Analyse en situering van het verzet in de stad Kortrijk: 1940-1944. (Petra Demeyere)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk VIII: Restauratie en vernieuwing van het gemeentelijk bestuur

 

In dit hoofdstuk komt de naoorlogse restauratie van het politiek leven aan bod. In hoeverre kwam dit overeen met de vooroorlogse periode en waren er verzetslui actief op politiek vlak?

 

1. Algemeen

 

            Na de bevrijding wilde men zo vlug mogelijk de administratie en de bestuursinstanties op vooroorlogse leest schoeien , waarbij rekening moest worden gehouden met twee aspecten. Enerzijds dienden de verordeningen, besluiten en reglementen die tijdens de bezetting waren uitgevaardigd en een afbreuk betekenden van de vooroorlogse instellingen en reglementeringen, weggewerkt te worden. Anderzijds moest men het administratief of politiek personeel dat zich te Duitsgezind had getoond en/of tijdens de bezetting was benoemd, verwijderen. Men diende dus naast een strafrechtelijke vervolging van de collaborateurs ook een zuivering van de ambtenaren en bestuurders door te voeren.[653]

 

De regering Huysmans organiseerde op 17 november 1946 de eerste gemeenteraadsverkiezingen, na ze enkele keren uitgesteld te hebben. De omstandigheden waarin deze gemeenteraadsverkiezingen tot stand kwamen waren allesbehalve gunstig. Naast de wederopbouw van het land zou de Koningskwestie de politieke agenda volledig beheersen. Hoe gingen de politieke partijen de gemeenteraadsverkiezingen tegemoet en wat was hun positie na de parlementsverkiezingen van 1946?

 

De liberale partij had het na de bevrijding niet gemakkelijk daar ze niet over grote figuren beschikte, een vage houding aannam t.o.v. de Koningskwestie en haar rol in de regering(en) als een remmende en matigende rol zag, ook inzake de wederopbouw van het land. Bijzonder pijnlijk waren de parlementsverkiezingen van 1946 waar de liberale partij kleiner werd dan de KPB. Deze genoot na de bevrijding een hoge mate van populariteit en vertrouwen, wat dan ook de sterke vooruitgang met de parlementsverkiezingen verklaarde.

 

Ze presenteerde zich bovendien als de enige garantie voor een echte democratie en als enige dam tegen de terugkeer van de CVP. Maar uit de voorbereiding van de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen bleek het gebrek aan mankracht en ervaring. De inzet en het programma waren nationaal en het programma werd niet aangepast, waardoor de lokale afdelingen vaak passief blijven en verzuimen aan de cruciale rol van de lokale verkiezingen.

 

De socialisten waren meteen na de bevrijding aan de heropbouw van de partij begonnen en steunden hierbij op het voorbereidend werk dat sommigen in de laatste dagen van de bezetting hadden gedaan. Men kon dus relatief goed de oude lokale en federale structuren opnieuw laten functioneren. Bij de parlementsverkiezingen van 1946 deed de BSP het goed en het programma met de komende gemeenteraadsverkiezingen in zicht, legde sterk de nadruk op de gemeentelijke problematiek. Net als de Liberale Partij kon de BSP naar haar gemeentelijk verleden verwijzen en daarop steunen. Binnen de nieuwe CVP werd na de bevrijding alles in het werk gesteld om de eenheid te herstellen. De invloed van de standen werd afgeschaft en alles werd in het werk gesteld om de vroegere kiezers van de Vlaams-nationalistische partijen aan te trekken, waarbij de Koningskwestie als katalysator fungeerde. De CVP behaalde bij de parlementsverkiezingen een schitterend resultaat en ze zal, net als de KPB, de lokale verkiezingen proberen voor nationale doeleinden te gebruiken, waarbij toch sterk de nadruk zal gelegd worden op lokale acties. [654]

 

 

2. Herstel van de gemeenteraad.

 

Het gemeentebestuur van Kortrijk stapte de Tweede Wereldoorlog in met een zetelverdeling van 14 voor de katholieken, 6 voor de socialisten en 3 voor de liberalen. Rex, VNV en de communisten hadden geen enkele zetel. [655] Na de inval in België wenste de bezetter de bestuursinstanties en de administratie in Belgische handen te laten. Toch werden de instellingen centraler en efficiënter ingericht en geleidelijk werden ze geschoeid op de leest van het leiderbeginsel. Voor de gemeentebesturen betekende dit concreet de uitbreiding van de bevoegdheden van het schepencollege, in casu de burgemeester. Bij het besluit van  28 mei 1941 werden de bevoegdheden van de gemeenteraad dus overgeheveld naar het College van Burgemeester en Schepenen, waarbij zelfs sommige vooroorlogse bevoegdheden van de gemeenteraad bij de secretaris-generaal kwamen te liggen.[656]

 

Het stadsbestuur van Kortrijk, dat na de verkiezingen van 1938 een homogeen ACW- college kende, was ten gevolge van de bezetting volledig gedwarsboomd in zijn activiteiten. Burgemeester en schepenen werden op één na volledig ontslagen en vervangen door leden van de Nieuwe Orde. Op 4 juli 1942 werd de schepen Gaston Bossuyt vervangen door de VNV’er Luciaan Rijckeboer, die op 2 januari 1943 burgemeester werd ter vervanging van de toen 60 jaar geworden Arthur Mayeur. Jules Coussens en Alfred De Taeye werden vervangen op 31 juli 1942 door de VNV’ers Julien Vandenbulcke en Jozef Supplie. Dit betekende dus dat het schepencollege er  begin 1943 als volgt uitzag: de burgemeester was Rijckeboer en de drie schepenen waren Julien Vandenbulcke, Jozef Supplie en Vital Depraetere, die de enige wettelijke verkozene was.

 

Op maandag 4 september 1944 vergaderde voor het eerst de herstelde gemeenteraad met Arthur Mayeur als burgemeester en de vier schepenen Gaston Bossuyt, Jules Coussens, Alfred De Taeye en Vital Depraetere. Twee personen waren afwezig, namelijk het socialistisch gemeenteraadslid Jozef Coole en de stadssecretaris Louis Desmet. Jozef Coole was overleden op 11 juli 1940 te Mazamet in Frankrijk. Louis Desmet was tijdens de bevrijdingsdagen naar Duitsland gevlucht en werd vervangen door de nieuwe stadssecretaris Robert Terrie, die dit ambt verder zou bekleden. Ook Valeer Tahon, die zijn ontslag had moeten indienen tijdens de bezetting, zetelde opnieuw in de gemeenteraad. Op 16 augustus 1945 zal zijn ontslag officieel ongeldig worden verklaard.[657] De toestand op 31 december 1944 zag er dus als volgt uit: [658]

 

10 mei 1940

 

31 december 1944

Mayeur Arthur

burgemeester

Mayeur Arthur

Bossuyt Gaston

eerste schepen

Bossuyt Gaston

Depraetere Vital

tweede schepen

Depraetere Vital

Coussens Jules

derde schepen

Coussens Jules

De Taeye Alfred

vierde schepen

De Taeye Alfred

Gillon Leopold

gemeenteraadsleden

Gillon Leopold

Sobry Hector

 

Sobry Hector

Coole Jozef

overleden

overleden

Clays Jozef

 

Clays Jozef

Lagae Joris

 

Lagae Joris

Desmet Maria

 

Desmet Maria

Maes Ernest

 

Maes Ernest

Demeersseman Gustave

 

Demeersseman Gustave

De Jaegere Maurice

 

De Jaegere Maurice

Debeurme Robrecht

 

Debeurme Robrecht

Tytgat Pieter

 

Tytgat Pieter

Rigole Alberic

 

Rigole Alberic

Verhenne Leopold

 

Verhenne Leopold

Berteele Jozef

 

Berteele Jozef

Tahon Valeer

 

Tahon Valeer

Provost Paul

 

Provost Paul

Hofman Marcel

 

Hofman Marcel

Vanhoutte Rachel

 

Vanhoutte Rachel

Desmet Louis

Stadssecretaris

Terrie Leon

 

Bij het herstel van de gemeenteraad kunnen we dus spreken van een politieke continuïteit. Maar vanaf 1945 ging de bal aan het rollen, wat zal leiden tot de afstelling van de burgemeester en drie gemeenteraadsleden wegens hun houding tijdens de bezetting. De gemeenteraadsleden Debeurme , Hofman en Provost zullen geschorst worden. Op 13 april 1945 werden Hofman en Debeurme geschorst en op 30 juli 1945 volgde Provost. Op 2 februari 1945 ontving het gemeentebestuur een brief waarin vermeld werd dat Arthur Mayeur voor twee maanden zal geschorst worden. Hij zal volledig uit het ambt van burgemeester ontzet worden op 28 december 1945. Ondertussen nam Gaston Bossuyt als waarnemend burgemeester zijn ambt in.[659]  Het schepencollege bestond nu uit eerste schepen Vital Depraetere, tweede schepen Jules Coussens, derde schepen Alfred De Taeye en vierde schepen Leopold Gillon. [660] Pas met de gemeenteraadsverkiezingen van 12 oktober 1952 zal Mayeur eerherstel krijgen. Als kandidaat van de Christen Werkliedenpartij behaalde hij 1377 naamstemmen en nam hij op 14 april 1953 de functie als schepen van onderwijs waar, dat  Mayeur tot zijn dood zal bekleden. [661] Het probleem van de aanstelling van een nieuwe burgemeester zal na de gemeenteraadsverkiezingen nog doorleven.

 

 

3. De Koningskwestie.

 

In het katholieke bastion Kortrijk zal de Koningskwestie actief meebeleefd worden. Tot de bevolking van Kortrijk werd een oproep gedaan om eensgezind te manifesteren voor de terugkeer van de koning. Op 21 juli 1945 hield de CVP haar eerste optreden naar buiten toe. In dezelfde namiddag werd in de Stadsschouwburg een meeting gehouden met als thema ”De Koningskwestie”, ingeleid door schepen De Taeye. Naast de partijpolitieke stellingname ontstond eveneens een niet-partijgebonden beweging onder de naam van “Het Blok van Koningsgezinden”. De samenstelling van deze beweging was uiterst verscheiden en heel wat mensen uit de weerstand, zowel uit het OF als uit het Geheim Leger, namen eraan deel. Kortrijk was in die tijd het trefpunt van de Leopoldistische actie van het hele arrondissement. [662]

 

 

4. De gemeenteraadsverkiezingen van 1946.

 

            Op 24 november 1946 hadden de eerste verkiezingen plaats voor de vernieuwing van de gemeenteraden. Daaraan nam geen nationaal gestructureerde Vlaams-nationalistische partij deel. Het VNV was immers ten gevolge van de gebeurtenissen tijdens de bezetting en de repressieperiode volledig uitgeschakeld. Dit impliceerde dus een volledige terugkeer naar de parlementaire democratie, waarbij volledig afgerekend werd met de autoritaire en fascistisch gezinde krachten. [663] De Vlaamse Beweging verkeerde dus in een zeer precaire toestand. Met de Liberale Partij was het niet veel beter. Het Liberaal Vlaams Verbond en het Willemsfonds, die zich voor de oorlog heel bedrijvig hadden getoond, werden tijdelijk op non-actief gezet. Het patriottische optreden van de Liberale Partij tijdens de bezetting stelde de partij weliswaar in de mogelijkheid om samen met de socialisten en de communisten deel te nemen aan de restauratiepolitiek. Bij deze samenwerking werden de Vlaamsgezinde Liberalen niet betrokken. [664] In het grootste gedeelte van het arrondissement van Kortrijk werden overal CVP-lijsten voorgedragen. In Kortrijk werden zes lijsten ingediend: Gemeentebelangen, communisten, CVP, socialisten, liberalen en afzonderlijke. [665]

 

            De grote overwinnaar in de stad Kortrijk was de CVP met 16 behaalde zetels. De katholieke hegemonie was dus nog steeds een feit. De meest ingrijpende verandering die de bezetting teweeg had gebracht in het naoorlogse politieke leven in Kortrijk was de machtsontplooiing van de linkerzijde, namelijk de doorbraak van de communistische partij die als tweede overwinnaar uit de bus kwam. De socialisten hadden 6 zetels behaald en de liberalen slechts 1.[666] Wanneer we de uitslag van 1946 vergelijken met de uitslag in 1938 komen we tot volgende bevindingen. De grootste vooruitgang werd door de communisten geboekt die hun stemmenaantal bijna verdriedubbelden en door de CVP, die nog meer stemmen behaalde dan de Verenigde Katholieken en het Christelijk Werkersverbond samen in 1938. De socialisten verloren een goede 150 stemmen, maar konden net als in 1938 op hun zes zetels rekenen. Het grootste verlies werd door de liberalen geleden, die in 1938 nog drie zetels hadden. In 1946 had de CVP immers twee zetels op de liberalen veroverd. De socialisten konden net zoals in 1938 nog op zes zetels rekenen.

 

Het homogene CVP-college werd als volgt samengesteld: eerste schepen was Jules Coussens, tweede schepen Alfred de Taeye, derde schepen Georges Lagae en vierde schepen Albert De Clerck. Gaston Bossuyt was waarnemend burgemeester en zou slechts zijn functie als schepen kunnen waarnemen wanneer een burgemeester definitief zou benoemd worden. [667]

 

 

5. Het probleem van de aanstelling van een nieuwe burgemeester.

 

Het aanduiden van een kandidaat burgemeester vormde nog steeds een probleem en de benoeming van een burgemeester bleef op zich wachten. De eerste reden was dat de verkiezingen voor de gemeenteraden slechts in de maand november hadden kunnen plaatsvinden in plaats van op de traditionele datum, namelijk de eerste zondag van oktober. Ook de repressie vormde een oorzaak van het uitblijven van de aanstelling. Het was namelijk zo dat de benoeming van de burgemeester eerst nauwkeurig diende onderzocht te worden. Wanneer een document bezwarend was, of wanneer een individu een bezwaar indiende, dan werd de benoeming uitgesteld. [668]

 

De eerste helft van 1947 was voorbij en nog steeds was er geen burgemeester aangesteld. Toen ook de tweede helft van 1947 was verstreken, begon men in de CVP-middens ongedurig te worden. Er werden stappen ondernomen om de Minister van Binnenlandse Zaken te verzoeken de voordracht van Jules Coussens als burgemeester van de stad goed te keuren. In 1948 deelde de minister mee dat het onmogelijk was om de voorgestelde kandidaat Coussens aan te stellen, daar er bezwarende documenten in zijn dossier voorkwamen. Hij stelde voor dat de meerderheid van de Kortrijkse gemeenteraad een andere kandidaat zou voorstellen. Toen daar niet werd op ingegaan, liet de minister weten dat,  indien er geen nieuwe kandidaat-burgemeester werd voorgedragen binnen een beperkte tijd, hij zou overgaan tot de benoeming van een burgemeester die niet tot de gemeenteraad behoorde. [669]

 

Uiteindelijk werd Alfred De Taeye voorgedragen als kandidaat-burgemeester. Bij Regentsbesluit van 5 augustus 1948 werd Alfred De Taeye als burgemeester benoemd. De benoeming van de nieuwe burgemeester van de stad Kortrijk verscheen reeds in het Staatsblad van 4 augustus 1948. De derde zondag van september vond de plechtige aanstelling plaats.[670] Alfred De Taeye werd op zondag 26 september 1948 tot burgemeester benoemd.[671]

 

De samenstelling van de gemeenteraad zag er op 20 augustus als volgt uit: [672]

 

De Taeye Alfred

burgemeester CVP

Coussens Jules

1° schepen CVP

Lagae Georges

2° schepen CVP

Bossuyt Maurits

3° schepen CVP

De Clercq Albert

4° schepen CVP

Clays Jozef

raadslid BSP

Desmet Maria

raadslid BSP

Maes Ernest

raadslid BSP

Tytgat Pierre

raadslid BSP

Verhenne Leopold

raadslid CVP

Tahon Valeer

raadslid Liberalen

Terrie Léon

raadslid BSP

Duyck Maurits

raadslid CVP

Holvoet Jan

raadslid CVP

Vanneste Aster

raadslid CVP

Desmet Prosper

raadslid CVP

Verbrugge Anastasie

raadslid CVP

Vandenbruel Martha

raadslid CVP

Hanninck Paulus

raadslid BSP

Delvoye André

raadslid CVP

Cornette Ludovicus

raadslid CVP

Bataille Gaston

raadslid CVP

Vanhoutte Joris

raadslid CVP

Terry Robert

stadssecretaris

 

We kunnen hieruit concluderen dat de gemeenteraad zich pas heeft kunnen stabiliseren na de definitieve aanstelling van een burgemeester, dus pas in 1948. Ten tweede zijn, net zoals voor de totaliteit van de West-Vlaamse gemeenten kan gezegd worden, ook in Kortrijk de verhoudingen tussen de politieke partijen niet fundamenteel veranderd. De voornaamste strekking, namelijk de katholieken, heeft nog steeds de hegemonie kunnen behouden. Toch bemerken we een kleine vernieuwing in de kandidaten op de lijsten. Opmerkelijk is het feit dat de gemeenteraad in 1938 slechts over één vrouwelijke kandidate beschikte, terwijl in 1948 er drie vrouwen in de gemeenteraad zetelen. Wel zijn er nog een aantal bekende gezagsdragers aanwezig die ook voor de oorlog een politiek mandaat bekleedden, namelijk Jules Coussens, Alfred De Taeye, Jozef Clays, Joris Lagae, Maria Desmet, Ernest Maes, Pieter Tytgat, Leopold Verhenne en Valeer Tahon. Van de 24 leden in de gemeenteraad zijn er dus 9 vooroorlogse leden aanwezig.

 

Wel is het zo dat -in tegenstelling tot Harelbeke, waar de socialist Jan Steelant verkozen werd in de gemeenteraad-, er in Kortrijk weinig verzetslui in de gemeenteraad zetelden. [673] Allen Tahon Valeer, lid van het OF, werd verkozen. We moeten er wel rekening mee houden dat hij voor de oorlog ook al een belangrijke rol in het politiek leven van Kortrijk had. We kunnen ons de vraag stellen of hij opnieuw verkozen op basis van zijn bewezen diensten of dat het feit dat hij lid was van het verzet de doorslaggevende factor was? Dit laatste wordt door ons uitgesloten, hoewel dit toch hypothetisch is. De sterke positie van het OF tijdens de bezetting kon zich niet consolideren. De gemeenteraadsverkiezingen van 1946 waren daar de emanatie van.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[653] P. Gunst, Burgemeesters en raadsleden 1938-1947. Verandering en continuïteit van het politiek personeel, In: Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet. De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, Brussel, 1992, pp. 408-409.

[654] K. Deschouwer, De gemeenteraadsverkiezingen van 1946. De reconstructie van een partijsysteem, In: Tussen restauratie en vernieuwing. Aspecten van de Belgische naoorlogse politiek (1944-1950), Brussel, 1989, pp.64-68.

[655] M.S.A.K., Dossiers met betrekking tot de zittingen van het College van Burgemeester en Schepenen, inlichtingstabel omtrent de samenstelling van de gemeenteraad op 10 mei 1940-31 december 1944, bundel 6668.

[656] P. Gunst, op.cit., p. 403.

[657] P.A.B., Toepassing van de besluitwet 30 juni 1945. Heraanstelling gemeenteraadsleden, Valeer Tahon, bundel 53.

[658] M.S.A.K., loc.cit.

[659] M.S.A.K., Beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen, 4 september 1944 -27 juni 1947, bundel 7269.

[660] M.S.A.K., loc cit.

[661] R. Tanghe, P. Vancolen, Gedenkboek stad Kortrijk 1830-1976, Kortrijk, 1978, p. 327.

[662] I. J. Lambrecht, 50 jaar politiek en sociaal en politiek engagement, Kuurne,1985, pp. 115-116.

[663] F. Seberechts, De Vlaams nationale partijen in de gemeenteraadsverkiezingen na  WOII, In: Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet. De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek (1870-1970), Brussel, 1992, p. 275.

[664] E. Witte, Tussen restauratie en vernieuwing. Een introductie op de Belgische politieke evolutie tussen 1944 en 1950, In: Tussen restauratie en vernieuwing. Aspecten van de naoorlogse politiek (1944-1950), Brussel, 1989, pp. 42-43.

[665] M.S.A.K., Gemeenteraadsverkiezingen van 1946, bundel 458.

[666] M.S.A.K., loc.cit.

[667] R. Tanghe, P. Vancolen, op.cit., pp. 328-329.

[668] I. J. Lambrecht, op.cit., p. 118.

[669] I. Declercq, Het politieke leven in Kortrijk (1938-1947), Leuven, OLV, 1993, p. 227.

[670] I. J. Lambrecht, op.cit., pp. 118-123.

[671] M.S.A.K., Huldiging van burgemeesters, bundel 2462.

[672] R. Tanghe, P. Vancolen, op.cit., p. 329

[673] J. Feys, Analyse en situering van het verzet in een middelgrote gemeente: Harelbeke 1940-1944, Gent, OLV, 1995, p. 219.