden zich nog wel enigszins van een al te verre bewieroking van de persoon Mobutu, maar een negatieve noot is ver te zoeken. Mobutu wordt hoofdzakelijk afgeschilderd als een gematigd, intelligent man die rust kan brengen in de chaos.

Al in The New York Times van 25 september wordt de staatsgreep uitgebreid vermeld. Het blad publiceert de inhoud van de radiotoespraak en de verschillende feiten in chronologische volgorde. Mobutu wordt omschreven als: a moderate voice in both military and political affairs. The thin bespectacled young man does not look the role of the “strong man”, but he had demonstrated on many occasions that he could keep the Congolese army in his grip [169]. De volgende dag besteedt men ruimschoots verder aandacht aan de kwestie. Men gaat daarbij verder in de teneur van de vorige dag. Mobutu wordt verder omschreven als de enige man in Congo die het land weer op de rails kan brengen: It was a coup d’état – by the one man in Congo with the authority to impose his will on the country’s fractious politicans. Although there was never much doubt that the 35-year-old army commander saw himself as a future President, it can hardly be said that he acted hastily [170]. The New York Times is dus minstens gematigd positief over de staatsgreep. Volgens het Amerikaanse blad was de situatie, met een potentiële machtsstrijd tussen president Kasavubu en Tshombe, explosief en gevaarlijk. Mogelijk kan een militair regime dus orde brengen, al zijn er in Congo geen zekerheden: The general doubtless is sincere in saying that he made his coup “to protect the people from anarchy and chaos”. The Congo certainly needs stability more than anything else. It is interesting that, having made the coup, the new head of state told newspapermen to call him ‘Mon général’ and not ‘Monsieur le Président’. Perhaps a military dictatorship can provide internal peace. In the Congo, one must always say “perhaps [171]. Verder herinnert The New York Times zijn lezers er ook nog aan dat Mobutu vijf jaar eerder de communisten al uit het land had gezet. Sindsdien kan men hem volgens het Amerikaanse dagblad beschouwen als pro-Westers [172]. Desalniettemin sluit men zeker niet uit dat Mobutu gehandeld heeft in samenwerking met Kasavubu of Tshombe, en dat één van beide spoedig weer aan de oppervlakte komt om de macht te nemen of te delen met de generaal: Some businessmen seemed to welcome general Mobutu’s seizure of power. Both Belgian and other analysts characterized General Mobutu as being without personal political ambitions. His avowed intention to be President for five years was explained as a statement tactically necessary to squelch hopes for a comeback by Mr. Kasavubu of Mr. Tshombe [173].

Hoewel er een andere bewoording op na gehouden wordt, neemt The Washington Post min of meer dezelfde conclusies als The New York Times. Volgens reporter ter plaatse Donald Louccheim is Mobutu dé persoon die orde kan brengen in de kritieke situatie: The bloodless almost troopless coup was prompted by a political deadlock that had threatened to open a new chapter of violence in the Congo. The coup appeared to end the tension and uncertainty that has hung over Leopoldstad for a week. An increasingly bitter power struggle between Kasavubu and former premier Moïse Tshombe had begun to open scarcely healed wounds and raise fears of renewed bloodshed. Louccheim omschrijft de staatsgreep als een consensus, of als een noodzakelijk ingrijpen waar iedereen zich kan in vinden: It was a coup by communiqué. But it also seemed to represent a consensus. Present at Mobutu’s press conference were the presidents of both chambers of parliament and representatives of various political parties, all or whom endorsed the general’s action as “patriotic”. Als enige van de bestudeerde dagbladen geeft The Washington Post nog wat biografische gegevens over premier Mulamba. Daarin verliest Lochheim niet uit het oog dat de jonge kolonel in 1961 gearresteerd werd door de troepen van Mobutu net na de arrestatie van Lumumba. Mulamba werd er als toenmalig Lumumbist van beschuldigd een aanslag te hebben georganiseerd op de centrale regering. Bij de rellen die de volgende dagen zouden volgen, zouden Mobutu’s troepen nog 44 mensen om het leven brengen [174].

 

1.2.3. De Franse Dagbladpers

 

Daar waar de Belgische en Amerikaanse dagbladen nog enige twijfel aan de dag leggen over de positie van Mobutu in de Congolese binnenlandse politiek noemen Le Monde en Le Figaro hem duidelijk aanhanger van Tshombe. Daarnaast zien ze hem ook als dé gepaste figuur om weer orde te brengen in de Congolese toestand.

Vooral Le Monde gaat er van uit dat Mobutu de kastanjes uit het vuur heeft gehaald voor Tshombe: Quant à M. Tshombe, il est fort possible que le général Mobutu le ramène au pouvoir comme le premier ministre, après une période de transition militaire [175]. Mobutu zou zelfs fel aangemoedigd zijn door Tshombe-aanhangers om een staatsgreep te plegen nadat Tshombe was ontslagen als premier: En renversant le président Kasavubu, après l’avoir libéré de Patrice Lumumba en 1960, le commandant en chef de l’armée congolaise débarrasse l’ancien leader de la secession katangaise de son rival le plus dangereux. Van Kasavubu verwacht men overigens nog weinig weerwerk. In tegenstelling tot Tshombe kan Kasavubu immers niet meer rekenen op een grote achterban in zijn thuisbasis. Bovendien is het leger volgens Le Monde assez bien équipée et fidèle à son chef. Net als Tshombe zou Mobutu ook sterk pro-Westers zijn. Volgens Le Monde zou de specifieke aanzet tot zijn optreden de recente maatregel van minister van binnenlandse zaken Nendaka (om de kaders in het leger te hervormen en Congoliseren) zijn. Men verwacht dus ook dat de tandem Mobutu-Tshombe een pro-Westers en pro-Belgisch beleid zal voeren: Les deux hommes, en tout cas, paraissent être faits pour se comprendre. Tous deux sont partisans d’une large entente avec la Belgique, aussi bien sur le plan militaire que dans le domaine économique. Pour certains observateurs le général Mobutu aurait été finalement convaincu de la nécessité d’intervenir à la suite du refus de M. Nendaka, le ministre de l’intérieur démis d’affecter dans l’armée nationale congolaise certains cadres belges … [176]

Le Figaro heeft net als de Amerikaanse en Belgische dagbladen enkele lovende woorden over voor de persoon Mobutu: Mobutu est un homme intelligent, plein de finesse et qui, chose rare au Congo, sait qu’il a beaucoup à apprendre. C’est pourquoi il a toujours recherché l’aide et les conseils d’hommes qui en savaient plus que lui. Daarnaast meldt reporter ter plaatse Max Clos dat hij niet meteen weet of Mobutu zijn macht zal terug afstaan aan de burgers, of als hij zinnens is zelf het land enige tijd te regeren. Desalniettemin looft Clos hem voor zijn inspanning om opnieuw orde te brengen in de chaotische toestand: Il faut reconnaître au jeune général une grande sagesse: il a toujours évité de mêler l’armée aux querelles politiques qui divisent ce pays. Veut-il vraiment prendre maintenant la charge du pouvoir ou envisage-t-il de la remettre à un civil? C’est qu’on ne sait pas encore. Ce que l’on sait, c’est que Mobutu rêve de voir la fin du chaos congolais. Daarnaast Clos gaat er net als zijn collega van Le Monde vanuit dat Mobutu een aanhanger is van Tsjombé: A plusieurs reprises le général Mobutu a témoigné de sa sympathie pour M. Tschombé. Là encore pour des raisons pratiques: Mobutu voyait en lui un homme capable, enfin, de faire régner l’ordre au Congo [177].

 

2. De goedkeuring van de regering Mulamba

 

2.1. Historiek en situering

 

Kort na zijn staatsgreep legt Mobutu aan het parlement een proclamatie voor en wijzigt op eigen houtje een aantal artikelen van de grondwet. Kolonel Mulamba wordt met de taak belast om een regering te vormen. Op 27 november wordt de regering Mulamba goedgekeurd met 256 tegen 0 stemmen. Ondertussen reageert Kasavubu aan de hand van een officieel communiqué op de staatsgreep. De afgezette president verklaart daarbij dat hij het nieuwe regime erkent en zich terugtrekt. Stilaan wordt het ook duidelijk dat Moïse Tshombe geen rol meer zal spelen. Wanneer de nieuwe regering wordt goedgekeurd, is daar geen plaats meer in voor Mobutu’s oude vriend.

 

2.1.1. De Belgische dagbladpers

 

Tussen 27 november en 1 december berichten de Belgische dagbladen verder over het verloop van de toestand in Congo. Meestal gaat het om vrij gelijklopende artikelen. De goedkeuring van de regering Mulamba in het parlement wordt omschreven als een triomf voor Mobutu. Zo kopt bijvoorbeeld De Standaard op 27 november “Applaus voor Moboetoe in Congo’s parlement” [178]. Ook De Volksgazet looft de manier waarop de goedkeuring verliep: De wijze waarop de regeringsformatie verliep gaf blijk van een militaire doeltreffendheid in een Kongolese politiek die tot nu toe uitmuntte door traagheid [179]. Net als De Standaard omschrijft Het Laatste Nieuws het enthousiasme van de parlementsleden: Bij de voorstelling van de regering van kolonel Leonard Mulamba aan het parlement, verklaarde generaal Mobutu, het nieuwe Congolese staatshoofd, dat hij de opdracht het land te leiden met grote bescheidenheid aanvaardde. Hij werd geestdriftig toegejuicht toen hij de naam van kolonel Mulamba uitsprak [180].

Over de rol van Moïse Tshombe zijn de drie Vlaamse dagbladen opvallend kort. De Standaard meldt kort en sec dat Mobutu, ondanks de hoop van de CONACO-parlementsleden, allerminst van plan is Tshombe opnieuw in het zadel te lichten [181]. De Volksgazet publiceert een kort interview van La Dernière Heure met Tshombe. Daarin spreekt Tshombe vooral zijn lof uit voor Mobutu, en zijn vreugde omtrent het ontslag van Kasavubu. Voorts voegt De Volksgazet daaraan toe dat Tshombe heeft medegedeeld dat hij geen deel zou uitmaken van de nieuwe Congolese regering. De gewezen premier zou hebben verzocht om de functie van minister van Buitenlandse Zaken, maar dit verzoek zou zijn afgewezen, zo wordt uit geloofwaardige bron vernomen [182]. Ook Het Laatste Nieuws is heel kort over de toekomst van Tshombe. Het dagblad meldt enkel dat het enthousiasme van de CONACO-parlementsleden opmerkelijke daalde toen de senaatsvoorzitter de lijst van ministers voorlas en toen bleek dat Tshombe geen deel uitmaakte van de nieuwe regering [183].

Zeer interessant voor ons onderzoek zijn twee artikelen waarin Manu Ruys zijn licht laat schijnen over de toestand. In De Standaard van 30 november omschrijft Ruys hoe de staatsgreep opnieuw rust en kalmte heeft gebracht in de Congolese hoofdstad. Volgens Ruys ademt de hoofdstad weer op het gewone ritme en heeft de staatsgreep een einde gemaakt aan de leegte, ontstaan na de afdanking van Tsjombe en de anti-westerse kranten- en radiohetze, die aan de zwarte dagen van het Loemoemba-regime herinnerde. De Congolese democratie die vijf jaar geleden door België werd ingevoerd werd volgens Ruys vijf jaar lang ten gerieve van het buitenland, fiktief in het leven gehouden. Ruys acht het dan ook een goede zaak dat deze door de militaire staatsgreep de genadeslag kreeg toegediend. In zijn ogen is de invoering van een militair regime een goede oplossing voor de Congolese staat, die dringend nood heeft aan orde: Achter de wettelijke gevel van de parlementaire regering zullen de militairen regeren als militairen. In een land waar het oude patriarchale gezag nog levendig wordt aangevoeld, wordt dit beter aanvaard dan de parlementaire karikatuur van de zwakke politici. Zijn de miljoenen bloemen die overal bloeien het symbool van een wederopleving ? Mobutu lijkt hem dan ook de geschikte persoon om de taak van staatshoofd op zich te nemen. Mobutu is immers geen tribunalist, hij denkt in algemeen-Kongoles termen, hij beschikt met andere woorden over niet-onaardige troeven, aldus Ruys [184]. Een dag later snijdt Ruys de relatie tussen Congo en het Westen aan. Mobutu kan volgens Ruys als uitgesproken pro-Westers beschouwd worden. Zo zou hij bij voorkeur vooralsnog met Belgen werken en in zijn naaste omgeving naar invloedrijke Belgische raadslieden luisteren. In de officiële Belgische kringen in Leo zou men overigens openlijk opkomen voor de persoon van generaal Mobutu. Ook in zijn nationaal leger zou Mobutu steeds zo veel mogelijk geprobeerd hebben om Belgische kaders te bewaren: De generaal heeft een vaste stelregel: zolang Kongo geen ervaren kaders heeft moet het kunnen beschikken over blanken die effektief leiding geven. In het leger van Moboetoe is de blanke officier geen figurant maar een man die beveelt en gehoorzaamd wordt. Het is daarom volgens Ruys, gezien de handels- en andere belangen, raadzaam voor Brussel en Washington om het regime te erkennen en Mobutu de steun te geven waar hij om vraagt. Indien men dit niet doet, zou de generaal zich immers snel kunnen richten tot Berlijn of Parijs ‘die niet neen zullen zeggen’. De voornaamste reden waarom men nog twijfelt om hiertoe over te gaan is volgens Ruys het feit dat het nieuwe regime enorm afhankelijk is van één persoon: De grote zwakheid van het nieuwe regime is de persoon van Moboetoe zelf. Als hij morgen sterft, stort het bewind ineen. Het is dan ook begrijpelijk dat België aarzelt om zich, meer nog dan in het verleden in Kongo te binden … Weigert België evenwel op dit verzoek in te gaan dan zal ook Moboetoe naar andere vrienden uitkijken en dan zou de zakelijke positie van de Belgen hier heel wat minder lonend kunnen worden [185].

 

2.1.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

Tussen 27 november 8 december berichten de Amerikaanse dagbladen The New York Times en The Washington Post verder over de ontwikkelingen in Congo. Beide dagbladen behouden grotendeels hun vertrouwen in Mobutu, maar plaatsen hier en daar toch enkele kanttekeningen en formuleren enkele bedenkingen.

Zo zou volgens The New York Times de afzetting van Kasavubu een negatieve invloed kunnen hebben op de reputatie van Congo in grote delen van Afrika. Het blad meent immers dat Mobutu in bepaalde militante Afrikaanse staten, net als Tshombe, onpopulair is. Men zou het er hem kwalijk nemen dat hij blanke huurlingen heeft ingezet tegen Congolese rebellen. Bovendien worden zowel hij als Tshombe in verband gebracht met de moord op Lumumba. Toch zouden de meeste conservatieve Franssprekende delen van Afrika zich weinig zorgen maken [186].Daarnaast merkt The New York Times ook op dat Mobutu’s grootste prestatie er tot nu toe in bestond het Congolese leger, ooit beschreven als ‘a disorderly rabble’, om te vormen tot een min of meer verenigde kracht. Toch blijft de loyaliteit van zijn leger vrij dubieus wanneer het onder vuur wordt genomen. Nu staat Mobutu echter voor de veel moeilijker taak om hetzelfde te doen met de politici. Daarnaast gaat The New York Times dieper in op de afwijzing van Moïse Tshombe. Op 28 november meldt reporter Joseph Lelyveld dat ondanks de verwachtingen Tshombe geen leidinggevende rol zal vervullen in de nieuwe regering. Tshombe zou de ministerportefeuille voor Buitenlandse Zaken geëist hebben, wat hem werd geweigerd [187]. Toch meent Lelyveld dat zijn rol in de Congolese politiek niet noodzakelijk uitgespeeld is: What Mr. Tshombe does have going for him is his hard-won status as a national leader. When things go wrong – and it is no denigration of General Mobutu’s good intentions to predict that things will continue to go wrong in the Congo – then eyes will naturally swing back to him [188].

Ook The Washington Post betreurt dat Moïse Tshombe, die men ‘the strongest and ablest political leader the Congo has yet produced’ noemt, geen deel uitmaakt van de nieuwe regering. Al lijkt het voor het Amerikaanse dagblad zeker niet uitgesloten dat de aanstelling van kolonel Mulamba een soort voorlopige aanstelling is, vooraleer Tshombe definitief wordt geïnstalleerd op de positie van premier. Daarnaast noemt The Washington Post de reputatie van Mobutu tot nu toe ‘eerder bescheiden’. Het blad merkt op dat hij eerder al tijdens een machtsimpasse een staatsgreep pleegde. Maar toen nam hij al vlug afstand van de macht. Desalniettemin is The Washington Post van oordeel dat Mobutu het voordeel van de twijfel verdient. Volgens het blad is hij er de geknipte persoon voor om een atmosfeer te creëren die ‘de ontwikkeling van nationale identiteit en politieke verantwoordelijkheid’ aanmoedigt [189]. Een bevestiging hiervoor ziet reporter Loccheim in de unanieme goedkeuring van de regering Mulamba door het Congolese parlement. Loccheim beschrijft het enthousiasme van de parlementsleden en de opmerkelijke eensgezindheid over het optreden van Mobutu: With unquestioned authority, General Joseph Desire Mobutu promoted himself President, for five years. Not a shot was fired, and no protest was raised. Like good soldiers, the Congo’s normally unruly politicians stood tall and saluted. There appeared to be a broad agreement that this takeover was necessary and that this regime would be given a chance to work [190]. Ook na de officiële goedkeuring van de regering door het parlement blijft Louccheim gematigd optimistisch. Volgens de Amerikaanse reporter representeert het kabinet inderdaad de regering van nationale eenheid die Mobutu aangekondigd had. Ieder van de 21 provincies en de stad Leopoldville verkregen immers een kabinetspost. Bovendien zijn het aantal CONACO-leden (Tjsombe-gezind) en FDC-leden (Kasavubu-gezind) min of meer in evenwicht. Louccheim verwacht overigens niet dat de rivaliteit tussen beide nog zal meespelen in de toekomst [191].

 

2.1.3. De Franse Dagbladpers

 

Ook de Franse dagbladen gaan verder in de teneur van de vorige dagen. Beide dagbladen zijn vrij optimistisch na de goedkeuring door het parlement en zien in Mobutu de leider die het land nodig heeft. Daarnaast wordt er uiteraard dieper ingegaan op de afwijzing van Tshombe.

Volgens Pierre De Vos van Le Monde is het moeilijk te voorspellen welke politiek precies zal gevoerd worden door Mobutu. Toch is het volgens het blad vrij zeker dat er zal gedacht worden in algemeen Congolees belang [192]. Verder verbaast De Vos er zich over dat de Belgische politiek en pers minder enthousiast regeren dan verwacht. Wat gezien onze bovenstaande conclusies vrij opmerkelijk is. Desalniettemin staat volgens De Vos de Belgische publieke opinie zeer positief tegenover Mobutu. Dat blijkt onder meer uit het verloop van het aandeel van de Union Minière du Haut-Katanga op de beurs van Brussel. Het aandeel steeg immers van 796 frank naar 830 frank. Volgens De Vos het bewijs dat in de geest van de Belgen Tshombe geassocieerd wordt met Mobutu [193]. Op 30 november meldt Le Monde dat de regering Mulamba met een overweldigende meerderheid is goedgekeurd. Volgens Le Monde zou Mobutu Tshombe een ministerportefeuille hebben aangeboden. De voormalige Katangese leider zou deze echter geweigerd hebben omdat ze niet voldoende belangrijk werd bevonden. Toch spreekt Le Monde allerminst van een breuk tussen beiden [194]. Enkele dagen later publiceert Le Monde zelfs dat Tshombe in een officieel communiqué verklaard heeft dat hij nooit naar een ministerportefeuille in de regering-Mulamba zou gesolliciteerd hebben. Verder beweert Tshombe in deze persmededeling dat zijn voornaamste zorg erin zou bestaan de Democratische Republiek Congo opnieuw in vrede te zien leven, en dat hij daarom van meet af aan zijn steun betuigt aan de acties ondernomen door generaal Mobutu. Volgens Le Monde is vooral Kasavubu, en niet Tshombe, de grote verliezer van de kwestie. [195].

Ook volgens Le Figaro kan Mobutu rekenen op de steun van de natie. Het blad meldt dat Mobutu in een speciale zitting het parlement heeft laten bijeenkomen waarin hij ‘l’etat exception’ had geproclameerd, zonder voorafgaande stemming. Hoewel de parlementairen goed beseften dat hun rol daardoor voorlopig beperkt zal worden tot het bekrachtigen van de genomen beslissingen, waren ze volgens Le Figaro toch tevreden: Aussi bien, ayant trouver leur maître, ont-ils quitté le Parlement tout sourires, exhalant une satisfaction. Hoewel deze procedure niet echt democratisch kan genoemd worden, juicht Le Figaro nog steeds het optreden van Mobutu toe. Volgens het blad is het de hoogste tijd dat een sterk gezag voor langere tijd de macht neemt: . Il est au faîte du pouvoir pour cinq ans, ce qui élimine toute possibilité d’intrigues de ces intrigues chères aux politiciens congolais. Mobutu a pris cette fois, toutes ses précautions. Le pouvoir peut être considéré comme étant dans des mains sûres, puisque l’armée en cautionne la continuité, tous les officiers supérieurs soutenant de manière spectaculaire leur commandant en chef [196]. Wat de afwijzing van Tshombe betreft, toont Le Figaro begrip voor het standpunt van Mobutu. Het blad wijst immers op het feit dat Tsombe niet bepaald veel vrienden heeft tussen de verschillende Afrikaanse leiders, en bijgevolg misschien inderdaad ongeschikt is voor de functie van Minister van Buitenlandse Zaken. Toch spreekt men nog niet van een breuk. Het Franse blad benadrukt dat er zeven CONACO-ministers opgenomen werden in de regering-Mulamba en dat Tshombe reeds liet weten dat hij de regering steunt . Daarnaast verwacht men niet meer dat Kasavubu nog een rol van betekenis zal spelen in de toekomst [197].

 

 

3. Conclusie en interpretatie

 

We kunnen stellen dat Mobutu’s prestige in de Westerse dagbladpers na zijn staatsgreep een hoogtepunt bereikt. Na vijf jaar burgeroorlogen en machtstwisten wordt de komst van een krachtig regime algemeen toegejuicht. Doorgaans wordt Mobutu dan ook geprezen voor zijn ‘krachtdadigheid’ en zijn ‘enorm gezag’. De hoop dat Mobutu de orde en het vertrouwen in de staat zou herstellen, was springlevend. Aanvankelijk lijken de Amerikaanse en Franse dagbladen er nog van uit te gaan dat de generaal de macht zal delen met Moïse Tshombe. Toch zal Mobutu’s prestige of populariteit niet te lijden hebben onder de latere afwijzing van Tshombe. De verschillende reporters lijken er zich van bewust dat de staatsgreep de afvoer van de democratie en de invoer van een militair regime inhoudt. Blijkbaar aanziet men dit als een klein offer, of zoals Manu Ruys het verwoordde: In een land waar het oude patriarchale gezag nog levendig wordt aangevoeld, wordt dit beter aanvaard dan de parlementaire karikatuur van de zwakke politici [198]. Achteraf kunnen we stellen dat de verschillende dagbladen in november 1965 hun sympathie uitspreken voor een generaal die dan reeds ‘bloed aan zijn handen had’. In de voorafgaande jaren waren Mobutu’s troepen reeds meermaals hun boekje te buiten gegaan aan plunderingen, moordpartijen, folteringen en andere baldadigheden [199]. Daar moeten we echter aan toevoegen dat Mobutu bijzonder vaardig was in het ‘moorden met schone handen’. In de daaropvolgende jaren zou Mobutu er bijvoorbeeld vaak in slagen om de terechtstellingen en executies voor te stellen alsof ze buiten zijn wil om zijn gebeurd [200]. Mogelijk gingen de verschillende dagbladen er van uit dat de moordpartijen en plunderingen daden waren van losgeslagen ANC-soldaten die Mobutu niet in de hand had. Het is immers nooit bewezen dat Mobutu tussen 1960-1965 zijn leger heeft bevolen over te gaan tot dergelijk zaken.

 

 

IV. de pinksterophangingen mei 1966

 

1. Veroordeling en openbare terechtstelling

 

1.1. Historiek en situering

 

Tijdens de nacht van 29 op 30 mei worden Jerome Anany, Evariste Kimba, Alexander Mahamba en Emmanuel Bamba opgepakt op verdenking van samenzwering tegen de president. Een dag later worden de vier samenzweerders na een publiek schijnproces ter dood veroordeeld door een militaire rechtbank. De vier worden voor het oog van duizenden Congolezen opgehangen in de hoofdstad, ondanks de vraag voor clementie van diplomaten en geestelijke autoriteiten.

 

1.2. Analyse

 

1.2.1. De Belgische dagbladpers

 

De eerste dagen na de bekendmaking van ‘het complot tegen het staatshoofd president Mobutu’ zijn de verschillende artikelen in de dagbladen inhoudelijk vrij gelijk. Op 31 mei gaat men er nog van uit dat de vier hoofdverdachten ook daadwerkelijk een samenzwering hadden gepland [201]. Na het schijnproces en de openbare terechtstelling omschrijven De Standaard, De Volksgazet en Het Laatste Nieuws met een zeker afkeer en huiver de gebeurtenissen. Toch wordt enkel in De Volksgazet Mobutu rechtstreeks met de vinger gewezen als hoofdschuldige voor deze flagrante schending van de mensenrechten.

De Standaard beschrijft de gebeurtenissen vrij zakelijk en behoedt zich voor negatieve kritiek aan het adres van Mobutu. Er wordt omschreven hoe het proces werd gevoerd voor een uitzinnige menigte en dat de beraadslaging slechts vijf minuten duurde [202]. Daarnaast vermeldt het blad dat de verdachten niet bijgestaan werden door een raadsman en dat de openbare aanklager slechts vage bewijzen aanvoerde [203]. Ook de openbare terechtstelling wordt vrij sereen beschreven. Volgens het dagblad heerste er een sombere stemming onder de menigte, en brak er na de laatste executie een paniekreactie uit. Daarbij werden verschillende toeschouwers onder de voet gelopen en het werd zelfs niet uitgesloten dat er doden vielen [204]. Hoewel er een lichte afkeur weerklinkt in de verslaggeving weigert De Standaard dus voorlopig nog de gang van zaken te veroordelen.

De Volksgazet is na het proces verbolgen en aarzelt niet om zijn huiver en afkeer uit te drukken. Waar Mobutu in De Standaard amper vernoemd wordt, stelt De Volksgazet dat de president rechtstreeks verantwoordelijk is voor deze gang van zaken. De rechtszaak wordt onomwonden een ‘schijnproces genoemd’: Er waren precies vijf minuten overleg nodig onder de drie majoors van dienst in het militair “gerechtshof” om de beklaagden tot de doodstraf te verwijzen. Die fatale vijf minuten waren trouwens alleen bedoeld om te trachten de schijn te redden. Zij waren totaal overbodig. Reeds van verleden maandag, wist men dat voor de vier samenzweerders, de hoogste straf was weggelegd. Moboetoe, de dictator, had het aldus besloten en bijgevolg hadden de rechters hun bevelen. Op de verdediging door de advocaten hadden zij geen recht. Er werd tegen hen niet eens een requisitoir uitgesproken. De zaak was op voorhand geklonken. Van rechtspraak, die de meest geharde misdadigers in beschaafde landen het recht op verdediging toekent, was er niet het minste spoor. Mobutu heeft nu volgens het dagblad zijn ware gelaat getoond: dat van een machtswellusteling, die voor geen enkel middel terugdeinst om zijn gezag te handhaven. Daarnaast haalt De Volksgazet ook uit naar andere concurrerende dagbladen die Mobutu nog min of meer een hand boven het hoofd houden: Indien sommige van onze rechtse confraters vooraan nog komen aandraven met fabeltjes over de “koelbloedige vastberadenheid en het staatsmanschap” van de dictator in Leopoldstad, zullen wij zo vrij zijn hen te verzoeken van de commentaren op te diepen die zij vijftien jaren geleden schreven over de gerechtelijke terreur in de Sovjet-unie en de naam van Stalin alleen te vervangen door die van Moboetoe. Aan de tekst zelf zal niets moeten gewijzigd worden [205]. De ophangingen zelf worden uitgebreid en met de nodige huiver omschreven [206]. Daarbij maakt men van de gelegenheid gebruik om het beleid van Mobutu te hekelen: De beweegredenen van de Kongolese bloeddictator worden met de dag duidelijker. De walgelijke vertoning van het schijnproces en van de terechtstelling was duidelijk bedoeld om de aandacht van een wisselvallige openbare opinie af te wenden, van de dagdagelijkse werkelijkheid, die eerder aan de rampzalige kant staat. In Leopoldstad wordt het levensonderhoud immer maar duurder en bieden de rekken in de winkels voortdurend een kaler uitzicht [207].

Het Laatste Nieuws blaast koud en warm tegelijk. Het proces en de uiteindelijke terechtstelling worden met veel weerzin beschreven maar toch wordt Mobutu nog min of meer beschermd [208]. Het liberaal gezinde blad vraagt zich eveneens af in welke mate de verijdelde aanslag op Mobutu en zijn beleid ernstig was. De vier gewezen ministers beschikten immers over geen wapens om tot een staatsgreep over te gaan. Ook de wijze waarop het proces is verlopen (zonder ernstig onderzoek en verdediging door een advocaat) verwekt volgens Het Laatste Nieuws opschudding. Verder meent men dat deze gang van zaken erg is voor de faam van Kongo. Over Mobutu is het blad verdeeld. Enerzijds betreurt men dat hij nog geen orde heeft weten te brengen, anderzijds wordt hij ook niet echt als de grote schuldige aangewezen: Er heerst spanning in Kongo zodat Mobutu er ondanks zijn goede voornemens niet in geslaagd is orde overal te herstellen en zijn landgenoten rust en werk te waarbogen. Door bij zijn bewindsname aan te kondigen dat hij vijf jaar lang aan de macht zou blijven, heeft hij de politieke oppositie aangewakkerd, niet alleen van een aantal leiders maar ook van bevolkingsgroepen die hen steunen [209].

 

1.2.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

In de Amerikaanse dagbladen behoudt Mobutu grotendeels zijn credibiliteit. In tegenstelling tot de Franse en Belgische dagbladen plaatst The New York Times weinig vraagtekens bij het proces van de vier verdachten. Het Amerikaanse dagblad vermeldt zelfs ‘dat het proces de gebruikelijke routine volgde’ [210]. Verder kan men het strenge verdict van de jury volgens The New York Times opvatten als een soort waarschuwing tegenover andere samenzweerders. Desalniettemin stelt men zich de vraag of een publieke executie de stabiliteit en eenheid van Kongo, waar Mobutu sinds zijn staatsgreep zo hard heeft aan gewerkt, zal bevorderen. The New York Times adviseert het Congolese regime dan ook om de vier beklaagden clementie te verlenen. Een verzachting van de straf zou volgens het Amerikaanse blad veel meer bijdragen tot Kongolese eenheid en zou de buitenlandse sympathie voor het regime van Mobutu veel sterker bevorderen dan een publieke ophanging [211]. Een dag later vermeldt The New York Times dat de Amerikaanse ‘chargé d’affaires’ Robert Blake de afgelopen dagen meermaals Mobutu heeft bezocht om de president te vragen het leven van ‘de vier samenzweerders’ te sparen. Ondanks de weigering daartoe benadrukt The New York Times dat dit geen gevolgen heeft voor de sterke steun die de Amerikaanse administratie geeft aan Mobutu [212]. Net als de andere dagbladen wordt de harde realiteit van de ophangingen op 3 juni beschreven. Maar in tegenstelling tot andere dagbladen publiceert The New York Times kort de reactie en verdediging van Mobutu. Daags na de executie had Mobutu immers een interview toegestaan aan het Congolese dagblad ‘Le Progres’ waarin hij uitlegt waarom hij de internationale vraag voor clementie had geweigerd. In het interview liet Mobutu optekenen dat hij geweigerd had om het leven van de vier voormalige minister te sparen omdat hij zijn lessen had getrokken uit het verleden. Daarbij verwees Mobutu naar het feit dat hij eerder het leven van Antoine Gizenga, Pierre Mulele en Christophe Gbenye had gespaard nadat deze hadden gerebelleerd tegen het centrale regime. Later zouden deze echter een nieuwe rebellie starten die het leven van duizenden Congolese burgers zou kosten [213].

The Washington Post reageert een stuk feller tegen het gebeuren. Aanvankelijk worden de arrestaties en het proces nog zeer zakelijk en sec beschreven [214]. De brutale werkelijkheid van de ophangingen brengt echter toch een felle reactie teweeg bij The Washington Post. Zo wijst journalist Arnold Amber er op 3 juni op dat de veroordeling van de vier gebeurd was op een zeer kort proces zonder concrete bewijzen, en dat Mobutu de vraag tot clementie van verscheidene diplomatieke en religieuze leiders had geweigerd [215]. In tegenstelling tot The New York Times bekritiseert The Washington Post nu duidelijk Mobutu. Zo wijst men er bijvoorbeeld op dat Mobutu in het verleden vaak omschreven werd als een ‘strongman’, maar dat de stijgende repressieve sfeer in Leopoldville van weinig ‘sterkte’ getuigt. Zo kaart men bijvoorbeeld aan dat Mobutu grotendeels de macht van het parlement heeft lam gelegd. Daarmee heeft hij volgens The Washington Post afgeschaft wat nog overbleef van het politieke leven in Congo. Verder stelt het Amerikaanse blad zich de vraag of deze actie in de toekomst niet meer bloedvergieten tot gevolg zal hebben: Perhaps the grisly theatrics just enacted will intimidate disaffected elements in Congo for a short time. But in the long run, the bitterness engendered this week may well find its angry release in still another chapter of bloodshed.

 

1.2.3. De Franse dagbladpers

 

Opvallend bij de analysering van de Franse dagbladen betreffende de Pinksterophangingen is de specifieke invalshoek van Le Monde. Daar waar de berichtgeving in Le Figaro vrij nauw aansluit bij deze in de Belgische en Amerikaanse dagbladen bekijkt Le Monde de gebeurtenissen specifiek vanuit de Belgisch-Congolese relatie.

Kort na de bekendmaking van het zogenaamde complot merkt journalist Jean Knecht op dat alle vier de samenzweerders nauwe contacten onderhielden met Tshombe of Adoula. Zowel Tshombe als Adoula hebben de reputatie trouw te zijn aan de Belgische regering. Daarnaast wijst Le Monde er op dat de Congolese regering van plan is de uitvoerrechten op koper te verhogen van 17% tot 30% van de waarde van het product. Daarnaast zou men ook de ‘maatschappijen van Congolees recht’ willen verplichten hun hoofdzetel over te brengen naar Congo. Vanuit deze achtergrond vreest Le Monde dan ook dat de relaties tussen België en Congo in de toekomst nog zouden kunnen verslechten, wat gezien de specifieke toestand van het land niet meteen wenselijk zou zijn: Font craindre un nouvelle détérioration des relations belgo-congolaises et risquent d’éloigner encore la période de stabilité dont le Congo a tant besoin pour sortir du chaos [216]. Deze economische maatregelen (die Mobutu in de toekomst wenst te nemen) zouden ook een reden zijn waarom de vier ‘samenzweerders’ een staatsgreep hadden gepland: Il est éqalement vraisemblable que les conjurés avaient en commun le désir de continuer à servir les intérêts des grandes sociétés étrangères, notamment ceux de l’ancienne puissance colonisatrice, alors que depuis quelque temps le général Mobutu affiche une tendance nationaliste. In zekere zin juicht Le Monde deze ‘ontvoogding’ van België toe. Het Franse blad meent dat er nieuwe overeenkomsten moeten komen tussen beide naties en de Belgische mijnmaatschappijen teneinde Congo een ‘reële onafhankelijkheid’ te geven. Indien Congo zelf zijn eigen economische rijkdommen zou kunnen beheren zou het volgens Le Monde zichzelf makkelijker uit de chaos kunnen redden: Constatant que les Belges sont revenus, dominent l’économie et dirigent faire une administration qui manque de cadres congolais, ces observateurs estiment qu’une telle situation est peut-être préférable au chaos, mais qu’elle ne saurait se perpétuer. Aussi, au-delà des luttes d’influences, convient-il de développer la coopération dans tous les domaines et de la pratiquer de façon désintéressée. Que le Congo dispose véritablement des richesses de son sous-sol et que celles-ci lui soient payées à leur prix réel, alors, peut-être commencera-t-il à sortir du néant [217]. Op het eigenlijke proces en de executies reageert Le Monde vrij dubbel. Het Franse blad is duidelijk verontwaardigd over de gang van zaken. Zo wordt er onder andere uitgebreid omschreven hoe de vier beklaagden duidelijke sporen van martelingen droegen en hoe er niet eens een onderzoek, pleidooi of aanklacht kwam kijken bij het proces. De omstandigheden waarin het proces plaatsvonden noemt Le Monde dan ook ‘betreurenswaardig en ellendig’ [218]. Ook de executies worden, zoals in de andere bestudeerde dagbladen, met de nodige macabere details omschreven [219]. Anderzijds houdt het min of meer Mobutu nog een hand boven het hoofd. Le Monde merkt bijvoorbeeld op dat Mobutu sinds zijn machtsovername enkele belangrijke veranderingen heeft doorgevoerd. Zo heeft hij onder andere beslist om per decreet te regeren, aangezien hij in het parlement teveel vijanden kent. Ook het aantal provincies werd van 20 tot 12 gereduceerd teneinde de administratieve kosten terug te dringen. Verder werden de voornaamste steden omgedoopt in Congolese namen, om duidelijk aan te tonen dat een bladzijde in de geschiedenis was omgeslagen. Volgens Le Monde heeft Mobutu op deze manier orde weten te brengen in de Congolese maatschappij: Pourtant, il faut reconnaître que général Mobutu s’est efforcé, depuis son accession au pouvoir, de remettre un peu d’ordre dans les affaires de l’Etat de redonner une vie normale aux régions qui ont vu le sanglant affrontement entre l’armée nationale et les rebelles [220].

Le Figaro besteedt aanvankelijk opvallend minder aandacht aan de gebeurtenissen in Congo. De arrestatie van de verdachten en het veelbesproken proces halen bijvoorbeeld niet eens de voorpagina’s. Net zoals in de andere dagbladen vermeldt Le Figaro wel dat het proces werd bijgewoond door een uitzinnige menigte, dat de vier beklaagden amper de kans hadden zich te verdedigen en dat de beraadslaging van de rechters slechts vijf minuten duurde [221]. De brutale realiteit van de executies trekt echter wel meer de aandacht van de redactie van Le Figaro. Zo wordt op 3 juni het precieze verloop van de executies en de reacties van de menigte uitgebreid omschreven. In hetzelfde artikel wordt ook voor het eerst het Congolese regime en de persoon van Mobutu min of meer op de korrel genomen. Le Figaro geeft namelijk een klein overzicht van enkele bekende buitenlandse kranten die de acties van Mobutu zwaar veroordelen. Zo publiceert Le Figaro onder andere een passage uit Le Soir waarin wordt gesteld dat Mobutu nu definitief bloed aan zijn handen heeft. Daarnaast vermeldt Le Figaro nog dat The Daily Telegraph het gebeuren had omschreven als ‘makaber en barbaars’. Daar had het Engelse dagblad nog aan toegevoegd dat de Congolese regering nu volledige ‘onteerd’ is en dat deze schandvlek zich uitbreidt over het gehele Afrikaanse continent. Het lijkt erop alsof de brutale executie een reactie van weerzin heeft veroorzaakt bij de redactie van Le Figaro, maar dat men het nog niet aandurft om Mobutu te fel te bekritiseren. Mogelijk wil men zich wat verschuilen achter de woorden van enkele collega-dagbladen [222].

 

 

2. Conclusie en Interpretatie

 

Met de pinksterophangingen schrikt Mobutu een eerste keer de wereld op. Onder het oog van de internationale media worden de vier beklaagden na een schijnproces openbaar terechtgesteld. Mobutu overtreedt op een frappante wijze de internationale mensenrechten. Toch zullen de Belgische, Franse en Amerikaanse regering hem deze uitspatting vergeven. Meer dan ooit vormt het Mobutu-regime een bastillon tegen het communisme in Afrika. Daarnaast worden ook de eerste economische contracten met Franse, Amerikaanse en Belgische privé-bedrijven gesloten. De reacties van de verschillende dagbladen is uiterst uiteenlopend. De gebeurtenissen roepen duidelijk afkeer en verontwaardiging op. Toch durft geen enkele dagblad, op De Volksgazet na, de bondgenoot van het Westen af te kraken. The Washington Post en Le Figaro bekritiseren Mobutu, maar durven de gebeurtenissen nog niet te zwaar veroordelen. De Standaard en Het Laatste Nieuws spreken hun huiver voor de gang van zaken uit, maar onthouden zich van negatieve kritiek aan het adres van Mobutu. Le Monde is eveneens verontwaardigd over de gebeurtenissen, maar probeert de aandacht af te leiden door te wijzen op andere en positievere maatregelen die Mobutu tot dusver genomen heeft. Opvallend is de grote mate waarin The New York Times Mobutu probeert te beschermen. Het Amerikaanse blad oordeelt dat het vonnis te streng is, maar bedenkt verder de gehele zaak met de mantel der liefde. Als enige van de bestudeerde dagbladen geeft ze Mobutu immers ook zijn ‘recht van antwoord’.

 

 

V. De ZaÏrisering van de UMHK januari 1967

 

1. De Zaïrisering van de UMHK

 

1.1. Historiek en situering

 

Op 9 juli 1966 werd de Bakajikawet goedgekeurd. Die bepaalde dat de staat opnieuw de volle en vrije beschikking had over alle grond-, bos- en mijnrechten die vóór 30 juni 1960 waren afgestaan. Dat was een enorme domper voor de machtige ex-koloniale bedrijven. Alle bedrijven van Congolees recht werden verplicht vóór 1 januari 1967 hun sociale en administratieve zetels van het buitenland naar Congo over te hevelen. De Union Minière du Haut Katanga (UMHK) weigerde naar Leopoldstad te verhuizen. Daarop besliste de Congolese regering de uitvoer van koper op te schorten, de rekeningen en bezettingen van de UMHK in Congo te blokkeren en een voorlopig beheers- en bestuurscomité te benoemen. De staat zou daarbij vijfenvijftig procent van de aandelen bezitten, Tanghika Concessions vijftien procent, en dertig procent zou gereserveerd worden voor privé-personen. Dit zou echter nooit worden uitgevoerd. Op 31 december 1966 werd de Générale Congolaise des Minerais (Gécomin) opgericht. Een dag later onttrok de regering aan de UMHK de toelating tot ontginning, verwerking en verkoop van ertsen. Meteen publiceerde de UMHK een officieel communiqué waarin ze deze daad een ‘beroving’ noemde. Daags nadien volgde het antwoord van de Congolese regering. Het voornaamste argument in dit antwoord bestond erin dat de UHMK pertinent weigerde zijn hoofdzetel over te brengen naar Kinsjasa en daardoor de Congolese wet overtrad. Los van dit communiqué zou Mobutu nog enkele felle reacties laten optekenen tegen de Union Minière en de Belgische regering die eerder beslist had de belangen van de maatschappij te verdedigen. Op 2 januari roept de Union Minière alle NATO-landen op geen Congolees koper aan te kopen. Op deze ‘oproep tot boycot’ reageert de Congolese regering bij monde van Minister van Informatie Jean-Jacques Kandé, door te stellen dat ‘Congo dan zijn koper elders wel zal kwijt raken’.

 

1.2. Analyse

 

1.2.1. De Belgische dagbladpers

 

De Belgische dagbladen besteden niet alleen aandacht aan de uitwijzingen van de Union Minière, maar ook aan de verdere verzuring van de relatie tussen België en de Democratische Republiek Congo. Zowel Het Laatste Nieuws, De Standaard als De Volksgazet betreuren de maatregel en stellen zich vooral de vraag of de Congolese regering wel in staat is een dergelijk bedrijf op dreef te houden zonder het Europese kaderpersoneel.

De Standaard publiceert zowel de officiële verklaring van de Congolese regering als deze van de UMHK. Meteen na de bekendmaking van het nieuws vreest De Standaard voor de mogelijke gevolgen voor Congo. Het blad meent immers dat de Union Minière onbestuurbaar is zonder het ervaren Europese kaderpersoneel. Bovendien wijst het blad erop dat de Kongelese regering jaarlijks bijna 26 miljard Belgische frank ontvangt van de UMHK, wat ongeveer 50% van de Congolese inkomsten bedraagt [223]. De Standaard vreest dus dat Mobutu een financiële blunder begaat, wat enkele dagen later wordt geïllustreerd met onderstaande cartoon:

 

 

De daarop volgende dagen baseert De Standaard zijn verslaggeving vooral op de officiële communiqués van de Congolese en Belgische regering en de UMHK. Zo publiceert het blad een aantal vage aantijgingen van Mobutu aan het adres van de UHMK. Verder vermeldt De Standaard Mobutu’s beschuldigingen, waarin hij aanklaagt dat de Union Minière in 1960 een beslissende rol heeft gespeeld in de Katangese secessie, dat ze door deviezensmokkel de Congolese munt heeft ondermijnd en dat ze het ook gemunt zou hebben op Mobutu zelf [224]. Enkele dagen later publiceert De Standaard een uitspraak van Mobutu waarin hij stelt dat de Belgische regering, door als verdediger van een onverdedigbare zaak op te treden, bewijst dat zij niet de Société générale de Belgique of de UHMK controleert maar omgekeerd [225]. Wanneer België de NATO-landen verzoekt om geen ertsen aan Congo te kopen, publiceert De Standaard de reactie van Minister van Informatie Jean-Jacques Kandé. Daarin laat hij optekenen dat Kongo zijn ertsen dan wel elders kwijt zal raken. Daar voegt De Standaard aan toe dat dit volgens waarnemers betekent dat Congo zal proberen zijn producten aan het Oostblok te verkopen [226]. Het spreekt voor zich dat de publicatie van deze uitspraken een negatieve invloed heeft op de populariteit en het prestige van Mobutu bij de Belgische publieke opinie. Wat het standpunt van de Belgische regering en de UHMK betreft, worden de argumenten en officiële communiqués vrij letterlijk weergegeven. Volgens De Standaard toont de Belgische regering en de UHMK met hun communiqués aan dat de beslissingen van de Kongolese regering in strijd zijn met de aangegane akkoorden [227].

De berichtgeving in De Volksgazet leunt nauw aan bij deze in De Standaard. De Volksgazet heeft aandacht voor de argumenten van beide partijen, en publiceert naast de polemische uitspraken van Mobutu ook enkele meer rationele argumenten [228]. Zo wijst het blad er onder meer op dat de concessies van de Union Minière nog teruggaan op een oude gift van Leopold II. In tegenstelling tot De Standaard maakt De Volksgazet niet echt bedenkingen over de vraag of het bedrijf leefbaar is zonder de Europese kaders. Ondanks ruimere aandacht voor het standpunt uit Kinsjasa noemt De Volksgazet de Zaïrisering toch ‘een beroving’ [229]. In De Volksgazet van 7 januari gaat men zelfs nog een stap verder en roept De Volksgazet krachtig op de betrekkingen met de voormalige kolonie te herzien. Journalist Jan Van Eynde klaagt daarbij de beslissing van Mobutu aan: Boven alles blijft het een feit dat met eenzijdige beslissingen en onteigeningen zonder vergoeding zonder beschaafde naties geen politiek is te bedrijven… en nog veel minder wanneer één van die naties tenslotte voor een belangrijk deel van haar inkomen afhankelijk is van de technische en andere steun van de andere. Daarnaast is Van Eynde de mening toegedaan dat Mobutu niet het minste respect vertoont voor België, of zoals hij het zelf zegt: Na een reeks jammerlijk gebeurtenissen kreeg men vaak de indruk dat Kinshasa België als een soort clown beschouwde die de heer Moboetoe naar believen onder de broek mocht stampen en om de oren mocht kletsen. Van Eynde stelt met andere woorden vrij cru dat de Belgische staat stank voor dank krijgt en roept daarom op om de financiële hulp aan Congo te herzien: Doch de situatie die wij thans kennen en waarin ons land voortdurend klappen krijgt en daar bovendien nog voor betaalt, kan niet eeuwig blijven duren. Er komt een ogenblik waarop de eis te weten hoeveel wij aan Kongo betalen en waarvoor en mits welke waarborgen, brutaal door de openbare mening zal worden gesteld[230].

Het Laatste Nieuws reageert koel op het nieuws. De berichtgeving is zakelijk en sec. Het dagblad publiceert de argumenten en communiqués van beide partijen. Ondanks het feit dat Het Laatste Nieuws de situatie niet dieper becommentarieert kunnen we stellen dat het blad vrij mild blijft voor Mobutu [231]. Zo worden de polemische uitspraken van Kandé niet vermeld, behalve zijn dreigement om het koper uit te voeren naar het Oostblok indien de boycot van de NATO-landen hard zou gemaakt worden [232]. Daarnaast noemt Het Laatste Nieuws de beslissing niet een beroving of onverstandig maar ‘een krachtvertoon’ [233].

 

1.2.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

Daags na de bekendmaking van het nieuws [234] stelt The New York Times zich al de vraag of de Congolese staat wel in staat is de mijnen in werking te houden. Het Amerikaanse blad vreest dat Mobutu in zijn eigen vel snijdt: The belief here is that General Mobutu’s action financially will hurt the Congo sooner than it hurts Union Minière [235]. In de daaropvolgende dagen publiceert de krant de voornaamste argumenten uit de communiqués. Opvallend is, dat de scherpe uitspraken van Mobutu niet of vrij genuanceerd worden weergegeven. Zo verwoordt het blad de uitspraak van Jean-Jacques Kandé als volgt: The Congo will seek new markets if Union Minière du Haut Katanga boycotts the sales of Congolese copper. Deze uitspraak wordt door The New York Times dus niet meteen in verband gebracht met een eventuele koperuitvoer naar het Oostblok [236]. Op 7 januari publiceert het Amerikaanse blad echter een vrij opvallend artikel. Dit stukje is grotendeels gebaseerd op een interview dat Mobutu had toegestaan. In dit interview legt Mobutu nauwgezet uit waarom hij is overgegaan tot deze drastische beslissing. Volgens het Congolese staatshoofd zijn de onderhandelingen met de Union Minière finaal afgesprongen na het bezoek van een delegatie onder leiding van Louis Wallef. Wallef zou zich volgens Mobutu ongehoord gedragen hebben. De man zou niet het minste respect aan de dag gelegd hebben voor het Congolese staatshoofd of voor het land en zijn bevolking: In an interview, President Mobutu said “he was always open to discussions”, but, added “no Congolese is going to sit across a negotiations table with a man like Wallef.”. Mobutu staaft in dit interview deze uitspraak uiteraard met een aantal voorbeelden waaruit het onbeleefde gedrag van Wallef moest blijken. Niet alleen krijgt Mobutu in The New York Times een antwoordtribuun, het Amerikaanse dagblad brengt duidelijk begrip op voor zijn standpunt: The President explained the causes of the breakdown in the negociations between the Congo and Union Minière directors. From his words one felt that had the directors shown some more respect and consideration for the young nationalists, an agreement might have been reached [237].

De berichtgeving in The Washington Post over de kwestie is bijzonder summier. Meestal wordt het nieuws vermeld in een sectie van de krant waarin ander buitenlands nieuws verzameld en zeer kort wordt weergegeven [238]. Dagelijks wijdt The Washington Post slechts enkele regeltjes aan de kwestie. We kunnen hieruit met andere woorden weinig conclusies trekken met betrekking tot de beeldvorming over Mobutu. De scherpe uitspraken van Mobutu aan het adres van de UMHK en de Belgische staat worden, net als in The New York Times, niet vermeld.

 

1.2.3. De Franse dagbladpers

 

De Franse dagbladen nemen een neutrale houding aan. Le Figaro omschrijft het nieuws zakelijk en sec. Le Monde brengt eerder begrip op voor beide partijen.

Aanvankelijk stelt Le Monde dat de beslissing kadert in de ambitie van Mobutu om de Congolese eenheid te versterken. Sinds zijn machtsovername zou Mobutu er volgens Le Monde min of meer in geslaagd zijn orde op zaken te stellen. De anarchie zou tot het verleden behoren: L’Etat redevient unitaire six ans après l’indépendance, et le président exhume le slogan qu’il avait inventé avec les Belges, en 1950, quant il était attaché aux services de l’information à Bruxelles: «Congo uni, pays fort!». L’année 1967 sera-t-elle pour le Congo la fin de la balkanisation [239]? Toch vreest Le Monde ook voor de toekomst van het land. Zo wijst men er op dat de taksen op de uitvoer van koper een onontbeerlijke inkomstenbron is voor Congo, en vraagt men zich af of het bedrijf kan functioneren zonder de Belgische technici. In Congo zelf blijft men volgens het blad echter optimistisch aangezien de wereld te hard koper en kobalt nodig heeft [240]. Verder worden de voornaamste zaken uit de communiqués van de UHMK en de Congolese regering vermeld inclusief enkele polemische uitspraken van Mobutu tegen de Union Minière en de Belgische staat. De dreiging om het koper uit te voeren naar het Oostblok wordt evenwel achterwege gelaten [241]. Verder meent Le Monde dat de UMHK er sinds de onafhankelijkheid nooit in geslaagd is zich aan de verschillende regimes in het onafhankelijke Congo aan te passen. Volgens het blad is de maatschappij steeds ‘een staat binnen de staat’ gebleven [242]. Le Monde probeert dus min of meer de kerk in het midden te houden.

Le Figaro is in zijn berichtgeving zeer zakelijk. De meeste artikelen zijn uitsluitend gebaseerd op de communiqués van Congolese en Belgische staat en de UHMK. Bovendien zijn deze artikelen meestal vrij kort. Opvallend is dat de scherpe uitlatingen van Mobutu niet worden vermeld, evenals het dreigement om de koper uit te voeren naar het Oostblok [243].

 

 

2. Conclusie en interpretatie

 

We kunnen uit de bovenstaande analyse concluderen dat de ‘Congolisering van de UMHK’ een sleutelmoment is in het verloop van de diplomatieke verhoudingen tussen Congo en België. Na de nationalisering van de machtige maatschappij koelt de relatie opnieuw sterk af. Dit heeft duidelijk zijn weerslag op de Belgische dagbladpers. Hoewel de figuur nog niet rechtstreeks wordt aangevallen, zijn De Standaard en De Volksgazet duidelijk niet te spreken over diens manier van handelen. Ze nemen het Congolese staatshoofd dan ook onrechtstreeks op de korrel. Het Laatste Nieuws houdt voorlopig nog de boot af.

De Amerikaanse en Franse dagbladen zijn duidelijk minder streng voor ‘de luipaard’. The New York Times vreest weliswaar dat Mobutu ‘de kip met de gouden eieren slacht’, maar brengt niettemin begrip op voor zijn standpunt. Bovendien geeft The New York Times Mobutu opnieuw de kans om zijn beslissing te duiden. Verder worden de scherpe kantjes van bepaalde uitspraken die het regime onpopulair zouden kunnen maken in het Westen (zoals het citaat van Kandé) wat afgerond.

Le Monde maakt opnieuw van de gelegenheid gebruik om aan te tonen dat Mobutu het land stabiliteit en orde heeft bijgebracht. Het blad plaatst deze ‘nationalisering’ dan ook binnen het kader van Mobutu’s krachtdadige politiek. Toch spaart het blad zijn kritiek niet. Zo wijst men er bijvoorbeeld op dat het land de inkomsten uit koper broodnodig heeft, en vraagt men zich af of de Congolese overheid in staat is het bedrijf te leiden. De relatie tussen Mobutu en de Franse pers kan daarom misschien nog het best bestempeld worden als ‘een koele liefde’.

 

 

VI. De opstand van de huurlingen en katangese gendarmes juli 1967

 

1. Opstand

 

1.1. Historiek en situering

 

Op 30 juni wordt het vliegtuig van de vroeger Katangese leider Moïse Tshombe afgeleid van de Balearen naar Algiers, waar hij in de gevangenis terechtkwam. Hoewel Mobutu zijn uitlevering vraagt blijft Tshombe in Algiers, waar hij later in gevangenschap zou sterven. Kort na Tshombe’s arrestatie laten de huurlingenlegers van Bob Denard en Jean Schramme van zich horen [244]. Op 5 juli breekt er een opstand uit in Bakavu en Kisangani. Kort daarop zouden enkele departementen van de Katangese gendarmerie aansluiten bij de huurlingen. De revolte werd in de Mobutu-gezinde media voorgesteld als een Belgische samenzwering. Kort na het uitbreken van de opstand, nemen de rebellen enkele Europeanen als gijzelaars. De situatie in Congo vormt dan ook meteen voorpaginanieuws in de Westerse kranten. Na de vrijlating van de gijzelaars daalt de aandacht voor de situatie echter gestaag. Ondertussen zou in Katanga de provinciegouverneur Manzikiala een terreurregime in stand houden. Honderden Katangezen en vijfentwintig Belgien worden in de loop van de maanden juli en augustus terechtgesteld. De diplomatieke relaties tussen Kinsjasa en Brussel koelen sterk af.

Kort voor het uitbreken van de opstand doet zich in Katanga een incident voor dat een enorme impact blijkt te hebben op de verslaggeving in de Belgische dagbladen. In de nacht van 11 op 12 juni 1967 wordt in Mutshasha een belangrijke brug, gebruikt voor het vervoer van koper, opgeblazen. Kort na de aanslag wordt de Belgische spoorwegingenieur Arseen Vandersteen opgepakt. Vandersteen wordt, zonder dat er concrete bewijzen zijn van enige betrokkenheid in de zaak, zwaar mishandeld [245]. Mobutu nodigt de wereldpers uit om in Lubumbashi zelf de gevolgen van ‘de aanslag’ te komen bekijken. Zo reist er in juni 1967 een delegatie journalisten af naar Congo om polshoogte te nemen, onder hen Manu Ruys voor de De Standaard en Piet Van Brabant voor Het Laatste Nieuws. Begin juli (dus net na het uitbreken van de revolte) keert de delegatie terug en schrijven Ruys en Van Brabant hun verslag in De Standaard en Het Laatste Nieuws.

 

1.2. Analyse

 

1.2.1. De Belgische dagbladpers

 

De verzuurde relatie tussen België en Congo vindt min of meer zijn weerslag in de verslaggeving in de Belgische pers. Hoewel Mobutu lang probeert vol te houden dat ‘Congo het slachtoffer is geworden van buitenlandse agressors’ komen De Standaard, De Volksgazet en Het Laatste Nieuws al snel tot de conclusie dat het hier gaat om een opstand die gericht is tegen het Congolese staatshoofd. Bovendien reageren de drie dagbladen tegen de stijgende anti-Belgische teneur in de Congolese media en de terechtstellingen van Europeanen. Daarnaast beschrijven Ruys en Van Brabant uitgebreid de chaotische toestand waarin ze het land hebben aangetroffen.

De arrestatie van Tshombe is uiteraard voorpaginanieuws in De Standaard. De eerste dagen houdt men het bij een omschrijving van de ontvoering en de mogelijke toekomst van Tshombe in Algiers [246]. Er wordt enkel vermeld dat Congo zijn uitlevering heeft gevraagd en dat men voorlopig moeilijk kan bepalen of Algerije daarop zal ingaan [247]. Op 6 juli duiken echter de eerste berichten op over een revolte in Katanga. De Standaard meldt dat diplomatieke waarnemers geneigd waren te geloven dat de militaire aktie in Kisangani uitging van muitende troepen en dat er geen buitenlandse huurlingen bij betrokken waren [248]. Een dag later stelt De Standaard dat Amerikaanse autoriteiten bij hun stelling bleven dat het ging op muitende eenheden van het Kongolese leger, maar voegt daaraan toe dat Mobutu dit weigerde te erkennen [249]. De daaropvolgende dagen heeft De Standaard het vooral over de toestand van de Europeanen in Congo en veel minder over het verloop van de opstand. De toestand van de gijzelaars wordt op de voet gevolgd [250]. Daarnaast bericht De Standaard ook regelmatig over de situatie van de Belgen in de verschillende steden en over geruchten en berichten van terechtstellingen van Europeanen [251]. Volgens De Standaard heerst er in Congo een anarchistische sfeer. Men hoopt dan ook dat de Belgische regering de nodige stappen zal ondernemen: Het kronisch ontbreken van een klimaat van veiligheid, de onmogelijkheid voor de Belgische diplomaten om hun ambt behoorlijk uit te oefenen, de aanhoudende, onbegrijpelijke en onverantwoorde verdachtmakingen, waarvan België het slachtoffer is: met al deze elementen zal de regering moeten rekening houden, wanneer straks de grote lijnen van haar nieuwe Kongo-politiek vaslegt [252].

Het is echter Manu Ruys die het hardst van leer trekt tegen het Congolese regime. In De Standaard verschijnt de eerste bijdrage van Ruys op 6 juli. Dit eerst stuk handelt over ‘het geval-Vandersteen’. Volgens Ruys leidt het geen enkele twijfel dat Vandersteen onschuldig is. Ruys spreekt dan ook schande over de manier waarop Mobutu Vandersteen een bandiet noemde. Verder beschrijft Ruys uitvoerig de gruwelijke folterpraktijken waarvan Vandersteen het slachtoffer was. De reporter van De Standaard stelt meteen duidelijk dat het hier niet gaat om een spijtig misverstand of een uitzonderlijk incident. De feiten moeten volgens Ruys geplaatst worden in een ruimere politieke samenhang. Meer zelfs, Ruys bekritiseert voor het eerst duidelijk het Congolese regime: Nu reeds mag worden besloten dat de Kongolese regering op een beschamende manier gereageerd heeft. Dat de president Moboetoe durft spreken van de “bandiet Vandersteen” dat hij het Belgische protest zonder meer afwijst, dat alles is een rechtstaat onwaardig. Helaas, Kongo is nu eenmaal geen rechtsstaat. Het is een land dat snel afglijdt naar een situatie waarin de overwonen en dood gewaande schrikbeelden van het verleden in volle heftigheid opnieuw tot leven komen [253]. Een dag later stelt Ruys dat de opstand van Katangese troepen voor hem allerminst als een verrassing komt. Na twee jaar Mobuturegime zinkt Katanga steeds dieper weg in de terreur. Het rijke en zorgeloze Katanga zieltoogt. Zijn soldaten rebelleren. Tegen de “andere” Kongo. Tegen de verarming in hun provincie (…) Kongo is een politiestaat geworden waarin terreur en korruptie triomferen. Maar in Katanga wordt het heel biezonder aangevoeld omdat de regering van Kinsjasa de provincie beschouwd als een veroverd gebied [254]. Op 8 juli maakt Ruys echter finaal komaf met Mobutu. Hij omschrijft Mobutu als een zwak man: Hij leeft opgesloten in een verrukkelijk paleis, als een sultan, een monarch die zijn toevlucht neemt tot truukjes om een ernstig gesprek te vermijden, of tot chantage en bedreigingen. Toen hij de militaire dictatuur installeerde zat het land verstrikt in een administratieve chaos en een financiële crisis. Negentien maanden later moet men volgens Ruys echter concluderen dat hij niet in zijn politiek geslaagd is: Er is geen beterschap ingetreden. Het herstel is niet voor morgen. De veiligheid is niet hersteld. Katanga leeft als een bezeten provincie. De muiterij van de soldaten in Kivoe en de Oostprovincie illustreert de broosheid van het leger. De ekonomische bedrijvigheid blijft verzwakken [255]. Doorheen zijn bijdrages spreekt Ruys met verontwaardiging over de groeiende anti-Belgische retoriek in de Congolese pers en publieke opinie: De brug [van Mutshasha FS] was een voorwendsel. Een aanleiding om te kunnen zeggen: Zie nou eens wat die schurken van Belgen weerom hebben gedurfd ! Honderdmaal hebben de Kongolezen ons gezegd: Het is de schuld van de buitenlanders, van de Belgen. Het was een leidmotief dat ze doof maakte voor elke tegenwerping [256]. Stuwende kracht achter deze anti-Belgische teneur is volgens Ruys Mobutu’s MPR (die noemt hij overigens een samenraapsel van anti-Westerse nationalisten, zonder degelijke scholing, die tot de partij zijn toegetreden om te kunnen meepaarten uit de grote staatskas [257] ). Gezien deze anti-Belgische campagne pleit Ruys dan ook voor een herziening van de Belgische Congo-politiek: Indien generaal Moboetoe de miljarden die hij ontvangt, liever besteedt aan luxueuze prestige-uitgaven dan aan de sociale en medische investeringen, die zijn volk van de hongerdood moeten redden, kan België hem dat niet beletten. Maar het moet weigeren zich te laten misbruiken als zondebok in een situatie die steeds hachelijker wordt ten gevolge van de Kongolese gebreken zelf [258].

De Volksgazet heeft geen reporter naar Congo gestuurd om de zaak verder uit te spitten. Het blad spaart niettemin zijn kritiek op het Congolese staatshoofd niet. Tussen 3 en 5 juli heeft men het nog hoofdzakelijk over de ontvoering van Tshombe [259]. Volgens De Volksgazet wordt de Katangees afgeschilderd als ‘de hoofdschuldig in de moord op Lumumba’. De Volksgazet wijst er echter op dat Mobutu in deze kwestie zeker niet vrijuit gaat: Het ogenblik is thans misschien echter ook gunstig om een zeker president Moboetoe de vraag te stellen hoe Loemoemba en diens metgezellen te Leopoldstad in een vliegtuig konden gestopt worden, dat zeker niet toevallig naar Katanga afdwaalde. Verder maakt De Volksgazet gewag van een groeiende Belgenhaat in Congo [260]. Wanneer de revolte losbreekt stelt De Volksgazet meteen dat het in elk geval duidelijk is dat de opstand gericht is tegen de regering van generaal Moboetoe. Mobutu zelf zou echter volhouden dat het om imperialistische agressie ging [261]. Op 7 juli blijkt (nogmaals) dat Mobutu na de Pinksterophangingen volledige uit de gratie gevallen is van de redactie van De Volksgazet: Moboetoe is nu precies ook geen aartsengel en als de wettelijk moordenaar de beweerd samenzweerders van het zogenaamde Pinkstercomplot, hoeft hij in zijn huidige perikelen beslist niet op onze sympathie te reken. Men maakt verder van de gelegenheid gebruik om de dictatoriale methodes van Mobutu nogmaals aan te klagen: Men kan slechts de schouders ophalen wanneer men radio-Kinshasa hoort omroepen dat Moboetoe thans het volledige gezag aan zich heeft getrokken om het hoofd te bieden aan de noodtoestand. Alsof dat al niet eerder het geval was ! Toch blijkt dat De Volksgazet het meest verontwaardigd is over de groeiende anti-Belgische teneur in de Congolese maatschappij: Vanzelfsprekend heeft met de tragische episodes van Kisangiani en Boekavoe in de eerst plaats België het weer gedaan. Voor de overgrote meerderheid van de Kongolese leiders is ons land immers altijd de zondebok wanneer iets uit de hand loopt. De Volksgazet vreest dan ook voor de overgebleven Belgen in Congo die in feite niets anders zijn dan gijzelaars die naar believen als pionnen door een machtswellusteling kunnen gebruikt worden [262]. De daaropvolgende dagen richt De Volksgazet zijn aandacht dan ook vooral op de situatie van de gijzelaars [263] en de overgebleven Belgen [264].

