‘‘Met een kwaad opzet ‘s vijands politiek te hebben gediend’’? De Nieuwe Orde op het Eeklose stadhuis, 1940-1944. (Kenny De Prée)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding.

 

Als vertrekpunt voor deze licentiaatsverhandeling werd een status quaestionis opgemaakt voor wat de periode van de Tweede Wereldoorlog te Eeklo betreft. Heel wat nuttig en tijdrovend basisonderzoek werd reeds verricht door lokale vorsers die verbonden zijn aan het Eeklose stadsarchief, zoals Paul Van De Woestyne. Vorig jaar nog werd aan de Universiteit Gent een licentiaatsverhandeling over het Eeklose verzet ingediend door Isabel Rys. Wat echter tot nog toe buiten beschouwing bleef, is de relatie tussen de topfiguren in de Eeklose collaboratie en de bezetter. Met ‘topfiguren in de Eeklose collaboratie’ bedoelen we dan in essentie de oorlogsburgemeester en –schepenen, maar ook nog enkele andere personen die leidende functies vervulden.

De centrale vraag in ons onderzoek luidt dan ook: hoe was deze verhouding tussen het gemeentebestuur en de bezetter precies? Of, anders gesteld: In welke mate kon de bezetter rekenen op het Eeklose gemeentebestuur om zijn politiek door te voeren?

Om deze vraag te beantwoorden werkten we in hoofdzaak op de bronnen die recent door het Krijgsauditoraat werden vrijgegeven voor wetenschappelijk onderzoek, namelijk de strafdossiers uit de periode van de repressie vlak na de Tweede Wereldoorlog. Uit deze dossiers blijkt dat het geen eenvoudige zaak was om een oordeel te vellen over ‘juist’ of ‘fout’, ‘goed’ of ‘kwaad’, ‘wit’ of ‘zwart’… Gelukkig is dit dan ook niet de taak van de historicus. Met deze studie hebben wij niet de bedoeling om tot een oordeel te komen over de betrokken personen, maar wel om een genuanceerd beeld te geven van de dagelijkse realiteit in het gemeentebestuur onder de Duitse bezetter.

De keuze om dit te doen op basis van de repressiedossiers leverde heel wat boeiend materiaal en interessante nieuwe gegevens op, maar bracht eveneens een bijkomende moeilijkheid van interpretatie met zich mee. Het mag voor zich spreken dat men in eender welk onderzoek naar collaboratie en repressie een gedegen historische kritiek hoort uit te voeren. De meeste bronnen terzake blijken immers vrij gekleurd te zijn. Na de regels van de historische kritiek te hebben toegepast op onze casus, bleven sommige zaken nog steeds voor interpretatie vatbaar. Dit onderzoek toont eens te meer aan hoe voor vele mensen de oorlog geen kwestie van ‘zwart’ of ‘wit’ was, maar zich eerder in een zone met vele grijstinten afspeelde. Het is, nogmaals, niet onze bedoeling geweest om hier tot sluitende conclusies te komen, maar enkel om een genuanceerd beeld neer te zetten van hoe Eeklo tijdens de bezetting werd bestuurd.

 

Wat dan vooral naar voor kwam uit de geraadpleegde dossiers is de centrale rol die werd ingenomen door oorlogsburgemeester Arthur Van Zandycke in de verhouding tussen het gemeentebestuur, de lokale politiediensten en de Duitse diensten. De ingrepen door de bezetter in het personeelsbestand, diens politiek in dit verband en de gevolgen hiervan voor het bestuur van de stad Eeklo, vormen dan een eerste luik in deze verhandeling, voorafgegaan door een schets van de situatie voor de bezetting. In een volgend deel wordt dieper ingegaan op een aantal daden die werden gesteld in de loop van de oorlog, waardoor precies de onderlinge relaties aan het licht komen en een voorlopig antwoord op de centrale vraag kon worden geformuleerd. Het gaat hier in concretu over onderzoeken die werden ingesteld tegen Eeklose burgers en over informatie die werd overgemaakt aan de Duitse diensten. Het zijn nu vooral precies deze daden die de hoofdactoren in dit relaas de naoorloogse toorn van de Eeklose bevolking had opgeleverd en die de basis vormden voor een groot deel van de aanklachten in de processen tegen hen.

Dat niet al deze aanklachten en daaruit voortvloeiende verklaringen even gegrond waren, mocht al vlug blijken. De vaak bijzonder gekleurde en niet zelden tegenstrijdige verklaringen van betrokken personen, vergemakkelijkten geenszins het werk van de Krijgsauditeur, en dit was niet anders voor ons onderzoek. In eender welk onderzoek, hetzij gerechtelijk of historisch, dat wordt gevoerd op basis van dergelijke dossiers, dient men immers meer dan anders rekening te houden met de context waarin de geschreven bron of de mondelinge verklaring zijn oorsprong vond. Ook aan sommige officiële documenten kan op redelijke gronden worden getwijfeld. Eveneens moet hier rekening worden gehouden met het klimaat waarin de strafprocessen zich voltrokken en de oordelen werden geveld. Een bondige uiteenzetting in verband met de verschillende types en gradaties van collaboratie en de beoordeling ervan door de rechters, evenals de perceptie ervan bij de bevolking, sluit deze studie af.

 

Op deze manier menen wij te hebben voldaan aan de primaire doelstelling van deze studie, namelijk te belichten hoe de Eeklose leidende burgers omgingen met de oorlogsrealiteit. De gehele opzet van deze verhandeling werd ons ingegeven door het materiaal dat ons door de basisbronnen, i.e. de repressiedossiers van de door ons geselecteerde personen, werd aangegeven. Dit is geen representatieve studie, maar wel een detailstudie van de Eeklose situatie, waarin zoals vermeld de uitzonderlijke figuur van oorlogsburgemeester Van Zandycke een belangrijke plaats opeist.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende