Crossculturele ervaringen bij jongeren. Onderzoek naar de betekenis van en de impact op communicatiepatronen, mediagebruik en andere sociale handelingen. (Hanne Van Bosstraeten)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Bijlagen.

 

Bijlage 1.1: Figuur: Het Dynamische identiteitsmodel van E. Hijmans:

 

 Bron: Hijmans, 2003, p. 118

 

 

Bijlage 1.2: Figuur: De U-curve van culturele aanpassing

 

 

 Bron: Martin, 1983, p. 117

 

 

Bijlage 1.3: Figuur: De W-curve van culturele aanpassing

 

 

Bron: Martin, 1983, p. 118

 

 

Bijlage 1.4: Figuur: Geïntegreerd model van het acculturatieproces volgens Ward:

 

 

Bron: Ward, 1996, p. 129

 

 

Bijlage 1.5: Figuur: Processen van deculturatie en acculturatie in de loop van de tijd:

 

Bron: Kim, 2001, p. 54

 

 

Bijlage 1.6: Figuur: Relatie tussen de verschillende termen geassocieerd met crossculturele aanpassing:

 

Bron: Kim, 2001, p. 53

 

 

Bijlage 1.7: Figuur: Acculturatiemodel van stress-aanpassing-groei volgens Kim:

 

 

Bron: Kim, 2001, pp. 59

 

 

Bijlage 1.8: Tabel: Axioma’s van Kim’s crosscultureel aanpassingsmodel

 

  1. Crosscultural adaptation involves both acculturation and deculturation, an eventual possible outcome of which is assimilation.

  2. Underlying the crosscultural adaptation process is the stress-adaptation-growth dynamic.

  3. The stress-adaptation-growt dynamic brings about an intercultural transformation in the stranger.

  4. As the stranger undergoes the intercultural transformation, the severity of fluctuation in his or her stress-adaptation-growth dynamic subsides.

  5. Intercultural transformation is manifested in increased functional fitness, psychological health, and intercultural identity.

  6. Intercultural transformation facilitates, and is facilitated by, host communication competence.

  7. Intercultural transformation facilitates, and is facilitated by, participation in host social (interpersonal and mass) communication activities.

  8. Extensive prolonged participation in ethnic social (interpersonal and mass) communication activities deters and is deterred by, intercultural transformation.

  9. Environmental conditions (host receptivity, host confirmation pressure, and ethnic groups strength) influence, and are influenced by, the stranger’s intercultural transformation.

  10. The stranger’s predispositional conditions (preparedness for change, ethnic proximity, and adaptive personality) influence, and are influenced by, hir of her intercultural transformation.

Bron: Kim, 2001, pp. 87-90

 

 

Bijlage 1.9: Tabel: Theoretische dimensies and concepten van de systeemtheorie van Kim, toegepast op reentry aanpassing

 

 

 

1. Adaptive predisposition of the returning sojourner

- Cultural Background

- Personality attributes (e.g., openness, resilience)

- Preparedness for change (e.g., reentry training, prior sojourn experience)

 

2. Home environment characteristics

- Receptivity (e.g., openness, acceptance)

- Conformity Pressure (e.g., social segregation)

 

3. Communication of the returning sojourner

- Communication competence (relearning communication system, cognitive complexity, affective coorientation)

- Interpersonal communication with members of the home culture (e.g., size / proportion, strength of home ties)

- Mass communication consumption in home culture (e.g., degree of exposure)

- Interpersonal communication with other returning sojourners (or members of former host culture) (e.g., size/proportion/strength of ties)

- Mass communication consumption of media from former host culture (e.g., exposure)

 

4. Readaptation outcomes

- Psychological health (e.g., absence of severe stress, absence of hostility toward home)

- Functional fitness (e.g. congruent meaning system)

- Intercultural Identity (e.g., third-culture perspective)

 Bron: Martin, 1983, pp. 311-312

 

 

Bijlage 1.10: Tabel: Belangrijke hypotheses uit het systeemtheoretisch communicatiemodel van Kim

 

- “The greater the host interpersonal and mass communication, the lesser the ethnic interpersonal and mass communication.”

- “The greater the host interpersonal and mass communication, the greater the intercultural transformation (functional fitness, psychological health, and intercultural identity)”

- “The greater the ethnic interpersonal and mass communication, the lesser the intercultural transformation (functional fitness, psychological health, and intercultural identity)”

 

Bron: Kim, 2001, pp. 90-92

 

 

Bijlage 2.1: Figuur: U&G - paradigma van Rosengren:

 

 

 Bron: Rosengren, 1974, pp. 270-271

 

 

Bijlage 2.2: Figuur: Het algemeen handelingstheoretische model voor menselijke actie van Renckstorf & Wester

 

 Bron: Renckstorf & Wester, 2004, p. 57

 

 

Bijlage 3.1: Interview met leden werkgroep heroriëntatie AFS

 

DEELNEMERS:

Saskia, 38jaar

Ervaring: AFS- schoolprogramma in San Francisco in 1985, sindsdien vrijwilliger bij AFS.

 

Karen, 35jaar

Ervaring: AFS- stageprogramma in Denemarken in 1996, sindsdien vrijwilliger bij AFS.

 

Helga, 37 jaar

Ervaring: AFS- schoolprogramma in Wisconsin in 1986, sindsdien vrijwilliger bij AFS

 

 

I: Hoe trachten jullie de mensen voor te bereiden? Waarop leggen jullie de nadruk? Welke thema’s komen aan bod?

Karen: “Eigenlijk begint het bij het contact met AfS. We doen een scholentocht, waarbij lokale vrijwilligers naar scholen gaan om de interesse te wekken. Er wordt een infoavond georganiseerd waarop mensen die willen weggaan samen met hun ouders welkom zijn en waarop in het algemeen verteld wordt wat het inhoudt een jaar weggaan naar het buitenland, wat het concept is, de prijzen en een beetje vanalles. De mensen die dan nog geïnteresseerd zijn komen naar het Wegwijsweekend, eind oktober-begin november, waarbij dan een aantal workshops methodieken met de jongeren worden gedaan om erachter te komen ‘Ben ik er klaar voor? Is het iets voor zo’n jaar naar het buitenland trekken?’.”

Helga: “Het belangrijkste is dat de mensen zelf voldoende informatie krijgen zodat ze kunnen beslissen of AFS de organisatie is waarmee ze mee willen gaan. Voor ons is het ook de gelegenheid om te zien of dit de mensen zijn die wij willen wegzenden. Vandaar het ‘Wegwijs’weekend, wegzenden, wegweiden, …”

Saskia: “Zijn dit de mensen die wij willen sturen, dit is niet vanuit elitair standpunt, maar eerder vanuit ‘staan ze achter onze missie’. Deze missie staat in elk handboek.”

Karen: “Er zijn er ook altijd die iets hebben van ja met deze strakke regels van de organisatie kan ik mij niet vinden. Maar de meeste die op Oriëntatieweekend komen vertrekken ook effectief.

Dan is het half november en krijgen ze een brief van de lokale vrijwilligers waarin staat ‘AFS wil jouw zendorganisatie zijn’. Van dan af begint het oriëntatieproces, dat ook in een aantal stappen verloopt. Maar dat kan Helga veel beter uitleggen want zij zit in de werkgroep Oriëntatie.”

Helga: “Waar wij mee beginnen is ‘Wie ben ik?’. Zonder dat je weet wie je zelf bent kan je niet vertrekken want je hebt een culturele bagage, een culturele rugzak, mee waarvan je je bewust moet zijn dat je ze meehebt om een andere cultuur te kunnen binnenstappen. Dit doen wij via een aantal methodieken, waarbij de keuze is tussen verschillende methodieken om te ontdekken wie je bent. Dit gaat van een stamboom, een identiteitskaart tot ook je naaste omgeving, ‘waar woon ik?’, ‘waar leef ik?’, ‘hoe heb ik al die jaren geleefd?’, ‘wat zijn mijn culturele normen?’. We vragen ons dan ook af hoe we cultuur zien. Symbolisch daarvoor hebben we de ui genomen, die je ook kan schillen, die verschillende lagen heeft, waarbij naarmate je verder naar de kern gaat je dieper gaat, naar de waarden en de normen toe. Rond januari gaan we verder op weg naar de andere cultuur. ‘Hoe is het om een andere cultuur binnen te stappen?’. Daar hebben we het oriëntatieweekend voor. We kijken dan naar een andere cultuur, andere regels. Daar zijn ook verschillende technieken voor zoals een kaartspel, een inleefspel. Dan bespreken we ook de verwachtingen, wat verwacht de organisatie en wat verwachten de deelnemers. Dan in maart-april hebben we de Landeninfodag. Daar krijgen zowel de ouders als de studenten eerst een algemene sessie over het geografisch klimaat, de algemene cultuur, economisch, politiek. Dan krijgen de ouders een aparte sessie wat zij mogen verwachten van hun zoon/dochter die een jaar weggaat.”

Karen: “Ja, want voor de ouders is dat natuurlijk ook een moeilijke periode.”

Helga: “Voor de student is er dan meer praktisch, bijvoorbeeld informatie door vrijwilligers die naar het land geweest zijn, hun ervaringen. Het kan ook zijn dat ze eten maken. Het is heel praktisch gericht eigenlijk, om het meer concreter te maken. Dan beginnen we meer en meer naar het vertrek te gaan en hebben we een heel belangrijk item, het afscheid. ‘Hoe nemen we afscheid?’. Niet alleen denken aan afscheid nemen, maar ook aan terugkomen. Een beetje de link leggen. Je vertrekt uit belgië, maar je moet ook naar België terugkomen. Dat leggen we er al een beetje in.”

Karen: “Het is wel zo dat tijdens zo’n oriëntatieweekend of tijdens zo’n afscheidsritueel dat ze daar vaak nogal negatief tegenover staan. Zo van ‘Ja, ik weet dat allemaal wel, dat zal allemaal wel loslopen’. Het is pas wanneer ze echt weg zijn of wanneer ze terugkomen dat ze zeggen ‘Ja, eigenlijk hebben jullie ons dat allemaal al eens verteld, en hebben we dat eigenlijk al wel meegemaakt’.Dan komt pas het besef. Maar we vinden wel dat we dit moeten blijven zeggen op voorhand.”

Helga: “Het afscheidsritueel, wat we ook doen, is echt om te laten voelen, wat is dat nu afscheid nemen. Ze moeten dan een dierbaar voorwerp meenemen en dat wordt dan begraven, dat moeten ze achterlaten. Dan wordt daarover gesproken, ‘hoe voel je je daar nu mee?’. Want nu ga je dingen moeten achterlaten die nu belangrijk voor je zijn. Maar achteraf gezien gaat je wereld zo veranderd zijn dat dat ding wat je achterlaat misschien niet meer zo belangrijk is. Daar wordt dan ook al bij stilgestaan.”

Karen: “Ook dat ze in hun gastland zullen moeten dingen achterlaten, en daar komen we dan op Heroriëntatieweekend wel op terug. ‘Hoe sta je nu tegenover de dingen die je hebt achtergelaten, je gastland’.

Concreet heb je dus een oriëntatieweekend in november, een namiddag, een weekend, een dag op lokaal vlak, Oriëntatie, een dag landeninfo, nationaal georganiseerd, een afscheidsmoment en dan komen ze terug en hebben ze weer een weekend Heroriëntatie.”

Saskia: “Onze handboeken dienen dus voor de lokale comités, niet voor de deelnemers. Zij kunnen dan beslissen wat ze gaan gebruiken, want je kan niet alles gebruiken. Zij kiezen wat past bij de groep en waar ze zich zelf goed bij voelen.

De handboeken zijn een richtlijn, de Rode draad zit erin, ‘wie ben ik’, ‘wat is een andere cultuur’, de wereledverhoudingen, verwachtingen, die moet er zeker inzitten. We hebben ook een plakboek, dat de deelnemers zelf moeten maken, dan kunnen ze zelf de stappen zien die ze hebben doorlopen. De methodieken en spelen die ze willen gebruiken, daar zijn ze vrij in.”

 

I: Denken jullie dat de deelnemers dan uiteindelijk beseffen voor wat voor ingrijpende gebeurtenissen ze staan.

Saskia: “Ik denk dat niet.”

Karen: “Ik denk dat ook niet.”

Helga: “Dat hangt er van af. Ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen mensen die op zeer jonge leeftijd vertrekken en mensen die zoals Karen na hun studies vertrekken. We noemen hen ook zo , we hebben de 18 plussers en schoolprogramma. En ik merk dat mensen die op jongere leeftijd vertrekken, dat is plezant, dat is een leuke gebeurtenis, dat is machtig.”

Karen: “Ze zien eigenlijk alleen de positieve kanten, ze staan er niet bij stil dat het ook wel eens moeilijk kan gaan tijdens dat jaar.”

Helga: “En dan heb je de 18plussers, mensen die niet juist 18, die al eens een ervaring hebben gehad zoals op kot gezeten, die toch al wel eens van hun ouders zijn weggegaan, die zien iets duidelijker in wat ze tegemoet gaan. Zij hebben ook nog die euforische reactie, maar zij zijn al iets minder gelaten in de zin van ‘ik weet wel dat ik in problemen ga komen’. Ook het afscheid bijvoorbeeld dat is bij hun al iets minder, zij hebben al afscheid genomen, dat is voor hun iets anders. Want dat afscheidsritueel is bij sommigen echt heel intens. Daaraan merk je dat ze nog niet goed beseffen tot aan dat punt, wat hen te wachten staat. Het afscheidsritueel is dan ook vrij cruciaal in ons gebeuren vooral in het schoolprogramma.”

Karen: “Het is ook wat ik daarnet zei, het is pas achteraf dat ze beseffen dat ze de tools hadden of hebben of gebruikt hebben, hopelijk, om daarmee om te gaan met moeilijk en minder moeilijke situaties. Maar dat besef komt vaak pas achteraf.”

 

I: Maken jullie onderscheid op basis van hun levenservaring, zoals jullie zeggen, er zijn er die er rijper voor zijn, of op basis van waar ze naartoe gaan, wat ze gaan doen?

Karen: “Eigenlijk wordt bij ons het onderscheid gemaakt tussen het programma, wat ze gaan doen, ze gaan op schoolprogramma of ze gaan op vrijwilligers 18+ programma. En dat is toch wel iets anders. Die groepen worden ook niet gemengd, die hebben een aparte voorbereidingsroute. Er zit wel dezelfde rode draad in maar er zitten andere methodieken en andere nuances in. Ook zijn je verwachtingen anders wanneer je gaat vrijwilligerswerk doen of je gaat naar school gaan. Dat is het grote onderscheid. Natuurlijk heb je in de twee groepen ook grote verschillen, maar daar wordt niet expliciet op gehamerd. Maar je merkt wel als je zo’n weekend meemaakt dat de ene daar verder in staat dan de andere.”

Helga: “Maar we kunnen niet individueel gaan werken. Dat is eigenlijk een aanpak die je zou moeten doen als je een onderscheid wil maken op die manier, individueel gaan werken. En dat is onmogelijk. Dat is praktisch niet haalbaar.”

I: Maken jullie dan nog op een andere manier een onderscheid, bijvoorbeeld naar de verschillende landen toe?

Karen: “Op de landeninfodag, niet op de voorbereidingsweekends, dat is allemaal samen.”

 

I: Jullie hebben het misschien al een beetje gezegd door het pad dat jullie volgen, maar nu concreet, trachten jullie de jongeren een soort van doel mee te geven, een levensproject? Zoals zelfverwezenlijking, verruiming van bewustzijn.

Helga: “Euuh, we hebben het inderdaad al een aantal dingen aangehaald. Het feit dat je hier eerst moet leren wie je bent, welke rugzak je bij hebt. Van het moment dat je die oefening gemaakt hebt, ga je die hopelijk automatisch ook proberen te maken in een andere cultuur zit. Van ‘aaaah, als dat bij mij zo en zo en zo zat, hoe zit dat bij deze mensen hier?’. Dus eigenlijk proberen we wel die vraag aan te wakkeren, van bekijk dat nu is als je daar bent. Het is zo’n beetje als een vreemde taal leren. De eerste vreemde taal is misschien wat moeilijk, maar de tweede is al makkelijker omdat je het concept ‘vreemde taal’ al door hebt.”

Saskia: “Het is ook zo dat, wat wij ook aanbieden, ok, je kan mensen niet dwingen iets te doen. Ze gaan zelf die beleving hebben daar, je hebt daar geen controle over. Maar wat we wel zeggen is van ‘jullie zijn vrij hoe ver jullie daar in gaan’. Want je kan ofwel als toerist bij manier van spreken een land gaan verkennen en ok je ziet dan veel dingen, maar je neemt heel weinig mee. Of je kan ook die cultuur echt gaan beleven, maar wat doe je dan. Ga je volledig mee in opgaan of ga je allee bepaalde stukken meenemen.”

Karen: “Of blijf je een stuk buitenstaander.”

Saskia: “Of integreer je je volledig. Dat zijn zo wel dingen die we meegeven. Wat we ook wel zeggen is ‘pas op’, en dan komen we terug bij die verwachtingen. ‘Als je volledig in die cultuur mee gaat gaan,en op een gegeven moment je eigen cultuur, allé die rugzak gaat afgooien, pas daarvoor op want je gaat moeten terugkomen. Die rugzak ga je niet mogen verliezen, want dan ga je heel veel problemen hebben om hier terug te komen.”

Karen: “Er zijn er die het wel doen, die echt die rugzak afgooien en die dan wel terugkomen naar hier en hier komen studeren ma die daarna weer teruggaan en letterlijk ook emigreren. Dat gebeurt ook.”

Saskia: “Het enige wat wij kunnen doen is een soort van bewustzijn, een eye-opener van maken, maar mensen nemen zoveel als ze zelf willen eigenlijk.”

Karen: “Ik denk wel dat één van de grote doelstellingen is dat ze zichzelf, allé die zelfverwezenlijking, zoals jij het noemt, is toch wel een belangrijk element. Allé, dat ze zelf groeien als mens. De ene groeit meer dan de andere, of groeit op een andere manier dan de andere.”

Helga: “Natuurlijk profileren we ons als organisatie, niet als toeristische organisatie.”

Karen: “Uiteindelijk zit dat ook al voor een groot deel in de missie. Uiteindelijk is de overall-doelstelling van AFS is de wereldvrede bevorderen. Ja, dat is zo, dat is enorm hoog gegrepen. Maar al die kleine beetjes,al die kleine stapjes. Daar moeten mensen zich wel kunnen achterzetten. Als ze daar niet kunnen achterstaan, dan is AFS niet de juiste organisatie om mee weg te gaan.”

 

I: Waarover krijgen jullie het meeste vragen tijdens de voorbereidingsfase? Waarover zijn ze het meest onzeker over?

Karen: “Hun adres.”

Anderen: “Hahahaha.”

Karen: “Waar kom ik terecht? Dat is zo, ze staan in die voorbereidingsfase weinig stil met wat het emotioneel met hen gaat doen, ze staan stil bij praktische dingen. ‘Hoe ziet mijn gezien eruit? Waar ga ik naar school gaan? Hoe moet ik dat geld daar regelen? Wat moet ik meepakken?’ Zo dat heel praktische in de voorbereiding.”

Helga: “Daarom lijkt het voor hen ook raar dat die landeninfodag helemaal op het einde van het oriëntatieproces komt. Al die andere dingen zijn voor hen zo abstract, dat ze soms zo wel het gevoel krijgen van we blijven hier op onze honger zitten. Maar eigenlijk zit er een logica in voor ons in de opbouw. Als zij zich gaan verdrinken in praktische dingen en denken dat zich door die praktische antwoorden te krijgen dat ze voorbereid zijn, dan zijn we dus eigenlijk verkeerd bezig.”

I: Maar het gaat dus eigenlijk echt alleen om praktische dingen, niet dat ze afkomen…

Helga en Karen: “Voornamelijk.”

Helga: “Omdat dat voor hen ook zo abstract is dat ze het zich gewoon nog niet kunnen voorstellen. Wat er soms wel gebeurt, met die getuigenissen van andere landen, zodat mensen wel eens zeggen van ‘ja ik heb het ook wel eens moeilijk gehad’, dan gaat er vaak wel eens een belletje rinkelen van ‘ah hoe zit dat?’. Maar niet vanuit hun eigen.”

 

I: Gebruiken jullie soms bepaalde media in de voorbereiding?Of verwijzen jullie naar interessante media die zij kunnen gebruiken ter voorbereiding?

Karen: “Dus je bedoelt dan internet, TV, en zo van die dingen?”

I: Ja, en radio, kranten, …

Helga: “In het informatiehandboek staan er heel veel adressen van waar ze informatie kunnen gaan zoeken. Dat zijn bibliotheken…”

Karen: “Maar ook tegenwoordig boeken, websites. Maar ik weet ook wel dat er bepaalde, ik weet niet dat dat op Wegwijs of op Oriëntatie is, maar er zijn soms ook wel interessante televisieprogramma’s.”

Helga: “In De Gloria gebruiken wij op Oriëntatie.”

Karen: “In de Gloria?”

Helga: “Je hebt eigenlijk ‘hoe kijken mensen naar culturen’. In De gloria is eigenlijk een uitvergroting van onze maatschappij. Dus dat is eigenlijk door onze ogen is kijken van ja, hier komen ook buitenlanders hé, hier komen ook mensen en hoe zien die mensen ons. En dat is eigenlijk om zo even te laten voelen van …”

Saskia: “Wie gebruikt dat?”

Helga: “Ja dat staat in het oriëntatiehandboek!”

Saskia: “Echt?”

Helga: “Ja echt! Dat is eigenlijk heel dom, hoe we daartoe zijn gekomen. Op een gegeven moment is er een stukje waarin er iemand op training en sloefen de krant gaat kopen. En ik heb dat dus effectief gezien hé. De dag erna, ik had dat programma gezien en daar loopt er dus effectief iemand op sloefen en in training met de krant. Maar je staat daar dus niet bij stil hé, maar mensen kijken ook zo, de rariteiten die worden uitvergroot en dan wordt gezegd ‘nen Belg is zo en zo en zo’. En In De Gloria, niet alles natuurlijk, maar sommige stukken zijn eigenlijk een uitvergroting van onze maatschappij, zoals andere mensen, als die België binnenkomen, ons zien. En wat vinden wij daarvan? Het is dus niet alleen kijken naar een andere cultuur, het is ook kijken naar je eigen cultuur.

Maar verder geven we eigenlijk weinig. Nu met internet vindt iedereen wel zo’n beetje zijn eigen weg. We gaan niet zeggen, nog bibliotheken aanraden, dat is een beetje achterhaald. Er zijn wel ontvangende landen die bijvoorbeeld cd-roms sturen of taalcassetjes voor de jongeren die komen.”

Saskia: “Dat doen wij ook eigenlijk hé.”

Helga: “Ja voor degene die naar hier komen, sturen wij wel wat materiaal op, ter kennismaking.”

Ssakia: “En ook de do’s and don’ts zo’n beetje, voor het begin, dat je geen zware culturele flaters maakt. Wat wel gebeurt is websites naar de buitenlanders sturen om de taal te leren enzo.”

Karen: “Wat ik wel nog weet is dat ze in BRO, dat is een comité, Brabant-Oost, dat ze daar wel met een uitzending van ik denk nog Panaroma denk ik gebruiken. Het was een reportage over racisme, undercover.”

Saskia: “Aah met die blauwogen?”

Karen: “Nee het was iets met de metro. Een TV-programma kan dus aanleiding zijn om te discussiëren over, dat kan wel. Maar dat zijn ook dingen die zo snel veranderen, ze vinden weer een nieuw programma, dus die staan niet allemaal in het handboek, maar de comités zijn daar ook wel voor een stuk vrij in. Ze moeten iets doen rond vooroordelen en discriminatie, dat zit wel in de Rode Draad, maar of ze daar nu methodieken, een TV-programma of een spel voor gebruiken, dat hangt van hun af.”

 

I: Houden jullie contact met de deelnemers als ze ginder zijn? Op welke manier?

Karen: “Ja. Dat is onze ‘BLINK’: België- Buitenland link.”

Helga: “Dat is ook een deel van ons proces om toe te komen aan onze heroriëntatie.”

Saskia: “Er is in elk comité één van de vrijwilligers die zich bezig houdt met contact houden tussen de jongeren in het buitenland en de AFS-gemeenschap, zal ik maar zeggen. Die informeert de jongere waar we eigenlijk mee bezig zijn hier, met de jongeren die we ontvangen, wat we daarmee doen. Wat zij ook doen, is een website maken waar alle studenten in het buitenland hun verhaal op kwijt kunnen zodat ze van mekaar kunnen lezen hoe het gaat. Maar dat contact houden is niet ondersteunend bij problemen bijvoorbeeld. Daar zijn andere personen voor ter plaatse, dat is niet de bedoeling. De bedoeling is hen blijvend beschouwen van een deel van dat lokaal comité.”

Karen: “Hen blijvend op de hoogte houden van het lokaal comité. Dat kan ook zijn door het krantje door te sturen, een kaartje te sturen met kerstmis. Echt louter het contact houden. Er zijn ook comités die ervoor kiezen dat elke student een peter of een meter krijgt, een ervaren vrijwilliger van het comité, die inderdaad dat contact wat onderhoudt op een informelere manier. Maar hun functie is zeker niet problemen oplossen.”

I: Zij kunnen dus steeds wel hun verhaal kwijt? Wat vertellen ze dan zoal?

Karen: “Anecdotes, straffe verhalen.”

Helga: “En het is leuk ook van elkaar iets te horen. Je hebt een heel jaar die voorbereiding gehad en je zwermt uit naar verschillende bestemmingen en dan is het wel eens leuk om te horen hoe zit het met die in Hongkong of met die in Guatemala.”

Saskia: “Er zijn echt wel veel vriendschappen ontstaan.”

Karen: “Dat is ook wel de laatste jaren, met dat internet dat zo ontstaan is, dat kon vroeger gewoon niet.”

Saskia: “In onzen tijd …”

Karen: “Haha, ja ma dat was gewoon wel zo. Wat je kon doen was een brief schrijven naar iemand van je lokaal comité, die dat dan kon bundelen en..Allé zo hebben wij het gedaan, en dan werden al die brieven gekopieerd en twee drie maanden later kon je dat lezen. Maar dat was ondertussen natuurlijk verschrikkelijk achterhaald. En dat is met de moderne communicatiemiddelen natuurlijk totaal anders. Dat houdt tegelijkertijd ook wel een risico in. Dat alles ineens daarop gepost wordt. Ook als ze zich eens slecht voelen, komt dat misschien ook op dat forum terecht, terwijl vroeger dat niemand zou weten, wanneer ze ik denk veel meer op zichzelf aangewezen waren.”

Helga: “Ja dat beïnvloedt wel de ervaring hé.”

Karen: “Dat beïnvloedt zeker de ervaring.”

Helga: “Maar wat nu ook wel is en dat wordt wel door de website van AFS Vlaanderen ondersteund, dat is dat je linken kunt leggen naar websites. Er zijn heel wat studenten die nu ook een eigen website maken en die linken staan nu ook op AFS Vlaanderen, waardoor dat eigenlijk andere studenten en ook ouders op terecht kunnen.”

 

I: Zij maken dan een website om, als ze in het buitenland zitten, hun ervaringen op kwijt te kunnen en foto’s enzo?

Helga: Ja.

 

I: Als ze echte problemen hebben, waar kunnen ze daarmee terecht en hoe wordt dit opgevolgd.

Saskia: “In principe, ik zal daarmee beginnen, in principe, werkt AFS met een systeem van begeleiders, dat zijn vrijwilligers uit de lokale comités die worden toegewezen aan de student wanneer hij toekomt in het buitenland. In België bijvoorbeeld hebben wij zelfs buitenlandse studenten die hier toekomen en die een jongerencounsellor, een jongerenbegeleider krijgen toegewezen, en een volwassen begeleider, die ook heel het gezin een beetje mee begeleidt. Die mensen zijn hier bereikbaar, die krijgen de opdracht mee minstens één keer per maand contact op te nemen, niet noodzakelijk voor problemen, maar gewoon ook om te laten horen dat je er bent. Dat zou wereldwijd zo moeten zijn, maar daar slaagt AFS eigenlijk niet in om dat altijd te garanderen.”

Helga: “Dat is ook weer cultureel bepaald. Wij hebben een vrijwilligersstructuur, maar als je kijkt naar de VS dan heb je weer een heel andere vrijwilligersstructuur, ook Nieuw-Zeeland, Australië. Dus dat is ook weer voor een deeltje cultureel bepaald. Wij proberen die norm wereldwijd te doen, maar ja…”

Karen: “En het is ook wel geografisch hé, landen zijn bijvoorbeeld veel groter, waardoor de afstanden fysiek gewoon ook te groot worden om heel nauw contact mogelijk te maken. Bij ons is dat anders, iedereen woont dicht en ze proberen ook counsellors te zoeken die echt in de omgeving van de student woont.”

Helga: “Wat we wel kunnen zeggen is dat er altijd wel een contactpersoon is in de regio. Daarom is dat niet per persoon, maar ze krijgen altijd een nummer, waarvan ze zeggen, dat is uw contactpersoon. Hoe die contactpersoon contact houdt…”

I: Dus ze moeten eigenlijk niet in België zijn om te zeggen ‘ik zie het niet meer zitten’?

Karen: “In principe neen. Eerst de lokale vrijwilligers, die dan eventueel contact opnemen met zijn kantoor en dan gaan de kantoren wel contact opnemen als er inderdaad zo’n zware problemen zijn dat er iemand denkt van ‘oo ik moet terug, ik wil terug naar huis’.”

Saskia: “Maar de kantoren houden dus wel regelmatig contact.”

Helga: “Ja en het is ook zo als er in het land iets gebeurt, zoals nu met de Tsunami, of iets anders, een economische crisis ofzo, dan wordt er ook onmiddellijk beslist door de kantoren, dan gaan ze de situatie ter plaatse bekijken, met medewerking van België, om te zien gaan er mensen teruggeroepen worden ja of neen.”

Karen: “Maar het is dus niet de bedoeling dat de student in het buitenland contact op gaat nemen met iemand van het lokale comité hier voor problemen.”

 

I: In welke zin hebben de deelnemers volgens jullie last van een cultuurschok?

Helga: “Afhankelijk van land tot land.”

Karen: “En van persoon tot persoon.”

Helga: “En van persoon tot persoon.”

Karen: “Iedereen wel een beetje hé, denk ik. Allé, ik denk dat wel.”

Helga: “Ik heb wel het gevoel dat de cultuurschok groter is als ze terugkomen dan als ze vertrekken.”

I: Ja dat heb ik ook al regelmatig gehoord.

Helga: “Wat de cultuurschok ook betreft denk ik, je bent zo opgewonden, excited om naar daar te gaan dat je heel veel dingen in je kan opnemen, dat je veel aankan.”

Karen: “Je staat heel open eigenlijk hé.”

Helga: “Ja je staat heel open, maar kom je terug naar België, dan heb je een cultuurschok. Maar, ga dan eens terug naar je land waar je een jaar verbleven hebt, dan begin je eigenlijk pas die cultuurschok te zien. Dan begin je pas te merken van oei, heb ik dat echt zo een jaar gedaan. Liefst nog na een paar jaar later, dan begin je echt denk ik duidelijker die cultuurschok te zien.”

 

I: Het is dus niet zo dat je in het begin een paar maanden helemaal geen cultuurschok hebt, maar dan ineens je klop krijgt?

Karen: “Dat kan ook, sommigen. De Adler-curve hé, die loopt voor een stuk zo hé. Dat je eerst in een euforieperiode zit en alles is tof en alles is nieuw, alles is interessant. En dan ineens den dip.”

 

I: En herkennen jullie dat?

Karen: “Dat hangt van persoon tot persoon af. Maar iedereen maakt toch wel een beetje die curve door. Die Adler-curve zit er bij de meeste wel in. Maar het moment waarop dat dieptepunt valt, dat verschilt heel erg. Bij sommigen valt dat helemaal in het begin, bij sommigen helemaal op het einde en bij sommigen valt dat pas na vijf jaar bij wijze van spreken. Maar dat zit er toch wel in.”

Saskia: “Maar ze zijn er niet altijd zo bewust van.”

 

I: Maar het aanpassen op zich gaat hen meestal goed af?

Helga: “Tja, je bent met mensen bezig en ik denk niet dat je dat mag veralgemenen. Dat aanpassen op zich sommigen zeggen in het begin is dat allemaal handig en ja dat lukt mij hier wel, maar dan op een gegeven moment kan je zeggen van oei, nu ga ik niet meer mee, hier stopt het voor mij en hier krijg ik het moeilijk.”

Saskia: “Voor anderen is het begin ook heel moeilijk. Ik denk niet dat iedereen zo ontvankelijk is dat dat allemaal van een leien dakje gaat. Sommige mensen die in derdewereldlanden terecht komen, dat is echt wel even slikken dat dat meer zo van aha is, even slikken.”

Helga: “Ik denk ook, je hebt wel heel veel verhalen gehoord enzo, maar als je echt daar bent, kom je plots tot het besef van ‘Oh my God, waar ben ik aan begonnen.’ Dat hebben sommigen echt. En dan even moeten slikken en dan zeggen ok ja. Je hebt alle scenario’s denk ik.”

 

I: Hebben jullie al verhalen gehoord dat deelnemers te maken krijgen met discriminatie?

Helga: “Mmm, ja, allé ik heb dat zelfs ervaren.”

Karen: “Ik denk dat wel. Niet noodzakelijk negatieve, maar soms ook positieve discriminatie, dat ze veel meer mogen omdat ze blank zijn bijvoorbeeld.”

 

I: En negatief?

Karen: “Ja ik denk dat echt wel. Allé ik heb niet meteen een persoon in mijn hoofd.”

Helga: “Ik heb dat zelf meegemaakt. Ik heb vier maand in Japan gewoond gehad en dat is heel duidelijk, mensen komen gewoon niet langs je zitten, je kan dat niet ontkennen, je bent geen Japanner. En dan mag de trein overvol zitten, jij krijgt een mooi plaatsje, maar de mensen komen gewoon niet langs je zitten. Dat is positief voor u, maar dat is geen positieve ervaring voor je, want als blanke heb je niet zo vaak dat. In Ghana bijvoorbeeld, wat ze daar doen is, ja ‘blank-rijk’, wat ze dan doen dat is ook een vorm van discriminatie. Dan komen ze naar je toe van ‘money, money, money’ en als ge geen Money Money Money geeft, ja dan ben je niet goed hé. En dat zijn dingen waarmee je moet leren omgaan. Dat is niet altijd evdident, maar ja hoe doe je dat?”

Karen: “Ik denk dat we daar voor een stuk ook wel op wijzen, in die voorbereiding, in de hoop dat ze daar terug kunnen naar grijpen als ze daar effectief mee geconfronteerd worden.”

 

I: Laatste vraag van het deel ‘verblijf’. In welke mate gebruiken ze media tijdens hun verblijf? Zowel om contact te houden als de media van hun gastland?

Helga: “Internet is een medium dat tegenwoordig zeer veel gebruikt wordt. En dan ja digitale camera’s. Maar van het land zelf…”

Karen: “Ja ik zou het normaal vinden dat ze daar naar de televisie kijken,ik denk ook wel dat ze dat zullen doen.”

Helga: “Ja we zeggen dat ook wel, dat dat belangrijk is om een taal te leren, want dat is toch wel het belangrijkste in eerste instantie. Gewoon boekjes van kinderen bijvoorbeeld, een krant proberen te lezen. Dat dat goeie methodieken zijn om een taal te leren.”

Karen: “Maar het is toch wel, sinds dat het internet bestaat zijn de contacten via het internet veel meer toegenomen. Vroeger, als je in Latijns-Amerika zat en je schreef een brief naar huis dat kon zijn dat die twee-drie weken onderweg was. Of hij kwam niet aan!”

Karen: “En dan hadden ze daar ineens een gat tussen. En dat is natuurlijk, de ervaring is daardoor veranderd. Het loskomen van thuis is daardoor minder, omdat het zo makkelijk is. Als telefoon en brief je enige contactmiddel zijn, maar de telefoon is ik weet niet hoe duur dan ga je misschien wel eens denken vooraleer je gaat bellen. Tegenover nu een internetcafé, dat kost twee keer niks om een half uur te chatten.”

Saskia: “Ik vind dat eigenlijk wel heel heel spijtig.”

Karen: “Ja, ik ook.”

Saskia: “Allé dat zijn misschien wij van de oude stempel. Maar wij, wij waren gewoon compleet weg hé.”

Karen: “En afgesloten van thuis. En dus komen ze ook wel veel minder los van familie en vrienden die ze op de hoogte willen houden.”

Helga: “Je moet je er bewuster van los maken en dat is niet evident.”

Karen: “Ik denk dat ze dat dus ook veel minder doen.”

Saskia: “Ik vind het een gemiste kans een beetje. Allé door het feit dat je internet hebt, mis je de kans om dat echt totaal alleen mee te maken. Ik vind dat een beetje spijtig.”

Helga: “Het heeft zijn voor- en zijn nadelen.”

Saskia: “Wat is het voordeel dan?”

Helga: “Aan de ene kant is dat een nadeel in de zin van je kan het niet helemaal op jezelf alleen beleven. Aan de andere kant, als je je ouders kan inlichten hoe je leeft, woont, werkt daar, dan is de breuk om terug te komen kleiner, dan is de afstand kleiner.”

Karen: “Dat is in de veronderstelling dat het goed gaat. Als ze voor het minste en geringste probleempje, want dat is wat ouders hier nu vaak hebben, als ze schrijven dat ze zich niet goed voelen, beginnen ze dat op te blazen. Die ouders kunnen dat niet plaatsen omdat ze zelf niet in die cultuur zitten. Ik denk dat er nu veel meer problemen gecreëerd en opgeblazen worden terwijl vroeger de studenten voor hun zelf oplossingen moesten vinden hé.”

Helga: “Ja en tijd bracht raad hé.”

Karen: “Als je op een slecht moment een brief schrijft naar huis en het duurt drie weken voor die aankomt en dan nog drie weken voor je antwoord van je ouders krijgt, daartegen zeg je van ‘oh het is al lang vergeten’. Tegenover nu is dat maar een paar uur.”

Saskia: “En je ouders konden er ook van uit gaan dat dat tegen dan al lang vergeten was.”

Karen: “Terwijl nu, nu is dat van oh nee mijn dochter is ongelukkig, terwijl dat dat misschien gewoon een ongelukkig moment was.”

 

I: Dat is wel interessant, hoe de media eigenlijk dat proces kunnen veranderen.

Karen: “Ja, echt wel hoor. Dat zeker.”

Helga: “Ik heb de twee ervaringen. Ik heb drie maanden op een boot gezeten, waar je totaal geen contact kon hebben met alles wat hier is. Dus van drie maanden reizen wisten zij nul komma nul. Ik heb vier maanden in Japan gezeten waar ik dagelijks chatten. Ik zat daar, ik kon niks doen op die boot, wij zaten ook met heel veel problemen op die boot. Dus als ik even kon bellen dan had ik zo iets van ‘ho nee, nu niet’, allé mijn hoofd stond er gewoon niet naar om met hun te spreken. Ik kom thuis en dan is het zo van ‘wat is daar nu allemaal gebeurd, vertel nu eens’. En dan is dat echt zo een slag ‘wat heb je allemaal meegemaakt’. En ik zo van ‘ja wat vertel je nu van drie maanden intensieve beleving?’. Ik heb echt een maand nodig gehad dat ze mij gewoon met rust moesten laten, dat ze mij gewoon even moesten laten verwerken. Maar zij zaten met zo’n honger om te weten wat ik daar ervaren had. Maar dat was ook mijn ervaring, dat is moeilijk om over te brengen. Maar dat heeft me dus minimum een maand gekost om mijn leven hier weer op te nemen.

Die vier maanden Japan, ik heb dagelijks zitten chatten. Het grappige was, ik zat een verjaardagsfeestje van Zeb te regelen, ik zat dit te regelen en dat. Dus je zit eigenlijk met twee werelden in je hoofd. Je hebt de wereld van thuis in je hoofd en je zit met Japan in je hoofd, waar je moet studeren, leven, waar je dingen moet doen. En soms is dat zo drukkend, verwarrend, dat je eigenlijk eens moet kunnen zeggen, dat je die knop van thuis eens moet kunnen omdraaien. Maar om terug te komen heeft me dat misschien een uur gekost om hier terug te integreren. Waar heb ik het meeste aan gehad? Aan die drie maanden boot!”

 

I: Hoe proberen jullie het terugkomen voor jullie deelnemers aangenamer te maken?

Karen: “Eigenlijk kan ik dat allemaal voorlezen uit de brochure.”

Saskia: “Het is zo dat we door die link te houden tijdens het jaar, proberen we hen het gevoel te geven dat ze deel uitmaken van een groter geheel. Op het moment dat ze in het buitenland zijn verwittigen we hen ook al dat er een weekend komt, zodat ze daar mee kunnen rekening houden. Daar begint het eigenlijk al.”

Karen: “We verwittigen hen van de datum van het weekend, maar de deelnemers komen ook op verschillende momenten thuis. Er zijn er al die eind mei-begin juni thuiskomen, maar er zijn er ook die pas eind juli of zelfs begin augustus pas thuiskomen. Dus we proberen wel het lokale comité er ook bewust van te maken die mensen die begin juni terugkomen niet te laten wachten tot eind augustus. Ertussen organiseren ze wel eens een informele activiteit, maar het officiële gebeuren vindt dan bij de meeste comités plaats eind augustus of begin september.”

 

I: Waarop wordt dan de nadruk gelegd of welke thema’s komen aan bob bij heroriëntatie?

Tonen me hun handboek waar letterlijk ‘thema’s’ instaan.

Karen: “Er zijn eigenlijk vier grote thema’s die wij belangrijk vinden in het heroriëntatieproces, die in het kompasweekend aan bod moeten komen. Eerst, en waar het heel lang bij gebleven is, verhalen vertellen, vertellen, vertellen en hoe heb jij dat ervaren, .. Ervaringen delen met gelijkgestemden, zo hebben wij dat genoemd. Een tweede element is ‘mensen komen veranderd terug in een veranderde omgeving’. Ze zijn zelf veranderd, maar hun omgeving is ook niet blijven stilstaan tijdens dat jaar. Er is bijvoorbeeld een zus die verhuist is, ouders die dingen hebben meegemaakt. Een derde groot thema is ‘Wat is AFS ?’ Hoe kan AFS nog een rol spelen in je verdere leven, nu direct en op langere termijn. Hoe is Afs georganiseerd, hoe werken wij. Een vierde element is ‘Wat nu?’. Hoe zit dat hier nu, hoe zit dat me jezelf, welk gevoel overheerst nu en wat kan er nog komen aan gevoel. We hebben dat zowel voor de jongeren uitgewerkt als voor de ouders. We hebben ook een kompas voor ouders, waar ook de vier elementen inzitten. We raden aan dat het oudercomité ook iets doet met de ouders van student, omdat die ouders ook opnieuw moeten leren leven met hun kind dat terugkomt. Het zijn vergelijkbare methodieken met eenzelfde rode draad in. Heroriëntatie is, voor wij ons ermee zijn gaan bezig houden, heel lang gefocust geweest op het delen van ervaringen, die verhalen, dat is het heel lang geweest. Met een stukje rond AFS omdat Heroriëntatie het ideale moment is om vrijwilligers voor AFS te vinden, want dan is iedereen nog euforisch. Wij hebben aan die twee delen toch wel het diepere proberen toe te voegen.”

 

I: Hoe reageren de deelnemers daar eigenlijk op? Op die activiteiten en op het weekend achteraf?

Karen: “Bij de voorbereidingsweekend kan je ze dwingen van te komen, bij die heroriëntatieweekends niet. Wij kunnen alleen maar zeggen dat we denken dat het nuttig is van te komen. Ook al heb je nu misschien het gevoel dat je er niets aan hebt of dat je het niet nodig hebt, er zal wel een moment komen dat je er wel nood aan hebt. En ik heb wel het gevoel dat de meeste mensen die komen, achteraf het gevoel hebben van ja inderdaad dit is iets wat me goed hebben gedaan. Er zijn er inderdaad een deel die we niet meer bereiken. Die we ook nooit meer bereiken. Ze zeggen soms dat dat degene zijn met een minder goeie ervaring, die niets meer te maken willen hebben met AFS, maar dat zijn net degene die moeten komen, om dingen te kunnen plaatsen.”

Helga: “Neen, maar ik heb niet het gevoel dat de mensen met slechte ervaringen wegblijven. Dat wordt soms wel gezegd. Maar ik denk dat die mensen juist de grootste nood hebben om hun ervaring te kunnen plaatsen, die te kunnen delen en dat zij dus ook sneller gaan komen dan degene ie een prachtige ervaring hebben gehad maar die alles, pfff, zonder meer ermee door zijn gegaan. Als je achteraf hoort wie er nog vrijwilliger is bij AfS heb ik toch wel het gevoel dat er verschillende zijn die zeggen eigenlijk was mijn ervaring niet zo schitterend dat jaar, maar ik heb er toch wel veel aan gehad.”

Karen: “Ja niet zo schitterend, het was misschien geen euforie van begin tot einde.”

 

I: Maken jullie soms gebruik van bepaalde media, of verwijzen jullie soms naar bepaalde media om mensen te helpen om terug aan te passen?

Karen: “Bij heroriëntatie eigenlijk zo niet.”

Helga: “Wat er wel gebeurt op dit moment dat zijn interviews, met de kranten ofzo. Als er een speciale ervaring is geweest, daar wordt wel gebruik van gemaakt. Maar echt specifiek voor iedereen dan , neen.”

 

I: Maar dat komt wel voor dat er mensen zo een interview geven aan een krant ofzo?

Karen: “Ja zeker.”

Saskia: “Regelmatig zelfs, hé dat komt wel regelmatig voor.”

 

I: Zijn er ook mensen die zelf iets schrijven en wat dan in de krant komt?

Karen: “Ja dat denk ik ook wel.”

Helga: “Ja en je hebt ook die specifieke tijdschriften zoals in MO, weet ik dat er regelmatig wel artikels staan van mensen van AFS die zijn teruggekeerd. Ook als er iets gebeurt dat zij dan ook wel gecontacteerd worden.”

Karen: “Bijvoorbeeld met de Tsunami, zijn er zeker mensen gecontacteerd die daar geweest zijn. Met de vraag van en is uw familie ongedeerd en hoe zit het daar en hoe ervaar jij dat. Ook omdat zij voor een stuk experts zijn geworden in die cultuur, dat wel. Dat gebeurt zeker.”

 

I: Wat zijn volgens jullie zo de meest voorkomende problemen als ze terugkomen?

Saskia: “Aanpassingsproblemen hé.”

 

I: Aanpassing aan wat dan?

Saskia: “Aan de levensomgeving hé. Omdat je dan vaak tot het besef komt van je vrienden, omdat je bijvoorbeeld tot het besef komt dat uw vrienden van ervoor die zijn er niet meer.”

Karen: “Of die zijn ook verdergegaan, allé die hebben vaak ook hun eerste jaar hoger onderwijs achter de rug, die zijn veranderd.”

Helga: “Die hebben een andere ervaring eigenlijk. Ook, je wil heel veel ervaringen delen, je wil maar blijven vertellen. Je omgeving aanvaart dat niet, op een gegeven moment gaan die zeggen stop, het is genoeg geweest, je bent nu terug in België. Je moet maken dat je met je voeten hier terug op de grond staat en ga nu verder. Ja, je kan je verhaal niet kwijt aan je naaste omgeving.”

Karen: “Of niet blijvend kwijt. En dat vinden wij ook, daarvoor is AFS wel goed voor. Allé hier zij is twintig jaar terug en ze spreekt nog altijd over Berkely, California.”

Saskia: “Seg, als ge daar een probleem mee hebt…”

Karen: “Neeeeeee, dat is het hem juist dat wij daar geen probleem mee hebben.”

Helga: “Na twintig jaar zitten wij nog in een groep met gelijkgestemden en dat delen wij wel, wij hebben allemaal zo’n ervaring gehad, wel een andere maar wij kunnen dat wel goed… En dat proberen we ook aan te bieden met die kompasmomenten, dat ook aanbieden. Want dat Kompas dat is ook niet één moment, wij zeggen niet en nu gaan we eens alles uit de doeken doen en dan ga je je goed voelen. Wij zijn er van overtuigd dat dat een proces is. Je kan niet op één moment alle frustraties of de positieve gevoelens die je allemaal hebt, spui die allemaal uit en dan is het gedaan, dat kan je niet zeggen. Wij zorgen voor een proces en doordat je als vrijwilliger van AFS, maak je ook opnieuw dingen mee, die je herkent, er is terug een wegwijs, een oriëntatiemoment en er zijn dingen , ook die landeninfo, waar je je eigen ding kan kwijt geraken. Dat is ook ons hele begeleidingsproces, om die aanpassing hier in België ook aangenamer te maken. En mensen zijn daar natuurlijk ook wel vrij in.”

Karen: “Wat ook wel zo is, het spreken over je ervaring wordt anders. Je kan dat nog altijd wel doen, maar het wordt anders. In het begin is dat inderdaad wel zo van straffe verhalen vertellen enzo, wat je allemaal hebt meegemaakt. Maar als ik nu mijzelf of hen hier hoor vertellen, dan zijn dat andere dingen.”

Helga: “Ja ook dingen die je belangrijker begint te vinden. Ook, sommige ervaringen komen er niet onmiddellijk uit als je thuis bent. Maar naar gelang je ergens in een situatie komt dat je zegt van ‘ah ja in Amerika was dat ook zo’. dat komt altijd nog wel terug.

Wat nog een ander probleem is is opschieten met je ouders. Want je bent een jaar weggerukt, als ik het zo mag uitdrukken, van je ouders. Je moet terug communiceren met je ouders, maar zij zien je nog altijd als de persoon die je was een jaar geleden. Zij hebben die verandering niet meegemaakt. Ze zijn meestal al heel de tijd bij u geweest, maar nu is dat plots een jaar uit je leven waar zij eigenlijk niets van meegemaakt hebben en dat kan dus wel leiden tot serieuze conflicten.”

Karen: “Bij de meeste deelnemers, denk ik, gaat er op een gegeven moment wel een conflict komen met hun ouders, hoe klein of hoe groot dat ook moge wezen. Daarmee vinden we het ook zo belangrijk dat er ook een soort van Heroriëntatie is voor de ouders dat zij dat ook beseffen dat ze zelf veranderd zijn dat hun kind veranderd is en dat ze dus ook nieuwe manieren zullen moeten vinden, al is het maar om te communiceren. Misschien mochten hun kinderen veel meer in hun gastland, of juist veel minder als thuis, of hadden ze geen broers en zussen en nu wel en dat zijn allemaal zijn van die dingen die…”

Helga: “Wat ook een conflict is en nu spreek ik vooral over het schoolprogramma, het kan zijn dat je die mum and dad of die mama en papa, dat is nu een concurrerende soort van ouders. Je hebt dus eigenlijk een paar ouders hier en je hebt een paar ouders daar. Dat is niet altijd aanvaardbaar voor je natuurlijke ouders. Dat zijn allemaal zo van die kleine conflicten, die je toch moet weten, hoe ga je daarmee om.”

 

I: En dan meer over het overbruggen van de twee culturen. Denk je dat ze daar problemen mee hebben, dat ze zo georiënteerd zijn op hun gastcultuur…

Karen: “Jajaja, dat is ook een fase binnen de Adlercurve hé. Uiteindelijk maak je als je terugkomt ook zo’n soort van curve door. Dat je eigen cultuur, die naar waar je terugkomt, de Vlaamse cultuur, dat die slecht is, dat hier niks meer goed is hé, dat alleen alles van je gastcultuur nog goed is. En dat is weer terug een aanpassing, een zoeken van hoe kan ik me hier weer goed voelen, want uiteindelijk blijven de meeste wel hier hé. Dat is echt zoeken.”

Helga: “Ja dat is zoeken en eigenlijk is het een evenwicht zoeken tussen wat je eigenlijk hier meegekregen hebt al die jaren en wat je daar hebt meegekregen in een jaar en moet je bepalen welke elementen zijn voor mij belangrijk en hou ik van mijn eigen cultuur en neem ik over van de andere cultuur. En dat evenwicht zoeken, dat moet je tijd gunnen, dat kan je niet zeggen op 1 2 3 als ik thuiskom. Door met mensen te spreken, door die curve ook hier weer door te maken ga je een evenwicht bereiken. Maar je voelt dat heel duidelijk want heel veel mensen hebben, ze hebben de kleren aan van daar, ze hebben de vlag mee, hun kamer wordt helemaal anders geschilderd. Dat zijn allemaal elementen waarmee je gewoon wil vasthouden aan die cultuur tot je weer begint te groeien.”

Karen: “Ja er zijn er die terugkomen en die hebben meteen een compleet andere garderobe. Das echt waar hé.”

Saskia: “Dat is de maat ook hé. Haha.”

Karen: “Ja de maat ja, fysisch, je wordt gewoon gedwongen om een andere garderobe te kopen.”

Helga: “Je hebt echt mensen waarvan de ouders staan te kijken, die zeggen ‘allé’. Jan Bouwmans en de Willem. Jan dat was zo iemand die vertrok, een heel perfect manneke, je zou hem een kostumeke kunnen aandoen.”

Karen: “Afgeborsteld.”

Helga: “En braaf. Die komt terug, met haar tot hier, met een baard, dat was juist een Jezus, zo het vliegtuig afkomen. Die ouders kregen een attack zo van oei. Uiteindelijk komt dat allemaal wel goed, maar in het begin is dat toch zo wel van oei wat is er hier met ons kind gebeurd?”

Karen: “Het gaat inderdaad zo op oppervlakkige dingen, kledij, dingen die je wil eten. Maar het gaat ook dieper, denk ik. Bijvoorbeeld, ik weet niet een nationalistisch gevoel of een man-vrouwverhoudingen. Dat zijn dingen die dieper in u zitten, waarvan je dingen overneemt of niet overneemt uit je gastland.”

Helga: “Je gaat dingen anders zien, want je hebt dat daar ook anders gezien.”

Karen: “Dat kan hier ook gebeuren hé. Mensen evolueren hier ook, maar ik denk wel dat het in een stroomversnelling zit als je het zo in het buitenland, dan wordt je veel sneller geconfronteerd met, ook met jezelf hé, ‘wat vind ik nu zelf belangrijk?’. En dat blijft als je thuiskomt, dat conflict met jezelf, met je vrienden, met je ouders. Je mag misschien wel 1 twee of drie keer vertellen aan je vrienden, maar geen tien keer.”

Saskia: “Plus, het is ook frustrerend, je kan het wel vertellen maar zij voelen niet wat je zegt, zij zien niet wat je zegt. Dat merk je, dat is heel frustrerend.”

Karen: “Je moet ook veel meer uitleggen om juist te kunnen weergeven wat je eigenlijk wil zeggen. Tegenover met iemand die in dezelfde cultuur geweest is, heb je soms al aan een half woord genoeg om te weten wat die wil zeggen. Zo van ‘weet je nog daar, ja’. Je kan je dat voorstellen, je hebt dat daar meegemaakt.”

Helga: “Zelfs als je in andere landen bent geweest, dan kan je zeggen oh ja dat was bij ons ook zo! Dat zijn zo van die dingen, dat kun je tegen niemand anders zeggen. Ook de gevoelens zijn veel sterker als je weggerukt wordt uit je eigen omgeving, je weet naar wie je naartoe kan, bij wie je kan zagen of uithuilen. Maar ginder niet hé, ginder moet je dat allemaal opnieuw gaan zoeken. Op een gegeven moment voel je je zo alleen en als je dan op een gegeven moment opeens je plaatsje gevonden hebt en je hebt dan die mensen gevonden, dan moet je weer vertrekken.”

Karen: “Dat gevoel van alleen zijn kan hier ook weer terugkomen hé. Daarvoor bieden wij ook die heroriëntatie, dat weekend aan. Om te zeggen, kijk je hebt dat toch al eens gekund dus je kan dat hier ook wel eens aan.”

 

I: Ik wou vragen, maar jullie hebben het eigenlijk al gezegd, hoe lossen ze die problemen op en hoe en in welke mate helpen jullie daarbij?

Karen: “Je hebt het lokaal comité dat achter je staat, dat je daarbij kan helpen. Wij hebben niet de ambitie om alle terugkomproblemen op te lossen, wij zijn geen psychologen. Maar als het gaat om het delen van ervaringen, daar zijn wij ervaringsdeskundigen in hé voor een stuk, maar als ze echt problemen hebben, dan moeten ze daar misschien ergens anders mee naartoe.”

 

I: Hoe lang blijven ze kampen met aanpassingsproblemen? Heel hun leven dan? Of wat?

Saskia: “Haha, ja, ik boek elke twee jaar een ticketje. Mijn man voelt dat al aankomen. ‘was het nog geen twee jaar geleden? Is dat papiertje van Connections al gekomen met die goedkope vluchten?’. Iedereen lost dat een beetje op zijn eigen manier op, in verschillende gradaties, dat is bij iedereen een beetje anders. Die periode is anders hoe lang dat duurt. Maar moest ik niet elke twee jaar kunnen teruggaan, dat zaten wij met een heel groot probleem denk ik.”

 

I: Probleem, in de zin van?

Saskia: “In de zin van, voor mij persoonlijk heb ik mij ginder zozeer ingeleefd,..”

Karen: “Goed gevoeld.”

Saskia: “Goed gevoeld, dat vooral ook, eeuh ja dat je het gevoel hebt dat ‘hoe kan dat nu, dat je daar voor eens en voor altijd afscheid van moet nemen, dat kan toch gewoonweg niet’. Een aantal vriendschappen die je echt niet zomaar wil laten doodbloeden omdat dat volgens de kalender gedaan is, dat kan gewoonweg niet. Het is ook, denk ik, een heel belangrijke leeftijd dat je dat doormaakt? Een leeftijd waarop je nog volop aan het groeien bent en gemakkelijk dingen in je opneemt, makkelijker dan op je veertigste, zal ik maar zeggen. Dat wordt een dele van je identiteit, je identiteit wordt daar voor een groot dele gevormd. Voor mij is dat vooral, ja een stukje van mij dat ik af en toe moet terug tegenkomen, omdat dat heel essentieel is, omdat daar heel essentiële dingen van mijn persoonlijkheid gevormd zijn. Ik heb daar fysieke nood aan om af en toe.”

Karen: “Bij mij is dat anders, ik was veel ouder, ik was 26, ik ben daar veel korter geweest. Allé, ik ben nog wel teruggeweest achteraf, maar dat is nu alweer zoveel jaar geleden. Ik draag nog wel dingen van Denemarken mee, dat wel, daar ben ik van overtuigd. Dat heeft mij wel anders gemaakt, maar ik heb niet zozeer de behoefte dat daar ook letterlijk terug opnieuw te gaan bekijken. Dat zal bij iedereen anders liggen.”

Saskia:”In alle eerlijkheid, moet ik ook zeggen voor mij persoonlijk was mijn jeugdervaring tot op dat punt zowel familiaal als op schoolgebied,allemaal vrij onaangenaam. Als je dan in een omgeving komt waar dat allemaal positief is, plus dat klimaat er nog bij, ja dan is dat wel een heel groot contrast. Uiteraard speelt dat ook wel mee in het gehecht zijn aan die locatie, aan die mensen.”

Karen: “Daar bestaan ook enorme verschillen in hé. Jij gaat elke twee jaar terug, er zijn er die elk jaar teruggaan, er zijn er die een relatie beginnen met iemand naar daar, die naar daar verhuizen. Dat zijn allemaal manieren om ermee om te gaan hé uiteindelijk.”

Saskia: “Het is wel zo naarmate dat je ouder wordt, allé dat kunnen wij nu wel beamen denk ik, dat je meer het belang van je eigen cultuur en van je roots, dat aandeel van je persoonlijkheid beseft, waardeert, nodig hebt, … Dat is ook voor iedereen persoonlijk natuurlijk. Maar toch dingen die je vlak na dat jaar allemaal niet belangrijk vindt omdat je dat jaar zo geweldig vond, je familie is niet zo belangrijk, waar je vandaan komt is niet belangrijk en naarmate je ouder wordt, denk ik, bij de meeste mensen dat die waarde wel stijgt. De dingen die je in je jeugd hebt gedaan, je roots, dat wordt belangrijker naarmate je ouder wordt.”

Karen: “Het is bij iedereen anders. Het voordeel van AFS is dat het ook allemaal kan, dat je er over kan blijven zagen, tot als je sterft als het ware. Want je gaat dan van het jongerencomité naar het ouderencomité.”

Helga: “Ja maar het is toch niet alleen dat. Het is ook het besef, zelfs al ga je uit de organisatie, het is eigenlijk een besef dat je de ervaring meedraagt. Dat is een ervaring die zo intensief is geweest, hoe die ook is uitgedraaid, goed of slecht, je hebt er iets aan gehad en dat draag je mee, dat draag je mee in je leven. Of dat je dat nu nu beseft, onmiddellijk als je terugkomt of .. Want zo hebben we ook mensen in onze organisatie, die zeggen ik heb eigenlijk zogezegd niks gedaan met die ervaring, ik ben onmiddellijk weer in mijn leven gestapt, maar toch na 10 of na 20 jaar is er toch zo een vonkje dat opnieuw begint te kriebelen en dat ze zeggen van eigenlijk heb ik daar toch wel wat aan gehad en dat en dat heb ik daarvan meegedragen eigenlijk.

 

I: De betekenis die ze aan zo’n ervaring geven loopt dan waarschijnlijk ook wel totaal uiteen?Dat is eigenlijk mijn volgende vraag…

Ja …

 

I: Hebben jullie er een idee van hoeveel contact de deelnemers nog houden met hun gastland?

Saskia: “Ja, dat loopt ook weer heel sterk uiteen.”

Karen: “Ik niet zo heel veel.”

Helga: “Ik bijna dagelijks, met chatten.”

 

I: Hoe dan vooral? Vooral via internet?

Helga: “Bij mij wel, via e-mail. Ik schrijf eigenlijk bijna geen brieven. Soms eens een cadeautje opsturen ofzo.”

Saskia: “Bij mij vooral in het echte leven.”

Karen: “Iedereen houdt toch wel anders contact. Maar tegenwoordig is het makkelijk, doordat je e-mail hebt en chatten hebt. De vliegtuigtickets zijn ook enorm goedkoop geworden.”

Saskia: “Amai, ja, 20 jaar geleden betaalde ik meer dan nu…”

Karen: “Als je nu een beetje uitkijkt kan je echt goedkope vluchten boeken en dat maakt wel een verschil denk ik.”

Saskia: “Ik pak dus ook de kinderen mee. Ellen heeft daar zelfs al eens een spreekbeurt over gedaan. De kinderen van mijn gastzus zijn ongeveer even oud als onze kinderen en dat zijn dus voor Ellen haar nichtjes, om de drie jaar zien zij elkaar. Bijvoorbeeld ook Herman zijn gastouders..”

Karen: “Ja dat is hier dus een AFS-koppel hé.”

Saskia: “Ja, haha. Die beschouwen onze kinderen dus evenzeer als hun kleinkinderen als hun eigen kleinkinderen. Het mooiste voorbeeld was van Herman zijn gastmoeder, toen die hier de laatste keer was, had ze een hoofdketting aan met zo hoofdjes van kindjes in klei en die waren gebakken enzo en daaronder hingen namen van kinderen en Ellen en Lucas die hingen daar gewoon bij, dus ja … Toen ik dat zag was ik van slik.”

Iedereen: “Oooooh.”

Saskia: “Ja, ik smolt wel even weg. Het leuke van AFS vind ik ook, politiek en religieus kunnen wij denk ik niet verder uit elkaar staan en toch kunnen wij met enorm veel warmte met elkaar omgaan en dat vind ik geweldig, dat dat kan.”

Helga: “Maar, en dat vind ik toch ook wel belangrijk, het is niet alleen de ervaring die we gehad hebben dat jaar, maar door die ervaring van dat jaar heb ik ook nog veel andere dingen meegemaakt waardoor je nog meer vriendschappen creëert. Nu met de paasvakantie zijn wij bijvoorbeeld ook naar Hongarije geweest, dat had niets te maken met die ervaring. Maar we komen dara in een familie terecht en alle gevoelens die je daar had die komen dan eigenlijk terug naar boven en je aanpassingvermogen wordt eigenlijk veel groter. En die ervaring, die neem je dus mee in je leven en die probeer je nu in te passen in andere kleine dingen en dat is fantastisch. Als ik die ervaring niet had gehad dan was ik nu ook niet in Hongarije geweest, of toch niet op die manier, hoe dat ik nu de wereld ga bekijken.”

Saskia: “Het is voor mij ook moeilijk om een land te gaan bezoeken en we kennen daar niemand, ja hoe gaan we dat land dan leren kennen, dat kan toch niet. Vorige zomer hadden we geen bestemming om naartoe te gaan. Via het werk had ik een professor uit Slovenië leren kennen. Wel ik heb die gewoon opgebeld, die heeft ons twee dagen op sleeptouw genomen in Lublijana. We zijn bij haar thuis geweest, we hebben gezien hoe ze daar leven. En ik had het gevoel van nu heb ik een stukje Slovenië gezien. Ik zou het echt moeilijk hebben een land te kiezen waar we naartoe gaan maar we kennen daar niemand, dat doe ik gewoon niet meer, dat heeft niet zoveel waarde.”

Helga: “Of je kleed het anders in… dan ga je gewoon om te rusten.”

 

I: Jullie zijn misschien een heel apart voorbeeld, maar houden veel deelnemers nog contact met elkaar? Zijn er veel blijvende contacten tussen mekaar?

Saskia: “Ik heb het daarstraks, voor het interview al vergeleken met een scoutsgroep en ik denk dat het daar veel van wegheeft. Oud-leiding, die houdt contact en die spreken dan ook af om samen op vakantie te gaan en bij ons is dat eigenlijk ook zo. Ik denk dat het eerder uitzonderingen zijn die geen enkele AFS-vrienden meer hebben achteraf.”

Karen: “Als je vrijwilliger geweest bent.”

Saskia: “Als je actief bent geweest als vrijwilliger na je ervaring, dan is de kans klein dat je daar geen levenslange vriendschappen aan overhoudt.”

Karen: “Maar er zijn ook wel mensen die terugkomen en achteraf nooit meer iets met AFS te maken hebben, dat wel. Maar als je echt vrijwilliger geweest bent, al is het maar een jaar in die organisatie hebt vertoeft, dat blijf je meestal wel contacten hebben. Er zijn heel veel AFS-koppels ook, toch wel.”

Saskia: “Dat is zoals bij de scouts hé.”

Helga: “Wat niet zo evident is, als je partner geen AFS-er is, om dan, dan moet je toch eigenlijk al ja … Allé dat is ook weer zoiets bizar, want die weet ook niet goed in welke leefwereld dat er die activiteiten zijn….”

Karen: “Dat zie je ook wel, als je ouder wordt, mensen die dan een relatie beginnen met iemand buiten AFS dat die toch eerst die iemand moeten meenemen. Dat was ook bij ons Ellen, mijn zus die ook met AFS is weggeweest, die heeft eerst Pieter meegenomen en gezegd voor dat jij gezien hebt waar ik gewoond heb in Noorwegen en voor je mijn gastouders hebt gezien, ken je me niet helemaal. Dat moest, en ik denk dat dat bij veel mensen zo is.”

Helga: “Mijn man is ook voorgesteld geweest aan mijn ouders in Amerika en mijn pa daar die was keinerveus.”

Karen: “Dat is zo’n groot stuk uit je leven dat je vindt, ik vind dat je dat moet zien, dat je die mensen moet leren kennen, .. Ik denk dat dat bij de meeste zo wel van toepassing is.”

 

I: Merken jullie soms dat mensen die terugkomen dat die nood hebben aan specifieke informatie, over hun gastland, over wat ze hebben meegemaakt, over ons hier, over België?

Helga: “Wat voor specifieke informatie bedoel je?”

I: Ja informatie, over hoe het nu verder moet, allé die ze daarvoor kunnen gebruiken enzo.

Karen: “Dat is ook weer afhankelijk. Daar zit ook een methodiek van in in het handboek. Dat wat ze ook voelen of waar ze ook naar op zoek gaan, dat dat normaal is, dat dat een logisch proces zal worden. Er zijn er veel denk ik die voor dat ze vertrekken hebben ze al wel een idee wat ze gaan willen studeren, maar dat verandert dan door die ervaring. Daarvoor zoeken ze wel specifieke informatie, maar dat komen ze niet bij ons vragen. Ik denk dat ze bij ons komen om emotionele dingen, is dat normaal dat ik mij zo voel, is dat normaal dat ik even in een depressie val, zo van die dingen.”

Helga: “Wij hebben ook een beetje gesproken over de verschillende stadia die ze kunnen doorlopen als ze terugzijn. Dat is ook het interessante van in groep te zitten, er zijn mensen die al die verschillende stadia al doorlopen hebben en er zijn mensen die nog in het begin zitten, maar doordat je in groep toch wel kunt zien van ah ja ik heb dat wel meegemaakt maar nu zit ik zo, dat helpt bij vele mensen toch om alles te kaderen en weer in de juiste context te zien eigenlijk. Ik denk dat zo’n informatie wel gevraagd wordt. Wat betreft informatie over België of over studierichtingen enzo dat ze dat zelf wel vinden.”

 

I: Gaan de mensen die terugkomen eigenlijk nog op een specifieke manier met de media om? Dat ze hier bijvoorbeeld op zoek gaan naar bepaalde dingen in de media of dat ze teruggrijpen naar media uit hun gastland?

Saskia: “Tegenwoordig wel hé. Ik lees om de paar dagen San Francisco Chronicle. Herman leest om de paar dagen Welsborough Gazette. Ik bedoel hé dat doen we allemaal denk ik wel.”

Karen: “Ja dat denk ik ook wel.”

Saskia: “Ik kijk wat voor weer het is, niet hier, maar daar.”

Karen: “Ja hier kijk je gewoon uit het venster en je ziet het.”

Helga: “Maar dat is weer internet hé, want dat had je vroeger niet hé.”

 

I: En vroeger dan, hadden jullie meer aandacht voor films of televisieprogramma’s ofzo?

Karen: “Ik denk dat, je wordt gewoon alerter voor wat er in de media verschijnt over je land. Als Denemarken in het nieuws komt dan spits ik mijn oren. Terwijl ik dat vroeger niet had gedaan. En ik denk dat dat wel bij veel mensen zo is, dat je gerichter op zoek gaat naar bijvoorbeeld een schrijver uit het land of een film. Als er een Deense film speelt, dat is nu niet zo frequent, dan denk ik aha… Ook om de taal nog eens te horen, ik moet zo eens zien hoeveel ik nog begrijp.”

 

I: Kunnen jullie uitleggen hoe dat komt?

Saskia: “Hoe dat komt, dat is evident hé. Ik denk dat je je daarmee verbonden voelt.”

Helga: “Wat ook zo is, ik heb nu vrienden uit landen waarvan ik vroeger nog niet wist dat ze bestonden, uit Bahrain, uit Dubai, allé de Verenigde Arabische Emiraten, en nu het minste nu ook met Srilanka enzo, bij het minste is het van ‘oei hoe zou het zijn met die’ en ‘oei, er zal toch niets met die gebeurd zijn’. Zo spitsen je oren, dat is eigenlijk heel bizar. Je moet maar een flits van een seconde gehoord hebben , oei er is dat gebeurd en het floept door je gedachten , oei die woont daar, oei dat moet ik volgens. Dat is gewoon omdat je daar persoonlijke contacten hebt. Dat zijn geen landen, dat zijn mensen.”

Karen: “Dat is ook wel zo, als je in je gastland komt, je leert niet alleen de cultuur van je gastland kennen, maar ook van al die andere mensen van al die andere culturen die daar zitten voor een jaar die dat meebrengen. En dus je wereld wordt gewoon groter.”

Helga: “Waar je vroeger, namen die je in de atlas zag staan ja dat… Maar nu betekent dat iets, je hebt daar een beeld bij en je denkt meteen van ‘daar mag niets gebeuren’, het maakt je meer verbonden met de wereld eigenlijk.”

Karen: “En zo komen we terug bij onze missie, de wereldvrede bevorderen.”

Saskia: “Je bent veel meer bekommerd om mensen en plaatsen.”

Helga: “Je gaat ook veel vlugger hulp bieden of geld storten voor mensen die je kent, dan dat je gewoon voor een organisatie hé, die je niet kent en dan weet je niet wat gaat die organisatie daar nu mee doen. Het gaat allemaal veel verder dan dat je beseft voor je vertrekt. Maar daar heb je dus wel enkele jaren voor nodig voor je dat beseft. Dat kan je niet als je pas thuisbent.”

Karen: “Ik denk niet dat je dat er gaat uitkrijgen, dat je dat gaat horen bij degene die net terugzijn.”

Saskia: “Alhoewel, die contacten met de mensen, die zijn toch wel heel sterk.”

 

I: dat is wel interessant om te horen, zoals je partner meenemen en geld storten. Zijn er zo nog van die dingen die jullie denken, van ja dat heb ik nu specifiek gedaan omdat ik die ervaring heb gehad?

Helga: “Bij ons is dat gewoon een meter en peter kiezen bijvoorbeeld. Heel dom, maar er moet voor mij was het belangrijk, allé ik weet dat wij in onze traditie, allé in onze familie, als het een zoon is, de moeder van de dochter wordt dan meter. Maar ik had zoiets van neen, ik moet een stukje Amerika en een stukje België erin hebben zitten. Mijn vader van Amerika is dan peter en een nichtje in België is dan meter van Zeb. En dan de volgende, ja maar Japan daar voel ik mij ook heel fel mee verbonden, dus ik moet ook een stukje Japan hebben. Nu hebben we godparents gekozen, omdat we anders in de problemen zaten, dus Ian heeft een Japans koppen en een Belgisch koppel. Maar allé de culturen moeten wel verbonden worden. Dat is bij ons toch wel belangrijk.”

Saskia: “Wij hebben ook onze kinderen hun namen gezocht zodat die uitspreekbaar waren voor onze gastfamilies.”

Helga: “Bij ons moesten ze ook makkelijk geschreven kunnen worden in het Japans, en die vallen ook wel uit te spreken. Je houdt daar wel rekening mee.”

 

 

Bijlage 3.2: Overzicht van de informanten

 

Naam: Julie

Geslacht: Vrouw

Leeftijd: 21

Opleiding: afgestudeerd orthopedagogie, 1ste kan Politieke en Sociale Wetenschappen

Woonplaats: Harelbeke

Hobby’s: Jiu-Jitsu, krijgskunst, schilderen, tekenles, dansen, pintjes drinken, uitgaan

Voorgaande crossculturele ervaring: Nepal (4 maanden) – Thailand (1 maand)

Gastland: Nepal

Periode: September 2003-December 2003

Programma: Stage Orthopedagogie (zelf georganiseerd verblijf)

Verblijf: ‘hotel’

Datum interview: 22/03/05

 

 

Naam: Miek

Geslacht: Vrouw

Leeftijd: 23

Opleiding: Pedagogie

Woonplaats: Denderhoutem

Hobby’s: reizen, bestuur jeugdhuis Denderhoutem, vroeger veel sport, ondertussen minder

Voorgaande culturele ervaring: Neen, wel binnen Europa al wat gereisd, maar meer de klassieke bestemmingen (Spanje/ Italië)

Gastland: Paraguay

Periode: 1999-2000

Programma: Schoolprogramma (AFS)

Verblijf: twee verschillende gastgezinnen

Datum interview: 13/04/05

 

 

Naam: Steven

Leeftijd: 26 jaar

Opleiding / Werk: TEW – Culturen & Antropologie – ambtenaar

Woonplaats: Leuven

Hobby’s: reizen, uitgaan

Voorgaande crossculturele ervaring: niet langdurig

Gastland: Costa Rica (provinciestad, 20 000 mensen)

Periode: augustus 2003- augustus 2004

Programma: vrijwilligerswerk & culturele uitwisseling (VIA)

Verblijfplaats: gastgezin

Datum interview: 14/04/05

 

 

Naam: Marieke

Leeftijd: 19

Opleiding / Werk: Germaanse Talen

Woonplaats: Geraardsbergen

Hobby’s: muziek spelen in een harmonie

Voorgaande crossculturele ervaring: neen

Gastland: Finland (dorpje)

Periode: augustus 2003- Juni 2004

Programma: schoolprogramma (AFS)

Verblijfplaats: Gastgezin (2)

Datum interview: 18/04/05

 

 

Naam: Tinneke

Leeftijd: 19

Opleiding / Werk: Orthopedagogie

Woonplaats: Sint-Katelijne-Waver

Hobby’s: KLJ, Djembé

Voorgaande crossculturele ervaring: neen

Gastland: Zweden (middelgroot dorp tegen Göteborg)

Periode: augustus 2003- Juni 2004

Programma: schoolprogramma (YFU)

Verblijfplaats: Gastgezin (2)

Datum interview: 20/04/05

 

 

Naam: Nathalie

Leeftijd: 21

Opleiding / Werk: Dierengeneeskunde

Woonplaats: Peulis

Hobby’s: uitgaan, tennissen, lopen, squashen , Tay-bo, tekenen en kunst

Voorgaande crossculturele ervaring: neen

Gastland: Verenigde Staten – Minnesota – Watertown (2000 mensen)

Periode: augustus 2001- juli 2002

Programma: schoolprogramma (YFU)

Verblijfplaats: Gastgezin

Datum interview: 23/04/05

 

 

Naam: Nele

Leeftijd: 20

Opleiding / Werk: Pedagogie

Woonplaats: Heusden-Zolder

Hobby’s: AFS , CM

Voorgaande crossculturele ervaring: neen

Gastland: Ghana

Periode: augustus 2003- Juni 2004

Programma: schoolprogramma – culturele uitwisseling (AFS)

Verblijfplaats: Gastgezin

Datum interview: 25/04/05

 

 

Naam: Martien

Leeftijd: 23

Opleiding / Werk: Pedagogie

Woonplaats: Diepenbeek

Hobby’s: Sport in het algemeen, skiën, duiken, judo

Voorgaande crossculturele ervaring: Mexico 1 jaar met AFS

Gastland: Zuid-Afrika (stad)

Periode: augustus 2004-december 2004 (Mexico ’99-’00)

Programma: thesis – stage: onderzoek ‘optekenen van kwaliteitscriteria bij personen met een verstandelijke handicap’ (zelf georganiseerd)

Verblijfplaats: bij een Engels dame van 75 (haar grootouders zijn naar Z-Afrika geëmigreerd)

Datum interview: 28/04/05

 

 

Naam: Leen

Leeftijd: 21

Opleiding / Werk: 2de lic Kunstwetenschappen

Woonplaats: Laakdal

Hobby’s: Ja, vanalles

Voorgaande crossculturele ervaring: Neen

Gastland: Spanje (Madrid)

Periode: schooljaar 2003-2004 (9 maanden)

Programma: Erasmus

Verblijfplaats: 4 verschillende appartementen

Datum interview: 09/05/05

 

 

Naam: Katrien

Geslacht: Vrouw

Leeftijd:24

Opleiding/werk: Romaanse taal- en letterkunde (KUL), Aanvullende opleiding culturen en ontwikkeling

Woonplaats: Gierle

Hobby’s / verenigingen: Lezen, zwemmen, wereldwinkel, VIA, …

Voorgaande crossculturele ervaring:

- een jaar Erasmusuitwisseling in Spanje (Salamanca) tijdens mijn eerste lic.

- een werkkamp van een maand in Nicaragua met VIA. Werk: activiteiten organiseren voor plaatselijke kansarme kinderen.

Gastland: Honduras (Tegucigalpa: hoofdstad)

Periode van verblijf: Augustus 2003-augustus 2004

Programma: Vrijwilligerswerk met straatkinderen (VIA)

Verblijfplaats: gastgezin’: oudere gepensioneerde vrouw

Datum interview: 11/05/05

 

 

Naam: Stijn

Leeftijd: 23 jaar

Opleiding / Werk: afgestudeerd antropologie, nu lerarenopleiding

Woonplaats: Wortel

Hobby’s: met vrienden samen zijn, percussie, beeldhouwen, gitaar, vooral creatief bezig zijn

Voorgaande crossculturele ervaring: vrij veel (zie onder) Italië één jaar intensief contact met mensen uit heel verschillende culturen

Gastland: Kenia

Periode: Juli- oktober 2003

Programma: thesisonderzoek (zelf georganiseerd verblijf)

Verblijfplaats: Gastgezin

Datum interview: 18/05/05

 

 

Bijlage 3.3: Concepten en opbouw van het interview

 

A) VOORBEREIDING

- Voorbereiding

Algemene ingesteldheid

Doel van het verblijf

 

B) PERIODE IN HET GASTLAND

- Culturele aanpassing

Cultuurschok

Comfort & hygiëne

Culturele waarden, normen en gebruiken

Mentaliteit en levenswijze

Verbale en nonverbale communicatie

Moeilijkste moment

Stress & Coping

Uitlaatklep

Evaluatie en interpretatie verblijf

 

- Culturele verschillen

Denken en wereldbeeld

Mentaliteit en levenswijze

Interpersoonlijke relaties en sociale rollen

Gebruiken en gewoontes

 

- Interpersoonlijk contact en communicatie met de bevolking

Aanvaarding van buitenlanders en discriminatie

 

- Het thuisfront

Missen

Contact met thuisfront

Band met eigen thuis / cultuur

 

- Media in gastland

Mediagebruik

Typische kenmerken

 

C) REENTRY

 

- Psychologische problemen

Achterlaten

Problemen met de bredere samenleving – de eigen cultuur

Problemen met de directe sociale omgeving

Ervaring overbrengen – uitlaatklep

Veranderde relaties met vrienden en familie

Veranderingen thuis

- Individuele veranderingen

Meegebrachte cultuurgebonden gewoontes (gedrag)

Waarden en normen

Culturele identiteit (affectief)

Interesses en wereldbesef – persoonlijke en intellectuele groei (cognitief)

Levensstijl

 

- Sociale acties

Interne acties

Externe acties

Contact: - met leden van gastland

 - met mensen met gelijkaardige ervaringen

Mediagebruik

 

 

Bijlage 3.4: Voorbeeld van interviewvragen

 

Geslacht?

Leeftijd?

Opleiding/werk?

Stad/ platteland?

Hobby’s / verenigingen ?

Had je voordien al ervaring met verblijven in een andere cultuur?

Naar welk land ben je gegaan?

Periode van verblijf?

Wat heb je daar gedaan (programma)?

Waar verbleef je?

 

VOOR VERTREK

Hoe heb je je voorbereid op de aanpassingen in x?

voorbereiding? Wat vond je daarvan? Had je dit nodig?

 

Waarom heb je besloten naar x te gaan en x te gaan doen?

 

Had je een specifiek doel of een meer abstract levensdoel voor ogen toen je naar x ging?

 

Geef je commentaar: In een groep: pas ik me aan aan de overheersende waarden / gedragingen en meningen of blijf ik liever m’n unieke zelf.

 

Was je gelukkig in België voor je vertrok?

 

VERBLIJF

Heb je last gehad van een cultuurschok? Vertel…

Had je dit verwacht?

 

Aan wat heb je je moeten aanpassen in x?

 

Had je het soms moeilijk om de mensen in x te begrijpen? (Taal/ gebaren/ uitdrukkingen/…)

 

Heb je wel eens stress, vragen en / of problemen gehad in x? (Op welke manier ging je daarmee om? Bij wie kon je ermee terecht?)

 

Wanneer had je de moeilijkste periode in x? (Waarom?)

 

Voelde je je uiteindelijk op je gemak in x?

 

Ben je tevreden over je verblijf in x?

 

Geef je mening over de volgende zin: De mensen in mijn gastland waren anders dan ik. (Denken/ wereldbeeld, mentaliteit, levenswijze, interpersoonlijke relaties, gewoontes, …)

Wat waren de grootste verschillen tussen je eigen gezin en je gastgezin?

 

Had je veel contact met de plaatselijke bevolking?

 

Zochten zij makkelijk contact met jou of was het aan jou om contact te zoeken met hen?

 

Had je het gevoel dat je aanvaard werd en deel uitmaakte van de groep waarin je terecht kwam? Of voelde je je toch altijd een beetje de buitenstaander?

 

Heb je last gehad van discriminatie? (Negatief / positief?)

 

Heb je mensen of dingen van thuis gemist?

 

Had je veel contact met mensen van thuis? Met wie? Op welke manier?

Had je dat nodig om ze zo af en toe te horen? Wat vertelden zij je zoal?

 

Heb je de band met je thuisfront voelen evolueren terwijl je in x was?

 

Heb je veel gebruik gemaakt van de massamedia in x? (Radio/TV/krant/tijdschriften)

 

Wat valt je op als je onze media vergelijkt met die uit x?

 

Hebben de media daar je bewust gemaakt van bepaalde problemen? Bepaalde zaken in je aandacht gebracht waarvoor je voordien niet echt aandacht had?

 

 

REENTRY

Waar had je het moeilijk mee toen je terugkwam?

 

Heb je belangrijke dingen moeten achterlaten?

 

Moest je je opnieuw aanpassen aan onze cultuur en haar gewoontes? (Oppervlakkig (eten,kleding,…) / dieper (waarden, opvattingen, …))

 

Had je verwacht het moeilijk te hebben?

 

Was het moeilijk om weer te wennen aan je alledaagse wereldje?

 

Kon je makkelijk je ervaringen kwijt aan mensen thuis?

 

Heb je je wel eens eenzaam gevoeld?

 

Zijn/waren de relaties met je familie en vrienden veranderd?

 

Heeft je interculturele ervaring je veranderd? Vertel …

(Liet je omgeving wel eens merken dat je veranderd was?)

 

Was er thuis veel veranderd?

 

Heb je het gevoel dat je kritischer bent geworden voor je eigen cultuur / landgenoten?

 

Ben je achteraf nog veel bezig geweest met je ervaring in X? (Heb je het nog vaak overdacht/geanalyseerd?)

 

Heb je bepaalde dingen gedaan, naar aanleiding van je ervaring; dingen waarvan je zegt, dat had ik niet gedaan, moest ik die ervaring in X niet gehad hebben.

 

Heb je nog veel contact met mensen van X?

(Hoe?)(Waarom? Wat vertellen zij je zoal?)

 

Heb je veel contact met Belgen die ook in het buitenland gezeten hebben?

 

Volg je nu bewuster het internationale nieuws? Waarom?

 

Welke media-inhouden volg je nog bewuster?

 

Heb je het wel eens moeilijk gehad met bepaalde berichten over X?

 

Wat vond je dan vreemd aan onze media wanneer je terugkwam?

 

Heb je nog toegang tot media van X?

 

Zoek je nog wel eens iets op op het internet dat je niet had opgezocht moest je je interculturele ervaringen niet gehad hebben?

 

Heb je het gevoel dat er een stukje cultuur van X in je identiteit zit?

 

(Ben je gelukkig in België nu?)

 

Heb je plannen of doelen voor de toekomst die te maken hebben met je ervaring in X?

 

 

Bijlage 3.5: Model van sociaal handelen aangepast aan de context van een crosscultureel verblijf

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende