Nuptialiteitsstudie van Izegem (1750-1850) (Steven Vanbelle)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

II. Nuptialiteitsonderzoek in Izegem

 

4.De huwelijksleeftijd

 

Historische demografen die de overgangsfase 1750-1850 bestuderen, zullen in West-Europa haast steeds een zelfde patroon, in het verloop van  de huwelijks- leeftijd, terugvinden. Bijna overal blijkt er een toename te zijn van de leeftijd waarop men trouwde. Zowel mannen als vrouwen stelden hun huwelijk steeds langer uit. Deze houding wordt  restrictief huwelijksgedrag genoemd.

Dit restrictief gedrag komt overeen met wat Malthus de “preventive checks” noemde. Hij zag in de 18e eeuw een dreigende bevolkingstoename waarvoor hij zijn tijdgenoten waarschuwde.  De stijgende populatie zou volgens Malthus leiden tot enorme crisissen. Om hieraan te ontsnappen predikte hij een bewust gedrag. De mensen konden een overpopulatie namelijk voorkomen door op een latere leeftijd te huwen. Op die manier reduceerden ze het aantal vruchtbare jaren binnen het huwelijk. En in tijden van erg primitieve anti-conceptie stond dit gelijk aan minder kinderen krijgen.

Malthus voorzag ook een noodscenario. Wanneer de mensen een onbewust gedrag bleven vertonen, zouden “positive checks” optreden. De bevolking zou op deze manier afgeroomd worden door epidemieën of hongersnoden. De Engelse bevolking wist dus wat ze te doen stond, wilde ze rampen vermijden.

Onze eigen Vlaamse voorouders hadden geen goede raad nodig. Telkens er crisissen dreigden, anticipeerde de Vlaamse bevolking met huwelijksuitstel. Zo stellen we vast dat de huwelijksleeftijd na de landbouwcrisissen van de jaren 1840 sterk opliep[36]. Dit restrictief gedrag viel ook op wanneer we de dalende waarden voor de BHC aanschouwden (cfr. supra).

 

Wat waren nu de eigenlijke aanzetten voor het restrictief huwelijkspatroon dat tussen 1750 en 1850 zo aan belang won?

De dalende mortaliteit van de 18e eeuw had gezorgd voor een toenemend bevolkingsaantal. Het was die bevolkingsstijging die een zware druk op de arbeidsmarkt uitoefende. Er werd een arbeidersoverschot gecreëerd en de mensen zagen hun bestaanszekerheden in gevaar komen. Huwelijksuitstel was voor velen een noodzakelijk alternatief geworden. De dalende mortaliteit had niet enkel voor een toenemend arbeiderskorps gezorgd, ze zorgde ook voor minder kansen op de huwelijksmarkt. De levensverwachting van de mensen nam immers toe, waardoor er veel minder personen op jonge leeftijd weduwnaar werden[37].

De verpauperde bevolking werd, rond 1820, ook nog eens getroffen door een crisis in de huisnijverheid[38]. De crisis zou hardnekkig doorzetten en omstreeks het midden van de 19e eeuw haar hoogtepunt kennen. Duizenden huiswerkers zaten compleet aan de grond. Het is dan ook vooral in de regio’s waar de huisnijverheid sterk uitgebouwd was dat men restrictiever ging huwen[39]. Izegem lag als vlasverwerkende stad in deze zone. Het is dus interessant om te zien in hoeverre de crisis er gevoeld werd, en in welke mate er sprake is van een restrictief gedrag.

 

4.1.De gemiddelde huwelijksleeftijd

 

De geschiedenis van het huwelijksleeftijdverloop kent globaal genomen een erg stabiel verloop. Toch zijn er heel wat op- en neergaande bewegingen, die elk hun eigen verklaring vragen. In de “Golden sixties” zagen we bijvoorbeeld heel wat tienerhuwelijken. Er was een enorme versoepeling van de maatschappelijke waarden en Elias’ “Civilisatieproces” was als het ware aan het omkeren. Dit losbandig gedrag zal zich overigens binnenkort vertalen in een “gouden bruiloften-boom”.

Maar laten we ons nu even beperken tot de periode 1750 – 1850. Op dat moment merken we in Vlaanderen een licht stijgende tendens in de huwelijksleeftijd. Men wachtte het “geschikte moment” af. Dit moment betekende voor velen de kans op autonomie. Landbouwers wachtten op het vrijkomen van een bedrijfje, ambachtslui zorgden dat ze genoeg financiën hadden bijeen gespaard[40]. Enkel de Franse tijd vormde een uitzondering op deze stijgende trend. In deze periode merken we zelfs  een lichte daling van de huwelijksleeftijd. Hier zat de conscriptie voor één en ander tussen. Gehuwde jongeren ontsnapten immers aan de dienstplicht[41].

 

Grafiek 1: de gemiddelde huwelijksleeftijd in Izegem, 1750-1849.

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1750-1759 en 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

Wanneer we bovenstaande grafiek aanschouwen, wordt één en ander snel duidelijk. Mannen noch vrouwen huwen als tiener of als prille twintiger. Integendeel, de meeste mannen zijn op hun huwelijksdag haast 30 jaar oud. Hun wederhelften zijn gemiddeld amper enkele jaren jonger.

De grafische weergave illustreert mooi de op- en neergaande trend. Haast in de perfectie lopen beide curven evenwijdig. De bruidegom blijkt steeds gemiddeld twee jaar ouder te zijn dan zijn bruid. Uit andere studies kunnen we besluiten dat er steeds een constante verhouding is, tussen de huwelijksleeftijd van man en vrouw. Dit  vinden we ook bij Gyssels terug. Ze concludeert dat er, tussen beide seksen steeds een leeftijdsverschil van 3 jaar kan worden vastgesteld[42].

In het midden van de 18° eeuw, huwde de gemiddelde Izegemse man op 29 jarige leeftijd. Aan de vooravond van de Franse Revolutie daalde dat cijfer lichtjes. Deze daling is echter zeer gering en zeker niet spectaculair. De opkomende proto- industrie kan hier misschien een kleine rol in hebben gespeeld. De daling is echter te klein om Mendels klakkeloos gelijk te geven. Mendels poneerde namelijk dat de huwelijksleeftijd onder invloed van de huisnijverheid daalde. Volgens andere auteurs (o.a. P. Chaunu, J. Dupaquier, M. Gutman) was er eerder sprake van een “homeostatic demographic process”, waarbij men, een overbevolking via huwelijksuitstel, tracht tegen te gaan[43]. Wanneer we de voorgaande grafiek bekijken, zijn we geneigd deze laatste opvatting bij te treden.

 

Het korte intermezzo van de late 18e eeuw werd vlug weggeveegd. Bij de aanvang van de 19° eeuw was de gemiddelde huwelijksleeftijd al weer op zijn oud niveau. Daarna merken we zelfs een stijging. Medio 19° eeuw bedroeg de gemiddelde huwelijksleeftijd reeds 30,4 jaar.

 

Zoals reeds gezegd, kende de curve voor de vrouwen een gelijkaardig verloop. Rond 1750 bedroeg de gemiddelde leeftijd bijna 27 jaar, waarna een lichte daling optrad.

Deze werd op haar beurt gevolgd door een herstelbeweging. Tenslotte volgde er een verhoging van de gemiddelde huwelijksleeftijd tot 28,8 jaar.

Naar het midden van de 19° eeuw toe, waren mannen en vrouwen geneigd iets langer te wachten met trouwen. De meesten stelden hun huwelijk uit tot ze genoeg middelen hadden om zelfstandig te zijn. Het vrijkomen van een bedrijfje was voor velen het signaal om tot een huwelijk over te gaan.

Een tweede reden die aangehaald kan worden, zijn de crisismomenten. De jaren 1846- 47 stonden voor velen gelijk met ellende. Enerzijds werd Izegem getroffen door een tyfusplaag en anderzijds was er de landbouwcrisis[44]. Dit alles zorgde voor weinig zekerheid en een terughoudendheid bij de bevolking. Een groot deel van de bevolking koos ervoor om het huwelijk kortstondig uit te stellen. In 1846 en 1847 zien we een halvering van het aantal huwelijken (zie bijlage 7).

