Congo 1955-1960: De aanloop naar de onafhankelijkheid. Een analyse van de berichtgeving in drie Vlaamse kranten: De Standaard, Vooruit, Het Laatste Nieuws. (Isabelle Ferrand)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

I. INLEIDING

 

1. PROBLEEMSTELLING

 

Welke visie hebben de Vlaamse kranten De Standaard, Vooruit, Het Laatste Nieuws over een aantal gebeurtenissen die in Congo plaatsvonden tijdens de aanloop naar de onafhankelijkheid (1955-1960)?

 

Deze centrale vraag is het vertrekpunt van ons onderzoek. Daaruit volgt de tweede onderzoeksvraag: Hoe proberen die kranten hun lezerspubliek te overtuigen van hun visie? Journalisten nemen gebeurtenissen waar en formuleren hun bemerkingen in een verslag, dat doorgespeeld wordt aan de krant waarbij ze in dienst zijn. Dit verslag geeft een bepaalde visie weer, die overeenstemt met de ideologie van die krant. Deze opinie wordt echter niet expliciet verwoord. Elke krant wil namelijk een zo groot mogelijk lezerspubliek bereiken en daarom worden extreme opmerkingen vermeden. De rijzende vragen zijn: Hoe leggen kranten het aan boord om hun visies impliciet en subtiel te verkondigen, zonder hun lezerspubliek te choqueren maar wel te overtuigen? Welke taal en strategieën hanteren ze? Waarin verschillen de drie kranten van mekaar?

            Natuurlijk komt niet alle berichtgeving van journalisten. Vele artikels komen van persagentschappen, veelal Belga. In de meeste gevallen is de berichtgeving gelijklopend, omdat de kranten gebruik maken van dezelfde bron. Dit gegeven brengt een concreet antwoord op onze centrale vraag in het gedrang. De vraag wordt nu: Geeft het persagentschap een bepaalde visie weer? Zo ja, wat is hun visie en hoe wordt ze naar het publiek uitgedragen?

            Een normale lectuur van kranten kan geen antwoord bieden op deze vragen. Een aangepaste methode dringt zich hier op. De keuze van bronnen en de aanpak worden echter verderop verantwoord.

 

Enkele limieten, die aan het onderzoek worden gesteld, zijn beperkingen inzake tijdsperiode en geografisch gebied. Het onderzoek loopt over de periode 1955-1960. De begindatum valt samen met de reis, die koning Boudewijn naar Congo ondernam in het kader van de Blijde Intreden die een vorst aflegt om kennis te maken met zijn onderdanen. Meteen kozen we een gebeurtenis die veel aandacht genoot in de nationale en internationale pers. Het beeld, dat over Congo gevormd werd, en de heersende stereotiepen, die naar voor kwamen, waren een ideaal vertrekpunt voor ons verder onderzoek. De einddatum ligt voor de onafhankelijkheidsdag op 30 juni 1960. Dit historisch moment wordt niet besproken omdat het een volledig nieuw hoofdstuk aansnijdt.[1] Zo vormt de afgebakende periode één coherent geheel, die ons toelaat om eventuele veranderingen, vb. in aard en frequentie van de berichtgeving en beeldvorming, te evalueren.

            Geografisch wordt de analyse van de bronnen beperkt tot het Nederlandstalig gebied, dus tot de Vlaamse pers. Een groter gebied zou niet alleen het aantal bronnen verdubbelen, maar zou ook een heel grondige taalstudie vergen. Bovendien zou de studie van een ander landsdeel gepaard gaan met andere ideologieën. Tijdsgebrek noopte ons om niet teveel hooi op onze vork te nemen.

            In de titel werd al opgemerkt dat we de gebeurtenissen in Congo analyseren. De koloniale politiek kan immers opgesplitst worden in twee luiken:

 

1.  de regering, meerbepaald de minister van Koloniën, die de Congo-politiek uitstippelt en uitvoert;

2.  de ontvoogdingsbewegingen die zich in de kolonie inzetten.

 

Een combinatie van deze twee luiken kan, maar dan moet men een kortere periode behandelen. Er gebeurt immers zoveel. Naarmate de onafhankelijkheid nadert, stapelen de hopen nieuws zich op. Aangezien we opteren voor een periode van vijf jaar, moeten we een keuze maken. We besluiten om het tweede luik te koppelen aan de analysemethodes: “discourse analysis” en de linguďstische pragmatiek.

            Vijftien gebeurtenissen kwamen in aanmerking voor het onderzoek. Afhankelijk van het soort gebeurtenis werden de dagen ervoor gelezen. De dagen die erop volgden, werden uiteraard altijd gecontroleerd. Hieronder volgt een overzicht van de verschillende gebeurtenissen, de dag(en) waarop ze plaatsvonden en de periode die gelezen werd.

 

Daarnaast stonden de gemeenteraadsverkiezingen in Stanleystad, Luluaburg en Bukavu (december 1958) en de congressen van de MNC-Lumumba en MNC-Kalonji (oktober en november 1959) op het programma. Maar wegens een gebrek aan bronnenmateriaal werden deze gebeurtenissen achterwege gelaten. De motivatie voor de gekozen gebeurtenissen wordt in de analyse verwerkt.

 

 

2. VERANTWOORDING BRONNEN EN METHODE

 

We selecteren drie Vlaamse kranten die respectievelijk overeenkwamen met de drie strekkingen die Vlaanderen rijk was en nog steeds is: De Standaard (katholiek), Vooruit (socialistisch) en Het Laatste Nieuws (liberaal). Alle artikels, die binnen de gelezen periode vallen, worden kwantitatief bestudeerd. Hun totaal aantal bedraagt 586. Niet alle artikels worden kwalitatief bestudeerd. We pikken er diegene uit die relevant zijn voor ons onderzoek.

Waarom opteren we voor de dagbladpers? De reden is viervoudig.

Ten eerste was ze in de jaren ’50 het enige medium dat zo sterk verspreid was onder de bevolking. Iedereen las de krant. Ook de radio sierde in vele huiskamers, maar hij was een jonger massamedium. De verspreiding van de televisie stond nog in haar kinderschoenen.

Ten tweede gaf de krant een opinie weer, want ze was verbonden met een partij-ideologische strekking. Radio en televisie waren publiekrechterlijke instellingen (nu ook, maar ze zijn meer gecommercialiseerd), die verschillende meningen groepeerden. Dit resulteerde in neutrale nieuwsuitzendingen.

Ten derde levert de krant meer en gevarieerder nieuws dan de nieuwsuitzendingen van de radio, die aan een bepaald uur gebonden zijn. De krant kan men daarentegen op ieder moment van de dag lezen. Het nadeel is wel dat de radio recenter nieuws kunnen berichten. Daartegenover kan de krant uitvoeriger verslag uitbrengen.

Ten vierde is de krant als bron gemakkelijker te hanteren dan de tapes en het technisch materiaal van de vroegere radio en televisie.

 

De analysemethode is gebaseerd op de linguďstische pragmatiek van Blommaert en Verschueren en de “discourse analysis” van Van Dijk. De motivatie voor deze methodes wordt concreet uitgelegd in hoofdstuk III.

 

 

3. PRESENTATIE VERHANDELING

 

De studie bestaat als het ware uit twee delen. Het eerste deel is eerder theoretisch opgevat. Hoofdstuk II behandelt het begrip massacommunicatie en de beperkingen die de pers en journalisten ondervinden bij de verwerking van nieuws. Het geeft ook een overzicht over de te gebruiken bronnen. De analysemethode wordt volledig uit de doeken gedaan in hoofdstuk III. Het volgende hoofdstuk beschrijft de Belgische koloniale geschiedenis en de nationale en internationale toestand na de tweede wereldoorlog. Deze achtergrondinformatie is immers onontbeerlijk voor dit onderzoek.

            Het tweede deel bevat de praktische uitvoering van de theorie. De kwantitatieve analyse behelst de studie van de uiterlijke kenmerken van de berichtgeving aan de hand van tellingen en grafieken. De kwalitatieve analyse bestaat uit een inhoudelijke studie van het bronnenmateriaal. Van iedere gebeurtenis wordt een korte feitengeschiedenis opgesteld op basis van literatuur. Hierbij merken we op dat de meeste boeken op zekere hoogte geďnspireerd zijn op de media of op persoonlijke ervaringen. Alhoewel de werken een zekere afstand nemen van de gebeurtenissen, zijn ze niet objectief. Er is altijd een bepaalde interpretatie van de feiten aanwezig. Wij geven die meningen weer zonder er verder op in te gaan. Onze aandacht gaat immers uit naar de visie die de verschillende kranten vormen en de manier waarop ze die overbrengen aan hun lezerspubliek. Het is wel mogelijk dat een opinie uit de pers getoetst wordt aan een citaat uit een boek. Maar dit gebeurt echter in een zeer beperkte mate.   

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] E. Juchtmans analyseerde in haar licentiaatverhandeling de onafhankelijkheidsdag en de woelige periode nadien tot 14 januari 1963. JUCHTMANS, E., Kongo na de dekolonisatie (1960-1963). Analyse van de verslaggeving in de nationale en internationale pers: De Standaard, Le Soir, Le Peuple, Le Monde, The Times en The New York Times. 1999.