Handel in moeilijke tijden. Een Gents handelshuis aan het einde van de zeventiende eeuw. (Sean De Windt)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk IV: De handelspartners van handelshuis de Buck

 

Als één van de meest vooraanstaande stoffenhandelaars van Gent was het wel noodzakelijk voor Reynier de Buck dat hij buitenstedelijke en zelfs internationale contacten onderhield om de omvangrijke bestellingen te kunnen invullen. Daar hij zowel aan overheid als particulieren leverde mag het ook niet verbazen dat hij steeds een ruim assortiment aan stoffen in voorraad diende te hebben, om aan een zeer uiteenlopende vraag te voldoen. De voornaamste ‘binnenlandse’ handelspartners van de Buck bevonden zich hoofdzakelijk in Gent en Antwerpen. Wanneer we naar het buitenland kijken vinden we een aantal steeds terugkerende Nederlandse steden: Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Haarlem. Ook in Frankrijk had de Buck zo z’n contacten en dan met name in Parijs, Nantes en Rijsel. Duitsland is nauwelijks vertegenwoordigd in de lijst. Dit zelfde geldt ook voor Engeland waar de Buck in de jaren negentig van de zeventiende eeuw in aanvaring kwam met een paar collega-kooplui. Verder zijn er ook geen sporen van overzeese contacten terug te vinden, noch met Spanje, noch met Italië. Wat overigens ook opvalt is de vlucht die het aantal handelscontacten nam vanaf de jaren tachtig van de zeventiende eeuw. Naarmate zijn zaak verder uitbreidde, hij meer en kapitaalkrachtiger cliënteel aantrok ontstond de nood aan een uitbreiding van het aantal toeleveranciers. Deze ging de Buck niet enkel in de Zuidelijke Nederlanden zoeken, zijn speurtocht bracht hem tot in de Republiek en Frankrijk. De keuze in handelspartners tijdens de verschillende regimes was eerder beperkt. Blijkbaar speelden andere factoren bij de keuze van een leverancier dan het bewind waaronder men handel dreef. Zelf tijdens het Franse bewind in het eerste decennia van de achttiende eeuw, slaagde de Buck er in om contact te onderhouden met Nederlandse handelaars. Bovendien zagen de meeste overheersers in dat een langdurige onderbreking van de buitenlandse handel een zware hypotheek zou leggen op het economisch welzijn van de Nederlanden en misschien zelfs zou kunnen leiden tot onlusten.

Het is trouwens niet zo dat er een éénvormig profiel bestond met betrekking tot de handelspartners, en dan met name de leveranciers, van de Buck. Sommigen waren actief als ambachtslieden, anderen konden dan weer beschouwd worden als tussenhandelaars en soms krijgen we een beeld van een koopman-ondernemer voor ogen die de bestellingen uitbesteed aan derden.

Hier volgt een overzicht van de voornaamste handelspartners:

 

 

A. Zuidelijke Nederlanden

 

1. Ath

 

· Vincent Disbecq (en G.A. Disbecq) (S.A.G., FP 940, 12, 64, 84, 107, 112)

- periode: 1684-1707

- leverancier: laken

 

2. Antwerpen

 

Antwerpen kan beschouwd worden als de stad waar zich het meest toeleveranciers ophielden van de Buck. Als de voornaamste handelsstad van de Zuidelijke Nederlanden was het een ideale bevoorradingsplaats voor de Buck: niet veraf maar toch kon de Buck – door het feit dat hij over eigen transportmiddelen beschikte en zodoende koopwaar vanuit Antwerpen sneller kon aanvoeren – een concurrentieel voordeel verwerven ten opzichte van andere Gentse meerseniers. Het aantal leveranciers dat zich in Antwerpen bevond overschreed dan ook ruim dit van om het even welke andere stad. De koopwaar die van hieruit werd aangevoerd was zeer divers: van goud-en zilvergalon over laken en fluweel tot kousen.

· (weduwe van) Melchior vander Aa (S.A.G., FP 940, 15, 64, 105)

- periode: 1667-1687

- leverancier: serge, Engelse zijde, kousen, rasse, laken, linten, kant

· Peter vander Ast (S.A.G., FP 940, 71)

- periode: 1770-1773

- leverancier: kousen, draad

· (weduwe van) Frans de Beaume (en Isabella Marie, dochter van Frans de Beaume) (S.A.G., FP 940, 12, 59, 72, 76, 84, 87, 103, 114)

- periode: 1689-1706

- leverancier: laken, drapdam

· Joan. Baptiste Beeckmans (en Nicolaas Dubois) (S.A.G., FP 940, 6, 14, 58, 59, 68, 71, 112, 125)

- periode: 1701-1707

- leverancier: crêpe, chagrijn, damast, zijde

· Alexander van Bemmel (S.A.G., FP 940, 1, 11, 12, 14, 15, 23, 24, 25, 26, 32, 34, 37, 42, 43, 51, 52, 65, 84, 87, 88, 91, 107, 109, 114, 125)

- periode: 1682-1707

- leverancier: galon, goud- en zilverkant

- Rekening houdend met de legerleveringen mag het niet verwonderen dat Reynier de Buck een fervent afnemer was van goud- en zilvergalon. Weliswaar mogen we stellen dat Simon Petrus Simons als de voornaamste leverancier van de Buck mag beschouwd worden met betrekking tot deze stof. Niettegenstaande liet ook Alexander van Bemmel zich niet onbetuigd: op minder dan één maand tijd, wist hij aan de Buck voor niet minder dan fl. 2540:14:1/2 aan galon te leveren[96].

Aanvankelijk trachtte de Buck zijn trouwe leveranciers enigszins te ontzien: de vermanende en aandringende brieven die we ondermeer bij Henry Dekens terugvinden zijn eerder zeldzaam bij leveranciers zoals van Bemmel of Simons. Denkelijk ging het bij de Buck in de laatste maanden voor zijn bankroet steeds om een keuze van het minste kwaad: een keuze tussen het verlies van een getrouwe of eerder recente leverancier. Weliswaar vinden we bij van Bemmel geen herinnering tot betaling terug, toch kunnen we tussen de regels van zijn brieven enige scepsis ontwaren ten opzichte van de financiële toestand van de Buck[97].

· Peter Bergere (S.A.G., FP 940, 64)

- periode: 1695

- leverancier: laken, kemelhaar

- Dat betaling door middel van wisselbrieven niet voor elke koopman een evidentie was bleek uit de brief die Peter Bergere zond aan de Buck waarin hij stelde dat hij het wel hoogst ongewoon vond dat Reynier niet bereid was in cash te betalen[98]. Reynier, die het soms niet zo nauw nam met betalingstermijnen, gaf maar al te graag de voorkeur aan wissels. Bergeres vraag naar contant geld zal dan ook niet in goede aarde gevallen zijn bij de Buck: veel correspondentie van hem is er overigens niet, wat kan duiden op een kortstondige handelsrelatie.

· Louis van Berghe (S.A.G., FP 940, 15, 43, 59, 64, 71, 103, 114)

- periode: 1686-1707

- leverancier: laken, ratiné, kemelhaar

- In de transacties met onder meer Louis van Berghe kwam de soms aanzienlijke flexibiliteit van de sector tot uiting. Op zeer regelmatige tijdstippen zond van Berghe aan de Buck stalen laken en ratiné. Uit deze stalen kon de Buck vervolgens zijn keuze maken en deze terugzenden opdat iedere vergissing over de gekozen stof en kleur uitgesloten zou zijn. Maar indien de klant niet onmiddellijk zijn/haar gading kon vinden binnen het bestaande aanbod, dan hoefde dit niet noodzakelijkerwijs een probleem te vormen. De klant kon een eigen staal – al dan niet eerder door een concurrent van de eerste leverancier toegezonden – opsturen met de vraag om een gelijkaardige stof te vervaardigen of een stof op een welbepaalde wijze te laten verven[99]. Op deze wijze konden kooplui als de Buck snel inspelen op veranderende modetrends.

· Pedro van Berghen (S.A.G., FP 940, 1, 71, 77, 111)

- periode: 1706

- leverancier: laken

· Jan Baptiste Bertines (S.A.G., FP 940, 10, 23, 64)

- periode: 1705

- leverancier: crêpe, satijn

· weduwe Blanckaert (S.A.G., FP 940, 64)

- periode: 1693

- leverancier: laken

- Nieuwe contacten tussen afnemer en leverancier werden lang niet altijd rechtstreeks gelegd. In sommige gevallen was de bemiddeling van een derde koopman vereist. Dit kunnen we constateren toen de Buck, in 1693, een order wilde plaatsen voor een zekere hoeveelheid laken bij de weduwe Blanckaert. Hij verkoos hierbij om zijn bestelling niet onmiddellijk door te zenden naar de weduwe, maar dit te doen via Dhr. Pick – eveneens een Antwerps koopman en leverancier waarmee hij reeds sinds de jaren zeventig goede handelsbetrekkingen mee onderhield[100].

Zoals wel meer voorviel bij leveranciers van de Buck, stonden zij zelf maar gedeeltelijk in voor de vervaardiging van de stoffen. Quasi steeds werd het verven, en in veel gevallen ook de vervaardiging, van de stoffen uitbesteed. De weduwe Blanckaert vormde geen uitzondering op deze regel[101].

· Anthoine Boistel (S.A.G., FP 940, 5, 28, 87, 103)

- periode: 1680-1687

- leverancier: serge

· Thomas Boon (S.A.G., FP 940, 64)

- periode: 1682-1687

- leverancier: laken (drap de berry), drapdam, baai

- Thomas Boon verdedigde de belangen van een collega-koopman, in dit geval Anthoine Roosendaal[102] – tevens leverancier van de Buck. Opmerkelijk hierbij is dat deze Roosendaal zelf woonachtig was in Antwerpen en bijgevolg perfect in staat kon geacht worden zelf zijn belangen in de Zuidelijke Nederlanden te verdedigen. Waarom hij dit liet doen door derden werd niet geëxpliciteerd: mogelijk verbleef hij op dat ogenblik in het buitenland.

Overigens vinden we ook bij Boon – net als bij Jacobus en Matthias Sira en Anthoine Wijn – herhaaldelijk de opmerking terug dat de onkosten bij het vervaardigen van de stof, zijnde voornamelijk laken, de laatste tijd toch wel behoorlijk waren toegenomen en dat hij daarom de goederen echt niet aan een lagere prijs kon laten[103]. Maar alsof dit nog niet genoeg zou geweest zijn voor Boon bleek de Buck het niet zo nauw te nemen met de betalingstermijn en de excuses om betaling uit te stellen konden van velerlei aard zijn. Zo weigerde Reynier, in 1685, een rekening te betalen onder het mom dat hij in de Vasten geen geld kon geven daar hij dan bad (?)[104]. In april 1687, greep de Buck de geboorte van zijn laatste zoon, Jozef Franciscus, aan om zich te laten vertontschuldigen voor het uitblijven van wisselbrieven waar Boon reeds meermaals om had verzocht[105]. Wanneer Boon dan maar besloot om in eigen persoon naar Gent te gaan om het hem verschuldigde bedrag te innen, moest hij vaststellen dat de Buck voortdurend “beleedt” was waarop hij zich verplicht zag onverrichter zake terug te keren naar Antwerpen[106]. Waarschijnlijk lag het betalingsgedrag van de Buck aan het afspringen van de handelsrelatie: immers in 1687 hield de correspondentie abrupt op.

· Arnoldus vanden Bosch (en weduwe Smits; Arnoldus vanden Bosch jr., voor zijn vader, Arnoldus vanden Bosch sr.) (S.A.G., FP 940, 12, 24, 29, 34, 37, 42, 50, 61, 62, 65, 81, 102)

- periode: 1669-1705

- leverancier: fluweel, armoisijn, damast

· Jan Battist Bosmans (S.A.G., FP 940, 1, 12, 15, 23, 110)

- periode: 1706

- leverancier: laken

- Naarmate het faillissement van het handelshuis steeds nakender en onvermijdbaar scheen te worden, kunnen we vaststellen dat Reynier de Buck zich terughoudender ging opstellen naar zijn handelspartners toe. Dit was ook het geval in zijn relatie met Jan Battist Bosmans. Wanneer eind 1706 laatstgenoemde enkele staaltjes laken naar Reynier de Buck zond koesterde hij de hoop dat de Buck met spoed een tegenbericht zou zenden waarin hij een bestelling zou plaatsen voor een zekere hoeveelheid van voorgenoemde stof. Toen dit niet gebeurde schreef Bosmans een tweede brief waarin hij op enigszins verontruste toon trachtte te peilen naar het waarom van het uitblijven van een antwoord[107].

· (weduwe van) Joan. vanden Bossche (Daniël van den Bossche) (S.A.G., FP 940, 3, 25, 29, 32, 88, 117)

- periode: 1693-1705

- leverancier: griset

· (echtgenote van) Pieter Bosseler (S.A.G., FP 940, 1, 12, 15, 29, 41)

- periode: 1704-1706

- leverancier: laken, kemelhaar

· Joan. Braeckmans (S.A.G., FP 940, 14, 25, 26, 32, 42, 50, 76, 81, 91, 92, 102, 103)

- periode: 1696-1707

- leverancier: zijde, laken

· Viglius Breydel (S.A.G., FP 940, 18, 23, 69)

- periode: 1675-1676

- leverancier: brokaat, kousen

· Joan. vanden Broeck en Pedro de Vivario in co. (later: Fredericus vanden Broeck) (S.A.G., FP 940, 15, 23, 71, 87, 107)

- periode: 1667-1672 en 1706-1707

- leverancier: laken

· Karel Brughmans (S.A.G., FP 940, 12, 29, 96, 106)

- periode: 1683-1687

- leverancier: goud- en zilvergalon

· (weduwe) de Bruyne (S.A.G., FP 940, 15, 59)

- periode: 1707

- leverancier: zwarte stof (zonder verdere precisering), lint

- In hoeverre afdingen in de gewoonte lag van de meeste kooplui wordt geïllustreerd in een brief van de weduwe de Bruyne aan de Buck als antwoord op de vraag van laatstgenoemd of het niet mogelijk zou zijn om een zekere korting toe te staan op een levering. Uit het antwoord[108] van de weduwe mag nogmaals blijken dat vrouwen best hun mannetje konden staan in het handelsmilieu en dat beknibbelen op een vastgelegde prijs geen courante praktijk was – althans niet bij mevrouw de Bruyne.

· J.B. Bruyninckx (S.A.G., FP 940, 1, 26)

- periode: 1706

- leverancier: laken, drapdam

· Cornelis de Cleyn (S.A.G., FP 940, 1, 10, 11, 12, 13, 26, 29, 32, 33, 34, 37, 43, 81, 88)

- periode: 1690-1706

- leverancier: trijpe

· Jacomo de Clerck (S.A.G., FP 940, 10, 15, 28, 29, 65, 71, 83, 84, 102)

- periode: 1701-1707

- leverancier: castorine, dauphine

- Hoewel de penibele financiële toestand waarin de Buck zich bevond aanvankelijk maar heel langzaam scheen door te dringen tot het Antwerpse, was het in de zomer van 1707 heel moeilijk geworden voor Reynier om de schijn hoog te houden – laat staan een nakend faillissement te vermijden. Zo maande Jacomo de Clerck Reynier de Buck verschillende malen aan om hem de beloofde wisselbrieven toe te zenden[109]. Tevergeefs evenwel want niet veel later zou het doek vallen over de handelsactiviteiten van handelshuis de Buck.

· Ignatius Clouwet (S.A.G., FP 940, 15)

- periode: 1707

- leverancier: laken

· Franciscus Cogels (S.A.G., FP 940, 12, 32)

- periode: 1696

- leverancier: garen

- In dit geval ging het ook om een ambachtsman, wat mag blijken uit zijn antwoord op een brief waarin Reynier de Buck zich bekloeg over de kleur van het garen dat niet aan zijn smaak scheen te voldoen. Cogels bezwoer de Buck dat in gans Antwerpen niemand een dergelijke kleur kon produceren, maar dat hij bij de produktie van de volgende lading garen beter zou toezien opdat het gewenste effect zoniet behaald, dan wel benaderd zou worden[110].

· Joseph Dame (S.A.G., FP 940, 1, 14, 71)

- periode: 1706-1707

- leverancier: laken, saai

- Dat Reynier de Buck op aanzienlijke schaal legerorders kon verwerken was niet enkel bij de legertop bekend. Ook binnen het handelsmilieu zorgde men dat men, naar best vermogen, op de hoogte bleef van het profiel van zijn of haar concurrenten of handelspartners. Joseph Dame vormde hierop geen uitzondering. De wetenschap dat Reynier de Buck, van tijd tot tijd, grote hoeveelheden stof in voorraad hoorde te hebben om te voldoen aan de omvangrijke orders, inspireerde Dame er toe om in zijn correspondentie te vermelden dat hij nog een mooie hoeveelheid grijs laken in voorraad had die geschikt was voor soldatenuniformen[111].

Maar niet enkel de financiële positie van collega-kooplui was een factor van belang. Ook factoren waar de kooplui schijnbaar weinig greep op konden krijgen konden, niettemin, een grote invloed uitoefenen op de handel. En niet enkel Reynier de Buck mocht dit aan den lijve ondervinden. Andere handelaars, zoals Dame, wisten maar al te goed wat de consequenties konden zijn, waneer bijvoorbeeld de Spaanse overheid besloot om alle wolexport te verbieden: stijgende lakenprijzen[112].

· Henry Dekens (S.A.G., FP 940, 1, 13, 14, 15, 33, 43, 57, 65, 71, 76, 87, 90, 99, 102, 112)

- periode: 1705-1707

- leverancier: laken

- Hoe zeer de Buck er wel niet in slaagde om een nakend bankroet te versluieren voor sommige van zijn leveranciers kunnen we lezen in de correspondentie van Henry Dekens. Tot grote ergernis van Dekens weigerde de Buck stelselmatig om de gevraagde wisselbrieven toe te zenden. Voor Dekens was dit echter geen aanleiding om zijn leveringen aan de Buck te stoppen of zelfs te minderen, integendeel: In een aanmaning van 14 mei 1707[113] kunnen we tevens de vraag lezen of Reynier de Buck al dan niet geïnteresseerd zou zijn in een partij hoogst “seer schoon en curieus goet”. Dezelfde brief was echter aanvankelijk geschreven om een bedrag van 1313:15 guldens te vorderen van Reynier de Buck. Wanneer enkele weken later de Buck zijn schuld evenwel was opgelopen tot ca. 2397 guldens en deze nog steeds geen aanstalten maakte tot betaling werd de toon in Dekens’ correspondentie een stuk dringender. Maar het effect van de stroom aanmaningen en brieven blijken op Reynier echter weinig effect te hebben gehad[114].

· Joan Delie (S.A.G., FP 940, 103)

- periode: 1696

- leverancier: laken

· Jacobus Demont (S.A.G., FP 940, 40, 65, 83)

- periode: 1681-1703

- leverancier: laken, drap de meuse, ratiné, baai, trijpe, flanel, saai, karsaai, baai

· Pedro van Diest (S.A.G., FP 940, 1, 13, 15, 24, 25, 32, 37, 50, 65, 78, 84, 87, 102, 104, 117)

- periode: 1702-1707

- leverancier: laken, ratiné

- Niet ten onrechte vroeg Pedro van Diest zich, in een brief van mei 1707, af waar de wisselbrieven bleven die Reynier de Buck hem nog moest voor een levering van Hollands en Engels laken en Engels ratiné, ter waarde van 1728:17 guldens[115]. Net zoals Henry Dekens was van Diest een leverancier die weinig voordeel heeft kunnen halen uit zijn relatie met de Buck. Pas aan het begin van de achttiende eeuw startte hij met leveringen. Toen het handelshuis overkop ging had de Buck een aanzienlijke schuld bij hem opgebouwd.

· Balthasar van Essen (S.A.G., FP 940, 0, 5, 117)

- periode: 1692-1694

- leverancier: penningen

- Dat handel op dit niveau niet ‘face to face’ gebeurde is reeds duidelijk. Maar hoever men daarin ging, illustreert het geval van Balthasar van Essen die twee jaar lang handel dreef met de Buck zonder deze daadwerkelijk ooit gezien te hebben[116].

· Simon Ferar (S.A.G., FP 940, 1, 10, 30, 34, 40, 71)

- periode: 1696-1706

- leverancier: crêpe

· Jacomo de Fleur (S.A.G., FP 940, 1, 13)

- periode: 1705-1706

- leverancier: baracan, saai

· Francisco Gillis (S.A.G., FP 940, 40)

- periode: 1687-1688

- leverancier: goud- en zilverkant, goud- en zilverdraad

· Peter Gudart (S.A.G., FP 940, 77)

- periode: 1691-1696

- leverancier: flanel

· (echtgenote van) Ignatius Hallemans (S.A.G., FP 940, 25, 26, 34, 64, 71, 81, 84, 123)

- periode: 1684-1705

- leverancier: fluweel, taft, armoisijn, damast, laken

· d’ Herediat (S.A.G., FP 940, 59, 65, 69, 78, 98, 107)

- periode: 1692-1699

- leverancier: zilverknopen

- afnemer: kledingstukken (kleed)

· Antonius van Houten (S.A.G., FP 940, 6, 15, 58, 59, 65)

- periode: 1706-1707

- leverancier: laken, drapdam

- Indien we peilen naar de vraag of de Buck met andere kooplui, dan wel met ambachtslui handel dreef kan het antwoord divers zijn. Sommige van zijn handelspartners – zoals Alexander van Bemmel (supra) – verwijzen vrij expliciet naar hun achtergrond als ambachtsman of koopman-ondernemer. Dit vinden we ook terug bij Antonius van Houten wanneer hij het, in een brief aan de Buck, in eerste persoon enkelvoud heeft over de aanvang die hij zal maken met de vervaardiging van “schoon carmoisijnen”[117]. Maar niet veel later vermeld hij in diezelfde brief hoe hij als koopman op een van zijn laatste handelsovereenkomsten een toch wel bijzonder geringe winst wist te realiseren. Aan die matige winsten die hij slechts scheen te maken op zijn overeenkomsten met de Buck tilde van Houten overigens niet zo zwaar daar de Buck: “veel vertiert en goet volck sijt, hebbe liever U een stuyver drij a vier minder te geven.”[118] Denkelijk moet ook hier de reden gezocht worden van het genereuze krediet dat de Buck bij vele levaranciers kon aanspreken: hij stond immers bekend als een groot afnemer en een koopman met een lange staat van dienst. Het idee dat zijn handelszaak ook daadwerkelijk overkop zou kunnen gaan moet velen ongeloofwaardig in de oren hebben geklonken.

· J.B. Immenraet (S.A.G., FP 940, 1, 11, 12, 13, 14, 23, 29, 33, 34, 37, 41, 43, 50, 51, 57, 58, 61, 65, 69, 81, 83, 87, 88, 109, 111, 112, 114, 121)

- periode: 1697-1706

- leverancier: armoisijn, damast, fluweel

· van Immerseel (S.A.G., FP 940, 1, 57, 59, 65, 69, 71, 73, 110)

- periode: 1705-1706

- leverancier: drapdam

· (weduwe van) Anthoine Lefelon en Ferdinand Lefelon (S.A.G., FP 940, 8, 26, 105, 111)

- periode: 1671-1686

- leverancier: fluweel, taft, zijde

· Mattheus Loyens (S.A.G., FP 940, 1, 13, 14, 25, 78, 111)

- periode: 1704-1707

- leverancier: laken

· Francis van Mael (S.A.G., FP 940, 1, 14, 15, 71, 112)

- periode: 1706-1707

- leverancier: laken

· (echtgenote van) Jacobus de Maeyer (S.A.G., FP 940, 9, 12, 26, 42, 89)

- periode: 1701-1703

- leverancier: trijpe

· André Mangelen (S.A.G., FP 940, 11, 12, 13, 71, 81, 109, 112)

- periode: 1696-1704

- leverancier: damast, armoisijn

· Pedro en Joannes Melijn (S.A.G., FP 940, 5, 6, 9, 12, 14, 15, 22, 23, 40, 43, 57, 65, 68, 71, 73, 83, 110, 112, 113)

- periode: 1700-1707

- leverancier: laken, drapdam

· Michiel (en Marie) Michielsens (S.A.G., FP 940, 43, 112)

- periode: 1669-1677

- leverancier: borluut, zijde, linten, mantelgalon

· Henry en Albert van Miert (S.A.G., FP 940, 69)

- periode: 1675-1677

- leverancier: ballijnen

· J. van Moocke (S.A.G., FP 940, 26, 49, 57, 58, 59, 87)

- periode: 1705-1707

- leverancier: laken, ratiné

· Jan Baptiste Oudart (S.A.G., FP 940, 5, 15, 52, 109)

- periode: 1697-1706

- leverancier: saai

- Het hoefde heus niet steeds het geval te zijn dat de Buck vragende partij was in geval van levering. Net zo lief boden zijn handelscontacten, zonder voorafgaande vraag, hun waar aan in een brief waarin een bondige omschrijving werd gegeven van pas binnengekomen waar. De stijl en kernachtigheid waarin dergelijke correspondentie werd opgesteld doet veronderstellen dat het hier om een vorm van bandwerk ging, waarbij gelijkaardige brieven aan een omvangrijk cliënteel werden verzonden – naar analogie met onze hedendaagse reclamefolders[119].

· Jean Battist van Oudenhove (en zijn zoon, Jean van Oudenhove) (S.A.G., FP 940, 71)

- periode: 1667-1670

- leverancier: saai, serge, draad

· Dom. Pain d’ Avain (S.A.G., FP 940, 15)

- periode: 1707

- leverancier: laken

· Andreas Pauly (S.A.G., FP 940, 15, 23, 71)

- periode: 1706

- leverancier: laken

· Pick en Boghe in co. (Cornelis Pick en Joan. Bap. Boghe) (S.A.G., FP 940, 1, 14, 22, 33, 34, 47, 71, 78, 101, 102, 109, 112)

- periode: 1674-1707

- leverancier: damast, laken, zijde, crêpe, chagrin

· Theodorus Pinseel (S.A.G., FP 940, 69)

- periode: 1672-1674

- leverancier: (gouden) kant

· Pittan (S.A.G., FP 940, 50, 64)

- periode: 1697-1701

- leverancier: damast

· (echtgenote van) Dionisio Potteau (S.A.G., FP 940, 22, 23, 25, 26, 76, 109)

- periode:1674-1681

- leverancier: kant, fluweel, goud- en zilverdraad, galon

- Zoals wel meer voorviel werden assignaties onderling verhandeld: dit was niet anders bij de leveranciers van Reynier de Buck waarbij de ene leverancier, Theodorus Pinseel (zie hoger), een assignatie overdroeg aan de andere, Dionisio Potteau[120].

· J. Batt. van Praet (S.A.G., FP 940, 28)

- periode: 1687

- leverancier: laken, drapdam

· Jacques Proli (S.A.G., FP 940, 91)

- periode: 1693-1694

- leverancier: point d’ Espagne, galon

· Pieter Melchior Reydaels (S.A.G., FP 940, 10)

- periode: 1683

- leverancier: saai

· François van Rijswijck (S.A.G., FP 940, 15, 42, 101, 117)

- periode: 1667-1707

- leverancier: armoisijn, ratiné, flanel

- Reeds eerder werd vermeld dat het handelshuis actief was in een voor de Zuidelijke Nederlanden bijzonder woelige periode, waarin de verschillende vreemde overheersers elkaar in hoog tempo afwisselden en hun gezag over de Nederlanden wensten te bestendigen. In het geval van het Engels-Hollands condominium ging dit tevens gepaard met een massale invoer van het goedkopere Engels laken. Weliswaar werd dit door de Buck aanzien als een moordende concurrentie, maar dat dit niet steeds zo hoefde te zijn en dat sommige Zuidnederlandse kooplui zelfs wisten te profiteren van de toegenomen Engelse import bewijst het geval van François van Rijswijck. Hij was blijkbaar een dankbaar afnemer van de Engelse wollen stoffen die hij op zijn beurt dan weer aan zijn handelspartners – waaronder Reynier de Buck – trachtte door te verkopen[121]. Iets waarin hij zelfs tot op zekere hoogte in slaagde – zij het niet zonder enige fouten te maken in de verrekening van het totaalbedrag van de transactie[122].

Van Rijswijck was trouwens één van de weinige (Antwerpse) leveranciers waarmee de Buck, gedurende bijna de ganse bestaansperiode van zijn zaak, op regelmatige basis contact mee onderhield.

· François Roddaert (S.A.G., FP 940, 15, 112)

- periode: 1707

- leverancier: laken

- Net als zovelen, had ook Roddaert, begin 1707, nog het volste vertrouwen in de solvabiliteit van de Buck, ook al moest hij Reynier er aan herinneren om zijn wisselbrieven over te maken. Toch was hij ook nog steeds bereid om, indien de Buck dit zou wensen, hem enkele staaltjes met nieuw binnengekomen stoffen en bijhorende prijs toe te zenden[123].

· Anthoine van Roosendaal (S.A.G., FP 940, 37, 102)

- periode: 1683-1691

- leverancier: laken

- Ook Roosendaal was een ambachtsman, wat mag blijken uit het feit dat hij vermeld in zijn correspondentie[124] dat de lakens die hij de Buck toezond van eenzelfde kwaliteit zijn als deze die de Buck eerder had gezien in de persen.

· Jacques de Rousseaulx (S.A.G., FP 940, 50, 51, 87)

- periode: 1670-1678

- leverancier: serge de Rome

· (weduwe van) Peter Schatte (S.A.G., FP 940, 34)

- periode: 1702

- leverancier: ‘fijne rollen’

· Jan Francis Schoof (S.A.G., FP 940, 1, 18)

- periode: 1702-1706

- leverancier: zijde

· Simon Petrus Simons (S.A.G., FP 940, 1, 7, 9, 13, 15, 25, 26, 29, 33, 34, 37, 51, 59, 65, 71 , 73, 81, 83, 102, 103, 109, 114)

- periode: 1688-1707

- leverancier: zilver- en goudgalon, zilver- en gouddraad

- Dat leveranciers uit Antwerpen geacht werden om snel te kunnen leveren – zelfs buiten Brabant – mag blijken uit een niet verzonden brief van Reynier de Buck waarin hij Simons vroeg om met spoed een zekere hoeveelheid stof te leveren, en dit reeds voor de volgende of daaropvolgende dag[125]. Dat hij uitgerekend deze vraag richt tot Simons is niet toevallig. Weliswaar beschikte de Buck met betrekking tot galon nog over andere toeleveranciers – ook in Antwerpen – maar Simons kon wel beschouwd worden als de voornaamste. Ook de niet geringe correspondentie die van hem is overgeleverd duidt hierop en de aanzienlijke en snel opeenvolgende bestellingen die, binnen minder dan een maand, soms konden oplopen tot enkele duizenden guldens.

· Jacobus en Matthias Sira (S.A.G., FP 940, 1, 9, 23, 30, 32, 39, 64, 65, 87, 103, 112)

- periode: 1677-1706

- leverancier: stoffenverver (castorine, zijde, laken)

- Niet enkel was de prijs van de door de Buck aangekochte waar afhankelijk van de grillen van individuele ondernemers. Veel belangrijker waren algemene marktomstandigheden die door tal van factoren werden gedetermineerd. In het geval van Jacobus Sira ging het bijvoorbeeld om de stijgende prijs van het blauwen waardoor de prijs van het castorine de hoogte inging. Deze prijsstijging was op haar beurt dan weer te wijten aan de gestegen prijs van indigo. Sira gaf de Buck dan ook de raad mee dat hij er beter aan had gedaan om de castorine te laten zwart verven.[126] Daarenboven was deze toestand tweeëneenhalf jaar later nog lang niet gewijzigd, integendeel. Wederom beklaagde Sira zich bij de Buck over de stijgende onkosten en de steeds kleiner wordende winstmarges[127]. Achter deze brief ging wellicht een smeekbede aan de Buck schuil om een hogere prijs te betalen voor het verven. Dat deze niet voluit werd geschreven, kon te maken hebben met het feit dat Sira op de hoogte was dat de Buck meerdere leveranciers kende die hem van voornoemde stof konden voorzien en hem dan ook niet voor het hoofd wilde stoten uit vrees een belangrijke klant te verliezen.

· Jacques Smuts (S.A.G., FP 940, 24)

- periode: 1670-1671

- leverancier: zijde, fluweel, taft, armoisijn

· Johannes Steffano (S.A.G., FP 940, 1, 10)

- periode: 1705-1706

- leverancier: zijde

· (echtgenote van) Christiaan Stiers (S.A.G., FP 940, 3, 64, 88, 100)

- periode: 1694-1705

- leverancier: pijen

- Buiten het leger, de middenklasse en leden van de aristocratie wist Reynier de Buck ook enkele (kleinschalige) leveringen binnen te halen voor de reguliere clerus. Hierbij werd het gros van de pijen door Christiaan Stiers geleverd. Deze laatste moest deze pijen dan ook weer bij derden halen waarbij enige moeilijkheden ontstonden betreffende de levering in kwestie, daar de oorspronkelijke eigenaar boter bij de vis wenste, lees: betaald worden in cash[128]. Uiteindelijk zou transactie dan toch doorgang vinden – zij het met vertraging.

· Adriaan van Terchoven (S.A.G., FP 940, 23, 71)

- periode: 1704-1706

- leverancier: flanel

· Abraham Toebast (S.A.G., FP 940, 105)

- periode: 1667-1772

- leverancier: taft

· (weduwe van) Frans Vermeulen (S.A.G., FP 940, 7, 14, 15, 71, 81, 107)

- periode: 1677-1707

- leverancier: laken

· (weduwe van) Carolus Pedro Vermaelen (en zoon) (S.A.G., FP 940, 6, 14, 15, 20, 33, 43, 49, 58, 65, 69, 86, 110, 111, 112)

- periode: 1697-1707

- leverancier: laken, flanel

- Ook hier vinden we een voorbeeld van hoe een vrouw, na het overlijden van haar echtgenoot, er absoluut geen graten in ziet om de handelszaak voort te zetten. In dit geval wordt de weduwe terzijde gestaan door haar zoon. In veel gevallen hoefde dit evenwel geen bloedverwant te zijn: net zo goed kon zij zich laten vertegenwoordigen door een collega-koopman waarmee zij geen familiale band had. Uiteraard werd, indien mogelijk, wel de voorkeur gegeven aan een familielid.

· Petrus Verschildere (S.A.G., FP 940, 64, 103)

- periode: 1702

- leverancier: laken

· Pedro de Vivario en Joan. vanden Broeck (in co.) (S.A.G., FP 940, 107)

- periode: 1667-1672

- leverancier: fluweel

· Joan. Bap. de Vos (S.A.G., FP 940, 3, 25, 26)

- periode: 1694-1705

- leverancier: armoisijn

· Peter van de Walle (S.A.G., FP 940, 50, 108)

- periode: 1667-1671

- leverancier: drogee

· Anthoine Wijn (S.A.G., FP 940, 102, 103, 107)

- periode: 1682-1693

- leverancier: laken, ratiné

- Zoals boven reeds vermeld bij Thomas Boon en Jacobus en Mattheus Sira, was de prijs voor het verven van stof, in de loop van de jaren tachtig van de zeventiende eeuw, blijkbaar sterk toegenomen. Ook Wijn schreef de Buck aan[129] om hem te melden dat hij geen Engelse baai kon verkrijgen daar “de verf dier is”. Bovendien had hij alle pakhuizen afgelopen om de grijze kleur te vinden waar de Buck om had gevraag – evenwel zonder resultaat.

· François vanden Wijngaert (S.A.G., FP 940, 14)

- periode: 1707

- leverancier: zilverdraad

· Cornelis van Winghen (S.A.G., FP 940, 1, 15, 33, 57, 58, 70, 81)

- periode: 1707-1711

- leverancier: laken[130], crêpe

- In een milieu waar kooplui afhingen van enkele grote afnemers of leveranciers kon al gauw een gebrek aan liquide middelen ontstaan. Zo schreef Cornelis van Winghen aan de Buck met de vraag om hem met spoed een aantal wisselbrieven te zenden opdat hij zelf zou kunnen voldoen aan zijn schuldeisers[131]. Hij had evenwel het verkeerde ogenblik uitgekozen om een handelsrelatie af te sluiten met de Buck. Toen laatstgenoemde zich gedwongen zag om zijn zaak op te doeken zou van Winghen nog geruime tijd (tevergeefs) pogen om genoegdoening te verkrijgen van zijn debiteur. Dit mag blijken uit de aanhoudende correspondentie die van Winghen bleef verzenden, in de loop der jaren die volgden op het bankroet.

· Melchior vander Zanden (S.A.G., FP 940, 14)

- periode: 1707

- leverancier: laken

 

3. Brugge

 

Enkele vaste waarden in het netwerk vinden we hier terug: Jean Jacques Dumont, Jan Hanneman, Isabella en Eleonora van Oost en David Whyte. Op de overige personen werd op eerder sporadische basis een beroep gedaan.

· Gilis Beers (S.A.G., FP 940, 8)

- periode: 1672

- leverancier: serge

· Gilis van Coppenolle (S.A.G., FP 940, 28, 29)

- periode: 1684-1685

- leverancier: sayetten kousen, zijden kousen, hoeden

· Dujardin (S.A.G., FP 940, 14, 31)

- periode: 1686-1704

- leverancier: laken

· Jean Jacques Dumont (en Cordier) (S.A.G., FP 940, 24, 25, 54, 69)

- periode: 1681-1689

- leverancier: laken

· Catherine Godefroot (S.A.G., FP 940, 45)

- periode: 1682

- leverancier: griset

· Jan Hanneman (S.A.G., FP 940, 9, 12, 18, 42, 64)

- periode: 1694-1702

- leverancier: baai, crêpe, taft, satijn

· Baptiste Herregoudt (S.A.G., FP 940, 5)

- periode: 1699

- In dit geval functioneerde de Buck als tussenpersoon voor de zaken van Dhr. Herregoudt[132].

· Joan. de Jonckheere (S.A.G., FP 940, 102)

- periode: 1696

- contactpersoon en informant

· Isabelle en Eleonora van Oost (S.A.G., FP 940, 12, 64, 65, 91, 116)

- periode: 1672-1698

- leverancier: kousen

· Jacobus Peeters (S.A.G., FP 940, 1)

- periode: 1706

- kleermaker

· Jean de Suddere (S.A.G., FP 940, 12)

- periode: 1696

- leverancier: baai

· Verhaeghen (S.A.G., FP 940, 8, 10, 14, 84)

- periode: 1675-1676

- contactpersoon van Reynier de Buck die instond voor het bezorgen van paspoorten. Soms kon het gebeuren dat voor meerdere personen paspoorten werden doorgestuurd (bijvoorbeeld voor Jacques Mortier, schoonvader van Reynier de Buck).

· Jesper de Vos (S.A.G., FP 940, 106)

- periode: 1669-1675

- leverancier: fijne stoffen (zonder verdere precisering)

· David Whyte (S.A.G., FP 940, 12, 34, 46, 53, 54, 76)

- periode: 1690-1706

- leverancier: Noors laken, Spaans laken

· Nicolaas de Witte (de jonge) (S.A.G., FP 940, 5, 12, 83, 92, 112)

- periode: 1699-1701

- leverancier: wijn

- Meer dan ambachtsman was hij een koopman die wijn aankocht die aangevoerd werd via (binnen)schepen. Deze verkocht hij op zijn beurt dan weer door aan derden, zoals de Buck. We hebben evenwel geen sporen kunnen terugvinden van een handelsrelatie tussen Reynier en Pieter de Buck, broer van Reynier en in Gent actief als wijnhandelaar. Het valt niet uit te sluiten dat Reynier, via zijn broer, in contact is gekomen met Nicolaas de Witte.

 

4. Brussel

 

Als hoofdstad van de Zuidelijke Nederlanden gold Brussel als een centrum waar soms beslissingen werden genomen die de nering van de Buck konden beïnvloeden, met name aangaande de relatie met de buurlanden. Bovendien was het de woonplaats van enkele belangrijke leveranciers zoals de Blijde en de gebroeders Sirejacob. Weliswaar onderhield de Buck geen doorgedreven vorm van lobbying, toch zorgde hij er voor dat hij op de hoogte bleef van de gebeurtenissen aldaar, onder meer dankzij de informatie die hem werd toegespeeld door van Doren.

· Francis van Aken (S.A.G., FP 940, 1, 29, 32, 41, 64)

- periode: 1704-1706

- leverancier: laken

· de Blijde (S.A.G., FP 940, 49, 58, 59, 69, 83, 84)

- periode:1690-1701

- leverancier: kousen, galon

· Jacomo Boon (S.A.G., FP 940, 6, 33, 49, 58, 65, 112)

- periode: 1707-1711

- leverancier: kamelot, trijpe

· Peter Broeck (S.A.G., FP 940, 14, 20, 59, 112)

- periode: 1694-1701

- contactpersoon

· Bernard de Brye (S.A.G., FP 940, 13, 41, 113, 114)

- periode: 1670-1680

- leverancier: saai

· Fredericus Bucke (S.A.G., FP 940, 14, 29, 41, 51)

- periode: 1702-1703

- contactpersoon

- Zoals bij wel meer contactpersonen het geval was, deed Reynier de Buck op hem een beroep voor het opsporen van schuldenaren. In dit geval ging het om een luitenant kolonel van het leger[133]. Niet alleen waren legerofficieren grote afnemers van de waren van de Buck, sommigen onder hen waren wanbetalers – een verwijt dat menig handelspartner van de Buck hem ook kon maken. Fredericus Bucke wist Reynier te melden dat hij reeds de dag na het ontvangen van zijn schrijven inlichtingen had ingewonnen aangaande het verblijf van de officier maar hij kon niet meer mededelen dan dat de desbetreffende persoon de dag voordien gezien was in de Kerk en dus wellicht nog in de omgeving van Brussel moest vertoeven. Opvallend bij dit alles is de snelheid en efficiëntie waarmee deze gegevensuitwisseling gepaard ging. Op 26 december 1702, om acht uur ’s avonds, ontving Bucke de brief van Reynier de Buck – die gedateerd was op 24 december – de daaropvolgende dag ging hij ’s morgens vroeg de deur uit om inlichtingen in te winnen en tegen de avond had hij reeds een brief aan de Buck geschreven en op de post gedaan[134]. Men mag aannemen dat vier à vijf dagen na het verzenden van zijn brief, de Buck een stand van zaken had ontvangen.

· Jean le Clerc (Frans koopman uit Parijs, maar verblijvend in Brussel) (S.A.G., FP 940, 103)

- periode: 1671

- leverancier: hoeden, baai

· Joos Demol (S.A.G., FP 940, 83)

- periode: 1683-1689

- leverancier: kemelhaar

· G. van Doren (S.A.G., FP 940, 1, 4, 12, 28, 37, 41, 43, 59, 64, 69, 81, 107, 109)

- periode: 1693-1706

- contactpersoon

- Niet enkel konden kooplieden uit diverse steden op elkaar een beroep doen om in welbepaalde gevallen elkaars belangen te behartigen of om voor elkander borg te staan, ook onderhielden ze een soort informatienetwerk waardoor ze elkaar snel en efficiënt konden inlichten betreffende belangrijke gebeurtenissen. Een voorbeeld hiervan vonden we bij van Doren die op 11 februari 1694 de Buck aanschreef met de bedoeling hem op de hoogte te brengen van het vroegtijdig vertrek van een mogelijke schuldenaar, zijnde de heer Castilio, een Spaans officier[135].

Omgekeerd vroeg Dhr. van Doren, in 1702[136], aan de Buck of deze laatste eens zou willen navragen hoe het gesteld was met de gezondheid van de kanunniken van St. Baafs en indien er één van hen zou komen te overlijden hem dit zo snel mogelijk te laten weten. Kennelijk aasde één van de familieleden of kennissen van van Doren op een betrekking als kanunnik.

· Gilis Duchasteau (S.A.G., FP 940, 12, 26)

- periode: 1694

- leverancier: kousen

· Jacques Garlinot (S.A.G., FP 940, 29)

- periode: 1684

- leverancier: zijde, castorine

· Francisco Jacops (S.A.G., FP 940, 107, 114)

- periode: 1693-1694

- leverancier: ratiné

· Dominicus Kerpen (S.A.G., FP 940, 6)

- periode: 1671-1674

- leverancier: serge (de soye), satijn, zijde, kant, drogee

· Markies en markiezin de Laverne (S.A.G., FP 940, 59)

- periode: 1697

- afnemer: griset

- Door zijn contacten met de legertop slaagde de Buck er in om door te dringen in sommige aristocratische middens. Dit kon dan resulteren in een bestelling. Ook al waren deze personen veelal vermogend, niettemin schroomden ze er niet voor om af te dingen op de vooropgestelde prijs[137].

· (echtgenote / weduwe van) Jacques Prevoost (en Anna Magdalena Prevoost, dochter van Jacques Prevoost) (S.A.G., FP 940, 26, 40)

- periode: 1669-1682

- leverancier: laken, crêpe, taft, kemelhaar

- In tegenstelling tot de jaren voor zijn bankroet wist Reynier de Buck, in de laatste decennia van de zeventiende eeuw, wel een mate van solidariteit aan de dag te leggen met zijn collega-kooplui. Toen de Buck het aanbod kreeg om een partij laken te kopen waarvan de herkomst hem vrij verdacht leek, liet hij niet na om de weduwe van Jacques Prevoost in te lichten die circa een jaar voordien was bestolen. In zijn brief sloot de Buck twee staaltjes in van de hem aangeboden stof opdat de weduwe zou kunnen uitmaken of het laken al dan niet behoorde tot de partij haar ontstolen goederen. In haar antwoord liet zij weten dat zij dit gebaar zeer op prijs stelde, maar dat zij: “niet wel en kan jugeren omdat het nu een jaer geleeden is dat ick mijn goet verloeren hebbe”, en dat daarom de Buck de desbetreffende stof best kon kopen[138].

· Ricker (S.A.G., FP 940, 25, 64)

- periode: 1672-1679

- leverancier: brokaat

- In een brief van 1674[139] werd wederom duidelijk hoe verschillende kooplui op elkaar een beroep deden buiten de gewone standaardtransacties om, waarbij er één koper en één verkoper was. Hier werd gevraagd aan de Buck om als doorgeefluik te fungeren voor een lading brokaat die Ricker hem toezond vanuit Antwerpen – ook al was hij woonachtig in Brussel – via de broer van de Buck, opdat Reynier op zijn beurt dan weer de lading brokaat zou doorgeven aan Dhr. Martin.

· Guillaume Roberty (S.A.G., FP 940, 46, 107)

- periode: 1693-1700

- In een brief van 1693 van Roberty[140] komen we meer te weten over de gedragscode die heerstte tussen kooplui en klanten onderling. Blijkbaar was er tussen de zakelijke beslommeringen door toch enige ruimte voor vriendschap en hartelijkheid. Al moeten we hier wel voorzichtig zijn met het begrip vriendschap. We mogen aannemen dat dit in de eerste plaats in het teken stond van een verbetering van de zakelijke relaties, dan dat het ging om een oprechte bekommernis om de gezondheid van een ‘vriend’.

Daarnaast duidt de bestemming van de brief ook aan hoe ver Reynier de Buck bereid was te gaan om een mooie legerorder in de wacht te slepen. Het feit dat hij bereid was onderdak te bieden, voor langere periode, aan een regimentskwartiermeester van één van zijn voornaamste klanten, namelijk de hertog van Wirtenberg, geeft duidelijk weer hoe zwaar hij tilde aan deze bestellingen.

· Pieter Sebermondt (S.A.G., FP 940, 1)

- periode: 1706

- leverancier: laken

· Joan. Seghers (S.A.G., FP 940, 50)

- periode: 1690

- afnemer: zijde

· gebr. Sicquaert (S.A.G., FP 940, 13, 15, 28, 58, 65, 71)

- periode: 1702-1706

- leveranciers: zilver- en goudgalon, kamelot

- Niet zelden kwam het voor dat de Buck de betalingen aan zijn leveranciers met enkele maanden vooruitschoof. Dit principe pastte hij in wel sterk toenemende mate toe bij de gebr. Sicquaert toen deze hem er, in 1707, aan moesten herinneren dat hij nog steeds een rekening hoorde te betalen van een levering die reeds veertien maanden voordien had plaatsgevonden[141]. Als reactie hierop zond Reynier de Buck op zijn beurt een brief aan de broers met de mededeling dat de door hen geleverde stof van slechte kwaliteit en onverkoopbaar was. De reden van zijn laat protest zou dan weer te wijten geweest zijn aan het feit dat hij, pas acht maanden na levering, het bewuste pak zou geopend hebben. Een vrij ongeloofwaardige uitleg – dat vonden ook de gebr. Sicquaert[142] – die er schijnbaar eerder op gericht was als excuus te dienen om betaling te vermijden van een bedrag dat de Buck misschien niet eens meer kon voorleggen.

· gebr. Sirejacob (François en Jacob) en hun vader Joachim (S.A.G., FP 940, 1, 25, 41, 76, 81, 87, 101, 103)

- periode: 1680-1706

- leverancier: linnen

- Reynier de Buck functioneerde zo nu en dan als stroman voor de gebroeders Sirejacob. Zo werd hem, in 1681, vriendelijk verzocht om een assignatie van hun zijde uit te betalen aan Dhr. Longe[143]. Zij reageerden overigens hoogst verbaasd toen bleek dat dit, na een redelijke termijn, nog steeds niet was gebeurd en stelden daarom voor dat zij dan maar een wisselbrief van de Buck zouden trekken.

· J. van Steenberghe (S.A.G., FP 940, 41)

- periode: 1707

- contactpersoon[144]

· George Steuperaert (en de weduwe van A. Steuperaert) (S.A.G., FP 940, 6, 23, 43, 49, 69, 126)

- periode: 1677-1707

- leverancier: saai, (Spaans) laken, flanel, lint, serge

· Mevr. A.C. Utersproit (S.A.G., FP 940, 25, 28, 49, 69)

- periode: 1690-1700

- afnemer: damast

- Opmerkelijk aan deze handelsrelatie waren twee zaken. Ten eerste gaat het hier om een vrouw. Dat is op zich niet zo opvallend daar wel meerdere vrouwen actief waren in het meersenierswezen. Waar wel ons oog op viel was het feit dat zij zich op generlei wijze liet vertegenwoordigen door derden (lees: mannen) en dat zij evenmin een weduwe schijnt te zijn geweest[145], al staat dit laatste niet volledig vast. Dat zou dan weer kunnen betekenen – indien aangenomen dat het hier niet gaat om een weduwe – dat zij haar handelszaak deels op eigen krachten heeft opgebouwd.

Ten tweede was zij geen leverancier, maar afnemer van de produkten van de Buck. Indien zij gevestigd was in Gent, zou dit ons niet zo zeer verbazen, des te meer verwonderde het ons daar zij woonachtig was in Brussel. En indien we er de leveranciers van de Buck in Brussel op naslaan kunnen we tot de conclusie komen dat deze allerminst zeldzaam waren. Zij had anders best reden om te veranderen van leverancier: zo liet zij in een brief van 4 mei 1698 haar ongenoegen blijken over de hoge prijs van de aan haar verkocht produkten[146]. In diezelfde brief komen we overigens meer te weten over de toedracht van het feit dat zij verkoos om haar aankopen in Gent te plaatsen: zij verzocht Reynier met klem om aan de buitenkant van de brief niet te vermelden hoeveel de port bedroeg, daar zij “reusie” wilde vermijden, maar met wie wordt niet gespecifieerd. Blijkbaar lag het voor haar moeilijk om, omwille van niet nader vernoemde redenen, haar aankopen in Brussel te doen en deed zij daarom een beroep op een de Buck. Deze stelling hypothekeert echter een hypothese, namelijk dat het ging om een zelfstandige zakenvrouw. Impliciet doet de vermelding van een dreigende ruzie immers het bestaan vermoeden van een autoritair persoon (lees echtgenoot). Wellicht ging het dus om een gehuwde vrouw die evenwel handelde zonder medeweten van haar echtgenoot.

· John Vale (S.A.G., FP 940, 11, 84)

- periode: 1686-1694

- leverancier: kemelhaar

· (weduwe van) Gilberto Vandenbiesheuvel (S.A.G., FP 940, 24, 49, 57)

- periode: 1703-1707

- Handelspartner die samen met Reynier de Buck de leveringen aan de Zuidnederlandse troepen verzorgde.

· Charles de Vos (S.A.G., FP 940, 1)

- periode: 1692

- afnemer: zijde

- De Vos leverde het bewijs dat de naam de Buck ook bij afnemers en de aristocratie buiten Gent, enige bekendheid genoot[147]. De Vos had de opdracht gekregen van de gezant van de hertog van Beieren om voor hem een zekere hoeveelheid zijden stoffen te zoeken en daar de Buck “daer altijt wel van voorsien” was de keuze al vlug op hem gevallen.

· Israel de Witte (S.A.G., FP 940, 32, 106)

- periode: 1669-1676

- leverancier: kant, galon, zilverdraad

 

5. Charleroi

 

· T. de Villon (S.A.G., FP 940, 23, 24, 65, 83, 116)

- periode: 1702-03

- contactpersoon

 

6. Doornik

 

Net zoals Ath, Charleroi, Ieper of Kaprijke was Doornik geen erg betekenisvolle schakel in het netwerk van de Buck. Eerder richtte hij zich tot deze contacten indien zijn vaste leveranciers hem niet verder konden helpen.

· Isabelle Cambier (S.A.G., FP 940, 7, 47, 114)

- periode: 1677-1680

- leverancier: zijde

· Jan van de Steen (S.A.G., FP 940, 12)

- periode: 1704

- leverancier: ‘pinsina’

 

7. Ename

 

· Abt van Ename (S.A.G., FP 940, 1)

- periode: 1706

- afnemer: baai

- Als één van de weinige clerici die klant waren bij handelshuis de Buck is de abt van Ename wel het vermelden waard. Toch was het schijnbaar niet helemaal van harte dat hij zijn goederen betrok bij de Buck, zoals we mogen lezen in een brief van 31 januari 1706[148], waarin de abt zich bekloeg over het feit det de Buck hem de verkeerde waar had toegezonden.

 

8. Gent

 

· M. Blancheton (S.A.G., FP 940, 1, 28)

- periode: 1704-1706

- leverancier: knoppen

· Bernard Halbergh (S.A.G., FP 940, 15, 26, 59, 92)

- periode: 1695-1700

- leverancier: laken, ratiné, metalen knoppen

- Opvallend is dat we in het archieffonds een brief konden terugvinden van Bernard Halbergh aan Ignatius Bertijn, tevens een voorname handeslpartner van Reynier de Buck, waarbij de aanhef luidde: “Monsieur Ignatius Bertijn, mon chere frere”[149]. Wellicht ging het hier om zwagers: het blijft evenwel een vraag in welke mate deze familiale band tussen beide kooplieden representatief kan zijn voor de rest van het handelsmilieu. M.a.w. was een huwelijk tussen diverse koopluifamilies schering en inslag of eerder een zeldzame aangelegenheid? De inhoud van de brief betrof in hoofde een begeleidend schrijven bij een levering en enige informatie betreffende marktomstandigheden.

· Pieter Mortier (S.A.G., FP 940, 11)

- periode: 1687

- zwager van Reynier de Buck

- Naast zijn bezittingen binnen Gent, bezat Reynier de Buck ook nog enige meersen in de parochies van Eecke, Merelbeke, Vurste en Drongen. Binnen dit kader kunnen we de verkoop situeren aan Pieter Mortier van enkele koeien.

· Noé Paquereau (S.A.G., FP 940, 69)

- periode: 1699

- leverancier: flanel

· Nicolaas van Rickeghem (S.A.G., FP 940, 13)

- periode: 1704

- leverancier: laken

· Joannes Baptist de Sadelaere (S.A.G., FP 940, 103, 122)

- periode: 1694-1697

- leverancier: kousen, crêpon, fluweel

· Pieter Vollaert (S.A.G., FP 940, 15)

- periode: 1707

- leverancier: laken

· Ludovicus de Wulf (S.A.G., FP 940, 29, 61, 71, 78)

- periode: 1677-1706

- leverancier: laken, flanel, karsaai, baai, crêpe

 

9. Ieper

 

· J. vande Verre (S.A.G., FP 940, 26)

- periode: 1673

- neef van Adriane Mortier

· Frans en Jan Wemaerre (S.A.G., FP 940, 12, 14, 45, 91)

- periode: 1682-1692

- leverancier: saai

- Ook zij zonden niet rechtstreeks hun goederen naar Reynier de Buck. Ze verkozen om ze via een tussenpersoon, nl. Maarten Loobuyck[150], over Gent te distribueren.

 

10. Kaprijke

 

· Guillaume Boxstael (S.A.G., FP 940, 18)

- periode: 1675

- leverancier: zijdebrokaat, goud- en zilverdraad

· Coorebijter (S.A.G., FP 940, 31, 103, 107)

- periode: 1705-1707

- leverancier: laken

 

11. Kortrijk

 

· Joannes Baptiste en Antoine Causse (S.A.G., FP 940, 13, 18, 23, 26, 98, 112)

- periode: 1679-1690

- leverancier: crêpe

· Jan Coppieters (S.A.G., FP 940, 46, 102)

- periode: 1697-1704

- Hij vervulde een functie als tussenpersoon en onderhield, indien nodig, contacten met het leger te velde, op last van Reynier de Buck.

· Deschamps (S.A.G., FP 940, 41, 64)

- periode: 1671-1678

- leverancier: laken

· Johannes Augustin van Tieghem (S.A.G., FP 940, 33, 58, 61)

- periode: 1680-1682

- contactpersoon

- Van Tieghem fungeerde als tussenpersoon voor Ambrosius vander Lanen, een koopman uit Rijsel en leverancier van zijde.[151]

 

12. Leuven

 

Reeds voor dat zijn zoon, Jacobus de Buck, aanving met zijn studies rechten in Leuven had de Buck enkel contact gelegd met Dumon. Leuven zou ook later nooit uitgroeien tot een belangrijke stad in het netwerk van Reynier de Buck. De weinige correspondentie van Jacobus de Buck, vanuit Leuven aan zijn ouders, maakt nauwelijks melding van de aanwezigheid of bedrijvigheid van potentiële zakenpartners.

· Dumon (S.A.G., FP 940, 4, 13, 25, 54, 69)

- periode: 1681-1702

- contactpersoon

· A. Franssens (S.A.G., FP 940, 65, 83, 112)

- periode: 1698-1700

- afnemer: laken, flanel

- De zoon van Reynier, Franciscus de Buck, logeerde gedurende zijn studies bij A. Franssens en krijgt daarvoor een rekening, bedragende ca. 100 guldens, toegezonden[152]. Toch slaagde de Buck erin enige compensatie te vinden hiervoor, daar Franssens ook enkele waren betrok bij hem.

· Mertoghe (S.A.G., FP 940, 33)

- periode: 1692-1694

- leverancier: laken

 

13. Mechelen

 

· Henry Jodagne (S.A.G., FP 940, 71)

- periode: 1706

- leverancier: laken, drapdam

 

14. Oostende

 

· J.B. Coppens (S.A.G., FP 940, 18)

- periode: 1674-1675

- leverancier: kousen, garen

 

15. Oudenaarde

 

Weliswaar bevonden zich in Oudenaarde bijzonder weinig contacten van de Buck, degenen die er waren konden dan wel als belangrijk worden aanschouwd: hun nabijheid kan van doorslaggevende aard geweest zijn in de beslissing van de Buck om hier een belangrijk deel van zijn goederen te betrekken.

· Ignatius Bertijn (en Basilius Bertijn) (S.A.G., FP 940, 3, 4, 8, 11, 12, 13, 14, 18, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 30, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 45, 47, 50, 54, 59, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 73, 74, 76, 81, 83, 84, 87, 88, 91, 92, 94, 96, 102, 103, 104, 105, 107, 110, 113, 116, 117)

- periode: 1682-1707

- leverancier: kleermakers

- De familie Bertijn had met handelshuis de Buck wellicht één van de meest duurzame en produktieve relaties uit het ganse bestaan van het huis. Indien het handelshuis een specifieke bestelling binnenkreeg werd vaak op Bertijn een beroep gedaan om de afwerking te verzorgen: de Buck leverde de stoffen en Bertijn stond in voor de bewerking. Of het nu ging om het galonneren van hoeden of het naaien van broeken, alles was mogelijk bij Bertijn[153]. De reden dat de Buck voor dergelijke bestellingen zijn heil zocht buiten de stadspoorten, kon liggen bij de lagere kostprijs: het is weinig waarschijnlijk dat een kleermaker binnen Gent bereid was om onder zijn normale loon te werken, ook al ging het om een grote order. Bovendien konden zodoende de gilderegels, die meerseniers verboden afgewerkte kledingstukken te verkopen, gemakkelijker omzeild worden. Dit hield nochtans niet in dat Bertijn mocht beschouwd worden als een kleine thuisarbeider. De bedragen van soms enkele honderden guldens en hoeveelheden verwerkte stof laten weinig aan de verbeelding over: Bertijn werkte op aanzienlijke schaal en zeker niet alleen. Overigens ging de goederenstroom niet steeds dezelfde richting uit. Het gebeurde wel eens dat Bertijn zelf een omvangrijke order plaatste bij de Buck met de bedoeling de geleverde goederen, vervolgens, voor eigen rekening te bewerken en verder te distribueren.

Daarnaast was Bertijn meer dan gewoon een kleermaker, leverancier of afnemer: hij trad soms op als tussenpersoon bij aanzienlijke transacties. Zoals bij deze tussen Reynier de Buck en Jamet et co. uit Lille (zie lager) waarbij door Jamet voor 2796 guldens aan laken werd geleverd voor de vervaardiging van officiersuniformen[154].

Bovendien coördineerde hij ook deels de toelevering vanuit Oudenaarde naar de Buck toe. Toen graaf de Lanoy, in 1702, voor zijn bataljon nieuwe schoenen nodig had was het Ignatius Bertijn die alle schoenmakers van Oudenaarde afliep om zeshonderd vijftig paar schoenen in te kopen – een order ter waarde van 1657:10 guldens[155]. In het contract tussen Bertijn en de meesterschoenmakers wordt geen melding gemaakt van enige inbreng van Reynier de Buck, maar het feit dat een kopie van het contract[156] is terug te vinden in het fonds van de Buck en dat hij degene was met contacten met de adel en aristocratie doet vermoeden dat hij toch een belangrijke rol vervulde als tussenpersoon.

· Christiaan Beuningh (S.A.G., FP 940, 22, 82)

- periode: 1689-1693

- leverancier: goud- en zilverdraad

· Zenalles (S.A.G., FP 940, 64)

- periode: 1691-1697

- afnemer: laken, saai, knoppen, handschoenen

- Na Ignatius en Basilius Bertijn was Zenalles de tweede grote afnemer uit Oudenaarde. Al hinkte hij ver achterop tegenover eerstgenoemde aangaande het aantal leveringen. Bovendien was zijn zakenrelatie een veel korter leven beschoren. Niettemin wist hij in die periode toch voor enkele honderden guldens aan stoffen van de Buck over te nemen.

In één van zijn brieven vonden we overigens een interessante verwijzing naar een katoenen stof[157] die verondersteld werd opgenomen te zijn in het assortiment van Reynier de Buck. Toch mogen we hier aannemen – rekening houdend met de nagenoeg onbestaande verdere vermelding van deze stof in de rest van de correspondentie – dat katoen, in die tijd, een zeldzaamheid was in de meeste winkelinventarissen.

 

16. Roeselare

 

· (echtgenote van) Matthias Matthieusens (S.A.G., FP 940, 14, 64)

- periode: 1683-1687

- procureur van Abraham de Buck (sr.)

 

17. Zottegem

 

· Catharina Cromphaut, weduwe van Dhr. Stevens (S.A.G., FP 940, 59)

- periode: 1698

- afnemer: fijne stoffen

- Niet enkel de Buck had – met name in het eerste decennium van de achttiende eeuw – moeite om op tijd aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Dit kon ook gelden voor sommige van zijn klanten. In dit geval lag de oorzaak bij het uitblijven van een betaling aan Cruyshaut die werd geacht het geld vervolgens aan de Buck door te storten[158].

 

 

B. De Republiek

 

1. Amsterdam

 

Samen met Leiden en Haarlem mag Amsterdam beschouwd worden als de voornaamste stad in de Republiek met betrekking tot de aanvoer van koopwaar voor de Buck. Dit kan niet verbazen indien men bedenkt dat de Buck verscheidene regimenten kleedde die in dienst stonden van de Engelse koning, de voormalige stadhouder Willem. Niettemin had de Buck reeds lang voor de Glorious Revolution contact gelegd met kooplui uit de Republiek. Uiteraard fungeerden zij niet enkel als leverancier, maar in veel gevallen ook als contactpersoon waarbij zij hem op de hoogte hielden van politieke, economische en militaire ontwikkelingen binnen de Republiek en soms ook daarbuiten.

· Jacob Asselijn (S.A.G., FP 940, 102)

- periode: 1696-1698

- leverancier: ‘gouden stof’, bobijntjes

- Om tijd te sparen kon het voorvallen dat de Buck vroeg aan een leverancier om uit zijn naam een pakket onmiddellijk door te sturen naar de bestemmeling. In een brief van 16 april 1697[159] lezen we de bevestiging van Asselijn die een pakket met goudstof, op vraag van de Buck, doorzond naar Cornelis de Cleyn uit Antwerpen. Laatstgenoemde was overigens zelf ook leverancier van de Buck. Dit bewijst dat er tussen de onderscheiden handelspartners een wisselwerking bestond waarbij beiden als respectievelijke afnemer of leverancier konden fungeren. Gelijkaardige transacties vonden ook plaats naar Joan Peeter Direkse, eveneens uit Antwerpen.

· Jeronimus van Baerle (S.A.G., FP 940, 8, 16, 26, 30, 37, 76, 83)

- periode: 1693-1706

- leverancier: galon, kant, franje

· Christiaan Beunings (S.A.G., FP 940, 51, 82, 83, 87)

- periode: 1689-1699

- leverancier: galon, gouddraad

· Hendrick en Nicolaas Beuns (en Claus Beuns, voor zijn vader, Frans Beuns en de weduwe van Frans Beuns) (S.A.G., FP 940, 18, 33, 43, 45, 47, 64, 75, 76, 78, 88, 104)

- periode: 1678-1697

- leverancier: serge

- Zoals wel meerdere (Hollandse) leveranciers verzond Nicolaas Beuns zijn goederen niet rechtstreeks naar Reynier de Buck. Hij koos ervoor om ze door te zenden naar Karel vander Guchte in Sas van Gent die als tussenpersoon fungeerde[160].

· Frederick Brugman (S.A.G., FP 940, 18, 78, 91)

- periode: 1675-1680

- leverancier: linnen

· Ernst van Croonenburg (en Cornelia Lemaire, weduwe van Ernst van Croonenburg) (S.A.G., FP 940, 78, 88, 91, 97)

- periode: 1684-1688

- leverancier: satijn, crêpe, moor

· Jacob Esselens (en Frans van Namen: voogd over de kinderen van Jacob Esselens en Daniël van Namen, zijn zoon) (S.A.G., FP 940, 32, 78, 88)

- periode: 1683-1686

- leverancier: fluweel

· Philips en Cornelis de Flines, Jacob en Gilbert de Flines (S.A.G., FP 940, 8, 18, 22, 32, 34, 43, 47, 64, 72, 114)

- periode: 1675-1696

- leverancier: damast, laken, armoisijn, drogee

· Steven van Germeet (S.A.G., FP 940, 37, 78, 82, 88)

- periode: 1682-1692

- leverancier: brokaat met goud en zilver, brokaat met zijde

· Abraham van Gestel (S.A.G., FP 940, 13, 15, 88)

- periode: 1695-1706

- leverancier: fluweel, damast, moor

· Salomon Guiot (en Jacques Guiot de jonge) (S.A.G., FP 940, 25, 32, 34, 40, 64, 78, 82, 88, 97, 114)

- periode: 1680-1698

- leverancier: armoisijn, zilver- en goudgalon, franje, brokaat, laken, kant

· Abraham, Gerrit en Justus de Haan (S.A.G., FP 940, 12, 14, 15, 23, 52, 76, 102, 107, 113)

- periode: 1697-1707

- leverancier: damast, zijde

· Jacob de Haen (S.A.G., FP 940, 11, 14)

- periode: 1692-1707

- leverancier: laken

· Jean dela Haye (S.A.G., FP 940, 34)

- periode: 1693

- leverancier: draad

· A. Homoet (S.A.G., FP 940, 51)

- periode: 1693-1695

- leverancier: fluweel

· Gerrit de Koker (S.A.G., FP 940, 78, 100)

- periode: 1680-1682

- leverancier: brokaat

· Aarnout, Dirk en Jacob van Lennep (S.A.G., FP 940, 1, 6, 9, 10, 13, 15, 23, 29, 37, 40, 57, 71, 91, 102)

- periode: 1690-1707

- leverancier: zijde, goud- en zilvergalon, drogee, kamelot, damast

- Zoals eerdere cijfers betreffende leveringen aan en aankopen van Reynier de Buck reeds mochten aantonen, was de penibele toestand waarin hij zich bevond voor hem allerminst een reden om zijn aankoopgedrag sterk te wijzigen. Dit kunnen we duidelijk lezen in een brief van Aarnout van Lennep die in juni 1707, nog met groot enthousiasme verkondigde, dat hij in geen enkel voorgaand jaar zoveel galon had verzonden naar Gent en dat hij steeds bereid was om de Buck te voorzien met stoffen van de hoogste kwaliteit[161]. Toch had het uitblijven van de gevraagde wisselbrieven ook voor deze mensen een signaal moeten zijn dat het de verkeerde kant uitging met hun handelspartner.

· Mich. en Mattheus Lubeeckx (S.A.G., FP 940, 11, 40, 51)

- periode: 1691-1696

- leverancier: laken

· Paul Marcet en zoon (S.A.G., FP 940, 34)

- periode: 1695

- leverancier: point d’ Espagne

- Ook hier zien we hoe een levering niet steeds rechtstreeks verliep. Reynier de Buck had aan Salomon Guiot, een ander Amsterdams leverancier, opgedragen om, uit zijn naam, bij Marcet een zekere hoeveelheid point d’ Espagne te kopen en deze vervolgens door te sturen naar Gent[162]. Helaas viel de kwaliteit hiervan behoorlijk tegen, wat de Buck dan ook liet weten aan Marcet. Deze legde de verantwoordelijkheid echter bij de Buck, daar hij van mening was dat hijzelf niet kon bepalen wat de smaak van de Buck was en wat hij precies wenste.

Deze zaak wijst er nogmaals op dat, binnen de voornaamste steden, de Buck nood had aan één of meerdere vertrouwelingen of contactpersonen die er voor zorgden dat hij enkel produkten van goede kwaliteit kreeg toegezonden. Dit was dus niet altijd het geval.

· Mattheus en David de Neufville, Abraham Verhamme en Isaac Siemons (S.A.G., FP 940, 7, 15, 28, 50, 64, 65, 78, 84, 88, 90)

- periode: 1699-1707

- leverancier: laken

- Het is niet duidelijk of Abraham Verhamme waarvan hier sprake is en deze uit Haarlem één en dezelfde persoon zijn. Het is echter niet onmogelijk dat Abraham Verhamme, naast zijn familiebedrijf, tevens een ‘joint venture’ had opgezet met Mattheus en David de Neufville en Isaac Siemons.

Oorspronkelijk gelieerd, als jong koopman, met Mattheus en David de Neufville en Abraham Verhamme, besloot Isaac Siemons zich, in 1707, van hen af te scheiden en voor eigen rekening te werken[163]. Aanvankelijk scheen hij, als zelfstandig ondernemer, wel enige bijval te kennen bij de Buck daar deze nauwelijks enkele dagen na het vernemen van dit bericht reeds een bestelling bij hem plaatste. Siemons’ optimisme aangaande de vruchtbare samenwerking tussen hem en de Buck sloeg echter al vrij gauw om in ongerustheid toen hij tot de vaststelling kwam dat de wisselbrieven van de Buck wel ongewoon lang op zich lieten wachten[164] - temeer daar hij in die korte periode reeds voor 1406 guldens aan stoffen aan de Buck had geleverd.

Met betrekking tot de onderlinge relatie tussen de Nederlandse kooplui kunnen we stellen dat deze lang niet altijd zo gespannen was als men misschien wel kan verwachten bij concurrenten. Zo lezen we in een brief van 11 februari 1707 hoe, op vraag van Reynier de Buck, de Neufville en Verhamme een pakje verstuurden naar de weduwe van Pieter Lepoetre en zoon – eveneens leveranciers van Reynier de Buck – met het verzoek dit vervolgens door te zenden naar Gent[165]. Een andere mogelijkheid was dat bestellingen werden doorgezonden naar Antwerpen, waar ze vervolgens terecht kwamen bij Cornelis de Cleyn, tevens leverancier van de Buck, die ze op zijn beurt dan weer afleverde aan de Buck[166].

· (weduwe van) Dirk van Oosterwijck (S.A.G., FP 940, 9, 101, 103, 104, 105, 112)

- periode: 1692-1699

- leverancier: satijn, damast

· Jacob en George Roeters en Jan van Mekeren (S.A.G., FP 940, 1, 14, 15, 33, 51, 72, 91)

- periode: 1690-1707

- leverancier[167]: armoisijn, satijn, damast, moor, chagrin

- Niet enkel was Reynier de Buck een afnemer van de goederen van de bovenstaande handelslui, soms werd ook op hem een beroep gedaan om als tussenpersoon op te treden om betalingen te vereffenen. Dit kunnen we ondermeer lezen in een brief van Roeters en van Mekeren aan de Buck van 31 maart 1707[168]. Hierin wordt de Buck vriendelijk verzocht om een een schuld te innen bij Dhr. Kennedy, de betaalmeester van de Engelse troepen in Gent, ten bedragen van 338 guldens. Uiteraard zal de Buck voor altijd op hun ‘vriendschap’ een beroep kunnen doen mocht dat ooit nodig zijn. Toch wordt er aan het einde van de brief nog beleefd het verzoek geplaatst dat de Buck toch de eerder ontvangen staaltjes zou willen terugzenden.

Niettemin zou het een vergissing zijn om uit bovenstaande af te leiden dat zij kooplui zouden geweest zijn die op een kleinschalige wijze te werk gingen, integendeel zelfs. Zo vonden we een debet terug van Reynier de Buck aan hen bedragende 4147: 9: ½ guldens[169].

· Nicolas en Jean Rousselet (S.A.G., FP 940, 22, 23, 52, 103)

- periode: 1692-1698

- leverancier: armoisijn, satijn, crêpe

· D. van Sietzen (S.A.G., FP 940, 51)

- periode: 1695-1696

- contactpersoon[170]

· Jacob en Gilbert de Sluis (S.A.G., FP 940, 26)

- periode: 1694

- leverancier: drogee

· Jacob Sprouk (S.A.G., FP 940, 33, 64, 97)

- periode: 1691-1695

- leverancier: gouden stof

· Pieter Vinck (S.A.G., FP 940, 76, 81, 109)

- periode: 1693-1699

- leverancier: moor, zijde

· Jan de Vogeltomaszoon (S.A.G., FP 940, 33, 52, 58, 65, 70, 76, 78, 83, 91, 112)

- periode: 1694-1706

- leverancier: fluweel, laken, ratiné

 

2. Den Haag

 

· Chastelain (S.A.G., FP 940, 1, 76)

- periode: 1697-1706

- afnemer: militaire uniformen

- Dat de Buck niet alleen stond in de handel met het leger wisten we al langer. Maar dit hoefde niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat er een moordende concurrentie heerste tussen de diverse legerleveranciers. In een brief van 24 augustus 1706[171] vroeg Dhr. Chastelain om met spoed enkele uniformen door te zenden (de Buck fungeerde als tussenpersoon) naar het legerkamp waar hij op dat moment verbleef: dit duidt erop dat er een behoorlijke verstandhouding bestond tussen de diverse leveranciers, ook al hadden ze eenzelfde doelgroep.

· Kleppinck (S.A.G., FP 940, 81)

- periode: 1698

- leverancier: niet vermeld

- Dat de Buck zijn neiging tot wanbetaling niet noodzakelijkerwijs in verband hoefde te staan met zijn nakend faillissement, wordt aangetoond in een brief van 1698 van Kleppinck[172], waarin deze zich beklaagde over het feit dat de Buck hem nog 113 guldens schuldig was. Weliswaar had de Buck toen reeds enige tegenslag gekend met zijn Engelse handelspartners, toch is het twijfelachtig of die van een dergelijke aard was dat hij niet meer in staat was zulke beperkte bedragen te betalen.

 

3. Haarlem

 

· Abraham vanden Briel (S.A.G., FP 940, 68)

- periode: 1695

- leverancier: damast, ‘stof met goud bewerkt’

· Abraham de Busscher(S.A.G., FP 940, 69)

- periode: 1693

- leverancier: zijde

- Dat Reynier de Buck binnen de Republiek, en dan meer specifiek binnen Haarlem, een vooraanstaand afnemer was mag blijken uit het schrijven van Abraham de Busscher, waarin hij de Buck bezweert dat hij in gans Haarlem “geen nieuwer mode, nogh beter goedt en beterkoop vinden als dese stalen.”[173] Een dergelijke formulering kan als onderliggende betekenis hebben dat de diverse Haarlemse handelaars op de hoogte waren van het feit dat de Buck niet bij één specifieke toeleverancier bleef, maar zijn goederen bij éénieder haalde die hem een goede kwaliteit tegen een lage prijs kon leveren. Zijn bestellingen die steeds een aanzienlijk verdrag vertegenwoordigden, brachten hem zodoende in een soort van machtspositie waardoor hij de (Haarlemse) kooplui tegen elkaar kon uitspelen om zodoende de meest voordelige prijs te bedingen. Ongetwijfeld moeten de kooplui dit ook geweten hebben en deden ze er alles aan om bij de Buck in de gunst te komen of te blijven. Dit kan mede een verklaring geven voor de vrij gematigde reactie die veel handelaars tentoonspreidden, bij het al te lang uitblijven van een wisselbrief: zij wisten maar al te goed dat de Buck in geen tijd een andere leverancier kon vinden. Reacties zoals deze van Jacob van Leeuwarden (infra) zijn dan ook eerder uitzonderlijk. Het is overigens opmerkelijk dat laatstgenoemde, ondanks zijn aanmatigende toon, er toch in slaagde om, gedurende een zekere periode en voor een omvangrijk bedrag, aan de Buck te leveren. Waarschijnlijk speelde zijn mogelijkheid tot het, op korte tijd, invullen van omvangrijke orders en dit tegen een billijke prijs een doorslaggevende rol in de keuze van de Buck voor hem.

· Jan en Cornelis Hooft (en weduwe van Jacob Hooft) en Jacob Engeleer (S.A.G., FP 940, 4, 5, 37, 69, 107)

- periode: 1682-1706

- leverancier: zijde, damast, satijn

· Abraham Inses (S.A.G., FP 940, 69, 78)

- periode: 1676-1695

- leverancier: laken

· Jacob van Leeuwarden (S.A.G., FP 940, 68, 69, 73, 76, 81, 82, 91, 92, 102, 105)

- periode: 1692-1700

- leverancier[174]: damast, satijn, noisette, moor, zijde

- Soms liet de kwaliteit van de door Reynier aangekochte goederen te wensen over: in dat geval liet hij dat ook in zoveel woorden weten aan de bewuste leverancier, in dit geval Jacob van Leeuwarden. Deze schoof de verantwoordelijkheid over de kwaliteit van de geleverde stoffen evenwel van zich af door te stellen dat tekortkomingen in de produkten nu eenmaal onvermijdelijk waren en inherent waren aan de handel[175].

· Hendrick van Leeuwen en Barent Danijns (S.A.G., FP 940, 26, 81)

- periode: 1698-1699

- leverancier: moor, drogee

- Dat kooplui wel meer in geldnood konden komen illustreerden van Leeuwen en Danijns toen zij de Buck aanschreven met het verzoek om met spoed een aan hen verschuldigde som over te maken, daar zij zelf weldra een omvangrijk bedrag moesten betalen[176].

· Albertus Verhamme (en Isaac Verhamme, voor zijn vader, Abraham Verhamme) en Pieter Verhamme (S.A.G., FP 940, 9, 12, 32, 33, 34, 40, 43, 64, 68, 71, 78, 82, 83, 88, 90)

- periode: 1678-1707

- leverancier: zijde, saai, laken

· Peter vander Vroed (S.A.G., FP 940, 82)

- periode: 1690-1691

- leverancier: popeline, griset

· Frans Wijdooghe (S.A.G., FP 940, 88)

- periode: 1684-1685

- leverancier: ‘fijne stof’, zijde

- opmerking: ook hier verliep de verzending via Karel vander Guchte uit Sas van Gent[177].

· L. Willems (S.A.G., FP 940, 19, 78, 82, 100)

- periode: 1675-1695

- leverancier: zijde

· Pieter de Witt (S.A.G., FP 940, 32, 52, 76)

- periode: 1684-1706

- leverancier: zijde

 

4. Leiden

 

· Bidloo (S.A.G., FP 940, 1, 26, 59, 94)

- periode: 1694-1706

- fiscaal en professor

· Jan van Breda (S.A.G., FP 940, 9, 101)

- periode: 1699-1700

- leverancier: drapdam, ratiné

· Frans van Cingelshoek (S.A.G., FP 940, 83, 101, 102)

- periode: 1696-1702

- leverancier: laken (drap de berry), ratiné, drapdam

· Jacques de Clerck (S.A.G., FP 940, 97)

- periode: 1689-1690

- leverancier: laken

· Daniël de Coup (S.A.G., FP 940, 71, 91, 103)

- periode: 1692-1698

- leverancier: ratiné, gekeperde stof

· Pieter Dorij de jonge (S.A.G., FP 940, 32, 103)

- periode: 1695-1696

- afnemer: linnen

- Naast een afnemer van Vlaams linnen van Reynier de Buck, bemiddelde Pieter Dorij soms wanneer de Buck een bestelling wilde plaatsen bij een handelaar in Leiden[178]. Verder was hij zelf ook een stoffenleverancier[179] van de Buck maar ook hij verkoos om te leveren via een tussenpersoon, zijnde Simons uit Antwerpen.

· Adriaan Hemerick (S.A.G., FP 940, 103)

- periode: 1693-1695

- leverancier: ratiné, kousen

- Reeds in de zeventiende eeuw waren modetrends een concreet gegeven. Soms kon het voorvallen dat een stof enkele jaren (of soms maar één seizoen) onder de middenklasse een brede afzet kende om vervolgens wederom plaats te maken voor een ander type. Hierin moet wel worden opgemerkt dat, het om technische redenen, eerder voorviel dat een bepaald patroon of kleur uit de mode raakte, dan dat dit gebeurde met bepaalde stofsoorten of weefsels. Om ervoor te zorgen dat hun klanten niet naar de concurrentie zouden overstappen, moest de leverancier – zowel groot- als detailhandelaar – zijn cliënteel op geregelde tijdstippen inlichten aangaande de nieuwste aanwinsten die hij/zij in zijn/haar assortiment had opgenomen om zodoende aan te duiden dat men echt wel op de hoogte was van de laatste trends[180].

· Nicolaas Jacquin (S.A.G., FP 940, 103)

- periode: 1695

- leverancier: laken

- Kooplui speelden niet enkel in op de marktomstandigheden, ook uit politieke ontwikkelingen trachtten ze winst te halen. Zo bood, in 1695, Nicolaas Jacquin aan Reynier de Buck kleding uit zwart laken te koop aan, ter gelegenheid van de begrafenis van de koningin van Engeland[181].

· Jacobus Lebeuf (S.A.G., FP 940, 1, 15)

- periode: 1706-1707

- leverancier: drapdam, laken

· André Lecomte (S.A.G., FP 940, 15, 59)

- periode: 1706-1707

- leverancier: laken

- Hoewel woonachtig in Leiden vond alle correspondentie met deze leverancier in het Frans plaats.

Net zoals zo velen van de leveranciers van de Buck vond ook hij het noodzakelijk om, in de loop van 1707, Reynier te wijzen op zijn financiële verplichtingen[182].

· (weduwe van) Pieter Lepoetre en zoon (S.A.G., FP 940, 4, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 23, 26, 28, 30, 32, 33, 42, 43, 49, 52, 57, 58, 62, 63, 65, 69, 74, 76, 81, 84, 89, 92, 100, 101, 102, 112, 121, 126)

- periode: 1695-1707

- leverancier: kemelhaar, laken, ratiné, kamelot

- Ook bij de weduwe van Pieter Lepoetre en zoon rijst de vraag of zij eerder te situeren waren in het koopmans- of ambachtsmilieu. Wanneer men leest: “ik hebbe twee laakens laate make…”[183] is men geneigd te denken dat het hier om ambachtslui ging, maar dan mag niet worden vergeten dat er in dit geval sprake was van een weduwe die samen met haar zoon de zaak van haar overleden echtgenoot verderzette. Weliswaar bestond de mogelijkheid dat de zoon in naam van zijn vader de vervaardiging van lakens continueerde, maar dit lijkt ons niet zeer waarschijnlijk, gezien de dichte betrokkenheid van de weduwe bij de zaakvoering[184]. We kunnen dus met vrij grote zekerheid aannemen dat het hier ging om een vorm van koopman(/vrouw)-ondernemerschap waarbij de eigenlijke produktie werd uitbesteed aan derden. Dit wordt bevestigd in een volgende brief waarin we kunnen lezen hoe Lepoetre een hoger bedrag betaalde aan de “fabriqueurs” om zodoende een bestelling eerder afgeleverd te krijgen[185].

Maar niet enkel waren zij leveranciers van Reynier de Buck. In hun – in vergelijking met andere kooplui – soms lange brieven hielden zij de Buck op de hoogte van de politieke en economische ontwikkelingen in de Nederlanden en Engeland. Daarnaast vervulden zij ook een functie van agent ter plaatse voor het handelshuis. Dit hield in dat zij nauw contact onderhielden met andere handelspartners van de Buck die in hun omgeving waren gevestigd en in sommige gevallen ook louter algemene verzoeken invulden, zoals de vraag van Reynier om twee exemplaren te kopen van het ‘Journal des savants’[186]. Van enige bezoldiging hiervoor is geen spoor terug te vinden, hooguit kon er sprake zijn van een onkostenvergoeding. Misschien kon dit alles beschouwd worden als een extra dienstverlening aan een goede klant of bestond impliciet de overeenkomst dat de Buck, indien gewenst, in hun opdracht zou optreden in de Zuidelijke Nederlanden, zoals zij soms deden voor hem.

· Jan Poelaert (S.A.G., FP 940, 14, 50, 101, 117)

- periode: 1697-1707

- leverancier: laken

· Johan van Rijnsburg (S.A.G., FP 940, 5)

- periode: 1677

- correspondent

- Zoals bij wel meerdere personen voorviel deed Reynier de Buck op hem een beroep wanneer derden ten opzichte van hem in gebreke bleven. Zo ook met Willem de Vogel die naar de zin van de Buck al te lang talmde met het toezenden van de door hem bestelde goederen[187].

· Nicolas Tribout (S.A.G., FP 940, 64)

- periode: 1696-1699

- leverancier: ratiné, laken

· Willem de Vogel (S.A.G., FP 940, 10, 22, 25, 57, 78, 91)

- periode: 1672-1693

- leverancier: laken, ratiné

· Jan de Vogelwillems. (S.A.G., FP 940, 12, 13, 15, 40, 87, 102, 103)

- periode: 1685-1707

- leverancier: laken, ratiné

- In zijn laatste brieven aan de Buck uitte de Vogelwillems. zijn ongenoegen over het ongewoon lang uitblijven van de wisselbrieven van Reynier de Buck, en dat terwijl de Buck andere leveranciers reeds lang hun wissels had toegezonden[188]. De vraag is of het hier ging om een doelbewust beleid van de Buck om aan sommige crediteuren, die hem niet langer van nut leken, zijn betalingen te stoppen en zodoende het uitgespaarde geld ergens anders te investeren – de Buck kampte op dat moment immers met een geldtekort. Of ging het er gewoon om dat, op het moment dat hij de wissels, waarnaar de Vogelwillems. verwees, verzond, hij nog een iets grotere financiële speelruimte had – iets wat enkele maanden later niet meer het geval zou zijn geweest?

 

5. Rotterdam

 

· Thomas Backers (S.A.G., FP 940, 101)

- periode: 1696

- contactpersoon [189]

· Jan de Baes (S.A.G., FP 940, 1)

- periode: 1706

- leverancier: ratiné

· Johannes vander Heijde (S.A.G., FP 940, 26)

- periode: 1699

- contactpersoon

· Pieter Symoens (S.A.G., FP 940, 0, 6, 23, 30, 41, 52, 91, 92)

- periode: 1692-1699

- leverancier: popelin, zijde, drogee, armoisijn, ratiné, kousen

· Thevenot (S.A.G., FP 940, 24, 46, 53, 59, 64, 83)

- periode: 1693-1700

- afnemer: laken, damast

- Niet enkel was Thevenot een afnemer van de goederen van de Buck, tevens was hij net als de Buck een leverancier van de Deense regimenten in de Nederlanden. Dit kunnen we lezen in een brief gericht aan de Buck[190] waarin hij verzocht om hem enige staaltjes laken toe te zenden met bijhorende prijzen. Dit laken was bestemd voor “des jeune gens qui doive entrere au regiment des gardes dannoises.”

 

6. Sas van Gent

 

· Karel van Guchte (Maria en Adriaan van Guchte, voor hun vader) (S.A.G., FP 940, 3, 78, 114, 116)

- periode: 1670-1695

- Hij vervulde in de eerste plaats de rol van aanspreekpunt voor degenen die zaken wilden doen met Reynier de Buck en nam tevens bestellingen in ontvangst, komende uit de Republiek, die bestemd waren voor de Buck.

 

7. Sluis

 

· Martin Hofftman (S.A.G., FP 940, 46)

- periode: 1698-1699

- contactpersoon

 

8. Tilburg

 

· Nicolaas van Dijck (S.A.G., FP 940, 58, 111)

- periode: 1695-1707

- leverancier: drapdam, laken

 

9. Utrecht

 

· (echtgenote van) André Michaëls (S.A.G., FP 940, 64)

- periode: 1689-1690

- afnemer: crêpe, galon, zijde

- Weliswaar situeerde het merendeel van zijn cliënteel zich in en rond Gent, toch viel het wel eens voor dat de Buck ook leverde ver buiten Gent. Al vervulde de Buck, in het geval van André Michaëls, eerder een bemiddelingsrol waarbij hij instond voor het doorzenden van stof, komende van Doornik en Rijsel[191]. Hierbij werden de kosten van aankoop, vervoer en licenten voorgeschoten door de Buck, om vervolgens doorverrekend te worden aan Michaëls. Iets dergelijks was niet ongewoon. Zelf maakte de Buck ook, met dank, gebruik van de diensten van zijn Franse en Nederlandse collega-kooplui om als doorgeefluik te fungeren in zakentransacties.

 

 

C. Frankrijk

 

1. Amiens

 

· Anthoine Boistel (S.A.G., FP 940, 5, 28, 87, 103)

- periode: 1680-1689

- leverancier: serge

· George Gabriel (S.A.G., FP 940, 88)

- periode: 1672

- voerman

· François Lhoste (S.A.G., FP 940, 109)

- periode: 1675-1676

- leverancier: saai, tabijn

· Jan Baptiste Zuignon (S.A.G., FP 940, 43)

- periode: 1683

- leverancier: linnen, zijde

- Zuignon die zich vrij recent als koopman in Amiens had geïnstalleerd moest – indien hij een levensvatbare onderneming wilde handhaven – zo snel mogelijk zijn klantenbestand uitbouwen. Reynier de Buck, die hij eerder in Parijs eens had ontmoet toen hij [Zuignon] nog werkte bij Dumont, was dan ook één van de eersten die door hem werd aangeschreven[192]. Het doel van zijn schrijven was tweeledig. Enerzijds wilde hij de Buck aantrekken als klant door hem te overtuigen van de hoogstaande kwaliteit van zijn koopwaar. Anderzijds hoopte hij dat de Buck hem in contact zou kunnen brengen met exporteurs van Vlaamse borduursels en kanten. De weinige overgeleverde correspondentie kan er evenwel op duiden dat het nooit tot een duurzame samenwerking gekomen is.

 

2. Lyon

 

· Henrico van Beughem (S.A.G., FP 940, 1, 14)

- periode: 1707

- leverancier: laken, flanel

· Verat et Ardieu (S.A.G., FP 940, 15, 110)

- periode: 1706

- leverancier: satijn, galon, goud- en zilverdraad, knopen

- Niet alleen was de Buck steeds op zoek naar welwillende leveranciers – wat mag blijken uit het tempo waarin sommigen onder hen elkaar afwisselden – nu en dan wilde het ook wel eens gebeuren dat een koopman zijn diensten (en goederen) uit eigen overweging aan de Buck aanbood. Dit was ook het geval met Verat. De geruchten aangaande de insolvabiliteit van de Buck negerend wilde hij laatstgenoemde maar al te graag van dienst zijn[193]. Wellicht had Verat beter geluisterd naar zijn omgeving en afgezien van een samenwerking met handelshuis de Buck. Nauwelijks een jaar later zag Reynier de Buck zich immers gedwongen de boeken neer te leggen.

Reeds vrij snel kwam hij tot de conclusie dat een zakenovereenkomst afsluiten met de Buck niet zo ’n goede beslissing was[194]. Uiteindelijk zouden Verat en Ardieu nog betaald worden voor de geleverde goederen (een som van ca. 5313 guldens), zij het met de nodige vertraging – iets wat hen in het geheel niet beviel en wat ze dan ook in zoveel woorden aan de Buck duidelijk maakten[195]. Overigens vormde dit voorval voor hen geen aanleiding om alle samenwerking met de Buck stop te zetten. Na nog fijntjes te hebben vermeld dat vertrouwen en rechtschapenheid in zaken onmisbare eigenschappen zijn, keerde men in de correspondentie terug naar de gewone orde van de dag[196].

 

3. Nantes

 

De relatief kleine hoeveelheid correspondentie – in vergelijking met bijvoorbeeld Parijs – die is overgeleverd concentreert zich rond één welbepaalde periode, met name 1699-1700. Gedurende die tijd, leek het er even op dat Reynier de Buck de jonge in het huwelijk zou treden met Annette Stalpaert. In dat geval zou het handelsnetwerk van vader Reynier de Buck een extra Franse connectie krijgen in Nantes – temeer junior ook van plan was, eenmaal uit het leger ontslagen, om een handelszaak aldaar op te starten. Toen het huwelijk geen doorgang vond, betekende dit meteen ook het einde voor de ambities van handelshuis de Buck in Nantes. De correspondentie met handelslui uit deze stad werd rond 1700 vrij abrupt afgebroken: dit was het jaar dat duidelijk werd dat het huwelijk geen doorgang zou vinden en Reynier de Buck de jonge vertrok uit Nantes. Blijkbaar had de naam ‘de Buck’ in deze korte periode veel aan krediet verloren.

· Jacques Barbier (S.A.G., FP 940, 83)

- periode: 1700

- leverancier: taft

- Toen het duidelijk was voor Reynier de Buck dat zijn pogingen om handelscontacten aan te knopen in Nantes tot mislukken gedoemd waren, zag hij ook niet langer het nut in van de betaling van uitstaande rekeningen aldaar – iets wat hij dan ook aan zijn schuldeisers liet weten. Jacques Barbier was hier allesbehalve mee opgezet en dreigde dan ook de Buck te laten vervolgen indien hij zou blijven weigeren om aan zijn verplichtingen te voldoen[197].

· Pieter van Loo (S.A.G., FP 940, 5, 78, 92)

- periode: 1699-1700

- contactpersoon

- Ook Pieter van Loo verwonderde zich over het feit dat Reynier de Buck de jonge, net als zijn vader, halsstarrig bleef weigeren om zijn schulden tegenover verschillende inwoners van Nantes in te lossen. De teneur van zijn correspondentie getuigt niet zozeer van verwijt naar de Buck toe, dan wel een zekere mate van bezorgdheid: denkelijk trachtte van Loo (tevergeefs) te bemiddelen tussen de Buck en zijn schuldeisers.[198]

· Jan Stalpaert (en Annette Stalpaert) (S.A.G., FP 940, 5, 22, 83, 92)

- periode: 1699-1700

- De onderhandelingen tussen de familie Stalpaert en de familie de Buck, aangaande het huwelijk, sprongen af op de vrij bescheiden financiële inbreng van Reynier de Buck die op dat moment, als adjudant, in het leger diende[199]. Voor Reynier junior was deze ganse aangelegenheid een financiële aderlating van formaat, daar hij met het oog op zijn nakende huwelijk reeds een woning had gehuurd in Nantes waarvan hij – bij gebrek aan ouderlijk tussenkomst – de huur niet langer kon betalen. Opdat hij toch aan de verplichtingen tegenover zijn huisbaas zou voldoen, zag deze laatste zich gedwongen om beslag te leggen op het meubilair van Reynier junior[200].

Annette die, na het afblazen van dit huwelijk, enige tijd in het klooster vertoefde, zou uiteindelijk huwen met Dhr. Hoeckaert.

 

4. Parijs

 

Binnen Frankrijk was deze stad veruit de voornaamste voor de Buck. Zijn leveranciers voorzagen hem met luxestoffen zoals damast en galon en zelfs met lederwaren. Tevens was het belangrijk voor de Buck om hier een luisterend oor te houden opdat hij snel zou kunnen inspelen op de snel veranderende internationale politieke situatie.

· Bastonneau (S.A.G., FP 940, 10, 28, 43)

- periode: 1676-1683

- leverancier: satijn

· Boirat (S.A.G., FP 940, 13, 32, 65, 69, 83, 90, 97, 103, 104, 108)

- periode: 1685-1698

- leverancier: damast

· Bonnet (S.A.G., FP 940, 54)

- periode: 1680

- leverancier: taft

· Philippe Brillon (of gebr. Brillon) (S.A.G., FP 940, 1, 11, 12, 23, 28, 32, 51, 65, 83, 87, 103, 107, 108)

- periode: 1681-1706

- leverancier: damast, laken

· Carrier (S.A.G., FP 940, 54)

- periode: 1679-1681

- leverancier: satijn, zijde, dauphine, ‘raze de pologne’

· Jacques Charron (S.A.G., FP 940, 11, 25, 43, 103)

- periode: 1682-1689

- leverancier: satijn

- Het bestedingspatroon van de Buck bij de Parijs kooplui verschilde niet wezenlijk van dit bij andere kooplui. Zo plaatste hij bij Jacques Charron binnen een periode van vijf maanden voor 2770 pond aan orders, in hoofde satijn[201].

· Nicolas Delamettre (S.A.G., FP 940, 3, 8, 11, 25, 32, 43, 54, 69, 88, 91, 92, 104, 103, 113)

- periode: 1681-1689

- leverancier: galon, ratiné

- Meer dan een leverancier vervulde Delamettre voor de Buck de functie van stroman. Dit was trouwens ook het geval voor de functie die de Buck vervulde voor Delamettre. Beiden hielden elkaar op de hoogte van de politieke en commerciële situatie in hun respectievelijke omgeving en traden op verzoek van de andere op in tal van transacties en situaties waar de belangen van de deze in het gedrang dreigden te komen. Wanneer bijvoorbeeld één van de zakenrelaties van Delamettre in de Zuidelijke Nederlanden hem lange tijd niet meer aanschreef, vroeg hij aan de Buck om even poolshoogte te nemen[202]. En uiteraard kon de Buck steeds rekenen op de wederdiensten van Delamettre.

· Dubois (S.A.G., FP 940, 43, 51)

- periode: 1682-1696

- leverancier: flanel

· Jean Fauré (S.A.G., FP 940, 69)

- periode: 1686

- leverancier: damast, satijn

· Fougeroux (en Bailly) (S.A.G., FP 940, 51, 101)

- periode: 1672-1677

- leverancier: zijde, linnen, hoeden

· gebr. Gayot (S.A.G., FP 940, 32, 43, 54, 69)

- periode: 1680-1686

- leverancier: satijn, crêpe, damast

· gebr. Georges (S.A.G., FP 940, 12)

- periode: 1678

- leverancier: crêpe, hoeden

· Godard et cousin (S.A.G., FP 940, 4, 22, 103)

- periode: 1677-1679

- leverancier: satijn

· de weduwe Lemaistre (en de Beauvoie, voor zijn zus, de weduwe) (S.A.G., FP 940, 69)

- periode: 1685-1687

- leverancier: point d’ Espagne

· Leroy (S.A.G., FP 940, 76)

- periode: 1678-1679

- leverancier: lederwaren, goud- en zilverlint

· Marralde (S.A.G., FP 940, 10, 24, 43, 65, 101)

- periode: 1676-1684

- leverancier: castorin, hoeden

· Daniël Moret (S.A.G., FP 940, 24)

- periode: 1678-1680

- leverancier: zijde, lint, taft

· Michiel Stappaert (S.A.G., FP 940, 11)

- periode: 1669-1670

- leverancier: crêpe, kousen

· Terlet (S.A.G., FP 940, 10, 51)

- periode: 1689-1693

- Vervult een rol als contactpersoon van de Buck in Parijs.

