Topografie en urbanistische ontwikkeling van Cumae: Vanaf de stichting van de Griekse kolonie tot de laatantieke periode (ca. 730 v.C.-4de/5de eeuw n.C.). (Bart De Graeve)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

In deze verhandeling zal de antieke stad Cumae in Zuid-Italië centraal staan waarbij een overzicht zal geschetst worden van de evolutie en de topografie van de nederzetting vanaf de stichting van de Griekse kolonie in de 8ste eeuw v.C. tot het verval in de late Oudheid (4de-5de eeuw n.C.)  Cumae is bij veel mensen die vertrouwd zijn met de geschiedenis van de Oudheid of de klassieke archeologie ongetwijfeld geen onbekende.  Deze stad, gelegen aan de rand van de Flegreïsche velden ten westen van Napels, staat alom bekend als de oudste Griekse kolonie in Italië, maar ook als de woonplaats van de legendarische Sibylle uit Vergilius’ Aeneis die in een duistere grot raadselachtige voorspellingen deed.  Ondanks de grote interesse die men sinds vele eeuwen koestert voor dit mysterieuze personage en de soms obsessieve drang om haar orakelgrot terug te vinden, is een grondige, wetenschappelijke studie van de gehele stad Cumae steeds achterwege gebleven, zoals blijkt uit een overzicht van de geschiedenis van het onderzoek.

 

Reeds in de Middeleeuwen was er een grote fascinatie voor de Flegreïsche velden met hun talrijke onderaardse tunnels, overvloed aan Romeinse resten, vulkanische fenomenen en lagunes zoals we onder meer bij Petrarca kunnen lezen[1].  De interesse beperkte zich niet alleen tot de zoektocht naar de befaamde grot van de Sibylle en het soms erg fantasierijk beschrijven en interpreteren van de archeologische resten, maar al snel begon men ook de mooiste architectonische elementen en zelfs hele stukken van de stadsmuren te ontmantelen om te herwerken in een van de talrijke landhuizen.  Soms werden door boeren sculpturen aangetroffen in de vallei die later de benedenstad van Cumae bleek te zijn.  Deze ontdekkingen leidden tot de eerste opgraving in 1606 waarbij een tempel aangetroffen werd.  In de volgende eeuwen gingen de weinig systematische zoektochten naar antieke rijkdommen verder zonder dat hier veel getuigenissen over nagelaten zijn.  Vooral na de spectaculaire ontdekkingen in Herculaneum en Pompeii in de jaren 1730 nam de interesse voor oudheden sterk toe, ook in Cumae.  Daarbij ontdekte men de uitgestrekte en zeer rijke necropool die gedurende de volgende twee eeuwen een geliefkoosd terrein zou zijn voor de schattenjagers.

Vanaf de 19de eeuw werd de antieke site ook het voorwerp van een meer wetenschappelijke studie.  De belangrijkste figuur is De Jorio die een plan van de overblijfselen tekende en een eerste degelijke publicatie verzorgde van de overblijfselen in de Flegreïsche velden.  Dankzij zijn werk heeft men de tempel van Apollo kunnen identificeren en is informatie overgeleverd over gebouwen die nu verdwenen zijn.  Vanaf de grootschalige opgravingen in opdracht van Leopold Bourbon, graaf van Syracuse (1852-1857), kwam een echte graafwoede op gang die zich vooral concentreerde op de necropool, met een voorliefde voor de Griekse graven die de meest waardevolle voorwerpen bezaten.  Zoals ook in veel andere sites in die tijd was een wetenschappelijke benadering meestal ver te zoeken, maar gelukkig waren er ook uitzonderingen.  Vooral het werk van Emilio Stevens wordt heden ten dage nog erg geapprecieerd omdat hij als enige de inspanning leverde om een nauwkeurige inventaris per graf bij te houden.  Jammer genoeg kunnen zijn inspanningen nog maar gedeeltelijk gebruikt worden door de huidige wetenschappers want na ruim een eeuw wachten zijn notitieboeken namelijk nog steeds op een volledige uitgave.  Hetzelfde grote probleem geldt trouwens voor de meeste ontdekkingen die daarna zouden volgen.

