De Tweede Wereldoorlog in Middelkerke. Een korte aanfluiting van het democratisch bestuur. (Stefaan Ingelbrecht)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 3. Wie is de baas?  Het bestuur van de gemeente.

 

3.1 Het gemeentebestuur

 

De oorlogsjaren drukten een zware stempel op het gemeentelijk beleid.  De politieke besluitvorming raakte geleidelijk volledig in de greep van de Duitse bezetter.  Systematische werden de mandatarissen die in 1938 op wettelijke wijze werden verkozen, buiten spel gezet en vervangen door rechtstreeks benoemde gemeentebestuurders.  De bezetter wou waar hij kon de ‘Belgischgezinde’ ambtenaren door ‘Deutsch-freundliche’ elementen vervangen.  Daarvoor had de Militärverwaltung een bondgenoot nodig.  Deze vond hij na een korte omzwerving in het VNV.

 

Op 14 mei 1940 nam de top van het VNV de beslissing zich niet aan een tweede collaboratie te wagen.  Niemand wist immers hoe de oorlog op dat moment zou aflopen.  Staf de Clerq richtte echter een Militaire Organisatie op.  Hij zocht tevens contact met de Duitse geheime diensten om eventueel samen te werken.  Toen België zich op 28 mei overgaf, was de Clerq al bezig banden te het smeden met de Duitse bezetter.  Op 3 juni 1940 had hij een onderhoud met von Falkenhausen, de militaire gouverneur, en met Reeder, de chef van het militaire bestuur.  Staf de Clerq bood er zijn diensten en die van het VNV aan. [66]  Op 14 juli verklaarde Hitler dat de Vlamingen een voorkeursbehandeling moesten krijgen.  Net als in de Eerste Wereldoorlog kwam er een ‘Flamenpolitik’.

 

Van in het begin van de bezetting tot rond oktober 1940, voerde de Militärverwaltung te Brussel echter geen actieve ‘Flamenpolitik’.  Ze deed geen beroep op het Vlaams Nationaal Verbond.  De bezetter vond het VNV immers niet geschikt wegens zijn Dietse strekkingen.  De VNV-ers zagen hun ‘Volkspolitischen Ziele’ vanuit een Belgisch invalspunt en niet als een onderdeel van een pan-Germaans samenleving, maar daar kwam al snel verandering in.[67]

 

Na het bevel van Hitler op 14 juli, aanvaardde het Duits bestuur het aanbod tot samenwerking  met het VNV.  Op 10 november verklaarde leider Staf de Clerq dat het VNV zich volledig achter de Duitse zaak schaarde.[68]  Het VNV trok als nationaal-socialistische partij het monopolie van de politieke actie naar zich toe.

 

Het VNV breidde al snel zijn actieveld uit.  In september 1940 werd de leiding uitgebreid en in mei 1941 werden de resterende aanhangers van het fel verzwakte Verdinaso en van Rex-Vlaanderen gedwongen lid te worden van de Eenheidsbeweging-VNV.  In april 1941 kreeg het VNV een sleutelpositie in handen.  VNV-er Gerard Romsee werd secretaris-generaal voor Binnenlandse Zaken.  Een ideale persoon om het VNV zijn machtspositie te vergroten in Vlaanderen.  Bruno De Wever stelt het zo: “ De greep van het VNV op de provinciebesturen was dus groot.  Dit had vanzelfsprekend gevolgen voor de benoemingen in de gemeentebesturen.  De vat op het provinciale bestuursniveau maakte een machtsgreep op het lagere echelon mogelijk. In dit verband is vooral de benoeming van Gerard Romsee tot secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken van het allergrootste belang.  Het was onbetwistbaar de gewichtigste bestuurspost die het VNV tijdens de bezetting in handen kon krijgen.[69]  Zoals vermeld wordt in het citaat, wist het VNV ook op provinciaal vlak machtsposities te veroveren.  De gouverneur van West-Vlaanderen, de heer Hendrik Baels, werd op 23 augustus 1940 uit zijn ambt ontzet, omdat hij zonder toestemming of enige opdracht van de regering zijn ambt verlaten had.  Hij werd vervangen door VNV-er Michiel Bulckaert.

 

De Duitse overheid beschikte met het VNV over een bondgenoot die haar politiek steunde.  Het kwam er nu op aan zoveel mogelijk ‘Deutsch-freundliche’ elementen op beslissingsposten te plaatsen.  De bezetter wou de Belgischgezinde ambtenaren vervangen door mensen die de Nieuwe Orde waren toegedaan.  Daartoe vaardigde hij vier maatregelen uit om de nodige plaatsen vrij te maken voor zijn bondgenoten: postverlating, ouderdom, tuchtmaatregelen en ambtsverbod.[70]

 

3.1.1 Postverlating

 

Tijdens de meidagen van de 1940 waren talrijke ambtenaren naar Frankrijk gevlucht.  Toen begin juli ook in Frankrijk de vijandelijkheden ophielden, keerden velen terug naar België.  De publieke opinie reageerde fel tegen de gevluchte ambtenaren.  Ze hadden hun onderdanen in de steek gelaten om hun eigen hachje te redden.  Ook Staf de Clerq velde een scherp oordeel over de gevluchte burgemeesters: “Alle burgemeesters die, zonder reden, op de vlucht zijn geslagen en aldus alle zedelijk gezag hebben verloren, onmiddellijk door de bevoegde overheid doen afstellen.[71]  De wet Bovesse uit 1935 die handelde over de houding van ambtenaren ten tijde van oorlog, stipuleerde dat gevluchte ambtenaren moesten verschijnen voor een commissie.[72]  Op 12 juli 1940 werd de ‘commissie van advies’ ingesteld.  Deze was belast met het onderzoek van de dossiers van ambtenaren die hun post verlaten hadden.  Op grond van de uitgebrachte adviezen nam de secretaris-generaal dan de nodig geachte maatregelen.  Deze waren ontslag, ambtsontheffing of schorsing voor welbepaalde duur.

 

De Duitse overheid wilde eveneens een vinger in de pap hebben.  Hiertoe vaardigde ze op 18 juli 1940 een vordering uit, waarin stond dat alle personen die een openbare functie hadden uitgeoefend en tengevolge van de oorlogsomstandigheden het land hadden verlaten, uitdrukkelijk te toelating van de Militärbefehlshaber moesten hebben voor ze hun functie opnieuw mochten uitvoeren.[73]

 

In Middelkerke waren de burgemeester Beheyt en de schepenen Colpaert en Vereecke gevlucht.  Burgemeester Beheyt ging zijn schoonfamilie opzoeken in Leffinge, een naburige gemeente.  Hij keerde al snel terug.  Medard Colpaert verliet op 19 mei de gemeente om zijn familie en vee in veiligheid te brengen.[74]  De hoeve van de schepen werd immers bedreigd door het stijgend water van de IJzer  Op 22 mei kwam de schepen terug in Middelkerke.  Theophiel Vereecke wou zijn vrouw en dochter veilig stellen in Frankrijk.[75]

 

Naar Theophiel Vereecke werd een onderzoek ingesteld.  Op 19 juni kwam het schepencollege samen en werd beslist om Livin Devynck aan te stellen als tijdelijk schepen.  Livin Devynck was met zijn 69 jaar het oudste raadslid en kwam daardoor in aanmerking voor deze positie.[76]  Op 11 juli kreeg het gemeentebestuur van Middelkerke een brief van de Bestendige Deputatie waarin stond dat schepen Theophiel Vereecke geschorst was wegens ambtsverlating.[77]  Op 21 september 1940 kwam de geschorste schepen terug in Middelkerke.  Al op 2 oktober ontving de voorzitter van de commissie van advies een brief van Theophiel Vereecke waarin hij verklaarde dat hij wenste gehoord te worden.[78]  Op 10 oktober 1940 schreef Theophiel een brief naar gouverneur Bulckaert.[79]  Hij probeerde de situatie uit te leggen.  Op 18 mei had hij de Franse grens overgestoken en verbleef in Mers les Bains.  Het werd er te gevaarlijk wegens het oprukkende Duitse leger en het gezin trok verder Frankrijk in.  Uiteindelijk belandden ze in Vesseaux in de Ardeche.  De Middelkerkse schepen wou terugkeren, maar werd door de Belgische consul te Privas aangemaand om te blijven.  Het gezin vertrok op 18 september terug naar België.  Vereecke eindigde de brief met een smeekbede en wees erop dat hij Middelkerke al tien jaar trouw gediend had als schepen.

 

Het mocht niet baten want op de zitting van de Bestendige Deputatie werd het advies ingenomen om Vereecke af te zetten als schepen[80].  Familiale redenen telden niet als excuus om het land te verlaten.  De volgende dag volgde gouverneur Bulckaert het advies en Vereecke was schepen af.  Op 9 december 1940 werd de beslissing tot afzetting overgemaakt aan de gemeente Middelkerke.  Op diezelfde dag werd een vraag van Bulckaert overgemaakt aan het de Feldkommandatur te Brugge[81].  Er werd gevraagd of Vereecke de functie van gemeenteraadslid nog langer mocht uitoefenen.  Deze vraag werd positief beantwoord op 15 februari 1941[82]: Vereecke mocht gemeenteraadslid blijven.

 

3.1.2 De ouderdomsverordening

 

Ondertussen was Theophiel Vereecke vervangen door Livin Devynck op de gemeenteraadszitting van 31 december 1940.[83]  Op de zitting waren tien gemeenteraadsleden aanwezig.  Devynck kreeg acht stemmen achter zich en werd zo verkozen tot schepen.  In 1938 had hij op de lijst Van Walleghem – Inghelram gestaan en werd verkozen tot gemeenteraadslid.  In 1932 was hij al tot gemeenteraadslid verkozen voor de katholieken.  Dit maakte zijn aanstelling tot schepen eigenaardig.  Waarom heeft de meerderheid zelf geen kandidaat naar voren geschoven?  Volgens Julien Desseyn was de keuze van Livin Devynck een compromis tussen beide groepen.  Devynck was een soort consensus figuur.[84]

 

Tegen burgemeester Beheyt en schepen Colpaert werd geen onderzoek ingesteld.  Hun feiten wogen immers niet zwaar.  Beide konden bijgevolg op beide oren slapen, maar Colpaert werd al snel getroffen door een nieuwe maatregel van de Duitse overheid.

