„Rom dagegen hat mich richtig ergriffen”. Een onderzoek naar het gebruik van de antieke Oudheid door Adolf Hitler in Mein Kampf en de Tischgespräche. (Stijn Gevaert)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk I: Het onderzoek naar de receptie van de Oudheid in Nazi-Duitsland

 

0. Inleiding

 

In dit korte hoofdstuk willen we een overzicht geven van het belangrijkste onderzoek dat reeds gebeurde naar de receptie van de Oudheid tijdens het nationaal-socialisme in het algemeen, en door Hitler specifiek. De meeste studies behandelen de manier waarop het nazisme haar invloed had op Duitse historici in het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Hiervan geven we een overzicht in het eerste punt. Vervolgens behandelen we het hedendaags onderzoek naar de receptie van de antieke Oudheid bij Adolf Hitler.

Een apart onderdeel van dit hoofdstuk vormt onze uiteenzetting over aanverwante studies. Deze studies laten twee andere aspecten aan bod komen, die heel sterk aanleunen bij het receptie-onderzoek van het nazisme. Vandaar vonden we het toch belangrijk dit hier een plaats te geven. We belichten ten eerste enkele belangrijke studies rond de receptie van de antieke Oudheid onder het fascisme en ten tweede hoe het nazisme met het oude Rome vergeleken werd in de (Amerikaanse) cinema na de Tweede Wereldoorlog.

 

 

1. De invloed van het nazisme op het historische onderzoek

 

Karl CHRIST is één van de autoriteiten binnen dit onderzoek. Zelf is hij wel nooit heel specifiek ingegaan op de receptie van de antieke oudheid bij Adolf Hitler, maar hij heeft wel onderzoek gedaan naar de auteurs die onder invloed en/of dwang van het nationaal-socialisme de nazistische theorieën verkondigd hebben. Eén van zijn belangrijkere werken is “Hellas: Griechische Geschichte und deutsche Geschichtswissenschaft”[2]. Dit werk is een studie van de historiografie over het antieke Griekenland in Duitsland doorheen de tijden. Het werk begint bij de auteurs van de romantiek en eindigt bij de hedendaagse tijd.

 

In het zesde hoofdstuk gaat hij in op de invloed van het nazisme op het beeld dat gecreëerd werd van het antieke Griekenland. Een ander werk van hem, “Neue Profile der Alten Geschichte behandelt dan een aantal historici, die zeer belangrijk geweest zijn in de twintigste eeuw voor het historisch onderzoek. Hieronder horen ook Helmut Berve en Joseph Vogt, twee auteurs die schreven onder het nazistisch regime. In “Zum Caesarbild der faschistischen Epoche” gaat hij dan dieper in op de manier waarop Caesar gepercipieerd werd door Duitse auteurs tijdens het nazisme en fascisme[3].

 

Volker Losemann is dé historicus bij uitstek wat de receptie van de antieke oudheid tijdens het nazisme betreft. Eén van zijn eerste publicaties is “Nationalsozialismus und Antike” (1977) en handelt over de verschillende Duitse universiteiten ten tijde van het nazisme (1933-1945). In zijn inleiding geeft hij een heel beperkt beeld weer van de visies van de verschillende nazi-kopstukken, die hij in de verdere hoofdstukken koppelt aan verschillende professoren uit deze periode (zoals bijvoorbeeld Berve, Schachermeyr, Vogt, …)[4]. Voor zijn andere publicaties zijn dit ook telkens de grote thema’s die aan bod komen.

Eén van de eerste artikels van LOSEMANN waarin uitvoerig ingegaan wordt op – onder andere - Hitlers gebruik van de Oudheid, is The Nazi concept of Rome[5]. Dit artikel behandelt wel enkel Hitlers visie op het oude Rome. Hetzelfde geldt voor het artikel “The ancient Rome of Adolf Hitler” van J.T. QUINN, waarin de auteur vooral op de bouwkundige verwezenlijkingen van het nazisme ingaat[6]. Voor de receptie van de Germaanse cultuur zijn we aangewezen op het artikel “Aspekte der Nationalsozialistischen Germanenideologie”[7].

 

De specifieke receptie van Tacitus’ Germania werd bestudeerd door A. A. LUND in zijn monografie “Germanenideologie im Nationalsozialismus: zur Rezeption der Germania des Tacitus im Dritten Reich”[8].

 

In het artikel “Nationalsozialismus” in „Der Neue Pauly. Rezeptions- und Wissenschaftsgeschichte[9] wordt een algemener beeld van de verhouding van het nazisme tegenover de Oudheid geschetst. LOSEMANN zelf is verantwoordelijk voor de ideologische achtergrond, zijn collega, H.-E. MITTIG is verantwoordelijk voor het deeltje over de kunst. In het stuk over de ideologische achtergrond, gaat Losemann in op Hitlers algemene visie op de Oudheid. Vervolgens gaat hij ook in op de gedachtegang van andere nazi-kopstukken, zoals Alfred Rosenberg (de nazi-partijleider), Heinrich Himmler (SS-Reichsfuhrer) en Richard Walther Darre (minister van openbare gebouwen, landbouw en voedselvoorziening)[10]. Tenslotte eindigt hij met de concrete invloed van het nazisme op historici en het geschiedenisonderwijs.

 

Tenslotte vond een interessant colloquium van de universiteit van Zürich plaats van 14 tot 17 oktober 1998 onder de titel “Antike und Altertumswissenschaft in der Zeit von Faschismus und Nationalsozialismus”[11]. Onder de verzamelde essays waren enkele zeer relevant voor onze thesis, met name „Nationalsozialismus und Antike – Bemerkungen zur Forschungsgeschichte“[12] van V. LOSEMANN, „Zur Rezeption des griechischen Sports im Nationalsozialismus: Kontinuität oder Diskontinuität in der deutsche Ideengeschichte?“[13] van I. WEILER en „Alexander der Große und das NS-Geschichtsbild“[14]van R. BICHLER.

 

 

2. Adolf Hitlers receptie van de antieke Oudheid

 

Specfiek onderzoek naar hoe Adolf Hitler de Oudheid gebruikte, is van meer recente datum. In de vorige paragrafen hebben we al gezien hoe de verhouding tussen Hitler en de Oudheid sporadisch aan bod kwam. Toch werd al vrij vroeg de sterke band tussen beiden gezien. Zo zijn er twee bladzijden gekend van een archeoloog, Gerhardt Rodenwalt (1886-1945) onder de titel “Hitler über die Antike”[15]. Pas veel later zijn twee historici zich hier intens mee gaan bezig houden. De eerste is Stefan Lorenz, de tweede Alexander Demandt.

 

2.1. Stefan Lorenz

 

Het eerste artikel waarin de band tussen Hitler en de Oudheid uitgelegd wordt, is van hand van deze auteur. Dit artikel, “Hitler und die Antike[16] dateert van 2000. S. LORENZ behandelt er alle aspecten van Hitlers ideologie in. In eerste instantie onderzoekt hij de rol die de Oudheid in Hitlers denken ten tijde van de Tweede Wereldoorlog speelt met bijzondere aandacht voor enerzijds Grieken en Romeinen als betere Germanen, anderzijds het Christendom. Vervolgens gaat hij in op de rol die zijn Dekadenzanalogien spelen in de laster op zijn politieke tegenstanders. Tenslotte onderzoekt hij ook of er continuïteit is in Hitlers denken. Eén van de conclusies die hij uit zijn onderzoek trekt, is dat er een andere vorm van receptie ontstaat na Hitlers machtsovername. Na 1933 werd Hitlers gebruik van de Oudheid namelijk gepraktiseerd in de bouwkundige verwezenlijkingen van het nazisme.

 

2.2. Alexander Demandt

 

Alexander Demandt was al deels ervaren met de receptie van de antieke Oudheid in modern Europa. In een vroeger artikel, “Was wäre Europa ohne die Antike”[17], haalde hij bijvoorbeeld al Napoleons begeestering door de Oudheid aan[18]. In hetzelfde artikel heeft hij het over de redenen waarom de Oudheid het nazisme zo aansprak. Hij ziet er twee: “Der erste liegt in dem Wunsch nach Monumentalität und Klarheit. Der zweite betrifft die Suche nach dem Säkularen, Vorchristlichen.“[19]

Alexander Demandt heeft één artikel geschreven over Hitlers gebruik van de Oudheid, “Hitler und die Antike”[20]. Dit artikel heeft hij het volgende jaar opnieuw gepubliceerd, onder de titel “Klassik als Klitschee: Hitler und die Antike”[21]. Het verschil tussen beide artikels is uiterst miniem.

Zijn artikel vangt Demandt aan met enkele andere historische figuren die de Oudheid als belangrijk voorbeeld zagen. Vervolgens gaat hij in op Hitlers receptie van de antieke Oudheid met grote aandacht voor de Grieken en Romeinen. Eén van de sterke punten van dit artikel is het derde deeltje, “Geschichte – Instrument oder Obsession?”. In dit punt gaat hij namelijk in op de manier waarop en de reden waarom Hitler de Oudheid gebruikte. Vooral zijn analyse van Hitlers partiële waarneming van het verleden schept een duidelijk beeld van Hitlers kennis en gebruik van de Oudheid.

 

 

3. Aanverwante studies

 

3.1. Langs Italiaanse zijde

 

Tenslotte moeten we er ook op wijzen dat Hitlers grote bondgenoot, Mussolini, ook sterk gepassioneerd was door de Oudheid. De grootsheid van Rome heeft al altijd geboeid, zodat het voor een totalitair regime zeker ook moet aangesproken hebben. Bovendien beschouwden de Italiaanse fascisten zich als erfgenamen van het Romeinse Rijk. De naam van de beweging van Mussolini, Fasci di Combattimento wijst bijvoorbeeld al naar de fasces van de lictoren. Ook in dat opzicht wordt er tegenwoordig veel onderzocht. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een aantal artikels, die telkens verschillende aspecten van het Italiaans fascisme en Il Duce illustreren. Enkele recente artikels die een algemeen beeld weergeven van de revival van de Romeinse geschiedenis onder het fascisme zijn “Italian Fascism and the Roman Empire”[22] van E. C. KOPFF en “A flexible Rome: Fascism and the cult of romanità” van Marla STONE[23]. Een interessant deelaspect van de receptie van het antieke Rome onder het fascisme is de manier waarop de eeuwfeesten van Augustus[24], Vergilius en Horatius gevierd werden onder het fascistisch regime. Voor het eeuwfeest van Caesar was men te laat, de fascisten verweten het vorige regime dan ook dat ze zo’n belangrijk iemand uit het oog verloren waren. Dit aspect werd bestudeerd door Clive Foss in het artikel “Augustus and the Poets in Mussolini’s Rome”[25]. Uiteraard is ook het colloquium aan de universiteit van Zürich voor dit onderzoeksthema van grote relevantie.

 

3.2. De invloed van het nazisme op de historische film

 

Een opvallend fenomeen is hoe de politieke situatie van nazi-Duitsland gepercipieerd werd in de historische film. Dit is vooral duidelijk in een aantal films die over het Romeinse Rijk gaan. Eén van de meest recente artikels dat hierover verschenen is, is “The Roman Empire in American Cinema after 1945” van Martin M. Winkler[26]. In dit artikel beschrijft hij aan hand van enkele Amerikaanse historische films (zoals Quo Vadis en Ben Hur) hoe de link gelegd werd tussen het antieke Rome en nazi-Duitsland. Een voorbeeld daarvan is de aderlaar, die bij het Romeinse volk symbool stond voor macht, maar voor de toenmalige kijkers veeleer voor nazisme[27]. Uiteraard zijn Nero en Hitler ook dikwijls vergeleken in historische films. Beiden waren namelijk fel anti-Joods en anti-Christelijk.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[2] K. CHRIST, Hellas: Griechische Geschichte und deutsche Geschichtswissenschaft, 1999.

[3] K. CHRIST, Zum Caesarbild der faschistischen Epoche, 1993.

[4] Een andere auteur die deze revue passeert is bijvoorbeeld Hans Opperman, in een artikel van Jurgen Malitz: J. MALITZ, Römertum im „Dritten Reich“: Hans Oppermann, in K. CHRIST – P. KNEISLL - V. LOSEMANN (edd.) Imperium Romanum. Studien zu Geschichte und Rezeption. Festschrift für Karl Christ zum 75. Geburtstag., 1998, pp. 519-543.

[5] V. LOSEMANN, The Nazi-concept of Rome, in Catharine EDWARDS (ed.), Roman presences: receptions of Rome in European culture, 1789-1945), 1999, pp. 221-235.

[6] J.T. QUINN, The ancient Rome of Adolf Hitler, in The Classical Bulletin, 76.2 (2000), pp. 141-156.

[7] V. LOSEMANN, Aspekte der nationalsozialistischen Germanenideologie, in K. CHRIST- P. KNEISLL- V. LOSEMANN (edd.), Alte Geschichte und Wissenschaftsgeschichte: Festschrift für Karl Christ zum 65. Geburtstag, 1988, pp. 256-284. In dezelfde bundel is ook nog een ander artikel over de Germania-receptie, meerbepaald over de politieke aspecten, opgenomen: D. TIMPE, Zum politischen Charakter der Germanen in der “Germania” des Tacitus, in K. CHRIST - P. KNEISLL - V. LOSEMANN (edd.), Alte Geschichte und Wissenschaftsgeschichte: Festschrift für Karl Christ zum 65. Geburtstag, 1988, pp. 502-525.

[8] A. A. LUND, Germanenideologie im Nationalsozialismus: zur Rezeption der Germania des Tacitus im Dritten Reich, Heidelberg, 1995.

[9] V. LOSEMANN - H.E. MITTIG, art. Nationalzosialismus, in DNP, XV.1 (2001), kol. 723-767.

[10] Een heel interessant artikel waarin ingegaan wordt op Goebbels visie is R.T. THOMAS, Goebbels Georgics, in The Classical Bulletin, 76.2 (2000), pp. 157-168. Dit artikel is vooral boeiend omdat Goebbels een heel klassieke opleiding genoten heeft, en zelf Grieks en Latijn bestudeerd had. Dit valt bijvoorbeeld op in een speech, die hij aanvangt met de zin: “Wie lange noch, Catilina?” Verder in dezelfde speech heeft hij het nog over de Joden die „in Deutschland unsere Gastfreundschaft mißbrauchen”. Later eindigt hij met „Wie lange noch, Catilina, willst du unsere Geduld und Langmut mißbrauchen?“

[11] B. NÄF – T. KAMMASCH, Antike und Altertumswissenschaft in der Zeit von Faschismus und Nationalsozialismus. Kolloquium Universität Zürich 14. - 17. Oktober 1998., Mandelbachtal – Cambridge, 2001.

[12] V. LOSEMANN, Nationalsozialismus und Antike - Bemerkungen zur Forschungsgeschichte, in Beat NÄF - T. KAMMASCH (edd.), Antike und Altertumswissenschaft in der Zeit von Faschismus und Nationalsozialismus. Kolloquium Universität Zürich. 14. - 17. Oktober 1998., 2001, pp. 71-88.

[13] I. WEILER, Zur Rezeption des griechischen Sports im Nationalsozialismus: Kontinuität oder Diskontinuität in der deutschen Ideengeschichte ?, in Beat NÄF - T. KAMMASCH (edd.), Antike und Altertumswissenschaft in der Zeit von Faschismus und Nationalsozialismus. Kolloquium Universität Zürich. 14. - 17. Oktober 1998, 2001, pp. 267-284.

[14] R. BICHLER, Alexander der Große und das NS-Geschichtsbild, in Beat NÄF - T. KAMMASCH (edd.), Antike und Altertumswissenschaft in der Zeit von Faschismus und Nationalsozialismus. Kolloquium Universität Zürich. 14. - 17. Oktober 1998, pp. 345-378 .

[15] V. LOSEMANN, o.c., 2001, p. 71.

[16] S. LORENZ, Hitler und die Antike, in Archiv für Kulturgeschichte, dl. 82 (2000), pp. 407-431.

[17] A. DEMANDT, Was wäre Europa ohne die Antike, in K. CHRIST - P. KNEISLL - V. LOSEMANN (edd.), Alte Geschichte und Wissenschaftsgeschichte: Festschrift für Karl Christ zum 65. Geburtstag, 1988, pp. 113-129.

[18] A. DEMANDT, o.c., 1988, p. 123.

[19] A. DEMANDT, o.c., 1988, p. 124.

[20] A. DEMANDT, Hitler und die Antike, in B. SEIDENSTICKER-M. VÖHLER (edd.), Urgeschichten der Moderne. Die Antike im 20. Jahrhundert., 2001, pp. 136-157.

[21] A. DEMANDT, Klassik als Klischee: Hitler und die Antike, in Historische Zeitschrift, 274.2 (2002), pp. 281-313.

[22] E.C. KOPFF, Italian Fascism and the Roman Empire, in The Classical Bulletin, 76.2 (2000), pp. 109-115.

[23] Marla STONE, A flexible Rome: Fascism and the cult of romanità, in Catharine EDWARDS (ed.), Roman presences: receptions of Rome in European culture, 1789-1945), 1999, pp. 205-220.

[24] Deze feesten werden opgeluisterd door de herinwijding van de Ara Pacis van Augustus in 1938. A. DEMANDT, o.c., 2002, p. 285.

[25] C. FOSS, Augustus and the poets in Mussolini’s Rome, in P. KNOX - C. FOSS (edd.), Style and tradition. Studies in honor of Wendell Clausen, 1998, pp. 306-325.

[26] M.R. WINKLER, The Roman Empire in American Cinema after 1945, in S. R. JOSHEL - Margaret MALAMUD - D. T. McGUIRE (edd.), Imperial projections: Ancient Rome in Modern Popular Culture, 2001, pp. 50-76.

[27] M. L. WINKLER, o.c., pp. 58-59.