Volks of Vlaams? Communautaire spanningen in de CVP tijdens de homogene regeringen (1950-1954). (Katrijn Vanierschot)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

Gedurende vijf jaren is België verdeeld rond de persoon van koning Leopold III, die na de bevrijding niet naar het land is teruggekeerd. Een groot deel van de Vlaamse bevolking ijvert voor de onvoorwaardelijke terugkeer van hun vorst naar België. In Franstalige kringen vindt het anti-leopoldisme echter heel wat aanhang. De CVP profileert zich officieel als dé partij die de terugkeer van de vorst wenst. Intern staat deze partijlijn echter ter discussie. De tegenstellingen culmineren in verschillende tendensen die in de partij met elkaar in botsing komen.

 

Ondertussen maken de politieke omstandigheden duidelijk dat de terugkeer van de vorst enkel kan worden verwezenlijkt door het verwerven van de absolute meerderheid. Door de veranderingen in het politieke landschap, meer bepaald het verdwijnen van Rex en VNV, slaagt de CVP erin haar kiezersaantal gevoelig te verhogen. De meerderheidsstrategie van de CVP wordt echter bedreigd door de vorming van de Vlaamse Concentratie. Teneinde haar politiek te vrijwaren, besluit de partij een Vlaamse verruimingsoperatie door te voeren. Deze verruiming levert stof voor hoogoplopende discussies in de partij, waarbij niet enkel de Waalse zijde, maar ook de Vlaamse zijde contesteert. De verruiming resulteert uiteindelijk in het opnemen op die kieslijsten van drie voormalige topambtenaren uit de bezettingstijd. De verruiming oriënteert zich niet zozeer op de Vlaamse Beweging, maar eerder richting een aantal wegens hun oorlogsverleden gecompromitteerde Vlaamsgezinden. Deze verruimingsbeweging leidt ook niet tot een radicale vervlaamsing van de partij. Dankzij de stemmenwinst slaagt de partij er evenwel in haar meerderheidsstrategie in praktijk te brengen en de absolute meerderheid te behalen.

 

Dankzij het behalen van de absolute meerderheid slaagt de partij erin haar belangrijkste verkiezingsbelofte te verwezenlijken: de terugkeer van Leopold III naar België als wettige vorst. Zijn terugkeer betekent echter de start van een reeks van hevige onlusten, betogingen, manifestaties en stakingen. De buitenparlementaire politieke acties, voornamelijk in Wallonië onder leiding van socialisten en liberalen, doen de spanningen in België hoog oplaaien. Het land staat op de rand van een burgeroorlog. De koning en de homogene regering Duvieusart moeten uiteindelijk na zeven dagen het hoofd buigen voor een Waalse minderheid. Leopold III draagt de macht over aan zijn zoon Boudewijn I.

 

De CVP heeft in juni 1950 de absolute meerderheid behaald en Leopold III terug naar België gehaald. Ze heeft echter haar verkiezingsbelofte betreffende de Koningskwestie niet kunnen waarmaken. De koning is moeten aftreden. De CVP-kiezers, voornamelijk in Vlaanderen, zijn ontgoocheld. Om niet nog meer kiezers te verliezen moet de partij haar andere verkiezingsbeloften trachten te verwezenlijken. De partij realiseert zich dat deze parlementaire meerderheid, ontstaan door middel van slechts één verkiezingsbelofte, maar van tijdelijk aard is. De partij wordt verplicht de volgende vier jaren te regeren ondanks haar verzwakte positie.

 

De afloop van de Koningskwestie legt de groeiende kloof tussen Vlamingen en Walen bloot. Hoewel Leopold III naar België terugkeert, blijft hij slechts zeven dagen aan het hoofd van het land. Hij is niet langer koning van alle Belgen. De volksraadpleging als ook de verkiezingen tonen aan dat hij nog slechts koning is van Vlaanderen en de CVP. Onder druk van een voornamelijk Waalse minderheid, treden vorst en partij terug. Dit resulteert in verbittering en grote woede in het Vlaamse landsgedeelte. Aldus wordt de Koningskwestie de stuwende kracht achter de ontluikende communautaire spanningen in het Belgische landschap. De communautaire tweespalt tussen Vlaanderen en Wallonië profileert zich in de unitaire Belgische staat heel duidelijk. De aandacht voor het federalisme neemt toe en de Vlaamse en Waalse beweging nemen een duidelijk en scherp omlijnde positie in. De communautaire spanningen die ten tonele verschijnen, zullen niet meer  verdwijnen, en uiteindelijk culmineren in een doorgedreven Belgische staatshervorming.