 

Op 7 maart 1941 werd een Duitse verordening afgekondigd.  Daarin werd verklaard dat alle burgemeesters en schepenen ouder dan 60 jaar ambtsverbod kregen.  Als resultaat van deze verordening werden 980 burgemeesters en 1883 schepenen vervangen.[85]  In Vlaanderen werden de vacatures voor een belangrijk deel ingenomen door VNV-leden.  Dit gold ook voor Middelkerke.

 

Toen de provinciale ambtenaren lijsten opstelden van de te vervangen schepenen in West-Vlaanderen stond bij Middelkerke de naam Medard Colpaert.[86]  De schepen was geboren op 16 februari 1864 en viel met zijn 77 jaar onder de ouderdomsverordening.  Als vervanger werd gekozen voor Jerome Baeckelandt.  In de staat van voordracht gaf de arrondissementscommissaris het volgende advies: "De heer Baeckelandt maakt geen deel uit van de gemeenteraad.  Hij is ontwikkeld en bereid zijne volle krachten te geven om het volk te dienen.[87]  Andreas Inghelram herinnerde hem als onderwijzer, een rechtschapen man die tijdens WOI de uitgever was van een frontblaadje.[88]  Op 5 augustus 1941 werd het ontslag van Medard Colpaert aanvaard.[89]  Op 16 augustus volgde de eedaflegging van Jerome Baeckelandt als schepen van Middelkerke.[90]  Met Jerome Baeckelandt kwam de eerste VNV-er in het schepencollege.  Er zou al snel een tweede volgen.

 

Ook de kersverse schepen Livin Devynck bleek volgens de Duitsers te oud om nog langer een ambt uit te oefenen.  Als vervangers werden Leo Laga de 43 jarige verzekeringsagent en gemeenteraadslid Andreas Inghelram naar voren geschoven.  Op de voorstelstaat gaf de arrondissementscommissaris zoals gebruikelijk zijn advies: “De heer Inghelram maakt deel uit van den gemeenteraad.  In mei 1940 heeft hij zijn post niet verlaten.  Hij is ontwikkeld, wakker en krachtdadig.  Het is de meest geschikte persoon tot het ambt van schepen in de belangrijke kustgemeente.  In volle vertrouwen kan hij tot waarnemend schepen aangeduid worden.  De candidatuur van de heer Laga Leo en Baeckelandt J, gepensioneerd onderwijzer werd eveneens ingediend.  Deze laatste zal voorgesteld worden om de heer Colpaert te vervangen.  In voorkomend geval zou de heer Laga Leo het ambt van schepen kunnen uitoefenen.”  Andreas Inghelram wilde niet tot schepen aangesteld worden omdat hij onderwijzer was.  Leo Laga kreeg uiteindelijk het gunstig advies.[91]  Op 9 augustus 1941 kreeg de provincie groen licht van de Duitsers.  Ze hadden Leo Laga goedgekeurd.[92]  Op 6 september benoemde de secretaris-generaal Leo Laga tot schepen.[93]  Een dag voordien had hij Livin Devyncks ontslag aanvaard.  Niks stond VNV-er Leo Laga nog in de weg en hij werd schepen van de gemeente Middelkerke.[94]  In iets minder dan een maand tijd werden de twee schepenposten overgenomen door VNV-ers.

 

De twee nieuwe schepenen behoorden niet tot de gemeenteraad.  Ze werden van buiten de gemeenteraad aangesteld.  Ze waren zelfs geen kandidaten geweest tijdens de verkiezingen.  Dit was mogelijk door een verandering in de rekruteringsbasis van burgemeesters en schepenen tijdens de oorlog.  Voor de oorlog werd in de eerste plaats gekeken naar de verkiezingsuitslag en slechts in tweede instantie naar de competentie van de kandidaat.  Tijdens de oorlog veranderde dit.  Het belangrijkste criterium werd ‘competentie’.  Secretaris-generaal Bajard verwoordde het als volgt: "Met het oog op benoemingen tot gemeentelijke ambten dient in de eerste plaats naar de meest bekwame en onafhankelijke candidaten uitgezien…”[95].  Het was niet langer nodig verkozen te zijn om tot schepen of burgemeester aangesteld te worden.  Het besluit van 26 mei 1941 regelde de kwestie.  Hierin werd bepaald dat het hoofd van het Ministerie van Binnenlandse Zaken schepenen kon ontslaan die in de onmogelijkheid waren hun ambt nog verder uit te oefenen (art. 1).  Tezelfdertijd kon hij personen aanduiden om het ambt van schepen waar te nemen (art. 2) en tenslotte konden ook schepenen buiten de raad aangeduid worden (art.3).[96]  Secretaris-generaal Romsee lichtte de beslissing toe in de omzendbrief van 17 juni 1941: “De veelvuldigheid en ingewikkeldheid der vraagstukken waarover de plaatselijke besturen staan en met den dag grooter wordende verantwoordelijkheid van de colleges van burgemeester en schepenen, vergen nochtans dat alleen overwegingen omtrent de waarde, de bekwaamheden en het hoge plichtsbesef van de persoon, de keuze leiden.  Daardoor is art. 3 ontstaan, waarbij het hoofd van het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de schepen aan te duiden buiten de leden van den gemeenteraad…[97]

 

Terwijl de procedure liep om in Middelkerke twee nieuwe schepenen aan te stellen, zat de bezetter niet stil.  Op 28 mei 1941 nam de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken het besluit waarbij de gemeenteraad alle bevoegdheden diende over te dragen aan de burgemeester en schepenen.  Vanaf die datum had het college van burgemeester en schepenen een tweeledige functie: als college zoals voorheen en ter vervanging van de raad.  Op 27 juni 1941 kwam het college met de uitgebreide bevoegdheden voor het eerst samen.[98]  Tijdens de oorlog kreeg vooral de burgemeester meer bevoegdheden toebedeeld.  Hij was de voorzitter van de ravitailleringdienst en het winterhulpcomité.  Hij moest instaan voor de prijzencontrole.  Als voorzitter van het schepencollege was hij sinds 28 mei 1941 verantwoordelijk voor de taken die voorheen aan de gemeenteraad waren toegewezen en hij moest samen met de arrondissementscommissaris in sommige gevallen optreden als rechter in eerste aanleg.[99]  De burgemeesters moesten dan ook heel wat meer tijd in hun ambt steken dan vroeger het geval was.  Deze uitbreiding in bevoegdheid paste ook in de strekking waarbij de burgemeester werd aangezien als ‘burgemeestersambtenaar’.  Iemand zoals de provinciegouverneur die voor het leven benoemd was en boven de partijpolitiek stond.

 

Leo Laga heeft zijn stempel niet kunnen drukken op het beleid te Middelkerke.  Vijf maanden na zijn aanstelling stierf hij op 27 januari 1942.[100]  Julius De Cuman was de voorgestelde kandidaat.  De militaire overheid ging akkoord en op twee mei 1942 besloot secretaris-generaal Romsee dat Jules De Cuman als schepen werd aangeduid te Middelkerke.[101]  Jules De Cuman werd zo de nieuwe schepen van Middelkerke.  Hij had na de verkiezingen van 1932 en 1938 gezeteld voor de lijst Van Walleghem.  Hij werd na de oorlog veroordeeld wegens lidmaatschap van de DeVlag.  Iets wat hij bleef ontkennen.

 

De Duitse overheid had het plaatselijk bestuur te Middelkerke geleidelijk, maar grondig veranderd.  Eerst verdween de gemeenteraad en werd haar bevoegdheid overgeheveld naar het college van burgemeester en schepenen.  Vervolgens werden de verkozen schepenen vervangen door rechtstreeks benoemde titularissen.  In 1943 was de enige nog niet vervangen persoon burgemeester Beheyt.  Het werd tijd om hem te vervangen.

 

3.1.3 Ambtverbod

 

Op 18 mei 1943 kreeg burgemeester Beheyt een brief van de Militärverwaltung te Brussel dat hij niet langer zijn ambt als burgmeester mocht uitoefenen.  De Verwaltungschef, von Weider, formuleerde de beslissing als volgt: “Mit Ermachtigung des Militarbefehlhabers in Belgien und Nordfrankreich – Militärverwaltungschef – wird ihnen aus Grunds des 3 Abs 2 den Verordnung des Militärbefehlshabers über ausübung öffentlichen Täzigkeit in Belgien vom 18.7.1940 mit sofortiger Wirkung die Ausübung ihres Amtes als Bürgmeister der Gemeinde Middelkerke unterzagt.[102]

 

De verordening van 18 juli 1940 kwam reeds aan bod bij het stuk over ambtsverlating, waar de Duitse overheid stipuleerde dat een ambtenaar die het land verlaten had uitdrukkelijk de toestemming moest hebben van de Duitsers om dat ambt weer op te nemen.  Er was echter ook een derde artikel aan deze verordening verbonden.  In dit artikel behield de militaire bevelhebber het recht om personen die niet onder artikel twee vielen (lees: personen die het land niet ontvlucht waren) de uitoefening van een openbaar ambt te verbieden.  Dat was het zogenaamde ‘Amtsverbot’.  Iedere ambtenaar was door dit artikel onderhevig aan de willekeur van de Duitsers.  Op die manier beschikte de Duitse overheid in België over een ideaal middel om de administratie te zuiveren van ‘politiek onbetrouwbare en onbekwame personen.’[103]  Burgemeester Beheyt werd met deze verordening aan de kant geschoven.

 

Volgens de rijkswacht zat Inghelram achter het ontslag van Beheyt.[104]  De arrondissementscommissaris schreef dan weer dat er van het begin van de oorlog een offensief ingezet was tegen de burgemeester door leden van de oppositie.  De namen werden niet vermeld.[105]  Inghelram van zijn kant ontkende met klem enig aandeel te hebben gehad bij de afzetting van Beheyt.

 

Het ambtsverbod werd rechtstreeks opgelegd door de Militärverwaltung.  De kustgemeenten werden aangezien als een belangrijk en gevaarlijk gebied.  Het is misschien daardoor dat de Duitse overheid liever een Nieuwe Orde gezinde burgemeester aan het roer zag staan aan een kustgemeente als Middelkerke.  Maar, waarom wachtten ze dan tot 1943 en plaatsten ze niet veel eerder een oorlogsburgemeester aan het hoofd van de gemeente zoals in Oostende?  Daar werd de wettelijk verkozen burgemeester, eveneens zonder reden, vervangen door een lid van de Nieuwe Orde.

 

Op 25 mei 43 gaf de gouverneur de arrondissementscommissaris opdracht om het gemeentebestuur in te lichten en het nodig te doen om de opvolging te bespoedigen.  Op het schepencollege van 2 juni werd het ambtsverbod meegedeeld.[106]  Schepen Jerome Baeckelandt werd aangesteld als dienstdoend burgemeester.  Vanaf 2 juni werd de gemeente door slechts twee personen bestuurd.

 

Op 12 juni 1943 schreef de gouverneur aan de arrondissementscommissaris dat “de candidatuur van den heer Andries Inghelram leeraar te Middelkerke…” hem werd aanbevolen.[107]  De benoeming van de nieuwe burgemeester bleef echter aanslepen.  Op 19 juli wou de gouverneur van de arrondissementscommissaris weten hoe ver het stond met de benoeming.  Voor de tweede maal wees hij Inghelram aan als mogelijke kandidaat: “Ik verneem dat de heer Andries Inghelram onderwijzer te Middelkerke, die als zoodanig ontslag zou nemen een uitstekend kandidaat zou zijn.[108]

 

Vanaf 9 juli 1943 bleef Jules De Cuman weg uit het schepencollege.  Dit bracht problemen mee voor de besluitvorming want de aanwezigheid van De Cuman was noodzakelijk om geldig te beraadslagen en te beslissen.  Een meerderheid van leden was immers wettelijk vereist.  De Cuman bleef echter weg en Jerome Baeckelandt stond er alleen voor.  Om de gemeente draaiende te houden werd beroep gedaan op bepalingen in de gemeentewet die stelde dat na twee oproepen, de derde maal geldig kon vergaderd worden, ongeacht het aantal aanwezigen.  Jerome Baeckelandt was ontstemd over de afwezigheid want in het verslag van het schepencollege van 19 augustus lezen we dat Jules De Cuman “er zich vrijwillig van onthoudt de vergadering van het Schepencollege bij te wonen, onder voorwendsel van ontslaggever  wegens ziekte.[109]  Jules De Cuman wou niet langer schepen zijn en bood op 31 juli zijn ontslag aan bij de arrondissementscommissaris: “Ik kan mij niet solidair verklaren met het bestuur, daarbij, mijn gezondheidstoestand laat niet toe dat ik verder actief optreedt.  Ik wijs er op dat dit besluit onherroepelijk is.[110]

 

Ondertussen werd gouverneur Bulckaert ongeduldig.  Er was nog altijd geen vervanger voor Beheyt aangesteld.  Op 3 augustus schreef hij de arrondissementscommissaris dat hij zo snel mogelijk de voorstelstaten wou voor de vervanging van dokter Beheyt.  Drie dagen later volgde weer een brief waarin de gouverneur weigerde het ontslag van De Cuman in te willigen zolang er geen nieuwe burgemeester benoemd werd.  Hij gaf de arrondissementscommissaris een termijn van vijf dagen om de voorstelstaten op te sturen.[111]  De arrondissementscommissaris zond niks terug en op 16 augustus herhaalde Bulckaert zijn eisen in een brief naar de Arrondissementscommissaris: hij wou de voorstelstaten binnen de vijf dagen en weigerde De Cuman zijn ontslag te aanvaarden zolang er geen nieuwe burgemeester was.  Een dag later was de staat van voordracht in Brugge.  Het advies van de arrondissementscommissaris luidde: “De heer Inghelram is als kandidaat voorgesteld door de heer gouverneur.  Hij verkeert in de voorwaarden om het ambt van burgemeester te kunnen waarnemen.[112]  De volgende dag werden alle documenten doorgestuurd naar de secretaris-generaal.  Een maand later verleende Romsee ontslag aan burgemeester Beheyt.[113]  De volgende dag, op 17 september, werd Inghelram aangesteld als burgemeester van Middelkerke.  Tijdens het interview verklaarde Inghelram dat hij aangespoord werd door de hogere leiding van de partij: “Wij behoorden tot een partij waar er tucht was en als de partij zei gij moet dat doen, gij zijt daartoe bekwaam, dan aanvaardden wij dat.  De tucht was zo groot dat niemand durfde neen te zeggen”[114]

 

Er kwam een einde aan het eenmansbestuur van ‘meester’ Baeckelandt.  Gedurende meer dan drie maand, van 9 juli tot de eedaflegging van Inghelram op 29 september, was de gemeente in handen geweest van één persoon.  Deze had alle bevoegdheden in handen.  Jules De Cumans ontslag werd door de gouverneur samen met de voorstelstaat voor de nieuwe burgemeester overgemaakt aan de secretaris-generaal op 18 augustus.  Zijn ontslag werd bekendgemaakt op het schepencollege van 14 oktober 1943.[115]

 

Één van de eerste taken van burgemeester Inghelram was het zoeken naar een nieuwe schepen.  Op 10 november schreef Bulckaert naar de arrondissementscommissaris.  Hij wou de voorstelstaten ter vervanging van De Cuman.  In zijn antwoord van 2 december repliceerde de commissaris dat niemand bereid was om schepen te worden, zowel binnen als buiten de gemeenteraad.  Hierop schreef de gouverneur burgemeester Inghelram aan.[116]  Het antwoord van Inghelram luidde hetzelfde als dat van de commissaris.  Niemand wilde zich kandidaat stellen.  De gouverneur schreef dan maar naar de Verwaltungschef dat er geen kandidaten gevonden waren.  De positie van tweede schepen bleef vacant en Andreas Inghelram en Jerome Baeckelandt bestuurden samen Middelkerke tot de bevrijding.  Dit gebeurde op acht september.  VNV-burgemeester Inghelram heeft maar elf maanden de gemeente geleid.

 

3.1.4 Het beleid van de twee burgemeesters

 

Over het beleid van de twee burgemeesters tijdens de oorlog is niet veel bekend.  Beidde zijn al dood, wat een interview met hen onmogelijk maakt.  Ook de naaste medewerkers tijdens de oorlog zijn al gestorven.  De algemene correspondentie was de belangrijkste bron om het beleid van beide burgemeesters te kunnen onderzoeken.

 

Simon Beheyt was tijdens de oorlog zo’n drie jaar burgemeester van de gemeente Middelkerke.  Het merendeel van de oudere Middelkerkenaars vindt dat hij zich goed gekweten heeft van zijn job.  Als burgemeester had hij echter nog weinig te vertellen.  Er was geen gemeentebeleid meer.  De Duitsers gaven orders en de gemeente voerde ze uit.  Indien niet gedaan werd wat de bezetter vroeg of als de uitvoering ervan te lang duurde, werd gedreigd met acties tegen de gemeente.  Beheyt had enkele aristocratische trekjes.  Zo droeg hij zelf nooit de dossiers voor het schepencollege, maar liet hij de gemeentesecretaris de dossiers aanbrengen.  De secretaris diende tevens de enveloppen te openen en de brieven voor te leggen aan de burgemeester.  Zaken die zijn handtekening vroegen, werden steeds plechtig ondertekend met een gouden pen..  Burgemeester Beheyt stond bekend als conservatief.  Hij nam niet veel risico’s en ging niet in tegen de beslissingen van de Duitse bezetter.  Hij kon het ook niet.  De burgemeester werd omringd met schepenen die niet eens gemeenteraadslid waren zoals Leon Laga, Jerome Baeckelandt en Jules De Cuman.  In feite was Beheyt vleugellam gemaakt als liberaal politicus.  Hij zat figuurlijk geboeid in zijn burgemeestersstoel.  In de beginfase van de bezetting had hij nog het gemeentepersoneel, de luchtbescherming, de politie en de brandweer waarop hij kon rekenen. Het gros van deze mensen was aangesteld tijdens de achttien jaar dat de liberalen de plak zwaaiden in Middelkerke.  Het merendeel behoorde dan ook tot clan Beheyt en hij kon op hun steun rekenen.  Tijdens de oorlog werd ook het personeel vervangen.  Zo werd VNV-er Karel Van Aerschot politiecommissaris te Middelkerke.  Het politiecorps werd nog verder aangevuld met Nieuwe Orde gezinde personen zoals de broers Vandenhouweele die lidkaarten op zak hadden van het VNV en de Zwarte Brigade.  De opzichter van de gemeentewerklieden werd Leon Lanssens eveneens van VNV-strekking.  De ambten bij de gemeentelijke administraties werden gedurende de oorlog steeds meer ingenomen door VNV-ers en leden van andere collaborerende organisaties.  Burgemeester Beheyt had nog weinig speelruimte om iets te ondernemen.  Hij moest besturen met een Nieuwe Orde gezinde administratie.  Dit werd hem door bepaalde mensen kwalijk genomen.  In een verkiezingspamflet van de gemeenteraadsverkiezingen van 1946 lezen we: “Is het waar Mr. De burgemeester, dat ge binst den oorlog veel en uit ganscher harte gekollaboreerd hebt met de schelmen door de Nazies benoemd.  Ge had wel willen voort doen in dien weg, maar wetende welke kazakkendraaier ge waart en nog zijt, hebben ze u buiten gezet, zooals uwe medeburgers u zullen buiten draaien alsook uwe knechten op de toekomstige gemeenteverkiezing.[117]

 

Het was niet omdat Beheyt uitvoerde wat de Duitsers hem opdroegen dat hij daarom een collaborateur was, zoals een kiespamflet hem beschuldigt.  Hij heeft de besluiten van de Duitsers uitgevoerd.  Maar dit is een groot verschil met het systematisch in de hand werken van de Duitsers.  Hij is niet tegen zijn bevolking opgetreden.  Als het kon, probeerde hij binnen zijn kleine speelruimte de bevolking te dienen. Vooral de landbouwers en de hoveniers konden op zijn steun rekenen.  Op 18 februari 1941 wilden de Duitsers een lijst van de mensen die paarden bezaten in Middelkerke.[118]  Op basis van deze lijst zouden ze de nodige paarden opeisen voor hun werken in de duinen.  De gemeente kreeg tot het einde van de maand de tijd om de lijst in te dienen.  Toen de lijst de Ortskommandatur in Oostende niet op tijd bereikte, stuurde de Standortkommandant te Middelkerke, Hering, op 6 maart een brief naar de burgemeester.  Hierin werd hij er aan herinnerd dat hij de lijst moest indienden.  Een tweede brief volgde op 28 maart.  Ditmaal dreigde de bezetter met acties indien het gemeentebestuur de lijst niet zou indienen.  Op 6 april stuurde de gemeente Middelkerke uiteindelijk de lijst door naar Oostende.  Vier dagen later kreeg de gemeente een boze brief in de bus van de Kreiskommandant te Brugge.[119]  De lijst bevatte de eigenaars die paarden hadden voor niet-landbouw gebruik.  In totaal ging het slechts om acht paarden.  Terwijl er expliciet gevraagd was om een lijst van alle eigenaars van paarden op te zenden naar de Ortskommandatur in Oostende.  Of de volledige lijst nog verzonden is, werd niet achterhaald, want in de correspondentie werd niks vermeld, maar de burgemeester was er toch in geslaagd de opeising met minimum twee maanden te vertragen.  De moedwillige vertraging was echter een eenmalige gebeurtenis want bij de vraag naar een lijst van voertuigen in Middelkerke, werd de lijst netjes op tijd verstuurd naar het Hotel du Parc in Oostende waar de Ortskommandatur gevestigd was.[120]

 

Burgemeester Beheyt probeerde er voor te zorgen dat Middelkerke genoeg voedsel had.  Dit bleek immers niet voor de hand liggend.  In totaal schreef hij tussen 1940 en 1943 zes brieven omtrent het tekort aan aardappelen in de gemeente.  Vier van deze brieven werden geschreven in de winter 40 – 41.  Blijkbaar stond de bevoorrading toen nog niet op punt.  Tijdens de winters bleek er eveneens een gebrek aan steenkool te bestaan.  De burgemeester wijdde er vier maal een brief aan.  Hij vond tevens dat het deel van de oogst dat in beslag werd genomen door de Duitse overheid kleiner kon.  Op 26 augustus 1941 schaarde hij zich achter de landbouwers, toen bleek dat ze hun quota’s in aardappelen en haver niet konden leveren.  Hij schreef dat de hoveniers, die geen weilanden hadden, de haver zelf nodig hadden voor hun paarden.[121]

 

De burgemeester durfde zich evenwel tegen de landbouwers te keren en hun oogsten opeisen.[122]  De boeren woekerden en verkochten hun aardappelen liever aan mensen buiten de gemeente die er hoge prijs voor betaalden dan de aardappelen te verdelen onder de mensen van hun gemeente.  Hij is die aardappelen gaan opeisen.

 

Volgens sommige Middelkerkenaars werd Beheyt door de Duitse overheid afgezet omdat hij zijn bewoners teveel steunde.  Een doorn in het oog van de bezetter.[123]  Geen enkel document kon dit bevestigen of tegenspreken.

 

Over burgemeester Inghelram is nog minder geweten.  Tijdens zijn bestuur van elf maanden werden geen documenten gevonden waaruit bleek dat hij de Duitse overheid tegenwerkte.  Het tegendeel evenmin.  Inghelram mocht dan wel een VNV-er zijn en de plaatselijke commandant van de Zwarte Brigade, de Krijgsraad heeft hem voor geen andere activiteiten veroordeeld.  Hij werd enkel veroordeeld wegens lidmaatschap van het VNV en de Zwarte Brigade en burgemeesterschap tijdens de oorlog.  Hij was zijn boekje niet te buiten gegaan tijdens zijn burgemeesterschap.  Beheyt bevestigde dit: “Ik kan betreffende zijn optreden als burgemeester geen bepaalde laakbare feiten aanhalen.[124]  Ook de politiecommissaris bevestigde dit: “Hij was sedert vele jaren bekend als vurige, als vlaamsnationalist en VNV-er.  Hij was nochtans niet gevreesd door zijn medeburgers.[125]  Als burgemeester heeft hij geen onrechtvaardig gedrag vertoond jegens de bevolking.  Integendeel, hij gebruikte zijn invloed om bij de Werkbestelle of bij de Kreiskommandant te onderhandelen om de vrijlating van verdachte verzetslieden of verplichte tewerkgestelden te bekomen.  Een van de personen die vrij kwam dankzij Inghelram was Camiel Pylyser.  Hij tekende zijn levensverhaal op in een boek.  Hij werd opgepakt als werkweigeraar, maar kwam vrij door de bemiddeling van de burgemeester: “… We mochten geen woord spreken tegen elkaar, en zo vooruit naar Brugge.  Daar werden we met honderden per klas in een school gestopt, in afwachting, tot er genoeg waren, om een konvooi in de trein te stoppen, met bestemming; het land van belofte.  Met de vroege morgen trok mijn vrouw naar Middelkerke, tot bij André Inghelram, toen oorlogsburgemeester.  Zodra hij haar zag, waren zijn woorden.  Maar Emerance het is toch niet waar zeker?  Is Camiel er ook bij?  Al wenen knikte zij, het was alles wat ze toen kon zeggen.  Troost u zegde hij, ik zal mijn best doen voor u, ik zal hem trachten terug te halen.  Ongeveer 11 uur in de voormiddag.  Mijn naam werd afgeroepen, ik meldde mij aan, en ik werd op de speelplaats gebracht, en die daar stond, was onze burgemeester.  Regelrecht ging ik naar hem toe, die zegde: ik kom u halen.  Hij bracht mij voor in een bureel, en die officier daar tegenwoordig vroeg mij enkel niets te ondernemen tegen het Duitse leger, en met die belofte was ik vrij.  Dank André, want hetgeen ge deed, was niet voor mij alleen, maar ook voor veel anderen.  Ik eerbiedig uw gedacht, elk is vrij van gedachte in ons democratisch land, maar ik veracht die verraders, die men ook aantrof onder de walen.  Gans mijn leven, was ik u dankbaar en zal het blijven tot ter dood.  Dat u een gedienstig, eerlijk en goed mens geweest zijt, bewijst dit genoeg als het verkiezing is.[126]  Is de verkiezingsoverwinning in 1970 een bevestiging van de Middelkerkse inwoners dat Inghelram de gemeente in 43-44 goed heeft bestuurd?

 

 

3.2 De Politie

 

Tijdens de oorlog veranderde het personeelsbestand van de politie aanzienlijk.  Voor 1940 bestonden de gemeentelijke politiediensten uit een commissaris, een brigadier, drie agenten en een veldwachter.  Net voor de oorlog werd het ontslag van politiecommissaris Albert Bertem in het Staatsblad gemeld.[127]  Middelkerke ging de oorlog in zonder commissaris.

 

Bij de inval van de Duitsers nam politiebrigadier en brandweercommandant Oscar Vansnick de benen.  Hij bleef een maand weg met als motivering dat hij bang was van een Duitse onderdaan aan wie hij een verblijfsvergunning had geweigerd.  Hij haalde tevens aan dat hij overspannen was door de combinatie van brigadier en brandweercommandant.  Toen op de gemeenteraadszitting van 19 juli 1940 beslist werd over het lot van de man, verliet Andreas Inghelram de zaal omdat er gevluchte raadsleden aan de bespreking deelnamen.  De gemeenteraad besliste om Oscar Vansnick zijn wedde voor één maand in te houden.[128]  De brigadier was echter nog niet op het droge.  De gouverneur volgde het advies van de commissie waardoor de gevluchte agent voor vijf maanden uit zijn ambt van brigadier werd geschorst.[129]  Ter vervanging van Oscar Vansnick werden drie tijdelijke agenten in dienst genomen.[130]

 

Op 15 juni 1940 werden twee tijdelijke agenten in dienst genomen omdat de Duitse overheid een uitbreiding van het politiecorps beval, teneinde diefstal te voorkomen, het verkeer te regelen, beschadiging van villa’s en sabotage te vermijden.[131]  Dit tweetal werd nog eens versterkt met de aanstelling van Henri Vande Walle en Oscar Vergauwe in oktober.  De Duitse overheid nam de veiligheid ernstig.

 

Ondertussen werd werk gemaakt van de aanstelling van een nieuwe commissaris.  Op de gemeenteraadszitting van 30 november 1940 werd gestemd over twee kandidaten: Ernest Feys en Floris De Henau.  Drie raadsleden van de lijst Vanwalleghem – Inghelram verlieten de zaal omdat Ernest Feys niet voorkwam op de lijst der geslaagde kandidaten van het examen voor politiecommissaris.[132]  De klacht werd later verworpen door de Secretaris-generaal.  Op 6 september 1941 liet de gouverneur aan de burgemeester weten dat Floris De Henau niet in aanmerking kwam voor het ambt, omdat hij de ouderdomsgrens overschreden had.  Er moest een nieuwe aanstelprocedure opgestart worden.

 

Op 9 december 1941 kreeg gouverneur Bulckaert een brief van Joris Vansteenland, arrondissementsleider van het VNV in het arrondissement Oostende-Veurne-Diksmuide.  Hierin stond te lezen: “Mag ik u vragen hoe de juiste toestand is te Middelkerke betreffende het benoemen van een politiecommissaris?  Er moet daar volstrekt een Nationaalsocialist benoemd worden.[133]  Het was ondertussen al 1 juli 1942 toen het schepencollege besliste dat van de vier kandidaten er twee behouden werden: Karel Van Aerschot en Roger Neys, beidde afkomstig uit Antwerpen.[134]  Op 27 juli stemde de Oberfeldkommandatur te Gent in met de aanduiding van Karel Van Aerschot tot politiecommissaris.  Dit werd bevestigd door Secretaris-generaal Romsee bij besluit van 25 september 1942.  Vervolgens legde Karel Van Aerschot op 17 oktober 1942 de eed af als commissaris bij de arrondissementscommissaris.  Joris Vansteenland kreeg zijn zin want de nieuwe commissaris, Van Aerschot, was lid van het VNV.

 

De politiemacht in Middelkerke zag er op dat ogenblik als volgt uit: een politiecommissaris, een brigadier, zeven tijdelijke politieagenten, een veldwachter en 24 kabelwachters[135].  Een uitbreiding van 27 man.  De kabelwachters stonden in voor de bewaking van de tramlijn die door Middelkerke liep.

 

De politiecommissaris was niet de enige VNV-er in het politiecorps te Middelkerke.  Bij de heraanstelling van zes van de zeven tijdelijke agenten op 12 oktober 1943 werden hun namen genoemd.[136]  Twee van de agenten waren de broers Vandenhouweele.  Eugene Vandenhouweele was lid van het VNV.  Zijn broer Achiel was lid van het VNV en de Zwarte Brigade.

 

Naar het einde van de oorlog toe werd brigadier Vansnick ambtsverbod opgelegd door de Duitse overheid.  Het ambtverbod werd uitgesproken op 8 mei 1944.[137]  Een dag later kwam de SS hem ophalen.  Brigadier Vansnick had bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog de plaatselijke afdeling van het Belgisch Legioen gesticht.  De verzetskringen aan de kust werden echter geïnfiltreerd door Prosper Desitter.  Door zijn toedoen werden 53 mensen aangehouden, waaronder Oscar Vansnick.  Hij werd weggevoerd naar Sint-Gillis en daarna overgebracht naar het concentratiekamp van Nordhausen waar hij stierf op 23 maart 1945.[138]

 

3.3 Het gemeentepersoneel

 

Reeds voor de oorlog had de gemeentelijke administratie het druk.  De maatregelen in verband met de mobilisatie, de rantsoenering en ravitaillering zorgden ervoor dat de administratie op volle toeren draaide.  De bezetting zorgde voor een nog grotere werkdruk.  Dit was het gevolg van de stortvloed van nieuwe maatregelen en de controle die door Duitse en Belgische overheid werden doorgevoerd op allerlei gebieden.  Een uitbreiding van het personeel drong zich dan ook op, maar vooraleer daar werk van kon gemaakt worden moesten eerst de postverlaters gehoord worden.

 

Net zoals enkele leden van het gemeentebestuur, kozen ook werknemers van de gemeente tijdens de meidagen het hazenpad.  Alfred Huygehbaert was de opzichter bij de dienst van de gebouwen van de gemeente.  Hij was op 19 mei gevlucht naar Saint-Folquin in Frankrijk, waar hij 33 dagen verbleef.  De gemeente legde hem geen tuchtmaatregel op[139].  De commissie was echter minder mals en stelde een schorsing voor één maand voor.  Dit voorstel werd gevolgd door de gouverneur.[140]

 

Ook Charles Verstraete incasseerder der Regiediensten, vluchtte naar Frankrijk, waar hij zijn vrouw en kind wou veilig stellen.  Hij had zijn post voor 17 dagen verlaten.  De gemeente reageerde streng.  Hij kreeg een schorsing van drie maanden en zijn wedde werd ingehouden tot 1 augustus.

 

Hector Depoorter bleef het langst weg: ruim drie maanden.  Hij was het bureelhoofd bij het gemeentebestuur.  In de brief van het schepencollege aan de gouverneur van 2 september 1940 werden bewijsstukken van een militair hospitaal in Agen gevoegd.  Daar was Hector opgenomen voor medische verzorging.  De commissie hield daar geen rekening mee en stelde een schorsing van vier maand voor.  In de nota voor de gouverneur werd gesteld dat vier maanden schorsing voor drie maanden afwezigheid, geen overdreven sanctie was.[141]  Toch kwam er reactie op de strenge straffen.  In een brief vanwege de ‘Nationale Bond der Gemeentewerklieden van België’ stond dat de provincie West-Vlaanderen te streng strafte in vergelijking met de andere provinciën.

 

Na de inval van de Duitse legers stond de administratie op een laag pitje en moesten ook de werklieden aangemaand worden om terug te komen werken.[142]  Eenmaal de administratie weer op normaal tempo draaide, kon werk gemaakt worden van de verhoging van het aantal personeelsleden om het uitgebreide takenpakket op te vangen.

 

De eerste twee tijdelijke bedienden die aangeworven werden, waren Henri Haelewijn en Albert Proot.  Zij gingen werken bij de ravitailleringdienst[143].  Op 27 december kregen ze versterking van Georges Caenen en Roger Mollet die het secretariaat voor zijn rekening nam.  Op 20 januari 1941 waren er in totaal tien tijdelijke bedienden in dienst.[144]

 

De werklieden kregen op 7 januari 1941 Leo Lanssen als opzichter.[145]  Leo Lanssen werd op de dag van de bevrijding in 44 opgepakt wegens zijn lidmaatschap van het VNV.  Ook Roger Muyle tijdelijk bediende van de gemeente Middelkerke en secretaris van het VNV onderging hetzelfde lot.

 

De inkwartiering bracht een hele administratie met zich mee.  De hotelierbond van Middelkerke stelde het gemeentebestuur voor om een bediende aan te stellen die zich met de boekhouding van de inkwartiering zou bezig houden.  Deze bediende werd Roger Vanmeerhaeghe, een onderwijzer.  Hij kreeg zijn loon uitbetaald door de hotelierbond en niet door het gemeentebestuur.[146]

 

Er werd een commissie voor vee-opeising opgericht.  Deze bestond naast het schepencollege uit August Vergauwe, Hector Matthijs, Dierendonck, Cornelis en Boydens.[147]

 

De gemeente had tijdens de oorlog een groter administratief apparaat gekregen.  Dit was het gevolg van nieuwe diensten die werden opgericht en het strenger toezicht dat van hoger hand werd opgelegd.  Het merendeel van het administratief personeel had geen Nieuwe-Orde-sympathieën, toch waren er enkele die na de oorlog werden opgepakt wegens lidmaatschap van Duitsgezinde organisaties.  Naast de reeds genoemde Leo Lanssen en Roger Muyle waren ook Helena Compernolle, Margaretha Albrecht en Prudentia Vergaerde lid van Duitsgezinde organisaties.  Helena Compernolle was lid van de Dietse Meisjesscharen.  Margaretha Albrecht en Prudentia Vergaerde waren lid van de DeVlag.

 

Het belangrijke ambt van gemeentesecretaris werd van 1937 tot 1940 ingevuld door Arthur De Boyser.  Hij stierf net voor de oorlog en werd vervangen door Alfons Dubois.  Dubois bleef gemeentesecretaris tot aan de bevrijding.  Hoewel hij geen lid was van een Duitsgezinde organisatie werd hij toch op 15 september 1944 opgepakt door de Intelligence Service.[148]  In mei 1948 hervatte Alfons Dubois zijn ambt als gemeentesecretaris opnieuw.

 

 

3.4 De Brandweer

 

De brandweer onderging bijna geen wijzigingen tijdens de oorlog.  Slechts één persoon werd vervangen en dat was wel de brandweercommandant.

 

Net zoals bij andere diensten vluchtte een deel van het brandweerkorps tijdens de meidagen van veertig.  Politiebrigadier Vansnick was gevlucht en kreeg hiervoor een sanctie.  Naast politiebrigadier was hij de brandweercommandant van de gemeente Middelkerke.  Ook in deze hoedanigheid werd hij geschorst.  Het schepencollege van 15 november 1940 stelde een schorsing van 6 maanden voor.[149]  Op dit voorstel kwam echter verzet.  De Inspecteur-generaal van de brandweerdiensten, Van Mossevelde, vond de straf overdreven en schreef dat twee maanden zou volstaan.  Net als bij de schorsing als politiebrigadier vond de commissie dat de vrees op wraakneming wegens het niet toekennen van een verblijfsvergunning, geen geldige reden om het ambt te verlaten.  De commissie stelde vijf maanden schorsing voor.  De gouverneur volgde dit advies op 20 februari 1941.[150]  Oscar Vansnick werd uit zijn twee functies geschorst voor de periode van vijf maanden.  De schorsing als bevelhebber van de brandweer was zonder weddeverlies.  Het Middelkerkse corps was immers vrijwillig.

 

Drie andere brandweerlieden hadden eveneens het land verlaten in mei 1940.  René Rydey en Henri Verslype werden niet gesanctioneerd door het schepencollege van 15 november.[151]  Zij waren immers jonger dan 35 jaar en voldeden aan hun militieverplichtingen door hun post te verlaten.  De derde brandweerman, Oscar Vanhooren, was ouder dan 35 jaar.  Het college stelde voor hem een schorsing van zes maand voor.  De commissie zag het anders.  Volgens hun advies van 29 november 1940 verlieten alle drie de brandweerlieden hun post om aan militaire verplichtingen te voldoen.[152]  Ze verlieten het land ingevolge de officiële radio-omroepen.  De drie leden van de brandweer kwamen er van af zonder sanctie.  Oscar Vanhooren heeft ook geen straf gekregen en profiteerde van de reglementering inzake militaire verplichtingen.

 

De commandant kon na zijn vijf maanden schorsing opnieuw aan het werk.  Vansnick oefende zijn functie niet lang meer uit.  Op 17 maart ontving de gouverneur immers een brief van het brandweercorps.  In deze brief wensten zij niet meer onder het bevel van Vansnick te staan: “wij blijven steeds vrijwillig bereid, excellentie, onzen plicht als brandweerman, ten bate van de gemeenschap te vervullen doch niet onder het bevel van iemand, die in tijd van gevaar wegvlucht en ons korpsleden, aan ons lot overlaat, zonder eenige verwittiging ook.  Zulken bevelhebber hebben, is een vernedering voor ons.[153]  De brief was ondertekend door 5 leden van de brandweer.

 

De gouverneur reageerde dat hij Vansnick niet kon ontslaan.[154]  De gemeente kon hem echter vragen zelf ontslag te nemen.  Enkele dagen na de verzending van de brief schreef de gouverneur naar brandweerinspecteur Van Hoonacker om Vansnick aan te zetten om, in het belang van het corps, ontslag te nemen.[155]  Van Hoonacker kon Vansnick overtuigen om ontslag te nemen.