 

Wanneer we onze onderzoeksresultaten  naast deze van Antwerpen (1830-1850) leggen, stellen we veel gelijkenissen vast. Huysmans berekende dat de mannen in de Metropool op 28,9 jarige leeftijd huwden, vrouwen waren 27,7 jaar oud[45]. De gemiddelde huwelijksleeftijd blijkt in Lebbeke, daarentegen steeds 1 à 2 jaar hoger te zijn[46]. Izegem volgde dus eerder een stedelijk dan een landelijke huwelijkspatroon. De beroepsuitoefening zal zeker bijgedragen hebben aan dit stedelijke gedragspatroon. In dit hoofdstuk zullen we ons echter enkel toespitsen op de globale waarden. Een beroepsanalyse komt in een later hoofdstuk aan bod. Daar zullen we uitvoeriger ingaan op de verschillen in huwelijksleeftijd per beroepsgroep. Voorlopig besluiten we met de vaststelling dat het Izegemse huwelijkspatroon restrictief werd, en dat men in Izegem eerder een stedelijk huwelijkspatroon vertoonde.

 

Het gemiddelde is niet de enige meter om een idee te krijgen van de huwelijksleeftijd. Bovendien loopt men gevaar om enorme vertekeningen op te lopen door extreme waarden op te nemen. Enkele “laat-trouwers” kunnen op die manier het volledige resultaat optrekken en de onderzoeker misleiden. Om tot een genuanceerdere uitkomst te komen, kan men de modus of de mediaan gebruiken. Deze verfijnde meters zorgen ervoor dat extreme waarden geen invloed hebben op het eindresultaat. Op die manier laten ze de historicus toe, dichter bij de waarheid te komen. In de volgende paragraaf zullen we van naderbij kennis maken met beide meters.

 

4.2.Modus en Mediaan

 

De eerste meter die we onder de loupe nemen is de modus. Hij kan ons helpen om de bekomen gemiddelden meer naar waarde te schatten. Deze meter duidt aan welke waarde, in dit geval welke huwelijksleeftijd, het meest voorkwam. Er wordt hier dus gefocust op de frequentie van de verschillende huwelijksleeftijden.

 

Tabel 2: De modus van de huwelijksleeftijd in Izegem, 1750-1849.

 

1750 - 1759

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

Mannen

25

26

27

28

Vrouwen

24

26

25

25

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1750-1759 en 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

De modus- waarden blijken beduidend lager te liggen dan de gemiddeldes. De historische realiteit was dus anders dan wat de gemiddelde huwelijksleeftijd ons voorhield. Normaal gezien huwden de meeste jongelingen op hun 25ste à 26ste levensjaar. Pas rond 1850 steeg deze waarde tot 28 jaar.

Meisjes kozen er het vaakst voor om op 25 jarige leeftijd te huwen. Een stijging naar het midden van de 19° eeuw is hier niet aan de orde.

 

De huwelijksleeftijd werd door het meten van een gemiddelde waarde overschat. Enkelen die pas op hogere leeftijd huwden zorgden voor een lichte vervorming van dit gemiddelde. We kunnen hier bijvoorbeeld denken aan mannen of vrouwen die hun hele leeftijd bij de ouders bleven wonen. Pas wanneer ze deze verloren stapten ze de wijde wereld in, op zoek naar de ware.

 

Een andere verfijning die we hier kunnen hanteren is de mediaan. De middenwaarde drukt uit wat het middelste onderzoeksresultaat is. Wanneer we met andere woorden, alle gevonden huwelijksleeftijden in opklimmende volgorde na elkaar plaatsen, en het middelste kiezen, vinden we de mediaan. Vijftig procent van de mensen zal dus op vroegere leeftijd huwen dan het bekomen resultaat en 50 procent op latere leeftijd.

 

Tabel 3: De mediaan van de huwelijksleeftijd in Izegem, 1750-1849.