 

De communautaire spanningen op nationaal niveau laten zich ook voelen op het niveau van de partij. De CVP is zeker geen heterogene partij: ze kent een zeer uiteenlopende sociologische samenstelling met als gemeenschappelijke binding de christelijke waarden. Bovendien neemt zij, als Leopoldistische partij, het voortouw in de Koningskwestie. De afloop van deze Koningskwestie bezorgt de partij een zeer misnoegde Vlaamse achterban. Om haar kiezerspotentieel samen te houden, zal de partij haar politiek dan ook meer uitgesproken dienen te vervlaamsen. De meer Vlaamsgezinde partijpolitiek doet de spanningen tussen Vlamingen en Walen oplopen. Spanningen, die de volgende vier homogene regeringsjaren prominent in de partij aanwezig zullen blijven.

 

De CVP karakteriseert zich in haar Kerstprogramma als een partij die de verschillende breuklijnen in het Belgische politieke landschap tracht te overstijgen. Deze doelstelling wordt echter snel tenietgedaan wanneer de partij zich in de polemiek rond koning Leopold III onmiskenbaar aan diens zijde plaatst. De CVP is inderdaad de partij die ijvert voor de terugkeer van koning Leopold III, en neemt hiermee tijdelijk afstand van haar imago als catch-all partij. Door de Koningskwestie ontstaan er bovendien heel wat communautaire spanningen. De partij slaagt er niet in deze spanningen te overstijgen; opnieuw is er geen sprake meer van een catch-all partij. Omwille van de Koningskwestie neemt de partij niet alleen afstand van haar imago als catch-all partij, maar is ze op dat moment niet meer de volkspartij zoals ze zich in haar Kerstprogramma had beschreven. Door zich op te stellen als de enige Leopoldistische partij in het land, krijgt zij de steun van die personen die de terugkeer van Leopold III naar België willen. Dit laatste impliceert een machtsoverwicht voor de partij in Vlaanderen.

 

Om haar misnoegde, voornamelijk Vlaamse, kiezers terug aan zich te binden, ziet de partij zich genoodzaakt haar politiek aan te passen. Ze gaat zich voornamelijk profileren op het gebied van de verzachting en liquidatie van het repressie- en epuratievraagstuk. De Waalse zijde van de partij blijkt hierin duidelijk een remmende factor. Niettemin is de meer Vlaamsgezinde politiek van de partij voornamelijk een repressie- en epuratiepolitiek. De Vlaamsgezinde politiek die de partij daarentegen voert op het gebied van de taalverhoudingen, is eerder zwak en weinig uitgesproken. Deze politiek is hoofdzakelijk gericht op concrete doelgroepen, zoals onder meer het taalgebruik in het leger en wordt, eerder dan om effectief resultaten te bekomen, voornamelijk gevoerd omwille van electorale redenen. Zo zal de partij bijvoorbeeld de Vlamingen paaien met het wetsontwerp Moyersoen en de Waalse zijde gerust stellen door het voorstel niet prioritair op de agenda te plaatsen. De Vlaamse politiek van de partij wordt zeer eenzijdig gevoerd: de dadendrang op het gebied van de taalproblemen blijkt lang niet zo groot als op het gebied van repressie en epuratie. Het is bovendien op dit laatste vlak dat de verruimers van 1949 een opvallende rol spelen. Het lijkt dan ook dat zij naar de partij werden gelokt onder voorwendsel van een mogelijke amnestie. Gezien hun aanwezigheid op bepaalde momenten de eenheid van de partij in gevaar brengt, wordt hun amnestiepolitiek ingetoomd. De eenheid van de partij moet ten alle prijze worden behouden, zélfs als dit ten koste zou gaan van een Vlaamsgezinde politiek.

 

Het verwerven van de absolute meerderheid versnelt het particratiseringsproces. Anders dan bij coalitieregeringen, waar het partijprogramma en het regeringsprogramma duidelijk verschillen, bevindt de CVP zich door het verwerven van die absolute meerderheid in de mogelijkheid haar programma om te zetten in een regeringsprogramma. Het regeringsprogramma is een consensusprogramma dat door de partijen, die het land besturen, wordt onderhandeld en verdedigd. Het is zeker geen volledige reflectie van de verschillende partijprogramma's. De CVP slaagt er door de Koningskwestie in een absolute meerderheid te verwerven. De verwachting is dan ook dat het partijprogramma het nieuwe regeringsprogramma wordt. De regering daarentegen bevindt zich in een moeilijkere situatie. Zij is verantwoordelijk voor het ganse land en heeft niet zo maar de mogelijkheden om het partijprogramma uit te voeren. Bovendien staat de regering allesbehalve stevig in haar schoenen. De afloop van de Koningskwestie resulteert intern in een onderzoekscommissie. Hoewel de besluiten van deze onderzoekscommissie grotendeels van de partijagenda verdwijnen en dus niet worden ingelost, zullen een aantal kopstukken van de partij tijdelijk buiten spel gezet worden gezet bij wijze van tegemoetkoming aan de basis. De nieuwe regering bestaat uit liefst zeven ministers zonder enige ministeriële ervaring.

 

De spanningen tussen regering en partij nemen toe tijdens de homogene regeringsperiode. De partij en haar hoogste bestuursorgaan, het Nationaal Comité, komen tijdens het homogene bewind hoe langer hoe meer tot de conclusie dat de regering de richtlijnen van het Comité niet als te volgen beschouwt. De regering gaat vaak haar eigen weg, dit zeer tegen de zin van het Nationaal Comité en partijvoorzitter Lefèvre. Vooralsnog slaagt de partij er niet in haar macht te doen gelden. Van enige dominantie van de partij ten overstaande van de regering lijkt er geen sprake. Niet alleen met de regering overigens, maar ook met de fracties lopen de spanningen hoog op. Het door de partij uitgetekende besluitvormingsproces wordt door de fracties niet zelden naast zich neergelegd. Intern is beslist dat de standpunten die het Nationaal Comité vastlegt, door de fracties dienen uitgevoerd. De werkwijze van enkele voornamelijk Waalse parlementsleden druist hier echter geregeld tegen in. Zij weigeren maar al te vaak voorstellen van het Nationaal Comité goed te keuren. De interne besluitvorming in de jonge partij, die er overigens nog niet lijkt in geslaagd een degelijke vergadertraditie op te bouwen, staat zeker nog niet op punt en blijkt ook niet geheel vrij van kinderziekten. De particratisering staat nog in haar kinderschoenen. De stelling van Vermeire dat de regering onder voogdij komt van de partij en de partij het controleapparaat wordt, blijkt niet op te gaan, hoezeer de partij dit ook zou willen. Vermeire is als lid van het partijsysteem ongetwijfeld enigszins blind voor de ware partijsituatie.

 

Tot slot is er nog de bevoegdheidsverruiming van beide vleugels van het Nationaal Comité die  pas voor effectieve veranderingen zorgt in 1961, als de vleugels de nieuwe bevoegdheden volledig gebruiken. Niettemin is het duidelijk dat de afloop van de Koningskwestie een impuls geeft aan de Vlaamse Vleugel, die zich gedreven toespitst op verschillende politieke problemen. Zij zal regelmatig samenkomen gedurende de homogene regeringsjaren en zo trachten de politieke agenda mede te beïnvloeden.

 

Dat de interne besluitvorming nog niet loopt zoals het hoort, wordt op voortreffelijke wijze geïllustreerd door de beruchte nota Roppe in het kader van de repressie- en epuratiepolitiek. Het Nationaal Comité stelt in december 1950 een nota op die door de ganse partij wordt aanvaard als het partijprogramma inzake repressie en epuratie. In dit volledig uitgewerkt programma worden de verschillende doelstellingen uitvoerig beschreven en worden verschillende wetsvoorstellen en –ontwerpen aangeduid die nodig zijn voor de verwezenlijking ervan. Juist bij de goedkeuring van deze wetsvoorstellen en –ontwerpen in het Parlement loopt de interne besluitvorming in de partij mank. Voornamelijk Waalse CVP-ers, die men nodig heeft om voorstellen te laten goedkeuren, weigeren hun steun aan bepaalde voorstellen te verlenen. Gevolg is dat heel wat wetsvoorstellen of –ontwerpen sneuvelen in Kamer of Senaat. De Waalse weerspannigheid leidt ertoe dat de vooropgestelde nota Roppe niet kan worden gerealiseerd. Slechts een beperkt aantal voorstellen of ontwerpen worden door en Kamer en Senaat goedgekeurd. Het betreft hier dan ook ontwerpen die geen grote veranderingen teweegbrengen in de repressiewetgeving. De Waalse zijde haalt in de repressie- en epuratiepolitiek duidelijk haar slag thuis, waardoor effectieve verwezenlijkingen eerder beperkt en mager in aantal blijven.

 

Ook op het gebied van de taalproblemen komt men tot weinig effectieve verwezenlijkingen. Dit lijkt niet enkel te wijten aan de marginalisering van deze problemen op de partijagenda. Ook regering en fracties werken de partijpolitiek aangaande deze problemen maar al te vaak tegen. Zo is het de Vlaamse Kamerfractie die geen vrede kan nemen met het wetsontwerp Moyersoen en er voor zorgt dat het voorstel in de Kamer blijft hangen. Algemeen kunnen we stellen dat de politieke arena nog niet bereid is deze problematiek ten volle te behandelen. De schoolstrijd drukt een oplossing voor het taalprobleem vooralsnog in de marge.

 

De communautaire spanningen kennen tijdens de homogene regeringsperiode een opleving, dit zowel nationaal als in de partij. De spanningen die tussen de partij, de regering en de fracties ontstaan, kunnen slechts met moeite onder controle worden gehouden. De particratisering is nog niet voltooid.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende