Matamata & Pilipili. Een studie naar de overlevering van westerse waarden en normen in Belgisch Congo via komische en educatieve films. (Stéphanie Carels)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

Matamata & Pilipili brachten een christelijke en westerse moraal doorspekt met humor in de Congolese huiskamers. Het koloniale en missiologische discours achter de films was nauwelijks te ontkennen[428]: dit zorgde dan ook voor de ‘serieuze’, opvoedende noot in de films. Wat Matamata & Pilipili echter zo anders maakte dan andere films was haar bijkomstige recreatieve en humoristische verhaallijn. In elk verhaal werd een westers ‘opvoedingsthema’ naar voren gebracht dat dan overgoten werd met een flinke portie politieachtervolgingen en andere situatiehumor, die van Matamata & Pilipili een unieke belevenis maakten, zoals de Congolese geïnterviewden aan T. Bourlard vertelden. Net als in andere films uit de jaren vijftig gedraaid in Belgisch Congo en ook in de Britse kolonies werden de traditionele gebruiken afgewezen. Deze verschilden immers zo principieel van de westerse gebruiken dat de twee nauwelijks naast elkaar konden leven. En omdat het Westen in Afrika zijn vlaggen had geplant, had het ook het recht te bepalen wiens cultuur superieur was en wiens cultuur afgewezen moest worden. Hiertoe had de kolonie nood aan jongeren die niet meer gebonden waren aan de traditionele stamverplichtingen. Verwesterde of ‘beschaafde’ inlanders waren erg belangrijk om de koloniale administratie en macht te versterken. Ook voor de Kerk waren ze onmisbaar omdat ze, eenmaal afgesneden van hun tradities en culturele achtergrond, gemakkelijker konden worden geëvangeliseerd. Deze films benadrukten, zoals ze dat allemaal bijna deden, dat al wat vreemd was en dus niet – westers, of afkomstig uit Belgisch Congo, slecht was[429].

 

De koloniale strategie bestond erin de politieke invloed te ontmantelen door het individuele geluk boven het collectieve te stellen. Nieuwe westerse waarden verdrongen eeuwenoude Afrikaanse gewoonten en gebruiken. De missionarissen speelden een zeer belangrijke rol in de filmproductie: kolonisatie en missionering waren, zoals we aan het begin van het derde hoofdstuk aantoonden, één grote opgave. Film was daarbij een krachtig medium om hun ideeën te propageren en de Congolezen te kerstenen en te verwesteren. Het voorbeeld en model bij uitstek was het Belgische burgerlijke gezin. Net zoals de officiële Belgische propaganda - instanties wilden de missionarissen het westerse maatschappelijke model introduceren door de Afrikaanse traditionele cultuur negatief in beeld te brengen[430].

 

De films waren een geslaagd antwoord op de impasse die ontstaan was wanneer de eerste verwondering over bewegende beelden met een moraliserende toon omgeslagen was in verveling. Wereldwijd was (en is) de mens op zoek naar vernieuwing en in dit kader kunnen we de films dan ook plaatsen: ze pasten nog steeds in de ideologie van de Kerk – verklaard door het opvoedende karakter van de films – maar er werd ook ruimte gemaakt voor humor. Van Haelst draaide Matamata & Pilipili, Van den Heuvel zijn bekende animatiereeks Les Palabres de Mboloko[431]. Via de grappige situaties waarin Matamata & Pilipili verzeild geraakten, waren de zwarte kijkers zich minder direct bewust van het opvoedende karakter van de films en maakten ze zich, indirect, toch de opgegeven moraal eigen. Op deze manier kon ook een traditie – begonnen met de eerste missiefilms – verdergezet worden.

 

Dat niet alleen de Kerk het westen propageerde, bleek reeds uit voorgaande hoofdstukken, maar wat was de specifieke verhouding tussen kerk en Staat, op het vlak van opvoedkundige films? We verwijzen hiervoor naar de verhandeling van G. Mathys[432], gepromoveerd in 2003. Zij behandelde min of meer dezelfde periode, maar richtte zich vooral op films, waarvan het onderwerp (koloniaal) onderwijs was. Aan de hand van deze studie vergeleken we onze eigen resultaten, maar reeds na oppervlakkige lezing viel op dat er weinig verschillen bestonden. Op het moreel godsdienstige vlak bijvoorbeeld, zien we grote gelijkenissen met onze eigen Matamata & Pilipili. In de films die Mathys besprak[433] – en die van een veel ‘serieuzer’ kaliber waren dan de filmreeks van Van Haelst – speelde het gebed voor de les een grote rol. Ook in Matamata écolier zien we dat er voor de Franse les aanvangt, gebeden wordt. In beide onderzoeken blijken ook beschaving en morele vorming (tucht) zeer belangrijk. De kinderen in Matamata père de famille mochten dan al belhamels zijn, ze werden toch telkens beticht wanneer ze iets fout deden. Een eerste verschilpunt was het belang van sport. Dit sloot, zo Mathys, aan bij de ideeën van de koloniale overheid. Sport werd gezien als een stimulans voor de sociale ontwikkeling van de zwarte. Zo bijvoorbeeld het voetbalspel, dat een aantal westerse waarden vertegenwoordigde, die via de regels van dit spel doorgegeven konden worden (tucht en de ontwikkeling van de persoonlijke geest). In Matamata écolier speelden de kinderen wel voetbal op de speelplaats, maar dit was dan ook de enige plaats in de films dat er überhaüpt een vorm van sport beoefend werd. Wel werden de kinderen in Matamata écolier, voor de les aanving, verplicht tot een reeks ‘sportoefeningen’, zoals springen, armbewegingen maken,… Orde en netheid werden in beide studies als belangrijk aanzien: zowel in Madame Matamata, als in Matamata père de famille, als in Matamata veut se marier bleek hoe belangrijk Van Haelst beide principes vond.

 

In de films die Mathys besprak, bleek ook dat in de scholen opvoeden belangrijker werd geacht dan onderwijzen. Een te grote intellectuele vorming zou immers een klasse van ontwortelden creëren. De nadruk op de moralisering in het onderwijs legde een belangrijke paradox van het koloniale systeem bloot; enerzijds wilde men geen intellectuelen vormen, anderszijds had men nood aan geschoolde arbeiders voor de uitbouw van de koloniale economie[434]. We kunnen hiermee geen vergelijking treffen, vermits slechts één film het onderwijs behandelde en dan nog in zeer summiere vorm, namelijk Matamata écolier. Er werd wel veel belang geacht aan de opvoeding, ook binnen de films. Mathys maakte wel een onderscheid tussen onderwijs op het platteland en onderwijs in de steden. Het onderwijs op het platteland stond meer in functie van de integratie in de westerse maatschappij, dan dat in de steden. Zo werd er bijvoorbeeld meer aandacht geschonken aan het Frans[435]. Ook de ideëen over de Afrikaanse vrouw in de films liepen in beide onderzoeken ongeveer gelijk. Net als in eigen onderzoek konnen, bij Mathys, de westerse waarden ingang vinden in de traditionale maatschappij via de vrouw. Via de goede echtgenote was het ook het doel van het koloniale onderwijs, de Afrikaanse samenlevingsvormen te vervangen door een westers model van het kerngezin[436].

 

Algemeen kunnen we besluiten dat er, in se, geen grote verschillen bestonden tussen de ideëen die de Staat koesterde over de opvoeding van de zwarten en de ideëen van de Missies hierover. Beide bleven, tot aan de onafhankelijkheid, overtuigd van de gedachte dat de westerse ideologie het enige ‘ware geloof’ was voor de Congolezen. Of men dit deed op een directe manier, zoals de eerste missiefilms aantoonden, of op een meer subtiele manier, zoals we zagen bij Van Haelst, deed er weinig toe: de grondgedachte bleef immers dat de zwarte enkel via een westerse opvoeding een beetje blank zou kunnen worden.

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[428] De films schetsten bijvoorbeeld een zeer positief beeld van de koloniale ordehandhaving.

[429] G. CONVENTS, Afrika verbeeld: Film en (de - ) kolonisatie van de geesten, pg. 97 – 99.

[430] In de Britse kolonies werden zo bijvoorbeeld speciale filmploegen opgericht die films met en voor Afrikanen draaiden waarin verwestering het na te streven doel was.  Dit was geen toeval.  In gespecialiseerde internationale publicaties en op conferenties dachten Franse, Britse, Engelse en Belgische kolonisatoren na over hun filmpolitiek en wisselden ervaringen uit met de bedoeling de inheemse bevolking efficiënt in de koloniale economie in te schakelen en de verwestering als een ideaal voor te stellen. Uit; G. CONVENTS, Afrika verbeeld: Film en (de - ) kolonisatie van de geesten, pg. 99.

[431] Gedraaid tussen 1953 en 1955, was deze reeks het summum van het œuvre van A. Van den Heuvel.  De reeks bestond uit zeven kortfilms, waarvan hier de titels: Malafu (Le vin de palme), Bokasi (La force), Ekolo (Le panier), Etakala (Le gué), Motambo (Le piège), Kanda (Le colère) en Mekana (Le concours).  Uit: RAMIREZ, F. en ROLOT, C., Histoire du cinéma colonial au Zaïre, Rwanda et au Burundi, pg. 311.

[432] MATHYS, G., De ster in het land van de afgoden.  Interpretatie van de beeldvorming in de koloniale cinema (1947 – 1957). Films met als thema (koloniaal) onderwijs, Onuitgegeven Licentiaatsverhandeling o.l.v. Prof. Dr. Luc François RUG (Faculteit letteren en wijsbegeerte. Departement geschiedenis), 2003, pg. 173 – 180.

 

[433] De belangrijkste zijnde De ster in het land van de afgoden.

[434] Ibidem, pg. 190.

[435] Ibidem, pg. 208.

[436] Ibidem, pg. 216.