De conscripties in het 'Département de l' Escaut'. Organische groei van een recruteringssysteem, zijn conceptueel kader en zijn praktische uitvoering. Casus: de 19 gemeenten van het 'canton d' Oosterzeele'. (Olivier Van Rode)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL I

 

ONTWIKKELINGSFASEN VAN HET RECRUTERINGSSTELSEL
(1798-1805)

 

Hoofdstuk I : Voorgeschiedenis van de conscriptie

 

DE EVOLUTIE VAN HET RECRUTERINGSSTELSEL IN FRANKRIJK IN DE LATE XVIII° EEUW

 

A. Vóór de revolutie van 1789

 

a1. Aard van de oorlogen onder het 'Ancien régime'

 

De oorlogen en veldslagen in de XVIII° eeuw werden nog 'door het volk, voor de vorst' gevoerd. Door de monarch onderhouden beroepslegers -die een chronische geldnood veroorzaakten- vochten beperkte conflicten uit. Afstand van territorium of kolonies volstond om de oorlogstoestand om te zetten in vrede.

Hoewel Frankrijk er in de XVII° en XVIII° eeuw in geslaagd is zijn territorium blijvend noord- en oostwaarts uit te breiden, kon de eeuwenoude droom van een Frankrijk in zijn natuurlijke grenzen nooit gerealiseerd worden. Frankrijk zou militair ook niet in staat blijken, de verkwanseling van zijn kolonie 'dans le nouveau monde' aan erfvijand Groot-Brittannië te verhinderen. Steeds werd de totale oorlog tussen de grootmachten echter voorkomen door een regeling 'à l' amiable' tussen de vorsten.

 

a2. De recrutering

 

Het absolutisme is er niet in geslaagd aan de 'onderdanen' op te dringen, wat de republiek als de plicht van de 'citoyen' zou afschilderen. De 'fantassins' moesten via 'enrôlement volontaire' geronseld worden, eventueel aangevuld door een contingenten-conscriptie. (Wanneer het gevraagde aantal niet geleverd was, duidde men zelf nog enkele 'vrijwilligers' aan). Van een principiële 'dienstplicht' was echter geen sprake!

 

Het systeem van de vrijwillige dienstname gaf relatief bevredigende resultaten in het 'Ancien régime', omdat het de aard van de toenmalige gemeenschap respecteerde. Zo was de recrutering voor het koninklijke leger een lokale, seigneurale aangelegenheid, ervaren als een soort vazallenplicht te overstaan van de koning. De recruten werden bovendien ingelijfd in regimenten onder het bevel van edelen uit hun contreien, en ook de recruteringsofficieren kwamen uit diezelfde streek. Aldus speelde de recrutering in op de enge horizon van de dorpsgemeenschappen.

Daarnaast bood de militaire dienst een ultieme ontsnappingsmogelijkheid uit de totale armoede. Dat verklaart waarom het beeld van de 'fantassin' niet al te rooskleurig was. Genoot het soldatenberoep bij de massa nog enige waardering[31] -als beschermers van de gemeenschap-, dan werd het door de verlichte elite ronduit geminacht[32].

 

Dat de discipline niet altijd heerste, is duidelijk, en de plunderpraktijken waren het leger ook niet vreemd. In feite kan men stellen dat voornamelijk avonturiers en individuen uit de rand van de boerengemeeschap het beroep van de wapens uitoefenden. Een studie van de Parijse recrutering in 1763 bracht aan het licht, dat tal van recruten valse verklaringen hebben afgelegd omtrent afkomst en beroep. Dit wordt dan geïnterpreteerd als een poging om via dienstname in het leger hun verleden toe te dekken en in de anonimiteit te verdwijnen[33].

 

Wanneer de republiek massale troepenlichtingen ging organiseren, zou zij echter allerminst rekening houden met de eigenheid van de gemeenschap. Integendeel, die eigenheid was een 'main target' van de revolutie. En het leven van de 'sans-culotte' was zo mogelijk nog ellendiger dan dat van de 'journalier'... Gedwongen inlijving zou voor het nieuwe regime de enige manier zijn om een antwoord te bieden aan de contra-revolutionnaire Europese legers.

 

Ook daarvoor kon zij voorbeelden uit het verleden navolgen. Zo had bijvoorbeeld Louis XIV in 1706 de recrutering bevolen van een legereenheid van 60.000 man "d' une taille de cinq pieds au moins, de seize à quarante ans, non mariés mais subsidiairement parmi ces derniers, le temps de service étant de quatre ans[34]"

 

En naast het leger bestond er in alle gemeenten een 'milice royale', waarvoor jaarlijks een vast contingent opgeroepen werd. Deze milities waren normaal niet bedoeld om als gevechtseenheid te dienen, maar eerder als grensverdediging, stedelijk garnizoen, ... In kritieke oorlogssituaties zijn ze echter wel ingezet aan de fronten.[35]  De recrutering voor deze in 1688 in het leven geroepen instelling verliep via de 'tirage au sort' die model zou staan voor de 'levée en masse' in 1793. Alle ongehuwde of kinderloze gehuwde mannen tussen 18 en 40 jaar kwamen samen op de marktplaats en trokken een biljet. Witte biljetten stelden vrij van dienst in de 'milice', zwarte veroordeelden ertoe. Een tijdgenoot beschreef in zijn "Journal d' un bourgeois de Paris" het verloop van zo een 'tirage' in april 1743[36]

De woede van de bevolking over deze gedwongen recrutering was groot, en ze ontlaadde zich vaak in fysieke agressie tegen de intendant belast met de 'tirage' voor het hem opgelegde contingent. Het verzet komt ook tot uiting in de 'cahiers de doléances' van 1789.

 

In onze gewesten maakte de bevolking kennis met het Franse recruteringssysteem onder de bezetting tijdens de Oostenrijkse successieoorlog (1740-1748). Eind 1746-begin 1747 verplichtten de Fransen de door hen bezette gemeenten om een contingent te leveren voor het Franse leger. Zoals in Frankrijk diende de recrutering te gebeuren via 'enrôlement volontaire', aangevuld door een tirage au sort.[37]

De Oostenrijkse overheid toonde zich trouwens een goede leerling-tovernaar : in 1758 werd de recrutering bevolen voor de verschillende zogenaamde 'nationale regimenten'[38]. De Habsburgers kenden de facultatieve 'tirage au sort' in eigen land trouwens al veel langer[39]. In 1625, bij het begin van de dertigjarige oorlog introduceerde Johann Albrecht von Waldstein er het conscriptie-systeem, en in 1781 voerde men een "Conscriptions- und Werb-Bezirks-System für Niederösterreich" in, waarbij een bevolkingstelling de basis moest vormen voor de conscriptie.

De provinciale staten, en vanaf 1771 de recruteringsdistricten, kregen een contingent opgelegd, dat via 'enrôlement volontaire', en desnoods via 'tirage au sort' of een andere vorm van 'désignation'[40] vervolledigd diende te worden.

 

De vernieuwing van Jourdan en Delbrel in 1798 lag in de exclusiviteit, die aan de 'tirage au sort' toegekend werd voor het vervolledigen van het contingent. 'Enrôlements volontaires' leverden extra recruten, maar het gevraagde contingent moest volledig geleverd worden met 'conscrits', of eventueel met 'remplaçants' (cfr. infra).

 

a3. De desertie

 

De koninklijke legers hadden gedurig af te rekenen met het probleem van de desertie. De jammerklachten van de generaals hierover zijn overvloedig voorhanden, en de omvang van het probleem vormde een serieuze aderlating voor de Europese legers. Zelfs de dreiging met de wreedste straffen kon er niet aan verhelpen. In 1716 -amper 2 jaar na de zware Spaanse successieoorlog, waarin binnenlandse woelingen als een soort 'Dolchstoss' de Franse krijgskansen hadden beïnvloed- werd de doodstraf opnieuw ingesteld. Wie naar het buitenland deserteerde en zo landverraad pleegde, werd 'de facto' (maar natuurlijk wel bij verstek) ter dood veroordeeld. Het lot van deserteurs die de Franse bodem niet verlieten, berustte in de handen van de rechtbanken.

 

Wanneer het om een geïsoleerde desertie ging, mochten zij de doodstraf of vrijspraak vellen. Ingeval van gezamenlijke desertie moesten de deserteurs in groepjes van drie verdeeld worden, en bij loting werd dan bepaald wie terechtgesteld zou worden[41].

Deze gestrengheid mocht weinig baten, wel integendeel. Juist de rigoureuze militaire discipline onder het 'Ancien régime' en de onverschilligheid van de officieren over de levensomstandigheden van hun troepen zette een groot deel van de militairen aan tot vaandelvlucht. Ook het feit dat het Franse leger voor het merendeel uit boerenzonen bestond, droeg bij aan het probleem. Tal van militairen vulden hun karige soldij aan als land- of seizoenarbeiders, zodat de zomermigratie de 'fuyards' in de mogelijkheid stelde onder te duiken. Ze genoten de bescherming van de lokale bevolking, die desertie niet zagen als een misdrijf van militair recht, maar als een legitieme noodzaak van het rurale bestaan[42].

Waar de grootste gestrengheid niet mag baten, probeert men met zachtheid. Met geregelde intervallen werd amnestie verleend, om ex-deserteurs aan te zetten, terug naar hun corps te keren.

 

Zoals we zullen zien, heeft de republiek met hetzelfde euvel geworsteld. Het verschil lag niet zozeer in de aard en oorzaken van de desertie als wel in de dimensies. Terwijl de Franse effectieven tijdens de zevenjarige oorlog zowat 200.000 soldaten telde (op 3 800 000 valide mannen tussen 16 en 40 jaar), hield de republiek een staand leger 'au pied de paix' op de been van 750.000 man![43]

 

 

B. Onder de republiek

 

b1. De politieke en militaire omstandigheden[44]

 

Revolutionair Frankrijk raakte bij de mogendheden in diskrediet na de mislukte vluchtpoging van Lodewijk XVI op 20 juni 1791. Steeds meer 'émigrés' stuurden in het buitenland aan op contra-revolutionaire actie. In Frankrijk zelf nam de onenigheid toe tussen de 745 afgevaardigden van de op 1 oktober geopende 'Assemblée législative'. Royalistische 'Feuillants', burgerlijke 'Girondins' en radicale 'Jacobins' stelden zich steeds grimmiger op. Deze troebelen leidden uiteindelijk de periode van coalitieoorlogen in, waaraan slechts de totale nederlaag te Waterloo definitief een einde zou stellen. Het ging hier immers niet meer om een veroveringsoorlog, die na het prijsgeven van geringe stukken territorium of de concessie van kolonies opnieuw door een periode van relatief duurzame vrede gevolgd werd. Voor het eerst krijgen we een botsing van twee onverzoenbare ideologische systemen, die een wederzijdse doodsbedreiging inhielden. De oorlog kon maar ophouden met de definitieve uitroeiing van één van beide machtsvormen.

 

Uiteindelijk zou Napoléon deze tweespalt opheffen, maar zijn machtshonger, en de exclusief militaire basis van zijn roem dreef hem ertoe de oorlog tot het einde toe aan te houden[45].

 

Op 20 april 1792 werd de oorlog verklaard aan de koning van Bohemen en Hongarije (de latere keizer van de Habsburgse dubbelmonarchie Frans I). Dit betrok Oostenrijk en Pruisen  in het conflict. Achter alle republikeinse bevrijdingsretoriek ging een begerige expansiedrang schuil. De Oostenrijkse Nederlanden -en de eeuwenoude droom van de Rijngrens- hebben de republikeinen de ogen uitgestoken, alle bekommering over de verwachtingen van de te bevrijden volkeren ten spijt!

 

De oorlog verliep echter aanvankelijk alles behalve positief voor de Fransen. Twee Franse offensieven liepen op niets uit. In juli 1792 begon het Oostenrijkse tegenoffensief, dat aanleiding zou geven tot de verklaring van de 'patrie en danger'[46] en de 'levée' van 85.400 man voor de vervollediging van het leger[47].

 

De coalitie dreef de paniek ten top met het manifest van de Hertog van Brunswich (28 juli). Zij stelde zich tot doel om de koning te bevrijden en de revolutionairen te straffen. Dat manifest sloeg in als een bom, en voor het eerst zou Europa geconfronteerd worden met de macht van het volk.

 

In de paniek die ontstond, ging de parlementaire monarchie teloor. Had men de koning medio juli nog belast met het bevel over de troepen[48], op 10 augustus werden de 'Tuileries' bestormd en het koningschap afgeschaft. Na aanvankelijke successen op het terrein (capitulatie van Longwy en Verdun) werden de legers van de coalitie tot staan gebracht te Valmy (20 september 1792), waarop Pruisen uit de coalitie trad. Diezelfde dag hield de 'Assemblée législative' haar laatste zitting, waarin de republiek werd uitgeroepen. De Convention stuurde de Franse legers onder Dumouriez dan zelf weer in het offensief, en deze versloegen de Oostenrijkse troepen in de legendarische slag bij Jemappes (6 november 1792). Nadien veroverden zij de hele Oostenrijkse Nederlanden.

 

Op 15 december publiceerde de 'Convention' haar berucht decreet, waarin ze de 'bevrijde' gebieden financieel medeverantwoordelijk stelde voor de kosten van de oorlog. Nadien werd steeds duidelijker dat de 'Convention' ten overstaan van de veroverde gebieden een koerswijziging gemaakt had. Het 'reünionisme' was een doorn in het oog van de Verenigde Provinciën, die de 'bevrijding' zagen als een nieuwe schending van het zuurverdiende barriere-tractaat uit 1713. Ook Engeland was ontevreden, vooral wegens de op 16 november bij 'arrêté' door minister Lebrun ingestelde vrije doorvaart op de Schelde.

 

Het zou echter pas menens worden na 21 januari 1793, na de 'Exécution de Louis Capet XVI° du nom'.  Nu ging het gepeupel zelfs voor de liberale Engelsen te ver, vooral wanneer Danton tien dagen later de uitvoer van de revolutie predikte, door te pleiten voor annexatie van de bezette gebieden 'op vraag van de bevolking zelf'. Na de omzetting van dit pleidooi in een decreet dat de 'Assemblées' bij hoogdringendheid samenriep om de nieuwe staatsvorm te kiezen, verbraken Groot-Brittannië en de Verenigde Provinciën de diplomatieke betrekkingen met de republiek. De 'Convention' verklaarde hen in haar overmoed de oorlog, op 1 februari. Op 16 en 17 februari 1793 viel het leger van Dumouriez Holland binnen. Het tegenoffensief van de Oostenrijkers deed de krijgskansen keren. De 'Convention' poogde daaraan een antwoord te bieden met het decreet van 24 februari 1793, dat de 'levée' van 300.000 man beval. Alle ongehuwde Fransen en kinderloze weduwnaars tussen 18 en 40 jaar werden in staat van 'réquisition' gesteld tot het moment dat de effectieve recrutering van de door hetzelfde decreet bevolen 'levée' van 300.000 'réquisitionnaires' vervolledigd zou zijn.

Maar de 'Convention' had nog een andere, interne vijand, die het wanhoopsdecreet van 24 februari aangreep om het vuur van de opstand aan te wakkeren...  Met deze werkwijze druiste de Convention immers regelrecht in tegen het gewoonterecht -en het decreet van 16 december 1789-, volgens hetwelk de recrutering voor het leger louter via 'enrôlements volontaires' moest gebeuren. (de 'milice' was immers afgeschaft!) Hoewel de gemeenten de mogelijkheid behielden om hun contingent volledig met 'enrôlements volontaires' te leveren, terwijl aan de 'réquisitionnaires appelés à marcher' de 'remplacement' toegestaan was, gaf de 'réquisition' aanleiding tot fel verzet, vooral in de Vendée (maart 1793).

 

Daarvan gebruik makend viel de Coalitie Frankrijk van alle kanten tegelijk aan, en de republiek leek niet in staat de stormloop te kunnen weerstaan[49]. Een reeks nederlagen culmineerde op 18 maart 1793 in de verpletterende nederlaag bij Neerwinden. Van toen af werd Frankrijk zelf opnieuw bedreigd (verovering van de Condé, en van Valenciennes op 28 juli 1793).

 

Geconfronteerd met deze ultieme dreiging, verloor de Convention elke gematigdheid. Het op 10 maart opgerichte 'Tribunal criminel extraordinaire', en het 'comité de défense générale' (opgericht in november 1792), dat vanaf 26 maart 1793 van Danton de opdracht kreeg om -onder de naam 'comité de salut public'- als volmachtregering op te treden,  moesten een antwoord bieden voor de binnenlandse 'contra-revolutie'. Het was de periode die de geschiedenis is ingegaan onder de naam 'La Terreur'. De vrees voor een contra-revolutie voedde het wantrouwen jegens het leger en zijn leiding, en vanaf 30 april gingen de 'commissaires aux armées' de Terreur aldaar vertegenwoordigen[50].

 

Ondanks dit alles wist het 'Comité du salut public' het tij te keren. De geniekapitein Lazare Carnot, die er het 'département de la guerre' waarnam, wist de discipline te herstellen. Hij richtte een centraal bureau voor de legeradministratie op, en hield toezicht op de recrutering.

 

Hij was het, die de massale mobilisatie van het gehele Franse volk zou organiseren, de 'levée en masse' in augustus.

 

Het republikanisme van de Fransen, dat ondanks de vele teleurstellingen groot gebleven was -het westen met zijn Chouanerie niet te na gesproken[51]-, heeft de republiek gered[52].

De 'réquisition', die de Vendée helemaal in de burgeroorlog verdiepte, werd elders vrij enthousiast opgevolgd, en als bij wonder kregen de Oostenrijkse troepen rake klappen toebedeeld. In het binnenland werd elke oproer (behalve in de 'Vendée') de kop ingedrukt.

 

Vanaf februari 1794 nam Frankrijk opnieuw het initiatief in handen, en vanaf maart kan men spreken van een massaal offensief, dat aanvankelijk evenwel niet echt vlotte. In mei verging het de republikeinen beter, en op 8 messidor II (26 juni 1794) verpletterden ze de Oostenrijkers te Fleurus. Toen kon niets hen nog tegenhouden. Wanneer Robespierre op 11 thermidor II (29 juli 1794) zelf het slachtoffer werd van zijn guillotine, waren de Oostenrijkse Nederlanden in hun quasi-totaliteit, en het Prinsbisdom Luik compleet bezet. Alleen de vesting Luxembourg zou de Fransen trotseren tot 19 prairial III (7 juni 1795).

 

De Convention zette de oorlog verder, en de Republiek der Verenigde Nederlanden werd onder de voet gelopen. De vrede van Bazel met Pruisen, Spanje en de Bataafse Republiek reduceerde de eerste coalitie tot Engeland en Oostenrijk. De annexatie van de 'neuf départemens nouvellement réunis' op 9 vendémiaire IV (1 oktober 1795), en de opheffing van de 'Convention' luidden een nieuwe fase in. Het op 5 brumaire (27 oktober 1795) ingestelde Directoire ging vanaf 1796 een ongebreidelde expansiepolitiek voeren. De succesvolle Italiaanse veldtocht (1796-97) bracht de bevestiging van de annexatie van de Oostenrijkse Nederlanden en de vrede met het keizerrijk mee (voorakkoorden van Léoben op 29 germinal V (18 april 1797), vrede van Campo Formio in oktober 1797). Voorlopig stond de zeemogendheid Engeland alleen in haar strijd, die zich nu in Egypte concentreerde.

 

b2. De recrutering

 

Eén van de grootste verdiensten die de Franse Revolutie op haar actief mag schrijven, is haar -niet steeds even volkomen geslaagde- poging om een einde te stellen aan de willekeur van de bewindslui. De (wettelijke) gelijkheid was één van de drie elementen in de slogan van de republiek. De kenbaarheid van de wet -slechts geldig vanaf haar publikatie- en het non-retroactiviteitsbeginsel werden hoog in het vaandel gedragen.

 

Net als alle andere materies vereiste de militaire recrutering voortaan een wettelijke basis. Een goed deel van de vroeg-republikeinse wetgeving is eraan gewijd. In een aantal fasen werd het principe van de verplichte militaire dienst aan de natie juridisch gefundeerd. Dit gebeurde nadat aanvankelijk het militaire 'establishment' gemuilkorfd werd als een noodzakelijk kwaad, dat ernstig gewantrouwd werd. De coalitieoorlogen toonden echter de noodzaak ervan aan.

 

1) Beperking van leger en militaire dienst (1789-1790)

 

Aanvankelijk wilde men de militaire dienst zoveel mogelijk beperken, in de geest van de 'liberté, égalité et fraternité' tussen de volkeren. Op 16 december 1789, amper 5 maand na de euforische bestorming van de Bastille op 14 juli, legde een decreet de recruteringsprocedure vast :           

 

"L' Assemblée nationale décrète que les troupes françaises, de quelque arme qu' elles soient, autres que les milices et gardes nationales, seront recrutées par enrôlement volontaire."[53]

 

Men sloot dus voor het staand leger elke gedwongen recrutering uit. Wel behield men de uitzondering voor de milities, alsook voor de spontaan gevormde 'gardes nationales'.

 

Op 28 februari 1790 werd dan een organiek decreet aangenomen op de samenstelling van het leger[54], waarin vooral gehamerd werd op de trouw aan de natie en de koning. Het is duidelijk ingegeven door een wantrouwen jegens de gewapende macht, en wil voornamelijk de kansen op een 'coup d' état' beperken. Zo bepaalde het dat jaarlijks op 14 juli elke militair de eed van trouw moest afleggen in aanwezigheid van de hele bevolking van de garnizoenstad waarin hij gelegerd was. Elke gebruik van vreemde huurtroepen diende vooraf de goedkeuring te krijgen van de 'assemblée législative', die ook jaarlijks over de gelden moest stemmen, die voor het onderhoud van het leger en andere militaire uitgaven ter beschikking gesteld werden. De legislatuur bepaalde daarnaast ook de getalsterkte van het leger, de soldij per graad, de toelatingsvoorwaarden voor de dienst en de bevorderingscriteria, de vorm van de 'enrôlements' en de voorwaarden van de afzwaai. Tenslotte besliste zij over de militaire delicten en straffen.

 

Daarnaast werden ook de rechten van de 'citoyens' in actieve dienst beschermd (art. 5: recht op toegang tot elke graad; art. 6: recht op behoud van domicilie, ondanks de langdurige afwezigheid, en recht op uitoefening van de actieve burgerrechten; art. 7: recht van oudgedienden met een ononderbroken diensttijd van 16 jaar [duidelijk een verwijzing naar de professionele aard van de legerdienst] op het volle genot van zijn rechten als 'citoyen actif', en op vrijstelling van de voorwaarden inzake bezit en belasting). Verder werd -in de geest van de 'égalité' elke vorm van venaliteit inzake de militaire dienst en lasten gesupprimeerd.

Tenslotte werd de rol van het leger expliciet beperkt tot de verdediging van het vaderland tegen vijandelijke invallen (art. 2). Een offensieve aanwending van het militaire apparaat werd aldus juridisch onmogelijk.

 

2) De campagne van 1792: begin van de eerste coalitieoorlog (juli 1792)

 

In de nadagen van de revolutionaire machtsovername kunnen we dus gewagen van een paternalistische staat, die zijn citoyens beschermt tegen de vraatzucht van het militaire establishment. De omstandigheden zouden er echter voor zorgen, dat die staat zelf een veelvraat zou worden. Bijna dag op dag drie jaar na de inname van de Bastille, wanneer het voorjaarsoffensief van de republiek tegen de eerste coalitie afgeweerd was, en de Oostenrijkers het Franse grondgebied bedreigden, veranderde de 'assemblée législative' van koers:

 

            "..., considérant que le meilleur moyen de détruire efficacement la ligne toujours menaçante des ennemis conjurés contre la nation française est de leur opposer une force militaire tellement imposante par sa masse seule, qu' elle leur fasse perdre tout espoir quelconque d' envahissement, et craindre au contraire de voir porter bientôt chez eux, avec l' étendard de la guerre, le germe précieux de la liberté, qu' ils ne cherchent qu' à anéantir en France que pour perpétuer l' esclavage des nations;

            considérant que le moment déclaré du danger de la patrie[55] est aussi celui où tout citoyen doit s' empresser de venir offrir son bras pour la défendre..."[56]

 

Na de verklaring van hoogdringendheid bepaalde de 'assemblée nationale' dat het leger zo snel mogelijk op zijn volledig effectief van 440.000 à 450.000 [sic!] man gebracht moest worden, zowel linietroepen als 'gardes nationales volontaires' en 'gendarmerie nationale'.

Daartoe moesten de 83 'départements' 50.000 man leveren voor de linietroepen, terwijl uit de verschillende divisies van de 'gendarmerie nationale' twee nieuwe divisies gevormd moesten worden om ingezet te worden tegen 'les ennemis extérieurs'. De hiertoe uit de divisies gelichte mannen dienden dan terstond vervangen te worden door een nieuwe recrutering. Tenslotte werden de pas opgerichte veteranencompagnieën ter beschikking gesteld van de uitvoerende macht, teneinde overal te kunnen worden ingezet, waar ze het meest nuttig blijken, en in het bijzonder op de in staat van oorlog verklaarde plaatsen, voor de verdediging ervan. Alle overige veteranen mochten gelijkaardige compagnieën oprichten, op de door het decreet bepaalde wijze (titel II).

 

Hoewel de 'Assemblée législative' hier dus reeds een bepaald contingent eist, respecteert ze nog steeds de persoonlijke vrijheid, door exclusief via 'gardes nationales volontaires' te recruteren.[57] De eerste buitenlandse dreiging, en de nog inslaande republikeinse retoriek, die de koning in de mond werd gelegd[58], overtuigde velen -zelfs royalisten- van de noodzaak om dienst te nemen voor Frankrijks redding.

 

"...La loi vient d' assigner à chacun son poste: le Roi vous presse de vous y rendre. La mère commune appelle tous ses enfans; ils ne seront pas sourds à sa voix. Il s' agit de sauver ce que vous avez de plus cher, vos mères, vos femmes, vos enfans. Français, il s' agit de votre constitution et de votre liberté.

            Ce n' est plus le temps des discussions et des discours, c' est celui des actions éclatantes. L' Europe entière se ligue pour vous combattre; réunissez-vous pour repousser ses efforts. Des légions entières menacent les barrières de l' empire [sic]: c' est là qu' il faut marcher..."

 

Deze dramatische oproep overtuigde velen om, onder het zingen van de legendarische 'Marseillaise', de coalitietroepen tegemoet te trekken, en met succes...

 

3) De oorlogsverklaring aan Groot-Brittannië en Holland; de 'réquisition' van februari 1793 [59]

 

Onder de 'Convention' verdwenen de laatste scrupules, en tegelijk met de grote hervorming van het leger[60], onderging het recruteringsstelsel zijn meest fundamentele wijziging. Het aanvankelijke impulsieve enthousiasme was in een paar tegenslagen fel bekoeld, en de republiek was uitgeroepen. Bovendien had ze zich aan regicide schuldig gemaakt, wat voor vele Fransen -die de wantoestanden van het 'ancièn régime' hadden toegeschreven aan de nefaste invloed van de adel op de koninklijke beslissingen- de deur dichtdeed. Op dit cruciale moment, vlak voordat de republiek in een doodstrijd verwikkeld zou geraken, deed de dienstplicht haar intrede.

 

3.1 Inleidende titel : Instelling van het stelsel van de 'réquisition'

 

In een inleidende titel werden alle ongehuwde of kinderloze gehuwde Franse 'citoyens' tussen 18 en 40 jaar in staat van 'réquisition permanente' verklaard tot op het moment, dat de in titel 1 van hetzelfde decreet bevolen 'levée' effectief uitgevoerd zou zijn. De 'conseil exécutif', en in tweede instantie de generaals zelf, mochten de citoyens opeisen, en moesten de 'Convention' op de hoogte stellen van het aantal dat opgeëist was, alsook van de door de verschillende 'réquisitions' getroffen 'départements'.

 

3.2 Titel I: 'levée' van 300.000 man uit die 'réquisitionnaires' : recruteringsmodaliteiten

 

* verdeling van de contingenten

 

300.000 mannen werden opgeroepen om zo snel mogelijk in de legers van de republiek ingelijfd te worden. Voor de verdeling van het contingent werd dit aantal eerst vermeerderd met de voor de marine voorbestemden en de in het leger aanwezig veronderstelde 'volontaires nationaux' (van 1792) -van deze laatsten werd het aantal door het decreet zelf op 250 per 'bataillon' vastgesteld-. Deze som moest nu verdeeld worden onder de 'départements' op basis van hun bevolkingscijfer. De voor de marine voorbestemden werden nu van het resultaat gededuceerd voor een totaal van 50.000 (volgens het contingent van het respectievelijke département) de 'volontaires nationaux' voor 250 per door het 'département' geleverd 'bataillon'.

 

De aldus bekomen resultaten vormden de departementale contingenten in de levée van 300.000 man. Binnen de 24 uur na de ontvangst van dit decreet moesten de 'directoires de département' deze contingenten onderverdelen onder de districten van hun rechtsgebied, waarna de 'directoires de district' eenzelfde termijn kregen om de gemeentelijke contingenten te bepalen. Ook in deze onderverdelingen diende rekening gehouden te worden met de reeds door de districten respectievelijk gemeenten geleverde mannen, indien deze op dat ogenblik in de legers

aanwezig waren.

 

* de feitelijke recrutering

 

Het 'directoire de département' diende naar elk district een 'commissaire' te sturen, en elk 'directoire de district' moest op zijn beurt 'commissaires' naar de kantons zendenom de lokale recruteringsactiviteiten bij te wonen en te controleren.

 

Bij ontvangst van de staat van door hun gemeente te leveren mannen, moesten de 'officiers municipaux' de 'citoyens' op de hoogte stellen, en in de drie daaropvolgende dagen konden 'enrôlements volontaires' aangegaan worden. Ingeval het aantal hiervan niet zou volstaan om het contingent te vervolledigen, dan moest dit na de derde dag onverwijld aangevuld worden via een 'désignation'. De 'citoyens' mochten daartoe zelf de nodige stappen zetten, op de manier die hen het meest geschikt leek[61]. Ze moesten echter personen aanduiden, die onder artikel I van de inleidende titel begrepen waren.

 

Wie aangeduid werd om het contingent aan te vullen, had de mogelijkheid om een 'remplaçant' voor te stellen. Deze moest in staat zijn om de wapens te dragen, tenminste 18 jaar zijn, en door de 'conseil général de la commune' aanvaard worden[62].

Deze 'remplaçant' dienden zij dan op eigen kosten van wapens, uitrusting en kledij te voorzien, en de 'remplacé' bleef nominatim verantwoordelijk totdat zijn 'remplaçant' op het hem aangewezen corps ontvangen was.

 

Wie in vroegere 'levées' een 'remplaçant' had geleverd, was daardoor echter niet vrijgesteld van deelname aan deze nieuwe levée (en moest ingeval van aanduiding toch optrekken of opnieuw een 'remplaçant' leveren). Dit vormde een belangrijk precedent voor de 'remplacement' in de 'levées extraordinaires' (cfr. infra).

 

Geen enkele 'citoyen' kon vrijgesteld worden van deelname aan de 'désignation' te begeven[63], en de afwezigen werden ook niet vrijgesteld van deelname aan het door de aanwezigen voorgestelde aanduidingssysteem. Zij verloren het recht om hun voorkeur voor een bepaald systeem te uiten.

 

*niet voor de recrutering in aanmerking komenden (art. 20)

 

Het decreet voorzag negen categorieën van personen, dewelke niet door de 'citoyens' mochten aangeduid worden. Op de eerste en de laatste categorie na betreft het uitsluitend functionarissen van de drie constitutionele machten. Waarschijnlijk was het de bedoeling van de 'Convention' om te voorkomen dat de continuïteit van de openbare macht in het gedrang zou komen. Ze zag zich echter plots geconfronteerd met een enorme aangroei van het overheidspersoneel...

 

De categorieën van artikel 20 zijn:

 

            1° zij die door lichamelijke gebreken in de onmogelijkheid verkeren de wapens te dragen.

            2° de leden van de 'directoires de département' en de 'directoires de district'

            3° de 'procureurs-généraux' en de 'syndics'

            4° de 'secrétaires générales' en de 'secrétaires de district'

            5° de 'maires', de 'officiers municipaux' en de 'procureurs de commune'

            6° de leden van de burgerlijke en de strafrechtbanken (van eerste aanleg), de griffier, de 'commissaires
                 nationaux' en de vrederechters

            7° de 'receveurs de district'

            8° de 'receveurs' en 'directeurs d' enregistrement'

            9° de tewerkgestelden in de wapen- en buskruitnijverheid

 

*opmaak en verzending van de lijsten; aflevering van de recruten

 

Van zodra het contingent volledig was, moesten de namen van de 'citoyens à marcher' geproclameerd en in het proces-verbaal van de zitting opgenomen worden. Elke 'réquisitionnaire' kreeg dan persoonlijk een uittreksel daaruit toegestuurd. Hoj diende zich dan bij de 'officiers municipaux' aan te bieden, die hem zou overhandigen aan door de 'ministre de la guerre' gezonden recruteringsagenten, om gekeurd te worden volgens de geldende gebruiken[64], en hun persoonsbeschrijving opstellen.

 

Van dat alles dienden de recruteringsagenten dan een ondertekend afschrift aan de 'officiers municipaux' te overhandigen, dewelke dan onmiddellijk twee minuten van het proces-verbaal en van de aanvaarding zouden toezenden, respectievelijk aan de 'procureur-syndic' en aan de 'procureur-général'. Deze laatste moest dan zo snel mogelijk een gelegaliseerde copie van al deze stukken overmaken aan de 'ministre de la guerre' en aan de hogere militaire agent belast met de controle over deze levée.

 

*oproep om het contingent te overschrijden via oproep tot 'enrôlement volontaire'

 

Na titels 2 en 3, die respectievelijk de 'habillement, équipement, armement et subsistences' en de 'complément des troupes à cheval et de l' artillerie'[65] behandelen, roepen enkele toegevoegde artikelen de 'départements' op om zoveel mogelijk 'volontaires' aan te werven 'en sus de leur contingent'. Na de recrutering zou een lijst opgemaakt worden van de 'départements' die hun contingent voldoende overschreden hebben om één of meerdere 'bataillons' samen te stellen.

 

"...et il sera déclaré que ces départemens ont bien mérité de la patrie, dans un moment où la liberté était menacée par tous les tyrans"[66].

 

Daarnaast moest de 'ministre de la guerre' orders geven opdat geen enkele 'volontaire' zijn 'bataillon' nog zou kunnen verlaten, en dat er geen enkele toestemming aan de 'défenseurs de la patrie' meer zou gegeven worden, om hun vaandels te verlaten. Een decreet van 25 februari voldeed aan deze laatste eis.

 

3.3 Remmen op de uitvoering

 

De decreten die volgden op het organieke decreet van 24 februari 1793, weerspiegelen de moeizame afwikkeling van de 'levée' in het voorjaar van 1793.

 

Op 9 maart kreeg de 'ministre de la guerre de toestemming om uit de leerlingen van de 'école nationale des ponts-et-chaussées' diegene te recruteren die geschikt zouden bevonden worden om gebruikt te worden in het leger. Deze toestemming werd verleend "...après avoir entendu la pétition des élèves...", die dus blijkbaar weinig soelaas heeft geboden... Wel kregen diegenen die niet geschikt bevonden werden de zekerheid dat ze hun studies zouden mogen verderzetten, "...sans pouvoir être forcés à marcher comme volontaires nationaux." [sic!].

 

Op 28 maart, tien dagen na het debâcle van Neerwinden, werd de 'Convention' enigszins ongeduldig inzake de uitvoering van het organieke decreet van 24 februari[67].

 

De gemeenten moesten het tempo van de recrutering zoveel mogelijk opdrijven, en de aangeduide 'réquisitionnaires' op de hoogte brengen van de hun toegewezen bestemming, bepaald op basis van de artikelen 21 e.v. van voornoemd decreet en van de instructie van de 'ministre de la guerre'. Dezen moesten bij hun aankomst aldaar een certificaat naar hun gemeente sturen, ondertekend door de 'commissaire des guerres', dat hun aankomst vaststelt. Pas wanneer evenveel dergelijke certificaten door de gemeente werden voorgelegd, als ze 'réquisitionnaires' moesten leveren in de 'levée', zouden zij van hun contingent ontheven worden.

Elke aangeduide 'réquisitionnaire' die zich niet onmiddellijk naar het corps zou begeven of die, zonder legitiem beletsel, zou nalaten om zich er op de hem voorgeschreven dag heen te begeven, of die, na vertrokken te zijn, naar zijn domicilie terug zou keren, zou gestraft worden conform het decreet van 30 september 1791. De gemeenten waar de ondergedokenen zouden verblijven, waren gehouden om hen aan te geven aan de 'ministre de la guerre', opdat ze volgens alle gestrengheid van de wetten zouden gestraft worden. Gemeenten die hen zouden verbergen, moesten evenveel vrijwilligers leveren, als ze weigeraars op hun territorium toelieten. De 'gendarmerie' werd in staat van permanentie gesteld om patrouilles te sturen langs de toegangswegen tot de legers, om elkeen die zonder verlof het leger zou verlaten, of onderweg erheen rechtsomkeer zou maken te arresteren en naar het corps brengen, om daar gevonnist te worden.

 

Het was de soldaten ten strengste verboden hun wapens en uitrusting te verkopen, op straffe van correctionele gevangenisstraf. De aankoop ervan door particulieren werd met bezwarend beslag bestraft, en met correctionele geldstraf tot 3000 ponden, bovenop de gevangenisstraf.

Het nijpend gebrek aan wapens en buskruit noopte de 'Convention' om alle arbeiders die in deze fabrieken werkten, vrij te stellen. Daartoe liet ze de meesterknechten lijsten opmaken, van al degenen die reeds langer dan zes maand in hun dienst waren, en toch in de recrutering begrepen zouden zijn geweest. Dezen zouden dan naar de ateliers teruggestuurd worden. Expliciet stelde hetzelfde decreet echter, dat, voor elke persoon die ten onrechte op die lijst zou gezet worden, de meesterknecht voor eigen rekening een 'volontaire' zou moeten leveren, uitrusten en wapenen, bovenop de betrokkene, die zelf ook opnieuw het leger zou moeten vervoegen.

Het behoedzame wantrouwen, dat we in dit decreet geformuleerd zien ten overstaan van de ingezetenen, wijst erop dat de houding van het centrum onder impuls van de massale 'insoumission' danig gewijzigd was!

 

4) Onder steeds donkerder perspectieven naar de 'levée en masse'  (juni-augustus 1793)

 

Met het 'Décret relatif au mode de réquisition de la force publique' van 30 mei werd opnieuw een stap verder gezet.

 

"La réquisition de la force publique, dans les diverses circonstances qui en solliciteront l' emploi, sera exercée, dans la forme suivante, par les autorités constituées et chargées des réquisitions par la loi.

            Seront requis: 1° les citoyens depuis l' âge de seize ans jusqu' à vingt-cinq[!];

                                   2° ceux de vingt-cinq jusqu' à trente-cinq;

                                   3° ceux de trente-cinq jusqu' à quarante-cinq;

            La dernière réquisition comprendra tous les autres citoyens qui seront en état de porter les armes..."
De greep van de overheid verruimde, doordat nu theoretisch het gehele volk in staat van 'réquisition' verkeerde. Deze rechtsfiguur was echter gedoemd om te verdwijnen met de Terreur van Robespierre. In vergelijking hiermee zijn zelfs de 'levées extraordinaires' van het 'Empire' gematigd te noemen -met dat verschil, dat de middelen om de uitvoering af te dwingen subtieler en effectiever geworden waren-. Ook de praktijk om zestienjarigen in te lijven zou afgevoerd worden
[68].

 

Wel voorzag het decreet in een uitzondering: elke 'citoyen' met meer dan drie kinderen, die door de gemeente erkend werd als enige steun voor hun levensonderhoud, mocht niet in de laatste 'réquisition' begrepen worden, ongeacht zijn leeftijd. Anderzijds werden dan weer alle vrijgezellen en kinderloze weduwnaars tot 40 jaar in de eerste 'classe de réquisition' geplaatst.

 

Uiteindelijk zou op 16 augustus -een twintigtal dagen nadat met de val van Valenciennes de invasie echt begonnen was- het toppunt van de 'réquisitions' volgen met de 'levée en masse'[69].

 

" Le peuple français déclare, par l' organe de ses représentans, qu' il  va se lever tout entier pour la défense de sa liberté, de sa constitution, et pour délivrer enfin son territoire de ses ennemis..."

 

Er moesten 18 'représentants du peuple' benoemd worden, belast met de leiding van de recruteringsactiviteiten. In tegenstelling met de levée van 24 februari, was er dus een duidelijk wantrouwen tegenover de lokale beambten, die trouwens door de 'représentants' mochten ontzet worden uit hun functie (waarna zij er zeer zeker -en zeer letterlijk- het hoofd bij zouden verliezen).

Het 'Comité de salut public' moest de modaliteiten van deze "grand mouvement national" vastleggen, wat gebeurde bij decreet van 23 augustus[70].

 

"           Dès ce moment, jusqu' à celui où les ennemis auront été chassés du territoire de la république, tous les Français sont en réquisition permanente pour le service des armées.

            Les hommes mariés forgeront des armes et transporteront des subsistances; les femmes feront des tentes, des habits et serviront dans les hôpitaux; les enfants mettront les vieux linges en charpie; les vieillards se feront porter sur les places publiques pour exciter le courage des guerriers, prêcher la haîne des rois et l' unité de la République...

            La levée sera générale. Les citoyens non mariés ou veufs sans enfans, de dix-huit [en dus niet meer 16!] à vingt-cinq ans, marcheront les premiers...".

 

Elke mogelijkheid tot 'remplacement' werd uitgesloten. De leden van de lokale administratie, die werden vrijgesteld, zouden nadien ook moeten optrekken[71]. Later mochten zij zelfs niet meer ingelijfd worden bij de linietroepen (als 'volontaires'), in de 'conseils d' administration des corps' of bij de wagenmenners voor de bevoorrading, en werden alle inlijvingen sedert 23 augustus geannuleerd[72]. Men doelde duidelijk op de inzet van alles wat ter beschikking stond, en de plotse aangroei van vooral de militaire administratie -die niet vrij was van enige corruptie, zoals Koch stelt[73]- werd aldus in de kiem gesmoord!

De ernst van de situatie, de vrijheidszin van het merendeel van de Fransen en de guillotine vormden een smeltkroes van doorslaggevende argumenten, die uiteindelijk 180.000 recruten ter beschikking zou stellen[74]. Al bij al een enorm succes in een land, dat bij lange na nog geen ééngemaakte natie was. Het vaandel van 'liberté, égalité, fraternité' bleek in Frankrijk nog steeds aan te slaan, alle tegenstand en 'insoumission' ten spijt. En de coalitie heeft dit al gauw ondervonden...

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[31]"Generals and admirals were not the sole heirs to the glory of the knight. Something rubbed off on the common soldier. By the eighteenth century, when he lived in barracks rather than being quartered on ordinary people, and no longer robbed and raped on the scale of the Thirty Years' War, the soldier could be seen in a heroic light, at least by young men -and women. After all, soldiers 'did not have to work in the fields; they were freed from the domination of their parents; they wore a splendid uniform; and they got to see something of the world'." in: BURKE (Peter), Popular culture in early modern Europe, London, Temple Smith, 1978, p. 158.

[32]FORREST (Alan), Déserteurs et insoumis sous la révolution et l' empire, Paris, librairie académique Perrin, 1988, p. 17. De auteur staaft deze bewering met een citaat uit Voltaire's Candide, waarin deze de Europese legers omschrijft als "un million d' assassins enrégimentés, courant d' un bout à l' autre de l' Europe", en de weinig eervolle behandeling in de 'Encyclopédie' als "la canaille parce qu' elle est à meilleur marché".

[33]CHAGNIOT (J.), "Quelques aspects originaux du recrutement parisien au milieu du XVIII° siècle" in: recrutement, mentalités, sociétés; colloque international d' histoire militaire, pp. 112-113; geciteerd in FORREST (Alan), ibidem, p. 17 noot 9.

[34]COUVREUR (Hector-Jean), "Napoléon et la conscription", in: Bulletin de la société belge d' études napoléonnienes, XXI, 1971, n° 76, p. 7.

[35]Over de milities: zie FORREST (Alan), ibidem, pp. 20-22.

[36]BARBIER (E.J.F), Journal d' un bourgeois de Paris, Paris, s.n., 1963, pp. 180 e.v. (collection 10/18); geciteerd door: COUVREUR (Hector-Jean), "Napoléon et la conscription", in: Bulletin de la société belge d' études napoléonnienes, XXI, 1971, n° 76, pp. 7-8. Hij besloot echter om juist de 'détails des opérations du tirage proprement dit ' niet over te nemen!

[37]GAUBLOMME (Valère), "lichting van soldaten voor het Franse leger te Sint-Maria-Lierde ten jare 1747", in: Het Land van Aalst, XVI, 1964, pp. 77-78.

In Sint-Maria-Lierde vond geen 'tirage au sort' plaats, omdat er voldoende 'enrôlements volontaires' waren.

[38]COUVREUR (Hector-Jean), "Napoléon et la conscription", in: Bulletin de la société belge d' études napoléonnienes, XXI, 1971, n° 76, p. 6.

[39]KOMLOS (John), Nutrition and economic development in the eighteenth-century Habsburg monarchy, an antropometric history, Appendix A : recruiting practices of the Habsburg army, New Jersey, Princeton U.P., 1989, pp. 225-239.

[40]Ik gebruik hier bewust de Franse terminologie omdat deze in de verhandeling vaak terug zal komen. Zo komt de parallel duidelijk tot uiting.

[41]GILLET (D.), Étude de la désertion dans les armées royales à l' époque de Louis XIX, mémoire de maîtrise, Université de Paris-I, 1973, pp. 46-50, 73. geciteerd in FORREST (Alan), ibidem, p. 16-17 noot 6.

[42]Archives Nationales (Paris), F1cIII Lot-et-Garonne 7, rapport van de 'Commissaire du directoire exécutif près l' administration Centrale' dd. 1 ventöse VII, gebruikt in FORREST (Alan), ibidem, p. 18 noot 13.

[43]FORREST (Alan), ibidem, p. 19.

[44]Voor de feitelijke gegevens werden geraadpleegd: VANDENBULCKE (Anne), "Chronologisch overzicht van de Franse revolutie (1789-1799)", in: HASQUIN (Hervé) (coörd.), België onder het Frans bewind 1792-1815, Brussel, Gemeentekrediet, 1993, pp. 493-497; HEIRWEGH (Jean-Jacques) en HASQUIN (Hervé), "Het ontstaan (1792-1794)", ibidem, pp. 14-71; Sesam atlas bij de wereldgeschiedenis, kaarten en chronologisch overzicht, deel 2 Van de Franse Revolutie tot heden, Apeldoorn, Van Walraeven B.V., 1989, pp. 16-23.

[45]FORREST (Alan), ibidem, p. 13-14.

[46]'Décret qui fixe les mesures à prendre quand la patrie est en danger', dd. 5 (4 en)=8/7/1792 (L. 9, 512; B. 23, 21); Pas., 1° série, Lois françaises, IV, pp. 199-200; 'Décret qui déclare que la patrie est en danger', dd. 11=12/7/1792, (L. 9, 538; B. 23, 43); Pas., 1° série, Lois françaises, IV, p. 206; 'Proclamation du Roi sur la patrie en danger', dd. 20/7/1792; Pas., 1° série, Lois françaises, IV, p. 220

[47]'Décret relatif à une levée de quatre-vingt-mille quatre-cents hommes, pour compléter l' armée', dd. 12/7/1792 (B. 23, 48); Pas., 1° série, Lois françaises, IV, p. 207

[48]'Décret qui charge le roi de repousser par la force des armes tout ennemi déclaré en état d' hostilité, et de le faire attaquer et poursuivre', dd. 16=19/7/1792 (L. 9, 608; B. 23, 55); Pas., 1° série, Lois françaises, IV, p. 208.

[49]"...Malgré la levée de 300.000 hommes décrétée le 24 février 1793 par la Convention, les armées de la République ne purent soutenir le choc des ennemis..." : BAUDET (M.), Les conscriptions dans la commune de Pesche à la période française (1793-1815), Bruxelles, Éditions crédit communal de belgique, 1967, p. 31. Pesche lag in het district Couvin, dat al vanaf 1792 definitief bij Frankrijk was gehecht (horend bij het 'département des Ardennes' tot 1815). Het werkje geeft een (ruw) overzicht van de juridische groei van de recrutering, maar is volledig gebaseerd op het werk van Poullet (zie bibliografie).

[50]Zie hierover KOCH (H.W.), Europa in oorlog, 1618-1815. De opkomst van de moderne oorlogvoering. X. De Franse Revolutie, Helmond, uitgeverij Helmond B.V., 1988, pp. 202-205.

[51]Een nuancering hierbij, inzake onderzoek naar de oorzaken, wordt in een zeer interessant betoog bestudeerd in: Bois (Paul), Paysans de l' Ouest, 1971,...p.

[52]Koch stelt dat dit niet zo was, dat de dienstplichtigen zich in de wouden gingen verschuilen, en dat de recrutering die wel gebeurde, niet aansloot bij patriottische gevoelens, maar afgedwongen werd door te dreigen met de guillotine. De cijfers die hij geeft wijzen echter op het tegendeel: van de 300.000 gewenste recruten werden er 180.000 effectief aangeworven. In acht nemend dat het om een totaal nieuw fenomeen ging, dat veel weg had van de gehate 'levées' voor de 'milices', moet dit echter als een enorm succes beschouwd worden, dat onmogelijk louter via terreur gerealiseerd kan zijn. (KOCH (H.W.), op. cit., p. 200) .

[53]'Décret sur la conscription militaire' dd. 16/12/1789 (bull. 1, 226); in: Pas., 1° série, Lois françaises, I, pp. 71-72.

[54]'Décret concernant la constitution de l' armée' dd. 28/2/1790 (= 21/3 et 28/4/1790) (bull. 2, 162; Moniteur des 1er et 2 mai 1790); in: Pas., 1° série, Lois françaises, I, pp. 111-112.

[55]Cfr. noot 16.

[56]'Décret relatif au complément de l' armée de ligne' dd. 17, 19 en 20=22/7/1792 (bull. 23, 77); in: Pas., 1° série, Lois françaises, IV, pp. 215-219.

[57]Daarbij blijft dan wel het feit, dat een aantal 'gendarmes' voor actieve dienst aan het front gelicht worden, wel buiten beschouwing. De kans dat deze rebelleren tegen gedwongen inlijving, was echter geringer, zodat de grote stap naar het concept van 'dienstplicht' uiteindelijk nog niet gezet was.

[58]'Proclamation du Roi sur les dangers de la patrie' dd. 20/7/1792; in: Pas., 1° série, Lois françaises, IV, pp. 220-221.

[59]'Décret qui fixe le mode de recrutement de l' armée', dd. 24/2/1793 (bull. 27, 285; Moniteur du 26 février 1793); in: Pas., 1° série, Lois françaises, V, pp. 73-76.

[60]'Décret relatif à l' organisation de l' armée et aux pensions de retraite et traitemens des militaires de tous grades' dd. 21=26/2/1793 (bull. 27, 264; Moniteur des 20, 21 et 22 février 1793); in: Pas., 1° série, Lois françaises, V, pp. 66-71.

[61]De meest gevolgde procedure was de hoger behandelde, die voor de 'milices royales' sedert 1688 bekend was.

[62]We zien hieraan, dat het geloof in de medewerking van de lokale autoriteiten nog intact was. Al gauw zou blijken dat verschillende daarvan al haar bevoegdheden zou aanwenden om hun geadministreerden aan de greep van Parijs te onttrekken.

[63]De 'insoumis' zouden een eerste belangrijke categorie van 'réfractaires' vormen, naast de deserteurs, die na de 'désignation' aan de recruteringsautoriteiten ontliepen. De 'insoumission' zou voor jaren ook een handicap vormen voor het systeem Jourdan-Delbrel. Het routinematig karakter van deze recruteringsvorm en de zware juridische gevolgen zouden aan dit probleem verhelpen, zodat vanaf 1806 quasi iedereen aan de 'désignations' ging deelnemen, om eventueel daarna onder te duiken of van het 'détachement' weg te lopen.

[64]Zoals reeds gezegd was de recrutering onder het 'Ancien régime' een lokale materie. De 'Convention' legt hier dus nog geen uniforme criteria vast.

[65]Terwijl later een deel van het contingent van de diverse 'levées' voor hen was bestemd, moesten zij voor de levée van voorjaar 1793 uit de infanterie putten.

[66]Zoals zo vaak doet de overheid hier beroep op een patriottisme dat een groot deel van de bevolking toen nog vreemd was. Het lijkt wel alsof de 'Convention' hier probeert te voorkomen dat het -door haar gevreesde- fenomeen zou spelen, waar Forrest op wijst : de nederlaag kan gehele dorpen demoraliseren, en de nadering van het Habsburgse leger volstond om alle 'réquisitionnaires' van de stad Cambrai weg te houden van de 'désignation'

(FORREST (Alan), op.cit., p. 94.)

[67]Décret qui détermine les mesures à prendre pour assurer le recrutement et les approvisionnemens des armées, et pour prévenir et punir la désertion et la vente des armes par les soldats et volontaires, dd. 28/3/1793 (bull. 28, 511); in: Pas., 1° série, Lois françaises, V, pp. 120-121.

[68]Hierop is een belangrijke uitzondering : de 'levée' van 10.000 conscrits van de 'classes' van 1813, 1814, 1815 en 1816 (en dus 14- tot 17-jarigen), bevolen bij 'sénatus-consulte' van 13/10/1810. Cfr. infra i.v.m. de 'levées na 1810; WILMET (Léon), "Soldats de seize ans (aux armées napoléoniennes).", in Carnet de la fouragère, I, 1924-'27, 5, pp. 30-34.

[69]'Décret relatif à la levée du peuple français en masse contre les ennemis de la France' dd. 16=16/8/1793 (bull. 33, 153); in: Pas., 1° série, Lois françaises, V, pp. 366-367.

[70]'Décret qui détermine le mode de réquisition des citoyens français contre les ennemis de la France' dd. 23=24/8/1793 (bull. 33, 222); in: Pas., 1° série, Lois françaises, V, pp. 379- 380.

[71]'Décret relatif aux employés des administrations, qui se trouvent dans la première classe mise en réquisition' dd. 13/9/1793 (bull. 34, 156); in: Pas., 1° série, Lois françaises, V, p. 438.

[72]'Décret qui défend d' enrôler dans les troupes de ligne et administrations militaires les citoyens de la première réquisition' dd. 20/9/1793 (bull. 34, 208); in: Pas., 1° série, Lois françaises, V, p. 448.

[73]De benoeming in het leger was voor Carnots ingrepen een louter politieke aangelegenheid, en wie zijn dierbaren een 'bureaupostje' kon bezorgen, liet de kans niet links liggen! cfr. KOCH (H.W.), Europa in oorlog, 1618-1815. De opkomst van de moderne oorlogvoering. X. De Franse Revolutie, Helmond, uitgeverij Helmond B.V., 1988, p. 202-203.