 

Er kwam eveneens druk van buitenaf.  Kreiskommandant Hofmann verplichtte het gemeentebestuur Vansnick te ontslaan.  Er moest een nieuwe leider komen die het vertrouwen van zijn mannen genoot.  De kommandant wees hierbij op het gevaar waaraan kustgemeentes waren blootgesteld.  Een goed functionerende brandweer was noodzakelijk in dit gebied.[156]  Op het schepencollege van 19 juni werd het ontslag van Oscar Vansnick, brandweercommandant, aanvaard.[157]  Er werd meteen een nieuwe bevelhebber aangesteld.  Dit werd Jan Cools.

 

 

3.5 De Leraars

 

In Middelkerke waren er drie scholen: een gemeentelijke basisschool, een vrije school met de naam Sint-Jozefsinstituut en een schooltje op de wijk Raversijde.  Het gemeentebestuur was verantwoordelijk voor de aanwerving van het personeel van de gemeenteschool.  Voor de oorlog gaven daar zeven leraren les.  De leraars waren Arthur Simoen, Jerome Baeckelandt, Jan Cools, Roger Vandecandelaere, Kamiel Vanheule, Edgard Vanhecke en Fernand Meseure.

 

Twee leraars werden tijdens de bezetting vervangen.  Om schepen te worden, nam Jerome Baeckelandt ontslag.  Hij werd vervangen door zijn zoon Firmin Baeckelandt.[158]  In 1943 werd Jan Cools opgepakt door de Gestapo en naar Duitsland overgebracht.  Zijn laatste schooldag was op 26 mei 1943.  Hij werd vervangen door een interim leerkracht.

 

Net als zijn vader was Firmin Baeckelandt lid van de Nieuwe Orde.  Na de bevrijding werd hij geschorst.  Hij was echter niet de enige.  Fernand Meseure en Roger Vandecandelaere werden ook geschorst wegens hun ‘onvaderlandse handelingen’ tijdens de bezetting.[159]

 

 

3.6 Grote agglomeraties

 

Naast maatregelen door de Duitse overheid uitgevaardigd om de oude garde te vervangen door ‘Deutschfreundliche’ elementen zoals de postverlating, ouderdom, tuchtmaatregelen en ambtsverbod, had de bezetter volgens Luc Herremans nog een instrument tot zijn beschikking.  Hij schrijft in zijn scriptie over de oprichting van ‘grote agglomeraties’.[160]  Deze zorgden voor een inkrimping van het aantal lokale administraties.

 

Op 1 september 1941 werd het Rijkscommissariaat voor de grote agglomeraties opgericht.  Dit commissariaat werd belast met de voorbereiding en het opstellen van de besluiten in verband met de administratieve eenheid van agglomeraties.

 

3.6.1 Groot-Oostende

 

Aan de kust werd ook geprobeerd om een grote administratieve eenheid te creëren.  Er was een voorstel tot de oprichting van Groot-Oostende.  Deze agglomeratie zou bestaan uit Oostende, Bredene, Zandvoorde, Stene, Middelkerke of op zijn minst de wijk Raversijde en het noordelijk deel van Leffinge.  Het voorstel werd rondgestuurd naar alle schepencolleges.  Zij moesten oordelen over de zaak en hun bevindingen opsturen naar de Bestendige Deputatie.  Alle volgende informatie komt uit een nota die werd geschreven voor de Bestendige Deputatie.[161]

 

Het schepencollege te Oostende van 29 juli 1942 zette het licht op groen voor de oprichting van Groot-Oostende.  Ze schoof talrijke argumenten naar voor.  Ten eerste kon de stad niet meer uitbreiden.  Er woonden 50.000 mensen in Oostende, terwijl de gemeente maar 12,5 km² groot was.  Dit zorgde voor een bevolkingsdichtheid van 4.000 mensen per vierkante kilometer.  In het zomerseizoen waren er 300.000 mensen in Oostende wat een onzinnige opeenhoping als gevolg had.  Oostende wou haar brede lanen en parken behouden.  Hierdoor bleef de helft van de oppervlakte onbebouwbaar.  Om uit te breiden had de stad nieuwe grond nodig.  Deze kon ze bekomen door de randgemeenten aan te hechten.  De inlijving van Bredene, Zandvoorde en Stene zou ruimte creëren voor tuinwijken, sportterreinen en vakantieoorden.  De inlijving van Middelkerke en Leffinge leken logisch ter afronding van het geheel.  Bredene en Zandvoorde waren daarenboven nodig voor de nijverheid en uitbreiding van de haven.  Oostende had zich tot nog toe enkel op toeristisch gebied ontwikkeld en dat was gevaarlijk.  Getuige hiervan was de oorlog die een terugloop van het toerisme met zich mee bracht.  Oostende schreef ook dat ze betere diensten had dan de randgemeenten zoals scholen, theaters en sportinfrastructuur.  De andere gemeenten parasiteerden op deze diensten.  De eenmaking van de diensten zou voordelen hebben tijdens het badseizoen.  De creatie van één grote gemeente zou tevens een betere ravitaillering als gevolg hebben.

 

Naast dit verslag van het schepencollege stuurde Oostende ook een brief naar de Gouverneur.[162]  Daarin stonden de voordelen van Groot-Oostende voor de politie: vergemakkelijken van de opsporing van delinquenten, eenmaking van de politiereglementen, meer politie op straat en mobielere brigades.

 

Het schepencollege van Oostende zag geen graten in de oprichting van Groot-Oostende en gaf een gunstig advies.  Stene gaf geen advies aan de Bestendige Deputatie.  De andere schepencolleges waren niet opgezet om hun gemeente op te laten gaan in een grote agglomeratie.

 

Bredene stelde dat de gebieden die Oostende in het verleden van de gemeente had verworven (Slasslijkens en Vuurtoren) werden verwaarloosd.  Het college vreesde dat het grondgebied van Bredene zou gebruikt worden als afvalplaats en als vestigingsplaats voor gevaarlijke en ongezonde nijverheden.  Ten slotte schreef ze dat de bevolking van Bredene geen Oostends burgerschap wenste.  De brief eindigde met de woorden: “het schepencollege – aangeduid om belangen van haar bevolking te verdedigingen – stemt niet in met de oprichting van Groot-Oostende.[163]

 

Zandvoorde had een “vertoog opgemaakt om te bewijzen dat deze gemeente niet aanzien kan worden als een parasitaire randgemeente van Oostende”.[164]  Ze staafde haar vertoog door te stellen dat Zandvoorde een landbouwgemeente was en bijgevolg niet paste bij een stad, dat de gemeente op zeven kilometer afstand lag van Oostende en dat de verwezenlijking van Groot-Oostende financieel ten nadele was van Zandvoorde.  Het schepencollege merkte op dat het bijwonen van onderwijs en culturele manifestaties in Oostende niet nadelig was voor de stad.

 

Middelkerke haalde aan dat de gemeente grote uitgaven had gedaan ter ontwikkeling van de wijk Raversijde en dat ze bijgevolg niet wenste dat Raversijde bij Oostende zou komen.

 

Na de schepencolleges van de betrokken gemeenten mocht de arrondissementscommissaris oordelen over het plan.  Hij vond enkel de aanhechting met Stene aannemelijk.  Daarnaast schreef hij dat de expansie van Oostende naar het oosten moest gebeuren en niet naar het westen.  Middelkerke was immers aangewezen op expansie naar het oosten toe, meer bepaald naar Raversijde.  Tenslotte was, volgens de commissaris, de oprichting van Groot-Oostende niet noodzakelijk om te komen tot een verbetering van de politiediensten.

 

De eerste afdeling merkte op dat een Groot-Oostende financieel nadelig was.  De afdeling vroeg zich af met welke middelen de oprichting ervan kon worden verwezenlijkt.  Er waren geld noch middelen beschikbaar om de nodige openbare werken uit te voeren.

 

De oprichting kreeg een negatief advies van de Bestendige Deputatie en werd bijgevolg niet uitgevoerd.  Hiermee was de kous niet af.  Er werd een nieuw plan opgesteld.

 

3.6.2 Groot-Middelkerke

 

Ditmaal wou het Rijkscommissariaat voor grote agglomeraties een onderzoek naar de creatie van Groot-Middelkerke.[165]  De geplande agglomeratie werd gevormd door Middelkerke, Wilskerke, een deel van Leffinge en een deel van Slijpe.  Bij deze twee laatste gemeenten ging het om het grondgebied ten noorden van het kanaal Nieuwpoort-Plassendale.

 

Tijdens het onderzoek werd gevraagd naar de meningen van de betrokken gemeentes.  Middelkerke zag geen bezwaren tegen de uitbreiding van haar grondgebied, Wilskerke wel.  Volgens het schepencollege van Wilskerke leefden ze in een landelijke gemeente.  De inwoners hadden een landelijk leven en moesten maar 80 opcentiemen gemeentelijke belasting betalen.  Middelkerke daarentegen was een kustgemeente en had een gemeentebelasting van 265 opcentiemen.  Daarom besloot het schepencollege “verzet aan te tekenen tegen iedere verdere inlijving der gemeente, bij Middelkerke of andere gemeenten.[166]

 

De verslagen van Leffinge en Slijpe ontbraken in het dossier.  Zo ook het advies van de Bestendige Deputatie.  Hoe dan ook, de creatie van Groot-Middelkerke werd niet uitgevoerd.  In Middelkerke en in de naburige gemeenten werden geen gemeentebesturen buiten spel gezet door de oprichting van agglomeraties.

 

 

3.7 Besluit

 

Tijden de bezetting vaardigden de Duitsers enkele maatregelen uit om de democratisch verkozen besturen te vervangen door hun vertrouwelingen.  In Middelkerke werden enkele leden van de gemeenteraad het slachtoffer.

 

Schepen Theophiel Vereecke werd geschorst wegens zijn ambtsverlating.  Hij werd vervangen door Livin Devynck, gemeenteraadslid voor de lijst Van Walleghem – Inghelram in 1938.  Vereecke mocht na bemiddeling zijn post als gemeenteraadslid opnieuw opnemen.  Met de aanstelling van Livin Devynck als schepen werd Middelkerke in de eerste fase gespaard van Nieuwe-Orde-elementen in het bestuur.

