De geschiedenis van Brouwerij Maes afgeschuimd. Een evolutieschets van een familiebedrijf in sociaal-economisch perspectief (1880-1993). (Liesje Van Hecke)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Slotconclusie

 

Toen Egied Maes in 1880 de brouwerij Sint-Michaël te Waarloos overnam om de toekomst van zijn twee zonen Ferdinand en Theophiel veilig te stellen, had hij waarschijnlijk nooit durven dromen dat dit niet alleen gold voor zijn zonen, maar ook voor zijn klein- en achterkleinzonen. Zij slaagden er samen in om het kleine familiebedrijf verder uit te bouwen zodat het uiteindelijk een toonaangevende rol zou spelen op de Belgische biermarkt. Waaraan heeft de brouwerij dit succes te danken? Hiervoor zijn verschillende factoren aan te duiden.

 

Eerst en vooral beschikte de familie Maes ten allen tijde over voldoende financiële middelen om te blijven investeren in hun bedrijf. Dit kapitaal was reeds bij Egied Maes veilig gesteld. Hij verkocht immers zijn steenbakkerij en met dat geld baatte hij de brouwerij verder uit. Om welke som het precies ging werd nergens in de bronnen vermeld, maar hij moest zijn kapitaal in elk geval niet investeren in de gebouwen of machines want die waren reeds aanwezig. Vergeet niet dat de voormalige brouwer Lieven Van Hooymissen een schuld bij hem had uitstaan en toen hij die niet kon betalen, heeft Egied Maes die schuld laten vallen en in ruil de brouwerij overgenomen. Zijn zonen, Ferdinand en Theophiel, namen de brouwerij van hem over in 1901 en toen Egied stierf in 1922 heeft hij zijn erfenis verdeeld onder zijn kinderen. Ferdinand en Theophiel hebben hun deel van de erfenis verder geïnvesteerd in de brouwerij om nieuwe machines aan te kopen. Op die manier konden ze moderniseren en mechaniseren. Dat was toen onontbeerlijk om de brouwerij verder uit te baten. In 1930 werd de brouwerij door Eduard en Michel Maes omgevormd tot N.V. Brouwerij Maes met geld van de familie. Op die manier werd het mogelijk het familiekapitaal beter en doeltreffender te beheren en te investeren in een nieuwe brouwzaal en belangrijke machines zoals o.a. ijsmachines. Het kapitaal bleef ook in de familie doordat alle aandeelhouders familieleden waren en grotendeels ook werkzaam in de brouwerij. Hun brouwerij was hun broodwinning en dus waren ze ook niet te beroerd om hun kapitaal er terug in te investeren. Op die manier konden ze meermaals overgaan tot een kapitaalsverhoging o.a. in 1936, in 1951 en in 1964. Maar door de stijgende verkoopcijfers tijdens de jaren vijftig en zestig moest de productiecapaciteit verhoogd worden en daarvoor moest de brouwerij opnieuw uitbreiden. Hiervoor ontbraken echter de nodige financiële middelen omdat sommige familieleden weigerden nog geld in de brouwerij te pompen. Door de jaren heen was het familiekapitaal meer en meer versnipperd tussen de verschillende kinderen en kleinkinderen. Zij hadden ook een aandeel in de N.V. maar waren niet meer rechtstreeks verbonden met de activiteiten van het bedrijf. Daardoor zagen ze het nut van investeringen niet meer in en weigerden nog geld te geven. De band tussen de familie en de brouwerij was dus langzaamaan verwaterd.

 

De familie Maes heeft dus tot 1969 steeds kunnen beschikken over familiekapitaal, maar door de verspreiding van dit kapitaal over verschillende familieleden werd het niet meer mogelijk te blijven investeren. Theo Maes heeft dan zijn toevlucht genomen tot verschillende buitenlandse multinationals, opeenvolgend Watney Mann, Grand Metropolitan en BSN. In 1986 kon de brouwerij vertrouwen op de Belgische holding Ackermans & van Haaren. Zodoende kon de brouwerij steeds over voldoende kapitaal beschikken. Dit was een absolute noodzaak om steeds te blijven investeren en moderniseren in dure machines, installaties en nieuwe gebouwen. Veel brouwerijen zijn immers failliet gegaan omdat het hun ontbrak aan de nodige financiële middelen.

 

Een andere belangrijke factor was het karakter van de Maesbazen. Ze hadden allemaal enorm veel engagement, inzicht en doorzettingsvermogen. Ze slaagden er in op cruciale momenten de juiste mensen in dienst te nemen. Zo nam Eduard Maes in de jaren dertig de Duitse brouwingenieur Hans Gabriël in dienst. Dit was met een goede en voorbedachte reden gedaan. Hij wou immers inspelen op de heersende trend, nl. pils, door zelf een pilsbier op de markt te brengen. Om dit te realiseren trok hij Hans Gabriël aan die in Duitsland zelf nog gebrouwen had en daar ervaring mee had. Hij brouwde Maes Pils, een bier dat het bekendste en belangrijkste product van de brouwerij werd. Een andere belangrijke werknemer was de brouwingenieur Herman De Nayer. Hij slaagde er in de jaren vijftig en zestig in het aantal brouwsels van drie naar zes per dag te brengen en coördineerde grotendeels de bouw van de tweede brouwzaal in de jaren zeventig. Waar Hans Gabriël de brouwer van Maes Pils is, heeft Herman De Nayer Maes Pils groot gemaakt. Hij was een van de onmisbare krachten op de brouwerij. Wat ook van groot belang is was de sfeer op de brouwerij. Hierdoor kwamen de mensen graag werken wat vanzelfsprekend de werksfeer en de werkkracht bevorderde.

Een andere kwaliteit van de bedrijfsleiders was het inzicht om tijdig en accuraat op nieuwe tendensen en trends in te spelen door zelf nieuwe bieren op de markt te brengen. Zoals hierboven vermeld was het brouwen van een pils in de jaren dertig een schot in de roos. Maar ook later bleven de brouwers attent om in te pikken op heersende trends. In de jaren vijftig brachten ze Maes Dort uit tijdens de Dort-rage en brouwden ze een nieuw abdijbier, Grimbergen. Eind jaren tachtig kreeg de brouwij te maken met een krimpende pilsmarkt. Ze wist hier zeer dynamisch op in te spelen door andere brouwerijen over te nemen die andere biersoorten brouwden, zoals bvb. Brouwerij De Keersmaeker.

 

Van groot belang voor het succes van de brouwerij was de Maes Pils zelf. De brouwers hadden steeds enorm veel aandacht besteed aan de kwaliteit van het bier. Dat was niet alleen belangrijk omdat Maes Pils niet gepasteuriseerd bier was, maar het was ook van kapitaal belang om het vertrouwen van de consument te winnen. In de jaren vijftig, met de opkomst van de grootwarenhuizen, werden eigenlijk maar drie pilsbieren aanvaard en dat waren Stella Artois, Jupiler en Maes. Hierdoor schoten de winstmarges omhoog.[390] Daarbovenop was het imago van Maes Pils zeer goed. De mensen wisten dat het kwalitatief zeer hoogstaand bier was. De brouwers streefden daar ook naar door steeds de beste grondstoffen te gebruiken.

 

De brouwers Maes hadden tevens een groot aanzien in het dorp. Egied Maes zette de eerste stap door medestichter te zijn van de fanfare. Maar het was vooral Ferdinand Maes die een vooraanstaande rol speelde in de Waarlose gemeenschap. Hij was zeer actief in de lokale politieke en werd in 1927 verkozen tot burgemeester. Uit het groot feest ter ere van de inhuldiging van zijn burgemeesterschap en uit de statige begrafenis die hij later kreeg, blijkt duidelijk dat hij een zeer gerespecteerd man was. Samen met Theophiel waren zij belangrijke en actieve leden van het St-Ceciliakoor en de fanfare St-Cecilia. Ze waren tevens de stichters van de toneelkring “Dwars door Zee”. Hun rol op in het socio-culturele leven was dus vrij groot. Dit gold ook voor hun zonen. Zij waren eveneens lid van de fanfare, maar waren vooral actief op sportief gebied. Ze steunden lokale voetbalploegen en sportmannen, maar introduceerden ook de sportsponsoring. Eduard Maes was medestichter van het Sportpaleis en verbond al zeer snel het Prima Maezenbier aan een sportvedette. In de jaren vijftig en zestig oriënteerde Eduard zich meer tot de wielrennerij en richtte een extrasportieve wielrennersploeg op. Theo Maes ging de sportsponsoring moderniseren en uitbreiden naar andere sporttakken en cultuur. Hij bleef ook de lokale verenigingen steunen op verschillende manieren: financieel, materieel, … .

 

De Waarlozenaars waren ook nauw betrokken met de activiteiten van de brouwerij. Velen werkten daar gedurende hun hele leven en telden veel vrienden onder hun werkmaten. Als ze problemen hadden konden ze ook steeds bij de bazen terecht. Vooral Eduard en Michel Maes toonden veel medeleven en steun. Op die manier ontstond er een goede band tussen de arbeiders en de bazen. Deze band verwaterde wilswaar vanaf de de fusie met Watney Mann. Het bedrijf groeide en voor Theo Maes was het quasi onmogelijk met alle arbeiders persoonlijk contact te onderhouden. Toch hebben de meeste werknemers goede herinneringen aan de brouwerij en dankzij de Vriendenkring van de gepensioneerden van de Brouwerij Maes kunnen ze regelmatig deze goede herinneringen weer ophalen.

 

De brouwerij hield ook rekening met het milieu en met de voorwaarden die de overheid hen oplegde i.v.m. geluidsoverlast, lucht- en watervervuiling. Ook klachten van de buren werden serieus genomen en men hield er rekening mee, zowel in het begin als op het einde van de twintigste eeuw. De brouwerij was dus wel milieubewust, maar dit bewustzijn leidde niet tot extra maatregelen ten voordele van het milieu. Men hield zich aan de voorgeschreven regels. De bouw van het waterzuiveringstation is daar een goed voorbeeld van. Het was verplicht door de overheid, maar de brouwerij begon wel snel met de bouw ervan.

 

Het is duidelijk dat de interactie tussen de brouwerij en het dorp zeer intensief was, niet alleen door de vele Waarlozenaars die er werkten, maar ook door de actieve steun van de Maesbazen aan verschillende lokale verenigingen. Waarloos heeft veel te danken aan de brouwerij. Deze zorgde immers voor werkgelegenheid, inkomsten en trok andere bedrijvigheden aan. Dankzij de brouwerij kon het verenigingsleven floreren zonder financiële zorgen. Brouwerij Maes was dus steeds een bron van welvaart en welzijn voor Waarloos en haar dorpelingen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[390] Interview Theo Maes, 7, 4/4/2003, blz. 3.