· Jacques Frans Turpin (S.A.G., FP 940, 38, 42, 53, 59)

- periode: 1699-1704

- leverancier: (Frans) laken

- In zijn relatie met Turpin vinden we wederom een aanwijzing van de vervlechting van familiale en commerciële belangen binnen het milieu der kooplui. Jacques Frans Turpin was gehuwd met één van de dochters van Dhr. Noiret (de St. Anthoine) en dit terwijl Mari Anne de Buck, dochter van Reynier, zou huwen met Jacques Charles Noiret, zoon van eerdergenoemde. Turpin vervulde met name een rol als contactpersoon van de Buck in Parijs: het is niet duidelijk vast te stellen of dat deze commerciële binding voortvloeide uit een eerder afgesloten huwelijk of vice versa.

Zijn handelsrelatie impliceerde ook dat zijn woning als onderkomen kon dienen voor de zonen van de Buck indien zij op doorreis waren of voor zakelijke aangelegenheden in Parijs vertoefden, iets wat Turpin lang niet altijd beviel daar hij naar eigen zeggen: “doit occuper une chambre de plus, sy j’ avoit place je le ferait volontiers.”[203] en bijgevolg trachtte hij dit dan ook te vermijden.

 

5. Reims

 

· Maurice Lepoivre (S.A.G., FP 940, 24, 28)

- periode: 1697

- Middels een brief van 12 februari 1697 vroeg de koopman, Maurice Lepoivre, of het mogelijk was dat zijn zoon, die onlangs twintig jaar was geworden, voor een zekere tijd bij Reynier in de leer zou gaan[204]. We mogen aannemen dat het antwoord van de Buck negatief was daar er verder nagenoeg geen correspondentie van Lepoivre meer terug te vinden is. Wellicht was hem door een Noord-Franse zakenrelatie ingefluisterd dat hij maar eens bij de Buck moest gaan aankloppen, daar diens zoon, Joseph de Buck enige tijd later ook in de leer zou gaan bij een koopman uit Lille, Jean Peille.

 

6. Rijsel

 

· Simon Bailly (S.A.G., FP 940, 10, 65, 101)

- periode: 1676-1681

- leverancier: zijde, linnen

· vander Beken (S.A.G., FP 940, 61)

- periode: 1680

- leverancier: crêpe, taft

· Henry van Belle (S.A.G., FP 940, 1, 42, 64, 71, 106)

- periode: 1704-1706

- leverancier: serge, kamelot, kalamander

· François Debosschere (S.A.G., FP 940, 13, 84)

- periode: 1669-1673

- leverancier: galon, zijde, brokaat, serge, kant

· Domon (S.A.G., FP 940, 54)

- periode: 1679-1681

- leverancier: serge, linnen

· (de weduwe van) François Fondeur (treedt ook op in naam van Dhr. Domon) (S.A.G., FP 940, 43, 54, 59, 69)

- periode: 1679-1698

- leverancier: laken, serge

- Ook hier vinden we enkele omvangrijke orders terug, belopende een totaal van 4418:16 guldens en dit voor een een periode lopende van 11 februari 1679 tot 8 maart 1680[205].

· Jamet et co. (S.A.G., FP 940, 0, 18, 26, 78, 86, 112, 113)

- periode: 1703-1706

- leverancier: gebreide stof, serge, laken

· S. Leroux (S.A.G., FP 940, 61, 70)

- periode: 1679-1680

- leverancier: laken

· Ambrosius vander Lanen (en Martin vander Lanen) (S.A.G., FP 940, 33, 50, 61, 62, 103)

- periode: 1667-1689

- leverancier: knoppen, kant, serge, linten

· Anthoine Masson (S.A.G., FP 940, 13, 101)

- periode: 1672

- leverancier: drogee, saai

· Jacques Charles Noiret de St. Anthoine (14, 28, 42, 64, 94, 102, 104, 110)

- periode: vanaf 1704

- Weliswaar mag Noiret niet onmiddellijk beschouwd worden als een handelspartner in de strikte betekenis van het woord, niettemin vervulde hij, samen met zijn vrouw, Mari Anne de Buck, ook een rol in het handelsnetwerk dat Reynier in de loop der jaren had uitgebouwd. Zijn belangrijkste functie was deze van contactpersoon: hij hield de Buck op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen op de Franse markt en de toestand van de voornaamste Franse handelspartners en – heel belangrijk in die periode – de politieke situatie. Wanneer bijvoorbeeld een lading bestemd voor Reynier aan de grens werd tegengehouden omdat de nodige documenten ontbraken, dan was het aan de Noiret om de zaak recht te trekken[206].

· Jean Peille (S.A.G., FP 940, 4, 12, 28, 37, 41, 42, 65, 69, 83, 84, 103)

- periode: 1700-1703

- Rond 1700 zond Reynier de Buck één van zijn zonen, Jozef, naar Jean Peille opdat hij de finesses van het koopmanschap onder de knie zou krijgen. Er was een regelmatige briefwisseling tussen Reynier de Buck en Jean Peille, waarin Peille kort uiteenzette hoe Jozef het maakte en eventueel wees op onkosten door hem gemaakt ten gunste van de zoon van Reynier. Zo konden we ook een onkostennota terugvinden van Jean Peille aan Reynier de Buck die ons een vrij goed inzicht verschaft in het bestedingspatroon van een dertienjarige leerjongen[207]. Opvallend is de intensiteit van de leerperiode, indien men rekening houdt met de jeugdige leeftijd van Jozef: buiten de dagdagelijkse onkosten die men hier zou kunnen verwachten, vinden we ook de kosten terug van een reis naar Kortrijk. Niettemin hield men er nog wel rekening mee dat het hier om een kind ging, want ook de kosten van zijn Sinterklaascadeau, ter waarde van 1:1:0 patacons, zijn in de nota opgenomen.

· Adam Regnant (S.A.G., FP 940, 69)

- periode: 1679

- leverancier: serge

· G. Thijssens (S.A.G., FP 940, 7)

- periode: 1679-1680

- leverancier: taft, laken

- Niet enkel kon men bij de Buck stof kopen, indien gewenst, kon men er ook stof laten verven. De stof werd dan doorgezonden naar één van de onderaannemers – zoals Bertijn – waar de Buck in verbinding mee stond. Dit kunnen we in ieder geval opmaken uit een brief van Thijssens[208] aan de Buck waarin gevraagd wordt om een lap blauwe stof zwart te laten verven en om deze vervolgens door te zenden naar Antwerpen, naar de nicht van Thijssens.

· (Jeanne Vermeulen, weduwe van) A. Vermeulen (S.A.G., FP 940, 7, 8, 11, 24, 28, 32, 42, 45, 69, 81, 101, 103, 107)

- periode: 1677-1703

- leverancier: laken

- Buiten zuiver zakelijke en meer intieme familiale relaties konden handelspartners soms ook overgaan tot de ontwikkeling van broze vriendschappelijke relaties met een zeker gehalte aan wat we vandaag ‘public relations’ zouden noemen. Zo bedankte de weduwe Vermeulen Reynier de Buck, in een brief van 25 mei 1698, voor de uitnodiging die hij haar gezonden had opdat haar kinderen de kermis en processie in Gent zouden komen bijwonen[209]. Het lijkt ons waarschijnlijk dat dergelijke activiteiten met de handelspartners of de kinderen ervan eerder de bedoeling hebben om de zakelijke relatie te versterken, dan een aanvang te maken met een zuiver vriendschappelijke relatie, iets wat in het burgerlijke milieu van die tijd een relatief onbekend – of toch in ieder geval, ongebruikelijk – gegeven was.

 

 

D. Engeland

 

1. Londen

 

· John Belcher (S.A.G., FP 940, 46, 53)

- periode: 1697-1701

- Samen met Reynier de Buck en Judocus Morel, ook een Gents koopman, had John Belcher, halverwege de jaren negentig, een contract afgesloten voor de kleding van enkele Deense regimenten. Dit zou echter uitdraaien op een financieel debacle voor de Buck.[210]

· Fauconnier (S.A.G., FP 940, 12, 53)

- periode: 1696-1699

- leverancier: laken, linnen, flanel

- Een zekere dosis opportunisme was de kooplui allerminst vreemd. Zo schreef Fauconnier de Buck aan met het voorstel om met hem een samenwerkingsverband op te starten voor de kleding van militairen, “des troupes soit angloise, soit autres”[211] – de afkomst speelde duidelijk een ondergeschikte rol. Hierbij zou Fauconnier de stoffen aanvoeren , terwijl de Buck deze zou distribueren. Fauconnier was immers van mening dat de (Negenjarige) oorlog nog wel een tijdje kon aanslepen en dat men er dan maar beter enig voordeel uit kon halen. Bovendien beweerde hij stoffen te kunnen leveren van een kwaliteit “mieux que messieur Belcher”. Voor zover we konden achterhalen is het evenwel nooit tot een langdurige samenwerking gekomen tussen de Buck en Fauconnier.

· Rick Savage (S.A.G., FP 940, 64)

- periode: 1698

- leverancier: mantel

- Eigenlijk mag Rick Savage beschouwd worden als een kleermaker en niet zozeer als een leverancier. Hij werd toch opgenomen in dit overzicht omwille van zijn relatie met John Belcher (zie het Engels debacle). Daar de enige directe vorm van correspondentie tussen Savage en de Buck die we konden terugvinden, een brief[212] was waarin Savage aandrong op betaling van twee jassen gemaakt voor de zoon van de Buck (welke zoon werd niet gespecifieerd) was het moeilijk uit te maken wat precies de aard van hun zakelijke relatie was. Wat we zeker weten is dat Savage op de hoogte was van het feit dat John Belcher en de Buck handelspartners waren daar de zoon van de Buck opdracht gaf aan Belcher om in zijn plaats de jassen te betalen.

 

 

E. Andere

 

· Hendrick Keerckman (en van Brenen) (S.A.G., FP 940, 64)

- De correspondentie van de diverse kooplui hoefde heus niet steeds zuiver zakelijke aangelegenheden te behandelen. Toen één van de zonen van Reynier een vruchteloze poging ondernam om een meisje het hof te maken kwam dit via Hendrik Keerckman zijn ouders al gauw ter ore[213].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[96] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 23/4/1707. Na vermelding van het totaalbedrag kunnen we nog volgende passage lezen: “Her geve alsoo gelieft te annoteren, ende aen my vanden ontfanck advijs te geven, oock soo gelieft, my sonder faute te laeten weten, hoe veel ick van dit gallon gelijck hier nevens seynde noch moet laeten maken, ’t sij in point oft silver.” Interessant hierbij is de zinsnede “moet laeten maken” die er op kan wijzen dat we hier te maken hebben – niet zozeer met een makelaar (die dus als tussenpersoon optreedt) – dan wel met een ambachtsman of koopman-ondernemer.

[97] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 3/5/1707. “Op eergisteren hebbe aen U gesonden twee ons goude gallon die hope wel sal hebben ontfangh(en) ende ick hadde U antwoort verwacht oft van d’ een oft d’ ander soorte naer gemaeckt begeert, dogh ben verwondert, dat U mij daerover niet geen antwoort heeft. Ick can de getouwen niet ledigh houden, ende als die eens voor een ander opgestelt hebbe, soo can die aen U niet meer geven. Daerom moet my altijts bij tijde antoorden, nu soo heeft uw knecht gisteren hier geweest, ende heeft mij gegeven het inliggende stael, sonder brief. Mochte gij wiste te seggen wat daer van doen moest, soo U van dit stael van node hebt laet my in antw(oort) weten.”

[98] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 19/6/1695. “Tot antwoort van U aengenamen van 18 deser, sal seggen dat gewoon ben altijt mijn goet in wisselgeldt te vercoopen, ende hadde het met U oock soo gemeynt, dogh om te thoonen dat ick genereus met U wil handelen, soo can U den wisselbrief accepteren in courant.”

[99] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 28/4/1687. “Soo U gelieft gedient te sijn van lichte rattine tot voegeringe, soo saude U mij moeten seynden eenige staellen van coleure lakens, oft kemelhaeren waerop die sal laeten erven, ende sal die geven voor 37 a 38 ’t stuy(ver)s, twee ellen breet. Waer voorders van U dient presenteert, gelieft maer te commanderen.” en S.A.G., FP 940, 64. Anwerpen, 3/10/1687. “Uw brief met 6 staelen van mode couleurs laekens hebbe ontfangen, hebbe rattine op dito laekens laeten verven. Soo haest gereet sullen wesen, sal U laeten weten.”

[100] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 4/4/1693. “Uw brief is mij ter handt gestelt door Monsieur Pick, ende daer uyt verstaen, als dat U mij versoeckt te weten oft ick 3 nef stucken lakens gereedt heb die berijdt zijn.”

[101] S.A.G., FP 940, 64. “Soo laet ick U weten als dat ick ick 4 stucken gereedt heb om soo inde verf te doen die U berijdt sijn, ende ick heb den verver gesprocken ende hij heft mij geseydt dat hij die sal verven. Als het mij belieft soo sal ick van uw order verwachten, want anders en soude ick soo veul niet laten groen verven. U moet oock weten datter ander sijn die mij 2 à 3 st(uyver) meer kosten als dat U gehadt heft. U can daer naer reguleren.”

[102] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 9/10/1682. “ick doen d’ affaires van d’ heer Theodor van Roosendaal, ende woon tot sijne huyse.”

[103] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 2/7/1684. “Het is curieus schoon, ende is niet minder als 22 st(uyver), 6 sc(hellingen) ende wordt seer weynigh aen gewonnen, vermits de wolle soo dier blijve ende de verf oock, soo dat het niet minder can geve.”

[104] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 10/2/1685. “Uw brief van 8 deser ontfanghen waer bij U seght nu geen geldt condt geven, voor inde Vasten dat U dan bidde.”

[105] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 17/4/1687. “U [Reynier de Buck, de brief is afkomstig van Thomas Boon] schrijft dat mij wisselbrieven soude gesonden hebbe dan dat U geene tijt en hadde, vermits Joffr(ouw), uw huysvrouw int kinderbedde was gevalle. Soo wensche U daer wel geluckx mede, ende sal de wisselb(rieven) ten eersten verwaghten op corte tijt.”

[106] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 10/5/1687. “Als ick over 8 daghe tot Gent was hebbe differente keere an uw huys geweest ende U was gedurich beleedt, ende soo hebbe moeten vertrecken sonder eene stuyver geldt van U te ontfanghen dat niet wel en is. Oock hebbe verwaght wisselbrieven op corte tijt gelijck U mij hebt belooft voor de £ 254:12:0 Vlaems die U mij noch schuldigh sijt.”

[107] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 16/11/1706. “Menheer de Buck naer groetenisse soo ick geen antwoort op meijnen brief gecregen en hebbe de welcke ick U den 11 van november gesonden hebbe van die 3 swarte lakens daer U de staelen van gehadt hebt soo schreyf ick U noch eens als dat ick het volck daer van gesproken hebbe en sij seggen dat sij se daer niedt en connen voor geven.”

[108] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 6/4/1707. “Hebbe uw wisselbrieven seer wel ontfanghen en hebbe alsoo de conditie niet besprocken maer contant gelt hadde dit gewete soude voor dien prijs niet gelaten hebbe en U schrijft van toe maet van elle te geven dat is ons gewoonte niet alsoo wij daer geen profijt in en doen blijve.”

[109] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 21/6/1707. “Alsoo Jouffr. uw huysvrouw haer belofte niet en volbrenght van my wisselbrieven te senden op 5 en 6 maenden op 18 april op die conditie ende dat U my niet heeft geheven te antwoorden op mijnen missive van 24 passato soo hebbe d’ Heeren Jacomo en soon versocht om acceptatie van de twee briefkens van f(lorijnen) 300 ende f(lorijnen) 392:12:1/2 op 5 en 6 maenden van dato deser, dat noch twee maenden langer is als de conditie om U plaisir te doen ofte vraegen, ’t ghene hope U niet wygeren sal.”

[110] S.A.G., FP 940, 12. Antwerpen, 19/2/1696. “Ick hebbe uw brief ontfangen vanden 15 deser waeruyt ick verstaen hebben als dat het colleur niet en is gelijck het staelten. Datwelck ick seer wel geloeven want daer en is niemant in Antwerpen die dat v(er)copt. Ick sal verven gelijck U dat couleur wilt hebben. Maer belieft U noch 36 pont van dat garen soo heeft U mij dat maer met den eersten te schrijven ende men sal sien ofte men dat wat beter op sijn staelten verft. Daer sullen mij ons best mede doen, maer soo presies als het stael dat is onmogelijck om doen.”

[111] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 15/12/1706. “…mijn gryse laeckens die ick hebben sijn om soldaeten te monteren, indien U daermede can dienst doen gelieft te commanderen. Ick hebbe oock schoone gaude laeckens van sivielen prijs indien U gelieft sal U daer een a twee stucken van seynden ende indien U die niet aenstaen cont mij die dan wederom seynden.”

[112] S.A.G., FP 940, 15. “…hier in eenighe staelen met de prijsen daer van maer can de selve niet meer geven tot dien prijs alsoo de Spaensche wolle seer dier en schaar sijn, oock isser in Spanien verboeden van gene wolle meer uyt het Landt te moghen voeren, waerdoor de laeckens merckelyck sullen monteren.”

[113] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 14/5/1707.

[114] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 27/7/1707. “Mijnheer, het is nu den derde mael, dat ick aen U schrijve, en versoecke mij te senden de wisselbrieven voor het goet 16 april, en 20 may aen U gelevert. Het is moeyelijck dat men twee maenden naer sijne brieven moet wachten, daermen nochtans conditioneert de selve naert ontfangen van ’t goet te maken, soo dat niet can weten wat reden U heeft de selve niet te senden, nochte geen antwort te schrijven, daer jouffrouwe uw huysvrouwe voorlede weeke noch hier in stadt heeft geweest, soo dat de selve op morgen sonder faut sal verwachten.”

[115] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 3/5/1707. “Soo dient heden als dat ick met uw knecht verwacht hadde mijn wisselbrieven van de gesonden goederen van 30 maert voor 1782 g(u)l(dens) 17 st(uyver) met uw knecht. Soo weten niet ofte U mij wisselbrieven hebt afgesonden per boede ofte voerman met contratie gesonden waeran soo verwaehten uw antwoordt ofte U mijde brieven hebt gesonden.” en “…volgens ick U geschreven in mijn lesten brief ende geen antwordt vernoemen dat ick veel Hollantsch laecken ende van alles hebben, maer staelen te senden.”

[116] S.A.G., FP 940, 5. Antwerpen, 16/7/1694. “Ick heb mijn leven U nooyt gesien oft gekent en ick verschiet dese f. 21:11:1/2 voor U goet en laet mij daer mede soo sitten sonder betalin.”

[117] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 26/4/1707. “Sende al met masseur vier wisselbrieven volgens uw ordinaire stiel gelijck de andere gemaeckt sijn, soo alst die geteeckent hegt gelieft aen masseur te geven die mij cito sal oversenden. Sal hebben weder binnen 14 daegen schoon swarten en blau, en schoon fijn drap de dames, sal oock beginnen schoon carmoisijnen te maken. Soo alst gedaen sijn sal U adverteren voor alle man uw beminde huysvrou subtiel is geweest indese partije te coopen, want gelooft mijnheer dese winste soo clijn is als ooit coopman can hebben.”

[118] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 5/3/1707.

[119] S.A.G., FP 940, 15. “Alsoo tegenwoordigh wel dhr. luxe saaien soo canne U de selve offreren, gellen, roode, bleau, verdou en voorders vanalderande couleuren ingeval U een partije noodigh hebt, gelieft te comanderen, alsmede Engelse goederen, blijve met offres van dienst.”

[120] S.A.G., FP 940, 69. Antwerpen, s.d. “Alsoo ditto Pinseel mij door ordre van sijne meesters alle de kanten ende schulden heeft moeten transporteren soo dat als U in toecomende ist sal van doen hebben aen mij sulk gelieven te laeten weten wat sorte U van doen hebt ende alsoo in transport van de schulden ditto Pinseel mij een assignatie op U gegeven heeft van fl(orijnen) 496:16. Soo sal U mij connen ordonneren met comediteijt ditto partije aen mij te doen betaelen.”

[121] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 15/5/1707. “Sedert dat ick d’ eer gehadt hebbe van U presentie costy synde geene van U vernomen dat corteyt causeert soo is desen om mijnen dienst te presenteren in eenige wollen goederen die met dese Engelsche vloot gearriveert sijn principaelyck in laekens ende flanels waervan hiernevens de staelen de prijsen van de laekens van 0:4:5 st(uyver)s. tot 3:10, de ongekeperde flanels tot st(uyver)s. 14:1/2 ende de gekeperde tot stuy(ver)s 16 noch een sort grover tot stuy(ver)s 10:1/2. De witte pack laekens tot st(uyvers) 18, roodtmerck de bayen s(tuyvers), onder de carseyen tot st(uyvers) 24, de frisaerden tot stuy(ver)s 11:1/2 per el. In een oft d’ ander dinst connende doen syt versekert van mij soo civiel sult gedinst syn als by imant waer op moeght betrouwen.”

[122] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 4/6/171707. “Sedert dat ick d’ eer hebbe gehadt van U presentie ben Godt lof hier wel gearriveert soo dient desen om U t’ adviseren als dat naer de versochte laekens op mijn comoditeyt naergesien te hebben daer eenigh abbus hebbe bevonden…” en “…soo dat naer alles samen ende afgerekent te hebben my noch soude commen fl(orijnen) 1:15:10.”

[123] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 12/03/1707. “Soo dient desen als dat ick sedert het afsijnde van U twee gecochte carmesijn laekens die niet twijfele oft U geeft de selve ontfangen en heb geen schrijven ontfangen soo versoecke U van mij de twee wisselbrieven oft wel eenen soo U goet vindt toe te sijnden. Twijfele niet oft U en geeft het wel d’ acort bevonden ende oft U inde fijn eenige gading geef alsoo daer noch naer wort gesien als int cort eenige blaue dit goet sijn berijdt thuys crijgen. Heenige noodigh gelieft maer te schrijven salte die staelen toe sijnden met den naesten prijs waer mede blijve naer presentasie van dienst.”

[124] S.A.G., FP 940, 102. Antwerpen, 14/8/1683. “Mijn heer ingevolge uw versoeck gaen hiermede de staele van mijne laeckens die U inde persse gesien hebt, sijn alle seer schoone laeckens en couleuren. U cont niet quaet doen die alle te ombieden, soo sal per naesten bode uw antwoorde verwachten en blijve naer cordiaele groetenisse.”

[125] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 1707. “Dese dient om U te laette wetten als dat U mij cito moet senden 5 allemarge om een garniture te vercopen. Sal morgen ofte over morgen verwachten maer U moet oock het stael werderom senden anders souder moette 6 hebben.” Uit deze brief mag ook blijken dat Reynier de Buck zich niet enkel inliet met de verkoop van stoffen, maar ook bedrijvig was in de vervaardiging van ‘garnituren’. Deze term is echter voor interpretatie vatbaar. We weten in ieder geval dat in het kader van sommige legerleveringen hij ook hoeden en riemen verkocht. Waarschijnlijk moet met de term garnituren in deze richting worden gedacht.

[126] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 8/1/1687. “Hier neffens sende U wederom een crep castoor swert met 2 dobbelwitten die moeten kosten. Vijftien schellingen van verven het stuck uyt reeden dat ick moet geven vijf schellingen meer van blouwen ende dat ter oorsaacke dat de heeren hebben den keur der staelhoven verhooght ende de meeste reden is dat den indigo sindert ontrent drij maenden is een soo dierder dat van 7 cost nu 14 schellinghen soo dat de blouwers noch quaelijck connen toecomen.”

[127] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 4/9/1689. “Door de slechte neeringhe in het verven dat daer soo weijnigh voorvalt soo en cannen den coopman nie dienen gelijck voor desen.”

[128] S.A.G., FP 940, 64. Antwerpen, 9/9/1696. “Uw schrijven wel ontganghen voor antwoort segge dat U eerder soude geantwoort hebben, dan hebbe gewaght naer den eygenaer van de pijen om den minsten prijs van hem te hebben die mij geseght heeft te sijn, met contant gelt willen anders niet vercoopen.”

[129] S.A.G., FP 940, 102. Antwerpen, 27/10/1683. “Sende U hier staelen vande rattienen die U met mij hebt gesien in den aldernaesten prijs. Connen geensijns engelse bayen becomen doordien doet de verf dier is. Hebbe over in alle packhuyse geweest om een grijs coull(euren) te becomen niet connen vinden.”

[130] S.A.G., FP 940, 15. Zoals de gewoonte was bij de Buck vertegenwoordigden zijn bestellingen doorgaans een aanzienlijk bedrag. Dit was in dit geval niet anders. Zo kocht hij, in de loop van juli 1707, bij Cornelis van Winghen nog 10 pakken Engels laken voor een waarde van 1398:10 guldens.

[131] S.A.G., FP 940, 15. Antwerpen, 4/7/1707. “Mijn h(ee)r voor van 27 passado schrijft my dat dat U voor my senden sal mijn wisselbrieven. Dat het goedt mijn eygen waer ick cost wel wachten maer aengesien dat mijn vriendt my ordineert hem geldt te seynden soo haest als sijn goed vercocht is soo en can ick geen geldt voor hem besorgen eer dat ick die brieven hebt. Soo come U versoecken sonder uytstel my de brieven over te seynden en dateert die van 10 juny om dat ick alles voor mijn vriendt daen moet gelyck ick hem geschreven hebt. Sal U voor my vriendtschap doen soo doende sal blijve.”

[132] S.A.G., FP 940, 5. Brugge, 24/11/1699. “Met dat ik niet en weet waer monsieur Joannes Coudri den Cassier van d’ heer Pieter Verhamme van Haarlem [tevens leverancier van Reynier de Buck] gelooseert is, soo neme de liberteyt van aen U te schrijve dat U belieft de goetheyt te hebbe van desen ingeleijden aen monsieur Coudri cito te behandighen. U sal mij seer verobligere met dat daer seer ver lanck aen is ende den selve brief cito moet hebbe. Soo hebbe het in uw discresio van den selve cito te laeten behandighen. Daer wij U oock eenigh dienst conne doen sulle trachte U te comande met alle plesier te volcoomen.”

[133] S.A.G., FP 940, 29. Brussel, 27/12/1702.

[134] S.A.G., FP 940, 29. “Uw van dato 24 (decem)ber 1702 hebbe ick ontfanghen en desen dach savonts ten acht uren, ende ben dan smorghens heel vroegh, bij mevrouw degand gegaen.”

[135] S.A.G., FP 940, 59. Brussel, 11/2/1694. “Ick en wete niet ofte U betaelt sijt vanden heere Castillio, g(e)n(er)a(e)l vande attellerie. Desen dint om U te adverteren dat den selven heere de Castillio naer Spaingnen gaet met sijn huyshouden ende dat men op morghen alle sijn meubelen gaet vercoope, ’t welke morgen sal beginne, den selve heere de Castillio is tot Brugge alwaer U hem soudt connen schrijve."; zie hiervoor ook: S.A.G., FP 940, 29. Brussel, 27/12/1702. (brief van Fredericus Bucke - supra).

[136] S.A.G., FP 940, 14. Brussel, 10/1/1702. “Soo dint desen alleenlijck om U te bidden de goetheyt te hebben van mij eens te willen adviseren, ofte tot Gent eenen van de canoniken van S(in)te Baefs heel sieck is, ende in cas aldaer eenen quampt te sterven mij instantelijckx te willen adviseren.”

[137] S.A.G., FP 940, 59. Brussel, 16/8/1697. “Comme mons(ieu)r de marquis de Laverne a pris chez vous quelques échantillons de grisette qu’ il m’ a envoyé pour choisir j’ ay fait choix de celuy cy d’ ont il vous plaira m’ envoyer 27 aunes et me le faire tenir au plustost esperant que vous le laisez a un prix plux raisonnable que celuy qui est marqué.”

[138] S.A.G., FP 940, 26. Brussel, 18/9/1677. “Gy kunt die koepen want ick en kan niet sien of by nieme pysen dat het myn goet is. Ick bedancke U over de moiten die U genomen heeft van my te adverteren. Het is wonder waer al die stucken gebleven syn.”

[139] S.A.G., FP 940, 64. Brussel, 1674. “J’ espère que vous ferez retourné en bonne santé. La presante est pour vous prier de rendre à mons(ieu)r Martin la piesce de brocard noir que je vous ay envoyé d’ Anvers par mons(ieu)r vostre frère sy n’en avez besoing et sy les 3 piesses de brocard que mons(ieu)r Martin at a moy ne vous acomodent pas. J’ en ay sey occassion sy vous avez besoin de quelque marchandise je vous les feray tenir à Lille. Je partiray pour Paris dans 7 ou 8 jours.”

[140] S.A.G., FP 940, 107. Brussel, 11/12/1693 (gericht aan Dhr. Kneyl, regimentskwartiermeester van de prins Charles de Wirtemberg, die verbleef bij Dhr. de Buck). “Je vous envoye cette incluse que je vien de resevoir. J’ espere que vous este encore en bonne sante. Selon que madit monsieur Thevenot et il me dit que vous seres bien tot ici, tout le fois que nous venons ensemble nous ne manquons point de boyre a vostre santé. Et ce que vous ayme enfijn monsieur je seray toujours a vous rendre service. Ma femme vous salut et croye que je seray toute ma vie.”

[141] S.A.G., FP 940, 15. Brussel, 21/6/1707. “Het is nu omtrent de vierthien maenden geleden dat wij U gesonden hebben een stuck witte silvere mohere bedragende de somme van 264 guld(ens) 17:3/4 stuy(vers) permisse wisselgelt, de welcke somme ons gelieft te remitteren oft sullen op U trecken op thien a twelf daghen sicht.”

[142] S.A.G., FP 940, 15. Brussel, 24/6/1707. “Den 28 van dat jaer heeft U ons geschreven als dat U aldaen de mohere heeft open gedaen in de selve heel geel heeft bevonden, het welck slechte excuse sijn in plaetse van betalinghe, alsoo het niet begrypelyck is dat men coopmanschappen vraeghe en die ordonneert cito af te senden en 8 maenden daer naer open doet. Wij verwachten de remise oft sullen op U trecken.

[143] S.A.G., FP 940, 103. Brussel, 15/6/1681. “Wij sijn ten uytersten verwondert ten verstaen par mons(ieur) Longe dat U hem onse assignatie noch niet betaelt hebt. doch soo het U aengenamer is dat wy eenen wissel trecken tot slot van reeck(ening) gelift het te laeten weten. Wij vertrouwen U geen reden hebt van laghen dat te haest op U sijn treckende naer de mael het van eene party goet is aen U vercost van den 26 feb haden gehopt U onse assignatie meer eere soudt aangedaen hebben doch soo die noch niet betaelt is, versoecken het met den eersten gelift te doen.”

[144] S.A.G., FP 940, 41. Brussel, 7/4/1707. “Inghevolghe uwe versoeck bij missive van gisteren hebbe den inghesloten mijn heer den grave ter handt ghestelt, vooren ghelesen, ende met eenen ghecommunicqueert den staet van d’ affaires van uw soonen die mij voor antworde heeft ghegeven dat hij de uytinghe bij mijn heer Caue sou selve sal solliciteren, ende daerin al voorder doen dat de iustitie sal permitteren ’t genne hem van uwentweghe erkentelijck hebbe ghecommandeert daeran de hant te willen hauden om alsoo naer de laps van twee jaeren te moghe een eijnde becommen uet voorde van mijnen dienst.”

[145] Een groot deel van de weduwen die we in ons onderzoek tegenkwamen, kozen er weliswaar voor om hun eigen naam te behouden, maar daarnaast vermeldden zij steevast de naam van hun voormalige echtgenoot in de correspondentie, als ware het een soort van referentie. Een alternatief werd soms gevonden in een vertegenwoordiging door derden.

[146] S.A.G., FP 940, 69. Brussel, 4/5/1698. “Ick bidde dat U mij soude ghelieven te senden 26 hellen van dit stael op morghen sonder faute. Sult mij verobligeren mij dunck dat U dat wat hooghe van prijs heeft ghesedt, want mij dunck dat ghij dat wel kunt betercop laten, maer hope dat niet en sullen kuysen sal de staelen van de somerstoffen verwachten rackende het swert damast dat U mij heeft ghesonden. Ick en wete noch niet hoe veel dat ick moet hebben. Sal U dat laten weten en sal U oock met den eersten noch wat gelt doen hebben. Ick bidde als U dese stoffe sent van dat op den brief niet te schrijven, want wy daer somtijdt wel reusie souden crijghen. U en heeft het maer van binnen indin brief te setten hoe veel U is gheaccordert voor het port.”

[147] S.A.G., FP 940, 1. Brussel, 28/4/1692. “Desen dient om U t’ adviseren als dat sijn ex(cellentie) den envoye van sijn hoogheijt den hertogh van Beijeren mij belast heeft van voor hem te soucken eenighe seijde stoffen vernieugheet met gaudt, maer vande nieuwre patroone mede naer de nieuwste mode. Soo hebbe ghepeyst dat U daer altijt wel van voorsien sijt.”

[148] S.A.G., FP 940, 1. Ename, 31/1/1706. “Ick sende hier nevens terugge 8 ellen blau say, ick hadde U mijne brief geschreven om 8 ellen bruyne blauwe bay en niet say. Bovendien noch geschreven inde selven brief om 30 ellen swarte voyer bay en U sendt 13 ellen. Oversulx sal per voerman deser op morghen verwachten noch 27 ellen swarte bay en 8 ellen blauwe bay, ick wete niet wat pijse waerbij sulck abus is gecomen. Ofte ick hebbe U mijnen voorgaende brief qualijck geschreven, ofte U qualijck gelesen.”

[149] S.A.G., FP 940, 26. Gent, 17/4/1697.

[150] S.A.G., FP 940, 12. Ieper, 17/7/1692. “…als dat Jan Laus mij heeft laeten weten dat het paxken tot Gent wel moet gearriveert sijn. Bidde eens te vraegen aen S(ieu)r Maerten Loobuyck of hij ditto paxken niet en heeft ontfan(ghen). Soo niet bidde mij dat cito te laeten weten om daer naer voorder te informeren.”

[151] S.A.G., FP 940, 61. Kortrijk, 20/10/1680. “In langhen tijdt d’ heere niet ghehadt een wordeken aen U te schriven par fautte van occasie. Desen dient alleenlijck tot advis dat op hedent U toesende bij order van Mons(ieu)r Ambrosius vander Laenen van Rijsel door preter den ordinairen postillien een pacxken met sijde stoffen, franck van orecht naer goeden en(de) wel ghecondissionderden ontfanck gelieft daermede te volghen d’ order van ditto S(ieu)r vander Lanen ende dito postillien een memoriken vanden ontfanck mede gheven.”

[152] S.A.G., FP 940, 83. Leuven, 1698.

[153] S.A.G., FP 940, 64. Oudenaarde, 24/3/1702. “Hebbe de 12 stucken wit linwaet wel ontfanghen die van gister avent in het werck sijn gestelt. Ick sal het blau laecken verwachten. Men werkt continuelijck ande galonnen, men heeft op den selven dagh dat gij de hoeden gesonden hebt de mande terugge gesonden par versticke die tsijnen huyse sult vinden.”; “ick maecke staet dat de 650 broecken sulle ingaen 33 stucken carseye.” en “Men compt my seggen dat het noodigh is dat gy mij saude senden een stuck fin linwaet tot het maecken vande manchetten.”

[154] S.A.G., FP 940, 26. Lille, 12/8/1702. “La presente est uniquement pour vous donner avis que hier il est parti 3 balles de draps de drap de valogne, ½ ecarlatte et 4 p(ièces) de drape ventables ecarlattes pour les habits d’ officiers ainsi vous pouvez envoyer notre chartre a Courtray apres les festes et il les trouvera chez monsieur Laurens Walgralve apres de vache a Courtray estant partis par Jean Baptiste de Roubaix marquez en tous trois RDBK Nos. 19, 20, 21 a vostre gouveme.” Weliswaar was de brief oorspronkelijk aan Ignatius Bertijn gericht, maar het feit dat de paketten gemerkt zijn met de initialen van de Buck en de vindplaats van deze brief laten weinig twijfel aangaande de uiteindelijke bestemmeling van deze levering. Bovendien pasten dergelijke omvangrijke leveringen veeleer binnen het handelsprofiel van de Buck dan dat van Bertijn.

[155] Het betrof hier het bedrag dat Ignatius Bertijn aan de schoenmakers verschuldigd was.

[156] S.A.G., FP 940, 24. Oudenaarde, 2/3/1702.

[157] S.A.G., FP 940, 64. Oudenaarde, 26/7/1692. “Waer angaet de voeringhe: U sal ghelieven te senden het ghonne sal beit sorteren op het lacquen, het sij saye ofte eenighe ander stoffe maer niet van sijde, voor de veste de voeringhe en moet maer van een goet catoenne lynwaet sijn hetwelck sal verwachten met den eersten.”

[158] S.A.G., FP 940, 59. Zottegem, 6/12/1698. “Ick ben droeve dat U monsieur Persijn de moeyte heeft genoemen an om gelt te commen en dat ick het selve niet en hebbe connen geven maer ick wachte dagelyckx gelt van seker acte die den deurwaerder beese in handen is hebbende en sal U als dan contetement doen en blijve.”

[159] S.A.G., FP 940, 102. Amsterdam, 16/4/1697.

[160] S.A.G., FP 940, 64. Amsterdam, 13/6/1695. “Zedert dat uw huysvrouw van hier is vertrokken van U geen schrijven bekomen. Derhalve dient desen alleen U te adviseren dat ik volgens haer ordere hebbe gemaeckt en op den 11 deser met een uytlands paspoort gesonden aen S(ieu)r Carel vander Guchte, op ’t Sas van Gendt, per schipper Claas Winter, om U ordere daermede te volgen.”

[161] S.A.G., FP 940, 15. Amsterdam, 9/6/1707. “Op 28 marty laest hebben wij de eere gehadt U te schrijven en daerbij onsen dienst aan U geoffreert en om uw commissie versogt. Oock daerbij U toegesonden 2 wisselbrieven, d’ eene van 100 £ end’ endre van 60 £ op U getrocken aen onse ordre te betaelen en daerbij U met instantie versogt de goetheyt te willen hebben van ons de selve geaccepteert wederom te senden, dat wij den soo oock hebben verwagt, den tot nu toe sulx niet vernoomen, nog sulx met geen antwoort van U vereert geworden. Waeromden hiermede de liberteyt nog eens neemen bij onse dienst presentatie van onse zijde stoffen, goude en silvere galonnen, fijne drogetten, etc. U seer vriendelijck te versoecken van de gemelte 2 wisselbrieven te accepteren, en ons wederom te senden. Daermede U ons hooghlijck sult obligeren dat wij dan oock soo blijven verwagten. Verders versoeckende ons insgelijcx te favoriseren met uw demandes. Wij sullen U daer in tot alle contentement te bedienen. Wij hebben nooyt op Gendt soo veele goud en silvere gallonnen gesonden als dit jaer, en nu nog present en hebben van alle nieuwe desseinen: au jour, au becq, afeston en andere. En nooyt heeft U schoonder gout gesien, als d’ onse sijn. Insgelijx nooyt heerlijker damast en soo effen gecamelotte.”

[162] S.A.G., FP 940, 34. Amsterdam, 12/5/1695. “Uw aenghename van den 8 deeses is ons wel geworden, tot antwort. Het is ons seer leed dat de point d’ espagne door U order aan de heer Guiot gelevert, U niet wel behaghen, hoewel dat de waer evenwel soo oud niet en is, ghelijck ons beright en soo het even soo was, soo is het ons schuld niet, dewijl de heer Guiot het selver uytgesocht, also het U niet anstaat, gelieve het ons op uw onkosten fronco weder hier te senden, sullende daar voor gheen questie hebben. Wij zien hier teghenwordigh wel versien van veele andere patronen, maar dewijl U selve niet selfs kont sien soo konnen U gheen andere weder stueren, niet wetende wat U moght anstaan, wetende heel wel dat U meer in sulck goet doet als gheen andere maar het is ons leed dat U voor soo weinigh goet soo veel klaghten overkomen, ’t welck evenwel ons niet minder sal doen verblijen.”

[163] S.A.G., FP 940, 15. Amsterdam, 3/2/1707. “Deesen sal dienen om mijn d’ eere te geven aan U bekent te maken, als dat ick met het begin van dit jaar, mijn hebbe gesepareert, in de negotie van mijne gewesene confratres Mattheus de Neufville en Abraham Verhamme de Jonge, soo dat ick nu onder godes seegen mijnen handel alleen denck voort te setten. Ten welcken eynde ick de eere van U calandise versoeke, U verseekerende, dat ick altyt mijn best sal doen, om U van het beste en nieuwste goed en de alderminste prysen te versorgen, waerop U sigh vast mag verlaaten.” en “P.S.: mijn woonplaats is nu nogh in de hartestraat, maar ick sal over een maand gaan woonen in de Warmonsstraat, het vijfde huys voorbij de St.Jansstraat.”

[164] S.A.G., FP 940, 15. Amsterdam, 10/6/1707. “En alsoo nu een jonge koopman ben, en van myne confraters en hare cassa gesepareert soo sal mijn seer lief weesen, also U de wisselbriefe op wat korte sicht gelieft te stellen.”

[165] S.A.G., FP 940, 15. Amsterdam, 11/2/1707. “Op den uwen ons seer aengename vanden 5 dito dient als dat wij volgens uw ordre en voor uw reekening op gisteren na de wed(uwe) Lepoutre en zoon tot Leyden hebben gesonden een kafje gemerkt N:R:B:3 met versoeke omt selve ten eersten aen U te senden daer in sijn twee stukken van onse aldernieuste fabrieq soo fray alse int lant konnen gemaekt werden.”

[166] S.A.G., FP 940, 64. Amsterdam, 8/4/1701. “Soo hebben wij heeden per post aan mons(ieu)r Cornelis de Cleyn tot Antwerpen achter het stadthuys gesonden dit onderstaende, een pakje gemerkt R:B:”

[167] Zoals wel meerdere leveranciers deden, sloten ook Jacob en George Roeters en Jan van Mekeren staaltjes van de door hen verhandelde stoffen in, bij hun correspondentie. zie bijvoorbeeld: S.A.G., FP 940, 15. “Wij hopen dat onze staele welovergecomen en verwachten uw commissie op de selven en het paquet van voorlede jaer wedrom, ook alledeeze daenne geen commissie op geven mogt, terug opdat ons daervan elders bedienen connen. Gelieft ook de goethyd te hebben van ons te senden brieven voor de reekening van het voorleede jaer.” Meermaals gebeurde het evenwel dat Reynier de Buck verzuimde om de desbetreffende staaltjes terug te zenden – misschien omdat in sommige gevallen hier helemaal niet om was gevraagd. Dit kan enkel in ons voordeel spelen, daar in menig archiefdoos nog enkele van deze stukjes stof terug te vinden waren.

[168] S.A.G., FP 940, 15.

[169] S.A.G., FP 940, 15. We wijzen ook hier op de actieve rol die gespeeld werd door de vrouw binnen het meerseniersambacht, en dan meer specifiek binnen handelshuis de Buck. “…voor de volgende partijen goederen soo aen uw huysvr(auw) verkocht als op haar ordre U gesonden.” Deze formulering laat weinig aan de verbeelding over: Reynier had er duidelijk geen enkel probleem mee dat zijn echtgenote instond voor de afhandeling van belangrijke en uiterst waardevolle orders.

[170] S.A.G., FP 940, 51. Amsterdam, 11/7/1695. “Voordesen noyt de ere gehad aan U te schrijven deesen op recommendatie Mess(ieu)rs Jacob en George Roeters en comp(agnie) U te remitteren uw 150 in haer brief tot uw eijgen lasten met versoeck hetselvde aan Lieutenant de Saeken tegen quitantie op ontfang te betaelen, waer in ick obligatie sale ontfangen. Versoeck de betaling aen hem self te doen en mij een antwoord te laten toe coomen.”

[171] S.A.G., FP 940, 1. Au camp d’ Helehun, 24/8/1706. “Jay pris la liberté sur la recommandation de Mr. le L(ieutenan)t Colonel Kneyl [Kneyl is de schoonbroer van L. Chastelain, verder staat hij onder bevel van de hertog van Wurtemberg] dont jay l’ honneur d’ être allie de vous faire adresser par mon pere de la Haye. Une caisse n° 1 S.C. que je vous prie d’ envoyer icy par le premier convoy ou escorte a l’ adresse de Mr. le L(ieutenan)t Colo(nel) Kneyl comme l’ on me marque que cela est party le 16 de Rotterdam je conte que vous lauré a présent recue et que vous en a donné, syl est ainsy je vous prie d’ envoyer par la present porteur qui est d’ un escorte qui doibt conduire M(onsieu)r le commiss(aire) Schnell dans ces quartiers. J’ espère d’ avoire l’ honneur de vous voire en retournant en hollande et de faire vue connoisance plus particulière en vous offrant nos services dans ces quartiers la. Je vous rembourceray en meme tems ce que vous aurés peu faire de fraix pour ladite caisse, je ne croy pas comme ce sont hares d’ officer qu’ il y ait avent droits a payer cependant en tous cas je vous prie den ser comme vous le trouverés. à propos, le contenu de la caisse sont 4 habits de tambour, un habits d’ officiers, une robe de chambre, un vieux habit, 2 perruque, une auy de couteau cuillere et fourehette d’ argent. Le tout peut valoir environ f(lorins) 450 d’ hollande courant.”

[172] S.A.G., FP 940, 81. ’s Gravenhage, 1698. “Ick hebbe uw brief van den 10 deser ontfangen en niet sonder verwonderingh lesen dat U mij tegen alle justitie en redenen refuseert te betaelen een schuldt die U mitsgaders eigenhandt tweemahl ontfangen heeft en insgevolge geobligeert is eens te restitueren. Dese somme is mij als contant in betaeling. Waer sall ick nu me frawe schoor gaen vinden om 113 guldens twee hondert mijlen te reisen dat soude de moite niet waert sijn, en voor het andere, wat sal haer beletten te refuseren haer getroude dochtermans schuldt te aanvaerden . Injust is dat ick die altijdt in friendschap met U geleeft, en getracht dat U voor onse regimente ofte neren so eerlijck voldaen sijt, ten minsten is d’ eene rivititeit d’ ander waerth. Gij sout den nahme van een eerlik en oprecht coopman om de waerde een sulker bagatel geen of te willen aendoen, verwachte dan met nahsten uw antwoordt en een brief van f(lorijnen) 113.”

[173] S.A.G., FP 940, 69. Haarlem, 26/7/1697.

[174] S.A.G., FP 940, 69. Dat ook hij intensief handel dreef met de Buck mag blijken uit de debet voor de maand april van het jaar 1695 waarin de Buck voor 2747:9:0 guldens aan goederen aankocht bij Jacob van Leeuwarden.

[175] S.A.G., FP 940, 69. Haarlem, 21/3/1696. “dat U klaght van slegte verkoop dat is mijn schult niet, en dat is risico die U moet lopen voor U gecogt goet.”

[176] S.A.G., FP 940, 26. Haarlem, 11/6/1699. “Mijnheer hebbe in onse laaste aan U (ver)soght dat U ons geliefde over te maken ’t geen ons van U is comporterende voor afgekoghte stoffe in de maant april 1698, sijnde een somma van f(lorijnen) 217:1:0 en derwijl tot nogh toe niet ontfange hebben. Soo twijffelen of U onse brieff wel sult ontfange hebben (ver)soeke bij desen U nogmaal vrindelijk dat U aan ons dito somme gelieft over te maken alsoo wij tegenwoordigh extra verlegen om gelt sijn en (ver)soeken alles wat wij konnen bij malkanderen te krijgen want wij een groote somma in het korte moeten betaelen derhalve sal dit sonder faut p(er) naaste soo afwaghte waar toe wij ons (ver)latende.”

[177] S.A.G., FP 940, 88. Haarlem, 5/7/1683. “Ick heb op hede volgens uw ordere gesonde op Selant om te bestelle aen S(ieu)r Carel van der Guchte op Sas van Gent om aen U te adressere 9 stucke volgens dese staelle die altemael schone en goet sijn.”

[178] S.A.G., FP 940, 103. Leiden, 9/10/1694. “Hier neffens volgens uwe ordre aen S(ieu)r Pieter Simons sende ick U de cas gemerckt P.S. n° 2 met 12 ½ stuck spaens tot Brussel, bedragen met de 2 swarte laekens gelevert tot Juffr de wedu(w)e Lepouttre fl. 2228:8:0 naer wel bevindinge gelieft uyt te creditere.”

[179] S.A.G., FP 940, 103. Leiden, 14/5/1694. “Uwe aengename courant wel ontf(anghen) aengaende de greijne die ick uw vergoght hebbe alles behalve het cassenett op U stael…” en “ick hebbe dan de 6 stucken in een cassie gepackt en versonden desen mergen naer S(ieur) Pieter Simons, gem(erckt) R.B. n° 1. Hoope dat het U wel sal gevallen.”

[180] S.A.G., FP 940, 103. Leiden, 28/6/1695. “Volgens afspraeck met mejuffrouw, uw liefste zende hier nevens een kaerte met nieuwe zomerstoffe wol op wol die heel sterck ut dragen sullen zijn.”

[181] S.A.G., FP 940, 103. Leiden, 14/6/1695. “Pour la mort dela reine d’ Angleterre fera coutumen du drap noir, si vous en avez besoin. J’ en ay debous assortimens tant larges 8/4 que larges 10/4 pour hommes forts, et pour femmes minus.”

[182] S.A.G., FP 940, 15. Leiden, 18/1/1707. “Sy vous voulez bien avoir la bonté de m’ envoyer des lettres de change pour de que vous me deves a 4 ou 5 mois de datte je vous serois bien obligé.”

[183] S.A.G., FP 940, 26. Leiden, 2/3/1702.

[184] Quasi alle brieven uitgaande van de familie Lepoetre werden, vanaf het overlijden van Pieter Lepoetre, afgesloten met: “Uw dienaar en dienaresse, weduwe Pieter Lepoetre en zoon” Dit kan er enkel op wijzen dat de handelszaak in naam van en op verantwoordelijkheid van beiden werd gerund.

[185] S.A.G., FP 940, 26. Leiden, s.d. “Ik hebbe daar geldt moete voor geven, aan de fabricqueurs om dat so lanck niet wilde wagte, dat mij seer ongemakelik is.”

[186] S.A.G., FP 940, 26. Leiden, 22/4/1698. “Op mijn laaste beroepende vanden 15 cour(ant) sedert become een brief van albregt, waarin was een notisse van U om 2 boeke te coop(en) van le journal des savans, hetgeen ick sal doen, maar den boecke sijn todt heeden noch niet gedruck, en sal noch wel een maandt 4 a 5 aanlop(en) eer dat deselve gedruck sijn, gereedt sijnde wordt U toegesonden.”

[187] S.A.G., FP 940, 5. “Dient dat ick bij Mons(ieur) Willem de Vogel ben geweest die mijn geseijt heeft noch niet wel en wist, wanneer hij U de goederen soude toesende, alsoo hij noch eerst U order daer moest afwachten.”

[188] S.A.G., FP 940, 15. Leiden, 11/3/1707. “In antwoort U aengenamen vanden 6 cour(an)t gaat hier ingesloten de generaale reek(ening). Ik had lang (ge)wagt dat U mij sou hebben wisselb(rieven) gesonden. ’t geen ik (ver)soek met den eersten mag geschieden, want ik weet dat U het lang aan andre heb gedaan, soo dat ik hoop U de tijt in wat korter nem(en) sal en nogmaals ver(soek) ik dat de wisselb(rieven) met minder mag sijn als ider van £ 100 eer meerder, want ik anders die klyne niet als met schade can negotieeren.”

[189] S.A.G., FP 940, 101. Rotterdam, 31/8/1696. “Ick hebbe voor U ontfange van Mons(ieur) Lepoutre 1/16 tonnye boter die mijn ordineerde aen U per eerste schipper. Ick sende het welcke met Lambert soude hebbe geschiet, maer sij quam een dagh te laet. Soo hebbe het selven in gedien gelaeden die op gisteren vertrocken is. Twijfle niet ofte sal U wel behandight worden is gemerckt R.B. Ick U hier in enighte waeren van manufacturen ofte anders voor uw reeck(ening) te cooppen dienen can hebt maer te ordineeren. Sijt voorseeckert ick in alles U op het sal dienen.”

[190] S.A.G., FP 940, 107. s.l., 19/4/1693. “je vous prie de m’ envoyer des eschantillon du drap couleur de paille qou vous pouvé avoir et me marque le prix. Mon indisposition ne me permettant de pouvoir pas fer chez vous sans cela. Je ne vous donnerait la peine de m’ envoyer. C’ est pour des jeunes gens qui doive entrere au regiment des gardes dannoises.”

[191] S.A.G., FP 940, 64.

[192] S.A.G., FP 940, 43. Amiens, 11/3/1683. “C’ est pourquoy pouvey entierement my commander pour toutes les choses qui vous seront propres à v(ot)re negoce et qui se fabriquent icy, tant en marchandises tout laine, que celle que se sont icy faconné ou il y entre de la soye et mesme toutes les fois que feres venir de la marchandises pour vous venant de Paris en cette ville.”

[193] S.A.G., FP 940, 15. Lyon, 8/5/1706. “…, je vous offre mes services…” en “…, je ne crois pas que vous en ayé jamais un sol, j’ en solliciseray cependant le payem(en)t autant qu’ il sera un moy pour vous faire plaisir.”

[194] S.A.G., FP 940, 15. Lyon, 12/8/1706. “Nous n’ avons reçu aucune de vos lettres depuis celle de de juin dernier, par laquelle vous me marquié que n’ avié encor point fait retirer des mains de M(onsieu)r votre gendre a Lille les marchandises que nous vous avons expedié la fois passé à Lyon adresse, cela me rend inquiet,…”.

[195] S.A.G., FP 940, 15. Lyon, 2/12/1706. “…nous nous attacherons a vous bien servir en tout ce que vous nous cometres et au plus juste prix sans mesme vous le faire demander mais d’ un autre coté nous voulons une extreme exactitude dans le payement car nous ne sommes du tout point content de votre derniere remise et si vous nous ordonné quelque chose pour la faire des fois prochaine je vous prie d’ accompagnier votre memoire de 2 ou 3000 livres de bonnes lettres sur cette ville, ou sur Paris payable en especes car a quel prix que se soit nous nen prenons pas autrement et vous les trouveres a Anvers et Bruxelle.”

[196] S.A.G., FP 940, 15. “La bonne foy et la droiture est toujour parmi les negotions…”

[197] S.A.G., FP 940, 83. Nantes, 29/3/1700. “…si vous ne voules pas me payer volonterement et avecq honneur, je me joingdré et pourvoyré en justice et je croy que vous aures aces d’ epenne a vous deffendre de me payer.”

[198] S.A.G., FP 940, 78. Nantes, 2/1/1700 (van Pieter van Loo, gericht aan Reynier de Buck de jonge). “U sal niet qualijck comen te doen van gelt te senden of ordre om het part te betaelen van Jean of dat U onderwege (ver)cocht hebt, de menschen sijn alhier grootelicx (ver)wondert dat U Jean ut sonder gelt hebt wechgesonden ende noch meer dat U al sijn gelt tegen eenen abé hebt verspelt onderweghe.”

[199] Reynier junior liet overigens niet na zijn vader op zijn nijpende financiële situatie te wijzen, zie hiervoor: S.A.G., FP 940, 83. Nantes, 28/7/1699. “want in reeden soude U wel uw kindt geven aen een jonckman die niet een stuyver heeft.”

[200] S.A.G., FP 940, 78. Nantes, 2/1/1700 (van Pieter van Loo, gericht aan Reynier de Buck de jonge). “Naer alle mijnne devoiren, tot den 31 passe, sijn geobligeert geweest het magasijn in handen te leveren van mijnh(ee)r den president Le Fraille, die alle uw meublen heeft doen vertransporteren om de selve te doen vercoopen tot recompense van sijnne huysheure die U hem schuldigh sijt.”

[201] S.A.G., FP 940, 69. 15/10/1686. Rekening voor de maanden april, mei, juni, juli en augustus in dewelke hij voor respectievelijk 600, 600, 600, 600 en 370 ponden aan bestellingen plaatste.

[202] S.A.G., FP 940, 103. Parijs, 12/11/1685. “Je crois qu’ il y a du temps que vous etes arrivé en vos quartiers en bonne santé, ce que je vous souhaite. Vous m’ aviez promis que me fairiés la grace de parler a mons(ieu)r Nonkle pour ce dont je vous ay prié que m’ ecriviez aussi-tost, je vous prie derechef si ne l’ avez vue de le voir et luy dire ce que scavez s’ il ne me satisfait pas vous m’ obligez de le vouloir faire faire. C’ est ce que je ne crois pas, je le crois trop honneste homme, et au surplus, il scait bien la manière honnest dont jay cosé avec luy ce qui me surprend, car il ne me fait aucune réponse. Je vous laisse cette affaire sous vostre bonne conduite et si en échange il y a quelque chose pour vostre service en ces quartiers, pouvez commander a celuy qui est.”

[203] S.A.G., FP 940, 59. “Ensuite de vos ordre j’ ay paié au maistre de la sellette rouge, 122 tournois et vingt une a m(onsieur) v(ot)re fils quy faut ensemble 143 que je vous prie paier a Mr. de St. Anthoine, mon beau père. je suis fachez que je ne soit pas assé largement logger. J’ auroit pris v(ot)re fils chez moy mais ma femme estant toujours incomodez cela fait que je doit occuper une chambre de plus,…”

[204] S.A.G., FP 940, 24. Reims, 12/2/1697. “Par ma denière je vous priez me rendre sytot response parce que mon fils aiant vingt ans, je suis obligé le mettre chez un marchand. Je vous marquoi que j’ estoy bien aize qu’il apprit flamant.”

[205] S.A.G., FP 940, 69.

[206] S.A.G., FP 940, 64. Rijsel, 22/5/1704. “Jay bien receu l’ honneur de la vostre, je vousdray que les deux pacquet que vous attendez sont arrettez icy à la douane à cause que l’ on a oubliez dorner l’ acquit au cochet. Jay effort aujour d’huy à Paris pour que l’ on me l’ envoie aux premier jour et aux reçu, je vous les envoiray.”

[207] S.A.G., FP 940, 69. Deze debet loopt van mei 1700 tot februari 1702. In deze periode had Jozef de Buck 546:13:1/4 patacons aan onkosten opgestapeld voor de meest uiteenlopende zaken, gaande van de aanschaf van papier tot de aankoop van hoeden, stoffen en kleding.

[208] S.A.G., FP 940, 7. Rijsel, 16/8/1679. “Ick neme de vrijcheijt om U hier te seijnden eenen lap blauwen taf om swart ghevarft te hebben. Bidde U ’t selve eens ghelieft te seijnden naar Antwerpen aen mijne nichte, de weduwe van Mons. de Rousseaulx.”

[209] S.A.G., FP 940, 69. Rijsel, 25/5/1698. “Alsoo ick sien naer apparentie dat mijnen sone met mijn dochter hun wel mochten deere gheven van U te comen besoecken op U kermisse en prosessie die men se seer fraey sal sijn. Raeckende U schrijft van een seege te seynden expres om hun te comen haelen en is geensins van noode. Sij sullen wel met de conduite ordinaire comen sonder U daer mede te enbarasseren en blijven U gheobligeert over de goetheyt en vrientschap. Sij moghen hier te Ghent sijnde daer wat mede diverteren oft een wandelinxken doen, omtrent oft niet veijre van de stadt.”

[210] zie hiervoor: Hoofdstuk V, B. Het Engels debacle.

[211] S.A.G., FP 940, 12. Londen, 21/8/1696. “Et si cette affaire icy pouvoit lier quelque correspondance de commerce ensemble, je vous serois voir que je vous puis seroir en toutes sortes de draps et aut(res) sortes de laines à tous esgard mieux que M(essieur) Beltcher ny aucune autre. Ce qui pourroit peut estre aller plus loin que vous ne pensez si la guerre continuë vue que j’ entrerois volontiers de part avec vous dans l’ habillem(en)t des troupes soit angloises, soit autres.”

[212] S.A.G., FP 940, 64. Londen, 24/6/1698. “When your son was in London in march 1696, I made for him a coat and waist coat with long gold holes for which I was to have… £ 4:0:10. A bill of which he had of me in London march 12th 1696. And he ordered M(iste)r. Belcher to pay me. But he hathe not, and I have heard that he is now in Flanders. It is probable you may see him before he coms back. Pray s(ieu)r order me my mony as soone as this coms to your hand or at least lett me hear from you directing yours Hor. Richard Savage at the Golden Ball in Shomaker Ron in Blackfriers London.”

[213] S.A.G., FP 940, 64.