De Vlaamse kleinkunstbeweging na de Tweede Wereldoorlog. Een historisch overzicht. (Peter Notte)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1 INLEIDING

 

          "Te lange tijd is het Vlaamse levenslied verbannen naar rokerige parochiezaaltjes of gigantische danstenten.

          Te veel werd het populaire lied opgeëist door accordeonspelers of balorkesten.

          Te stiefmoederlijk werd de schlager behandeld door radio en TV.

         Vrijwel niemand stond ooit stil bij de grote kracht van een eenvoudige zin als 'zie ik de lichtjes van de Schelde, dan gaat mijn hart wat sneller slaan' of het mijmerend dichterlijke van 'ik ben zo eenzaam zonder jou, niets kan mij binden aan mijn vrienden'."[1]

 

 

Met deze woorden opende licentiaat Johan Vanhecke zijn voorwoord van 'Heimwee naar huis. De Herwaardering van het Vlaamse Levenslied' (1989), een verzamelbundel Vlaamse liedjesteksten uit de na-oorlogse periode. De commerciële zender VTM was enkele maanden voordien met succes opgestart en zorgde ervoor dat het Vlaamse lied uit de vergeethoek gehaald werd. Dwepen met de liedjes van Tura, die jarenlang was verguisd geworden door het intellectuele Vlaanderen, werd plotseling ook in die sociale bovenlaag geen schande meer. De commerciële omroep mag dan nog op haar geweten hebben de vervlakking van het Vlaamse televisielandschap in de hand te hebben gewerkt, ze heeft alvast de verdienste dat er een hernieuwde belangstelling voor het Vlaamse lied ontstond. Drie jaar Vlaamse Televisie Maatschappij brachten immers niet alleen een 'boom' van de schlager teweeg, ook de liedjesschrijvers van de zgn. 'betere' teksten konden zich verheugen op een breder wordende publieke belangstelling. Deze evolutie is nog niet ten einde en biedt tevens uitzicht op enkele hoopvolle toekomstperspectieven. De voorbije maanden werd de kleinkunst a.h.w. herontdekt. De vergeten kleinkunsthelden staan, aangespoord door het succes van hun jongere collega's, klaar om de draad weer op te nemen daar waar ze hem eind jaren '70 moesten laten steken. Een nieuwe generatie singer-songwriters heeft zich inmiddels aangemeld.

 

Het lijkt misschien wat vreemd dat ik mij als student Germaanse Filologie wil toeleggen op een analyse van het genre van de liedjesteksten. Na jarenlang de 'serieuze' poëzie van Shakespeare, Donne, Trakl, Rilke en Van De Woestijne te hebben geanalyseerd, is de overgang naar liedjesteksten op het eerste gezicht misschien nogal bruusk. Maar dat ook een lied poëzie kan zijn, daar werd bij ons te weinig over nagedacht. Toch lijkt me dat niet overdreven. Het is misschien niet de meest geraffineerde variant binnen het genre, toch beschikt het over een aantal genre-typische kenmerken en kwaliteiten. Het is een poëzie van de berusting, een poëzie die getuigt van levensvreugde en vitaliteit, uiting geeft aan verdriet en melancholie, oproept tot onrust en rebellie, de Vlaamse identiteit beklemtoont, zorgt voor louter amusement of voortspruit uit het brein van enkele creatieve individuen die hun volk iets te vertellen hebben.

Liedjes handelen doorgaans over liefde en afscheid, leven en dood, waardoor ze vaak aanknopen bij alles wat de mens nauw aan het hart ligt.

Misschien nog meer dan de poëtische teksten van meester-dichters als Gezelle, Van De Woestijne of Van Ostaijen zijn de eerder 'simpele' teksten van Willem Vermandere, Johan Verminnen of Raymond Van Het Groenewoud een weerspiegeling van wat leeft bij een gemeenschap, zijn zij een levend getuigenis van hoe een volk denkt en handelt.