 

1750 - 1759

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

Mannen

27,75

27,3

27,8

30

Vrouwen

25,4

25,8

25,9

27,9

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1750-1759 en 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

De tabel leert ons dat 1 op 2 mannen die ooit huwde, dit deed voor zijn 28ste verjaardag. Vijftig procent van de vrouwen huwde alvorens ze 26 kaarsjes mocht uitblazen.

Een uitzondering hierop vormt opnieuw de fase 1840- 49. De mediaan bedraagt hier voor de man 30 en voor de vrouw 28. Dezelfde toename vinden we in heel Vlaanderen terug. Volgens Vandenbroeke steeg de mediaan voor de vrouwen, tussen 1750 en 1850, van 25,5 naar 27,5 jaar[47]. Deze stijging verwijst, zoals reeds gezegd, naar het restrictiever huwelijksgedrag dat er kwam, naar aanleiding van de landbouwcrisissen en de problemen in de huisnijverheid.

Net als bij de gemiddelde huwelijksleeftijd, kunnen we ook hier aanstippen dat zowel de modus als de mediaan een stuk lager liggen dan in Lebbeke[48]. De sectoriele opdeling van beide gebieden ligt vermoedelijk aan de basis van deze verschillen. In een later hoofdstuk zal Izegem aan een sectoriele analyse worden onderworpen. Deze doorlichting zal ons heel wat meer duidelijkheid verschaffen.

 

4.3.Leeftijdsklassen

 

Een andere benaderingswijze van de huwelijksleeftijd zijn de zogenaamde leeftijdsklassen. We kozen ervoor om klassen van vijf jaar te nemen. Deze methode laat ons toe om concentraties vast te stellen. We kunnen nagaan rond welke leeftijden veel mannen en vrouwen geneigd zijn te trouwen.

 

Tabel 4: De huwelijksleeftijd van Izegemse mannen in vijfjaarlijkse klassen, 1750-1849.

Mannen

1750 - 1759

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

-20

2,8

0,4

0,7

0

20 – 24

26,4

27,4

27,1

15,8

25 – 29

36,5

47,2

35

34

30 – 34

16,3

12,1

21,7

28,3

35 – 39

5,1

12,9

9

13,6

40 – 44

6,7

1,6

4,7

5,5

45 – 49

4,5

1,6

1,1

2,3

50+

1,9

0,4

0,7

0,6

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1750-1759 en 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

De meeste mannen bleken er de voorkeur aan te geven te huwen tussen hun 25ste en hun 29ste. Aanvankelijk kiest 25% van de mannen ervoor om te huwen voor zij 25 worden. Deze tendens neemt echter sterk af. Vanaf het begin van de 19° eeuw, en daarna altijd maar toenemend, wordt steeds meer na het 30ste levensjaar gehuwd.

Het grootste deel van de bruiden koos er eveneens voor om tussen hun 25ste en 29ste te huwen. Althans toch in de 19° eeuw. In de 18° eeuw deed vooral de categorie 20 – 24 het erg goed. Lange tijd was méér dan 40% van de onderzochte meisjes reeds op haar 24ste gehuwd. Hun ouders hadden dus de volkswijsheid opgevolgd: “Dochters en doode brasems moet men niet lang bewaren[49]. “Een huis vol dochters is als een kelder vol zuur bier”, luidde het elders[50]. Deze spreuken lieten er geen twijfel over bestaan, jonge vrouwen moesten zo vlug mogelijk een gepaste levensgezel vinden. Op die manier verlichtten ze de lasten van hun ouders. De ondergang van de huisnijverheid was dan ook een zeer pijnlijke fase. Jonge dochters kregen het steeds lastiger om een goede partij te vinden. De economische recessie zorgde er voor dat veel meisjes veel langer bij hun ouders bleven leven.

 

Hoewel vaders de raad kregen om hun dochters zo vlug mogelijk uit te huwen, kregen mannen een ander advies. Ze werden gewaarschuwd voor al te jonge dochters, zij zouden rampzalig zijn voor een goed gezinsleven. Elise Van Calcar verwoordde het als volgt: “Niet dat een vrouwtje van 16 of 18 jaar niet een waardig speelpoppetje is voor een man, maar wanneer die man inziet, dat hij geen schoothondje genomen heeft, maar de aanstaande moeder zijner kinderen (…) zal hij wel doen aan eene jonkvrouw van 25 jaar de voorkeur te geven boven een halfwassen en onmondig schepseltje dat nog niet geheel (is) uitgegroeid[51].

