Het politiek leven te Lokeren tijdens het interbellum (1918-1940). (Vicky T'Jampens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 3. Periode 1927-1932.

 

1. Algemene schets van deze periode

 

1.1  Politiek.

 

A. België.

 

Tijdens de regering van het katholiek-liberaal kabinet Jaspar (november 1927 – mei 1931) beheerste de taalkwestie de agenda. Na de parlementsverkiezingen van mei 1929 bevestigde premier Jaspar plechtig de Vlaamse kwestie in zijn geheel te zullen oplossen. De integrale vernederlandsing van de Gentse Universiteit (1930) werd vrij snel door het parlement goedgekeurd. Minder goed verging het de taalwet op het bestuur (1932) en vooral die op het onderwijs (1932), die slechts na een afmattende parlementaire strijd door de kamers werd aanvaard. Die op het gerecht volgde pas in 1935[95].

Daarnaast was er een opbloei in bijna alle economische sectoren. Dit leidde tot een toenemende aandacht voor grote werken, het aanvullen van de sociale wetgeving en de vermindering van de belastingsdruk. Er kwam eveneens een inkrimping van de dienstplicht ten gevolge van de Locarno-verdragen en het Briand-Kelloggpact[96].

 

Vanaf het einde van 1930 begonnen de gevolgen van de economische wereldcrisis voor het eerst in België voelbaar te worden. Op 21 mei 1931 leidde dit dan uiteindelijk tot het ontslag van de regering-Jaspar, na een onenigheid tussen katholieken en liberalen betreffende de landsverdediging, naast de nakende economische crisis en vooral de taalkwestie.

De katholiek-liberale regering Jules Renkin moest voor een oplossing in de taalkwestie zorgen en een nog strengere deflatiepolitiek voeren voor de bekamping van de economische crisis. Tijdens deze periode werden bovengenoemde wetten inzake het taalgebruik in administratie en onderwijs verwezenlijkt[97].

 

B. Lokeren.

 

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1926 werd de gemeenteraad in de eerste zitting van het jaar 1927 opnieuw samengesteld. August Raemdonck werd opnieuw aangeduid als burgemeester en ook het schepencollege was opnieuw volledig katholiek gekleurd met de schepenen Lerno, Thuysbaert, De Vreese en Van De Walle. Socialisten en liberalen vormden opnieuw de oppositie, niet zonder enkele opmerkingen in de eerste zitting wat betreft de evenredige vertegenwoordiging in het schepencollege[98].

 

Bij de gemeenteraadszittingen in deze periode waren er twee thema’s die steeds opnieuw verschenen op de agenda: de woningnood en de werklozenproblematiek. Dit laatste punt zullen we hoofdzakelijk behandelen bij het sociaal-economische luik van deze periode. De problematiek van de woningnood komt in dit deel aan bod.

 

In de gemeenteraadzitting van 27 mei 1927 diende de voorzitter van de raad een ontwerp in voor de stichting van een vennootschap, aangesloten bij de Nationale Maatschappij tot het bouwen van goedkope woningen. Onder de aandeelhouders bevonden zich de staat, de provincie, de stad Lokeren, de gemeentelijke commissie van openbare onderstand en enkele particulieren. Deze maatschappij zou instaan voor het bouwen, het aankopen en het inrichten van goedkope woningen, met als doel deze woningen te verhuren aan de behoeftige en talrijke gezinnen. De gemeente wou intekenen voor een deel van het kapitaal aangezien het zijn verantwoordelijkheid is de stad en de bevolking te doen uitbreiden, en de actieve mensen een aangename en gezonde woning aan te bieden. Daartoe wou de stad bij de stichting van een dergelijke maatschappij een bedrag onderschrijven van ten hoogste 836 200 frank, en een deel van dit geld af te betalen door middel van de inbreng van een perceel bouwgrond[99].

 

Een jaar later kwam schepen Prosper Thuysbaert met een nieuw voorstel in verband met de goedkope woningen. Om de bouw ervan aan te moedigen stelde hij voor een gemeentelijke premie toe te kennen aan de kroostrijke gezinnen. Voor een gezin van minstens 4 kinderen zou de premie 4 340 frank bedragen, voor een gezin met 5 kinderen 6 510 frank, en het bedrag zou verder opklimmen hoe meer kinderen men had. Een gezin met bijvoorbeeld 12 kinderen zou dan een premie van 52 080 frank ontvangen. Het ging hier wel om kinderen die te laste waren. Alle kinderen die geld verdienden, om het even of het veel of weinig was, werden niet meer als ten laste van het gezin beschouwd. Het voorstel van schepen Thuysbaert werd door de raad aanvaard, voornamelijk omdat er voor het dienstjaar 1927 een aanzienlijk overschot zou zijn op het krediet bestemd voor het bouwen van werkmanswoningen. Als de uitslag van het voorstel niet beantwoordde aan de verwachtingen, bestond de mogelijkheid om het voorstel te wijzigen[100].

 

Enkele maanden later, in de gemeenteraadszitting van 1 oktober 1928 besloot de gemeenteraad tot aankoop van 18 barakken van het Koning Albertfonds dat in liquidatie was. De raad wou hiermee een openbare verkoop verhinderen, omdat dit hoogstwaarschijnlijk zou betekenen dat de 18 gezinnen die er woonden op straat zouden belanden. Vandaar dat het gemeentebestuur de mogelijkheid kreeg om die woningen voor een bedrag van 1 322 507 frank aan te kopen, te betalen in 15 jaarlijkse aflossingen van 126 945 frank. De gemeenteraad ging dan ook voltallig akkoord met dit voorstel[101]. In de laatste zitting van het dienstjaar 1928 besloot de raad dan toch om het schepencollege in staat te stellen onderhandelingen aan te knopen met eventuele kopers voor die houten noodwoningen. Het college moest er echter wel op toezien dat de barakken moesten blijven dienst doen als woning voor mensen, en geen andere bestemming mogen krijgen[102].

 

Vanaf 1929 kwamen er problemen aan de oppervlakte met de lokale afdeling van de Nationale Maatschappij voor het bouwen van goedkope woningen. Lokerse nijveraars en particulieren hadden voor 2 314 200 frank ingetekend, terwijl de vennootschap «eigen Woning» 213 leningen afgesloten had voor het bouwen van evenveel huizen en voor een bedrag van 72 474 000 frank. Voor de ingeschreven som van 2 314 200 frank zou de vennootschap slechts een bedrag van 34 716 000 frank mogen uitlenen hebben, wat betekende dat zij 37 758 000 frank boven de som is gegaan welke zij te Lokeren mocht besteden. De bank liet vervolgens aan de raad weten dat ze de leningen zouden stop zetten, tenzij de stad opnieuw voor 10 150 000 frank inschreef. De burgemeester drong erop aan dat men de woningnood in Lokeren kon oplossen door «eigen Woning», aangezien men op drie of vier jaar tijd 213 huizen gebouwd had, en dat het een grote schande zou zijn dat ze dit werk zouden stop zetten bij een gebrek aan inschrijvingen. Schepen Thuysbaert wees er ook op dat men in de omliggende gemeenten Sint-Niklaas en Hamme voor respectievelijk 40 600 000 frank en 20 300 000 frank hadden ingeschreven, en dat men in Lokeren slechts aan een bedrag van 2 314 000 frank kwam. De raad besloot een vergadering te organiseren waarop ze allerlei welstellende particulieren zouden uitnodigen om hen nogmaals te overhalen om bedragen in te schrijven voor de vennootschap «Eigen Woning»[103]. Uiteindelijk besloot de raad in de zitting van 7 oktober 1929 om zelf 8 120 000 frank in te schrijven voor die vennootschap.

 

Uit voorafgaande beslissingen van de gemeenteraad blijkt nogmaals dat de woningnood wel degelijk een probleem vormde tijdens het interbellum in Lokeren. Het is een thema dat steeds opnieuw opduikt op de gemeentelijke agenda, en waarvoor de raad steeds andere oplossingen moest vinden, meestal gepaard met grote uitgaven.

 

Toch was er niet altijd eensgezindheid in de raad wat de woningnood betrof. In de zitting van 24 december 1928 werd er door de socialisten volgend feit aangeklaagd. De stad Lokeren had een terrein gekocht, met goedkeuring van alle raadsleden, gelegen aan de Bergendries. Het gebied heeft een oppervlakte van meer dan 15 000 m². Deze grond werd aangekocht voor ongeveer 3 390 000 frank. Bij de aankoop ervan werd aan de leden uitdrukkelijk beloofd dat er 30 werkmanswoningen zouden gebouwd worden, voor de jaren 1927-1928, tot hiertoe was er echter nog geen begin van uitvoering. Bovendien werd beloofd dat die huizen ten hoogste 632 800 frank zouden kosten, en in elk geval de 678 000 frank niet zouden overstijgen. Maar wat zien we nu? Er werden slechts 16 huizen, in plaats van 30, in aanbesteding gebracht. Bovendien zou de koopprijs van zo’n woning op 904 000 frank komen, in plaats van 632 800 frank. Het ging dus niet langer om werkmanswoningen, maar wel om burgerhuizen. De huurprijs zal 36 160 frank per jaar bedragen. Maar hoeveel arbeidersgezinnen met twee of drie kinderen konden deze huishuur betalen? Nu moet door de arme werkgezinnen, die met hunne kinderen soms wonen zoo als de konijnen, niet meer aan die woningen gedacht worden, voor hen geene huizen meer[104]. De liberale krant “De Vrije Waaslander”[105] sprak zelfs van een doofpotaffaire, en dat men nooit exact zou achterhalen wat er achter de schermen gefluisterd en besloten was[106].

 

Naast de heersende woningnood en de werklozenproblematiek, waren er ook nog enkele meer ideologisch gekleurde thema’s terug te vinden in de gemeenteraadszittingen.

In de raadszitting van 1927 diende Lodewijk Herbert een voorstel in tot het uitdrukken van een wens voor amnestie. Hij legde er wel de nadruk op dat zijn voorstel zeker geen goedkeuring was, of zelfs maar een vergoelijking, van de misdaden die sommige mensen tijdens de oorlog tegen het vaderland gepleegd hadden. Maar Herbert meende wel dat de tijd rijp was om amnestie te verlenen, als een daad van menslievendheid: «Wij vragen het omdat ons land het laatste land is waar nog amnestie moet verleend worden. Wij vragen het met nog een nobeler betrachting: omdat wij overtuigd zijn dat deze daad van menschlievendheid de rust in het land en den vrede onder de burgers zal bevorderen, en een einde stellen aan den burgertwist die zoowel de voor als tegenstanders deze gedachte tegenover elkaar brengt (…).». Na het formuleren van de wens door de raad, maakte de liberaal Van Gijseghem nog enkele opmerkingen. Volgens hem was die menslievendheid een voorwendsel om de bittere pil te vergulden, en hij wees erop dat er reeds menslievendheid geschied was: de koning had reeds genade gegeven aan hen die het aanvaardden; degenen die het niet aanvaard hadden, zaten nu nog in de gevangenis omdat zij weigerden te erkennen dat zij iets misdaan hadden. Van Gijseghem vroeg zich ook af of degenen die langs de straten zingen «Borms uit het gevang en de Koning erin! Borms op den troon en de Koning eraf!» echt diegenen zijn die de rust in het land wilden bevorderen? Bovendien was hij ook van mening dat de slachtoffers van de oorlog, de weduwen en wezen van de gesneuvelden en de gefolterde opgeëisten niet zo vergevingsgezind waren ten opzichte van de ‘misdadigers’. Vervolgens protesteerde ook de liberaal Jacobs tegen het voorstel van Herbert. Volgens hem was het niet nodig dat er in andere landen als Engeland, Frankrijk en Duitsland amnestie verleend werd, aangezien de mensen die zich daar schuldig gemaakt hadden aan wandaden waarvoor hier amnestie gevraagd werd, gewoon doodgeschoten waren. Ook hij wijst erop dat de gesneuvelden niet zo vergevingsgezind zouden zijn tegenover de mensen die hier, in de droevigste dagen van onze geschiedenis, hebben samengespannen met de Duitschers om het Vaderland in twee te scheuren. De socialistische fractie in de raad kon zich echter wel terugvinden in het voorstel van Lodewijk Herbert: «Daar is geen zonde of er is vergiffenis voor.».

Het voorstel van de heer Herbert werd aanvaardt met 12 stemmen tegen 4 en een onthouding. Bijgevolg werd besloten de wens van de heer Herbert over te maken aan de voorzitters van de senaat en van de kamer van volksvertegenwoordigers[107].

 

In de gemeenteraadszitting van 5 september 1931 was er een meningsverschil omtrent de aanneming van twee nieuwe klassen in de lagere meisjesschool van de wijk Heirbrug. De liberaal Lamborelle verklaarde dat de liberale meerderheid zich hierover zou onthouden omwille van de volgende reden. Hij stelde dat er inzake onderwijs twee strekkingen bestonden: een katholieke die opteerde voor de vrije scholen, en een niet-katholieke die de officiële scholen verkoos. De liberalen verkozen de officiële scholen, omdat zij waarborg gaven voor zowel zedenleer als godsdienst. De liberalen merkten echter op dat er in Lokeren niet dezelfde waarborgen gegeven werden aan de officiële scholen als aan de vrije scholen. Bovendien werden volgens hen de ouders belet hun kinderen te sturen naar de scholen die zij verkozen. Aangezien het bijbouwen van lokalen in de officiële scholen verwaarloosd werd, weigerden de liberalen dit voorstel tot bijbouwen van lokalen voor een vrije school, te aanvaarden. De burgemeester en schepen Thuysbaert verklaarden nog dat er in de toekomst, in de mate van het mogelijke, rekening zou gehouden worden met de opmerkingen van de heer Lamborelle. Het voorstel werd aanvaard met 12 tegen 5 (de vier liberalen en een socialist)[108].

 

Ook de verbinding van beide Scheldeoevers kwam in deze periode opnieuw aan bod in de Kamer der Volksvertegenwoordigers. In de zitting eind maart 1927 interpelleerde volksvertegenwoordiger Raemdonck de minister over het feit waarom de plannen om een tunnel te boren of een brug tussen beide oevers te bouwen zo vlug werden afgekeurd. Raemdonck vroeg zich af waarom gedane beloftes genegeerd werden. Een week later wist de minister te vertellen dat de verbinding in orde zou komen. De studies waren afgerond, er was alleen geen geld voorhanden om de plannen onmiddellijk uit te voeren[109].

In het begin van het jaar 1931 kon “De Stad Lokeren” met grote vreugde aankondigen dat de tunnelkwestie eindelijk opgelost was. Beide Scheldeoevers zouden verbonden worden, zodat er nu eindelijk een verbetering kon komen in de betrekkingen tussen het Waasland en de handelsstad Antwerpen[110].

 

Een andere opmerking in de Kamer vanwege Raemdonck handelde over de verzanding en bevaarbaarheid van de Durme. De Lokerse afdeling van het Vlaams Economisch Verbond had reeds eerder bij de minister van Openbare Werken aangedrongen om te Durme opnieuw bevaarbaar te maken tot Lokeren voor schepen van 350 tot 400 ton. Voor de oorlog was dit het geval, maar sindsdien was de Durme zo aangeslibd dat er alleen nog scheepjes van 75 ton Lokeren konden bereiken. Raemdonck loofde het feit dat de regering zich met deze zaak bezig hield. Maar hij drong aan op spoed, aangezien de nijverheid van een stad met 25 000 inwoners op het spel stond[111].

 

1.2  Sociaal-economisch: Crisis.

 

Een ander punt dat vaak terugkwam in het gemeentelijk beleid is de werklozenproblematiek. Toch zullen we dit thema hier behandelen, omdat het voornamelijk een economische ontwikkeling is met sociale gevolgen, te situeren tijdens de algemene crisis die België, Europa en Amerika kende op het einde van de jaren 1920 en in het begin van de jaren 1930.

 

Op het einde van de jaren 1920 is er in België volgende regeling getroffen wat betreft de ondersteuning voor de werklozen. Ten eerste was er een ondersteuning tussen de syndicale kassen voor een duur van 50 tot 60 dagen. De steun schommelde tussen 100 tot 245 frank per dag per gezinshoofd of ongehuwd persoon, 60 frank per dag per kind onder de 14 jaar en 70 frank per dag aan de vrouw op voorwaarde dat ze huiswerk verrichtte. Ten tweede was er de tussenkomst van het Nationaal Crisisfonds. Dit was een uitkering voor 30 dagen: 183 frank aan het gezinshoofd of een ongehuwd persoon, 60 frank aan elk kind onder de 14 jaar en 70 frank aan de huisvrouw. Hierin kwam ook de provincie tussen voor 40 frank per gezinshoofd. Op de derde plaats was er de tussenkomst van de provincie, eveneens voor 30 dagen via hetzelfde verdelingssysteem als bij het Nationaal Crisisfonds. Tenslotte kwam ook de gemeente tussen voor 30 dagen: 183 frank per gezinshoofd of ongehuwd persoon, 60 frank per kind ten laste en 70 frank aan de huisvrouw.

 

In de gemeenteraadszitting van 23 december 1929 stelde raadslid Rogiers, in naam van de socialistische fractie, het volgende voor: het toekennen van een stedelijke toelage aan de werklozen van 40 frank per dag vanaf 1 januari 1930 en 82 frank per dag vanaf 1 januari 1931, voor al de dagen dat ze ondersteuning genoten van hun syndicale kas.

De schepen van financiën Lerno kon dit voorstel echter niet aannemen omwille van volgende redenen. Ten eerste scheen een ondersteuning vanwege de stad vanaf de eerste dag van de werkloosheid hem nutteloos; ten tweede kon een toelage van 40 frank per dag geen nood lenigen en verkoos het stadsbestuur tussen te komen wanneer de werkloosheid door haar lange duur echt nood creëerde; en tenslotte omdat die ondersteuning vanaf het eerste uur ondoelmatig leek, op geen berekening steunde en het stadsbestuur voor verrassende uitgaven kon stellen en de goede financiële toestand van de stad kon teniet doen. Maar aangezien de levensduurte wel degelijk een probleem vormde in de samenleving en de nood steeds nijpender werd tengevolge van de langdurige werkloosheid was het schepencollege toch bereid om de stadstoelage te vermeerderen met 40 frank per gezinshoofd en 10 frank per kind ten laste. Het socialistisch raadslid Rogiers beweerde vervolgens dat het stadsbestuur hier aan zijn plicht tekort komt. Doch het voorstel van Rogiers werd verworpen, terwijl het voorstel van schepen Lerno wel werd aangenomen door de voltallige gemeenteraad, zelfs door Rogiers opdat de werkloze arbeiders toch iets zouden bekomen[112].

 

In de gemeenteraadszitting van 23 januari 1932 stond de werklozensteun opnieuw centraal op de gemeentelijke agenda, deze keer om een voorstel van de liberaal Lamborelle te bespreken. Deze discussie over steun aan de werklozen zou echter al vlug uitmonden in een discussie over een te dure pastorij.

Het voorstel van Lamborelle hield in dat de stad Lokeren de opgeschorte ondersteuning van het provinciebestuur zou voorschieten, daar hij ervan overtuigd was dat deze later door de provincie zou terugbetaald worden. En als deze niet zou terugbetaald worden moest de stad deze uitgave maar aanzien als een buitengewone toelage aan het Werklozenfonds. Het zou hier een uitgave van 494 000 frank per week bedragen en indien men slechts de helft zou lenen zou het 247 000 frank per week bedragen, en dit gedurende een drietal maanden. De schepen van financiën was ten zeerste verbaasd dat de liberale raadsleden zo’n voorstel formuleerden, aangezien zij de financiële toestand van de stad perfect kenden en wisten dat de stad reeds geld moest ontlenen om zijn eigen steun aan de werklozen te kunnen blijven betalen. Lamborelle stelde dan luidop de vraag waarom er in de begroting 3 705 000 frank werd ingeschreven voor de pastorij voor de wijk Heirbrug? Volgens hem was voor het bouwen van een pastorij 1 235 000 frank meer dan voldoende, en dan bleef er dus 2 470 000 frank ter beschikking voor vijf weken ondersteuning van 494 000 frank, of 10 weken van 247 000 frank. Hierop reageerde schepen Van De Walle dat de stad door de wet verplicht was om de pastoor een woning te verschaffen! Ook aan socialistische zijde gingen stemmen van verontwaardiging op over dit «onrecht». De katholieke meerderheid verklaarde dat die 3 705 000 frank voor de pastorij wel voorzien waren in de begroting, maar dat ze slechts zouden betaald worden als de tijden terug normaal zijn.

Het voorstel van de heer Lamborelle werd door de katholieke meerderheid (9) verworpen, ten nadele van de socialisten en liberalen (8). Toch voegden de socialistische raadsleden er nog aan toe dat ze een protest tegen de beslissing van de provincieraad zouden sturen naar de Bestendige Deputatie van de provincie[113].

 

Naast een heleboel geldzorgen in verband met de ondersteuning voor werklozen, diende het socialistische raadslid Rogiers ook een voorstel in om een toelage vrij te maken voor het inrichten van verwarmde en verlichte zalen voor werklozen. Hiervoor zou in de begroting van 1932 een krediet van 74 100 frank moeten worden vrijgemaakt. Op die manier konden de werklozen in de verwarmde en verlichte zalen van de syndicaatgroeperingen hun ledige uren doorbrengen bij bijvoorbeeld nuttige lezingen en wetenschappelijke voordrachten. De raad ging akkoord met dit voorstel op voorwaarde dat het bedrag in gelijke delen verdeeld werd onder de drie verschillende syndicaatgroeperingen[114].

 

Een ander sociaal voorstel dat uitging van de socialistische vrouwenbond en het socialistisch werk van kindervakanties, werd echter afgewezen door zowel katholieken als liberalen. Het voorstel hield in dat er een stadstoelage werd gevraagd voor de geboorte van een kind (1 235 frank per geboorte) en voor het zeeverblijf van minstens acht dagen voor kinderen tijdens de zomervakantie (247 frank per kind aan zee). Dit zou van de stad een uitgave van 370 500 frank gevergd hebben. De katholieken en liberalen verwierpen dit voorstel echter eensgezind, omdat er geen geld voorhanden was. De socialistische krant “De Volksstem” verweet de liberalen dan ook hun passiviteit. De liberalen die hun liefde voor de arbeiders zo hoog plaatsten, slaagden er niet in om 370 500 frank te helpen vinden om de armoede en ondervoeding van de meeste kinderen te helpen verzachten. Ook de katholieken kregen hun deel van verwijten. Zij verweten de socialisten immers anti-godsdienstig te zijn, omdat ze de uitgave van 3 705 000 frank voor de pastorij aanklaagden, maar de katholieken vonden wel geen 370 500 frank (1/10de van het vorige bedrag) om vrouwen en kinderen te helpen. “Schande voor zulke beheerders, die liever een enkele persoon toelagen verlenen, dan honderden moeders, honderden kinderen een weinig te helpen in hun strijd om een beter leven”[115]. De liberalen en katholieken wezen deze plakbrief van de socialisten echter van de hand, aangezien zij de werklozenvergoeding een zaak van groter belang vonden, dan deze sociale maatregelen. “Wij stellen aan de socialisten de vraag wat er noodzakelijkst is: meer steun voor kraamvrouwen en voor kindervacantiën, ofwel geld beschikbaar houden opdat een onvrijwillige werkloze, vader van verschillige kinderen, op zeker oogenblick niet met ledige handen zou naar huis moeten gestuurd worden om tegen vrouw en kinderen te zeggen dat er volgende week geen eten meer is?”[116].

 

1.3  Jubeljaar.

 

In 1930 waren er in België de eeuwfeesten voor haar onafhankelijkheid. Deze gebeurtenis ging ook in Lokeren niet ongemerkt voorbij. Naast de feestelijkheden was er ook wel wat opschudding naar aanleiding van een plakbrief waarin de bevolking wordt aangezet om niet deel te nemen aan de Belgische onafhankelijkheidsfeesten omwille van de Vlaamse eisen. Het was de heer Lamborelle die daar de aandacht op vestigde tijdens een ordemotie in de gemeenteraadszitting van 17 februari 1930. Het is een daad die hem diep getroffen had, maar waarvoor hij het stadsbestuur niet met de vinger aanduidde. Het was in de raad geweten dat Lamborelle een Vlaming was in hart en nieren, die zijn Vlaamsgezinde gevoelens voor niemand verborg. Het protest ging wel van hem uit omdat niemand het aan andere beweegredenen zou kunnen toeschrijven dan een begrijpelijke en gewettigde verontwaardiging. Het raadslid wou zelfs een andere plakbrief uithangen, ondertekend door de burgemeester, de schepenen en alle raadsleden waarbij een oproep zou gedaan worden tot de bevolking om samen met het gemeentebestuur de 100ste verjaardag van de onafhankelijkheid te vieren. De burgemeester loofde dit initiatief, maar wees wel op het feit dat de enkelingen die er te Lokeren een andere mening op nahielden onbeduidend in getal waren, en dat zo’n plakbrief hen misschien meer betekenis zou toekennen dan ze in feite verdienden. Vandaar dat de raad zich aansloot bij hetgeen de heer Lamborelle gezegd had, maar dat ze afzagen van het uithangen van een plakbrief.

 

De gemeenteraad besloot wel om de feesten voor de 100ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid niet aan het toeval over te laten. Op die manier werd in diezelfde zitting van de gemeenteraad besloten om een gemeenteraadslid, gekozen uit elke staatkundige groep, te voegen bij de Stedelijke Commissie voor Openbare Feesten. Deze drie zouden slechts een eenjarig mandaat vervullen in die commissie en voor de gelegenheid kreeg de Stedelijke Feestcommissie ook volgende naam: «Stedelijk Comiteit voor het vieren der 100ste verjaring van België’s onafhankelijkheid»[117].

In een latere gemeenteraadszitting, op 7 april 1930, werd het krediet voor de onafhankelijk-heidsfeesten ook nog eens verhoogd met een bedrag van 408 000 frank. De verantwoording luidde dat de algemene geestdrift der bevolking de Stedelijke Feestcommissie zou geleid hebben tot het opvatten en inrichten van feesten die in niet geringe mate de perken zullen overschrijden welke men eerst gesteld had[118].

 

Het katholieke weekblad “De Stad Lokeren” zag dit feest in de eerste plaats als een hulde aan het Vaderland, ten tweede als een kunst- en schoonheidsgevoel bij het volk, en ten derde als een feest dat een goede zaak zou zijn voor de middenstand en werkende bevolking van de stad. In de week van 20 tot 27 juli zouden de staats- en stadgebouwen en alle huizen van de stad versierd moeten zijn. Op 20 en 21 juli stonden dan specifieke feestelijkheden op het programma. Op 20 juli waren er twee concerten gepland: de fanfare in de namiddag en de harmonie ’s avonds. De nationale feestdag zou worden ingezet met een Te Deum en een optocht, gevolgd door een concert en een bloemenstoet in de namiddag. Een groot vuurwerk en volksbal zou de nationale feestdag afsluiten[119].

 

De socialisten onthielden zich echter bij deze onafhankelijkheidsfeesten, maar beloofden wel dat zij niks deden en niks zouden doen om de feesten tegen te werken of te verstoren. De Lokerse BWP hamerde er op dat dit niet betekende dat ze tegen de staat België gekant waren, wel dat zij als Vlaming én als arbeider zware en bittere verwijten te maken hebben aan die staat, en nog meer aan katholieken en liberalen. Vandaar dat zij niet naast die profiteurs wilden mee opstappen in een stoet en mee te jubelen met de gouden tijd die zij achter de rug hadden, maar die voor de arbeiders het tegenovergestelde had gebracht[120]. Met deze beslissing toonden de Lokerse socialisten zich meer internationalist dan de Belgische BWP, die wel deelnam aan de viering van de 100ste verjaardag van de onafhankelijkheid van België.

 

 

2. Verkiezingen in deze periode

 

2.1 Kandidaten.

 

2.1.1 Gemeenteraadsverkiezingen.

 

Gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932[121].

 

Ook bij de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932 worden er in Lokeren opnieuw drie lijsten met 17 kandidaten ingediend. Het zijn opnieuw enkel de drie traditionele partijen die zich in de kiesstrijd mengen, met name de katholieken, de liberalen en de socialisten. De lijsten met kandidaten werden weer samengesteld door het organiseren van poll-verkiezingen onder de leden van de verschillende partijen.

 

Bij de katholieke partij vinden we zeven nieuwkomers terug op de lijst, waarvan Gaston Van der Poorten met zijn 9de plaats op de lijst de eerste nieuwe naam is. Andere nieuwkomers zijn Rogiers, Vercouteren, Broeckaert, Coppieters, Peeters (plaats 11 tot en met 15) en Van Avermaet (17de). De katholieke gemeenteraadsleden van de periode 1926-1932, behalve Lodelijk Herbert, nemen de eerste acht plaatsen op de lijst in beslag. Bij de socialistische partij zijn er 10 nieuwe namen terug te vinden. De eerste drie plaatsen worden ingenomen door Rogiers, Gijssens en Bracke, drie gemeenteraadsleden uit de voorgaande periode. De plaats van het vierde gemeenteraadslid Ysewijn is ingenomen door Van Cotthem (4de). Op plaats vijf en zes treffen we twee nieuwkomers aan, met name Lauwaert en de Wilde. Bovendien worden de plaatsen tien tot en met zeventien ook ingenomen door nieuwe kandidaten. Bij de liberale partij vinden we dezelfde strategie terug. De eerste vier plaatsen op hun lijst worden ook ingenomen door de personen die in de vorige raad zitting hadden, namelijk Lamborelle, Van Gijseghem, Jacobs en Rubbens. Verder waren er ook op deze lijst zeven nieuwkomers, waarvan Willems de eerste was op de zevende plaats. De andere nieuwkomers vindt men voornamelijk achter aan de lijst terug. We kunnen dus algemeen vaststellen dat de verschillende partijen het vertrouwen blijven geven aan dezelfde personen als in de voorgaande periode, wat ook logisch is, aangezien er zich geen onoverkomelijke conflicten hadden voorgedaan.

 

Katholieken

 

 

 

Beroep

Vorige Verkiezingen

Raemdonck

Advocaat, Burg, Volksvertgw

Uittredend burgemeester

Lerno

Arts

Uittredend schepen

Verstuyven

Werkman

Uittredend lid

Van De Walle

Landbouwer

Uittredend schepen

De Vreese

Nijveraar

Uittredend schepen

Van Eetvelde

Landbouwer

Uittredend lid

Thuysbaert

Notaris

Uittredend schepen

Goossens

Nijveraar

Uittredend lid

Van der Poorten

Nijveraar

 

Van Loo

Landbouwer

Plaatsvervanger

Rogiers

Werkman

 

Vercouteren

Arts

 

Broeckaert

Handelaar

 

Coppieters

Landbouwer

 

Peeters

Werkman

 

De Wilde

Werkman

 

Van Avermaet

Nijveraar

 

 

 

 

BWP

 

 

 

Beroep

Vorige Verkiezingen

Rogiers

Vakbondssecretaris

Uittredend lid

Gijssens

Bode

Uittredend lid

Bracke

Handelaar

Uittredend lid

Van Cotthem Prosper

Bediende

Plaatsvervanger

Lauwaert

Vakbondssecretaris

 

De Wilde

Bediende

 

Schockaert

Velbewerker

 

Van Onderbergen

Bediende

Plaatsvervanger

Everaert

Steenkapper

 

Van Avermaet

Wever

 

Boone

Bode

 

De Witte

Velbewerker

 

Van Cotthem F.

Bode

 

Van Brussel

Magazijnier

 

De Lee

Broodvoerder

 

Otte

Velbewerker

 

Audenaert

Broodvoerder

 

 

 

 

Liberalen

 

 

 

Beroep

Vorige Verkiezingen

Lamborelle

Arts

Uittredend lid

Van Gijseghem

Bediende

Uittredend lid

Jacobs Hendrik

Handelaar

Uittredend lid

Rubbens

Nijveraar

Uittredend lid

Van Hooff

Fabrikant

 

De Hauwere

Mr-velbewerker

Plaatsvervanger

Willems

Vlaskoopman

 

Vermeersch

Wever

Plaatsvervanger

Jacobs Paul

Mr-velbewerker

 

Baetens

Lijndraaier

 

Verbraeken

Hofknecht

 

Adam

Hofknecht

 

Cnopps

Velbewerker

 

Cruyt

Handelaar

 

Van Boxlaere

Vlashandelaar

 

Van De Voorde

Bakker

 

Boelens

Nijveraar

 

 

2.1.2 Wetgevende verkiezingen.

 

A. Parlementsverkiezingen 26 mei 1929[122].

 

Bij de parlementsverkiezingen van 1929 werden er voor de Kamer vijf lijsten ingediend: de katholieke, liberale, socialistische, Vlaams-nationalistische en communistische lijst.

De katholieke lijst werd samengesteld via een poll die gehouden werd op 24 maart 1929. De lijst werd als volgt samengesteld. Heyman werd kopman, met respectievelijk Raemdonck, Herbert en Beeckx in zijn spoort. Raemdonck en Herbert waren beiden afkomstig uit het kanton Lokeren. Beeckx was een kandidaat uit Temse die reeds als vierde plaatsvervanger in 1925 zijn intrede op de lijst gedaan had, en die nu de plaats innam van Van Royen uit Sint-Gillis. Van Royen kreeg nog na Herbert en Beeckx een plaatsvervangende plaats op de lijst. Ook De Meyer, Palms en Van Brussel kregen nog een plaats op de lijst als plaatsvervangers[123].

Ook de andere lijsten werden samengesteld via polls onder het kiezerskorps. De liberalen namen deel met een redelijk nieuwe lijst. Enkel Pallemaerts (3de) kon zijn plaats bij de effectieve kandidaten behouden, alle anderen waren nieuwkomers. Van De Put en de Lokeraar Van Gijseghem namen de 1ste en 2de plaats in op de lijst, en de 4de plaats ging naar De Schaepdrijver, die bij de verkiezingen van 1925 een plaatsvervangende plaats had toegewezen gekregen. Ook de Vlaams-nationalisten kwamen met een redelijk nieuwe lijst t te voorschijn. De Bock, Cruyplandt en Wymeersch waren nieuwkomers die de eerste drie plaatsten op de lijst in beslag namen, terwijl Rooms, de enige overblijver van 1925, de 4de plaats kreeg toegewezen. De lijst van de BWP zag er heel wat minder vernieuwend uit. Van Hoeylandt, De Vos en de lokeraar Ysewijn bezetten opnieuw de eerste drie plaatsen op de lijst, terwijl de vierde plaats werd toegewezen aan nieuwkomer Willockx. Tenslotte werd in 1929 ook voor de eerste maal een communistische lijst voorgedragen in het arrondissement Sint-Niklas. Ze dienden bijgevolg slechts een onvolledige lijst in met twee kandidaten: Van Hoye en Verkest.

 

Voor de senaatsverkiezingen werden vier lijsten voorgedragen, waarvan drie volledige voor de katholieken, liberalen en socialisten, en een onvolledige van de Vlaams-nationalisten. Bij de katholieken vinden we opnieuw de Bergeyck (1ste) en Vilain XIIII (3de) terug op de lijst, vergezeld van twee nieuwkomers: Librecht (2de) en De Naeyer (4de). Ook bij de liberalen vinden we twee nieuwkomers: De Vuyst, die meteen de eerste plaats op de lijst toegewezen krijgt, en Hereman die de vierde plaats krijgt. Philipsen (2de) en Janssens (3de) hadden in 1925 ook reeds deelgenomen aan de verkiezingsstrijd. Bij de plaatsvervangers vinden we de Lokeraar Lamborelle terug op de eerste plaats. De socialisten blijven hun vertrouwen stellen in Van Fleteren en Van Schoor, die opnieuw de eerste twee plaatsen op de lijst innemen. Op de derde plaats vinden we de nieuwkomer Albrecht, op de vierde plaats gevolgd door Van Damme, die er ook reeds in 1925 bij was. Tenslotte dienen ook de Vlaams-nationalisten een lijst met twee nieuw kandidaten in: Van De Velde en De Rop, met Opdenbosch als plaatsvervanger.

 

KAMER.

 

 

 

Effectieven.

Plaatsvervangers.

Katholieken

Heyman

Herbert

 

Raemdonck

Beeckx

 

Herbert

Van Royen

 

Beeckx

De Meyer

 

 

Palms

 

 

Van Brussel

 

 

 

Liberalen

Van De Put

Jacobs

 

Van Gijseghem

Bruwiere

 

Pallemaerts

Claus

 

De Schaepdrijver

Rubbens

 

 

 

BWP

Van Hoeylandt

De Block

 

De Vos

De Rop

 

Ysewijn

Vercauteren

 

Willockx

Arens

 

 

 

Vlaams-nationalisten

De Bock

Verbruggen

 

Cruyplandt

Seghers

 

Wymeersch

 

 

Rooms

 

 

 

 

Communisten

Van Hoye

Verkest

 

Verkest

 

 

 

 

SENAAT.

 

 

 

Effectieven.

Plaatsvervangers.

Katholieken

De Bergeyck

Vilain XIIII

 

Libbrecht

Van Stappen

 

Vilain XIIII

Hebbinckuys

 

De Naeyer

Broeckaert

 

 

Verstuyven

 

 

Van Havere

 

 

 

Liberalen

De Vuyst

Lamborelle

 

Philipsen

Van De Velde

 

Janssens

Verheyen

 

Hereman

De Schepper

 

 

 

BWP

Van Fleteren

Van De Wiele

 

Van Schoor

De Winter

 

Albrecht

De Bosschere

 

Van Damme

Sacré

 

 

 

Vlaams-nationalisten

Van De Velde

Opdenbosch

 

De Rop

 

 

B. Provincieraadsverkiezingen 9 juni 1929[124].

 

Voor de provincieraadsverkiezingen werden er in het arrondissement Sint-Niklaas vier lijsten ingediend: drie volledige van de katholieken, liberalen en socialisten en een onvolledige van de Vlaams-Nationalisten.

 

Bij de katholieken treffen we slechts een nieuwe kandidaat, namelijk De Vliegher (6de) die de plaats ingenomen heeft van De Bock. We merken dat Thuysbaert zijn plaats blijft behouden op de lijst, hoewel hij deze keer slechts de derde plaats krijgt toegewezen in plaats van de tweede. Bij de liberalen daarentegen vinden we maar liefst vier nieuwe namen terug: Bruwiere (2de), Van Kerckhove (4de), Schalckens (5de) en Bogaerts (6de). Van de twee kandidaten die overgebleven zijn van 1925 is Lokeraar Ohrem de lijsttrekker en vinden we Cnudde op de derde plaats terug. Bij de socialisten krijgen De Block en Rogiers opnieuw de eerste twee plaatsen op de lijst. Op de derde plaats vinden we Symoens terug (5de plaats in 1925) en op de laatste plaats de Lokeraar Bracke. Gijssens, opnieuw een kandidaat uit Lokeren, en De Bosschere zijn de nieuwkomers op de vierde en vijfde plaats. De Vlaams-nationalistische lijst bevat drie namen: Wymeersch, Van Den Wijngaert en Verhaeghen.

 

Katholieken

BWP

Liberalen

Frontpartij

Verwilgen

De Block

Ohrem

Wymeersch

Thibaut

Rogiers

Bruwiere

Van Den Wijngaert

Thuysbaert

Symoens

Cnudde

Verhaeghen

Van Peteghem

Gijssens

Van Kerckhove

 

Vervaet

De Bosschere

Schalckens

 

De Vliegher

Bracke

Bogaerts

 

 

 

C. Parlementsverkiezingen 27 november 1932[125].

 

De parlementsverkiezingen van 27 november 1932 kwamen vrij onverwacht. De gemeenteraadsverkiezingen waren nog maar net achter de rug, en er stonden al nieuwe verkiezingen voor de deur. Niet alleen de voorbereidingstijd was bijzonder klein (een maand), tevens was de coalitievorming voor de gemeenteraad nog volop aan de gang.

 

In het arrondissement Sint-Niklaas werden opnieuw vijf lijsten voorgedragen, opnieuw van de katholieken, socialisten, liberalen, Valams-nationalisten en communisten. In tegenstelling tot de vorige kamerverkiezingen werd er deze keer geen poll georganiseerd voor de samenstelling van de lijsten. Bij de effectieve kandidaten voor de katholieke lijst waren er weinig veranderingen. Heyman bleef lijsttrekker voor Raemdonck, en Beeckx nam de derde plaats over van Herbert, die in 1929 gestorven was. Op de vierde plaats was er het debuut van Emiel Van Haver[126]. Bij de liberalen blijven Van Gijseghem en Pallemaerts de tweede en dere plaats bezetten. Op plaats een vinden we de nieuwkomer Aerts terug, en op de vierde plaats de andere nieuwkomer Ledent. Bij de socialisten blijven Van Hoeylandt en De Vos de lijst aanvoeren, gevolgd door twee nieuwe kandidaten: Rogiers en Jansen. Op een tweede plaats bij de plaatsvervangers vinden we de Lokeraar Prosper Van Cotthem terug, die net verkozen was tot gemeenteraadslid in Lokeren. De Vlaams-nationalisten komen met een bijna volledig nieuwe lijst te voorschijn. De nieuwkomers De Paep, Verniers en Van Laere krijgen de eerste drie plaatsen toegewezen op de lijst, Rooms behoudt zijn vierde plaats. Bij de communisten is Verkest de enige kandidaat.

 

Voor de senaatsverkiezingen dragen zowel de katholieken, liberalen als Vlaams-nationalisten een bijna volledig nieuwe lijst voor. Bij de katholieke partij behoudt alleen de Bergeyck zijn eerste plaats, gevolgd door Van Stappen en Hebbinckuys, die bij de vorige verkiezingen een plaats hadden bij de plaatsvervangers. Op de vierde plaats staat de nieuwkomer Van Bogaert. Ook bij de liberalen vinden we drie nieuwkomers op de eerste drie plaatsen: Van Cauteren, Meert en Van De Velde. De vierde plaats is opnieuw voor Hereman. De Vlaams-nationalisten dienen deze maal een volledige lijst in, met allemaal nieuwe namen: Vandenbulck, Dutré, Van den Elsken en Ghijs. De BWP gaat de verkiezingsstrijd aan met dezelfde personen als in 1929: Van Fleteren, Van Schoor, Albrecht en Van Damme.

 

KAMER.

 

 

 

Effectieven.

Plaatsvervangers.

Katholieken

Heyman

Beeckx

 

Raemdonck

Van Royen

 

Beeckx

Delalieux

 

Van Haver

Van Brussel

 

 

Van Haver

 

 

Roggeman

 

 

 

Liberalen

Aerts

Jacobs

 

Van Gijseghem

Van Hoeylandt

 

Pallemaerts

Bogaert

 

Ledent

Rubbens

 

 

 

BWP

Van Hoeylandt

De Block

 

De Vos

Van Cotthem

 

Rogiers

Pincé

 

Jansen

Pollet

 

 

De Maere

 

 

Meirt

 

 

 

Vlaams-nationalisten

De Paep

Verbruggen

 

Verniers

Melis

 

Van Laere

De Rijcker

 

Rooms

Verschraegen

 

 

Seghers

 

 

Vercauteren

 

 

 

Communisten

Verkest

 

 

 

 

SENAAT.

 

 

 

Effectieven.

Plaatsvervangers.

Katholieken

De Bergeyck

Hebbinckuys

 

Van Stappen

Van Bogaert

 

Hebbinckuys

Onghena

 

Van Bogaert

De Vos

 

 

Boel

 

 

Broeckaert

 

 

 

Liberalen

Van Cauteren

Lamborelle

 

Meert

De Wilde

 

Van De Velde

Van Trichtveldt

 

Hereman

De Schepper

 

 

Ringout

 

 

 

BWP

Van Fleteren

Van De Wiele

 

Van Schoor

De Winter

 

Albrecht

Bracke

 

Van Damme

Eeckhaudt

 

 

De Bosschere

 

 

Van Daele

 

 

 

Vlaams-nationalisten

Vandenbulck

Van Heddegem

 

Dutré

Ghijs

 

Van den Elsken

Van den Elsken

 

Ghijs

Dutré

 

D. Provincieraadsverkiezingen 4 december 1932[127].

 

Ook de provincieraadsverkiezingen verliepen nog gedeeltelijk in de hier bovenvermelde sfeer. Voor het arrondissement Sint-Niklaas werden er deze maal vier volledige lijsten ingediend door de katholieke partij, de liberalen, de BWP en de Vlaams-nationalisten.

 

In vergelijking met 1929 vond met op de katholieke lijst twee nieuwe namen terug: De Meyer, die onmiddellijk de eerste plaats op de lijst innam ten nadele van Thibaut en Van Peteghem en Thuysbaert. De tweede nieuwkomer is Gaston Van der Poorten uit Lokeren, die de zesde plaats krijgt toegewezen. In vergelijking tot 1929 komen de liberalen met slechts twee nieuwe kandidaten aanzetten: Scholekens en Van Goethem, die de vijfde en zesde plaats krijgen toegewezen. Alle vertrouwen gaat opnieuw naar lijsttrekker Ohrem, die bij de vorige verkiezing een provincieraadszetel had verworven. Ook Bruwiere (2de), Cnudde (3de) en Van Kerckhove (4de) krijgen dezelfde plaatsen als bij de vorige verkiezingen toegewezen. Bij de Vlaams-nationalisten treffen we wel een vernieuwde lijst aan, alleen Wymeersch heeft zijn plaats als lijsttrekker behouden. De vijf andere kandidaten zijn nieuwkomers.

 

Liberalen

Katholieken

BWP

Vl.-Nationalisten

Ohrem

De Meyer

De Block

Wymeersch

Bruwiere

Thibaut

Rogiers

Van Riet

Cnudde

Van Peteghem

Symoens

Van den Hof

Van Kerckhove

Thuysbaert

Gijssens

Schevernels

Scholekens

De Vliegher

Hermans

Vandenbrande

Van Goethem

Van der Poorten

Wauters

Verbruggen

 

2.2  Propaganda.

 

2.2.1 Gemeenteraadsverkiezingen.

 

Voor de katholieken kon er geen sprake zijn van een hevige verkiezingsstrijd in de stad Lokeren, aangezien er volgens hen weinig op te merken viel aan het katholieke gemeentebeleid. De economische crisis woog zwaar op België, ook op de stad Lokeren, waar er op sommige momenten 3 000 werklozen waren. Die mensen moesten geholpen en gesteund worden. Het aandeel van de stad was steeds regelmatig en zonder onderbreking gestort, en dit zonder dat het gemeentebestuur zijn toevlucht had moeten zoeken tot een lening bij particulieren. Dit toonde aan dat de gemeentelijke financiën goed beheerd werden. Bovendien beleefde Lokeren in deze tijd van crisis een tijdperk van openbare werken zoals nooit voordien. Er waren kilometerlange nieuwe steenwegen gelegd. Verder werd ook de elektrische verlichting steeds verder uitgebreid en werden er nieuwe klassen gebouwd bij de scholen waar dit nodig was[128]. Volgens het katholieke weekblad “De Stad Lokeren” was het de daadzakelijke en practische nuchterheid die ons doet zeggen dat de katholieken, mannen zijn van orde, ernst en daad, mannen die er zich op toeleggen om het bestuur van eene stad grondig aan te vatten, die de hun toevertrouwde gelden met zorg regelen en ieveren om eere te halen van hun werk[129].

 

Ook bij de liberalen stond de economische crisis bovenaan bij de gemeentelijke verkiezingspropaganda. Ze hamerden erop dat men in deze tijden van crisis geen nutteloze uitgaven mocht doen. Het geld waarover men beschikte moest voorbehouden blijven voor de verwezenlijkingen ter verbetering van de levensvoorwaarden van het volk en de intellectuele en technische ontwikkeling van de jeugd. Bovendien bleef het de taak van de liberalen om te blijven ijveren voor de verdediging van de openbare scholen[130]. De liberale mandatarissen hadden bovendien steeds meegewerkt aan de uitvoering van de openbare werken en de verbeteringen op sociaal vlak. Ze waren ook steeds akkoord met rechtvaardige benoemingen. Volgens “De Vrije Waaslander” hadden ze dus meebestuurd in een geest van rechtvaardigheid die door het kiezercorps gewaardeerd zou worden[131].

 

Ook nu weer deed het socialistische weekblad “De Volksstem van ’t Waasland” in de weken die voorafgaan aan de gemeenteraadsverkiezingen regelmatig een uitval naar de liberale en katholieke partij. De manier en de geest waarin liberalen en katholieken de stad zouden besturen is er volgens hen een van “Elk voor ’t zijne en de zijnen gezorgd en voor de rest basta!”[132]. De socialisten wouden strijden voor democratische belastingen waarbij alle inwoners zouden betalen in evenredigheid met hun inkomsten. Voor het onderwijs zou er een omvorming en uitbreiding moeten komen van de gemeentelijke bewaarscholen en kindertuinen, en bovendien zouen er heel wat verbeteringen inzake studiemateriaal moeten komen. De BWP bleef ook werken voor gezonde en goedkope werkmanswoningen in deze tijden van crisis, met daarbij een verbetering van de bestrating en riolering in de stad en in de buitenwijken. Verder steunde het socialistische programma voornamelijk op sociale eisen zoals bijvoorbeeld een herinrichting van het hospitaal en een bredere tussenkomst bij werkloosheid[133].

 

Na afloop van de verkiezingen legde de liberaal Lamborelle een verklaring af in de gemeenteraadszitting van 14 november 1932, die erop wees dat de verkiezingsstrijd toch niet zo rimpelloos verlopen was, als men liet uitschijnen in de kranten. De heer Lamborelle wees erop dat de liberalen steeds met een brede geestesopvatting en een verregaande verdraagzaamheid hadden deelgenomen aan de raadszittingen, en dat ze zich steeds hoffelijk hadden gedragen hebben ten opzichte van hun tegenstrevers. Hij wou dan ook protesteren tegen de guitenstreek die tijdens de kiesstrijd gepleegd werd tegenover de katholieke kring. Hij klaagde dit feit aan, maar wou tevens ook benadrukken dat het een ongerijmdheid was om de liberalen hiervan te beschuldigen, zeker omdat er geen onderzoek aan voorafgegaan was. Lamborelle had dan zelf een klacht ingediend bij de politiecommissaris om de daders op te sporen en te vervolgen, en een proces-verbaal op te stellen van de dader. De heer Lamborelle stelde wel dat dit protest niks te maken had met de nederlaag van de liberalen in de stad Lokeren, maar daar waar men ons aantasten wil in onze eer, teekenen wij protest aan uit al onze macht. Wij zullen het nog vergeten, noch vergeven[134]. De liberaal Van Gijseghem trad de heer Lamborelle bij en herinnerde eraan hoe de liberalen tijdens de oorlog met de andere partijen hadden samengewerkt ten behoeve van de bevolking. Het ging dus niet op de liberalen te beschuldigen van een daad die zij niet gedaan hadden en die zij dan ook volledig afkeurden. De katholiek Thuysbaert antwoordde dat zij de liberalen verantwoordelijk stelden voor het bevuilen van de gevel van de katholieke kring omdat dit gebeurde met blauwe inkt. Deze verklaring zorgde opnieuw voor opschudding bij de liberalen, maar het incident werd uiteindelijk toch gesloten, zonder dat men tot een compromis was gekomen[135].

 

2.2.2 Wetgevende verkiezingen.

 

De katholieke en liberale regeringspartijen gingen de verkiezingen van 26 mei 1929 met een zeker optimisme tegemoet. Het jaar 1929 was immers het hoogtepunt in een periode van hoogconjunctuur die zich vanaf de tweede helft van de jaren 1920 had voorgedaan. De bankkrach van 1929 in New York zou zich in België pas na de 100ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid laten voelen. De socialisten hadden hun verkiezingsprogramma wel aantrekkelijker gemaakt door de eis voor een militaire dienst van zes maanden, maar de regering had door de militiewet van 7 november 1928 toch reeds ernstige toegevingen gedaan op dit vlak[136].

 

De kiespropaganda van de katholieken richtte zich op twee tegenstrevers. Enerzijds tegen de partij van de Vlaams-nationalisten, die het vaderland verraadde, en anderzijds tegen de BWP, wiens programma de economische belangen van het land schaadde[137]. Het programma van de liberalen richtte zich voornamelijk op een vermindering van de belastingen en het recht om in de Vlaamse taal bestuurd en onderwezen te worden. Met andere woorden het ijveren voor een oplossing van de taalkwestie. Verder bleef de landsverdediging en de verdediging van het openbaar onderwijsnet een terugkerend thema in de liberale kiescampagne[138]. Bij de socialisten was de zes maanden militaire dienstplicht het voornaamste middel in de kiesstrijd. Verder stonden ook een vernieuwing van de huishuurwet, een verbetering van de pensioenwet, degelijke sociale verzekeringen en een vermindering van de belastingen centraal[139].

 

De strijd voor de wetgevende verkiezingen van 1929 verliep in het algemeen heel kalm. Er werd slechts rumoer gemaakt door mannen die te diep in het glas gekeken hadden of door fanatiekelingen die de mening van andersdenkenden niet waardeerden. Het was dan ook een opmerkelijk feit dat een pater op een kerkelijke hoogdag in de stad Lokeren met zijn pennemes een liberale affiche van een telefoonpaal rukte. Het liberale weekblad “De Vrije Waaslander” vroeg zich af of die pater te diep in een glas wijn gekeken had[140]. Zulke kleine schermutselingen buiten beschouwing gelaten, verliep de kiesstrijd in alle kalmte en rust.

 

Het minste wat men van de katholieke verkiezingscampagne voor de wetgevende verkiezingen van 1932 kan zeggen is dat ze een merkwaardig verloop kende. Na jaren van strijd over de Vlaamse kwestie, en temidden een steeds wijder om zich heen grijpende economische en financiële crisis, maakten de katholieken de schoolstrijd tot een van de belangrijkste verkiezingsthema’s[141]. De liberalen plaatsen een zuivere financiële politiek op de hoogste trede in hun campagne. Daarnaast vinden de verdediging van de openbare scholen en de taalvrijheid ook weer een plaats in de liberale kiesstrijd[142]. De socialisten tenslotte ijverden voor een massale vermindering van de militaire uitgaven, een volledig behoud van de werklozensteun, een verbetering van het ouderdomspensioen en de invoering van belastingen die alleen de grote geldbezitters zouden treffen[143].

 

Ook deze verkiezingscampagne verloopt in alle rust. “Hevigheid kenmerkte zich vooral in de reclaam, in de propaganda, in de vlugschriften, de aanplakbrieven en in de redevoeringen op de meetings en bij radio-uitzendingen[144]”.

 

Wat de provincieraadsverkiezingen betreft merken we op dat de verkiezingspropaganda in dezelfde lijn ligt als bij de parlementsverkiezingen, aangezien er tussen beide verkiezingen slechts een week tijdsverschil zat.

 

2.3  Uitslagen.

 

2.3.1 Gemeenteraadsverkiezingen.

 

Gemeenteraadsverkiezingen 9 oktober 1932.

 

De katholieken zijn opnieuw de overwinnaars in de stad Lokeren, en behalen deze keer 49,50 % van de stemmen (- 0,86 %). De socialisten volgen opnieuw op een tweede plaats met 29,30 % van de stemmen, maar hebben ten opzichte van 1926 wel een sprong voorwaarts gemaakt (+ 3,72 %). De liberalen zijn ook in deze gemeenteraadsverkiezingen laatste met 21 %, en lijden een klein verlies (- 3,04 %). In zetels uitgedrukt betekent dit dat de katholieken hun 9 gemeenteraadszetels behouden en dat de liberalen (3) een zetel verliezen ten voordele van de socialisten (5).

 

Verder zien we dat er slechts vier nieuwe leden hun intrede doen in de gemeenteraad, namelijk: de katholieken Achiel Vercouteren en Gaston Van der Poorten en de socialisten Prosper Van Cotthem en Gustaaf Lauwaert. August Raemdonck blijft zijn ambt van burgemeester verder zetten, en ook Romain Lerno, Louis Van De Walle en De Vreese Henri blijven schepenen. Prosper Thuysbaert doet afstand van zijn schepenambt ten voordele van nieuwkomer Achiel Vercouteren.

 

In het katholieke weekblad “De Vrije Stem” spreekt men van een logische katholieke overwinning. Het bestuur blijft dan ook waar het sedert meer dan veertig jaar is: bij de katholieken. Toch mag men niet ontkennen dat ook de socialisten een vooruitgang geboekt hebben. Zij hebben hun vooruitgang voornamelijk te danken aan de ontevredenheid van enkelen die zwaar te lijden hebben onder de crisis, waar de katholieken geen schuld aan hebben. Het enige wat men van de liberale partij kan zeggen is dat zij uiteengeslagen is, en zich opnieuw zal moeten heroriënteren[145]. Het liberale weekblad “De Vrije Waaslander” geeft toe dat de gemeenteraadsverkiezingen voor de liberalen een teleurstelling waren: de katholieken zijn erin geslaagd hun meerderheid te behouden, en bovendien hebben de socialisten een liberale zetel veroverd. Volgens hen zijn het de jong menschen geboren tusschen 1905 en 1926 die naar extremisme overhellen, een strekking die zij vinden in de katholieke en socialistische rangen, die voor dit stemmenverlies verantwoordelijk zijn. De liberalen keren dus terug naar de positie die ze ook in de periode 1921-1926 vervulden[146]. Het socialistische weekblad “De Volksstem” is kort maar krachtig in zijn commentaar op de verkiezingsuitslag: “De uitslag is schitterend en heeft onze verwachtingen ten volle beantwoord: 922 stemmen winst, een zetel veroverd, zoodat onze vertegenwoordiging in den gemeenteraad op vijf mandaten wordt gebracht.” [147]

 

Hieronder vinden we een overzicht van de gekozen leden en van de verkiezingsresultaten in tabelvorm.

 

Resultaten[148]

 

 

Katholieken

BWP

Liberalen

7227

4276

3036

49,50%

29,30%

21%

 

Gekozen Leden[149]

 

 

 

 

Functie

Partij

Naamstemmen

Raemdonck August

Burgemeester

Katholieken

797

Lerno Romain

Schepen

Katholieken

708

Verstuyven Gustaaf

Lid

Katholieken

363

Van De Walle Louis

Schepen

Katholieken

685

De Vreese Henri

Schepen

Katholieken

693

Van Eetvelde Alfons

Lid

Katholieken

836

Thuysbaert Prosper

Lid

Katholieken

848

Vercouteren Achiel

Schepen

Katholieken

806

Van der Poorten G.

Lid

Katholieken

646

Rogiers Edgard

Lid

Socialisten

146

Gijssens Romain

Lid

Socialisten

116

Bracke Cesar

Lid

Socialisten

41

Van Cotthem Prosper

Lid

Socialisten

25

Lauwaert Gustaaf

Lid

Socialisten

30

Lamborelle Albert

Lid

Liberalen

244

Van Gijseghem Th.

Lid

Liberalen

292

Jacobs Hendrik

Lid

Liberalen

85

 

2.3.2 Wetgevende verkiezingen.

 

A. Parlementsverkiezingen 26 mei 1929.

 

De verkiezingen brachten op nationaal vlak nog een vrij verrassend resultaat met zich mee. Men had immers gedacht dat de talmende houding van de regering ten opzichte van de Vlaamse eisen een aantal Vlaamse minimalisten tot het federalisme zou overhalen en dat dit enkel in het nadeel van de katholieken kon uitvallen. Toch was het de socialistische partij die de verliezer was. De BWP verloor 8 zetels, wat hen nog 70 vertegenwoordigers in de Kamer opleverde. De katholieken verloren slechts 2 zetels, wat hun totaal op 76 zetels bracht. Al de winst ging naar de liberalen en de vlaams-nationalisten, die elk 5 zetels wonnen. De liberalen hadden nu 28 zetels en de vlaams-nationalisten 11. Tenslotte verloren ook de communisten een zetel, zodat hen nog een zetel restte. Ook de onafhankelijke katholiek De Lille behaalde een zetel in de Kamer[150].

 

In het arrondissement Sint-Niklaas gaf de verkiezingsuitslag voor de katholieke partij een vertekend beeld: er was een winst van 1,9 % (55,2 %), maar toch verloor men in de meeste kantons stemmen. De uiteindelijke stemmenwinst in het arrondissement had de katholieke partij bijna volledig te danken aan het kanton Sint-Gillis. De grote overwinnaars op arrondissementeel vlak waren trouwens de Vlaams-nationalisten die een winst boekten van 5,7 % (9,9 %). De socialisten bleven ondanks hun nederlaag op nationaal vlak, vrijwel status quo op 26,0 % (- 0,6 %). Tenslotte boekten de liberalen in alle kantons een winst met een totaal van 2,4 % in het arrondissement (8,0%).

Wat de zetelverdeling betreft, blijft alles gelijk aan de situatie in 1925. De drie katholieke volksvertegenwoordigers Raemdonck, Heyman en Herbert verlengen hun mandaat, evenals de socialist Van Hoeylandt. De katholiek Herbert overleed echter nog in datzelfde jaar en werd in de Kamer opgevolgd door Beeckx[151].

 

In de senaat was er wel een kleine wijziging. De katholieken heroverden hun derde zetel ten nadele van de socialisten. Alleen de Bergeyck verlengde zijn mandaat en kreeg in de senaat het gezelschap van Librecht en Vilain XIIII. Van Fleteren was de enige socialist die zijn mandaat kon verlengen, wat betekende dat Van Schoor zijn zetel verloor.

 

Resultaten Kamer[152].

 

 

 

 

 

 

BWP

Katholieken

Liberalen

Front

Comm.

Kant.Lokeren

2360

3981

1681

475

73

Arr.St-Niklaas

12225

25952

3791

4667

323

 

 

Gekozen Leden.

 

 

 

KAMER.

 

SENAAT.

 

Personen.

Partij.

Personen.

Partij.

Heyman

Katholieken

De Bergeyck

Katholieken

Raemdonck

Katholieken

Librecht

Katholieken

Herbert

Katholieken

Vilain XIIII

Katholieken

Van Hoeylandt

BWP

Van Fleteren

BWP

 

 

B. Provincieraadsverkiezingen 9 juni 1929[153].

 

Op nationaal vlak verliezen de katholieken kostbare plaatsen (- 5), zodat ze niet langer meer over de volstrekte meerderheid beschikken, en hun aantal zetels op 44 komt. Ook de socialisten gaan achteruit (- 2) en behouden 26 zetels. De liberalen en de frontpartij krijgen er elk 3 zetels bij, wat hun totaal respectievelijk op 13 en 5 zetels brengt. Ook de katholieke Vlaamse volkspartij haalt bij haar eerste deelname 2 zetels[154].

 

In vergelijking met de provincieraadsverkiezingen gaan zowel socialisten als katholieken licht achteruit, en stijgen de liberalen. Dit beeld vindt men zowel in het kanton Lokeren als in het arrondissement Sint-Niklaas terug. De katholieken blijven wel de sterkste partij, terwijl de liberalen de socialisten op de hielen zitten. De frontpartij haalt in het kanton Lokeren een verwaarloosbaar aantal stemmen, in het arrondissement behalen ze wel een redelijk stemmenaantal (1 608).

 

Wat het aantal zetels voor het arrondissement Sint-Niklaas betreft, verliest de katholieke partij een zetel aan de liberalen. Verwilghen, Thibaut en Thuysbaert kunnen hun katholiek mandaat wel verlengen, de katholiek De Bock verliest zijn zetel aan de liberaal Ohrem. De socialisten De Block en Rogiers slagen er ook in hun zetel te behouden. Zo blijft het aantal socialistische zetels voor het arrondissement gelijk aan de voorgaande periode.

 

Resultaten

 

 

 

 

 

Katholieken

BWP

Liberalen

Frontpartij

Kanton Lokeren

4089

2146

2116

291

Arr. St-Niklaas

10391

6946

2835

1608

 

 

Gekozen Leden.

 

Personen.

Partij.

Alfons Verwilghen

Katholieken

Jan August Thibaut

Katholieken

Prosper Paul Thuysbaert

Katholieken

August De Block

Socialisten

Edgard Rogiers

Socialisten

Arthur Ohrem

Liberalen

 

C. Parlementsverkiezingen 27 november 1932.

 

Op nationaal vlak was de katholieke winst vrij gering. Een winst van 3 Kamerzetels bracht het totaal op 79. Ook de socialisten boekten een winst van 3 zetels, wat hun totaal op 73 brengt. De liberalen en Vlaams-nationalisten, de winnaars van de wetgevende verkiezingen van 1929 waren nu de grote verliezers. De liberalen behouden 24 zetels (- 4) en de Vlaams-nationalisten behouden er 8 (- 3).

 

In het arrondissement Sint-Niklaas bleven de katholieken vrijwel status quo op 55,4 % (+ 0,2 %). De socialisten en Vlaams-nationalisten boekten een beperkte winst, respectievelijk + 1,3 % (27,3 %) en + 0,3 % (10,2 %). Ook hier gingen de liberalen met 1,5 % achteruit (6,5 %), evenals de communisten – 0,2 % (0,4 %).

Voor de Kamer der Volksvertegenwoordigers betekende dit weinig veranderingen. De katholieke vertegenwoordigers Heyman, Raemdonck en Beeckx en de socialist Van Hoeylandt konden gewoon hun mandaat verlengen.

 

In de senaat was de derde katholieke zetel echter weggevallen. Alfons Hebbinckuys, die Librecht was opgevolgd, moest zijn plaats afstaan aan de socialist Van Schoor. Op die manier zetelden er opnieuw twee katholieken (de Bergeyck en Van Stappen) en twee socialisten (Van Fleteren en Van Schoor) voor het Waasland in de Senaat[155].

 

In het kanton Lokeren boekten zowel katholieken als socialisten een kleine vooruitgang ten opzichte van 1929. De liberalen, Vlaams-nationalisten en communisten daarentegen gingen licht achteruit. Wel blijft de vaststelling dat de liberalen nog steeds heel sterk staan in het kanton Lokeren in vergelijking met de andere kantons van het arrondissement. De liberalen behalen in het kanton Lokeren bijna de helft van hun stemmenaantal voor het arrondissement Sint-Niklaas.

 

Resultaten Kamer[156].

 

 

 

 

 

 

Katholieken

BWP

Liberalen

Vl-Nat.

Comm.

Kant.Lokeren

4446

2693

1607

302

44

Arr.St-Niklaas

27958

13773

3326

5170

226

 

 

Gekozen Leden.

 

 

 

KAMER.

 

SENAAT.

 

Personen.

Partij.

Personen.

Partij.

Heyman

Katholieken

De Bergeyck

Katholieken

Raemdonck

Katholieken

Van Stappen

Katholieken

Beeckx

Katholieken

Van Fleteren

BWP

Van Hoeylandt

BWP

Van Schoor

BWP

 

D. Provincieraadsverkiezingen 4 december 1932[157].

 

In vergelijking met de provincieraadsverkiezingen van 9 juni 1929 stijgen zowel de katholieken als socialisten, terwijl de liberalen en Vlaams-nationalisten stemmen verliezen. De verliezers van 1929 komen nu dus als overwinnaars uit de bus.

 

Voor de liberalen vertaalt dit zich in het verlies van hun zetel in de provincieraad. Deze zetel gaat dan opnieuw naar de katholieken, die hun aantal zetels voor het arrondissement Sint-Niklaas nu terug op vier brengen. Thibaut en Thuysbaert verlengen hun mandaat en krijgen de nieuwkomers De Meyer en Van Peteghem naast zich. De twee socialisten De Block en Rogiers verlengen hun mandaat opnieuw.

 

Resultaten

 

 

 

 

 

Liberalen

Katholieken

BWP

Vl-Nationalisten

Kanton Lokeren.

1878

4375

2616

228

Arr. St-Niklaas

2490

11173

8159

1286

 

 

Gekozen Leden.

 

Personen.

Partij.

De Meyer

Katholieken

Thibaut

Katholieken

Van Peteghem

Katholieken

Thuysbaert

Katholieken

De Block

BWP

Rogiers

BWP

 

 

3. Besluit.

 

De periode 1927-1932 werd op nationaal vlak voornamelijk beheerst door de taalkwestie. Mijn ijverde voor de vernederlandsing van de Genste universiteit en voor een taalwet inzake bestuur en onderwijs. Tot het einde van de jaren 1920 kon men in België spreken van een bloeiperiode: de economie herleeft, er kwam een uitbreiding van de sociale wetgeving en er kwam een belastingsvermindering. In het begin van de jaren 1930 sloeg het tij echter om en werd de economische crisis ook in België voelbaar.

 

In Lokeren concentreerde de crisis zich, zoals in geheel België, rondom de woningnood en de werklozenproblematiek. Twee onderwerpen die gedurende deze periode niet van de gemeentelijke agenda verdwijnen. Er wordt onder andere overgegaan tot de oprichting van een lokale maatschappij voor het bouwen van goedkope woningen, die met voorkeur aan de arbeidersgezinnen verkocht worden. Wat soms wel leidt tot hevige discussies tussen de katholieke meerderheid en de socialisten. Verder zorgt de tussenkomst van de stad in de werklozenondersteuning ook geregeld voor discussies in de gemeenteraadszittingen.

Op provinciaal niveau staat de verbinding van de beide Scheldeoevers nog steeds centraal. De Wase volksvertegenwoordigers, met August Raemdonck op kop, doen hun best om deze verbinding zo snel mogelijk te verwezenlijken. Het ontwerp wordt in 1931 uiteindelijk goedgekeurd. Verder komt de verzanding van de Durme ook voor in de zittingen van de Kamer. Dit onderwerp zal in de volgende periode meer en meer opduiken als een probleemsituatie voor het Waasland en de stad Lokeren.

 

Het gemeentebestuur is in deze periode opnieuw in handen van een katholieke meerderheid: 9 gemeenteraadsleden, waaronder de burgemeester en vier schepenen. Liberalen en socialisten zijn opnieuw veroordeeld tot het voeren van oppositie. Beide partijen bezitten vier zetels in de gemeenteraad. Deze verdeling leidt opnieuw tot een vraag voor evenredige vertegenwoordiging in het schepencollege, ingediend door socialisten en liberalen, maar blijft onbeantwoord door de katholieken.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932, die bij de drie traditionele partijen in het teken van de economische crisis stonden, haalt de katholieke partij opnieuw het laken naar zich toe. De partij behaalt geen absolute meerderheid meer, maar haalt wel nog 49,50 % van de stemmen binnen. Ze behouden hun negen zetels in de gemeenteraad. De socialisten maken een sprong voorwaarts ten opzichte van de voorgaande verkiezingen en winnen een zetel (5) ten koste van de liberalen (3).

 

Wat de verkiezingen betreft kan men stellen dat ze in een heel kalme sfeer verliepen, met uitzondering van enkele kleine incidenten. De wetgevende verkiezingen van 1929 stonden voornamelijk in het teken van de taalstrijd. De socialisten ijverden dan voornamelijk voor een inkorting van de diensttijd. Op nationaal niveau was het de BWP die de grote verliezer was met een verlies van acht zetels. Ook de katholieken verloren twee zetels. De winst ging naar de liberalen en Vlaams-nationalisten, die beiden vijf zetels wonnen. Ook in het arrondissement Sint-Niklaas waren liberalen en Vlaams-nationalisten de overwinnaars, met respectievelijk een winst van 2,4 % en 5,7 %. Doch, dit veranderde niks aan de zetelverdeling: de katholieken behielden hun drie zetels, en de socialisten hun ene zetel. In het kanton Lokeren vond men dezelfde tendens terug, maar hier waren de Vlaams-nationalisten een te verwaarlozen partij. Ook bij de provincieraadsverkiezingen vindt men dezelfde tendens terug.

 

De wetgevende verkiezingen van 1932 verliepen in een min of meer chaotische sfeer, aangezien de gemeenteraadsverkiezingen nog maar net achter de rug waren, en het nog niet duidelijk was wie daar de overwinnaars waren geworden. Bovendien was ook de coalitievorming nog volop aan de gang. Bij de katholieken kan men een opmerkelijke verandering van tactiek vaststellen. In een tijd van grote economische crisis, en met de taalkwestie die nog steeds niet volledig opgelost is, voeren zij een kiescampagne die in het teken staat van de schone ziel van ’t kind. Een manoeuvre dat blijkbaar succes kende, want de katholieken wonnen er op nationaal vlak drie zetels bij, net als de socialisten. Grote verliezers waren de liberalen (- 4) en de Vlaams-nationalisten (- 3). De overwinnaars van 1929 waren de verliezers van 1932. In het arrondissement Sint-Niklaas was er een status quo voor de katholieken, een lichte winst voor socialisten en Vlaams-nationalisten, maar een verlies voor de liberalen. Bij de zetelverdeling was er eveneens sprake van een status quo: drie zetels voor de katholieken, een zetel voor de socialisten. In het kanton Lokeren vindt men dezelfde resultaten terug. Ook bij de provincieraadsverkiezingen vinden we dezelfde tendens terug: winst voor katholieken en socialisten, verlies voor liberalen en Vlaams-nationalisten. De liberalen verliezen zelfs hun zetel in de provincieraad ten voordele van de katholieken, wiens totaal op 4 zetels voor het arrondissement komt. De overige twee zetels gaan naar de socialisten.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[95] GERARD (E.).  Op. Cit. , p. 295

 

[96] LUYCKX (T.).  Op. Cit. , p.342

Het Briand-Kelloggpact werd in 1928 op initiatief van Frankrijk en de Verenigde Staten gesloten tussen verscheidene mogendheden als belangrijkste aanvulling op het Volkenbondverdrag.  Het wees vooral de oorlog af als middel om tot een oplossing te komen van internationale geschillen.

 

[97] LUYCKX (T.).  Op. Cit. , p. 346

 

[98] SAL, MAL, Stadsverslag over het dienstjaar 1927.

 

[99] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 30 mei 1927.

 

[100] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 29 mei 1928.

 

[101] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 1 oktober 1928.

 

[102] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 24 december 1928.

 

[103] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 3 juni 1929.

 

[104] De Volksstem van ’t Waasland.  21ste jg, nr 1, 6 januari 1929.

“De Volksstem van ’t Waasland” is het weekblad van de BWP voor het arrondissement Sint-Niklaas.

 

[105] “De Vrije Waaslander” is een liberaal weekblad voor het arrondissement Sint-Niklaas/Lokeren.

 

[106] De Vrije Waaslander.  Nr 27, 8 september 1929.

 

[107] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 3 oktober 1927.

 

[108] De Vrije Waaslander.  Nr 41, 10 oktober 1931.

 

[109] De stad Lokeren.  30ste jg, nr14, 2 april 1927.

 

[110] De stad Lokeren.  34ste jg, nr 4, 24 januari 1931.

 

[111] De stad Lokeren.  33ste jg, nr 3, 18 januari 1930; en nr 11, 15 maart 1930.

 

[112] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 23 december 1929.

 

[113] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 23 januari 1932.

 

[114] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 16 november 1931.

 

[115] De Volksstem van ’t Waasland.  24ste jg, nr 2, 10 januari 1932.

 

[116] De Vrije Waaslander.  Nr 2, 10 januari 1932.

 

[117] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 17 februari 1930.

 

[118] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag van 7 april 1930.

 

[119] De Stad Lokeren.  33ste jg, nr 27, 5 juli 1930.

 

[120] De Volksstem van ’t Waasland.  22ste jg, nr 29, 20 juli 1930.

 

[121] SAL, MAL, Stadsverslag betreffende de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932

 

[122] SAL, MAL, Dossier parlementsverkiezingen 26 mei 1929

 

[123] DE COCK (K.).  Op. Cit.  p. 126

 

[124] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 9 juni 1929, 2/8943/1

 

[125] SAL, MAL, Dossier parlementsverkiezingen 27 november 1932

 

[126] DE COCK (K.)  Op. Cit.  p. 170

 

[127] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 4 december 1932, 2/9014/2

 

[128] De Vrije Stem.  49ste jg, nr 38, 24 september 1932.

 

[129] De stad Lokeren.  35ste jg, nr 39, 1 oktober 1932.

 

[130] De Vrije Waaslander.  Nr 35, 4 september 1932.

 

[131] De Vrije Waaslander.  Nr 39, 2 oktober 1932.

 

[132] De Volksstem van ’t Waasland.  24ste jg, nr 37, 11 september 1932.

 

[133] De Volksstem van ’t Waasland.  24ste jg, nr 38, 18 september 1932.

 

[134] SAL, MAL,  Gemeenteraadsverslag van 14 november 1932.

 

[135] AMSAB, Stortingslijst 181, 22.1, Het Laatste Nieuws.  18 november 1932.

 

[136] DHONDT (J.).  De evolutie van de partijen tussen de twee wereldoorlogen.  In: Res Publica.,  p. 373

 

[137] De Stad Lokeren.  32ste jg, nr 20, 18 mei 1929.

 

[138] De Vrije Waaslander.  Nr 5, 7 april 1932.

 

[139] De Volksstem van ’t Waasland.  21ste jg, nr 21, 26 mei 1929.

 

[140] De Vrije Waaslander.  Nr 11, 19 mei 1929.

 

[141] GERARD (E.).  Op. Cit.  p.312

 

[142] De Vrije Waaslander.  Nr 43, 30 oktober 1932.

 

[143] De Volksstem van ’t Waasland.  24ste jg, nr 47, 20 november 1932.

 

[144] De Stad Lokeren.  35ste jg, nr 48, 3 december 1932.

 

[145] De Vrije Stem.  49ste jg, nr 41, 15 oktober 1932.

 

[146] De Vrije Waaslander.  Nr 41, 16 oktober 1932.

 

[147] De Volksstem van ’t Waasland.  24ste jg, nr 42, 16 oktober 1932.

 

[148] SAL, Papieren Prosper Van Cotthem.  Aantekeningen.

 

[149] SAL, MAL, Stadsverslag betreffende de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932

 

[150] DE COCK (K.).  Op. Cit.  p. 130

 

[151] Ibid., pp. 130-131

 

[152] Ibid.,  pp. 270-271

 

[153] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 9 juni 1929, 2/8943/1

 

[154] De Stad Lokeren.  32ste jg, nr 24, 15 juni 1929.

 

[155] DE COCK (K.).  Op. Cit.  pp. 170-171

 

[156] Ibid.,  pp. 272-273

 

[157] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 4 december 1932, 2/9014/2