 

De lokroep van het Vlaamse lied naar (h)erkenning is inmiddels beantwoord. En geleidelijk aan beseffen ook de intellectuele milieus dat het een waardig en dankbaar onderwerp is voor een grondige wetenschappelijke studie. Deze verhandeling heeft dan ook als doelstelling een bescheiden steentje hiertoe bij te dragen. Bij mijn zoektocht naar materiaal over het onderwerp, heb ik moeten vaststellen dat in heel wat publikaties elke vorm van systematisering zo goed als volledig ontbreekt. De noodzaak van zo een systematisering was dan ook de voornaamste aanleiding tot deze verhandeling. Daarvoor baseerde ik mij in de eerste plaats op een paar degelijke werkjes uit de periode 1963-1976 en recente (krante)publikaties, die aangevuld werden met opvattingen en uitspraken van zangers, tekstschrijvers en muziekrecensenten. De belangrijkste publikatie Het Chanson in Vlaanderen van Pol Van Mossevelde, die ook alweer van 1975 dateert, heb ik als uitgangspunt gekozen.

 

Een studie van het Vlaamse lied (en daar versta ik de diverse genres onder) is niet alleen vanuit literair, maar vooral ook vanuit cultureel en sociologisch standpunt interessant. Het is immers niet onbelangrijk hoe enerzijds de zanger/tekstschrijver denkt over zijn/haar eigen creaties, aan welke criteria ze moeten voldoen en anderzijds hoe het publiek op de liedjes reageert. Beide invalshoeken vormen dan ook de rode draad in deze studie. Het onderzoek omvat de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog tot vandaag.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

[1].Johan VANHECKE, Heimwee naar huis, Dedalus, Antwerpen, 1989.

[2].Pol  VAN  MOSSEVELDE, Het Chanson in Vlaanderen, De Clauwaert, Leuven, 1976.

[3].Johan ANTHIERENS, Een keurkorf luisterliedjes, Heideland, Hasselt, 1964, p. 8-9.

[4].H.VAN GORP, e.a., Lexicon van literaire termen, Wolters, Leuven, 1984, p. 54.

[5].Geciteerd in Peter VERLINDEN, Kleinkunst en poëzie, Keerbergen, 1975, p. 3.

[6].Troubadour was een maandelijks Kleinkunstmagazine in het leven geroepen door Miel Cools, waarin vooral Louis Verbeeck, Jaak Dreesen en Bert Broes recensies schreven.

[7].Gebaseerd op Frank VAN MOSSEVELDE, Cabaret in Vlaanderen, Gent, 1978.

[8].Jürgen HENNINGSEN, Theorie des Kabaretts, Rattingen, 1967, p. 9.

[9].Willem VAN DEN BERG, Van de lach tot de traan - Het cabaret sociologisch bekeken, Nijmegen, 1977, p. 59.

[10].Van Vliet zei dit in juli 1975 in zijn openingsspeech tot de Cabaret-tentoonstelling op de Pier in Scheveningen.

[11].Geciteerd in Georges HAYEN, Het luisterlied, vroeger en nu, Hasselt, 1974, p. 24.

[12].Jaak DREESEN, De kleine kaarten op tafel, Lannoo, Tielt, 1963, p. 16.

[13].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Het chanson in Vlaanderen, De Clauwaert, Leuven, 1976, p. 6.

[14].Hierbij dient opgemerkt te worden dat Willem Vermandere geen volkszanger in de strikte zin van het woord is, maar gezien de gelijkenissen met Wannes, Walter en John (dialect, gelijkaardig voorkomen,...) wel tot die groep gerekend wordt.

[15].Gebaseerd op:

H.VAN GORP, e.a., Lexicon van literaire termen, Wolters, Leuven, 1984, p. 36.

Prof. dr. A.M.MUSSCHOOT, Overzicht van de Nederlandse letterkunde, Academia Press, Gent, 1991, p. 93.

[16].Hermine HEIJERMANS, Snikken en Smartlapjes, De Commissie van de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Baarn, 1976, p. 6.

[17].Hendrik WILLAERT, Het lied in ziel en mond; 150 jaar muziekleven en Vlaamse Beweging, Lannoo, Tielt, 1987.

[18].Geciteerd in Hendrik WILLAERT, Het lied in ziel en mond; 150 jaar muziekleven en Vlaamse Beweging, p. 24.

[19].Willy LUSTENHOUWER, De geschiedenis van het café-chantant, Schoonbaert, Brugge, 1987, p. 21

[20].John F., "Karelke Waeri, den Gentschen Beranger", De Dag, 3.11.1935.

[21].Baekelmans schreef het voorwoord van Frans LAMOEN, 60 jaar Vlaams volkshumorist, John Lamoen, Berchem, 1949, p. 14.

[22].Frans LAMOEN, 60 jaar Vlaams volkshumorist, p. 100.

[23].Frans LAMOEN, 60 jaar Vlaams volkshumorist, p. 85.

