Een analyse en evaluatie van de Belgische aanpak inzake kinderhandel. (Marianne Cauwels)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemene Inleiding

 

Er zijn veel veranderingen opgetreden gedurende de jaren na WO II die  de samenleving grondig hebben beďnvloed.  Het recht is niet steeds mee geëvolueerd.  De verhouding tussen de maatschappij en ons rechtssysteem blijkt niet altijd op dezelfde golflengte te zitten.[1]

 

Kinderhandel  wordt weinig apart besproken, meestal wordt het vermeld samen met vrouwenhandel en/of mensenhandel. 

Het beleid moet in die mate optreden dat het misbruiken van menselijke waardigheid beschermd wordt, dat degene die er zich geen rekenschap van geven kunnen vervolgd worden en dit zonder angst uit te zaaien onder de mogelijke slachtoffers. Angst is nooit een leidraad geweest om gelukkig en zelfbeschikking door het leven te gaan. [2]

 

Gedurende de laatste decennia is er zowel theoretisch als praktijk gericht veel beweging.  Gelukkig maar, ik zie het als een onderdeel in onze evolutie naar een humane samenleving voor iedereen.

Doch ondanks de goede wil en inzet van vele mensen is de strijd nog ongelijk. 

 

De strijd om de kinderen een betere toekomst te geven heeft naast een ethische benadering, ook economische, sociaal, politiek en rechtelijke benadering.

 

Er zijn zoveel mensen mee bezig zowel internationaal als nationaal, op verschillende niveaus, al dan niet gouvernementeel.  Kennen die elkaar, weten ze wie wat doet, vullen ze elkaar aan of overlappen ze.  Hoe is de horizontale en de verticale doorstroming van informatie en zijn de oorzaken van de problematiek rond de kinderhandel gekend?

 

Er heeft nog nooit een tijd bestaan waarin volkeren zich bewust willen worden dat elke mens, als subject van fundamentele onvoorwaardelijke rechten moet gezien worden.  Is het daardoor dat praktijken, die duidelijk deze rechten niet respecteren, naar voor komen als dringend op te lossen problemen?   Zijn de drijfveren om verandering te brengen, om een beter bescherming te bieden van zuiver humanitaire aard, of is het ook de economische financiële ontwrichting die dit onrecht aanricht de drijfkracht tot ingrijpen?  Of zijn deze gigantische winsten juist de rem op verandering?

 

Misschien is er een andere manier van denken nodig, om regeringen, burgers te laten samenwerken en wetten te laten maken die uitgevoerd en gevolgd kunnen worden,  en indien niet gevolgd dan toch kunnen afgedwongen worden.

Er bestaan veel benaderingswegen en verantwoordelijkheidsniveau’ s veel is verdeeld zowel lokaal, nationaal als internationaal.  Er zouden oplossingen moeten aangeboden worden die daarboven staan. [3]  De auteur, Rischard Jean – François,  schrijft  niet specifiek over mensenhandel, maar algemeen.  Doch ik meen dat zijn stelling eveneens opgaat voor dit onderwerp.

 

Men is reeds tot de vaststelling gekomen dat de drughandel aan het stagneren is, georganiseerde bendes richten zich nu meer en meer op mensenhandel,  één van de snelst stijgende criminaliteitsvormen. [4]

 

Mensenhandel  kan tot grote schadelijke maatschappelijke ontwrichting leiden.

Vooreerst is het in strijd met de mensenrechten, het brengt zowel het land van oorsprong als het bestemmingsland uit evenwicht op sociaal gebied.  Economisch wordt er een weerslag gevoeld door injectie van misdaadgeld in het legale economisch circuit.  De fiscale verplichtingen op deze winsten worden niet aangegeven aan de staat.  De mensen die de winsten innen dragen enkel bij aan de gemeenschap door te consumeren.  Maar dit is in ons fiscaal systeem niet voldoende. Te meer daar ze verschillende fiscale vernufte technieken gebruiken om zo optimaal te kunnen consumeren.   

 

Naar aanleiding van ware gebeurtenissen die ruim in de pers vermeld werden zijn er diepgaande debatten gehouden op politiek niveau.  Spijtig genoeg ondanks deze besprekingen is het aantal slachtoffers van mensenhandel steeds gestegen.[5]

 

Een ding is zeker:  de politieke wereld is een belangrijke  actor in het gebeuren, al dan niet onder druk van de NGO’s of onder druk van de bevolking om een juridisch kader te scheppen het fenomeen in te dijken.

