Een analyse en evaluatie van de Belgische aanpak inzake kinderhandel. (Marianne Cauwels)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

‘ WE MUST PUT THE BEST INTREREST OF CHILDREN AT THE HEART OF ALL POLITICAL AND BUSINESS DECISION MAKING AND AT THE CENTRE OF OUR DAY- TO – DAY BEHAVIOUR AND ACTIVITIES.’

 

Kofi A. Annan

Sec.–Gen. Of the United Nations

Voorwoord

 

De aanleiding tot mijn interesse in de problematiek rond mensenhandel - en kinderhandel in het bijzonder - is via een omweg gekomen.

 

De meeste onder ons vinden het zo normaal dat men rechten heeft, deze kent en ook afdwingt.  Men wordt zelfs verondersteld zijn rechten te kennen.

Ik heb soms het gevoel dat het besef ‘van rechten hebben’ eerder groeit uit individuele gevoelens die bij ervaringen van onrechtmatigheid – ten opzichte van jezelf of van je naasten - opkomen.  Deze gevoelens van onrechtmatige behandeling laten je op zoek gaan naar wetten, regels waardoor je die onrechtmatigheid kunt teniet doen of waardoor ze afgedwongen kunnen worden.  Tijdens de 1ste  licentie criminologische wetenschappen bij het keuzevak

‘ Rechten van het kind’ (Prof. Verhellen) besefte ik, dat er groepen mensen zijn die in de onmogelijkheid verkeren, door één of andere reden, om enige kennis te hebben van hun rechten en/of geen kennis hebben hoe ze af te dwingen.

 

Kinderen zijn één van deze groepen.  Het lijkt voor de meeste onder ons dat kinderen, wezens zijn die de bescherming en de bijstand van de volwassenen moeten krijgen,  op een manier die in hun voordeel strekt.  Doch moeten we vaststellen dat het benaderen van ‘kinderen’ veelal op een andere wijze wordt ingevuld.  Dit gaat van kleine misvattingen over het ‘kind’ zijn tot het al dan niet bewust negeren van hun rechten als persoon. 

 

Door mijn stage bij Unicef België  ben ik in contact gekomen met de ergste vorm van miskenning van de rechten als mens: het verhandelen van kinderen voor financiële doeleinden. 

Handel in mensen en specifiek in kinderen bestaat reeds lang en overal.  Het is niet omdat het door de tijd heen andere benamingen heeft gekregen of dat door bepaalde culturele gegevens het meer aanvaardbaar lijkt, dat er geen strijd moet tegen geleverd  worden.

Het zou eveneens naïef zijn te denken dat in Westerse – ontwikkelde landen -  het verschijnsel niet voorkomt, dat dit enkel een probleem zou zijn van arme   ontwikkelingslanden.

Niets is minder waar. Onze geïndustrialiseerde landen zijn een grote draaischijf in dit menselijk leed.  Gelukkig zijn de laatste tien jaar het besef en de publieke opinie zich meer gaan openstellen en hebben zich ontwikkelingen voorgedaan in de strijd tegen het fenomeen.

 

Ik wil hierbij bepaalde mensen danken die op één of andere manier mij de mogelijkheid gaven deze studie aan te vangen en in het bijzondere deze scriptie te schrijven.

Vooreerst Unicef België, die mij de mogelijkheid gaf om mee te werken aan het platform ter bescherming van minderjarige slachtoffers van mensenhandel, specifiek wil ik Benoît Melebeck bedanken, mijn stagemeester.

Graag dank ik Maria – Angelique Casteleyn  en  Karlien De Clercq om mijn scriptie met een kritische oog te lezen en mij te wijzen op verbetering.

Mijn ouders die zelfs nu nog openstaan voor mijn beslissing terug te studeren waardoor zij voor een grootdeel de kinderen opvangen en dit met plezier doen.

Emily en Inès, mijn twee dochters, die hoe jong ze ook zijn reeds begrip opbrengen voor de nood aan stilte in huis en ‘improvisation diners’.

Last but not least, mijn man Frank; die blijkbaar nu het plezier leert ontdekken van het dagelijkse huishoudelijke werk.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende