Jogaila en Vytautas

Litouwse vorsten en familietwisten
in de Poolse historiografie.

 

Elisabet Van Caeneghem

 

Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte,
voor het behalen van de graad van
Gediplomeerde in de Aanvullende Studies van Geschiedenis
 

Academiejaar: 2004-2005

Katholieke Universiteit Leuven

 

Promotor: Dr. IDESBALD GODDEERIS

home lijst scripties inhoud volgende  

 

Hoofdstuk 1. Inleiding

    1. Historische achtergrond

    2. Historiografisch overzicht 

    3. Vraagstelling

 

Hoofdstuk 2. Grunwald: een onbenutte overwinning?

    1. De belegering van Malbork (juli-september 1410)

    2. De vrede van Toruń (1 februari 1411)

    3. De Unie van Horodło (2 oktober 1413)

 

Hoofdstuk 3. Kroningsplannen van en voor Vytautas.

    1. De Litouwse kroon (1429-1430)

    2. De Poolse kroon (8 september 1429)

    3. Het privilegie van Jedlna (4 maart 1430)

 

Hoofdstuk 4. Vytautas’ en Jogaila’s leven geëvalueerd.

    1. Długosz over Jogaila en Vytautas

    2. De dood van Vytautas (30 oktober 1430)

    3. De dood van Jogaila (31 mei of 1 juni 1431)

    4. Jogaila en Vytautas vergeleken

 

Besluit

 

Literatuurlijst

 

 

Samenvatting

 

In deze verhandeling bestuderen we hoe Jogaila (±1351-1434) en Vytautas (±1352-1430) werden voorgesteld in de Poolse historiografie. Jogaila werd grootvorst van Litouwen in 1377 maar door het huwelijk met de Poolse koningin Jadwiga in 1386 werd hij koning van Polen. Op die manier kwam de Pools-Litouwse Unie tot stand. Jogaila, die ten gevolge van het huwelijk in Krakau verbleef, duidde zijn broer Skirgaila aan als zijn plaatsvervanger in Litouwen. Tegelijk werden ook Poolse ambtenaren naar Litouwen gestuurd. Dit zette kwaad bloed bij de Litouwse edelen die Jogaila’s neef Vytautas hielpen om de macht in Litouwen te verwerven. In 1389 ondernam Vytautas een mislukte poging om Vilnius in te nemen, waarna hij gedwongen werd te vluchten naar de Teutonen. De Orde maakte gebruikt van deze familiale twisten en richtte samen met Vytautas enorme vernietigingen aan in Litouwen. In 1392 was Jogaila uiteindelijk bereid Vytautas als zijn plaatsvervanger in Litouwen aan te stellen, maar pas in 1401 kreeg hij ook officieel de titel grootvorst van Litouwen. Vytautas centraliseerde de macht, verhoogde de autoriteit van de magnaten en kreeg veel aanzien in de regio door herhaalde overwinningen in Ruthenië. Hij voer al snel een van Polen onafhankelijke koers.

 

Uitgaande van de kroniek van Jan Długosz – de belangrijkste bron voor de veertiende en vijftiende eeuw – onderzoeken we in de verhandeling op welke manier Jogaila en Vytautas voorgesteld worden in de historische literatuur in Polen. Daarvoor raadpleegden we zowel monografieën van Jogaila en Vytautas, alsook meer algemene geschiedeniswerken over Polen en Litouwen. We beperkten ons hoofdzakelijk tot negentiende en twintigste-eeuwse werken van Poolse historici om te bekijken hoe dezelfde feiten en gebeurtenissen in de geschiedenis op verschillende manieren worden voorgesteld en geïnterpreteerd. In het bijzonder staan we stil bij de vraag of de geopolitieke situatie waarin de werken ontstonden bepalend was voor de voorstellingswijze: zijn er nationale vooroordelen ten opzichte van Jogaila en Vytautas? En zo ja, wanneer ontstonden die: in de negentiende eeuw of reeds vroeger, bijvoorbeeld bij Jan Długosz? Beide waren Litouwers: worden zij door Poolse historici als Litouws beschouwd?

 

Omdat de bescheidenheid van dit werk ons niet toelaat alle aspecten in de complexe verhouding tussen deze twee historische figuren te analyseren, beperkten we ons noodgedwongen tot de behandeling van vier historische feiten die zowel voor de Poolse als voor de Litouwse geschiedenis belang hebben. Na een algemene achtergrond van Centraal-Europa in de veertiende en vijftiende eeuw en een uitgebreid historiografisch overzicht van de geraadpleegde werken komen achtereenvolgens aan bod: de Slag bij Grunwald (15 juli 1410), de vrede van Toruń (1 februari 1411), de Unie van Horodło (2 oktober 1413), de kroningsplannen van Vytautas (1429-1430) en de evaluatie van het leven van Jogaila en Vytautas. Er wordt steeds uitgegaan van de kroniek van Jan Długosz om te onderzoeken op welke manier historici de Poolse en Litouwse belangen voorstellen: in welke mate werden zij door de kroniekschrijver beïnvloed en wat kan daarvoor de oorzaak geweest zijn? Is de voorstellingswijze afhankelijk van de tijd en plaats van uitgave van de werken?

 

Een opvallende conclusie was dat historici relatief weinig aandacht hadden voor de Poolse koning, terwijl de Litouwse grootvorst bijna altijd positief werd voorgesteld, onafhankelijk van de tijd en plaats van uitgave van de werken. De Poolse kroon werd – al dan niet met medeweten van Jogaila – aan Vytautas aangeboden en zowel bij de belegering van Malbork, als bij het sluiten van de vrede in Toruń en het hernieuwen van de Unie in Horodło werden onder invloed van Vytautas hoofdzakelijk Litouwse belangen in overweging genomen. De reden voor een dergelijke voorstellingswijze in de negentiende, maar ook nog in de twintigste eeuw, was de kroniek van Jan Długosz.

 

In de kroniek werden zowel Jogaila als Vytautas voorgesteld als Litouwers die enkel de Litouwse belangen in aanmerking namen. Negentiende-eeuwse historici stelden Vytautas inderdaad ook als nationalistisch Litouws voor, maar dat was geenszins een verwijt. Integendeel, zijn vaderlandsliefde werd opgehemeld. Het feit dat ook Poolse historici het nationalisme van de Litouwse grootvorst niet veroordeelden zou kunnen verklaard worden door het feit dat de Pools-Litouwse betrekkingen in de negentiende eeuw nog onproblematisch waren. Het was pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw dat er ten gevolge van de Vilniuskwestie spanningen in de Pools-Litouwse relatie ontstonden. Toch werd Vytautas ook nog in de twintigste eeuw als patriottisch voorgesteld. Daarover leek een soort consensus te bestaan; historici stelden het vast, maar Vytautas werd hiervoor geprezen noch verdoemd.

 

Jogaila aan de andere kant werd door de kroniekschrijver wel als Litouws voorgesteld, maar dat vond in de geschiedschrijving zo goed als geen navolging. Negentiende-eeuwse historici besteedden weinig aandacht aan het etnische aspect, maar namen wel Długosz’ vooroordelen over, namelijk dat Jogaila zelf geen beslissingen kon nemen, dat hij lui en beïnvloedbaar was, … Ook in de twintigste eeuw bleef Jogaila een tweederangsfiguur. Hij werd nergens echt geapprecieerd, maar eigenlijk werd hem ook niet echt iets verweten. Er werd gewoon minder aandacht aan hem besteed. Dat is op z’n minst merkwaardig voor een vorst die bijna een halve eeuw (1386-1434) over Polen regeerde, die de stichter was van de dynastie van de Jagiellonen, die de Teutoonse Orde een belangrijke nederlaag toebracht (in Grunwald, 1410), wiens naam voortleeft in de Jagiellonenuniversiteit, …

 

Het was daarom opmerkelijk dat bij de eindevaluatie door een aantal twintigste-eeuwse Poolse historici gesteld werd dat Vytautas alleen maar kon doen wat hij deed omdat hij daartoe de kans kreeg van zijn neef, Jogaila. Een dergelijke opvatting past misschien in de relativering van de kroniek, die in de loop van de twintigste eeuw optrad. Geleidelijk aan kwam men tot de ontdekking dat Jan Długosz zich baseerde op verschillende, vaak tegenstrijdige bronnen en dat hij zich liet beïnvloeden door de Krakause bisschop Zbigniew Oleśnicki. Maar negentiende-eeuwse historici waren in hun waardeoordelen nog zeer sterk bepaald door de kroniek. Het leek aanvaardbaar te stellen dat hoe ouder het werk was, hoe positiever het beeld van Vytautas en hoe minder aandacht voor Jogaila.

 

home lijst scripties inhoud volgende