Het Laatste Nieuws neemt een vrij ambigue positie in. Enerzijds erkent men dat Congo steeds dieper in de chaos gesleurd wordt en dat er een militair schrikbewind gevoerd wordt. Anderzijds durft men het nog niet aan om de persoon Mobutu openlijk te bekritiseren. Zo meldt reporter Piet Van Brabant op 6 juli dat hij het land onafhankelijkheid in een erbarmelijke toestand teruggevonden heeft. Het leger, waarop generaal Mobutu zijn macht en gezag steunt, beheerst het hele land, blanken en zwarten te Kinshasa, de verwelkte en verwaarloosde hoofdstad en elders in het binnenland, ook in het destijds zo fiere Katanga [265]. Toch voegt Van Brabant daaraan toe dat iedereen zijn hoop stelt in Mobutu, die beschouwd wordt als de enige die de toestand kan rechttrekken. Verder omschrijft Van Brabant uiteraard de mishandeling van Vandersteen als een ziekelijke uiting van Belgenhaat. Desalniettemin wijst de reporter van Het Laatste Nieuws erop dat dit walgelijk schouwspel stellig overdreven is als symbool van het huidige schrikbewind in Congo. De daaropvolgende dagen schetst Van Brabant uitvoerig de toestand in de stadswijken van Kinsjasa (waar tienduizenden zwarten doelloos rondzwerven: werklozen, die leven van bedelarij, diefstal en prostitutie) en het schrille contrast met het weeldering paleis waar de Franse champagne rijkelijk vloeit [266]. Opnieuw tempert Van Brabant echter zijn kritiek: Mobutu’s regime is in de huidige Congolese werkelijkheid waarschijnlijk het beste. Mobutu doet bij de Congolezen, blanken en zwarten enige hoop rijzen (…) President Mobutu heeft ongetwijfeld een goede indruk nagelaten op de Europese journalisten. Zijn betrekkelijke gematigdheid is inderdaad een waarborg, waaraan velen zich met de moed der wanhoop vastklampen. Tot slot klaagt Van Brabant de groeiende Belgenhaat aan: Erg is hierbij vooral dat zulks gepaard gaat met een onbeschrijfelijke haatcampagne, die door radio, televisie en pers dag aan dag wordt onderhouden. Al wat in Kongo verkeerd gaat wordt toegeschreven aan de Belgische “neo-kolonialisten”, de “spionnen”, de “profiteurs”, de “saboteurs” … Zij zijn de bandieten. De zondebokken. En nu ook de gijzelaars.

Los van de bijdragen van Van Brabant kunnen we stellen dat de verslaggeving in Het Laatste Nieuws vrij nauw aansluit bij deze in De Volksgazet en De Standaard. Aanvankelijk wordt er vooral bericht over de specifieke omstandigheden van de ontvoering van Tshombe en de Congolese vraag tot uitlevering [267]. Na het uitbreken van de opstand schetst Het Laatste Nieuws hoe Mobutu aanvankelijk weigert toe te geven dat het gaat om een muiterij van zijn leger en niet om ‘buitenlandse agressors’ [268]. Vanaf 8 juli gaat de aandacht bijna uitsluitend uit naar de toestand van de gijzelaars [269] en de Belgen die nog in Congo verblijven [270]. De militaire situatie op het terrein wordt nog slechts sporadisch en summier belicht.

 

1.2.2. De Amerikaanse dagbladpers

 

In tegenstelling tot de Belgische dagbladen behouden The New York Times en The Washington Post hun sympathie voor het Mobutu-regime. De Amerikaanse dagbladen gaan er immers nog steeds van uit dat Mobutu garant staat voor stabiliteit. Beide kranten besteden ruim aandacht aan de vraag van Mobutu aan president Johnson om steun. The Washington Post en The New York Times loven dan ook Johnsons beslissing om op Mobutu’s hierop in te gaan [271].

De arrestatie van Tshombe [272] en het uitbreken van de revolte [273] worden uiteraard gedetailleerd besproken in The New York Times. Volgens het Amerikaanse dagblad bestaat er dan ook een rechtstreeks verband tussen beide zaken: The State’s Department’s African experts speculated that there was a connection between the mutiny in Bukavu and the movements of Mr. Tshombe. The New York Times erkent evenwel dat Congo met economische problemen kampt, maar deze zijn volgens het blad te wijten aan de internationale conjunctuur: President Mobutu’s principal problems are economic rather than political, in the opinion of United States officials. In recent years the Congo had experienced economic instability and inflationary pressures, brought on by large budget deficits and a marked decline in agriculture production and exports [274]. Verder benadrukt The New York Times dat het staatsdepartement de rebellie ten strengste veroordeelt: The United States strongly supports the Mobutu government in its “search for peace and stability” and “strongly condemns the action of those who can only temporarily impede the forward progress of the Congo government under the leadership of President Mobutu [275]. Toch wijst The New York Times er (zij het zeer kort) op 7 juli op dat Radio Kinsjasa af en toe anti-Westerse berichten verspreidt, nadat is gebleken dat de opstandelingen aangevoerd werden door blanke huurlingen. Volgens The New York Times vrezen waarnemers her en der dat dit ‘agressieve reacties’ tegen blanken kan uitlokken [276]. Kort daarna gaat het Congolese leger opnieuw zijn boekje te buiten. Nadat ze de stad Bukavu hadden ingenomen koelden verschillende eenheden hun woede op personen die ze ervan verdachten te collaboreren met de opstandelingen. Bij de onlusten kwamen 60 mensen om het leven waaronder vijf Europeanen [277]. Volgens The New York Times is dit het levende bewijs dat Congo nog steeds licht ontvlambaar is. Niettemin benadrukt het blad dat de losgeslagen troepen vervolgens opgepakt werden door ‘meer gedisciplineerde’ Congolese soldaten. Op 10 juli vermeldt de Amerikaanse krant dat president Johnson beslist heeft om drie C-130 naar Congo te sturen [278]. The New York Times steunt Johnson dan ook ten volle in zijn beslissing en schuift de kritiek, die in de Amerikaanse senaat was te horen, van de hand: Senatorial criticism of the Administration’s dispatch of three military transport planes to the Congo is exaggerated. The is not a case of “unjustified and immoral intervention in the international affairs of the African nation, as Senator Russell of Georgia put it. President Mobutu, beneficiary of the move, heads a sovereign state recognized by the United States. The American planes are to engage only in concombatant operations [279]. Enkele dagen later wijst The New York Times op een tweede positief gevolg van de beslissing van Johnson. Nadat de VS had toegezegd in het verlenen van logistiek steun aan het Congolese regime zou volgens The New York Times de antiwesterse teneur in de Congolese media prompt gestopt zijn. De hulp van de Amerikanen zou volgens het blad algemeen ‘geprezen worden’ door de Congolese bevolking [280].

The Washington Post volgt de situatie veel minder op de voet. Niettemin schrijft The Post in een teneur die sterk vergelijkbaar is met deze van The New York Times. Net als The New York Times ziet The Washington Post de revolte [281] als een rechtstreeks gevolg van de aanhouding van Tshombe [282]. Tshombe wordt overigens zwaar op de korrel genomen. In november 1965 noemde The Washington Post Tshombe nog ‘the strongest and ablest political leader the Congo has yet produced [283]. Minder dan twee jaar later blijkt dat van diens prestige niet veel meer overblijft: The assumption must be that former Premier Moïse Tshombe is somehow responsible for the mutiny in the Congo. By his past record of rebellion and intrigue he must be considered an opportunist with scant regard for his country’s stability and progress. (…) That Tshombe is currently in Algeria does not erase his performance as a troublemaker. De naam Mobutu daarentegen blijft voor The Washington Post synoniem staan voor stabiliteit en orde. The Washington Post meent dat de stabiliteit in Congo kost wat kost moet bewaard blijven: The controlling fact is that the integrity of the Congo is central to the peace of a whole region of Africa. The United Nations spent four years and several hundred million dollars to prevent the carving up of the Congo and that purpose is still valid today. Volgens The Post is het dan ook de taak van iedere Europese regering om erop toe te zien dat de rebellen geen hulp krijgen uit het Westen [284]. Verder is The Washington Post voorstander van de Amerikaanse steun aan Mobutu. Toch meent men dat Mobutu ook zonder deze hulp duidelijk aan de winnende hand was. De Amerikaanse C-130 kunnen Mobutu, volgens The Washington Post, wel helpen om de rebellen sneller een finale nederlaag toe te dienen: The believe in Washington is that Mobutu even without U.S. transports, has been able to contain the rebellion by supporters of Tshombe [285]. Net als The New York Times wijst The Washington Post daarom de kritiek uit de senaat van de hand: The judgment that firm political support and a few airplanes would give the Mobutu government the extra leverage needed to undo the mutineers turned to be right. The fears of those who imagined or claimed that the intervention would lead into a Vietnam swamp, turned out to be wrong. A modest success every once in a while is quite nice. Toch wijst The Post erop dat er nog een addertje onder het gras lijkt te zitten. Eén van de gevolgen van de muiterij bestaat er immers in dat België zich steeds verder distantieert van Congo. Het Amerikaanse dagblad vreest dat een terugloop van de Belgische financiën en de logistieke hulp op het terrein negatieve gevolgen kan hebben: A Belgian backlash could be devastating. If the Belgians do not simmer down, the world community will be faced with staggering new cares in the Congo [286].

 

1.2.3. De Franse dagbladpers

 

De Franse dagbladen leggen beduidend weinig interesse aan de dag voor de toestand in Congo. Zowel Le Monde als Le Figaro hebben veel meer belangstelling aan de dag voor de arrestatie van Tshombe. Beide dagbladen blijven lang volhouden dat de Katangese leider in de toekomst nog een rol kan spelen in de Congolese politiek. De Franse media stelt zich dubbelzijdig op. Enerzijds blijft men een koele voorstander van het Mobuturegime. Anderzijds heeft men duidelijk nog sympathie voor Tshombe. De opstandelingen (die volgens Le Monde en Le Figaro duidelijk Tsjombistisch zijn) kunnen in Le Figaro op enig begrip reken.

Kort na de arrestatie van Tshombe [287] hoopt Max Clos van Le Figaro nog dat Mobutu Tshombe weer in de armen sluit: C’est au tour du général Mobutu de prendre une décision d’homme d’Etat. C’est un homme jeune, intelligent et extrêmement capable. Il est l’un des rares Congolais qui ne se content pas de mots. Une amitié réelle l’a lié pendant un temps à M. Tshombé. Aujourd’hui il va être soumis à des fortes pressions. On va le pousser à faire exécuter M. Tshombé. Ce serait injuste sur le plan moral et regrettable pour l’avenir du Congo [288]. Clos moet echter al snel concluderen dat een verzoening uitgesloten is [289]. Wanneer op 5 juli de opstand uitbreekt, besluit men dan al snel dat het gaat om een Tshombe-gezinde revolte [290]. Verder meent Clos dat Tshombe nog steeds over niet onaardige troeven beschikt. Zo wijst de Franse reporter er onder meer op dat Tshombe nog steeds de Westerse tendens in de Congolese politiek vertegenwoordigt en dat hij nog steeds over heel wat aanhang beschikt in Katanga [291]. Wanneer blijkt dat de opstand grotendeels onder leiding staat van de huurlingenlegers van Bob Denard en Jean Schramme [292], geeft Le Figaro meteen een klein overzicht van hun historiek in Congo. Clos herinnert eraan dat de inzet van deze huurlingen cruciaals was voor het neerslaan van de Lumumbistische opstanden in 1964. Na de machtsovername in september 1965 hadden ze zich min of meer akkoord verklaard met het nieuwe regime, maar dat hun sympathie bleef uitgaan naar Tshombe. Verder zijn deze professionele huurlingen volgens hem beslist niet kansloos tegen de slecht gecommandeerde en weinig gedisciplineerde troepen van Mobutu. Vanaf 10 juli blijkt echter dat de rebellen steeds meer en meer terrein verliezen [293]. Bovendien raakt Bob Denard verwond, wat volgens Le Figaro een demoraliserend effect heeft op zijn troepen [294]. Op 19 juli publiceert Le Figaro het exclusieve verhaal van Pierre Houard (reporter van La Libre Belgique) die tien dagen lang gegijzeld werd door de troepen van Denard. Houard benadrukt meermaals dat de gijzelaars door de opstandelingen goed werden behandeld. Daarnaast beweert Houard dat de zware blessure van Bob Denard het begin van het einde zou betekend hebben voor de opstandige huurlingen [295]. Naarmate de opstand verder duurt, verschijnt er trouwens sporadisch lichte kritiek op de politiek van Mobutu. Zo valt in Le Figaro van 15 juli voor het eerst het woord ‘dictatuur’. Daarnaast klaagt reporter Jean-François Chauvel ook de antiWesterse teneur op radio Kinsjasa aan: Il en faut plus pour soulever les foules et Mobutu a eu beau jeu de dénoncer l’intervention de ces “Blancs» dans les affaires intérieures d’un Etat africain, ces étrangers isolés et déjà vaincus sinon battus, par une masse noire antipathique et lasse, et tout état de cause, d’une geurre qui sévit à l’état endémique depuis sept ans. Pour une fois c’était facile de l’unir contre un ennemi extérieur. Ook Chauvel is de mening toegedaan dat de uitschakeling van Denard cruciaal was voor de nederlaag van de rebellen [296].

De verslaggeving in Le Monde is een stuk minder interessant voor ons onderzoek. Le Monde vestigt zijn aandacht vooral op de situatie van Tshombe. Tussen 3 juli en 10 juli bericht het Franse blad hoofdzakelijk over de specifieke details van de ontvoering, de houding van Algerije en een mogelijke proces dat kan volgen [297]. Over het uitbreken van de opstand wordt slecht vrij summier bericht [298]. Aanvankelijk tast Le Monde nog in het duister over de reden en motivatie van de opstand: La nouvelle intervention mercredi de mercenaires étrangers dont on ne sait encore ni l’origine, ni les intentions, est un nouvel épisode de l’histoire tourmentée, confuse et sanglante du Congo-Kinshasa depuis son indépendance [299]. Het blad brengt de opstand vrij laat in verband met de aanhouding van Tshombe [300]. Hoewel blijkt dat Le Monde eveneens nog enige sympathie koestert ten opzichte van Tshombe betekent dit niet dat het Franse dagblad veel begrip opbrengt voor de opstandelingen. Zo bericht Le Monde meermaals dat de rebellen baldadigheden zouden uitgevoerd hebben op onschuldige burgers (zoals het slaan van gijzelaars [301], aanranden van vrouwen, tot zelfs lynchpartijen [302] ). Verder zou het Congolese leger volgens Le Monde gestaag winsten boeken op de huurlingen [303].

 

1.3. Conclusie en interpretatie

 

Het staat buiten kijf dat Mobutu voor De Standaard en De Volksgazet heeft afgedaan. Beide dagbladen ontmaskeren de generaal nu finaal als een dictator. Het Laatste Nieuws durft het nog niet aan om Mobutu te fel te bekritiseren, maar er is een duidelijke kentering aan de gang in het beeld dat het liberale blad ten opzichte van het Congolese staatshoofd koestert. Uit het verslag van Van Brabant en Ruys valt op te merken dat anno 1967 de politiek van Mobutu zich stilaan begint uit te teken. Het wordt immers steeds duidelijker dat Mobutu een façadepolitiek voert waarbij hij vooral zichzelf verrijkt, terwijl de situatie van de Congolese bevolking betreurenswaardig blijft. Daarom is het des te opmerkelijker dat de Amerikaanse dagbladpers Mobutu verder in bescherming blijft nemen. Uit bovenstaande analyse blijkt immers dat enige kritiek aan het adres van Mobutu onbestaande is. Toch moeten we daarbij indachtig zijn dat de kritiek in de Vlaamse dagbladen vooral het gevolg blijkt te zijn van de verzuring van de diplomatieke relaties tussen België en Congo. De sociale ellende waarin miljoenen Congolesen dagelijks leven laat de Belgische dagbladen blijkbaar grotendeels koud: Indien generaal Moboetoe de miljarden die hij ontvangt, liever besteedt aan luxueuze prestige-uitgaven dan aan de sociale en medische investeringen, die zijn volk van de hongerdood moeten redden, kan België hem dat niet beletten. Maar het moet weigeren zich te laten misbruiken als zondebok in een situatie die steeds hachelijker wordt ten gevolge van de Kongolese gebreken zelf [304].

Verder blijft het beeld van Mobutu in de Franse media vrij ambigue. Terwijl een negatieve noot over Mobutu in Le Monde ver te zoeken is, blijkt dat Le Figaro toch nog liever Tshombe aan de macht had gezien. De mate waarin Le Figaro aandacht en mogelijk zelfs enige sympathie besteedt aan de opstandelingen is hoogst opmerkelijk. Niettemin blijft de kritiek aan het adres van Mobutu in Le Figaro uitermate miniem.

 

 

VII. Algemeen besluit

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] “De man van de dag: Moboetoe”, De Volksgazet (26 november 1965), 3.

[2] Z. ETAMBALA, Congo ’55 – ’65. Van koning Boudewijn tot president Mobutu, Tielt, 1999.; Z. ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996.

[3] M.C. DOPCHIE, Patrice Lumumba, een controversiële figuur : personderzoek in de Franstalige Belgische pers van januari 1960 tot februari 1961, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2003.; J. DE MEY, “Gelijk trossen bananen”. Beeldvorming over Congolezen in de Belgische dagbladpers ten tijde van de onafhankelijkheid (1955-1965). Een studie van stereotypen, clichés en vooroordelen, onuitgegeven licenciaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2004.; L. BERTEM, De verreikendende kijk van Manu Ruys op Congo over de periode 1958-2000, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, departement Geschiedenis, 2004.; I. FERRAND, Congo 1955-1960 De aanloop naar de onafhankelijkheid. Een analyse van de berichtgeving in drie Vlaamse kranten De Standaard, Vooruit, Het Laatste Nieuws, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, departement Geschiedenis, 2004.

[4] M. RUYS, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaïre, Brussel, 1985.; M. RUYS, Waarom Lumumba moest sterven, Kapellen, 2000.; G. POPPE, De tranen van de dictator : van Mobutu tot Kabila, Antwerpen, 1998.; W. ZINZEN, Mobutu : van mirakel tot malaise, Antwerpen, 1995.; W. GEERTS, en D. PEETERMANS, Mobutu: de man van Kamonyola, Leuven, 2005.; C. BRAECKMAN, en H. KETELEER, De dinosaurus : het Zaïre van Mobutu, Berchem, 1992.; C. BRAECKMAN, S. GASIBIREGA RUGEMA, J. GÉRARD-LIBOIS, Congo - Zaïre : la colonisation, l’indépendance, le régime Mobutu, et demain?, Brussel, 1990.; E. BOISSONNADE, Le mal Zaïrois, Parijs, 1990.; J. KESTERGAT, Du Congo de Lumumba au Zaïre de Mobutu, Brussel, 1986.

[5] G. DE VILLERS, De Mobutu à Mobutu. Trente ans de relations Belgique-Zaïre, Brussel, 1995, 19 – 21.

[6] DE VILLERS, De Mobutu à Mobutu, 23 – 29.; C. YOUNG en T. TURNER, The Rise and decline of the Zairian state, Madison, 1985, 52 – 54.; M. RUYS, Een levensverhaal, Tielt, 1999, 114 -115.

[7] YOUNG en TURNER, The Rise and decline of the Zairian state, 52 – 54.; A. TULLY, Achter de schermen van de CIA, Utrecht, 1966, 181 – 189.

[8] YOUNG en TURNER, The Rise and decline of the Zairian state, 52 – 54 en 371 – 373.; J. CHOMÉ, Zaïre, ketens van koper, Leuven, 1977, 42 – 43 en 93 – 95.; W. GEERTS, Binza 10 : de eerste tien onafhankelijkheidsjaren van de Democratische republiek Kongo, Gent, 1970, 241 – 243.; BRAECKMAN, De dinosaurus, 244 – 250.

[9] YOUNG, en TURNER, The Rise and decline of the Zairian state, 374 – 376.; CHOMÉ, Zaïre, ketens van koper, 95.; BRAECKMAN, De dinosaurus, 275 – 283.

[10] G. DURNEZ, De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant van 1948 tot de VUM, Tielt, 1993, 229 – 240.

[11] E. DE BENS, De pers in België :het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, 2006, 257-270.

[12] W. VAN DER BIESEN, “De Standaard”, Persgids, 1971, hoofdstuk 1.14.1.

[13] DURNEZ, De Standaard, 229 – 240.

[14] DE BENS, De pers in België, 351 – 354.

[15] L. BOONE, “De Volksgazet”, Persgids, 1971, hoofdstuk 1.16.

[16] DE BENS, De pers in België, 335 – 347.

[17] W. VAN DER BIESEN, “Het Laatste Nieuws”, Persgids, 1971, hoofdstuk 1.13.1.

[18] J. THIBAU, Le Monde. Histoire d’un journal, un journal dans l’histoire, Parijs, 1996, 57 – 73.; J. MERRILL, The world’s great dailies, New York, 1980, 204 – 206.

[19] MERRILL, The world’s great dailies, 202 – 211.

[20] L. DELAROCHE, “Le Monde”, Persgids, 1971, hoofdstuk 1.54.4.

[21] MERRILL, The world’s great dailies, 124 – 130.

[22] Y. L’HER, “Le Figaro”, Persgids, 1971, hoofdstuk 1.54.2.

[23] M. BERGER, The story of the New York Times 1851 – 1951. New York, 1951, 1-27.; MERRILL, The world’s great dailies, 220 – 230.

[24] MERRILL, The world’s great dailies, 220 – 230.

[25] The New York Post bleef als één van de enigste Amerikaanse kranten aandringen op onderhandelingen. J. LOFTON, “The press manages the News”, Progressive, juni (1963), 18.

[26] A. STEELE, The American people and China, New York, 1966. 143.

[27] G. VAN HOOF, “The New York Times”, Persgids, 1971, hoofdstuk 1.51.1.

[28] C. ROBERTS, The Washington Post, the first 100 years, Boston, 1977, 196 – 205, 365 - 366.; MERRILL, The world’s great dailies, 342 – 352.

[29] MERRILL, The world’s great dailies, 350.

[30] MERRILL, The world’s great dailies, 342 – 352.

[31] ETAMBALA, het Zaïre van Mobutu, 19 – 51.; GEERTS, Mobutu, de man van Kamanyola, 11-20.

[32] ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 19 – 51.; GEERTS, Mobutu, de man van Kamanyola, 21 - 31.

[33] Janssens maakte zijn soldaten duidelijk dat er van Afrikanisering van het leger nog geen sprake was door op het binnenplein van het LeopoldII-kamp “après l’indépendance = avant l’indépendance” te schrijven op een bord.

[34] ETAMBALA, Congo 55/65. Van koning Boudewijn tot president Mobutu, 155 -175.; GEERTS, Mobutu, de man van Kamanyola, 21-31.

[35] DE VOS, GERARD, GÉRARD – LIBOIS, RAXHON, Lumumba : de complotten? De moord, 31-130

[36] BRAECKMAN, De dinosaurus, 28 – 29.

[37] J. KESTERGAT, en J. BRASSINNE, Qui a tué Lumumba ?, Louvain-la-Neuve, 1991, 55.

[38] DE VOS, GERARD, GÉRARD – LIBOIS, RAXHON, Lumumba : de complotten? De moord, 31-130

[39] ETAMBALA, Congo 55/65. Van koning Boudewijn tot president Mobutu, 221 – 223.

[40] ETAMBALA, Congo 55/65. Van koning Boudewijn tot president Mobutu, 223 – 229.

[41] DE VOS, GERARD, GÉRARD – LIBOIS en RAXHON, Lumumba : de complotten? De moord, 143 – 161.

[42] ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 40 – 44.

[43] BRAECKMAN, De dinosaurus, 244 – 267.; RUYS, Waarom Lumumba moest sterven, 119 – 121.

[44] DE VOS, GERARD, GÉRARD – LIBOIS en RAXHON, Lumumba : de complotten? De moord, 161 – 221.

[45] ETAMBALA, Congo 55/65. Van koning Boudewijn tot president Mobutu, 229 – 236.

[46] DE VOS, GERARD, GÉRARD – LIBOIS en RAXHON, Lumumba : de complotten? De moord, 251 – 265.

[47] KESTERGAT en BRASSINNE, Qui a tué Lumumba ?, 110.; L. DE WITTE, De moord op Lumumba, Leuven, 1999, 134.; G. HEINZ en H. DONNAY, Les cinquante derniers jours de sa vie, Brussel, 1976, 64.; BRAECKMAN, De dinosaurus, 30.

[48] DE VOS, GERARD, GÉRARD – LIBOIS en RAXHON, Lumumba : de complotten? De moord, 273 – 422.

[49] Mobutu zou er zich persoonlijk in de strijd gegooid hebben in de voorste linie van zijn troepen. Daar zou hij, een regen van kogels trotserend, zijn manschappen aangevoerd hebben. Aangespoord door de moed en het leiderschap van Mobutu zouden de ANC-troepen de brug heroverd hebben. Voor deze daad zou Mobutu, die ongetwijfeld over fysieke moed beschikt, gelauwerd worden als ‘de held van Kamanyola’. Zijn naam werd bijgeborduurd op de officiële vlag van het ANC naast namen van oud-strijders uit de eerste en tweede wereldoorlog

[50] Voor enkele huiveringwekkende getuigenissen over deze gebeurtenissen zie: L. MARTENS, 10 jaar revolutie in Kongo, de strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele, Berchem, 1988, 198 en 308-309.

[51] BRAECKMAN, De dinosaurus, 32 – 36.; ETAMBALA, Congo 55/65. Van koning Boudewijn tot president Mobutu, 243 – 283.

[52] TULLY, C.I.A. The Inside Story, 181 – 189.; GEERTS, Binza 10, 241 – 243.

[53] ETAMBALA, Congo 55/65. Van koning Boudewijn tot president Mobutu, 285 – 306.

[54] BRAECKMAN, De dinosaurus, 36 en 37 – 42.; ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 54 – 60.; BOISSONNADE, Le Mal Zaïrois, 214 – 238.; GEERTS, Mobutu, de man van Kamanyola, 71 – 93.

[55] ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 75 – 77.; CHOMÉ, Zaïre, ketens van koper, 61 – 64.

[56] ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 75 – 80.; CHOMÉ, Zaïre, ketens van koper, 64 – 66.; POPPE, De tranen van de dictator, 30 – 32.

[57] ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 85 – 89.; BRAECKMAN, De dinosaurus, 196 - 203.; GEERTS, Mobutu, de man van Kamanyola, 105 – 107.

[58] POPPE, De tranen van de dictator, 27 – 28.

[59] ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 85 – 89.; BRAECKMAN, De dinosaurus, 57 – 61.

[60] POPPE, De tranen van de dictator, 34 – 35.; CHOMÉ, Zaïre, ketens van koper, 73 – 84.; BRAECKMAN, De dinosaurus, 203 – 205.

[61] POPPE, De tranen van de dictator, 35 – 37.

[62] POPPE, De tranen van de dictator, 37 – 38.; ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 105 – 112.

[63] POPPE, De tranen van de dictator, 40 – 49.; ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 113 – 124.; GEERTS, Mobutu, de man van Kamanyola, 211 – 215.

[64] Kort nadien zou deze echter weer afgezet worden door Mobutu.

[65] POPPE, De tranen van de dictator, 49 – 51.; ETAMBALA, Het Zaïre van Mobutu, 133 – 136 en 143 - 149.; BRAECKMAN, De dinosaurus, 12 – 23.

[66] POPPE, De tranen van de dictator, 51 – 53.; GEERTS, Mobutu, de man van Kamanyola, 221 – 223.

[67] “Staatsgreep in Kongo: Kolonel Moboetoe neemt bewind”, De Standaard (15 september 1960), 1.; “Leger neemt in Congo bewind over”, Het Laatste Nieuws (15 september 1960), 1.; “Loemoemba voor radio Leopoldstad”, De Volksgazet (15 september 1960), 4.

[68] RUYS, M. “Kasa Voeboe zou Loemoemba ontmoeten”, De Standaard (16 september 1960), 1.

[69] RUYS, M. “Is er nog een uitweg”, De Standaard (16 november 1960), 1.

[70] “Kolonel Mobutu blijft meester van de toestand”, Het Laatste Nieuws (16 September 1960), 1.

[71] “Verwarring duurt voort in Congo”, Het Laatste Nieuws (16 september 1965), 3.

[72] “Lumumba voor radio Leopoldstad”, De Volksgazet (15 september 1960), 1.

[73] TANNER, H. “Congolese army assumes power; backs Kasavubu”, The New York Times (15 september 1960), 1.

[74] “Journalist-strongman”, The New York Times (16 september 1960), 4.

[75] TANNER, H. “Army mob tries to kill Lumumba; U.N. and Congo police guard him; Mobutu military rule is gaining”, The New York Times (16 september 1960), 1.

[76] “Lumumba escapes lynch mob”, The Washington Post (16 september 1960), 1.

[77] HOWE, R. “Air of leader makes Mobutu Congo standout”, The Washington Post (16 september 1960), 5.

[78] MANNONI, E. “Les deux gouvernements jouent au quatre coins”, Le Monde (15 september 1960), 1.; “L’armée Congolaise prend le pouvoir et neutralise les “deux“ gouvernements“, Le Figaro (15 september 1960), 1.

[79] “Un état sans appareil”, Le Monde (16 september 1960), 1.

[80] MANNONI, E. “un troisième gouvernement peut-il gouverner ?”, Le monde (16 september 1960), 1.

[81] CLOS, M. “Ni tragedie ni comedie, La crise congolaise une pantalonnade ennuyeuse“, Le Figaro (16 september 1960), 1.

 

[82] RUYS, M. “Radio Brazza: Loemoemba op de vlucht”, De Standaard (17 november 1965), 1.

[83] RUYS, M. “Moboetoe schijnt toestand in Kongo in handen te hebben”, De Standaard (19 september 1960), 1.

[84] “Mislukte aanslag op Moboetoe te Leo”, De Volksgazet(19 september 1960), 1.

[85] “Medewerkers van Loemoemba aangehouden”, De Volksgazet (17 september), 1.

[86] “Lumumba op de vlucht ?”, Het Laatste Nieuws (17 september 1960), 5.

[87] “Mobutu ontsnapt aan aanslag te Leopoldstad”, Het Laatste Nieuws (19 september 1960), 1.

[88] TANNER, H. “Kasavubu tells Russians an Czechs to quit Congo. U.N. Assembly summoned”, The New York Times (17 september 1960), 1.

[89] “Moscow’s Congo defeat”, The New York Times (18 september 1960), 1.

[90] TANNER, H. “Colonel escapes death”, The New York Times (19 september 1960), 1.

[91] HOWE, R. “Communists banished in Congo”, The Washington Post (18 september 1960), 1.

[92] HOWE, R. “Mobutu fores Reds to leave”, The Washington Post (17 september 1960), 1.

[93] HOWE, R. “Mobutu foils assassin by turning gun”, The Washington Post (19 september 1960), 1.

[94] RYAN, “Attempt to kill Col. Mobutu reported”, The Washington Post (20 september 1960), 4.

[95] “M. Lumumba est “neutralisé” par les “casques blues”“ Le monde (17 september 1960), 1.

[96] MANNONI, E. “Vaincu, il ne renonce pas …”, Le monde (17 september 1960), 1.

[97] “M. Lumumba n’est plus sous la protection des “casques blues““, Le monde (18 september 1960), 1.

[98] MANNONI, E. “Révolution ou maladie du sommeil? “, Le Monde (20 september 1960), 1.

[99] CLOS, M. “Crise congolaise en voie de règlement? Lumumba semble en train de perdre la partie“, Le Figaro (17 september 1960), 1.; CLOS, M. “Le petit colonel va-t-il casser les reins au grand sorcier? “, Le Figaro (17 september 1960), 7.

[100] CLOS, M. “Réapparition de Lumumba à Léopoldville“, Le Figaro (19 september 1960), 7.

[101] CLOS, M. “Dénouement de la crise en vue au Congo“, Le Figaro (20 september 1960), 6.

[102] “Regeringskommissarissen in Kongo”, De Standaard (21 september 1960), 1.

[103] “Kommissarissen nemen administratie over”, De Standaard (22 september 1960), 1.

[104] “De raadselachtige Madame Blouin”, De Standaard (23 september 1960), 8.

[105] “Gizenga aangehouden door Moboetoe”, De Standaard (24 september 1960), 8.

[106] “Naar verzoening Kasa Voeboe – Loemoemba ?”, De Standaard (27 september 1960), 1.

[107] “Militaire delegatie wil politici samenbrengen in Leo”, De Standaard (28 september 1960), 7.

[108] “Overgangsregering gevormd in Congo”, De Volksgazet (21 september 1960), 1.; “Congolese Hoge Commissarissen installeerden zich in de ministeries”, De Volksgazet (22 september 1960), 1.

[109] “Moboetoe streeft thans naar de ‘grote verzoening’ ”, De Volksgazet (26 september 1960), 1.

[110] “Commissarissen van Moboetoe te Leopoldstad afgeranseld”, De Volksgazet (27 september 1960), 3.

[111] “Mobutu maakt zijn beklag bij de UNO over de bescherming van Lumumba”, Het Laatste Nieuws (22 september 1960), 7.

[112] “Jonge kolonel leeft op slaappillen en is zenuwinzinking nabij”, Het Laatste Nieuws (23 september 1960), 4.

[113] “Ghana komt Lumumba ter hulp in “verzoeningspoging””, Het Laatste Nieuws (27 september 1960), 1.; “Regeringsleiders zouden nieuwe ronde-tafelconferentie beleggen”, Het Laatste Nieuws (28 september 1960), 1.

[114] TANNER, H. “Mobutu insists U.N. oust Ghana en Guinea troops”, The New York Times (22 september 1960), 1.

[115] TANNER, H. “Mobutu appoints high commission to govern Congo”, The New York Times (21 september 1960), 1.

[116] TANNER, H. “comeback by Lumumba hinted: Mobutu acts to end Cong rift”, The New York Times (25 september 1960), 1.

[117] TANNER, H. “Victory in Congo seen by Lumumba”, The New York Times (26 september 1960), 3.

[118] “Mobutu asks UN oust Ghana, Guinea troops”, The Washington Post (22 september 1960), 4.

[119] “Lumumba asks U.N. for more guards”, The Washington Post (23 september 1966), 4.

[120] “Lumumba ‘plotters’ arrested”, The Washington Post (24 september 1960), 6.

[121] “Mobutu, Lumumba study reconciliation”, The Washington Post (25 september 1960), 4.

[122] “Ghana troops will quit Leopoldville, U.N. says”, The Washington Post (27 september 1960), 7.; “Mobutu bids rival chiefs to ‘summit’“, The Washington Post (28 september 1960), 1.; GOLDSMITH, “Mobutu’s New Setup endorsed by Kasavubu”, The Washington Post (30 september 1960), 4.

[123] RATZIN, “Ghana cited as Congo ‘meddler’ “, The Washington Post (26 september 1960), 5.

[124] MANNONI, E. “Le colonel Mobutu installe à Léopoldville un gouvernement d’étudiants“, Le Monde (22 oktober 1960), 1.; MANNONI, E. ““Le collège d’étudiants“ cherche un remède au redoutable problème du chômage“, Le Monde (23 oktober 1960), 1.

[125] MANNONI, E. “M. Kasavubu lance des invitations pour «la table ronde» de la réconciliation“, Le Monde (29 september 1960), 2.;

[126] CLOS, M. “”Neutralisé” pas toujours là Lumumba par sa présence paralyse les nouveaux pouvoirs“, Le Figaro (23 september 1960), 3.; “Congo: Mobutu réclame le retrait des contingents guinéen et ghanéen“, Le Figaro (22 september 1960), 3.

[127] CLOS, M. “Congo: M. Kasavubu marque un point“, Le Figaro (30 september 1960), 3.

[128] “Militaire delegatie wil politici samenbrengen in Leo”, De Standaard (28 september 1960), 7.

[129] “Loemoemba daagt Moboetoe tot tweegevecht uit”, De Standaard (11 oktober 1960), 5.; “UNO weigert Loemoemba over te leveren aan Moboetoe”, De Standaard (12 oktober 1960), 9.

[130] “Moboetoe in E’stad”, De Standaard (17 oktober 1960), 1.

[131] “UNO-vertegenwoordiger Dayal: Kongolees leger is wanordelijke bende”, De Standaard (21 oktober 1960), 7.

[132] RUYS, M. “VN verbiedt aanvoer van pantsers uit Thysstad”, De Standaard (26 oktober 1960), 1.

[133] “Kortstondige politiemuiterij te Leopoldstad”, De Volksgazet (10 oktober 1960), 1.

[134] “Duizenden soldaten omsingelen ambtswoning van Loemoemba”, De Volksgazet (11 oktober 1960), 1.; “UNO-vertegenwoordiger in Congo kant zich tegen de aanhouding van Loemoemba, De Volksgazet (12 oktober 1960), 1.; “Blokkade van Loemoemba duurt voort te Leopoldstad”, De Volksgazet (14 oktober 1960), 5.

[135] “Baldadigheden duren voort in Afrikaanse Wijk van Leopoldstad”, De Volksgazet (24 oktober 1960), 7.

[136] “Moboetoe dinsdag naar New York”, De Volksgazet (24 oktober 1960), 1.

[137] “Verzwakte Mobutu blijft even krachtdadig”, Het Laatste Nieuws (7 oktober 1960), 4.

[138] “Aanzien van Mobutu gedaald na schermutseling met UNO-bevel’, Het Laatste Nieuws (15 oktober 1960), 3.

[139] “Mobutu vliegt naar Elisabethstad om steun van Tsjombe te vragen”, het Laatste Nieuws (17 oktober 1960), 1.

[140] “Kongolees leger neemt wraak terwijl Mobutu afwezig was”, Het Laatste Nieuws (25 oktober 1960), 1.

[141] “UNO neemt openlijk stelling tegen Mobutu”, Het Laatste Nieuws (22 oktober 1960), 1.

[142] ROSTENTHAL, A. “Mimeograph and rifle replace political power in Congo chaos”, The New York Times (3 oktober 1960), 2.

[143] ROSENTHAL, A. “Congo hangs in balance”, The New York Times (9 oktober 1960), 4.

[144] “Lumumba arrest is vetoed by UN as army persists”, The New York Times (13 oktober 1960), 1.; HOFFMAN, “Army threatens UN on Lumumba”, The New York Times (14 oktober 1960), 1.

[145] HOFFMAN, “Unpredictable Lumumba bounces back”, The New York Times (17 oktober 1960), 4.

[146] “Mobutu’s regime totters in Congo; Lumumba gaining”, The New York Times (23 oktober 1960), 1.

[147] “Lumumba seeks Congo power again”, The Washington Post (10 oktober 1970), 1.

[148] YOUNG, G. “Sinister note hit in Congo crisis”, The Washington Post (10 oktober 1970), 12.

[149] “UN triples its Congo patrols to curb outbreak of terrorism”, The Washington Post (16 oktober 1960), 6.: GOLDSMITH, “Congolese troops on rampage”, The Washington Post (24 oktober 1960), 1.

[150] “UN supports Lumumba aide”, The Washington Post (21 oktober 1960), 4.

[151] “Mobutu faltering seeks help of US”, The Washington Post (23 oktober 1960), 1.

[152] “Le colonel Mobutu menace de se battre contre les forces de l’UNO si celles-ci ne livrent pas M. Lumumba“, Le Monde (12 oktober 1960), 1.; “M. Kasavubu proteste contre «l’immixtion de l’UNO dans les affaires intérieures congolaises“, Le Monde (13 oktober 1960), 2.

[153] ““Nous ne voulons pas faire la guerre à L’UNO“ déclare le colonel Mobutu“, Le Monde (15 oktober 1960), 3.

[154] “Congo: un ultimatum au Colonel Mobutu“, Le Monde (21 oktober 1960), 5.; “Violents incident entre le colonel Mobutu et le représentant de L’UNO“, Le Monde (22 oktober 1960), 7.

[155] “Rebondissement de la crise Congolaise“, Le Monde (26 oktober 1960), 6.

[156] “Lumumba bloqué dans sa villa par 1.000 soldats du colonel Mobutu”, Le Figaro (11 oktober 1960), 3.; “Refus de L’UNO de livrer M. Lumumba aux troupes du colonel Mobutu», Le Figaro (12 oktober 1960), 3.; DE LINGE, H. “Tandis que Lumumba reste bloqué dans sa villa, l’effervescence grandit a Léopoldville“, Le Figaro (14 oktober 1960), 1.

[157] “Le colonel Mobutu en perte de vitesse”, Le Figaro (15 oktober 1960), 3.

[158] DE LINGE, H. “Surenchère à l’attentat à craindre entre factions rivales”, Le Figaro (18 oktober 1960), 1.

[159] “Anarchie croissante au Congo. Échec de la tentative Mobutu de “neutralisation“ des partis“, Le Figaro (25 oktober 1960), 1.

[160] BRAECKMAN, De dinosaurus, 244 – 267.; RUYS, Waarom Lumumba moest sterven, 119 – 121.; POPPE, De tranen van de dictator, 22 - 23.; TULLY, C.I.A. The Inside Story, 181 – 189.

[161] DE VOS, GERARD, GÉRARD – LIBOIS en RAXHON, Lumumba : de complotten? De moord , 143 – 161.

[162] M.C. DOPCHIE, Patrice Lumumba, een controversiële figuur : personderzoek in de Franstalige Belgische pers van januari 1960 tot februari 1961, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2003.; J. DE MEY, “Gelijk trossen bananen”. Beeldvorming over Congolezen in de Belgische dagbladpers ten tijde van de onafhankelijkheid (1955-1965). Een studie van stereotypen, clichés en vooroordelen, onuitgegeven licenciaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2004.; L. BERTEM, De verreikendende kijk van Manu Ruys op Congo over de periode 1958-2000, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, departement Geschiedenis, 2004

[163] BRAECKMAN, De dinosaurus, 244 – 267.; RUYS, Waarom Lumumba moest sterven, 119 – 121.

[164]Moeboetoe grijpt –“voor vijf jaar“- de macht”, De Standaard (26 november 1965), 1.; “Moboetoe president”, De Volksgazet (26 november 1965), 1.; “Mobutu maakt zichzelf president”, Het Laatste Nieuws (26 november 1965), 1.

[165] LAMOTE, J. “Journalist, kolonel, generaal, president”, De Standaard (26 november 1965), 1.

[166] TROCH, E. “Gevaarlijke uitlopers”, De Standaard (26 november 1965), 1.

[167] “De man van de dag”, De Volksgazet (26 november 1965), 3.

[168] “Het optreden van Mobutu”, Het Laatste Nieuws (26 november 1965), 1.

[169] “Recent Test with Tshombe”, The New York Times (25 november 1965), 14.

[170] “Congo’s new president”, The New York Times (26 november 1965), 29.

[171] “The kaleidoscopic Congo”, The New York Times (26 november 1965), 36.

[172] “Congo’s new president”, The New York Times (26 november 1965), 29.

[173] “Belgian aides to stay”, The New York Times (26 november 1965), 28.

[174] LOUCHHEIM, D. “Mobutu aims to rule Congo 5 years”, The Washington Post (26 november 1965), 1.

[175] DE VOS, P. “Coup d’état au Congo-Léopoldville. Le général Mobutu élimine le président Kasavubu en s’attribue tous les pouvoirs“, Le Monde (26 november 1965), 1.

[176] “En attandant M. Tshombe ?”, Le Monde (26 november 1965), 1.

[177] CLOS, M. “Un pragmatiste qui veut mettre fin au chaos”, Le Figaro (26 november 1965), 10.

[178] “Applaus voor Moboetoe in Kongo’s parlement”, De Standaard (27 november 1965), 1.

[179] “Regering Moelamba bekwam eenstemmig vertrouwen van Kongolees parlement”, De Volksgazet (29 november 1965), 1.

[180] “Regering-Mulamba voor het Congolese parlement”, Het Laatste Nieuws (29 november 1965), 5.

[181] “Applaus voor Moboetoe in Kongo’s parlement”, De Standaard (27 november 1965), 1.

[182] “Regering Moelamba bekwam eenstemmig vertrouwen van Kongolees parlement”, De Volksgazet (29 november 1965), 1.

[183] “Kasavubu en Kimba erkennen Mobutu”, Het Laatste Nieuws (27 november 1965), 1.

[184] RUYS, M. “Kongo’s fiktieve demokratie kreeg genadeslag”, De Standaard (30 november 1965), 1.

[185] RUYS, M. “Moboetoe klopt in Brussel aan voor vijf jaar hulp”, De Standaard (1 december 1965), 1.

[186] “Coup disturbs diplomats”, The New York Times (27 november 1960), 12.

[187] “Change in Congo”, The New York Times (28 november 1960), 1.

[188] LELYVELD, J. “Tsjombe plays it cool”, The New York Times (5 december 1965), 3.

[189] “Coup by communique”, The Washington Post (27 november 1965), 12.

[190] LOUCHHEIM, D. “Mobutu move saluted by politicians”, The Washington Post (28 november 1960), 1.

[191] LOUCHHEIM, D. “Balanced civilian cabinet sworn by Mobutu”, The Washington Post (29 november 1965), 15.

[192] DE VOS, P. “Le général Mobutu a fait approuver son coup d’Etat par le parlement congolais“, Le Monde (27 november 1965), 1.

[193] DE VOS, P. “Le coup d’état de Léopoldville: La Belgique réagit moins favorablement que prévu“, Le Monde (27 november 1965), 9.

[194] “Le parlement a approuvé la composition du nouveau gouvernement“, Le Monde (30 november 1965), 10.

[195] “Tshombe dément avoir demandé le ministère des affaires étrangères“, Le Monde (3 december 1965), 9.

[196] THOMAS, M. “Le colonel Mulumba – fidèle adjoint du nouveau président – présente son cabinet aujourd’hui devant le parlement“, Le Figaro (27 november 1965), 4.

[197] “Le cabinet Mulamba investi par le parlement“, Le Figaro (29 november 1965), 10.

[198] RUYS, M. “Kongo’s fiktieve demokratie kreeg genadeslag”, De Standaard (30 november 1965), 1.

[199] Zie Inleiding, 5. Biografie van Mobutu

[200] BRAECKMAN, De dinosaurus, 32- 42

[201] “Samenzwering tegen Moboetoe verijdeld”, De standaard (31 mei 1966), 1.; “Staatsgreep verijdeld in Kongo”, De Volksgazet (31 mei 1966), 1.; “Mobutu moest verdronken worden in de Kongostroom”, Het Laatste Nieuws (31 mei 1966), 1.

[202] “Doodstraf voor samenzweerders”, De Standaard (1 juni 1966), 1.

[203] “Redding ? voor de vier ter dood veroordeelden”, De Standaard (2 juni 1966), 1.

[204] “Vier samenzweerders zijn in Kinsjasa terechtgesteld”, De Standaard (3 juni 1966), 1.

[205] “Machtswellust”, De Volksgazet ( 2 juni 1966), 4.

[206] “Vier Kongolese ex-ministers opgeknoopt”, De Volksgazet (3 juni 1966), 1.; “Honderdduizenden woonden de terechtstelling bij te Leopoldstad”, De volksgazet (3 juni 1966), 4.

[207] “Kongolees nationalisme”, De Volksgazet (3 juni 1966), 4.

[208] “Vier samenzweerders ter dood veroordeeld”, Het Laatste Nieuws (1 juni 1966), 1.; “Mensonterend kijkspel in Kongolese hoofdstad”, Het Laatste Nieuws (3 juni 1966), 5.

[209] SIAENS, L. “Spanning in Kongo”, Het Laatste nieuws (2 juni 1966), 1.

[210] ”Congo sentences ex-premier to die”, The New York Times (1 juni 1966), 1.

[211] “ ‘Example in the Congo“, The New York Times (1 juni 1966), 46.

[212] “U.S. makes plea for clemency“, The New York Times (3 juni 1966), 10.

[213] “Mobutu cites past to defend hangings”, The New York Times (3 juni 1966), 12.

[214] “Congo Ex-Premier held in death plot on Mobutu”, The Washington Post (31 mei 1966), 1. ; “3 condemned in attempted Congo coup”, The Washington Post (1 juni 1966), 15.

[215] AMBER, A. ”Congo hangs Kimba, 3 other ex-aides”, The Washington Post (3 juni 1966), 20.

[216] KNECHT, J. “Coup d’état manqué au Congo-Leopoldville”, Le Monde (31 mei 1966), 1.

[217] KNECHT, J. “Ou va Le Congo ?”, Le Monde (2 juni 1966), 1.

[218]”Ouverture du procès des instigateurs de ”complot de la Pencôte””, Le Monde (1 juni 1966), 4.; ”Les ”conjurés de la Pentecôte” ont été condamnés à mort à Léopoldville”, Le Monde (2 juni 1966), 1.

[219] ”l’exécution publique à Léopoldville des quatre ”conjurés de la pentecôte” soulève une vive émotion”, Le Monde (4 juni 1966), 4.

[220] KNECHT, J. “Ou va Le Congo ?”, Le Monde (2 juni 1966), 1.

[221] ”Verdict prévu au Congo-Léo: Les quatre conjurés du ”complot de la Pentecote” condamnés à mort”, Le Figaro (1 juni 1966), 8.; “Pendaison ce matin des quatre ex-ministres du ”complot de la Pentecôte””, Le Figaro (2 juni 1966), 11.

[222] “Scènes de panique à Kinshasa”, Le Figaro (3 juni 1966), 1.

[223] “Kongo plaatst goederen UM onder sekwester”, De Standaard (24 december 1966), 1.

[224] “Kongo eist vóór 15 januari 4 miljard van UMHK”, De standaard (27 december 1966), 1.

[225] “Union Minière zal verkoop Kongolees koper verhinderen” De Standaard (4 januari 1967), 1.

[226] “Kande: “Laat Union Minière rustig razen””, De Standaard (5 januari 1967), 1.

[227] “Moboetoe kongolizeert UMHK”, De Standaard (3 januari 1967), 1.

[228] “Kongo neemt de Union Minière over”, De Volksgazet (24 december 1966), 1.; “Kongolees leger in Luluaburg vraagt versterking tegen mogelijke aanval uit Angola”, De Volksgazet (30 december 1966), 4.; “Union Minière gekoloniseerd”, De Volkgazet (3 januari 1967), 4.

[229] “Union Minière wil Kongolese Koperuitvoer boycotten”, De Volksgazet (4 januari 1967), 1.

[230] VAN EYNDE, J. “Wanneer eindelijk klaarheid in onze betrekkingen met Kongo ?”, De Volksgazet (7 januari 1967), 1.

[231] “Mobutu vervangt gewoon de Union Minière door andere maatschappij”, Het Laatste Nieuws (3 januari 1967), 4.; “De “Union Minière” vervolgt iedereen die koopt van haar Kongolese “opvolgster””, Het Laatste Nieuws (4 januari 1967), 5.;

[232] “Mobutu: “Wij geraken koper wel kwijt””, Het Laatste Nieuws (5 januari 1967), 5.

[233] “Kongolees krachtvertoon tegen de “Union Minière””, Het Laatste Nieuws (24 december 1966), 1.

[234] “Congo replace Belgian company”, The New York Times (24 december 1966), 1.

[235] FARNSWORTH, “Expropriation is charged”, The New York Times (24 december 1966), 24.

[236] “New markets goal of Congo in boycott”, The New York Times (5 januari 1967), 65.

[237] “Mobutu airs view of mining dispute”, The New York Times (7 januari 1967), 47.

[238] “Around the world: Lifting of communist party ban poses Sudan crisis”, The Washington Post (25 december 1966), 15. “Around the world: Former Laos vice premier sentenced”, The Washington Post (27 december 1966), 16. “Around the world: Catholic leaders meet with Polish communists”, The Washington Post (31 december 1966), 15. “Around the world: New Congo company takes over mines”, The Washington Post (1 januari 1967), 6. “Around the world: Britain giving Cuba credits for $28 million plant sale”, The Washington Post (5 januari 1966), 18.

[239] “Buletin de l’étranger: “Congo uni pays fort” ?”, Le Monde (27 december 1966), 1.

[240] “Kinshasa “congolise” l’Union minière sans participation belgo-britannique”, Le Monde (3 januari 1967), 3.

[241] “Le Congo crée une nouvelle société pour l’exploitation du cuivre”, Le Monde (25 december 1966), 1.; “La “Congolisation” de l’union minière du haut-Katanga rétablit l’homme africain dans sa dignité, affirme l’ambassadeur du Congo à Paris”, Le Monde (29 december 1965), 5.; “Le général Mobutu accuse l’Union minière de contrôler le gouvernement belge”, Le Monde (5 januari 1967), 5.

[242] “Buletin de l’étranger: “Congo uni pays fort” ?”, Le Monde (27 december 1966), 1.

[243] ”Mines de cuivre de Katanga nationalisées”, Le Figaro (24 december 1965), 4.; ”Atmosphère anxieuse dans la capitale du cuivre”, Le Figaro (26 december 1966), 4.; “L’Union Minière suspend ses paiements au gouvernement congolais”, Le Figaro (30 december 1966), 3.; “Katanga: “l’union minière” officiellement remplacée par la société générale congolaise des minerais”, Le Figaro (2 januari 1967), 7.; ”L’Union Minière menace de poursuites, les acheteurs éventuels”, Le Figaro (4 januari 1967), 7.

[244] Mobutu had in 1967 besloten hij dat zijn huurlingenlegers te lastig waren geworden. Daarom bedankte Mobutu zijn huurlingen voor de gewezen diensten en ontwapende hen of integreerde ze in het nationale leger. Schramme en Denard waren dus al voordat Tsjombe gearresteerd werd hoogst ontevreden. Mogelijk vormde de arrestatie van de Katangese leider louter de specifieke aanleiding om tot actie over te gaan.

[245] Achteraf zou blijken dat Vandersteen onschuldig was.

[246] ”Kinsjasa vraag Algiers om uitlevering van Tsjombe”, De Standaard (3 juli 1967), 1.

[247] “Kongolese minister vliegt naar Algerië”, De Standaard (4 juli 1967), 1.

[248] “Noodtoestand in Kongo na militaire aktie in Katanga”, De Standaard (6 juli 1967), 1.

[249] “Moboetoe verzoekt om spoedzitting V-raad”, De Standaard (7 juli 1967), 1.

[250] “Rebellen houden gijzelaars vast”, De Standaard (11 juli 1967), 1.; “Gegijzelde Europeanen zitten nog steeds vast”, De Standaard (12 juli 1967), 1.; “Rode Kruis probeert gijzelaars van Kisangani te bevrijden”, De Standaard (13 juli 1967), 1.; “Huurlingen vluchten, gijzelaars (volgens Rode Kruis) bevrijd”, De Standaard (14 juli 1967), 1.;

[251] “Acht Belgen terechtgesteld bij oproer in Loeboembasji”, De Standaard (20 juli 1967), 1.; “Vijf Belgische journalisten behouden terug uit Kongo”, De Standaard (17 juli 1967), 1.; “Zeven Belgen terechtgesteld wegens overtreding van avondklok in Katanga ?”, De Standaard (10 juli 1967), 1.

[252] “Regering bereidt nieuwe Kongo-politiek voor”, De Standaard (13 juli 1967), 1.

[253] RUYS, M. “Moboetoe’s uitdaging aan pers “kom zelf kijken naar de schuldigen” draait uit op fiasko voor Kongo”, De Standaard (6 juli 1967), 1.

[254] RUYS, M. “Katanga rebelleert tegen Kongolese voogdij”, De Standaard (7 juli 1967), 5.

[255] RUYS, M. “Luxueuze diktatuur van Moboetoe brengt geen orde in de chaos, Kongo blijft ziek”, De Standaard (9 juli 1967), 5.

[256] RUYS, M. “Katanga rebelleert tegen Kongolese voogdij”, De Standaard (7 juli 1967), 5.

[257] RUYS, M. “Luxueuze diktatuur van Moboetoe brengt geen orde in de chaos, Kongo blijft ziek”, De Standaard (9 juli 1967), 5.

[258] RUYS, M. “Fiasco”, De Standaard (10 juli 1967), 1.

[259] “Tsjombé ontvoerd”, De Volksgazet (3 juli 1967), 1.; “Kongolese afgezant naar Algerië voor uitlevering van Tsjombé”, De Volksgazet (4 juli 1967), 4.; “Belg zou Tsjombés ontvoering geregeld hebben”, De Volksgazet (5 juli 1967), 1.

[260] LENAERTS, R. “Tsjombé, het symbool”, De Volksgazet (4 juli 1967), 4.

[261] “Opstand tegen Moboetoes regime”, De Volksgazet (6 juli 1967), 1.

[262] LENAERTS, R. “De vlam weer in Kongo”, De Volksgazet (7 juli 1967), 4.

[263] “De Kongolese radio meldt grote overwinning op “agressors””, De Volkgazet (8 juli 1967), 1.

[264] “Nog geen geen nieuws over 300 Belgen in en om Kisangani”, De Volksgazet (10 juli 1967), 1.; “Tien Belgen door Kongolese militairen gedood”, De Volksgazet (11 juli 1967), 1.; “Vliegtuigen met vier Blanken uit Kinsangani in Rwanda geland”, De Volksgazet (12 juli 1967), 4.; “115 gerepatrieerden uit Kongo te Zaventem toegekomen”, De Volksgazet (15 juli 1967), 4.

[265] VAN BRABANT, P. “Kongo in de greep van Mobutu’s “protocol” en het schrikbewind der militairen”, Het Laatste Nieuws (6 juli 1967), 1.

[266] VAN BRABANT, P. “Bedelarij, diefstal en prostitutie in een Kongo dat achteruit boert”, Het Laatste Nieuws (7 juli 1967), 5.

[267] “Tsjombe had voorgevoel dat hij ging ontvoerd worden”, Het Laatste Nieuws (3 juli 1967), 1.; “Werd vliegtuig van Tsjombe door verstekelingen gekaapt ?”, Het Laatste Nieuws (4 juli 1967), 1.; “Geeft Algiers toe aan het Kongolees verzoek ?”, Het Laatste Nieuws (5 juli 1967), 1.

[268] “Wordt Kongo echt aangevallen door huurlingen of gaat het om maneuver van Mobutu ?”, Het Laatste Nieuws (6 juli 1967), 1.; “Kongo blijft een groot vraagteken”, Het Laatste Nieuws (7 juli 1967), 1.

[269] “Tientallen Europeanen zijn in handen van huurlingen op vliegveld van Kisangani”, Het Laatste Nieuws (11 juli 1967), 1.; “Vliegtuig van de hoop is niet geland in Kisangani”, Het Laatste Nieuws (12 juli 1967), 1.

[270] “Nu ook opstand te Kindu en in de Kongolese provincie Kasai”, Het Laatste Nieuws (8 juli 1967), 1.; “Kongo: opnieuw Belgen vermoord”, Het Laatste Nieuws (19 juli 1967), 1.; “De Belgen mogen weg maar Kisangani is nog een vraagteken”, Het Laatste Nieuws (13 juli 1967), 1.

[271] Washington geeft Mobutu drie C-130 transportvliegtuigen, die bovendien niet rechtstreeks mogen ingezet worden voor militaire doeleinden. Niettemin gaat het hier om steun die goed van pas zou komen.

[272] “Tsjombe reporterd kidnapped in air, flown to Algeria”, The New York Times (3 juli 1967), 1.; “Decision to Extradite Tshombe To Congo Is Hinted by Algeria”, The New York Times (4 juli 1967), 1.

[273] “Congo’s borders shut by Mobutu; invasion charged”, The New York Times (6 juli 1967), 1.

[274] FINNEY, J. “U.S. plans evacuation”, The New York Times (6 juli 1967), 15.

[275] “Congo. Once again, Turmoil”, The New York Times (9 juli 1967), 13. “Congo dissents assailed by U.S.”, The New York Times (7 juli 1967), 13.

[276] FINNEY, J. “Mobutu asks U.S. aid”, The New York Times (8 juli 1967), 2.

[277] “60 feared killed by Congo troops”, The New York Times (9 juli 1967), 1.

[278] SHEEHAN, N. “3 U.S. transports sent to Kinshasa to aid Congo army”, The New York Times (10 juli 1967), 1.

[279] “Planes to the Congo”, The New York Times (12 juli 1967), 2.

[280] TANNER, H. “Kongolese hail US planes’ role”, The New York Times (20 juli 1967), 5.

[281] “ASTRACHAN, A. “Mercenaries lead new Congo revolt”, The Washington Post (6 juli 1967), 1.;

[282] “Cong attempt to extradite Tshombe seen”, The Washington Post (3 juli 1967), 3.; “Tshombe kidnapped”, The Washington Post (4 juli 1967), 16.

[283] “Coup by communique”, The Washington Post (27 november 1965), 12.

[284] “Congo rebellion”, The Washington Post (7 juli 1967), 14.

[285] WEEKS, G. “U.S. sends 3 aircraft to Mobutu”, The Washington Post (10 juli 1967), 1. “Mutiny-hit Cong asks for U.S. help”, The Washington Post (7 juli 1967), 1.

[286] “Yankee, come home”, The Washington Post (16 juli 1967), 6.

[287] “Tshombé sera-t-il livré les Algériens aux Congolais qui l’ont condamné à mort ?”, Le Figaro (3 juli 1967), 1.

[288] CLOS, M. «Un réaliste qui se heurta aux faits», Le Figaro (3 juli 1967), 4.

[289] “Embarras à Alger“, Le Figaro (4 juli 1967), 7.; “Arrivée d’une délégation congolaise à Alger”, Le Figaro (5 juli 1967), 4.;

[290] «Au Congo, des mercenaires parachutés à Kisangani (ex-Stanleyville) et à Bukavu», Le Figaro (6 juli 1967), 4.

[291] CLOS, M. “L’arrière plan d’un complot longuement préparé”, Le Figaro (6 juli 1967), 4.

[292] “Situation confuse. Durs combats à Kisangani et à Bukavu“, Le Figaro (8 juli 1967), 1.

[293] “La “horde des affreux” serait en déroute”, Le Figaro (10 juli 1967), 1.; CHAUVEL, “Des manoeuvres diverses dirigées contre le gouvernement Mobutu”, Le Figaro (10 juli 1967), 4.; “Des otages aux mains des “affreux” encerclés”, Le Figaro (11 juli 1967), 1.; “Les rebelles décidés à affronter l’épreuve de force”, Le Figaro (13 juli 1967), 1.; “Les mercenaires ont fui Kisangani”, Le Figaro (14 juli 1967), 1.

[294] “Les mercenaires toujours retranchés sur l’aérodrome de Kisangani ont refusé de libérer leurs otages”, Le Figaro (12 juli 1967), 1.

[295] HOUARD, “Dix jours aux mains des mercenaires à Stanleyville”, Le Figaro (19 juli 1967), 5.

[296] CHAUVEL, J. “La mise en hors de combat du “colonel” Bob Denard a fait échouer les plans des mercenaires et de Tshombé”, Le Figaro (15 juli 1967), 1.

[297] KESTERGAT, J. “Alger livrera-t-il M. Tshombe condamné à mort par Kinshasa“, Le Monde (4 juli 1967), 1.; “L’enlèvement de l’ancien premier ministre congolais”, Le Monde (6 juli 1967), 7.; VIRATELLE, G. “Un cadeau empoisonné”, Le Monde (6 juli 1967), 7.; “Alger se décide à publier des détails sur l’“affaire Tshombe““, Le Monde (9 juli 1967), 3.

[298] “Des mercenaires auraient attaqué les provinces orientales du Congo-Kinshasa”, Le Monde (6 juli 1967), 1.; KESTERGAT, J. “Le général Mobutu dénonce les attaques des mercenaires à Kisangani et à Bukavu où des combats se poursuivent”, Le Monde (7 juli 1967), 1.; KESTERGAT, J. “La rebellion des mercenaires au Congo-Kinshasa serait terminée”, Le Monde (9 juli 1967), 1.

[299] KESTERGAT, J. “Le général Mobutu dénonce les attaques des mercenaires à Kisangani et à Bukavu où des combats se poursuivent”, Le Monde (7 juli 1967), 1.

[300] KESTERGAT, J. “La rebellion des mercenaires au Congo-Kinshasa serait terminée”, Le Monde (9 juli 1967), 1.

[301] “Trois cent réfugiés de Kisangani et Kindu son arrivés à Bruxelles“, Le Monde (18 juli 1967), 5.

[302] “Inquiétude grandissante au sujet des otages européens aux mains des mercenaires à Kisangani”, Le Monde (13 juli 1967), 5.

[303] “Trois cent réfugiés de Kisangani et Kindu son arrivés à Bruxelles“, Le Monde (18 juli 1967), 5.; “Les mercenaires de Kisangani s’enfuient vers Punia et Bukavu en emmenant leurs otages civils“, Le Monde (14 juli 1967), 1.

[304] RUYS, M. “Fiasco”, De Standaard (10 juli 1967), 1.