 

Tabel 5: De huwelijksleeftijd van de Izegemse vrouwen in vijfjaarlijkse klassen, 1750-1849.

Vrouwen

1750 - 1759

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

-20

4,5

4,2

3,5

2,7

20 – 24

42,4

38,6

37,1

26,7

25 – 29

30,3

36,7

38,1

32,6

30 – 34

12,1

12,9

13,5

19,8

35 – 39

5,6

5,9

3,5

8,8

40 – 44

3

1,5

1,9

6,9

45 – 49

1,5

0,4

1,3

1,8

50+

0,5

0

1

0,8

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1750-1759 en 1780-1789 en  de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

We merken in de periode 1840-49 een duidelijke verschuiving binnen de leeftijdsklassen.  Opvallend hierbij is de sterke toename van het aantal vrouwen dat pas na hun 35ste in het huwelijk stapte. Voor 1840 was hun aandeel nooit meer dan 10% geweest. Tussen 1840 en 1849 was dat aantal haast verdubbeld.

 

4.4.Leeftijdsverschil

 

Een café- geleerde vertelde ooit dat je best een lief zoekt dat twee jaar jonger is. Een oud spreekwoord zegt: “Gelijke jaren zijn de beste paren”. Maar wat was de realiteit?

Zoals de gemiddelde huwelijksleeftijd deed vermoeden en wat berekeningen bevestigden, koos een man voor een 2 jaar jongere vrouw (zie bijlage 8). De pekker aan de toog was blijkbaar een notoir demograaf. De volkse wetenschap dat jongens geestelijk en emotioneel enkele jaren achterop hinken bij meisjes werd, dankzij dit huwelijksgedrag, weggewerkt.

Om een duidelijk beeld te bekomen van de precieze verhoudingen volgt hier een tabel die de leeftijdsverschillen in klassen onderbrengt.

 

Tabel 6: Het leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen in vijfjaarlijkse klassen, 1750-1849.

Mannen

1750 - 1759

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

29 – 25 j. ouder

1,2

0

0

0

24 – 20 j.

1,2

0

1,3

0,6

19 – 15 j.

4,7

1,4

2,1

3,4

14 – 10 j.

4,7

6,8

6

9,2

9 – 5   j.

17,4

24,8

23

17,5

4 – 0   j.

37,2

43,6

38,2

34,7

1 – 5   j. jonger

19,8

17,9

22

22,7

6 – 10 j.

9,3

4,6

6,5

8,9

11 – 15 j.

3,5

1,8

1

2,1

16 – 20 j.

0

0,5

0

0

21 – 25 j.

0

0

0

0

26 – 30 j.

0

0

0

0,3

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1750-1759 en 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

In de meeste gevallen blijkt de man 0 tot 4 jaar ouder te zijn dan zijn wederhelft. En in iets meer dan 70% van alle eerste huwelijken is de man ouder of even oud, dan zijn bruid. Dit impliceert meteen dat 3 op 10 vrouwen ouder zijn dan hun man.

Wanneer de vrouw de oudste is, dan is dat meestal slechts enkele jaren. In uitzonderlijke gevallen kan het leeftijdsverschil 10 jaar bedragen. Groter wordt de leeftijdskloof met haar jongere partner zelden.

Heel wat meer mannen bleken op zoek te zijn naar een fris groen blaadje. Meer dan 10% van de huwelijken werd afgesloten met een meer dan 10 jaar jongere vrouw. Dergelijke praktijken werden door de goegemeente nochtans afgekeurd. Spreuken als “jong bij oud is heet bij koud” of “jonge vrouwen zijn paarden waarop oude mannen naar de hel rijden” behoeven weinig commentaar[52]. Ze geven tot in de perfectie  de afkeer van het volk weer. Mannen die niet konden weerstaan, werden op de nodige plagerijen getrakteerd.

 

De voorbije eeuwen bleken eens te meer mannentijden. Het was de man die de vrouw maakte. Ze hing voor haar onderhoud af van haar echtgenoot. Of om het cru te stellen: hij kreeg zijn lust, zij haar eten. Dat verklaart waarom jonge meisjes ingingen op avances van dertigers en veertigers op vrijersvoeten. Huwelijken waarbij een groot leeftijdsverschil merkbaar was, werden meestal uit instrumentele overwegingen gesloten. Wanneer er slechts een klein verschil was, wees dit volgens Shorter op een romantisch huwelijk[53].

 

4.5.Besluit

 

Izegem kende, net als de rest van Vlaanderen, een erg restrictief huwelijkspatroon. Rond 1750 was de gemiddelde man 27,5 jaar, zijn echtgenote 26. Een eeuw later waren die waarden opgelopen tot respectievelijk 30 en 28,5 jaar. De teloorgang van de huisnijverheid en de landbouwcrisissen hadden de mensen ertoe aangezet hun huwelijk uit te stellen.

Wanneer we de gemiddelde huwelijksleeftijd verder verfijnen en de modus en mediaan berekenen, vinden we een gelijke evolutie terug. De mediaan steeg voor mannen van 27,3 naar 30 jaar, voor vrouwen van 25,4 naar 27,9 jaar. De modus evolueerde van 25 naar 28 jaar. De moduswaarde bleef voor de vrouwen op 25 hangen.

Wanneer we de Izegemse bruiden en bruidegommen in leeftijdsklassen opdelen, stellen we vast dat mannen vooral tussen de 25 en 29 jaar waren wanneer ze huwden. De klasse 20-24 verloor geleidelijk aan belang ten voordele van de klasse 30-34. Steeds meer mannen huwden pas na hun dertigste. Vrouwen bleken eerst  vooral voor hun 25 jaar te huwen. De klasse verloor echter veel aan belang en werd ingehaald door de 25-29 jaar groep.

Tenslotte stellen we vast dat de mannen gemiddeld enkele jaren ouder waren dan hun wederhelften.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[36] M. Gyssels, “Het voorechtelijk seksueel gedrag in Vlaanderen (1700-1880)”, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 1984, p. 88.

[37] C. Vandenbroeke, Vrijen en trouwen. Van middeleeuwen tot heden, Brussel-Amsterdam, 1986, p. 29.

[38] Id., “Karakteristieken van het huwelijks- en voortplantingspatroon. Vlaanderen en Wallonië, 17de-19de eeuw”, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 1976, p. 114.

[39] Id., Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, Beveren-Nijmegen, 1981, p. 71.

[40] I. Devos, “Marriage and economic conditions since 1700: the Belgian case”, in: I. Devos and L. Kennedy, Marriage and rural economy. Western Europe since 1400, Turnhout, 1999, p. 101.

[41] M. Gyssels, art. cit., p. 87.

[42] M. Gyssels, loc. cit.

[43] M. Cloet en C. Vandenbroeke, Tien bijdragen tot de lokale en regionale demografie in Vlaanderen, Brussel, 1989, p. 9.

[44] G. Tanghe, Parochieboek van Iseghem, Brugge, 1975, pp. 136-137.

[45] K. Huysmans, Vrijen en trouwen in Antwerpen 1830-1850, Gent, 2000, p. 38.

[46] N. Huys, Trouwen in Lebbeke. Een nuptialiteitsstudie van een Oost-Vlaamse plattelandsgemeente, Gent, 2000, p. 56.

[47] C. Vandenbroeke, “Karakteristieken …”, p. 111.

[48] N. Huys, op. cit., p. 58.

[49] F. Van Poppel, Trouwen in Nederland. Een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg 20ste eeuw, Wageningen, 1992, p. 47.

[50] S. Top, Verliefd, verloofd, getrouwd. Huwelijksgebruiken in Vlaanderen en Wallonië vroeger en nu, Sint-Niklaas, 1988, p. 32.

[51] F. Van Poppel, op. cit, p. 42.

[52] Ibid., p. 47.

[53] Ibid., p. 2.