 

Dit veranderde toen twee schepenen uit hun functie werden ontzet wegens de ouderdomsverordening.  Medard Colpaert werd vervangen door Jerome Baeckelandt.  Jerome Baeckeland had samen met Inghelram de Vlaams-nationalisten opgericht in Middelkerke.  Samen bouwden ze het Vlaams huis.[167]

 

Kersvers schepen Livin Devynck werd vervangen door Leo Laga.  Deze was lid van het VNV en één van de kopstukken van de DeVlag in Middelkerke.  De vergaderingen van de DeVlag gingen door in zijn huis.[168]  Leo Laga stierf vrij snel na zijn aanstelling en werd vervangen door DeVlag collega Jules De Cuman.  De Cuman had zowel na de verkiezingen van 32 en 38 gezeteld als gemeenteraadslid bij de katholieken.  Hij was een tegenstander van de lijst Beheyt.  Met burgemeester Beheyt heeft het nooit geboterd.  Dit kwam tot uitdrukking tijdens de repressie.  Beheyt en zijn kompanen waren er op gebrand om De Cuman stevig gestraft te zien.[169]

 

Met de aanstelling van Baeckelandt en De Cuman werden twee sleutelposities ingenomen door leden van de Nieuwe Orde.  Ondertussen was ook de gemeenteraad afgeschaft op 28 mei 1941.  Twee van de resterende drie ambten van het gemeentebestuur waren in handen van ‘Deutsch-freundliche’ elementen.  Enkel Beheyt restte nog.  Hij voelde de hete adem van de Duitsgezinden in zijn nek, want naast de twee schepenen had hij tevens af te rekenen met de politie die geïnfiltreerd werd door het VNV en door het gemeentepersoneel.  Beheyt zijn manoeuvreerruimte werd fel ingeperkt.

 

De Duitsers hadden via de afschaffing van het gemeentebestuur en de vervanging van de verkozen schepenen geleidelijk het gemeentebestuur veranderd.  Het sluitstuk van de Duitse politiek kwam in 1943.  Burgemeester Beheyt werd vervangen door Andreas Inghelram.  Inghelram was de stichter van de Vlaams-nationalisten in Middelkerke en zetelde sinds 1938 in de gemeenteraad.  Zijn benoeming werd geregeld door hogerhand.  Hijzelf had weinig zin om de burgemeestersjerp te dragen, maar werd aangedrongen om de functie op te nemen.  Zijn twijfel was begrijpelijk.  In 1943 waren de krijgskansen al gekeerd.  Het zag ernaar uit dat de Duitsers de oorlog uiteindelijk zouden verliezen.

 

De reden voor het ontslag van Beheyt was niet duidelijk.  Hij werd getroffen door het ambtsverbod.  Er werd geen toelichting gegeven.  Wellicht had de bezetter liever dat iemand van de Nieuwe Orde aan het roer stond van een kustgemeente.  Het kustgebied was immers van belangrijke strategische waarde.

 

Ondertussen had De Cuman zijn ontslag aangeboden en werd de gemeente geleid door het tweemanschap Baeckelandt – Inghelram.

 

Inghelram heeft de gemeente slechts gedurende elf maanden geleid.  In die korte periode was zijn beleid niet Duitsgezind te noemen.  Ondanks zijn lidmaatschap van de beruchte Zwarte Brigade heeft hij Duitsers niet in de hand gewerkt.  Dit kwam tot uiting tijdens zijn proces voor de Krijgsraad.  De getuigen ten laste stelden dat Inghelram zich niet misdadig had gedragen jegens de bevolking.  Dit speelde mee bij zijn latere politieke comeback tussen 1970 en 1982.  De bewoners van Middelkerke en de politieke opponenten konden buiten zijn lidmaatschappen van collaborerende organisaties, niks ten laste leggen.

 

Beheyt bleef na de oorlog nog in de politiek.  Zijn burgemeesterschap tijdens de bezetting werd, op één pamflet na, evenmin kwalijk genomen.  Hij werd tijdens de bezetting geconfronteerd met Duitsgezinde schepenen.  Zij ondermijnden zijn bevoegdheden.  De hogere Duitse Overheid eiste daarenboven volstrekte gehoorzaamheid.  Beheyt kon maar weinig doen.  Hij werd vleugellam gemaakt.  Van zijn beperkte manoeuvreerruimte maakte hij gebruik om de bevolking van Middelkerke zo goed als het kon te sparen van de dagelijkse kommer en kwel zoals opeisingen en gebrekkige bevoorrading.

 

Net zoals schepen Theophiel Vereecke werden zeven personen van de gemeentelijke diensten geschorst omdat ze tijdens de inval het land ontvlucht waren.  In tegenstelling met de schepen werden zij slechts tijdelijk uit hun functie ontzet.

 

De gemeentelijke diensten waren net als het gemeentebestuur aan veranderingen onderhevig.  In de eerste plaats werd meer personeel aangeworven om het uitgebreid takenpakket op te vangen.  Daarnaast dienden een aantal vacatures ingevuld worden.

 

Een deel van de nieuw aangeworven personeelsleden waren lid van de Nieuwe Orde.  De hoogste functie bij de gemeentelijke politie werd ingenomen door VNV-er Karel Van Aerschot.  Naast hem waren de broers Vandenhouweele aangesteld als tijdelijke politieagenten.  Beiden waren lid van het VNV.  Hoewel ze slechts tijdelijke politieagenten waren, bleven ze gedurende de hele oorlog in dienst.  De contracten werden immers steeds vernieuwd.  Omdat het politiearchief verdwenen is, is er weinig bekend over het politieoptreden in Middelkerke.  Tijdens het archiefonderzoek werd slechts één ingrijpen van de politie gevonden: op 24 maart 1942 werden de broers Firmin en Roger Baeckelandt en Engelbertus D’Haene betrapt toen ze op het gemeentehuis de slogan ‘VNV Houzee’ schilderden.  Ze hadden reeds op acht andere plaatsen, waaronder de kerk, dezelfde slogan aangebracht.  Ze kregen enkel de opmerking dat ze de avondklok overtreden hadden en zich daarom naar huis moesten begeven.[170]  Of deze tussenkomst de gewone procedure was, kon niet achterhaald worden.  Het feit dat het om de twee zonen van schepen Baeckelandt ging zal wel een rol gespeeld hebben.

 

Naast de leden van het VNV was er ook een verzetsman bij de politie.  Politiebrigadier Vansnick gebruikte de grote vrijheid van zijn ambt om inlichtingen te verzamelen over de Duitse troepenaantallen en infrastructuur.[171]

 

Een andere betrekking werd ingenomen door de secretaris van de Middelkerkse afdeling van het VNV, Leo Lanssens.  Hij werd de opzichter bij de gemeentewerklieden.

 

Deze en nog enkele andere Duitsgezinde personen binnen de gemeentelijke diensten maakten het burgemeester Beheyt moeilijk.  Bij het begin van de oorlog kon hij nog rekenen op de vlotte medewerking van de personen die voor de bezetting waren aangesteld.  Na de ‘infiltratie’ van Duitsgezinde personen werden de bedienden en werklieden meer op hun hoede en hielden zich meer gedeisd.  Beheyt had eveneens af te rekenen met de mensen van de Nieuwe Orde.  Zijn manoeuvreerruimte werd verder verkleind.

 

Er werden plannen gesmeed om Middelkerke te laten opgaan in grotere administratieve eenheden.  Bij de creatie van deze eenheden zouden heel wat ambtenaren hun werk verliezen aangezien de administratie vereenvoudigd zou worden.  Wegens de negatieve adviezen van de betrokken gemeenten ging de creatie van deze grote agglomeraties niet door.

 

Het merendeel van de Middelkerkse bevolking lag niet wakker van wat er zich binnen de muren van het gemeentehuis en de gemeentelijke werkplaatsen afspeelde.  Zij hadden andere zorgen aan het hoofd: maken dat er genoeg eten op tafel kwam.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[66] DE WEVER Bruno.  Greep naar de macht.  Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde.  Het VNV 1933-1945.  Tielt, Lannoo, 1995, pp. 349-357.

[67] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p 46.

[68] DE WEVER Bruno.  Greep naar de macht.  Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde.  Het VNV 1933-1945.  Tielt, Lannoo, 1995, p 372.

[69] DE WEVER Bruno.  Greep naar de macht.  Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde.  Het VNV 1933-1945.  Tielt, Lannoo, 1995, p 428.

[70] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p 64.

[71] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p 65.

[72] VERHOEYEN Etienne.  België in de Tweede Wereldoorlog.  9 Het minste kwaad.  Kapellen, Pelckmans, 1990, p 84-86.

[73] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p 65.

[74] PAWV.  Archief 1940, Gemeentezaken, Rep.Z. Pak 38, brief van gemeente Middelkerke aan gouverneur van West-Vlaanderen. 19-6-1940.

[75] PAWV.  Archief 1941.  Gemeentezaken, Rep.Z. Pak 44, ambtsverlating van schepenen, brief van Vereecke aan gouverneur Bulckaert. 10-10-40.

[76] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken schepencollege: 1938-1941, zitting van 19-6-1940.

[77] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken. Rep.Z. pak 44, ambtsverlating van schepenen, brief van Bestendige Deputatie aan gemeentebestuur Middelkerke. 11-7-1940.

[78] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken. Rep.Z. pak 44, ambtsverlating van schepenen, brief van Theophiel Vereecke aan de voorzitter.  2-10-1940.

[79] PAWV.  Archief 1941. gemeentezaken. Rep.Z. pak 44. ambtsverlating van schepenen, brief van Vereecke aan gouverneur Bulckaert. 10-10-40.

[80] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken. Rep.Z. pak 44, ambtsverlating van schepenen, zitting van de Bestendige Deputatie.  22-11-1940.

[81] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken. Rep.Z. pak 44, ambtsverlating van schepenen. brief van provinciegouverneur aan Feldkommandant. 9-12-40.

[82] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken. Rep.Z. pak 44, ambtsverlating van schepenen, brief van Feldcommandant aan provinciegouverneur. 15-2-41.

[83] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken gemeenteraad: 1940-1944, zitting van 31-12-1940.

[84] Notities van Julien Desseyn.  Privé-verzameling van Julien Desseyn.

[85] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p 69.

[86] PAWV.  Archief 1942, gemeentezaken, Rep.Z. lijst van de te vervangen schepenen.  13-3-41.

[87] PAWV benoemingsdossiers schepenen.: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke, staat van voordracht.

[88] Interview afgenomen door Petra Gunst met Andreas Inghelram op 10 mei 1990.

[89] PAWV benoemingsdossiers schepenen: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke, brief van minister aan gouverneur. 5-8-1941

[90] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken schepencollege: 1941-1947, zitting van 16-8-1941.

[91] PAWV benoemingsdossiers schepenen: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke, staat van voordracht.

[92] PAWV benoemingsdossiers schepenen: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke, brief van Feldkommandatur 578 aan de gouverneur. 9-8-1941.

[93] PAWV benoemingsdossiers schepenen: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke, brief van secretaris-generaal aan gouverneur.  6-9-41.

[94] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken schepencollege: 1941-1947, zitting van 12-9-41.

[95] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p 72.

[96] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, pp 82-83.

[97] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, pp 83-84.

[98] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken schepencollege: 1941-1947, zitting van 27-6-41.

[99] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p 54.

[100] PAWV benoemingsdossiers schepenen: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke, brief van Jerome Baeckelandt aan gouverneur Bulckaert.  28-1-42.

[101] PAWV benoemingsdossiers schepenen: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke, brief van de secretaris-generaal aan de gouverneur.  2-5-1942.

[102] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters: 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van de Militärverwaltung aan Beheyt. 18-5-43.

[103] HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, p. 67.

[104] KA, dossier Inghelram, nr. 1717/47: pro justitia brigade Middelkerke, 21-12-44.

[105] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters: 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van arrondissementscommissaris naar gouverneur.  8-3-47.

[106] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken schepencollege: 1941-1947, zitting van 2-6-43.

[107] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van gouverneur Bulckaert aan arrondissementscommissaris.  12-6-43.

[108] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van gouverneur Bulckaert aan arrondissementscommissaris.  19-7-43.

[109] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken schepencollege: 1941-1947, zitting van 19-8-43.

[110] PAWV benoemingsdossiers schepenen: 1940-1945, nr. 127: Middelkerke: brief van Jules De Cuman aan arrondissementscommissaris. 31-7-43.

[111] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters: 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van gouverneur Bulckaert aan arrondissementscommissaris.  6-8-43.

[112] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters: 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, staat van voordracht.

[113] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters: 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van de secretaris-generaal aan gouverneur Bulckaert.  16-9-43.

[114] Interview van Petra Gunst met Andreas Inghelram.  10-5-1990.

[115] GAM.  II Besluitvorming, notulenboeken schepencollege, 1941-1947, zitting van 14-10-43.

[116] PAWV. Benoemingsdossiers schepenen: 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van gouverneur Bulckaert aan Andreas Inghelram.  6-12-43.

[117] Aan onzen Burgemeester de KAZAKKENDRAAIER.  Kiespamflet.  Privé-verzameling Julien Desseyn.

[118] GAM. XV Oorlog, doos 501, briefwisseling met de bezetter 1940-1942, brief van Ortskommandant naar burgemeester Beheyt. 18-2-41.

[119] GAM. XV Oorlog, doos 501, briefwisseling met de bezetter 1940-1942, brief van Kreiskommandant aan Burgemeester Beheyt.  10-4-41.

[120] GAM. V briefwisseling, doos 100, briefwisseling 1941, brief van Burgemeester aan Ortskommandant.  12-8-41.

[121] GAM. V briefwisseling, doos 100, briefwisseling 1941, brief van Burgemeester aan de provinciale directie voor voedselvoorziening en rantsoenering.  26-8-41.

[122] GAM. V briefwisseling, doos 100, briefwisseling 1941, brief van Burgemeester aan arrondissementscommissaris 22-12-41.

[123] Interview met Julien Desseyn.  14-01-02.

[124] KA, dossier Inghelram, nr 1717/47: pro justitia Beheyt.

[125] KA, dossier Inghelram, nr 1717/47: pro justitia Lewylie.

[126] PYLYSER Camiel.  Zij en ik.  S.l., Camiel Pylyser, 1977, pp. 188-189.

[127] PAWV.  Archief 1942, gemeentezaken, Rep.Z. pak 126,  Het Staatsblad 4-4-1940.

[128] GAM.  II besluitvorming, notulen van de gemeenteraad: 1940-1944, zitting van 19-7-1940.

[129] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken, Rep.Z. pak 49, brief van gouverneur aan gemeentebestuur.  1-7-40.

[130] GAM.  V briefwisseling, doos 98, briefwisseling 1940, brief van burgemeester aan gouverneur. 5-7-1940.

[131] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1938-1941, zitting van 15-6-1940.

[132] GAM.  II besluitvorming, notulen van de gemeenteraad: 1940-1944, zitting van 30-11-40.

[133] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken, Rep.Z. pak 118A, Brief van Vansteenland aan de gouverneur.  9-12-1941.

[134] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1941-1947, zitting van 1-7-41.

[135] PAWV.  Archief 1942, gemeentezaken, Rep.Z. pak 134., nr. 1105: getalsterkte der politiemacht op 21-10-42.

[136] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1941-1947, zitting van 12-10-43.

[137] PAWV.  Archief 1944, gemeentezaken, Rep.Z. pak 20, brief van gouverneur aan gemeentebestuur van Middelkerke.  7-5-44.

[138] Politie-Brigadier Oscar Vansnick, weerstander van het eerste uur in Graningate.  XVI, 1996, nr. 63, pp 25-33.

[139] GAM.  II besluitvorming, notulen van de gemeenteraad: 1940-1944, zitting van 19-7-1940

[140] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken. rep.Z. pak 49, beslissing 10-12-1940.

[141] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken, Rep.Z. pak 49, nota van de commissie van advies aan de gouverneur.  9-12-40.

[142] GAM. V briefwisseling, doos 98, briefwisseling 1940, afschrift van brief aan werklieden.  5-6-40.

[143] GAM. V briefwisseling., doos 99, briefwisseling 1940, brief van burgemeester aan gouverneur.  4-10-40.

[144] GAM. V briefwisseling., doos 100, briefwisseling 1941, brief van burgemeester aan gouverneur.  20-1-41

[145] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1938-1941, zitting van 7-1-41.

[146] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1938-1941, zitting van 24-3-41.

[147] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1938-1941, zitting van 19-5-41.

[148] GAM. V briefwisseling, doos 103, briefwisseling 1944, brief van burgemeester Beheyt aan de arrondissementscommissaris, 3-10-44.

[149] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1938-1941, zitting van 15-11-40.

[150] GAM.  V briefwisseling., doos 100, briefwisseling 1941, brief van de gouverneur aan het gemeentebestuur.  20-2-41.

[151] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1938-1941, zitting van 15-11-40.

[152] PAWV.  Archief 1941, gemeentezaken, Rep.Z. pak 49, advies van commissie voorgelegd aan de gouverneur.  29-11-40.

[153] PAWV. Archief 1941, gemeentezaken. rep.Z. pak 26, nr.28 afzetting van Vansnick, brief van brandweercorps aan gouverneur 17-3-41.

[154] PAWV. Archief 1941, gemeentezaken, rep.Z. pak 26, nr.28 afzetting van Vansnick, brief van gouverneur aan Jan Cools. 9-4-41

[155] PAWV. Archief 1941, gemeentezaken, Rep.Z. pak 26, nr.28 afzetting van Vansnick, brief van gouverneur aan Van Hoonacker. 11-4-41

[156] PAWV. Archief 1941, gemeentezaken, rep.Z. pak 26. nr.28 afzetting van Vansnick, brief van Kreiskommandant aan gemeentebestuur van Middelkerke.  17-6-41.

[157] GAM.  II besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1941-1947, zitting van 19-6-41.

[158] GAM.  II Besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1941-1947, zitting van 1-9-42.

[159] GAM.  II Besluitvorming, notulen van het schepencollege: 1941-1947, zitting van 16-9-44.

[160]HERREMANS Luc.  Verandering en continuïteit van het politiek personeel.  Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Brugge van 1938 tot 1947.  RUG (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1985, 2 delen.

[161] PAWV, archief 1942, gemeentezaken, Rep.Z. pak 122, dossier Groot-Oostende, nota van eerste afdeling voor Bestendige Deputatie. 23-10-42

[162] PAWV.  Archief 1942, gemeentezaken, Rep.Z. pak 122, dossier Groot-Oostende, brief van het stadsbestuur van Oostende aan de gouverneur.  10-1-43.

[163] PAWV.  Archief 1942, gemeentezaken, Rep.Z. pak 122, dossier Groot-Oostende, verslag van de zitting van het schepencollege van Bredene op 4-9-42.

[164] PAWV.  Archief 1942, gemeentezaken, Rep.Z. pak 122, dossier Groot-Oostende, verslag van de zitting van het schepencollege van Zandvoorde op 2-9-42.

[165] PAWV.  Archief 1943, gemeentezaken, Rep. Z. doos 141, nr. 513, uitbreiding grondgebied Middelkerke, brief van Secretaris-generaal Romsee aan gouverneur.  16-9-42.

[166] PAWV.  Archief 1943, gemeentezaken, Rep.Z. doos 141, nr. 513, uitbreiding grondgebied Middelkerke, verslag van de zitting van het Schepencollege van Wilskerke op 13-10-42.

[167] Interview met Firmin Baeckelandt.  14-2-02.

[168] PAWV.  Archief 1946, gemeentezaken, rep.F. pak 69, nr. 600 tuchtacties gemeenteraadsleden, brief van gemeentebestuur aan gouverneur.  7-5-45.

[169] PAWV.  Archief 1946, gemeentezaken, rep.F. pak 69, nr. 600 tuchtacties gemeenteraadsleden, brief van gemeentebestuur aan gouverneur.  7-5-45.

[170] GAM.  V briefwisseling, doos 101: briefwisseling 1942, brief van gemeentelijke politie aan burgemeester.  25-3-42.

[171] Politie-Brigadier Oscar Vansnick, weerstander van het eerste uur in Graningate.  XVI, 1996, nr. 63, pp 25-33.