 

Het fenomeen kinderhandel moet interdisciplinair en integraal  benaderd worden.  Interdisciplinair wil zeggen dat verschillende denkrichtingen, verschillende benaderingen moeten gehoord worden en elk moet zijn steentje bijdragen in zijn sector.  Integraal betekent samenwerken, dus openstaan voor elkaars discipline.  Want maatregelen kunnen heel mooi ogen op een bepaald niveau maar volledig anders uitdraaien in de praktijk. Indien men door gebrek aan samenwerking en communicatie deze gevolgen niet kent, kan men ze ook niet bijsturen.

 

Men wil deze problemen door justitie en politie aanpakken.  Hulpinstellingen trachten zich te ontwikkelen volgens de behoefte van de slachtoffers.  Maar het kan nog beter.

Enerzijds is het de overheid die hier het meest kan aan doen.  Via internationale, nationale, provinciale en lokale weg. 

 

Anderzijds is het zinloos indien de behoeftige instanties niet de bescherming of de hulp krijgen om actie te ondernemen.  Het is de praktijk die telt, het is de reële ervaring van de mensen die zegt of een ingrijpen van de overheid geslaagd is of niet.

 

In deze scriptie zou ik graag dieper ingaan op de specifieke  Belgische benadering van kinderhandel.  Om dit te doen vind ik het noodzakelijk – in deel I -  een grondige definitie te geven van zowel de doelgroep, het einddoel, de push en pullfactoren.  In deel II ga ik even in op een geschiedkundige benadering zowel van het fenomeen zelf als van de juridische benadering.  In deel III tracht ik een analyse weer te geven van de kennis van het fenomeen, de actoren op het Belgisch grondgebied en de politieke benadering.  Ik beëindig met

Deel IV een algemene conclusie.  

 

De werkwijze is enigszins door toeval in de omgekeerd volgorde verlopen. Door mijn stage heb ik eerst contact gehad met mensen uit de praktijk.  Het is enkel na mijn stage dat ik besloten had dit onderwerp verder uit te diepen.  Daardoor is de literatuurstudie er pas gekomen na de empirische ervaring.  Ik heb via een participerende observatie ervaring opgedaan op het werkveld.  Maar een werkveld dat zich niet rechtstreeks bezighoud met de opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Wel een instelling die een soort controle uitoefent op de toepassing van het Verdrag inzake de rechten van het kind in al haar aspecten, voor alle kinderen waar ze zich ook bevinden en onder welk statuut ze ook door het leven moeten gaan.

 

Een van de problemen in het ontwikkelen van mijn scriptie is dat de term

‘kinderhandel’ nergens officieel voorkomt, men spreekt van mensenhandel in het algemeen. Eigenlijk zouden we hier moeten uit af leiden dat er geen discussie bestaat dat een ‘kind’ een ‘mens’ is.  Bijgevolg mag een kind alle rechten van de mens afdwingen. Waarom spreekt men dan van kinderrechten enerzijds en mensenrechten anderzijds?

 

Een tweede probleem is dat er weinig gegevens bekend zijn.  België heeft nog geen centraal coördinatiecentrum dat alles centraliseert wat het kind aanbelangt.

 

Ten derde wordt er eigenlijk maar weinig stil gestaan bij het kind zelf, wij denken voor het kind, wij menen te weten wanneer het veilig is, doch stellen we ons niet de vraag of ze niet in een soort cocon gestopt worden, waardoor hun vrijheden erg aangetast worden.  

 

De vraag is hoe benadert België het fenomeen mensenhandel, ‘ kinderhandel’. Worden alle potentiële minderjarige slachtoffers wel in die benadering opgenomen, zijn de einddoelen die de handelaars voor ogen hebben voldoende gecontroleerd? Met andere woorden wordt de handel voldoende ontmoedigd zodat we de kinderen in een veilige, maar ook vrije, omgeving kunnen laten opgroeien.   

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] OST, F. en CARTUYVELS, Y., Synthese van de studie ‘Crisis van de sociale band en crisis van de juridische tijd’, Koning Boudewijnstichting, 1998, 1.

[2] DE STOOP, C., Zij kwamen uit het Oosten,  De Bezige Bij, Amsterdam, 2003, 103.

[3] RISCHARD, J.-F., Vijf voor twaalf: Twintig wereldproblemen, twintig jaar om ze op te lossen,  Rotterdam, Lemniscaat, 2002, 197.

[4] DE PAUW, F.,’Handel in mensen’, Davidsfonds, Leuven, 2001, 17.

[5] ONSEA, I. , ‘Gemeenschappelijk optreden door de Europese Raad van 24 februari 1997 ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen’, Panopticon, 1997, 6, 620.