Vrouwen uit Izegem getroffen door de repressie na de Tweede Wereldoorlog. Een case-study in genderperspectief. (Hilde Timmerman)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

VI. Conclusie : einde of begin?

 

Wellicht heeft u, lezer, de collage opgemerkt op de eerste bladzijde. Als er al iets is opgeslagen in het collectieve geheugen over vrouwen en repressie, dan zijn het waarschijnlijk deze beelden. Dit is de realiteit maar niet de enige. Om sterke beelden van die ene realiteit  een beetje op de achtergrond te plaatsen, werden ze met opzet licht afgedrukt. 

 

Deze thesis gaat dus over een andere realiteit van vrouwen en repressie. Hoe ben ik tot deze vaststelling gekomen ? En over welke realiteit gaat het ?

 

In eerste instantie heb ik mij laten leiden door de bronnen. De meeste informanten waren met de bevrijding tamelijk jong : gemiddeld 18 jaar. Al na de eerste gesprekken werd het duidelijk dat de informanten de repressie niet ‘aan den lijve’ hebben meegemaakt. De publieke vernedering van vrouwen, zoals afgebeeld op de foto’s, heeft heel waarschijnlijk niet plaatsgevonden in Izegem. De repressie betekent, in het geval van mijn informanten, iets anders dan bovengenoemde voorstellingen.

Met uitzondering van enkelen, vormen de meeste informanten bovendien een aparte doelgroep. Ze zijn “de kinderen (of zussen) van…” (vermeende) collaborateurs. Hoewel ze heel nauw betrokken waren bij de gebeurtenissen, waren de repressiemaatregelen dus niet rechtstreeks tegen hen zelf (of hun daden) gericht. Via plunderingen, pesterijen en andere vormen van uitsluiting werden ze wel onrechtstreeks, als gevolg van de daden van familieleden, door de repressie getroffen.

 

Op de tweede plaats haalde ik uit de literatuur inzichten over vrouwengeschiedenis. Eén van de belangrijkste ideeën, voor mij, is de veelheid van realiteiten. Toegepast op vrouwen en repressie zijn er dus vele soorten vrouwen : degenen die getroffen werden door de repressie, de daders, de omstanders, de meelopers… In dit onderzoek heb ik slechts één fragment van een groter geheel belicht.

 

Tot slot is er de literatuur over de repressie, met bijdragen van de hand van Huyse en een recente versie verschenen in de NEvB. Deze studies doorprikken een éénzijdig beeld van de  repressie, die meer is dan enkel straatrepressie en interneringen. De zes verschijningsvormen, waarvan sprake heb ik daarom zoveel mogelijk in mijn onderzoek proberen te integreren. Toch staan juist de straatrepressie en de interneringen het scherpst in het geheugen van de informanten gegrift. Met straatrepressie wordt in de casus Izegem vooral de plunderingen bedoeld.

Hierbij maak ik enkele bedenkingen. Deze gebeurtenissen zijn wellicht bijzonder ingrijpend geweest, waardoor het niet verwonderlijk is dat ze sterk de verhalen van de informanten kleuren. Anderzijds sluit ik niet uit dat er een beïnvloeding is van andere factoren : de manier waarop lotgenoten over die gebeurtenissen praten, bepaalde literatuur… De draagwijdte van dit laatste is natuurlijk moeilijk te achterhalen.

Er bestaan jammer genoeg niet zoveel wetenschappelijke werken over de straatrepressie in het algemeen. Blijkbaar heeft het over benadrukken van dit thema in het verleden, geleid tot het zorgvuldig vermijden van het onderwerp vandaag. In dat opzicht haal ik Brossat aan, die het fenomeen van ‘les tondues’, als een aspect van de straatrepressie, diepgaand heeft bestudeerd, vanuit cultureel antropologische hoek. Kunnen de plunderingen op een gelijkaardige manier worden bestudeerd ?

 

Vooraleer een antwoord te formuleren op de probleemstelling, wil ik even aanduiden wat mijn zoektocht naar bronnenmateriaal voor de casus Izegem in concreto heeft opgeleverd ?

Van meet af hield ik rekening met het feit dat ik ook gegevens over vrouwen uit Izegem kon terugvinden in schriftelijk bronnenmateriaal.

Een interessante invalshoek voor wetenschappelijk onderzoek is de representatie van vrouwen in de pers. Opmerkelijk is hoe bijvoorbeeld de vrouwelijkheid van de beschuldigde extra in de verf werd gezet.

Om precies te zijn heb ik 21 vrouwen in verschillende soorten bronnen teruggevonden.[1020] Ze werden beschuldigd en /of geïnterneerd en / of veroordeeld door de krijgsauditeur. Wanneer ik een balans opmaak, dan stel ik vast dat er minstens 9 vrouwen werden geïnterneerd en 11 vrouwen een gerechtelijke straf hebben opgelopen. Gezien deze gegevens vermoedelijk niet volledig zijn, is het moeilijk om een algemene conclusie te formuleren. Toch kan met zekerheid worden gezegd dat vrouwen duidelijk in de minderheid zijn ten opzichte van mannen.

Dit gegeven stellen we vast. Maar bijzonder interessant, lijkt me, dit gegeven te onderzoeken en na te gaan hoe het komt dat vrouwen minder werden gestraft. Hadden ze effectief minder op hun kerftstok dan mannen ? Of spelen andere factoren, zoals bijvoorbeeld gender in de strafbepaling , een rol ?

Deze piste van het onderzoek, heb ik niet verder uitgewerkt. Maar voorgenoemde ideeën bieden misschien mogelijke invalshoeken, voor ander onderzoek.

 

De kern van dit onderzoek ligt dus in het mondelinge bronnenmateriaal. Dit materiaal heb ik op twee manieren verwerkt.

Ten eerste is er de verwerking van de getuigenissen in de algemene repressiegeschiedenis van Izegem, die over vrouwen én mannen gaat. De bedoeling van het inlassen van fragmenten uit de interviews is vooral na te gaan wat vrouwen hebben meegemaakt tijdens de repressie. Getransponeerd naar de 1944 heb ik me afgevraagd wat  kinderen, tieners en jonge vrouwen, ten gevolge van de repressie hebben meegemaakt. Dat is heel uitéénlopend  : vluchten naar Duitsland, huis zien plunderen, ondervraagd worden, bang zijn tijdens een aanslag, pesterijen ondergaan, hard werken, bezoeken afleggen naar de gevangenis, waar broer of vader gevangen zit, …

Ten tweede heb ik de interviews als ‘verhalen’ in mijn onderzoek geïntegreerd. De klemtoon komt dan vooral te liggen op hoe de vrouwen hun verhaal vertellen. Onontbeerlijk zijn de methodes voorgesteld in de literatuur over mondelinge (vrouwen)geschiedenis. Via de begrippen identificatie, mythevorming en herinnering is het mogelijk om een interview te analyseren en te vergelijken met de andere interviews. Een belangrijke vraag peilt naar de graad waarin het repressieverleden is verwerkt.

Essentieel is dat niet op voorhand moet worden aangenomen dat de repressie’een zaak van verwerking’ is. Toch blijkt dat vele informanten nog moeite hebben om over de repressie te praten.

 

Op de tweede bladzijde staat een tekstfragment, afkomstig uit het boek Marcel van Erwin Mortier, waarin een jongen flarden van een verhaal over een oom (oostfronter) als een puzzel in elkaar probeert te paasen. Dat verleden gaat “…over een verzwegen verleden, over trots en schaamte, en over de noodzaak tot vergeten om te kunnen herinneren.”[1021] Dit illustreert perfect de gevoeligheden, die samenhangen met het verhaal van vrouwen en repressie.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1020] Zie : Bijlage 6.

[1021] Van de omslag van het boek.