In de 20ste eeuw werden ook in de stad zelf grote opgravingscampagnes opgestart met eerst aandacht voor de acropolis waar twee grote tempels werden vrijgelegd.  In 1925 nam de bekende archeoloog Amadeo Maiuri het heft in handen en startte een grote zoektocht naar de legendarische grot van de Sibylle.  Daarbij werden twee ondergrondse structuren ontdekt aan de voet van de acropolis.  Pas eind de jaren 1930 werd voor het eerst systematisch onderzoek verricht in de eigenlijke benedenstad rond het forum.  Deze activiteiten gingen op onregelmatige basis verder tot het begin van de jaren 1960 tot ze vanaf dat moment bijna volledig stil vielen, behalve enkele korte campagnes in de jaren 1970.  Het is pas in 1994 dat er eindelijk een groots opgravingsproject van de grond gekomen is onder de naam KYME dat de bedoeling heeft op een multidisciplinaire manier de urbanisatie en de topografie van Cumae te onderzoeken. 

 

De beperkte wetenschappelijke aandacht die de stad tot tien jaar geleden kreeg, uit zich ook in de publicaties.  In 1913 werd de enige archeologische monografie gepubliceerd door Gabrici.  Dit monumentale werk bevat een schat aan informatie maar concentreert zich geheel volgens de tijdsgeest op de waardevolle objecten die in de necropool teruggevonden zijn en vooral op de Griekse periode.  Volgens de onderzoekers in de 19de en het begin van de 20ste eeuw was Cumae immers een stad in verval na de overwinning van de Campaniërs op de Grieken in 421/420 v.C., een misvatting die pas de laatste decennia stilaan verlaten wordt.  Na deze publicatie is de aandacht voor de archeologische overblijfselen in de literatuur beperkt gebleven.  De belangrijkste monumenten werden kort besproken in de gidsen over de Flegreïsche velden van Maiuri die tussen de jaren 1930 en 1950 regelmatig herwerkt werden.  Deze boeken hadden echter vooral een vulgariserend karakter, net zoals enkele andere werken die de laatste twee decennia verschenen zijn.  Twee daarvan waren ook aan de volledige Flegreïsche velden gewijd en pas in 1996 verscheen de eerste monografie die enkel Cumae behandelt.  Ondanks de vele interessante en vaak nog niet voordien gepubliceerde gegevens die erin vermeld worden, blijft dit boek onder redactie van archeoloog Paolo Caputo gericht op een groot publiek, zonder dat er een echt coherent beeld wordt naar voor gebracht over de evolutie van de stad en de topografie.  Bovendien is sinds het begin van het KYME-project in 1994 veel nieuwe informatie aan het licht gekomen waarvan enkele resultaten aan bod komen in een recente publicatie van 2002, “Cuma: nuove forme di intervento per lo studio del sito antico”.  Dit boek is echter geen algemene synthese over de topografie van Cumae maar een verzameling van enkele losse artikels over bepaalde deelaspecten.

 

Uit het vorige overzicht is gebleken dat de studie van Cumae nog maar pas echt op gang gekomen is.  In het verleden heeft men zich vooral geconcentreerd op enkele individuele monumenten of op de necropool, en is de stad in haar geheel nooit aan bod gekomen.  Bij het onderzoek van de laatste tien jaar heeft men wel veel aandacht voor de problematiek van de topografie en de evolutie van de site doorheen de tijd, maar tot nu ontbreekt een algemene studie die al de kennis tot nu toe samenbundelt.  Hieraan is er grote nood, zeker door de stroom van nieuwe gegevens die de laatste jaren op gang is gekomen.  In tegenstelling tot de meeste vroegere opgravingen worden er nu wel snel resultaten vrijgegeven zodat het beeld dat tot voor kort geschetst werd al op heel wat punten kan bijgesteld worden.   Er is dus zeker behoefte om de oude en nieuwe gegevens te integreren tot een coherent beeld en dit is dan ook de belangrijkste doelstelling van deze verhandeling.  Daarbij zal de nadruk niet op enkele specifieke gebouwen liggen, maar zal de gehele context aan bod komen waarin de stad Cumae en haar evolutie moeten begrepen worden.  Het is immers in de eerste plaats de bedoeling een antwoord te bieden op de vraag hoe de topografie van de nederzetting er in de Oudheid uitzag en hoe de monumentalisering van Cumae doorheen de geschiedenis van de stad gerealiseerd is.  Door alle gegevens over de urbanistische geschiedenis en ontwikkeling van de stad op een systematische manier samen te brengen, kan onderzocht worden of er hierin patronen te ontdekken zijn en of er scharniermomenten van grote activiteit in het proces van de stadsontwikkeling kunnen vastgesteld worden. 

Het ultieme doel van een dergelijke synthese bestaat niet louter uit een reconstructie van de situatie in Cumae op zich, maar ook uit het inpassen in een breder kader.  Deze studie kan duidelijk maken in welke mate de topografie en de urbanistische geschiedenis van deze site overeenstemmen met die van andere antieke steden in Italië, in de eerste plaats in Campanië.  Op deze manier kan Cumae ingepast worden in een algemeen kader en kunnen er eventueel ook nieuwe elementen aangedragen worden. 

 

Cumae biedt voor een dergelijke urbanistische studie enkele voordelen die tot op heden echter nog veel te sterk onderschat worden.  Ten eerste is de antieke benedenstad na de vroege Middeleeuwen verlaten en is er later nooit een andere nederzetting op de oude resten gebouwd.  Slechts hier en daar zijn er enkele boerderijen opgericht.  De acropolis werd wel nog tot 1207 bewoond, maar ook die is heden ten dage volledig verlaten en zeer veel sporen uit de Oudheid zijn er nog bewaard.  De verstoring door moderne bebouwing is dus beperkt gebleven en ook de vroegere, niet-wetenschappelijke opgravingen hebben behalve in de necropool vrij weinig vernietigd, zodat het totale stadsareaal in principe volledig kan onderzocht worden.  Cumae leent zich dus in dit opzicht zeer goed voor een globaal topografisch en urbanistisch onderzoek.

Ten tweede biedt Cumae de mogelijkheid om de evolutie van een antieke nederzetting te onderzoeken over een zeer lange tijdsspanne van zowat twee millennia, namelijk vanaf de Late Bronstijd tot de teloorgang van de Romeinse stad in de 4de-5de eeuw n.C., toen ze mogelijk verwoest werd door een aardbeving.  Daarna heeft de site trouwens nog een korte heropleving gekend in de 6de eeuw onder Byzantijns bestuur en er is op de acropolis nog bewoning geweest tot 1207.  Daarbij is ook van belang dat Cumae een van de oudste, mogelijk zelfs de allereerste, Griekse kolonie was in Groot-Griekenland en in de eerste eeuwen van haar bestaan een enorme macht en rijkdom had.  In Zuid-Italië en Sicilië zijn er natuurlijk nog tal van Griekse stichtingen gekend waarvan de topografie in de Griekse periode vaak al goed onderzocht is, maar veel minder sites hebben zo’n langdurig bestaan gehad als Cumae en ook een bloeiende periode gekend in de late republiek en de keizertijd.  Het is vooral in Campanië dat de oude kolonies nog eeuwenlang erg dynamische steden gebleven zijn, waarvan Paestum wellicht het best onderzochte voorbeeld is.  Daarbij mag niet vergeten worden dat de streek Campanië voornamelijk in de 2de en 1ste eeuw v.C. een voortrekkersrol gespeeld heeft in de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe technologieën in Italië, zoals de betontechniek en de hypocaustverwarming, en nieuwe soorten gebouwen, zoals het amfitheater, die later standaardelementen geworden zijn van de Romeinse cultuur.  De informatie over deze belangrijke ontwikkelingen is echter nog vrij beperkt en afkomstig uit een klein aantal sites zoals Pompeii en Paestum.  Het onderzoek in Cumae zou zeker ook in dit opzicht interessante elementen kunnen opleveren die de huidige kennis kunnen aanvullen.

 

Al deze aspecten grondig bespreken is echter onmogelijk in het kader van een licentiaatsverhandeling.  Omdat de eerste stap in een dergelijk vergelijkend onderzoek het opstellen is van een synthese van alle archeologische gegevens die voorhanden zijn over de stad, zal in deze studie de topografie en de evolutie van Cumae in de Oudheid geschetst worden vanaf de stichting van de Griekse kolonie in ca. 730 v.C. tot de ondergang in de 4de-5de eeuw n.C.  Daarbij zal niet alleen een exhaustief overzicht geboden worden van de archeologische structuren, maar zal ook aandacht besteed worden aan de globale context waarin die gezien moeten worden.  Daarom zal ook het wegennet, stratenpatroon en urbanistische organisatie behandeld worden.

In deze verhandeling zal niet de volledige evolutie van de nederzetting besproken worden.  Zowel de protohistorie met de Late Bronstijd en IJzertijd als de Byzantijnse en vroegmiddeleeuwse periode zullen niet aan bod komen, hoewel ook zij interessante getuigenissen nagelaten hebben.  In beide tijdvakken was Cumae namelijk slechts een site van vrij beperkte omvang waarbij de bewoning zich vooral concentreerde op de acropolis en er eerder kan gesproken worden van een versterkte nederzetting in plaats van een stad.  Bovendien zou een behandeling van deze periodes deze verhandeling ook te uitgebreid maken.

Het vertrekpunt van deze studie is de stichting van de Griekse kolonie in de 8ste eeuw v.C. waarbij een areaal van 110 ha afgebakend werd, met ook een zeer groot gebied buiten de acropolis,  waar de nederzetting zich in de loop der eeuwen zou ontwikkelen.  Binnen deze aflijning is Cumae als volwaardige stad blijven functioneren tot de 4de-5de eeuw n.C.  Toen werd ze verlaten en concentreerde de bewoning zich enkel op de acropolis die dan als vesting ging functioneren.  Deze drastische verandering wordt dan ook als eindpunt genomen.

 

Wat de concrete structuur van deze verhandeling betreft, zullen eerst twee korte, inleidende hoofdstukken aan bod komen.  In het eerste zal een geografisch kader van Cumae geschetst worden om de situering van de stad en de relatie met het omliggende gebied te verduidelijken.  Daarnaast wordt ook een beschrijving geboden van het terrein in het stadsareaal zelf omdat dit belangrijke implicaties had voor de topografie en de ontwikkeling van de nederzetting.  In het tweede hoofdstuk zal een overzicht gegeven worden van de geschiedenis van Cumae vanaf de eerste bewoningssporen in de Bronstijd tot de definitieve verwoesting van de laatste bewoningskern in 1207.  Daarbij zal vooral nadruk gelegd worden op gebeurtenissen of historische factoren die ook invloed hebben gehad op de topografie en de urbanistische ontwikkeling van Cumae.

Na deze twee inleidende gedeeltes komt de eigenlijke bespreking van de archeologische resten aan bod.  Om deze periode van ruim 1000 jaar te bespreken is natuurlijk een verdere opdeling vereist.  Er is geopteerd om een onderscheid te maken tussen drie grote periodes, respectievelijk de Griekse, de Oskische en de Romeinse, waarbij de scheiding tussen deze drie tijdvakken zowel op historische als op archeologische gegevens gebaseerd is. 

De Griekse periode kan goed afgelijnd worden, en vangt aan bij het verdrijven van de oorspronkelijke bewoners en het stichten van de kolonie in ca. 730 v.C.  Deze historische gebeurtenis wordt zeer duidelijk weerspiegeld in de materiële cultuur.  Ook het einde wordt bepaald door een belangrijk feit, namelijk de inname van de stad door de Campaniërs in 421/420 v.C., waarbij ook hier een belangrijke verandering kan vastgesteld worden in de materiële bronnen.  De eeuwen die hierna volgen worden in deze verhandeling benoemd als ‘Oskische periode’.  In heel wat publicaties kan men andere benamingen terugvinden, vooral ‘Samnitische periode’, maar deze term blijkt volgens de meest recente literatuur best vermeden te worden.  Zoals uitgebreider zal uiteengezet worden in het historische overzicht, blijkt het gebied van de Golf van Napels niet veroverd te zijn door de bekende Samnieten, maar door een ander Oskisch volk, dat vaak de Campaniërs genoemd wordt.  In feite had men ‘Campaans’ als benaming kunnen nemen, maar omdat deze term al in een andere, moderne betekenis gebruikt wordt en er toch nog wat discussie is over de precieze identiteit van deze Campaniërs, kiest men in veel publicaties van de laatste tien jaar vooral voor ‘Oskisch’.  Deze term heeft ook een meer neutrale betekenis.

De afscheiding tussen de Oskische en de Romeinse periode is minder duidelijk aangezien Cumae reeds vanaf 334 v.C. in de invloedssfeer van Rome terechtgekomen is en een geleidelijk proces van romanisatie heeft ondergaan.  Dit was ten laatste voltooid in 89 v.C., het moment waarop de stad het volledige burgerrecht kreeg.  Dat jaar zal dan ook als conventionele datum genomen worden omdat er momenteel geen doorslaggevende historische of archeologische elementen zijn om het begin van de Romeinse periode vroeger te plaatsen.  Nieuwe gegevens kunnen in de toekomst misschien meer duidelijkheid brengen en de datum enkele decennia naar achter doen schuiven.  Als eindpunt wordt de 4de-5de eeuw n.C. genomen.  In deze tijd hield Cumae op te functioneren als stad en werd het centrum grotendeels verlaten.  Mogelijk was dit het gevolg van een verwoestende aardbeving.

 

Elk van deze drie periodes is verder onderverdeeld in drie grote onderdelen: de acropolis, de benedenstad en het suburbane gebied.  Dit zijn namelijk ruimtelijk zeer goed te onderscheiden zones die elk hun eigen kenmerken en specifieke structuren hadden.  In deze rubrieken worden de archeologische resten systematisch besproken waarbij ze ondergebracht zijn in verdere onderverdelingen die onderling verschillend zijn.  Deze zijn immers afhankelijk van de specifieke kenmerken van de drie aparte zones.  Hierbij wordt een structuur aangehouden die wel kan teruggevonden worden in elk van de drie periodes, al is die niet identiek omdat er tussen de drie tijdvakken toch variatie is wat de beschikbare informatie en de effectieve archeologische resten betreft.

De figuren zijn opgenomen in een apart volume omdat ze te groot in aantal zijn om in het tekstgedeelte zelf te verwerken.  In de tekst wordt steeds door voetnoten verwezen naar het corresponderende nummer in dit supplementaire deel.

 

Om de studie van de topografie en de urbanistische evolutie van Cumae te kunnen uitvoeren, is gebruik gemaakt van verschillende soorten bronnen.  De belangrijkste categorie zijn ongetwijfeld de archeologische studies.  Zoals uit de bibliografie blijkt, zijn deze vrij talrijk en het opsporen van al deze publicaties was een onderneming die niet altijd even eenvoudig was.  Voor de literatuur tot 1987 was vooral de bibliografische lijst in de reeks ‘Bibliografia topografica della colonizzazione greca in Italia e nelle isole tirreniche’ een belangrijk hulpmiddel.  Aangezien het grootschalige onderzoek van Cumae pas in 1994 is opgestart en zeer veel werken die in deze verhandeling gebruikt zijn daarna zijn gepubliceerd, moesten die op een andere manier opgespoord worden.  Veel belangrijk materiaal is samengebracht in de reeds vermelde artikelbundel van 2002, maar daarnaast was het ook onontbeerlijk om gebruik te maken van de gekende bibliografische hulpmiddelen en databanken.  Voor het ontdekken van de meest recente gegevens was het ook noodzakelijk om eigenhandig heel wat vaktijdschriften te doorzoeken.  Hierbij werd het probleem vastgesteld dat veel belangrijke literatuur zich niet in België bevindt.  Omdat het om een aanzienlijk deel van de benodigde bronnen gaat, werd besloten om naar Napels te reizen waar in diverse bibliotheken het materiaal wel voorhanden is.  Bovendien kon contact gelegd worden met enkele professoren en onderzoekers die zich bezighouden met de studie van Cumae, zodat het op deze manier mogelijk was om op de hoogte gesteld te worden van de allerlaatste stand van zaken en ideeën uit te wisselen.  Er werd ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om de antieke stad zelf te bezoeken, al lag het niet in onze mogelijkheid om sommige problemen ter plaatse nader te onderzoeken.

Bij het archeologische bronnenmateriaal moet rekening gehouden met enkele belangrijke beperkingen waardoor in deze verhandeling sommige aspecten meer of andere juist minder belicht worden dan oorspronkelijk de intentie was.  Een gekend probleem is het gebrek aan publicaties van veel opgravingen en ook in Cumae is dit duidelijk het geval.  Nauwkeurige en uitgebreide opgravingsverslagen zijn een grote zeldzaamheid en in veel gevallen is zelfs het materiaal dat bijna honderd jaar geleden ontdekt werd nog niet volledig onderzocht.  Dit geldt ten eerste voor de benedenstad, vooral voor het forum, waar over de ontdekkingen in de jaren 1950 en 1960 niets wetenschappelijks geschreven is.  De weinige informatie die hierover beschikbaar is, komt uit enkele algemene, vulgariserende werken.  Over de recente campagnes wordt men gelukkig beter ingelicht, maar meer dan enkele korte artikels zijn er ook nog niet beschikbaar.  Over de acropolis, die in het begin van de 20ste eeuw is vrijgelegd, ontbreekt ook nog steeds een diepgaande publicatie, al is de situatie hier evenwel een stuk beter.  De laatste twee decennia hebben enkele archeologen toch geprobeerd het oude materiaal te verwerken zodat er vooral over het heiligdom van Apollo nu heel wat informatie beschikbaar is.  Veel gegevens zijn echter onduidelijk en bij het tempelcomplex horen ook enkele andere structuren die wat duister zijn, zodat er onder de geleerden heel wat onenigheid bestaat over de interpretatie en de dateringen.  Omdat over dit heiligdom van Apollo en de omliggende archeologische resten veel gepubliceerd is, zeker in vergelijking met de benedenstad, en omdat de discussies vaak erg ingewikkeld zijn, is het onvermijdelijk dat deze structuren wat meer aan bod komen dan andere elementen.

Gelukkig is er bij het onderzoek van de voorbije jaren ook veel aandacht voor andere facetten van de topografie van Cumae.  Vooral de studie van de stadsmuren door Fratta is al vergevorderd zodat dit aspect ook uitgebreid behandeld kan worden.  Een ander item dat de laatste tijd vaak aan bod komt, is het probleem van de lokalisatie van de haven en de evolutie van de kustlijn.  Het stratenpatroon is eveneens een belangrijk onderdeel van de urbanistische context dat momenteel nader bekeken wordt, maar men is hier nog niet zo lang mee bezig zodat de resultaten tot nu toe nog vrij beperkt zijn.  Andere belangrijke dimensies zoals de verspreiding en de evolutie van de woonzones zijn echter nog helemaal niet onderzocht, waardoor het jammer genoeg ook niet mogelijk is hier dieper op in te gaan.

 

Een ander probleem waar rekening mee moet gehouden worden, is de vaak onzekere datering van structuren.  Vooral bij de oudere opgravingen beschikt men nauwelijks over stratigrafische gegevens zodat het belangrijkste dateringscriterium in deze gevallen de bouwtechniek is.  Dit geldt in de eerste plaats voor de archeologische resten op de acropolis.  Ook bij enkele tunnels is dit om diverse redenen het geval.  Voor de stadsmuren en de monumenten rond het forum geldt dit veel minder omdat deze in de laatste jaren onderzocht zijn volgens de moderne opgravingsmethodes en er dus veel betrouwbaardere data zijn.  In de verhandeling zal duidelijk aangegeven worden wanneer er chronologische problemen zijn en wat de meest waarschijnlijke opties zijn.

 

Behalve de archeologische bronnen is ook gebruik gemaakt van opschriften en enkele teksten van antieke auteurs.  De epigrafie kan ongetwijfeld veel belangrijke informatie opleveren, maar vertoont in het geval van Cumae een belangrijke tekortkoming, met name het gebrek aan publicatie.  Dit geldt vooral voor de Latijnse inscripties die na het volume van het Corpus Inscriptionum Latinarum in 1890 niet meer systematisch samengebracht zijn.  Het aantal vermelde opschriften in dit standaardwerk is bedroevend laag, amper 32, terwijl er volgens een recente studie minstens 365 aan Cumae kunnen toegewezen worden[2].  Slechts enkele hiervan zijn gepubliceerd en soms zelfs niet opgenomen in L’Année epigraphique, zodat het onmogelijk was om deze informatie ten volle te benutten.  Gelukkig is een uitgave van alle Latijnse opschriften uit de Flegreïsche velden in volle voorbereiding, maar dit komt dus te laat voor deze studie.  In Cumae is ook een beperkt aantal inscripties in het Grieks en het Oskisch aangetroffen.  De Griekse staan vermeld in de Iscripitiones Graecae met aanvullingen in een publicatie van Dubois uit 1995, terwijl men voor de Oskische terecht kan bij het zeer recente verzamelwerk van Rix uit 2002.

De antieke auteurs leveren slechts in beperkte mate informatie die bruikbaar is voor de topografie van Cumae.  Wel probeert men vaak grote veranderingen of bouwprojecten die archeologisch vastgesteld zijn, te relateren met gekende gebeurtenissen of personages.  In bepaalde gevallen is dit inderdaad mogelijk, maar al te dikwijls wordt toch te gemakkelijk het verband gelegd zonder duidelijke argumenten.  In deze verhandeling staan echter de archeologische sporen op zich centraal en zullen dergelijke relaties met historische gegevens met de grootste omzichtigheid kritisch benaderd worden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Voor een overzicht van de opgravingsgeschiedenis van Cumae: Burelli, Mele 1989, pp. 8-22; Caputo e.a. 1996, pp. 41-50; Gabrici 1913, kol. 31-60.

[2] Camodeca e.a. 1999.

[3] Fig. 1-2.