[24].Willy LUSTENHOUWER, De geschiedenis van het café-chantant, p. 27.

[25].Overgenomen uit Gust DE MEYER, De populaire muziek-industrie. Een terreinverkennende studie, Leuven, 1979, p. 343.

[26].Dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op:

Pol VAN MOSSEVELDE, Met Toeters en Bellen, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1974.

Gust DE MEYER, De populaire muziek-industrie. Een terreinverkennende studie, Leuven, 1979.

[27].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Het chanson in Vlaanderen, p. 17.

[28].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Het chanson in Vlaanderen, p. 21.

[29].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Met toeters en bellen, p. 128.

[30].Will FERDY, Zo ben ik nu eenmaal, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1987, p. 148.

[31].Will FERDY, Zo ben ik nu eenmaal, p. 148.

[32].Will FERDY, De waarheid, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1989, p. 148.

[33].Guy MORTIER, "Humo sprak met KoR Van der Goten", Humo, 22.11.1962.

[34].André DE BRUYN, "In memoriam: KoR Van der Goten", Audiovisueel, februari 1983.

[35].Jaak DREESEN, De kleine kaarten op tafel, Lannoo, Tielt, 1963, p. 124-125.

[36].Miel APPELMANS, "Omtrent Miel Cools", Tliedboek, januari 1970,

maakte een schematizerend onderscheid tussen de 'tijd-kritische' chansonniers, die een klankbord van hun tijd en spreekbuis van hun generatie willen zijn, en de 'tijdloze' chansonniers, die over het tijdelijke heen peilen naar de eeuwige constanten in de mens. Cools behoort zonder enige twijfel tot de tweede groep.

[37].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Met toeters en bellen, p. 134.

[38].Pol VAN MOSSEVELDE, Met Toeters en Bellen, p. 134.

[39].Gaston CLAES,  "Zingen is voor Miel Cools kontakt met de mensen", Gazet van Antwerpen, 4.7.1981.

[40].Jos GEERTS, "Op de praatstoel: Miel Cools", Kempenland, 3.9.1987.

[41].Miel APPELMANS, "Omtrent Miel Cools", Tliedboek, januari 1970.

[42].De term stamt van Chris BOUCHARD in zijn boekje Kleinkunst nu, Monas, Antwerpen, 1969.

[43].Jaak DREESEN, De kleine kaarten op tafel, p. 129.

[44].Hedwig DACQUIN en Nico MERTENS, Kleinkunstvandalen, p. 53.

[45].De meeste redenen somde Raspoet op in zijn interview met Jos Geerts, dat zowel werd gepubliceerd in Zondagsblad (12.12.1987) als Kempenland (29.1.1988).

[46].Johan ANTHIERENS, Een Keurkorf luisterliedjes, p. 70.

[47].Herman WILLAERT, Het lied in ziel en mond; 150 jaar muziekleven en Vlaamse Beweging, p. 149.

[48].Lennaert NIJGH, Inleiding op de langspeelplaat "Het beste van Boudewijn De Groot".

[49].HDS, "Paul Heyninck & Herwig Van Horenbeeck: 'We blijven Vlaamse Vaganten'", Wij, 20.11.1980.

[50].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Met toeters en bellen, p. 139.

[51].Chris SCHRAEPEN, "Jan De Wilde: Ik hou de wereld een lachspiegel voor", Het Volk, 25.2.1987.

[52].Peter NOTTE, "Wim De Craene: 'Ik kan maar schrijven over dingen die me boeien'", Music Leader, januari 1990.

[53].M.M.D., "Het leven laat zich niet sturen", Het Laatste Nieuws, 18.7.1991.

[54].Rudy VANDENDAELE, "Je bereikt de hemel niet, als je de hel niet kent.", Humo, 1990.

[55].Carlos ALLEENE, "Luk Bral: 'Carrière maken zegt me helemaal niets'", Spectator, 25.8.1979.

[56].Pol VAN MOSSEVELDE, Met Toeters en Bellen, p. 144.

[57].Carlos ALLEENE, "Goodwill alleen volstaat niet om er te geraken. Je moet zelf ook knokken...", Spectator, 28.7.1979.

[58].Paul JACOBS, "Della Bosiers: 'Als er nog een toekomst is...'", Flair, 12.12.1980.

[59].Leonidas, "Wij spraken met Della Bosiers", Turnhout Ekspres, 27.3.1975.

[60].Idem.

[61].Voor deze strekking binnen de kleinkunst, worden ook nog andere benamingen gebruikt als: polderpop, luisterrock en elektrisch versterkte kleinkunst.

[62].Miel APPELMANS, "Johan Verminnen: Echte Vlaamse rock bestaat niet", Tliedboek, mei 1974.

[63].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Met toeters en bellen, p. 180.

[64].De indeling in perioden is gedeeltelijk overgenomen uit:

Marc HAUMAN, Volksmuziek in Vlaanderen, Leuven, KUL, 1984.

Gust DE MEYER, De populaire muziek-industrie. Een terreinverkennende studie, Leuven, 1979.

[65].Gedeeltelijk overgenomen uit:

Pol VAN MOSSEVELDE, Het Chanson in Vlaanderen, p. 26.

[66].M.S., "De Liedboeken als afsluiter", Het Volk, 4.2.1992.

[67].Boon geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Het chanson in Vlaanderen, p. 77.

[68].Geciteerd in Diana FREYS, Kleinkunstpocket, De Galge, Antwerpen, 1972, p. 54.

[69].Geciteerd in Pol VAN MOSSEVELDE, Met Toeters en Bellen, p. 159.

[70].Geciteerd in Marc HAUMAN, Volksmuziek in Vlaanderen, p. 218.

[71].Geciteerd in Diana FREYS, Kleinkunstpocket, p. 16.

[72].Geciteerd in Marc HAUMAN, Volksmuziek in Vlaanderen, p. 261.

[73].Marc HAUMAN, Volksmuziek in Vlaanderen, p. 260.

[74].Gwij MANDELINCK, Van Lied en Steen. Brieven aan Willem Vermandere, Lannoo, Tielt, p. 97-98.

[75].Pol VAN MOSSEVELDE, Met Toeters en Bellen, p. 160.

[76].Geciteerd in Marc HAUMAN, Volksmuziek in Vlaanderen, p. 236.

[77].D.M., "Daar komt Kadril: goed folk!", Het Volk, 18.11.1986.

[78].Geciteerd in Hugo DE SCHUYTENEER, "Ik ben de nar van ons systeem", De Krant, 13.11.1975.

[79].Geciteerd in Ph. VAN WASSENHOVE, "Slagen schudden je wakker, zegt Jef Elbers", Het Laatste Nieuws, 24.12.1982.

[80].Sinds 1974 treden Ed Kooyman en Herman Van Haeren voornamelijk als duo op.

[81].W.J.A., "'t Is Antwaarps, 't is plezant en 't zingt?", Het Volk, 28.11.1987.

[82].De tijdsindeling is overgenomen uit Fr. VAN MOSSEVELDE, Cabaret en Vlaanderen, Gent, 1978.

[83].Gebaseerd op de serie 'Een kwarteeuw kleinkunst' (BRT).

[84].Miel Appelmans in een interview met jan Geysen en Han Peekel in 'Een kwarteeuw kleinkunst' op 1.3.1986.

[85].'Als ik zing' is het openingsnummer uit de gelijknamige LP/CD.

[86].Guy MORTIER, "Humo sprak met KoR Van der Goten", Humo, 22.11.1962.

[87].Johan Anthierens in 'Een kwarteeuw kleinkunst' op 1.2.1986.

[88].Miel Cools in 'Een kwarteeuw kleinkunst' op 1.2.1986.

[89].Willem Vermandere in 'Een kwarteeuw kleinkunst' op 26.1.1986.

[90].Geciteerd Pol VAN MOSSEVELDE, Het chanson in Vlaanderen, p. 81.

[91].Geciteerd in 't Pallieterke n.a.v. zijn overlijden (1966).

[92].Theo BORGERMANS, "Hugo Raspoet: 'Muziek hoort niet in schuifjes'", Troubadour, 1970-71.

[93].Enkele Vlamingen als Miel Cools, Willem Vermandere, Johan Verminnen, Raymond en gelegenheidsfenomeen Ivan Heylen braken wel door. De meerderheid van Vlaamse kleinkunstenaars moest zich met minder belangstelling tevreden stellen.

[94].Serge SIMONART, "Guido Belcanto : Ik zing zonder condoom", Humo, 14.12.1990.

[95].Peter NOTTE, "Guido Belcanto: Geen parodie op de smartlap", Music Leader, 17.4.1989.

[96].Raf SAUVILLER, "De laatste romantici", Panorama, 5.9.1989.